Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
28-12-2024
Sibelius Vioolconcerto
Sibelius Vioolconcerto
Over het lot van de mens - 21. 28 december
Over het lot van de mens
21. 28 december
Vandaag is het de dag van de Heilige Onschuldige Kinderen die werden vermoord door de potentaat Herodes; zij stierven in de plaats van het Kerstekind en worden daarom als martelaren vereerd. Zonder het te weten, gaven zij hun leven om de weg vrij te maken voor de Verlosser. Dat God dit toelaat, toont aan dat het lot van deze kinderen niet te betreuren valt, wat wel het geval is met betrekking tot het lot van Herodes en zijn medestanders. Zij hebben gekozen voor de wereldse macht en de prijs die zij daarvoor betalen is niet het leven van de onschuldige kinderen maar hun eigenste zielenheil: zij moeten de eeuwigheid in met onafgebroken het beeld van de onschuldige maar dode kinderen voor hun ogen. Niemand kan twee heren dienen, niet God én Mammon.
(J.B., 28 december 2024)
Over het lot van de mens - 20. Opstand
Over het lot van de mens
20. Opstand
De huidige wereld is verdeeld, gepolariseerd. Het lijkt erop dat er een arm stuk wereld is en een rijk en dat het rijke stuk ook rijk is omdat het teert op wat eigenlijk aan het arme stuk toekomt. Gedurende vele eeuwen heeft het noorden onder de voorwendsels van christianisatie en beschaving het zuiden onderworpen en beroofd en dat onrecht blijft zich handhaven. Wat zekere neoliberalen beweren over een aan het kapitalisme te danken vooruitgang waarvan uiteindelijk iederéén beter zou worden, is de reinste onzin, het is een uitvlucht om door te kunnen gaan met graaien. Bovenop de plundering is het vranke goedpraten daarvan het ten hemel schreiend onrecht dat oorzaak is van het uitbreken van een derde wereldoorlog.
Waar samenwerking plaats moet maken voor concurrentie (concurrentie is de motor is van het kapitalisme, een voertuig dat zich met hoge snelheid te pletter rijdt) ontstaat monopolievorming, wat betekent: een overwicht in het voordeel van de sterkste en dus een onevenwicht van het geheel, zo niet de oprichting van een mondiaal totalitarisme door de totale uitschakeling van de zwakkeren (- beter te typeren als degenen die zich ervan weerhouden om onrecht te plegen). Het is bovendien bijzonder cynisch dat daar waar de zwakkere gespaard wordt, dit sinds oudsher gebeurt met het oog op het supplementaire voordeel dat de potentaat daar nog uit haalt: het leven der verslagenen wordt gespaard als zij zich nuttig maken voor hun overheersers. De nazi's verkochten naast de huizen, de kleren en de schoenen, ook huid en haar van de in de concentratiekampen vergaste joden. De wet van de jungle kan een natuurlijk gegeven zijn - menswaardig kan men haar niet noemen.
Onder het voorwendsel van christianisatie heeft het noorden het zuiden onderworpen en beroofd maar in het zuiden zijn de mensen niet langer bereid om een 'beschaving' te accepteren die via het prediken van barmhartigheid, van hun kinderen hongerlijders maakt. Die uitbuiting hebben Karl Marx en Friedrich Engels aangekaart, uiteraard kregen zij, zoals ook vroeger nog de abolitionisten die de slavernij bevochten, de wind van voren vanwege de slokops maar wie honger lijden, kunnen uiteraard niet bij de pakken blijven zitten. De allesverslinders trachten alsnog hun hachje te redden middels het gif dat demonisering heet: de hongerigen worden verketterd en moeten verslagen worden. De rijken worden door hun bazen opgeroepen om tegen de door hen verdrukten die opstandig worden, ten strijde te trekken maar of wie blasé zijn ook nog bereid zijn om zich voor de verandering eens niet naar een megafuif te begeven maar naar het oorlogsfront, valt nog te bezien. De overschakeling naar de oorlogsmodus is een proces dat tijd vraagt en vooral ook drastische ingrepen. Potentaten begrijpen dat mensen niet uit hun slaap te krijgen zijn zolang zij honger en kou moeten ontberen. Werkloosheid en recessie zijn door de overheden in de hand gewerkte condities waarmee zij de ingeslapen massa moeten wekken. Maar die condities ondermijnen uiteraard tegelijk de slagkracht van het op te richten leger, wat tot bijzonder moeilijke evenwichtsoefeningen noopt. Gekoppeld aan de onbekwaamheid en de onbetrouwbaarheid van de huidige, door vriendjespolitiek aan de macht gekomen leiders (denk maar aan de notoire leugenaar1 die onlangs tot navobaas gekozen werd), leiden wat huzarenstukjes moesten worden, tot lachwekkende optredens van de machthebbers, met mededelingen aan het volk in de stijl van: “Zorg ervoor dat u wat water, een zaklamp en een radio op batterijen in huis haalt, en van die dingen.”
