Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Enige commotie is ontstaan naar aanleiding van de Kersttoespraak van de vorst der Belgen, waarvan ontkend wordt dat hij een welbepaalde politieke partij viseert, terwijl tegelijk de eindredacteur van die toespraak, die premier Di Rupo is, de N-VA "een erg gevaarlijke partij" noemt. Dat klinkt weliswaar allemaal zeer gewaagd, maar als men de uitspraak van Di Rupo volledig citeert, dan zegt hij dat de N-VA een erg gevaarlijke partij is "voor ons land", en wie zou ooit ontkennen dat dit de zuivere waarheid is? Is het immers niet de bedoeling van de N-VA om ons land zoals het nu bestaat, definitief te be-eindigen? Inderdaad, dat is de bedoeling, en het is dan ook waar dat de N-VA erg gevaarlijk is voor ons land, zo simpel als pompwater.
En wat is er dan van de waarschuwingen van de koning over alle partijgrenzen heen - de waarschuwingen voor een terugkeer van het fascisme? Er zijn er warempel die hier hartelijk moeten mee lachen: niet omdat het vergezocht zou zijn om de huidige situatie met de vooroorlogse te vergelijken maar, precies in tegendeel, omdat de vorstelijke waarschuwingen vijgen na pasen waren. Want waar intussen honderdvijfenzestig jaar geleden Karl Marx de arbeiders aller landen opriep om zich te verenigen, met name tegen de uitbuiting door de kapitalisten, zijn het niet de arbeiders geweest die aan die roep gehoor gaven, doch de grootgeldbezitters: zij hebben zich verenigd, en wel in ons aller Europa dat allerminst het onze is doch dat van de rijken, die er nu de armen uitmelken dat het een lieve lust is. Dat de vorst niet behoort tot de armen, hoeft geen betoog en deze toestand is dan ook wat men misschien nog het best een surrealistische versie zou kunnen noemen van het aloude verhaal van de vos die de passie preekt.
Sinds de tweede wereldoorlog is het allemaal erg geëvolueerd maar blijkbaar zijn er nog steeds lieden die niet mee zijn en die zijn blijven denken in termen van landen en streken en naties. Min of meer geletterde mensen weten intussen hoe achterhaald de verhalen van dynastie en democratie wel zijn: zij zijn verkappingen geworden, museumstukken en folklore, en blijkbaar met vooralsnog onverminderd succes schermen zij de eigenlijke gang van zaken voor de ogen van de massa af. Over alle grenzen heen zweren zij immers samen sinds oudsher: eerst de koningshuizen en de zogenaamde edellieden die nooit hoefden te werken en die zich altijd te goed hebben gedaan aan de arbeid van de kudde waaruit zij bovendien onder allerlei voorwendsels de schoonste vrouwen hebben weggeroofd. Vervolgens de patriciërs, de rijken uit de steden, die evenmin werken konden maar die wel het geld hadden om de machines aan te schaffen, bemand door de werkloos geworden vaklui die immers niet konden optornen tegen de massaproductie die ze nu zelf aan gang moesten houden. Tenslotte de bankiers en wie zij dienen, die alle politici aller landen a priori hebben omgekocht - politici die ervoor zorgen dat al het geld in één en dezelfde richting stroomt, met name van de werkende en niets bezittende klasse naar de klasse van diegenen die zich bevrijd wanen van elke plicht en die mét het geld dat zij naar zich toe weten te halen, ook alle rechten inpalmen.
Slechts de grote massa van de blinden argumenteren nog dat er geen concentratiekampen meer zijn en geen vergassingen, want één oog volstaat om te begrijpen dat prikkeldraad en muren overbodig zijn geworden want vervangen door onzichtbare maar evenzeer onsloopbare omhulsels welke de aloude hoop op ontsnapping in de kiem hebben gesmoord alsook het recht daartoe. De Griekse journalist die de namen van de tweeduizend rijkste en belastingenontduikende reders van zijn land publiek maakte, zat weliswaar rap in de cel, maar de onthuller van de intriges in de internationale politiek met wikileaks alsook het kopstuk van het IMF dat naar het Franse presidentschap dong, werden met quasi immateriële middelen geïsoleerd en niemand zal hen ooit nog ernstig nemen - zeer in tegenstelling tot diegenen die levenslang kregen en die hun straf hebben uitgezeten achter ijzeren tralies.
De mens is immers niet langer een natuurlijk dier, hij is een burger, en dat is hij in die mate dat zijn bestaan niet eens erkend wordt als het geen bestaan is op papier. En verder is de burger niet langer iemand die zus en zo handelt, doch iemand die deze of gene job bekleedt, wat in feite niet méér wil zeggen dan dat hij daarvoor een vaak riant inkomen int terwijl hij al het werk dat aan die job verbonden is, vaak laat verrichten door onbestaanden, want dat is wat illegalen in de huidige constellatie zijn. En we spreken hier niet over gangsters: er zijn er die beweren dat de onderaanneming bijvoorbeeld bij de NMBS, met illegalen wordt bevolkt. Op grote schaal doen in privé-bedrijven onbestaanden, die dan immers ook geen sociale bescherming hoeven te genieten en zelfs geen loon verdienen, al het werk dat ooit de zogenaamde gastarbeiders deden uit de boeken van Günter Walraff, de koeters van Stijn Streuvels, de proletariërs waarover Friedrich Engels schreef, de arbeiders in het oostblok, in Afrika of in Azië waar de fabrieken van de grootgeldbezitters staan, die immers verhuizen zoals het hen best uitkomt, van de ene natie naar de andere want, andermaal: die opdeling in landen, streken en naties is al vele generaties achterhaald.
Het toneel waarin het vraagstuk van het nationalisme de hoofdrol speelt, wordt vandaag alleen nog opgevoerd om de aandacht van de massa af te leiden wég van de hoofdrolspelers die er echt toe doen. Zij die aan de touwtjes trekken zijn uiteraard niet zo achterlijk dat zij niet zouden weten dat voor het handhaven van hun positie, de absolute onzichtbaarheid van hun handelen een volstrekte noodzaak is. Zij hebben de mond overvol van transparantie en van open debatvoering maar uitgerekend die openheid mijden zij als de pest en in de praktijk bespelen zij op meesterlijke wijze het grootorgel van de leugens en de illusies welke eigen aan de duivel zijn, alsnog de alleenheerser over deze wereld.
(J.B., Driekoningen en daags nadien, 2013)