Adieu, welvaart?
De geschiedenissen van de kosmos, die van het leven en tenslotte ook die van het mensdom, zijn weliswaar niet precies gekend, maar onze hypothesen benaderen de werkelijke gang van zaken waarschijnlijk goed genoeg om daarover te kunnen zeggen dat zij alles behalve rechtlijnig, gepland of doelgericht verlopen zijn. Alles wat gegroeid is, lijkt daarentegen veeleer de vormen aan te nemen van de takken aan de bomen: er zit wel een zeker patroon in, maar niemand is in staat om te voorspellen waar de volgende scheut zal ontkiemen en of dan die twijg naar links of naar rechts zal nijgen, of hij naar boven zal reiken of veeleer ter aarde neer zal buigen. Wij kunnen zeggen hoe een eik eruit ziet en we kunnen hem herkenbaar tekenen met potlood op papier, maar van geen enkele individuele, echte boom zijn wij in staat om de vorm van ook maar één van zijn takken te voorspellen. Hetzelfde geldt voor gezichten van mensen: een oneindig aantal gezichten kunnen we vanuit onze verbeelding tekenen, ragfijn en nauwelijks te onderscheiden van foto's, zodat niemand die ze bekijkt, kan weten of het de portretten zijn van mensen die ook echt bestaan, die echt hebben bestaan of die ooit zullen geboren worden. Op dezelfde manier kunnen landschapschilders door Simon Vinkenoog bejubelde wolkenvelden in olieverf op doek creëren en weidse landerijen, heuvelruggen en bossen die nergens bestaan, bestonden of ooit zullen te betreden zijn. Landschappen, maar ook huizen en steden, torens en onderzeeërs, vissoorten en zelfs gevleugelde paarden. Wat niet bestaat, kunnen wij niettemin verzinnen, maar van wat verzonnen wordt, kunnen wij vaak niet zeggen of het al dan niet kòn bestaan. En dat komt precies doordat wij helemaal onwetend zijn omtrent die al dan niet vermeende 'wetten' welke de mogelijkheden en de noodzakelijkheden verbonden met al wat is, zouden regelen. Daarom ook kunnen wij met betrekking tot de toekomst enkel gissen, waarbij we ons dan ook meestal gewoon ver-gissen. Edoch, andermaal: over bepaalde zaken kunnen wij het min of meer eens zijn, en dat is ook inzake een welbepaald onderdeel van onze geschiedenissen het geval.
Mensen zijn dieren die circa twee miljoen jaar geleden rechtop zijn gaan lopen. Schijnbaar hulpeloos en naakt, uiterst kwetsbaar en aangewezen op allerlei kunststukken, zoals kledij, huizen en allerlei infrastructuren, anders dan door de natuur gegeven, wordt al in de oudste mythen over onze soort gezegd dat bij haar schepping alle andere dieren hartsgrondig huiverden: ze sloegen een kruis avant-la-lettre. Maar niet alleen de andere diersoorten hoefden de mens te vrezen, want hij bleek alras op de koop toe nog de ergste vijand van zijn eigen soort. Dat betekent het wanneer gezegd wordt dat de meeste mensen niét omkomen ingevolge ziekten of een natuurlijke dood: zij sneuvelen in zelf gestichte economische en andere oorlogen, of ook nog door individuele, al dan niet acute agressie tegen zichzelf.
Nog vers in het geheugen - tenminste in het geheugen van diegenen die nog konden genieten van het regime dat het vak geschiedenis toestond in de scholen - ligt het tijdperk van de (West-)Europese kolonialisatie sinds de vijftiende eeuw waarin, grosso modo, het Noorden via zeeroutes en aanvankelijk ook middels houten schepen, het Zuiden leeg roofde van grondstoffen maar ook van mensen, welke dan op de markt werden verkocht. (*)
(*) In 1415 veroverden de Portugezen Ceuta in Marokko, zogezegd in het teken van de strijd tegen de Moren en zij maakten ook nederzettingen in West-Afrika, Amerika en Azië. De Spanjaarden palmden Cuba en Hispania in alsook het rijk van de Azteken in Midden-Amerika en dat van de Inkas in Zuid-Amerika, waarna zij op de Filipijnen en de Caraïben plantages exploiteerden middels in Afrika gekochte slaven. In 1596 veroveren de Nederlanden Java en andere gebieden in Azië, Afrika en Amerika. In 1607 palmen de Engelsen Noord-Amerika in maar daar ontstaan opstanden en in 1776 worden de grondslagen gelegd van de USA. Engeland drijft ook handel met India sinds 1757 maar Afrika wordt nog grotendeels ongemoeid gelaten omwille van de wildernis en de woekering van tropische ziekten. In de 19de eeuw gaat het Europees bevolkingsoverschot zich vestigen in kolonies in Amerika, Australië en Kaapstad. Na de afschaffing van de slavernij worden de kolonies waardeloos maar het kolonialisme breekt door en houdt voor dat beschaafde volkeren het recht hebben om onderontwikkelden te exploiteren, wat ze doen in naam van de beschaving en de christianisering. Frankrijk koloniseert Afrikaanse staten; België, onder Leopold II, annexeert Congo; de V.S. palmen Hawaï in.