Over het lot van de mens - 19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
Over het lot van de mens
19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
Het noodlot of het lot betreft een eindpunt waaraan niet te ontkomen valt. Het doel betreft een mikpunt dat moet nagestreefd worden en dat dus ook gemist kan worden. Onbestemdheid heeft te maken met de afwezigheid van doelen en van een noodlot, al kan men dan ook zeggen dat onbestemdheid ons lot is.
Het noodlot is vooral in de Helleense tragediespelen van de partij, samen met het geloof dat elke poging tot verzet tegen het noodlot, dit alleen maar in de hand kan werken, wat tegendoelmatigheid heet of contraproductiviteit. En de mening dat men derhalve maar beter laat begaan, is fatalisme, soms defaitisme.
Van fatalisme is bijvoorbeeld sprake in het hindoeïsme: in het gesprek dat de boogschutter Arjuna in de eerste verzen van de Bhagavad Gita heeft met de god Krishna, stelt Arjuna de zin van het geweld in vraag maar de godheid antwoordt hem dat de strijd zijn plicht is en dat hij die moet volbrengen met onverschilligheid tegenover het lot. Echter, in zijn aanklacht van de holocaust, meer bepaald in het geschrift “Is dat een mens?” bestempelt Primo Levi de onverschilligheid als een nog groter kwaad dan de Shoah zelf. Net zoals Arjuna deden de uitvoerders van de moordpartijen in de Holocaust hun plicht: “Befehl ist Befehl”. Tegen de intuïtie in, lijken gehoorzaamheid en plichtsgevoel, verantwoordelijkheid uit te sluiten: wie zichzelf ondergeschikt maken aan andermans wil, verloochenen de eigen vrijheid, wat onmenselijk is en dus geen deugd kan zijn. Het lijkt er op dat gehoorzaamheid en plicht alleen goed zijn voor wie de bevelen uitdelen. Dat vloekt alweer met de overtuiging dat het opleggen van zijn wil aan de ander pas goed kan zijn waar men het goed van de ander beoogt maar daar rijst dan de vraag of men wel weet wat goed is voor de ander, met andere woorden duikt daar het probleem op van het paternalisme: mag men vader spelen ofwel god, als men dat niet is? Een vader is vader; een moeder, moeder: zij geven, als zij authentiek zijn, hun leven voor hun kroost. Politici zijn dat niet, zij wenden iets voor dat ze niet zijn, ze liegen en dat weten wij met zekerheid omdat ze willen betaald worden voor hun toneel, als ze niet al aan het graaien gaan. Wie het problematisch karakter van deze zaken erkennen, belanden sowieso in paradoxale situaties. 'Antwoorden' vinden alleen wie de kritiek negeren maar dat is het zich onttrekken aan het licht der waarheid.
Teleologie of de leer van de doeleinden vertrekt van het geloof dat alles van bij het begin een doel of een bestemming heeft. Het teleologisch denken is eigen aan de filosofie van Aristoteles en het werd overgenomen door de christelijke theologen. De christelijke (maar ook de joodse en de islamitische) eschatologie of de 'leer van de laatste dingen' verwijst naar de eindtijd en de berechting van de mens, het 'laatste oordeel'.
