Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
5: bezit
Mensen
hebben vaker iets van hamsters, soms kent onze drang om te bezitten
geen grenzen, het is bezitterigheid, hebzucht, verzamelwoede,
oppotten. De hebzucht kan een tijdelijke bui zijn maar zij kan ook
iemands hele leven beheersen. De leugen ligt niet in het feit dat
bezit ongelukkig zou maken, de leugen ligt hierin dat het onmogelijk
is om iets of iemand te bezitten omdat al wie zich in het bezit van
iets of iemand wanen, zelf door hun vermeend bezit bezeten worden.
Waar
het bezit een persoon betreft, is het probleem apert: wie iemand
menen of trachten te bezitten, zijn door de persoon in kwestie
geobsedeerd en hun bezitsdrang loopt vaak heel slecht af omdat
bezetenheid tenslotte een ernstige aandoening is. Maar ook wie zich
in het bezit wanen van materiële of spirituele zaken, vergissen zich
omdat eigendommen niets anders zijn dan dingen waarmee men zich op
een bijzondere manier identificeert: men schenkt er zijn volledige
aandacht aan en men palmt ze in, welhaast zoals men voedsel tot zich
neemt, en dus met zin of smaak. Men maakt ze tot een deel van het
eigen lichaam en zo verliest men zich erin: men moet zijn bezit
onderhouden en beschermen, het voelt aan als een amputatie of zelfs
als doodgaan als men iets kwijtraakt of als men bestolen wordt en het verlies van dingen voelt vaak ook aan zoals het verlies van
mensen, wat in feite een jammerlijke perversie is: de liefde van
hebzuchtigen voor materiële of spirituele bezittingen is vaak groter
dan hun liefde voor mensen zij ruïneert niet zelden het eigen
ik.
Onze
bezittingen hebben pas zin als verlengstukken van ons lichaam: het
zijn dan onze werktuigen, het zijn de instrumenten voor ons handelen.
Bezittingen waarmee wij geen andere relatie hebben dan de relatie
uitgedrukt door het werkwoord 'hebben', bezitten ons meer dan dat wij
ze bezitten maar omdat deze bezittingen geen personen zijn doch dode
dingen, veranderen wijzelf van zodra we ze in ons bezit wanen, in
minder nog dan dode dingen. Wie bezeten worden door hun bezit,
bestaan niet langer als mens omdat zij de slaaf geworden zijn van
levenloze zaken zij zijn zoals wie de slaaf werden van genot, van
pijn of van herinneringen die geen ogenblik van rust meer gunnen: het
zijn zaken waarvan men zich niet meer kan
distantiëren, men kan het bezit ervan nooit meer ongedaan maken, ook
al zou men dat nog zo sterk willen. In de Kindertotenlieder
van Friedrich Rückert (1788-1866)
klinkt
de obsessie door het verloren kind als volgt:
Du
bist ein Schatten am Tage
Und
in der Nacht ein Licht,
Du
lebst in meiner Klage
Und
stirbst im Herzen nicht.
De
zich altijd opdringende herinnering is zoals een bezit, een schat en
derhalve een blok aan het been waarvan men zich niet kan bevrijden,
niet bij dag en niet bij nacht dan pijnigt zij ons als een licht
dat ons van de slaap berooft en uitput; zij is tenslotte ook nog een
spiritueel bezit dat men niet kwijt raakt, ook al zou men dat nog zo
graag willen: zij is een klacht en ze wijkt niet uit onze
herinnering.
Het
bezit omwille van het bezit kan niets anders dan een obsessie zijn
omdat het een doel op zich geworden is. Het jammerlijke is dat mensen
geloven dat ze met de vermeerdering van hun bezit, tevens zichzelf
vermeerderen, terwijl exact het tegendeel het geval is: de
uitbreiding van bezit moet immers betaald worden met kostbare
levenstijd en zo zetten de hebzuchtigen met grote ijver en na-ijver
al hun levensdagen om in bijvoorbeeld centen; hoe groter het getal op
de bankrekening wordt, des te dichter komt men bij zijn dood en zo is
het feitelijke object van de bezitsdrang dan ook niets anders dan het
eigen levenseinde. Zo zijn de hebzucht en de doodsdrang in wezen een
en hetzelfde onmogelijke én onontkoombare 'verlangen'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
8 september 2018)