Zes
bedenkingen bij de 'zaak' Conner Rousseau
1. Wie brandmerkt
wie en waarom?
Het
brandmerken van een dier of een mens is het aanbrengen met een
gloeiende staaf van een merkteken op de huid van het dier of de mens
met de bedoeling dat het blijvend is en voor iedereen zichtbaar. Zo
kan men een paard brandmerken om het dier te kunnen identificeren als
eigendom van een zekere persoon. Slaven krijgen vaak een brandmerk en
auto's krijgen voor hun registratie een onuitwisbaar nummer in het
staal van het chassis. De identiteitskaart is in feite een brandmerk
dat evenwel niet op iemands huid of aangezicht geplakt wordt maar dan
toch op een afbeelding (een foto) van het aangezicht, waardoor de
persoon geïdentificeerd wordt met een naam, een geboortedatum en
-plaats, een adres, een geslacht, een rijksregisternummer en het
burgerschap van een zeker land. Het doopsel in het katholicisme, dat
volgens de kerkelijke leer een exorcisme is en dat, zoals de
catechismus het zegt, een onuitwisbaar merkteken nalaat in de ziel
van de dopeling, heeft de bedoeling iemand (en dan meestal nog
buiten diens medeweten en wil) te brandmerken als lid van de
katholieke kerk. De schandpaal identificeert publiekelijk en derhalve
eveneens op een onuitwisbare manier een misdadiger met zijn misdaad.
Vaak
mag het volk zijn woede kwijt op de geschandaliseerde die
bijvoorbeeld in het geval van het vergrijp van homoseksualiteit de
aanvallen dikwijls niet overleeft, wat per definitie gebeurt bij
steniging of kruisiging waarbij men aldus voor eeuwig tot zijn
misdaad wordt herleid en vandaag kent men de zogenaamde digitale
schandpaal die kan leiden tot moord of zelfmoord van de
gebrandmerkte.
In
de bovenstaande gevallen is sprake van het brandmerken van individuen
of personen en uiteraard is de impact daarvan onvergelijkbaar veel
groter dan in het geval waar eerder grote groepen of volkeren een
naam opgeplakt krijgen door een enkeling. Correcter uitgedrukt: een
enkeling is helemaal
niet in staat om
een volk te brandmerken en zo hij dit ogenschijnlijk alsnog doet, is
zijn opzet tot mislukken gedoemd, beseft hij dat ook heel goed en kan
zijn uithaal alleen maar gelabeld worden als een vorm van gekscheren.
Zo kunnen de Hollanders er glimlachend hun schouders bij ophalen
wanneer zij er door bijvoorbeeld een cursiefjesschrijver spottend aan
herinnerd worden dat zij gierigaards zijn, al zal men het
voorzichtigheidshalve wel hebben over zuinigheid. Daarentegen: waar
een welbepaald persoon, een enkeling, wordt opgezadeld met het stigma
van vrek en aldus te kijk gezet wordt ten aanschouwe van de hele
wereld, is uiteraard sprake van een misdaad van een heel andere orde.
In
het eerste geval gaat het om een 'aanval' van een enkeling op een
(grote) groep waartegen hij sowieso niet opgewassen is en waarbij die
enkeling eerder als dapper dan als misdadig zal bestempeld worden
terwijl in het laatste geval een hele groep de aanval richt op één
persoon, die daardoor even weerloos wordt als de man aan de
schandpaal. De massa die een enkeling aan de schandpaal ketent,
straalt geen dapperheid uit maar veeleer lafheid.
De
aanval van een enkeling op een groep krijgt echter een wat ander
karakter wanneer die enkeling een politicus is die zich tot een grote
menigte richt, zoals in het geval waar Adolf Hitler het Duitse volk
toespreekt. In huiselijk verband hoeft de politicus dan weer niet
meer zo voorzichtig te zijn als bij de uitoefening van zijn job omdat
hij zich daar helemaal niet richt tot een menigte van burgers maar
eerder tot familieleden, vrienden of collega's van wie overigens
bekend is dat zij om zich te 'ontspannen' al eens grappen over zaken
waar eigenlijk helemaal niet mee te lachen valt, zoals leraren,
zorgverleners of toppolitici doen wanneer zij geconfronteerd worden
met quasi hopeloze gevallen die alsnog remediëring vereisen:
uitspraken in dat verband zijn uiteraard niet gemeend maar vrienden
zullen elkaar nooit pakken op hun woorden en die gevallen zijn
veeleer verwant met zelfspot dan met spot of stigmatisering.
Conner
Rousseau verklapte eerder in een interview dat hij zich opgejaagd
wild voelde en te oordelen naar de situatie waarin hij
gemanoeuvreerd werd en geblokkeerd geraakte, is hij dat
ontegensprekelijk: hij zit in een hoek gejaagd en moet de voor een
politicus bijzonder pijnlijke vernederingen slikken van zowat
iedereen, gaande van zijn 'slachtoffers' (de Roma), wat weliswaar
begrijpelijk is (zolang geen sprake is van 'ziektegewin'), over zijn
collega's (die hem veroordelen, maar dan vooral, zoals destijds
Pilatus die zijn handen in onschuld waste, om zelf buiten schot te
blijven), tot zijn rechters die hem andermaal vernederen met
enerzijds de therapie die zij hem zelf opleggen - de confrontatie met
de genocide van de Roma - en die een beetje doet denken aan de
bestrijding van een mug met een canonbal en anderzijds de
verplichting om in therapie te gaan bij misschien wel een psychiater
waardoor zij hem nillens willens brandmerken als ziek of gestoord. De
associatie van gestoordheid met een van de norm afwijkende
seksualiteit is gauw gemaakt door een publiek dat het nog minder nauw
neemt met de feiten dan de rechters doen.
Waarmee
helemaal niet gezegd is dat het publiekelijk stigmatiseren van mensen
geen misdaad zou zijn maar er is een verschil tussen het bewust en
gepland toespreken van een publiek en het gekscheren onder vrienden
dat publiek gemaakt wordt door met een verborgen camera gewapende
lieden die iemands woorden uit de context rukken en die ze bovendien
tegen diens wil op straat gaan uitbazuinen. Is het dan niet wettelijk
verboden om in een publieke ruimte een mens herkenbaar te
fotograferen en zijn foto dan publiek te maken? En geldt hetzelfde
dan niet met betrekking tot wat iemand in eigen kring en niet voor
het publiek bedoeld, zegt? Een kroeg is uiteraard geen slaapkamer
maar het is nog veel minder een Tv-studio en wat men er ook van zegt:
uitgerekend dat hebben zekere lieden daarvan gemaakt. Het is
overigens duidelijk wie de daders zijn van deze wel bijzonder gemene
en moordende list waarmee ze er alvast in geslaagd blijken om hun
slachtoffer helemaal van streek te maken en het is ook duidelijk wat
hun motivatie zijn mag, in acht genomen het feit dat sinds de opkomst
van de politicus in kwestie bij het volk de overtuiging is gaan leven
dat Conner Rousseau binnen de kortste keren wel eens onze jongste
premier ooit zou kunnen zijn.
2.
Grove nalatigheden vanwege de rechtsstaat
In Antisemitism
(1948),
het eerste deel van haar 'trilogie',
getiteld: The Origins of Totalitarianism
uit 1951,
besteedt
Hannah Arendt uitgebreid aandacht aan de zaak Dreyfus. Alfred Dreyfus
was een Frans-joodse legerofficier die in 1894 valselijk beschuldigd
werd van spionage voor de Duitsers en gestraft met degradatie en
deportatie naar het Duivelseiland. Twee jaar later toonde
luitenant-kolonel Picquart aan dat de bewijzen tegen Dreyfus
vervalsingen waren en dat de echte spion een legercommandant was.
Edoch, een antisemitische militaire overheid verwierp Dreyfus zijn
onschuld. Mede onder invloed van J'accuse
van Emile Zola
die Dreyfus verdedigde, brak een schandaal uit dat de Fransen
polariseerde. In een nieuw proces werd Dreyfus tot tien jaar
gevangenisstraf veroordeeld en pas in 1906 werd de zaak als een
gerechtelijke dwaling erkend. In 1908 werd nog een aanslag gepleegd
op hem door een antisemiet die door de jury prompt werd
vrijgesproken. Later noemde president Chirac het proces een poging
tot het aanwakkeren van de Jodenhaat.
Joden, Roma en
homoseksuelen zijn de meest in het oog springende voorbeelden van
gehate en derhalve vervolgde en benadeelde minderheidsgroepen.
Minderheden worden sowieso gediscrimineerd maar vanaf het ogenblik
dat een hatende massa haar gelijkgestemde politici in het zadel heeft
gehesen, verschijnt daar ineens ook nog het mandaat
om het leven van de meest kwetsbaren ook met wettelijke middelen
onmogelijk te maken: de massa hijst haar Führer
in het zadel en de reeds middels demonisering ontmenselijkte mensen
worden voortaan door de politie
opgepakt en nu ook fysiek massaal omgebracht in zogenaamde
concentratiekampen.
Het antisemitisme, de
vreemdelingenhaat en de intolerantie tegenover holebi's is nu terug
van 'weggeweest', wat hier uiteraard betekent weg uit de wet
want met semi-legale en legale middelen worden heden opnieuw
campagnes opgestart tegen de aloude zondebokken. Ook in de 'zaak'
Conner Rousseau glipt de wapenstok het toneel naar binnen, hier in de
gedaante van de verborgen camera, de bodycam van een gemeentelijk
politiekorps dat een door het 'gewone volk' op handen gedragen
politicus, uiteraard gevreesd door de gesettelde potentaten, op de
hielen volgt zoals inderdaad gebeurt met opgejaagd wild: zij volgen
hem tot net niet in de slaapkamer om dan te doen waarop het strengste
verbod geldt: in de openbaarheid gooien wat privé is.
Toegegeven, het is niet
helemaal privé wat men in zijn vrije tijd op café vertelt maar
mocht men alle mensen in de nog resterende volkse
communicatiegelegenheden die de kroegen tenslotte zijn, met camera's
op de hielen zitten, dan kon de complete bevolking van dit land in
gedwongen therapie en moesten alle openbare gebouwen herschapen
worden tot Dossin-kazernes. Bovendien kan men niet gaan keuvelen in
de kroeg zonder te consumeren; men kan daar ook water drinken, dat is
waar, op smaak gebracht met chocoladerepen.
Tenslotte is alcohol een
harddrug en dat het goedje alsnog door de wet kan worden toegelaten
op café, is te danken aan een bijkomende wet die mensen alsnog tegen
de drankduivel beschermt door de cafébazen te verplichten om er op
toe te zien dat de klanten niet dronken worden, of tenminste: dat zij
zich niet in die mate bezatten dat zij niet meer weten wat zij doen
want dan vormen zij een gevaar voor zichzelf en ook voor anderen.
Waar de waard zich kennelijk niet kwijt van deze plicht, zijn er
gebeurlijk alsnog agenten van de politie aanwezig om dit vast te
stellen en in het geval van de 'zaak' Conner Rousseau bewijzen zij
middels de opnamen van hun eigen bodycam niet zozeer dat de politicus
zatteklap vertelt maar in de eerste plaats dat zij het in weerwil van
hun plicht hebben nagelaten om een dronken man in bescherming te
nemen tegen het gevaar dat hij voor zichzelf is en mogelijkerwijze
ook voor anderen.
De situatie herinnert
aan de Dreyfus-affaire omdat zij exemplarisch is voor de
hardnekkigheid waarmee een aan de macht zijnde overheid, hiertoe
aangezet door haat, haar ongelijk verdedigt tegen beter weten in.
Niet alleen de gemeentelijke politie is betrokken maar ook het
gerecht, de politici, de media en de ganse bevolking, zelfs bijna in
de mate waarin de hele wereld betrokken werd in de pandemie-affaire
(ironisch genoeg zozeer verdedigd door de mentor van de hier
besproken politicus) welke een hypocriete miljardenfraude verkapt
waarvan het bedrieglijke karakter uiteraard pas binnen vele jaren het
licht zal mogen zien.
3. Alles
van waarde is weerloos
Achtenzestig
jaar geleden overtrad in een toen nog onvrij werelddeel een zwarte
vrouw de wet en met deze 'misdaad' veranderde zij de wereld: in 1955
pleegde Rosa Parks verzet door de weigering haar zitplaats op de bus
aan een blanke af te staan en aldus herschiep zij mede een
apartheidsstaat tot het Amerika van de gelijke rechten. Toentertijd
schreven velen de authentieke politica een criminele inborst toe maar
binnen de kortste keren werd zij geroemd om het revolterende karakter
dat voor staatslui onontbeerlijk is. Vandaag is daarvan nog heel
weinig te zien: het gros van de politiekers blijken ordinaire
windhanen die zoals Pilatus de voor onze toekomst broodnodige
uitzonderingen op de regel geheel onterecht doch prompt en
gewetenloos veroordelen.
Wie
een tekst schrijft, maakt eerst een kladwerk met potlood en gom en
het papier wordt quasi onleesbaar van de vele doorhalingen en
verbeteringen van taal- en andere fouten. En dat voorbereidend werk
is een privézaak:
een schilder verdraagt geen publiek totdat zijn doek helemaal af is,
een auteur laakt lieden die azen op zijn recept en een chef-kok laat
niet in zijn potten kijken. Hoe omvangrijker en belangrijker de te
leveren prestatie, des te groter de ruimte vereist voor prospecties,
probeersels en proeven. Vaklui schuwen pottenkijkers als de pest maar
in hun blinde na-ijver vallen bemoeials vandaag de laboratoria van de
meest creatieve mensen binnen, gewapend met domme camera's:
veiligheid eerst, zo schreeuwen zij het als helden uit en de meest
elementaire vrijheid, onontbeerlijk voor de scheppende geest, moet
het bekopen; het genie wordt opgeofferd aan de middelmaat, alles
van waarde is weerloos.
Dit
eeuwig kersverse vers van Lucebert betekent vandaag dat de mens wordt
omgebracht op het altaar van het gouden kalf. Straks herstart in het
mondaine Parijs het megacircus van de Olympische Spelen waarbij alle
kinderrechten ten spijt, een onschuldige jeugd andermaal massaal
wordt geofferd aan de vlaggen van de naties: enkelingen schitteren op
het schavot in de muziek der sferen waartoe hun volkslied door de
gelegenheid wordt verheven maar een meerderheid belandt in diepe
depressies, gegraven door een veeleisende doch inerte massa.
Kind-atleten moeten de eerzucht van hun presidenten bevredigen en de
economische belangen van hun natie -
brood en spelen
- zoals kindsoldaten, naar het front gedreven onder een bangelijk
getrompetter en het vervloekte nationalisme van een slappe vlag. Een
moedige doch veel te vroeg uit de zandbak weggerukte en tot krijgers
herleide jeugd betekent dwangarbeid voor kinderen en doet denken de
slachtoffers van pooiers, het hoofd op hol gebracht met drugs om te
kunnen renderen. De oude krokodillen, belust op jong bloed, dat hun
als masker moet dienen om stemmen te trekken en fortuin te maken:
goudhaantjes, zo heten zij hun 'beschermelingen' met wiens leven zij
spelen - hun geluk zal hen worst wezen.
Het
weze herhaald: als Conner Rousseau een racist is, dan kunnen wij met
zijn allen aanspraak maken op de titel van paus van Rome.
4. Non
posse peccare
Het
effect van het alziend oog op het gedrag van wie er door in de gaten
worden gehouden is ons niet alleen welbekend uit George Orwells 1984
maar ook vanuit wetenschappelijk oogpunt: mensen neigen ertoe om hun
gedrag aan te passen aan de wensen van degenen door wie zij
gecontroleerd worden omdat controle en manipulatie een en hetzelfde
zijn. Manipulatie is er niet zozeer in de verordening of in het
opleggen van regels, wat in dat spel uiteraard een onmisbare factor
is, maar veeleer in de controle uitgeoefend met het oog op de
naleving van die regels alsook in het bestaan van afdoende sancties.
Dit is zo omdat machthebbers helemaal niet geïnteresseerd zijn in
wat mensen geloven
maar wél in wat zij belijden.
De
geloofsbelijdenis maakt een katholiek tot wie hij is en uiteraard
doet hij nooit wat hij zegt maar daartoe dient dan ook de biecht die
hem uiteindelijk binnen de kerk houdt en die ervoor zorgt dat zij
haar leden niet verliest. Machtig zijn degenen die in staat zijn om
anderen ertoe te dwingen te belijden dat de leugens die zij hen
vertellen, de waarheid zijn. Controleren is gebieden en zij die
werkelijk gecontroleerd worden, gehoorzamen dan ook aan hun
bevelhebbers. Tenzij zij revolteren.
Nu miskijkt menigeen zich alras op het plaatje want
de controle die op Rousseau wordt uitgeoefend is niet zozeer die van
de bodycams der flikken maar deze van wie de man met de dood
bedreigen. Het is immers een heet hangijzer en een publiek geheim dat
de straffen van de maffia deze van de wetten van het land waar die
zich heeft genesteld, in hun schaduw stellen. Het slachtoffer
gehoorzaamt met andere woorden aan de allerstrengste controleur,
hierbij in de eerste plaats gehoor verlenend aan een wat andere vorm
van de aloude spreuk dat men het woord spreekt van hem wiens brood
men eet: iemand spreekt het woord van degene die zijn leven in de
hand houdt want bedreigt. Aan deze waarheid geeft Rousseau al dan
niet bewust uiting door de bodycams waarmee de wetsbewaarders hem te
lijf gaan, te negeren. Er zijn nog een meute controleurs van een heel
ander kaliber aan de slag, zo zou zijn gedrag hen duidelijk moeten
maken maar zij hebben er geen oren naar, zij negeren het kwaad en zij
beschuldigen veel liever het slachtoffer, wat in dit soort zaken
altijd de tactiek is omdat dit de weg is van de geringste weerstand.
De controleurs van het andere kaliber werken niet met
waarschuwingen en boetes, vraag dat maar eens aan Karel Van Noppen,
of is die doodeerlijke man dan voor helemaal niets gesneuveld? Zo
moeilijk is het om in het voetspoor van helden te treden, dat ook
vandaag nog alle koeien in alle weiden van dit land aan bodybuilding
lijken te doen. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen, zo zeggen
sommigen maar waar haalt men dan het recht om een man te stenigen die
er niet direct in slaagt om het summum van het heldendom te evenaren
en die zich daar bovendien ook nog eens uitgebreid en herhaaldelijk
voor excuseert? Want het gaat hier meer bepaald en ontegensprekelijk
over een dreiging die ook in de jaren dertig van de voorbije eeuw aan
de orde was en die nu weer gans Europa in de tang heeft en misschien
wel de hele wereld, kijk maar naar de koers die Rusland vaart en
Indië, weldra het meest bevolkte land op aarde.
Met de hete adem in de nek van neonazi's en
kortstondig maar zeer zeker levensreddend vluchtend in een roes en
zich de angst negerend alsnog begevend in de open wereld waar men
door het allergrootste gevaar van heden vogelvrij verklaard werd en
derhalve in de kijker loopt van een geweer dat onafwendbaar aan het
lot van de genoemde, gewetensvolle vee-artskeurder herinnert, doet
men allicht een kleine toegeving aan het adres van de belagers en
zegt men, misschien alleen maar om zijn vel te redden, dronken in het
duister van een nachtelijke kroeg: inderdaad, die en gene lieden zijn
hier vreemd, zij moeten worden beteugeld want zij zien er
schrikbarend bedreigend uit - en nog enkele van die uitlatingen die
aan elkeen zullen duidelijk maken dat men het helemaal niet menen
kan. Alleen zij hebben er geen oren naar: zij die allang zaten te
azen op de kop van de man die hen op één been voorbij spurt in de
wedloop die alras van wal zal steken om de strijd te beslechten die
nu voor de deur staat: de strijd tussen de toekomst en de
middeleeuwen.
5. De
moordende eenzaamheid van de vogelvrij verklaarden
Op
14 november l.l. kon men in het VRT-nieuws lezen: In
Mexico is Jesús Ociel Baena, de eerste openlijk non-binaire
magistraat in Latijns-Amerika, thuis do od teruggevonden. Baena was
een belangrijke voorvechter van LGBTQ-rechten op het hele continent.
De doodsoorzaak wordt nog onderzocht.
Het gebeurt steeds vaker, mensen die vermoord worden omdat zij
opkomen voor hun rechten en de oorzaak is haat - in dit geval:
homohaat en homofobie.
Het is een feit maar het wordt vaak uitsluitend door
de slachtoffers ervaren: LGBTQ-mensen worden gepest en vervolgd. Al
te vaak is homohaat een consequentie van fanatiek geloof: heel wat
moreel in de steek gelaten burgers hebben nood aan een houvast en
eenmaal zij die denken te hebben, is dat hun heilige zaak die
derhalve tot elke prijs zal worden verdedigd. Godsdienstwaanzin biedt
een zeker comfort aan de waanzinnigen zelf maar is tegelijk een
gevaar voor alle 'ketters'.
Er is een tijd van
vrede en er is een tijd van oorlog,
aldus citeerde onlangs de Israëlische president Benjamin Netanyahu
de Bijbel om het geweld jegens de Palestijnen te verantwoorden. En
met Genesis
1:27 - Man
en vrouw schiep Hij hen
-
worden homo's wereldwijd gedemoniseerd, wat dan homofobie en ook
homohaat niet alleen mogelijk maar tevens noodzakelijk maakt want
waar ruimte gegeven wordt aan homoseksuelen, zo gelooft men althans,
geven zij een voorbeeld dat vloekt met het woord Gods, zouden deze
'handlangers van de duivel' wel eens navolging kunnen krijgen en
worden derhalve de zielen van anderen in gevaar gebracht.
Dat
een van de belangrijkste bronnen van homohaat de katholieke kerk is,
leidt geen twijfel en al haar recente en zeer plaatselijke
gebarenmakerij in het ijle om haar vel te redden ten spijt, blijkt
haar genadeloosheid tegenover holebi's bijvoorbeeld al van zeven
eeuwen geleden uit de verzen 24 tot en met 42 van de Veertiende Zang
van de Hel
(Inferno)
van het allegorische epos van Dante
Alleghieri (1265-1321): De
Goddelijke Komedie:
Weer andren liepen
zonder ooit te rusten. (...) En traagzaam dwarrelde over heel de
vlakte/ een zee van vuur, in grote en dichte vlokken,/ (...) dat op
de grond nog gloeide,/ (...) zo daalde hier deze eeuwge
vlammenregen,/waardoor het zand als tonder onder vuurslag/ ontvlamde,
om dus het lijden te verdubblen./ En nimmer was er rust voor 't
razend dansen/ der arme handen, die nu hier, dan ginder/ het vuur dat
nimmer uitdooft van zich sloegen.
De
Florentijn Dante hield zich overigens ook in met de politiek in het
Italië van zijn tijd, onder meer maakte hij daar deel uit van het
bestuur van een volkspartij, de Capitano
del Popolo. In
1302 werd hij door zijn politieke tegenstanders veroordeeld, De
Goddelijke Komedie schreef
hij in ballingschap (1307-1321). De weldoener werd verraden en
verguisd omdat hij met kop en schouders boven de massa uit stak en zo
deelde hij het lot van vele groten voor en na hem, van Socrates, die
tot de gifbeker veroordeeld werd op beschuldiging van heiligschennis
en jeugdbederf, tot de Gekruisigde van Nazareth, door zijn apostelen
verraden, Nelson Mandela, Aleksej
Navalny en noem maar op: Nihil novi sub
sole...
Zoals Dante's werk getuigt, is de katholieke kerk
hier sinds oudsher de motor achter de demonisering en de vervolging
van homo's maar religies zijn niet de enige bron van homohaat: naast
het geloof is er ook nog het bijgeloof en behalve de religies zijn er
ook nog de niet te tellen ideologieën met hun belachelijke
stereotypen die de complexe realiteit simplificeren met niet alleen
lachwekkende maar vaak ook dramatische gevolgen voor zowel aanhangers
als verwerpers van de theorieën in kwestie. Mensen neigen ertoe zich
te wapenen tegen de realiteit door pogingen te ondernemen om die naar
hun hand te zetten. Soms lukt dat wel tot op zekere hoogte en dan
spreekt men over wetenschap en techniek maar waar men
onwetenschappelijk te werk gaat, komt het magische denken ten tonele
en gaat men vlotjes over tot het excommuniceren van zekere sociale
categorieën, bij voorkeur minderheden, zondebokken voor zowat alles
wat niet naar wens verloopt. Op die manier ontstond de nu
exemplarische geschiedenis van de 'heksen van Salem' waarbij
onschuldigen werden veroordeeld en gedood omdat een wat achterlijke,
bijgelovige dorpsgemeenschap hen omwille van uiterlijke, fysieke
kenmerken voor 'heksen' hield.
Wij leven weliswaar niet meer in de middeleeuwen maar
(onder meer) op het internet bieden allerlei vormen van bijgeloof
alsook velerlei ideologieën een houvast aan vooral jongeren wiens
hunker daarnaar vaak door sociaal miserabele omstandigheden maar even
vaak door een overmaat aan welvaart onbevredigd blijft. En in feite
bestaan hier geen onschuldige vormen van bijgeloof en van magie omdat
leugens sowieso altijd gevaarlijk zijn: toentertijd gingen armelui
met hun zieke kinderen bij de eerwaarde om die door hem te laten
'belezen' en vandaag vraagt een vrouw met kanker raad aan een
handlezer die haar vertelt dat zij in uitstekende gezondheid
verkeert, waardoor zij een tijdig bezoek aan de dokter mist.
Nu
de laatste getuigen van de holocaust dood zijn, verhindert de door de
opsluiting van de ouderen in de hand gewerkte, vaak volstrekte
afwezigheid van het langetermijngeheugen dat de alarmbel gaat
rinkelen wanneer steeds grotere groepen mensen zich gaan vermeien in
een mentaliteit die polarisering bevordert en het huldigen van
stereotypen. Nog erger wordt het waar zij overgaat tot het opnieuw
aanbidden van uitgerekend die demonen die luttele generaties geleden
van de wereld een hel maakten door de
natuur een handje te helpen,
wat neerkwam op brute genocide op basis van pseudowetenschap en
verkapt als 'zuivering'. De opmars van het neonazisme en het
identitair denken is een vaak totaal onderschat kwaad met een
doortastend werkelijkheidsgehalte waarvan in een wereld van
vereenzaming en egoïsme behalve de daders, vaak enkel de
slachtoffers weet hebben en daar ook moeten voor vrezen, vooral dan
als zij tot zekere 'risicogroepen' behoren.
Het is een bekend gegeven uit de psychopathologie dat
pesters er voor zorgen dat zij niet worden betrapt en dat hun
slachtoffers worden beroofd van elke mogelijkheid om het geweld tegen
hen (op een geloofwaardige manier) kenbaar te maken, waardoor zij tot
een quasi volkomen hulpeloosheid veroordeeld zijn. Vaak weten de
slachtoffers door wie ze gepest worden maar zij beschikken niet de
mogelijkheid om daar bewijzen van te leveren; ze vertellen niet wat
er aan de hand is uit angst niet geloofd te worden en hun angst is
terecht omdat de pesters sowieso meer zelfzekerheid hebben dan hun
slachtoffers en derhalve als geloofwaardiger overkomen in geval de
zaak ter sprake zou komen.
Het behoort niet tot de leefwereld van
buitenstaanders en daarom ook begrijpen zij niet wat het betekent om
te moeten leven in de voortdurende angst voor pesterijen. Dat geldt
echter in een nog veel grotere mate voor wie doodsbedreigingen
ontvangen omdat de lafhartige daders zich daar sowieso verborgen
houden: wie met de dood worden bedreigd moeten ongeacht wie
beschouwen als hun mogelijke moordenaars en de uiteraard prioritaire
bezigheid van de eigen beveiliging (vaak zonder hoop op hulp van
derden) slorpt alle energie en aandacht op zodat het leven tot een
louter overleven wordt herleid met als enige zekerheid het uitzicht
op een gewisse totale uitputting, ogenschijnlijk al te dikwijls
uitmondend in zware ziekte of zelfmoord.
6. De
sublieme chantage en de mythe van Sisyphus
Althans
volgens de joods-christelijke mythologie die samen met de Griekse
mede aan de basis ligt van onze westerse cultuur was de mens
oorspronkelijk een goddelijk want naar
Gods beeld en gelijkenis geschapen
wezen
dat echter verleid werd door de duivel om tegen de Schepper in
opstand te komen, waarna het viel, zijn goddelijkheid verloor en
sterfelijk werd. Sinds dat ogenblik regeert de duivel over de mens en
zijn wereld en een parabel uit het Nieuwe Testament verhaalt hoe
naast de mens ook nog de Godmens door de duivel werd verleid: na een
vastenperiode van veertig dagen en nachten bracht Lucifer Christus
naar de woestijn: Als
u de Zoon van God bent, beveel dan die stenen in broden te
veranderen., zo gebood hij Hem maar Jezus
weigerde: Er staat geschreven: De mens
leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de
mond van God.
Vervolgens
nam de duivel Hem mee naar het hoogste punt van de tempel: Als
u de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat
geschreven: Zijn engelen zal hij opdracht geven om u op hun handen
te dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.
Maar
Hij weerstond ook deze tweede verzoeking: Er
staat ook geschreven: Stel de Heer, uw God, niet op de proef.
Dan
nam de duivel hem mee naar een hoge berg en toonde hem alle
koninkrijken van de wereld in al hun pracht: Dit
alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij aanbidt.
Daarop
zei Jezus tegen hem: Ga
weg, Satan! Want er staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God,
vereer alleen hem.
Later
geeft Christus aan de apostel Petrus, samen met de macht om zonden te
vergeven, de macht over de toegang tot het paradijs: Gij
zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen (...) Ik
zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen (...).
Wanneer Fjodor
Dostojevski in 1879-'80 in zijn parabel, De
grootinquisiteur van Sevilla, een
raamvertelling in zijn De
Gebroeders Karamazov, Christus
andermaal ten tonele laat verschijnen, herinnert hij aan deze teksten
en voert aan dat de katholieke kerk het werk van Christus gelooft te
hebben verbeterd vanuit de wetenschap dat misschien wel een kleine
groep van uitverkorenen maar niet de hele mensheid waartoe zij zich
richt, in staat is om in de voetsporen van de Heiland te treden: de
kerk plooit voor de wil van Lucifer, geeft aan de mens zijn dagelijks
brood, zegt wat hij moet en laten en regeert de wereld. En Christus
heeft zich daarmee niet meer te bemoeien daar Hij aan de kerk zijn
macht uit handen gegeven heeft; niemand kan derhalve wereldse macht
verwerven zonder de knieval voor het kwaad. Het kwaad chanteert het
mensdom.
Mythen zijn
verhalen maar zoals de levenservaring ons diets maakt, overklast hun
fictie vaker alle feiten omdat zij de genen van de geschiedenis zelf
blijken te zijn: de kern, gevat in een schijnbaar sprookje, dat
alleen maar ontplooien kan op de wijze zoals het werd geprogrammeerd,
zoals ook elk levend wezen zijn genetisch programma uitvoert tegen
wil en dank - Ge kunt van een
ezel geen koerspeerd maken, aldus
verantwoordt zich de vertegenwoordiger van de paus van Rome jegens de
teruggekeerde Heiland die Hij vervolgens verjaagt onder de bedreiging
Hem anders andermaal te zullen kruisigen.
Het geluk van de bozen
is een
realiteit, de wereld is aan de durvers, wie geen bloed aan de handen
willen, zullen het aardse rijk niet beërven, de pikorde is een
piramide met aan de top de massamoordenaars, aan de basis vindt men
alleen maar de 'onnozelen' in de betekenis van 'onschuldigen', zij
die niet (willen) weten of beamen dat het kwaad regeert in de
'civitas terenna'.
De katholieke
theologen maken zich sterk met de woorden die Jezus richt tot
Nicodemus:
Zozeer
heeft God de wereld liefgehad dat hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven
heeft om ons te verlossen
maar
zij lijken de verzen te vergeten die daar op volgen en die herinneren
aan de proloog van het Johannesevangelie: Het
licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden de duisternis
meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren (...) uit vrees dat
(hun) werken openbaar gemaakt worden. (...)
En
valt uit deze woorden dan niet af te leiden dat het kerkelijke devies
tot het nastreven van aards geluk de mens opsluit in een grote
duisternis en dat derhalve een leer van blind geloof en devotie een
dwaalleer is?
Wat
mensen missen is de moed van Sysiphus, in het oorlogsjaar 1942 zo
treffend beschreven door Albert Camus
- de moed om de steen telkens weer naar boven te rollen: het absurde
of grondeloze karakter van het bestaan moet ons niet tot wanhoop
drijven maar tot verzet.
Ce qui
compte n'est pas de vivre le mieux, mais de vivre le plus,
aldus
Camus. Sysiphus (...) (n'a pas d'espoir mais) il
n'est pas de destin qui ne se surmonte par le mépris.
Sisyphus'
overwinning schuilt in de aanvaarding
van
de absurditeit die hem niet langer verhindert nog iets te ondernemen.
La
lutte elle-même vers les sommets suffit à remplir un coeur d'homme.
Il faut imaginer Sisyphe heureux.
Het
is waar dat alle menselijke ondernemingen tot mislukken zijn gedoemd
maar als men de moed opbrengt om zich daarbij neer te leggen, kan men
het geluk ervaren dat Sisyphus alsnog te beurt valt. Die grote
wijsheid van een atheïst lijkt te raken aan de boodschap tot
volharding en tot vertrouwensvolle berusting in het lot uit menige
religieuze cultuur die roemt wie in staat zijn om te leven zonder ook
maar enig tastbaar houvast, zoals bij uitstek Job.
|