De kritiek op de teleologie luidt dat zij in feite geen antwoord geeft omdat steeds weer kan gevraagd worden naar het doel áchter het doel. Aan christelijke maatschappijen die werken met ultieme doelstellingen kan men verwijten dat zij het feitelijke heden opofferen aan een uiteindelijk onbestaande toekomst. Vanuit die kritiek wordt dan bijvoorbeeld het onderwijs niet langer gezien als een voorbereiding op de toekomst maar als een doel op zichzelf. Als een zeker spel plezier verschaft, waarom dan nog een ander, vaak 'hoger' genoemd doel najagen, zo luidt het. Handelingen hoeven niet perse een ander doel te hebben dan zichzelf, het is mogelijk dat zij genoeg hebben aan zichzelf.
Ook hier is de problematiek allerminst simpel omdat het geloof in het bestaan van een einddoel, zin lijkt te kunnen geven aan het leven. Maar men zou ook het omgekeerde kunnen beweren: als er een doel is waarop wij ons moeten richten, zijn wij niet langer vrij (om zelf een doel te kiezen). Waaruit de paradox: zonder vrijheid kan men niet zinvol leven.
Het handelen gehoorzaam aan bijvoorbeeld een traditie, lijkt de mens te bevrijden van de soms onmenselijke druk die gepaard gaat met het persoonlijke, verantwoordelijke handelen wars van tradities, oversten of plichten. Vooral bij mislukkingen komt op de rug van de 'daders' een pijnlijke last te liggen in de vorm van een schuld die niet ingelost kan worden omdat men die aan zichzelf zou moeten betalen, wat echter onmogelijk is. Het zich onttrekken aan plichten wordt daarom hoogmoed genoemd, eerder dan moed, en de bestraffing van die allerhoogste zonde zal immer het eeuwige hellevuur zijn. Maar dat lijkt de prijs die betaald moet worden, wil men de hoop kunnen koesteren op prestaties die de mogelijkheden welke de tradities in petto hebben, kunnen overschrijden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 december 2024)
26-12-2024
Over het lot van de mens - 18. De waarheid in pacht hebben
Over het lot van de mens
18. De waarheid in pacht hebben
Pacht of bruikleen: wie iets in pacht heeft, moet daarvoor een tegenprestatie leveren en meestal is dat een betaling. Er is een verpachter - iemand die een goed uitleent - en een pachter - degene die het leent. Als gezegd wordt dat iemand beweert de waarheid in pacht hebben, wordt gezegd dat hijzelf de pachter is: hij bezit de waarheid niet, hij beweert wel het recht (gekocht) te hebben om ermee uit te pakken. Maar wie is dan de verpachter? Wie is degene die de waarheid in bruikleen geeft aan de pachter?
Uiteraard heeft niemand de waarheid in bezit; de waarheid heeft daarentegen ons allen in bezit. Wie beweren de waarheid in pacht te hebben, liegen; zij pakken uit met een goed dat ze niet hebben. En meestal doen ze dat om daar op de een of andere manier hun voordeel mee te doen.
De katholieke kerk is voor ons het voorbeeld bij uitstek van een instelling die beweert de waarheid in pacht te hebben. Zij noemt zichzelf “de ene ware” en haar hoofd acht zich de vertegenwoordiger op aarde van de schepper van het heelal. Onder dat voorwendsel werd intussen al tweeduizend jaar lang quasi de ganse wereldbevolking bang gemaakt, in de boeien geslagen, gekortwiekt, tot de slavernij veroordeeld ofwel gewoon uitgeroeid. De kerk heeft met de hulp van genieën een leer gefabriceerd om u tegen te zeggen. Het quasi waterdichte Thomisme, gegrond op de filosofie van de eerste kerkvaders die op hun beurt in de leer gingen bij de Hellenen maar ook bij nog oudere culturen, heeft de massa gehypnotiseerd en vervolgens gemanipuleerd. Die betovering heeft gewerkt gedurende millennia, al moet daar onmiddellijk aan toegevoegd worden dat haar beste argument altijd al het geweld geweest is: geen gehoorzaamheid zonder terreur. De leer is bijna perfect en dus fout, zoals elke wiskundige begrijpt, en derhalve dient haar gezag te worden afgedwongen met geweld en dat betekent conditionering.
