Oplichters:
aldus beroven de rijken de armen
De
raaf en de vos is een van de mooiste (dieren)fabels van de
zeventiende-eeuwse Franse schrijver Jean de La Fontaine (die zich
inspireerde op de Helleense Aesopus en Phaedrus en op de Indiase
Pañcatantra) en het illustreert met brio wat oplichting is. "Meester
raaf zat in een eikeboom", aldus het eerste vers van het
gedicht. "Hij klemde in zijn bek een heerlijk brokje Gouda"
en de vos spreekt hem aan met "Doctor honoris causa"
, hij vleit: "Als
ook uw stemorgaan zo mooi is als uw veren, dan moet toch ieder dier u
als een feniks eren!" De
raaf begint te zingen, de kaas valt uit zijn bek en de vos is ermee
weg. (1)
De
oplichter maakt gebruik van de zwakheden van zijn slachtoffer (in het
geval van de onderhavige fabel is dat de ijdelheid) en hij licht zijn
slachtoffer op, hij tilt hem als het ware van de grond, hij doet hem
zweven, spiegelt hem een droom voor waarin die gaat geloven. De
bekendste Belgische oplichter was wellicht Jean-Pierre Van Rossem met
zijn 'Moneytron' waarmee hij zogezegd de koers van de beurs kon
voorspellen en zijn slachtoffers werden uiteraard verblind door hun
eigen hebzucht.
De
meest schrijnende vormen van oplichting treffen mensen die in een
noodsituatie verkeren, die daardoor met de rug tegen de muur staan en
geen andere 'oplossing' zien dan wat de oplichter hen voorhoudt:
uitgeprocedeerde asielzoekers schenken hun fortuin aan
mensenhandelaars; zogenaamde 'helderzienden' ontfutselen kapitalen
van mensen die wanhopig een vermist kind proberen op te sporen;
'wonderdokters' maar ook allerlei religieuzen ontfermen zich mits
'vrijwillige schenkingen' over het lot van ongeneeslijk zieken.
Soms
worden aan mensen fictieve ziekten, gevaren of bedreigingen
aangepraat die dan door aan te kopen producten kunnen worden afgewend
en de meest bekende Belgische oplichter in dezer is wellicht
ondernemer Marc Coucke met zijn op de gsm-toestellen te bevestigen
stukje metaal dat ziekmakende straling onschadelijk zou maken - een
farce die toentertijd het televisiejournaal haalde.
Minder
zichtbaar en derhalve veel schadelijker zijn echter de
geïnstitutionaliseerde vormen van oplichterij. Frappant zijn de
gevallen van cliëntelisme in scholen waarbij opvoedelingen feitelijk
tot klanten worden herleid die moeten renderen ten koste
van hun onderwijs en waarbij het
onderwijzend personeel door de directie onder druk wordt gezet om de
lat inzake de aan leerlingen te stellen studie-eisen zo laag te
leggen dat in de praktijk het getuigschrift quasi zonder inspanningen
bekomen wordt, waarbij dan verondersteld wordt dat de meerderheid van
de leerlingen gemak boven kennis verkiezen en waarbij gehoopt wordt
dat met deze 'troef' de concurrentie de loef kan worden afgestoken,
wat dan allemaal wordt aangemoedigd met het argument, gericht aan het
onderwijzend personeel, "dat elke leerling anderhalf lesuur
waard is". (2)
Nog
minder zichtbaar is de meest grootschalige oplichting die de hele
bevolking betreft en waarbij via in de eerste plaats de politici, het
recht van de sterkste wordt gediend en waar met andere woorden de
rijken leven op kosten van de armen terwijl dit door gesofisticeerde
monetaire en subsidiaire systemen wordt voorgesteld alsof het
tegendeel het geval was.
Men
zou het hier kunnen hebben over pensioengelden die grotendeels door
de rijken worden opgeslorpt omdat die veel langer leven dan de armen
of over allerlei sanitaire voorzieningen waarvan armen geen gebruik
kunnen maken omdat de remgelden alsnog te hoog zijn, wegens
onwetendheid ook of omdat de zorg met twee snelheden werkt. Maar
beperken we ons hier tot een goed zichtbare en concrete
aangelegenheid.
Met
gemeenschapsgelden worden parken en pleinen aangelegd, groene zones
met lommerrijke dreven, bossen, weilanden, sport- en speelterreinen
en dat allemaal in zones waar alleen de rijken kunnen wonen omdat de
prijs van de bouwgronden er de pan uitrijst. Principieel of dus in
theorie zijn deze (vaak peperdure en immer door de staat onderhouden)
faciliteiten voor alle burgers toegankelijk maar in de praktijk zal
uiteraard geen enkele bewoner van een armtierig flatgebouw in de stad
het in zijn hoofd halen om dagelijks zijn ochtendwandeling te gaan
maken tien kilometer verderop in de lanen en de bossen waar de meer
begoeden hun optrekje (lees: hun villaatje of hun kasteel) hebben. Die
verplaatsing is te duur voor armelui, tijdrovend ook en dus praktisch
onmogelijk. Komt daarbij dat de vandaag als paddenstoelen uit de
grond rijzende zogenaamde 'burgerinformatienetwerken' of
'burgerwachten' weliswaar clandestien maar met de feitelijke steun
van de plaatselijke politici op een quasi legale manier het deze
wandelaars die alsnog gebruik willen maken van hun genoemde rechten,
onmogelijk maken omdat zij hen vrijwel straffeloos kunnen
stigmatiseren als 'verdachte personen'. Gezeten burgers alarmeren de
politie die in een mum van tijd arriveert en die aan de wandelaars
vraagt wat ze daar te zoeken hebben, aangezien zij daar inderdaad
niet wonen...
Het
door een meerderheid van armen betaalde maar door een kleine
minderheid van rijken genoten territorium is nog het makkelijkste
voorbeeld van deze vorm van oplichting. Nog minder zichtbaar immers
zijn de gemeenschappelijke faciliteiten met een abstracter karakter,
zoals allerlei infrastructuren waarvan armen geen gebruik maken omdat
zij er vanwege hun armoedige toestand niet eens voor in aanmerking
komen: universiteiten, musea, kunstzinnige happenings, bibliotheken
en nog meer dergelijke voorzieningen: zij zijn alleen louter
theoretisch voor iedereen toegankelijk; in de praktijk worden zij
betaald door de armen maar genoten door de rijken.
En
dan hebben we het nog helemaal niet gehad over ons gesofisticeerde
monetair systeem dat in staat blijkt om de ganse bevolking te foppen
zoals men een ezel fopt door hem een wortel voor de neus te hangen.
Stoute tongen beweren zelfs dat aan de trucs die hier aan de orde
zijn, zelfs meester-oplichters zoals Jean-Pierre Van Rossem niet
kunnen tippen.
(J.B.,
17 augustus 2022)
Verwijzingen:
(1) De
fragmenten zijn ontleend aan een uitgave van een bloemlezing in
Nederlandse vertaling bij Davidsfonds/Clauwaert, Leuven 1994,
getiteld: Fabels van La Fontaine. Over leven, liefde en dood,
(Bijeengelezen door Jan van den Berg),
pag. 43.
(2) Van
die frauduleuze praktijk was de auteur dezer directe getuige en
werden toentertijd door hem dienaangaande artikels in de media
verspreid.
|