Men hoeft het niet onder stoelen of banken te steken dat men een hartsgrondige hekel heeft aan het wilde kapitalisme en aan de tomeloze macht van het geld dat immers niets ontziend ganse bevolkingsgoepen van de kaart veegt, maar een heel ander paar mouwen is het wel als men niettemin de vrijheid hoog in het vaandel voert, want kapitaal en liberalisme worden al te vaak over dezelfde kam geschoren, terwijl zij eigenlijk meermaals elkaars vijanden zijn.
Om voor de hand liggende redenen is de ode aan de vrijheid dikwijls in strijd met het vergunnen van al te veel krediet of vrijheid aan het kapitaal: echt liberalisme heeft immers de menselijke vrijheid op het oog, terwijl het ongetemde geldspel de menselijke vrijheid maar al te vaak fnuikt.
Het liberalisme op zijn best brengt autoregulerende mechanismen voort die zich zelfs gaan manifesteren op het vlak van de ethiek: mijn vrijheid gaat tot waar die de vrijheid van de ander in de weg staat. Die grondregel is simpel maar diep, zelfs Kantiaans: "Doe nooit aan een ander wat ge niet wilt dat een ander u aandoet". Dit gebod is zelfs socialistisch, want authentiek solidair, en zo blijkt menselijke vrijheid geen louter individuele aangelegenheid te zijn, doch per definitie een maatschappelijke verworvenheid.
Menselijke vrijheid verdampt echter algauw van zodra middels allerlei regelgevingen massa's mensen voor de aap worden gehouden met allerlei beloften, dat wil zeggen: met uitstel van behoeftebevredigingen terwijl niettemin alle laattijdige inspanningen en betalingen onmiddellijk worden bestraft. En het geldwezen leent zich als geen ander tot de vestiging en de woekering van dergelijke onmenselijke praktijken, want de jacht op geld heeft niet de samenleving doch het met anderen concurrerende individu als ultieme motor.
Een authentiek liberalisme, en dus een ideologie die de menselijke vrijheid huldigt, kan daarom niet zo individualistisch zijn als vandaag meestal wordt voorgehouden en het libertanisme ligt daarom niet in haar verlengde maar wel helemaal aan de overkant.
Bovendien is een authentiek liberalisme allerminst ideologisch 'rechts': in een tijd waar men voortdurend de hete adem in de nek voelt - en niet alleen die van gevestigde machten maar evenzeer die van quasi onzichtbare drukkingsgroepen en die van geheel verborgen terroristen, gaat men letten op wat men zegt en doet - niet met de eigen aandacht maar met die van deze drukkingsgroepen.
In een tijd waarin men aldus niet meer denkt met het eigen hoofd, doch met dat van heel vaak volslagen onbekenden waarvan men slechts twee dingen weet, namelijk, enerzijds, dat zij 'meekijken' of 'meeluisteren' en, anderzijds, wat zij van elkeen verlangen of wensen af te dwingen - in zo'n tijd is het onderstrepen van het belang van de vrijheid van meningsuiting niet gering. Die vrijheid betreft dan immers allang niet alleen meer de uiting van een (individuele) mening: ze gaat ook over wat men nog mag denken en doen - een 'mogen' dat, veel sneller dan men denkt, in een 'kunnen' verandert.
In feite is een kapitalistisch liberalisme, een liberalisme dat de trappers kwijt is. De individuele vrijheid van eenieder houdt immers op waar het personalisme, dat vrije samenwerking mogelijk maakt, wordt verstikt door vormen van collectivisme waarin via allerlei duistere krachten, alleen maar druk wordt uitgeoefend en slavernij wordt in de hand gewerkt. Geld heeft geen gezicht en leent zich daarom ook uitstekend tot het in de hand werken van dit kwaad. En geld heeft de kleur van bloed. Authentiek liberalisme en kapitalisme blijken onverenigbaar.
Jan Bauwens, Serskamp, 4 juni 2008