In hetzelfde vaarwater zitten uiteraard ook alle andere theologieën en wereldbeschouwingen die beweren de waarheid in pacht te hebben: alle afscheuringen van de kerk, het ganse christendom, het jodendom met zijn uitverkorenheid, de islam met haar terreur, het Zoroastrisme, het boeddhisme en het hindoeïsme die het gruwelijke kastensysteem legitimeren, en noem ze maar op, en niet te vergeten ook: het geïnstitutionaliseerde atheïsme. Allen hebben ze de mond vol over het te verachten slijk der aarde en de onstoffelijke paradijzen maar hun vertegenwoordigers lopen allerminst in lompen rond en zij hokken niet in hutten: hun vetgemeste lijven schrijden door marmeren paleizen maar verhullen zich in met gouddraad geborduurde kazuifels, getooid met mijters met daarop opalen waarmee zij de honger uit de wereld hadden kunnen wegkopen en zij laten zich aanspreken met Eerwaarde, Zeer Eerwaarde, Zijne Eminentie en waarom ook niet met Zijne Heiligheid. Als zij vasten (wat zij dan vasten noemen), moeten zij dat aan de hele wereld kond doen; als ze een hoestje hebben, moeten alle gelovigen voor hen bidden; als zij sterven, worden hun lijken gebalsemd en ingepakt in eiken kisten en in marmeren graven in krypten vastgemetseld, in een leugenachtige poging aan het bederf te ontkomen. Aan hun rottend lijk worden alsnog magische krachten toegeschreven, conferatur de relikwieën die bovendien een aardige duit opbrengen.
De kerken, maar ook de ideologieën, de ene nog gekker dan de andere en, niet te vergeten: allerlei dubieuze activiteiten die zich beroepen op de wetenschappen en die, zoals bij uitstek in de coronacrisis bleek, wedijveren met de kerken om de wereldheerschappij. En schieten zij tekort, al die praatjes voor de vaak, dan wordt binnen de kortste keren en onder nog meer fantasmagorische voorwendsels, de massa naar het front gejaagd. Binnen de kortste keren (want wat betekent één generatie in de oneindigheid van de tijd?) vormt zich een kersvers leger gehoorzame burgers aan wie opnieuw in alle talen wordt onthouden waar zij vandaan komen en waartoe zij zullen dienen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 december 2024)
25-12-2024
Het ingebeelde universum (Ludo Noens)
Ludo Noens, Het ingebeelde universum.
In zijn Topica, een der vroegste en grootste meesterwerken uit de westerse filosofie, definieert Aristoteles (684-622 A.X.) het bewijs van een stelling als het zodanig positioneren van het te bewijzene in het geheel van de dingen die reeds aanvaard zijn, dat het uit deze aanvaarde dingen als vanzelf voortvloeit. Een zaak bewijzen is met andere woorden deze zaak aanvaardbaar maken door ze in te passen in het geheel van reeds aanvaarde zaken. Wanneer Ludo Noens in Het ingebeelde Universum suggereert dat "de werkelijkheidswaarde van fantastisch klinkende voorstellingen in de literaire 'shared fictional universes' evenwaardig zijn met die van de huidige mathematisch vertolkte kosmologische modellen”, verwijst hij impliciet naar deze belangrijke waarheid uit de Topica door de twee genoemde benaderingen voor te stellen als “samenhangende mentale constructies, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde denkbeelden en ontwikkelingen.” De zoektocht naar waarheid blijkt een even bijzondere als moeilijke onderneming gelet op het feit dat in het merendeel der gevallen de openheid ontbreekt welke vereist wordt om op een objectieve manier oordelen te kunnen vellen. Die openheid is er vaak niet omdat met de waarheid belangen zijn gemoeid terwijl wie zoeken, behoeftig zijn zoals iedereen en derhalve afhankelijk van broodheren, van een publiek, van succes, van oordelen en van