Deze wereldwijde roof nam gigantische proporties aan, de rijkdommen die zij voortbracht waren exuberant. Maar zo ook de na-ijver en, perfect voorspelbaar omdat weinigen in staat zijn om de weelde te dragen, ontvlamde in het Noorden de waanzin van de grote oorlogen die dan ook wereldoorlogen werden genoemd. Dezen speelden zich vrijwel uitsluitend in het Noorden af, het waren immers oorlogen onder de rijken, waarbij het uiteindelijk draaide om al dat gestolen goed, en zij maakten ettelijke miljoenen slachtoffers. (**)
(**) In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vielen 15 à 17 miljoen doden onder de soldaten en de burgerbevolking. Telt men daar de slachtoffers bij op van de Spaanse griep die uitbrak in 1918, dan komt het dodental op 119 miljoen. In de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) sneuvelden 50 à 70 miljoen mensen, waarvan twee derden burgers waren. Van die burgers werden er 11 miljoen vervolgd en systematisch omgebracht in uitroeiingskampen.
Een algemene walg volgde op die spektakels met een nasleep van eindeloze kerkhoven waarop kruisjes, evenzeer als alle andere consumptiemiddelen in massa geproduceerd, en wrange naweeën die slechts door een algemeen verbeten, bitter zwijgen konden worden onderdrukt. De roof ging echter gewoon door, nu efficiënter dan ooit tevoren, want middels modernere apparatuur en infrastructuur. Het politieke luik moest niet onderdoen want deze diefstal werd voortaan ook goedgepraat en ging ongestoord zijn gang onder de welbekende noemer van 'ontwikkelingshulp'.
De luxe explodeerde als het ware in de zogeheten 'golden sixties', welke een verschijnsel waren van uitsluitend het noordwestelijk halfrond: de jeugdigen wilden zich dringend distantiëren van de voorgaande generaties die zij beschuldigden van hebberigheid en roofzucht maar tegelijk soupeerde diezelfde jeugd ook de ganse roversbuit in een handomdraai op. De rijkdom werd bovendien niet langer besteed aan stichtende zaken zoals opvoeding en ontwikkeling, maar zij ging in steeds grotere porties naar de aanschaf van drugs, zodat het goud, behalve een rode, ook een zwarte kleur kreeg. In het systeem van de hebzucht geldt immers de regel dat uitsluitend het rendement, het goede bepaalt terwijl welhaast niets het rendement van de drugshandel overtreft.
Drugs, tot snoep verworden voedsel, tot lawaai verworden muziek en tot verfklodders degenererende schilderijen. Opvoeding moest opkrassen ten voordele van entertainment, omdat ook scholen niet aan de wet van de vrije markt ontsnappen en de weg van de geringste weerstand de meest succesvolle blijkt - althans op korte termijn. In de hippiebeweging vermengde zich het allerbeste wat het leven en de culturen kunnen bieden - zoals kunst en mystiek - met het meest jammerlijke op aard, zoals drugsverslaving. Het afgrijselijke vroeg de schoonheid ten dans die niet weigerde omdat zij ook de goedheid in zich had. De domheid ging een gesprek aan met de wijsheid welke zich verkeek op de simplismen waar zij, uit principieel doch - objectief beschouwd - misplaatst respect, verborgen schatten achter zocht. De malafiden deden met gemak de lichtgelovigen in de doekjes en het sprookje van De wolf en de zeven geitjes herhaalde zich.
