Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Eerste deel)
Uiteindelijk
is het ons gelukt om een bezoek met hem te regelen. Over de details
kan hier verder niet veel worden gezegd. De plek waar de heer Van
Togenbirger zich bevindt, is afgelegen, geen mens zou er geraken
zonder een gedetailleerd plan. Onze gesprekspartner logeert in wat
men een instituut zou kunnen noemen. Het gaat om een niet al te groot
doch tamelijk indrukwekkend bouwwerk, vermoedelijk daterend uit het
begin van de vorige eeuw. Het geheel doet een beetje denken aan een
kasteel, vooral vanwege de wal er rond: het gebouw staat in het
water. Er is een ophaalbrug maar op het ogenblik van onze aankomst is
deze buiten gebruik zodat we moeten overvaren. Het is avond en al
donker en koud en het water doet mij een beetje denken aan de
beschrijvingen van de Styx uit de Griekse mythologie maar dat heeft
dan vooral te maken met de veerman die immers vergezeld is van een
grote, zwarte hond. Ik wacht mij er overigens van om daar een
toespeling op te maken omdat de man in kwestie niet bijzonder
vriendelijk overkomt en nog minder vriendelijk is de hond: hij gromt
wanneer ik in het bootje stap, waarop de veerman mompelt dat hij
totaal ongevaarlijk is, wat, zoals iedereen weet, alle bazen zeggen
over hun geliefde monsters. Het bootje vaart door een open poort het
kasteel naar binnen tot in een kleine ruimte die net genoeg verlicht
is om daar zonder ongelukken aan te kunnen meren. De veerman helpt
mij uit de boot en mompelt andermaal waaruit ik begrijp dat hij wacht
op een fooi maar omdat ik dit scenario helemaal niet voorzien heb en
slechts beschik over mijn betaalkaartje, moet ik hem teleurstellen.
Een bediende wacht mij al op bij een nu hel verlicht portiek en wij
komen in een gang terecht waarvan een zijdeur uitgeeft op een klein
wachtzaaltje dat slechts wat klaarte vangt door de openstaande deur
vanuit de gang. Na ruim een half uur hoor ik naderende voetstappen,
niet van schoenen maar van sloffen en ik heb helemaal niet verwacht
dat de sukkelachtige gang die ik uit de geluiden wel moet afleiden,
deze van Omsk Van Togenbirger is. De verschijning in de deuropening
grijpt mij naar de keel: Omsk is niet meer van de jongsten en het is
niet bepaald lang geleden dat we elkaar nog gesproken hebben maar
indien het niet de man was op wie ik wacht, dan zou ik Omsk Van
Togenbirger helemaal niet meer hebben herkend in de fragiele,
ineengedoken schaduw die zich nu bewegingsloos aftekent tegen het
licht in de gang. Anders dan gewoonlijk wordt de aanvang van ons
weerzien vergezeld van een kennelijk wederzijdse emotie die zich
verraadt in zijn stem maar die binnen de paar seconden plaatsmaakt
voor nuchterheid en rede. Van Togenbirger neemt plaats op de bank
tegenover mij en op het ogenblik dat hij teken doet naar mij dat ik
mijn mondmasker mag afdoen, merk ik dat hijzelf er helemaal geen
draagt, al kan ik in deze halve duisternis van zijn gezicht
nauwelijks meer zien dan de contouren. Hij maakt geen aanstalten om
een licht op te steken en ten slotte werkt licht alleen maar storend
als aandachtig luisteren de boodschap is. En dat moet ik doen, nu ik
ineens voel dat dit misschien wel ons allerlaatste gesprek kon zijn,
dat tevens een gesprek zal worden over het einde van de wereld.
Dit lijkt wel het einde van de wereld waar u bent
beland, mijn beste Omsk Van Togenbirger, zo probeer ik geheel
onhandig en fout het gesprek op gang te brengen maar het is eruit
voor ik goed en wel besef wat ik gezegd heb. Hij antwoordt niet
meteen doch knikt een hele poos nadenkend en zijn zwakke stem maakt
andermaal dat ik met hem te doen heb:
OVT:
Het einde van de wereld, ja, zo kun je het wel stellen. Weet je hoe
ik hier terecht gekomen ben?