verwachtingen. Als ingevolge hoge welvaart, gemakzucht van de partij is en de tijdsgeest neigt naar kleinburgerlijkheid, zelfvoldaanheid en arrogantie, ontstaat een oneigenlijke onderscheidingsdrang, gekenmerkt door allerlei vooroordelen en gevoed door privileges, die dan resulteert in oneerlijkheid en aldus ook in leugenachtigheid. De waarheid is dan heel ver zoek, partijdigheid is troef, het contact met de aarde of de ernst van het leven dringt niet langer tot de geesten door en de realiteit verwordt dan tot een spel, de beschouwing en de beschrijving ervan zijn kaduuk, vooringenomenheid laat wat zich aandient als een queeste, reeds van op voorhand stranden. Bijzonder aan het werk van Ludo Noens is nu dat het bewuste gebrek daarin ontbreekt, wellicht mede doordat bij deze auteur de vertekenende autoriteitsgevoeligheid geheel afwezig lijkt, wat hem de zeldzame vrijheid verschaft van die geesten die het niet aan hun hart laten komen wanneer zij veroordeeld blijken om moederziel alleen door de duizelingwekkende ideeënwerelden te zeilen maar tevens doordat de meester in de fantastiek die Noens ook nog is, niet bang blijkt te zijn om te ver-zeilen. En die laatste onverschrokkenheid heeft hij gemeen met het handvol auteurs dat wars van modes, trends en plichtplegingen, het publiek bij de hand neemt en met zich mee trekt naar ongedroomde plekken, hoog onder het gebinte van het universum van de geest.
In het slothoofdstuk convergeert alles apotheotisch uit “Het ingebeelde universum” van Ludo Noens en het draagt dan ook deze boektitel.
Charles Peirces Synechisme stelt “dat ruimte, tijd en de (…) natuurwetten één eeuwige continuïteit vormen. Het geheel is mentaal of actief bewust van aard; alles - zowel stof als geest - is mind of levend gevoel/bewustzijn.”1 Noens: “(Dit) is een andere formulering van Indra's net.”2 Zowel de realiteit als de theorieën erover zijn uitdrukkingen van hetzelfde. Noens: Het panpsychisme of metafysisch idealisme van Peirce is nu “het academisch debat over de ontologische status van het bewustzijn binnengedrongen.”3 De persoon als knooppunt van toevallige ideeën met als nawerking het (zelf)bewustzijn. De verstrengeling van het waargenomene met de waarnemer (zoals in de Kopenhagense interpretatie van de kwantummechanica) maakt hem verantwoordelijk als uiteindelijke realisator van wat hij kiest uit een oneindige reeks van keuzemogelijkheden. Pierce zegt dat “stof evolueert en interageert zoals algemene gedachten en overtuigingen doen.”4“Stof is gefixeerde, krachteloos geworden mind”5Natuurwetten zouden niet duurzaam zijn maar “aan hoge 'routine' onderworpen mentale processen.”6Zo ook ons lichaam: “Het is de 'semiotische uitdrukking' van het zelf (...)”7 Het lineaire tijdsverloop zou illusoir zijn en een gevolg van onze voorstellingswijze. De kiem van alles ligt in het geheugen- en herinneringsproces zelf.8 Tijd en ruimte zijn één geheel.“Geheugenwerk, gedachte-projecties en zelfrefererende mentale constructies creëren de misleidende indruk dat ons lichaam en alle materie om ons heen geest-onafhankelijk 'ouder worden' of gaandeweg 'ontbinden'.”9
