Het
licht en de duisternis (deel 2)

In de supermarkt liep ik
hem dit keer letterlijk tegen het lijf en het scheelde geen haar of
een hoge rek volgestapeld met flessen rode en witte wijnen, rosé en
cava viel om maar het bleef bij een muzikaal gerinkel dat eerst luid
klonk zoals kerkklokken van over verre akkers en dan wegstervend
zoals een in de mist verdwijnende stoet met karren vol belletjes van
kristal en zilverwerk. Pas toen het weer stil was en de voor de duur
van enkele seconden tot gipsen beelden geworden voorbijgangers
begonnen weer te leven en verder te wandelen alsof er niets
gebeurd was, herkende ik de dader, de nu wel stokoude Omsk Van
Togenbirger, fel vermagerd als hij was en werkelijk gekrompen tot
amper de helft van de lichaamslengte waarvan ik geloof dat hij die
had bij onze jongste ontmoeting. Hij had mijn gedachten gelezen want
hij zegde prompt:
Maar ook gij zijt ouder
geworden!
Weet ik, zo
antwoordde ik hem, zo lang ik maar niet wijzer word!
Inderdaad, zei hij:
wijsheid is ongetwijfeld een wel heel pijnlijke zaak!
Zo bedoelde ik het
niet, antwoordde ik,
maar wat bedoelt gij dan?
Wijsheid komt pas met de
jaren: men snapt pas hoe de zaken draaien als men oud geworden is en
het helaas te laat is om daar nog iets te kunnen aan doen.
Dat is waar, zo
beaamde ik zijn woorden, en bij wie de wijsheid aan de grijsheid
voorafgaat, worden prompt vermoord!
Gij bedoelt Navalny?
Bijvoorbeeld, ja. Ik
las onlangs zijn politieke levensgeschiedenis en die verschilt
kennelijk amper van deze van de activisten in het westen. Het is een
lange strijd tegen de fraude en de corruptie bij de politici.
De
politiek is een voorwendsel, zo repliceerde Van Togenbirger bitsig:
politici zijn gewiekste commerçanten, legale dieven, zij houden zich
helemaal niet bezig met de staat en met het welzijn van de mensen.
Politici zijn superdieven.
In
Rusland dan toch, zo probeerde ik hem te temperen.
Overal, mijn beste! Gij
weet toch waarom mensen in de politiek gaan?
Vertel het mij!
Commerçanten, fraudeurs
en dieven hebben een veel te lastig leven, dat is de reden. Een dief
moet zorgen dat hij aan een wapen komt, hij moet zijn slaap inkorten
om des nachts op pad te gaan, hij neemt het risico dat hij op
heterdaad betrapt wordt, misschien wordt hij wel neergeschoten op
zijn werk ofwel belandt hij in de gevangenis en hij riskeert
torenhoge boetes. Wie in de politiek gaan, hebben het geld voor het
rapen!
Is dat niet een
beetje kort door de bocht?
Betaalt gij dan geen
belastingen, mijn beste? Geen mens ontsnapt er aan! En hoeveel van uw
zuur verdiende centen vloeien aldus naar de staat? Een derde, zegt
gij? Dat zijn dan alleen de rechtstreekse taksen. Maar op alles wat
men koopt en verkoopt, wordt een tol geheven: op arbeid, eigendom,
voedsel, drank, woongelegenheid en kortom alles wat gij ziet en niet
ziet. En die belastingen belanden op een grote hoop: een geldberg om
het zo te zeggen. Die geldberg, mijn beste, bevindt zich in Brussel,
onze hoofdstad. Rond die geldberg zitten in een wijde kring de
politiekers. En zij bedienen zichzelf, ja, naar believen nemen zij
onophoudelijk briefjes, stapeltjes bankbiljetten van de berg en
vullen daarmee hun zakken. En die berg, mijn beste, en dat is nu het
leuke, wordt helemaal niet kleiner, omdat de toevoer van biljetten
nimmer ophoudt. En als hij dreigt te krimpen, gaan degenen die er
omheen zitten en er hun zakken mee vullen, gewoon nieuwe belastingen
heffen, taksen allerhande met nieuwe en modieuze namen, namen die
bovendien geen tegenstand dulden. Geen nachtwerk meer, geen risico om
geklist te worden door champetters, om boetes toebedeeld te krijgen
of om jaren in een cel te moeten slijten. Straffen zijn ver weg omdat
er helemaal geen getuigen zijn: men hoeft alleen te weten wie
allemaal rond de berg gezeten zijn en graaien en dat volstaat, de ene
immers moet zwijgen voor de andere.
Maar ik zie die
geldberg helemaal niet!?
Dat komt omdat het kwaad
zich altijd en overal verbergt, mijn beste. En de beste plaats om
zich te verbergen, bevindt zich in het volle licht. Lees er maar
Edgar Allan Poe op na, ik geloof dat het in De gestolen brief
is dat hij dit griezelige thema aankaart, dat in feite zou oud
is als de mens zelf. Poe schreef De gestolen brief zo'n
honderdtachtig jaar geleden maar het onderwerp werd reeds in de
oudheid geliefkoosd door de dramaturgen. Maar wees gerust, de
geldberg bestaat echt, en wat meer is: het is nu een put geworden die
er alsnog in slaagt om zich als een berg voor te doen en die warempel
heel wat beleggers lokt met staatsbons en nog vele andere listen, al
is het einde van dat liedje nu in zicht.
Is dat zo?
Ik vrees het, er is
immers niet alleen die berg in onze eigenste hoofdstad want de wereld
telt honderdzesennegentig erkende staten met elk een eigen hoofdstad
en een geldberg. Het is een eigenschap van geldbergen dat zij ook
onderling kunnen concurreren en dat bovendien onafgebroken doen. De
berg in Brussel is een put geworden zoals ook die in Parijs, Berlijn,
London en noem ze maar op, de Europese grootsteden die geloofden dat
zij met hun euro onaantastbaar waren, dat zij, om maar iets te
zeggen, de Amerikaanse dollar een hakje konden zetten. Wat in
Washington dreigde een put te worden, is nu Hocus Pocus weer een
heuse berg dankzij de wapenhandel. In de westerns immers hoort men
alom het refrein dat iedereen doet beven: Uw geld of wat dacht
u van uw leven?
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 februari
2024)
|