Euh... neen...
OVT:
Met een vloot! Reusachtige zeilschepen! En middenin de nacht! Ik weet
heus niet, mijn beste, hoe deze plek er van buiten uit gezien
uitziet, ik ken alleen de binnenkant... voor zover ik de binnenkant
ken, natuurlijk. Ziet u?
Zeker, zeker... Verblijven hier veel... mensen?
Het
scheelde niet veel of ik had 'patiënten' gezegd en ik vermoed dat
Van Togenbirger dit niet op prijs zou stellen.
OVT:
De bediening is hier redelijk maar men merkt wel dat het er allemaal
niet heel veel meer toe doet, nu de tijd bijna op is, ziet u?
Ik
weet niet goed wat hierop te antwoorden. Gelukkig neemt hij weer het
woord:
OVT:
Aan alles komt een einde, aan alles en aan iedereen, dat weten wij
uit ondervinding, maar wij realiseren het ons niet vooraleer het
inderdaad zover is en dat maakt dat wij belanden in een waanzin, een
collectieve waanzin die de waanzin van de wereld is. De paradox wil
nu dat, eenmaal wij uit die waanzin stappen, wij als waanzinnig
worden weggezet. En zo bang is men voor diegenen die de schellen van
de ogen zijn gevallen, dat men hen wegbrengt naar afgelegen plekken
aan de andere kant van de oceaan. O-ce-aan: vind je dat niet een
prachtig woord? Van in mijn kindertijd vond ik dit al een prachtig
woord, misschien voorvoelde ik wel dat er ooit een dag zou komen...
Maar vertel nu eerst eens: wat heeft je hierheen gebracht? Toch niet
de vraag wat er nu met de wereld zal gebeuren?
Je raadt het goed, ja: wij vragen ons wellicht allen
af wat er te gebeuren staat, zeker sinds blijkt dat de gesneuvelden
steeds jonger worden. En waar zal dat eindigen? Als iemand daar een
verklaring voor heeft, dan wel Omsk Van Togenbirger, zo dacht ik, en
vandaar...
OVT:
En waarom vraag je geen raad aan virologen? Ik ben helemaal geen
viroloog!
Het lijkt mij dat het om veel meer gaat dan alleen
maar om virussen. Ik heb het gevoel dat men zich blind kijkt op die
dingen...
OVT:
Misschien heb je wel gelijk. Maar ikzelf ga te rade bij de viroloog!
We hadden het al over Luc Montagnier, nietwaar?
De Nobelprijswinnaar die het virus dat aids
veroorzaakt, afzonderde?
OVT:
Inderdaad.
Ik herinner me het interview met de man op televisie,
ja.
OVT:
Wel, vertelde hij dan niet dat het coronavirus in een lab gemaakt
werd en dat er twee fragmenten van het aidsvirus in zitten?
Dat herinner ik me, ja.
OVT:
Mensen die het aidsvirus opgelopen hebben, sterven niet meteen: de
zwaksten sterven na relatief korte tijd, de sterksten blijven soms
nog jaren in de waan dat hen helemaal niets schort.
Kennelijk is dat het geval, inderdaad.
OVT:
Wel, waarom zou het er dan anders aan toe gaan met het coronavirus
dat eigenlijk aidsfragmenten transporteert?
Wat bedoel je?
OVT:
Eerst heeft men verteld dat er alleen ouderlingen aan sterven met
onderliggende aandoeningen, nietwaar?
Ja, dat hebben wij inderdaad vernomen in het nieuws:
het virus heeft een voorkeur voor vijfentachtigplussers met
onderliggende aandoeningen...
OVT:
Juist. En vervolgens vertelde men dat de mensen die medische hulp
nodig hebben omwille van besmetting met corona, steeds jonger worden,
nietwaar?
Inderdaad... Het lijkt erop dat het virus het ineens
gemunt heeft op een andere leeftijdscategorie, een categorie van wat
jongere mensen: zestigers...vijftigers...
OVT:
Maar dat kan toch niet!?
Hoezo?
OVT:
Je ziet toch wel direct dat dit gezichtsbedrog is?