Volgens Stanislav Grof is naast het conventionele leerproces ook kennisvergaring middels directe identificatie mogelijk, wat de westerse cultuur echter verwerpt. Bij die transpersoonlijke ervaringen horen “ervaringen aangaande goden en demonen (…), mythologische gebieden zoals hemelen en paradijzen, en legendarische of sprookjesachtige ontwikkelingen.”10 Vanaf een zeker punt kan de objectieve realiteit niet langer onderscheiden worden van de verbeelding. “Het mahayana boeddhisme zou als oorzaak hiervan de fundamentele Leegte van het verstrengelde Alles aanwijzen.”11En volgens islamoloog Corbin “is de spirituele imaginatie een orgaan van ware kennis.”12 Hij verwijst naar “de mundus imaginalis, de wereld van de mystieke steden zoals Hûrqalyâ, waarin de tijd omgekeerd verloopt en waar ruimte, slechts het uiterlijk aspect van een innerlijke staat, naar wens wordt gecreëerd.”13 Wat doet denken aan de demiurg van Plato. Alsook aan de christelijke gnostiek. Het gaat om eindeloze emanaties van het Absolute, welke steeds weer mislukken en hernomen dienen te worden (zoals ook in de Bijbelse traditie het geval is). Dit multiversum bestaat vandaag ook in de wetenschappelijke kosmologie als “de hypothetische (ingebeelde) verzameling van ontelbare onafhankelijk van elkaar bestaande universa, beeldend beschreven als 'bubbels in een kosmisch bubbelbad'...”14“Het hele universum zou permanent in een vrije kwantum-superpositie verkeren en zich oneindig vertakken in parallelle werelden (…).”15
Verrassend verwijst Noens vervolgens naar het gedicht Eureka! uit 1848 van E.A. Poe, “een visionaire verhandeling 'over het Materiële en Spirituele Universum', boordevol kosmologische ideeën die ver hun tijd vooruit waren. (…) Niet alleen de (cyclische) big-bang theorie (in 1927 gelanceerd door G. Lemaître16) en de zgn. kwantumverstrengeling komen in Eureka! aan de orde, bovendien suggereert Poe dat er in de eindeloze/eeuwige Lege Ruimte 'naast elkaar' best een onbepaalde hoeveelheid fysische heelallen ('clusters van sterrenstelsels') kunnen bestaan, elk met hun eigen cycli, elk met hun eigen centrale scheppende en instandhoudende Godheid! (…) Ooit zal dit werk als revolutionair beoordeeld worden, voorspelde Poe, want 'Poetry and Truth are One. [Opgedragen]' aan de dromers en zij die in dromen vertrouwen als enige realiteit. Aan hen die voelen, eerder dan aan hen die denken'.”17 Bovendien andermaal Ouspensky: “(...) 'Kunst in haar hoogste verschijningsvormen is een pad naar kosmisch bewustzijn.'”18
Noens verwijst andermaal naar de oude hindoegeschriften:“(...) En wie zal er door de wijde oneindigheid van de ruimte de zij aan zij gelegen universa tellen, elk haar Brahma inhoudend, haar Visnu, haar Shiva? Wie kan in hen de Indra's tellen, al die Indra's zij aan zij, die tegelijk regeren in al de ontelbare werelden.'”19 “(...) Er zijn ontelbare universa buiten dit ene, en hoewel zij ruimtelijk onbegrensd zijn, bewegen zij zich als atomen in Jou. Daarom word je onbegrensd genoemd.'”20In de Bhagavad Gita vraagt Arjuna aan Krishna [Vishnu] één keer diens ware, eeuwig, goddelijke gestalte te mogen zien. “Die verschrikkelijke Vishnu-gestalte - 'als duizend zonnen tegelijk' - blijkt het universum en alle leven daarin zélf te zijn, in al haar eindeloze en duizelingwekkende verscheidenheid. Arjuna ziet dan tot zijn ontzetting die grandioze diversiteit en uitgestrektheid samengevat als het lichaam zelf van de 'god der goden': een hallucinante gedaante met ontelbare armen en benen en hoofden en ogen en monden (…) 'Ik ben de tijd die alles verslindt'.”21 De overeenstemming van die hindoetheorie met de moderne kosmologie werd ook bevestigd door Carl Sagan, al schrijft hij dit aan toeval toe.22
En dan komt de geniale vaststelling van Ludo Noens die impliciet verwijst naar Aristoteles' Topica betreffende de ware aard van het bewijs, namelijk die van de evenwaardigheid van enerzijds de 'fantasisch overkomende voorstellingen' en anderzijds de wetenschappelijke, op grond van het feit dat zij beide “samenhangende mentale constructies zijn, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde en ingesloten denkbeelden en ontwikkelingen.”