Wat bleef, was een protest tegen het onrecht dat op den duur diegene die zich daarmee verrijken wilde, vanbinnen aanvreet en uitholt, totdat nog slechts een droge korst overschiet die verpulvert, wegspoelt met de regen en verdwenen is alsof hij nooit bestaan had. De herverdeling van de rijkdommen werd een hoofdgerecht op het menu in het rijke Noorden, maar allerlei alibi's deden de goede voornemens stollen zodat zij niet werden uitgevoerd doch plannen bleven: louter vormen, schetsen en plaasteren beelden welke thuishoren in musea voor hedendaagse kunst. Als antwoord daarop herhaalde zich de millennia oude geschiedenis van de vleespotten van Egypte, en nooit geziene volksverhuizingen gingen van start, dit keer van Zuid naar Noord en van Oost naar West. In een tijdspanne van nauwelijks enkele decennia en dus binnen één enkel mensenleven observeerbaar, kregen in de Noordelijke steden de straten letterlijk een andere kleur. Eerst verdwenen de blonde haren en vervolgens verdonkerde de huidskleur en alle rassen vermengden zich onderling in een feest dat nog in de sixties was ontketend. Maar daar bleef het vanzelfsprekend niet bij.
Egalisering van de rijkdommen betekent ook egalisering van de armoedes: Europa, aangedreven door de persoonlijke hebzucht van egoïstische politici, hief alle grenzen op. Door geen enkele wet beschermde werklui pikten tegen hongerlonen de jobs van rijke westerlingen in. De werkloosheid nam toe evenredig met het zwartwerk, wat eigenlijk neerkomt op een overgang van sociaal beschermde arbeid naar een systeem van louter schnabbels zoals de havenarbeiders het altijd hebben gekend: men biedt zich aan in de ochtend op de markt, men wordt op zicht gekeurd en aangenomen voor één dag, ofwel afgewezen. Geen ziektekosten, pensioengelden, vakantiegelden, kinderbijslagen of, wat dacht u, zwangerschapsverloven voor vaders: Poolse bouwvakkers die van de stellingen naar beneden vallen, worden ongezien vereeuwigd in het beton van funderingen waarop gebouwen rusten die daar binnen honderd jaar nog zullen staan, geheel onbekwaam om te spreken, zodat hun huurders onwetend moeten blijven omtrent het feit dat zij eigenlijk de bewoners zijn van reuzezerken. Terug naar de middeleeuwen en naar de slavernij. De beul gaat onder de hakbijl.
Het analfabetisme neemt alom toe, en niet in het minst onder de rijken, die immers over voldoende geld beschikken om ook die inspanningen die het leren lezen, schrijven en rekenen vergen, af te kunnen kopen, want zo ver gaat de gemakzucht uiteindelijk, die zoals elke andere ondeugd van bij de aanvang haar eigen ondergang in zich draagt. Steeds meer mensen zijn tegelijk financieel rijk en cultureel arm: zij hebben geld om wereldreizen te maken maar verder dan de zonnestranden reikt hun interesse niet, van de cultuurgeschiedenis hebben zij zo goed als geen benul en zij bekennen zonder blozen dat ze nooit een boek lezen. Mensen werken hard teneinde op den duur op hun lauweren te kunnen teren en niets meer hoeven te doen en op die manier zijn ze slaaf van zichzelf, maar ook meester. Opgesplitst in meester en slaaf is elke welvarende westerling aldus niet langer een individu - 'individuum' wil zeggen: 'ondeelbare eenheid' - maar voortaan een tweevoud of een 'dubbelmens', die wekelijk twee keer een grondige gedaanteverandering ondergaat: eenmaal de maandagmorgen en een tweede keer op vrijdagavond. Meestal voltrekt zich die transformatie in het klein ook dagelijks: eenmaal 's morgens als de wekker rinkelt en een tweede keer om vijf uur als het werk erop zit. Het individuum daarentegen is voltooid verleden tijd: de landbouwer die leefde met zijn trekpaard, die geen afscheid nemen kon van zijn land en die, stokoud, op zijn prachtige akkers doodviel, is niet meer. De smid die luidkeels zong om het verzengende vuur te bezweren en die ijzer smelten deed en het omsmeedde tot ploegscharen zoals zijn voorouders hem dat naar het voorbeeld van Hephaestos sinds de aanvang van de ijzertijd hebben voorgedaan, hamert en zingt niet meer: zijn aambeeld is nu hedendaagse kunst geworden en trekt de aandacht van stedelingen met behandelde neuzen, geverfde haren en bijgewerkte borsten in door gangsters uitgebate musea.
In weerwil van haar heiligste principes wordt China kapitalistisch, Europa en de Verenigde Staten zijn via een gedwongen protectionisme ongewild aan de heroprichting begonnen van het ooit door hen zo fel bestreden communisme. Gehoorzamend aan de meest algemene wet van het bedrog, hadden de twee hadden zich immers al opgesplitst in, enerzijds, een kern en, anderzijds, een daaraan volstrekt tegengestelde buitenkant of een façade, waarbij Chinezen alleen nog qua façade communistisch zijn doch in wezen grondig door het gouden kalf bezeten en Europeanen het kapitaal niet langer kùnnen dienen om de heel eenvoudige reden dat ze het niet meer hebben. Het Oosten springt zwart Afrika bij en sluit pakten met Arabische mogendheden om aldus volop uit alle bodemschatten - kostbare ertsen maar ook olie - te kunnen putten. Zuid- en Midden-Amerika staan op, alle pogingen om deze opstand neer te slaan - incluis de zogenaamde 'Mexicaanse griep' - van zich af schuddend. En terwijl alle aardbewoners naar adem snakken en een volgende zondvloed dreigt, ruziën de grootmachten - zoals ze zichzelf onverdroten blijven noemen - voor het eigenaarschap van Noord- en Zuidpool en van de woestijnen op de Maan en op Mars.
Het wordt steeds moeilijker om het allemaal op een rijtje te krijgen en voorspellingen te gaan doen - dat leren ons ook de weerman en de weervrouw die met hun predicties zelfs het volgende uur niet meer geloofwaardig kunnen halen zodat zij hun uitspraken al even bizar en wendbaar moeten laten klinken als die van de Pythia te Delphoi, drieduizend jaar geleden. Dat alles wellicht ingevolge het gebruik van steeds meer gesofisticeerde wetenschappelijke en technische apparatuur. De toren van Babel heeft, zoals voorhanden ligt, een hoofdrol in dit ganse theater en toneel waarvan de schrijver steeds angstvalliger en dringender wordt gezocht. Het is dan ook steeds meer het theater van de tegendoelmatigheid, het drama van de ondeugden die precies dankzij dit kenmerk, ondeugden zijn, hetwelke de poppen van de wereld aan het dansen zet. De chaos is vooralsnog onvoltooid en totdat hij voltooid zal zijn, zal de orde tegenspartelen, precies zoals de vis dat doet die nimmer op het droge stranden wil, zoals de stervende zich vastklampt aan het leven en zoals de hoop op leven, het leven zelf is en volstrekt niets minder is dan dat. Misschien zal de welvaart hier verdwijnen, hij zal wispelturig zijn en blijven, schichtig van hier naar daar vluchten, alle onheil wijs ontwijken of, integendeel, zijn eigen ondergang bewerken - wie zal het tenslotte zeggen? Want zijn woorden zijn nog niet koud of ze worden door het tegendeel gelogenstraft - zo wispelturig is de wereld en zal hij beslist ook blijven.
Maar zeg nu eerlijk: is dat uiteindelijk geen goede zaak, dat onze toekomst, net zoals het weer, zich nimmer grijpen of voorspellen laat? Dat elke ochtend weer een verrassing kan worden geboren en dat het absoluut ondenkbare klaarblijkelijk een eeuwig leven toegewezen kreeg? Is het geen geluk dat elke volgende haverklap geheel onkenbaar blijft tot op het ogenblik dat hij zich voordoet? Meer nog: dat hij ook dàn geheel en al mysterie blijven zal? Hoe arm zouden wij niet zijn - men trachtte zich de jammer voor te stellen - indien wij wisten wat ons morgenvroeg te wachten stond en ook de dag daarna, het jaar dat volgen zou en, verder nog, indien wij wisten waar ons leven zelf een eind zou nemen, en ook de wereld, die beslist na ons nog verder draaien zal?
(J. B., 12 juli 2009)
|