Ik vrees dat ik je niet helemaal begrijp...
OVT:
Mijn beste: het virus wordt overgedragen met niesbuien, door
aanrakingen, rechtstreeks én onrechtstreeks en via de lucht: het
besmet kortom iedereen en wel binnen de kortste keren, laat daarover
niet het minste misverstand bestaan!
Is dat zo?
OVT:
Precies! Maar eerst sterven de zwaksten onder ons. Eenmaal die dood
zijn, laat ons zeggen na een half jaar, komen diegenen aan de beurt
die een klein beetje sterker waren dan de allerzwaksten en dat zijn
dan door de band diegenen die een beetje jonger zijn dan de zieke
ouderlingen, of vergis ik mij?
Dat lijkt mij correct, ja...
OVT:
Vervolgens, laat ons zeggen na een jaar, komen degenen aan de beurt
die sterk genoeg waren om nog een jaar lang gezond te blijven met het
virus.
Lijkt mij logisch, ja.
OVT:
Dan volgen na bijvoorbeeld anderhalf jaar diegenen die nog sterk
genoeg waren om het anderhalf jaar te overleven.
Ja...
OVT:
Zie je? Het lijkt alsof het virus het gemunt krijgt op steeds jongere
mensen maar wat in feite gebeurt, is veel redelijker dan dat: het
virus blijft zichzelf en het besmet iedereen maar de zwaksten worden
eerst geveld en dan volgen de minder zwakken, totdat op een dag ook
de allersterksten aan de beurt zijn.
Bedoel je nu echt dat je denkt dat het mensdom zal
uitsterven?
OVT:
Niet noodzakelijk, mijn beste: de allersterksten zullen wellicht oud
zijn als zij bezwijken en in tussentijd hebben zij zich al
voortgeplant, zie je? Want op die manier is het in feite altijd al
gegaan!
Maar het coronavirus is toch nieuw?!
OVT:
Ha, dat zeg jij! Volgens mij bestaat het al millennia. Zoals alle
andere virussen trouwens behoort het wellicht tot de alleroudste
levensvormen! Want ook hier is gezichtsbedrog in het spel, zie je?
Neen...
OVT:
Zie je dat echt niet?
Neen...
OVT:
Er zijn ontelbare virussen die ons ziek kunnen maken maar uiteraard
sterven wij altijd van het kwaadste virus en nooit van het meest
goedaardige. Meer zelfs: wij sterven altijd van het allerkwaadste
virus en nooit van het virus dat in de rangorde van kwaad naar
goedaardig op nummer twee staat. Want hoe kon iemand nu het kwaadste
virus overleven en dat wat al was het maar een beetje goedaardiger
is, niet? Dat ware toch onzin? Hoe kon een bokser het gevecht winnen
tegen de wereldkampioen boksen en verliezen tegen de nummer twee? Als
wij moeten opboksen tegen een leger virussen, mijn beste: denk jij
dan ook niet dat wij zullen verslagen worden door het kwaadste en
niet door de nummers twee, drie of vier? Meer nog: van de nummers
twee, drie, vier en al die ontelbare andere, weten wij helemaal niets
af zolang de nummer één aan de macht is, om het zo te zeggen. Het
is pas nadat de nummer één helemaal verslagen is, dat de nummer
twee opduikt als uit het niets en op zijn beurt aan de haal gaat met
de zwaksten onder ons. Zolang de nummer één heerst, weten wij zelfs
niets af van het bestaan van de ontelbare rij volgelingen. Zolang
kijken wij ons gewoon blind op nummer één en geloven wij dat
eenmaal wij één hebben bedwongen, wij veilig zijn, ha! Maar dan
herbegint het spel natuurlijk! En het is altijd zo geweest! Vergelijk
het met de ketting en de zwakste schakel: als de ketting breekt, dan
altijd bij de zwakste schakel!
Daar zit iets in... Maar wat vinden de medici van die
uitleg, of heb je er nog met niemand over gesproken?
OVT:
Mijn uitleggingen hebben daarin geresulteerd dat ik hier nu mijn
verblijf heb, mijn beste. Maar zeg mij eens in alle eerlijkheid: waar
ben ik?
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 april 2021)
|