Dit grandioze boek, “Het ingebeelde universum”, eindigt met een citaat, een perfect toepasselijke passage uit de Scheppingsmythe uit de Rig-Veda van 1500 à 1000 voor Christus...
Verlichte geesten (bodhisattva's) kunnen zich goden inbeelden die dan door “extreem aangescherpt voorstellingsvermogen” even werkelijk worden als wij, mensen, die sowieso al illusoir zijn op zich.1 Die door de tantra yogi 'gevitaliseerde yidam' worden geïdentificeerd met een dubbel van het eigen zelf, het zijn 'gematerialiseerde gedachtevormen', zoals àlle wezens en dingen. Noens: “Tijdens het stervensproces zouden mensen 'met mindere kennis' zich pas echt realiseren dat ze fysiek dood zijn wanneer hun individuele bewustzijnsstroom - of karmisch bepaald cintinuüm van gewaar-zijn - de lichaamloze toestand tussen twee incarnaties bereikt.”2 Bij het sterven van de bedreven yogi, verlaat zijn fijnstoffelijk lichaam het materiële lichaam via de fontanel.
The Hermetic Order of the Golden Dawn haalde in het oosten haar inspiratie voor de creatie van astrale gedaantes. Dr. E.W. Berridge: “(...) Als een mens zich iets verbeeldt, schept hij in feite een vorm op het astraal of zelfs nog hoger vlak; en deze vorm is even werkelijk en objectief voor intelligente wezens op dàt plan, als onze aardse omgeving voor ons is.”3 Bij Aleister Crowley gingen magie en verlichting hand in hand met (moreel, seksueel) grensoverschrijdend gedrag en het gebruik van hashish en psychedelica: “(...) indien dit (seksuele) Geheim, dat een wetenschappelijk geheim is, volledig begrepen zou zijn... zou er geen enkel product van menselijke verbeelding in de praktijk niet gerealiseerd kunnen worden.”4
Het mahayana-boeddhisme vertoont parallellen met het Chinese taoïsme. Het tao is de zelforganiserende zijnsgrond van alles. Russell Kirkland: “(...) men kan zijn leven slechts in wijsheid leven wanneer men leert hoe te leven in overeenkomst met de onzichtbare krachten en subtiele processen, niet op basis van de meer prozaïsche bekommernissen van de samenleving.”5 Noens: Het gaat steeds weer om “dezelfde archaïsche, wereldwijd verspreide archetypische ideeën/beelden, die overigens ook hun weg vinden in de fantastische literatuur.”6
Het Mysterium tremendum et fascinans of het numineuze geheim en gevoel van Rudolf Otto dat dezelfde realiteit weerspiegelt “(...) kan met stoten en stuiptrekkingen plotseling uit de ziel naar voren breken. Het kan ook leiden tot vreemde opgewondenheden, tot roes, vervoering of extase. Het heeft zijn ruwe en barbaarse omgangsvormen en uitingen. En het ontwikkelt zich in het fijne, gelouterde en verheerlijkte. Het kan worden tot het stille en deemoedige sidderen en verstommen van de creatuur voor het - ja waarvoor? Voor wat in onuitsprekelijk geheimnis boven alle creatuur is.”7
Het terugkerend holisme ('alles weerspiegelt zich in alles') weerspiegelt zich in Indra's net, een uitgestrekt net met in iedere maas een juweel dat alle andere juwelen weerspiegelt - zo weerspiegelen zich alle werelden in elkaar. Dat geldt ook voor het mysterie van de tijd en de Chinese filosoof Fazang zegt: “Omdat een ogenblik geen essentie heeft, doordringt het het eeuwige, en omdat lange tijdperken geen essentie hebben, zijn zij volledig aanwezig in één ogenblik... daarom zijn in een gedachteflits al de elementen van de drie tijdsperioden - verleden, heden en toekomst - volledig aanwezig.”8
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: