Over de illusie van kennis
Aflevering 2
Kennis is meer dan een hoeveelheid informatie die, omdat zij neergeschreven is in taal, al dan niet gedigitaliseerd verpakt kan worden of ook nog gememoriseerd, doorgegeven of achtergehouden omdat informatie pas betekenis krijgt bij de ontvanger daarvan die ze al dan niet begrijpt en die er al dan niet iets kan mee doen. Maar het begrip van die informatie of de kwestie of zij kennis bijbrengt, hangt mede af van het reservoir aan ervaringen van de ontvanger.
Iemand kan geschiedenis studeren, zich specialiseren in oorlogsgeschiedenis en historicus worden zonder dat hij ooit aan de lijve heeft moeten ondervinden wat oorlog is, honger, het verlies van geliefden, verminking en noem maar op. De persoon in kwestie kan dan uitpakken met een indrukwekkende geleerdheid maar in feite kent hij de inhoud of de betekenis van cruciale begrippen die hij gebruikt enkel via beschrijvingen of dus uit de tweede hand. De wereld waarover hij veel informatie heeft vergaard en waarover hij ook in staat is te spreken, is niet de wereld als zodanig doch een afbeelding daarvan in de taal, en die afbeelding werd aanvankelijk vervaardigd door mensen die de gebeurtenissen waarover zij kunnen vertellen wél aan de lijve ervaren hebben, die wél wisten waarover zij spraken.
De benaming 'praatbarakken' duidt nu precies diegenen aan die het hebben over afbeeldingen van de wereld die anderen geconstrueerd hebben en waarover zij weliswaar een en ander kunnen vertellen maar dan zonder uitputtend de betekenis te vatten van de begrippen die zij hanteren. Zij zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met wie liederen kunnen zingen in een vreemde taal die ze zelf niet verstaan, met andere woorden met papegaaien. Deze vogels apen menselijke geluiden na maar mensen doen dat ook omdat zij kuddedieren zijn.
Praatbarakken zijn producten van kuddegedrag. Als zij samenzitten bieden zij tegen mekaar op, zo luid mogelijk, om hun 'kennis' aan het publiek te etaleren maar hoe omvangrijker die etalage, hoe geringer de inhoud van wat zij allemaal uitkramen. Zij doen denken aan de hedendaagse magazijnen waar men schijnbaar alles kan kopen voor weinig geld maar eenmaal thuisgekomen met de buit beseft men dat men aan de jacht alleen een hoop meestal waardeloze plastic prutsen overhoudt. Geleende kennis beklijft niet, zij is oppervlakkig en haar bezitter is nauwelijks meer dan de bezitter van de boeken waarin die 'kennis' gedrukt staat.
Men kan niet van alles ervaringsdeskundige zijn en de ervaringen van elk van ons zijn zeer beperkt maar precies om die reden zal het onevenwicht tussen enerzijds het altijd beperkt blijven van onze ervaringen en anderzijds het toenemen van geleerdheid onvermijdelijk resulteren in het almaar oppervlakkiger worden van die geleerdheid. De geleerdheid neemt toe ten koste van de diepgang en ten koste ook van de betekenis omdat de afstand tussen wat men zegt en wat men kent, steeds groter wordt.
Gelijkaardig is het probleem waarbij de afstand toeneemt tussen enerzijds datgene wat men doet en anderzijds de gevolgen daarvan, met andere woorden: het besef van wat men doet. Een voorbeeld daarvan is het besturen van dodelijk wapentuig van achter het pc-scherm of het afvuren van raketten vanop afstand middels een toetsenbord. De wreedheid van de menselijke handelingen neemt toe in de mate waarin de afstand tussen die handelingen en wat eruit volgt, groter wordt want die afstand zorgt ervoor dat de betekenis van wat men meent te weten of te doen, niet meer ten volle tot ons doordringt.
Dat is ook het geval met gedeelde verantwoordelijkheid en schuld, wat geïllustreerd wordt door de praktijk van het executiepeloton van een aantal scherpschutters onder wie één die met een losse flodder schiet zonder dat men van elkaar weet wie dat dan wel mag zijn. Gelijkaardig zijn de problemen die opduiken bij het delegeren van macht en bij het opvolgen van bevelen. Het euvel is evenwel reeds van de partij waar men zijn auto bestuurt of ongeacht welk ander werktuig dat men hanteert zonder te weten hoe het in feite werkt.
En analoog is het probleem dat opduikt bij het gebruik dat wij maken van taal, woorden, theorieën, ideologieën: kennis wordt oppervlakkig en abstract en soms in die mate dat praatbarakken massa's mensen betoveren met leugens of met onzin zonder dat ook maar iemand nog in staat is om dit als zodanig te zien.
Komt daarbij een portie hypocrisie waarbij men doet alsof men ingewikkelde uiteenzettingen verstaat, en men krijgt bijzonder tragie-komische toestanden, zoals in het experiment van de Amerikaanse natuurkundige Alan Sokal die erin slaagde om (in 1996) een pseudowetenschappelijk artikel vol onzin te laten publiceren in een gerenommeerd blad. Vijftien jaar later herhaalde Maarten Boudry de 'frats' met een pseudo-theologisch artikel dat de universiteiten van Amsterdam en die van Nottingham prompt publiceerden met inbegrip van de onbestaande namen van de auteur en van het instituut waar hij zogezegd werkzaam was. Beide zotskappen hebben verschillende bekende voorgangers onder wie Han van Meegeren, de imitator van Vermeer die kunstkenners voor schut zette maar dat met zijn leven moest bekopen en Tijl Uilenspiegel die erin slaagde om een eerbaar publiek te laten applaudisseren voor een leeg doek. Hans Christian Andersen schreef er een sprookje over: De nieuwe kleren van de keizer.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 mei 2025)
|