Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
23-02-2013
Over het Christendom (1-6)
Over het Christendom (1-6)
1.
Mensen met kennis delen met de dieren het ongeluk dat zij door de massa, die hen immers niet verstaat, voor brabbelaars worden gehouden, zoals ook de Griekse en Romeinse veroveraars in de Oudheid de vreemde volkeren die zij onderwierpen, 'barbaroi' noemden of 'barbaren'.
De massa begrijpt slechts de grove taal van het geweld, het draagvlak voor het natuurlijke recht van de sterkste dat in de cultuur maatschappelijk wordt ingebed en tegen hetwelke het christendom in opstand kwam met een tegencultuur. En dit is dan de oorsprong van 'links': de revolte vanuit een gloednieuw ethisch perspectief dat ontspringt aan het getuigenis van een even nieuwe vorm van leven.
Edoch, onbegrepen door de massa en aldus ook onderhevig aan het hoger beschreven ongeluk, werd het christendom alras verkracht: met behoud van zijn naam werd het feitelijk vervangen door een allesbehalve christelijke staatsgodsdienst, een ultrarechtse cultuur van gedweeë onderwerping aan de wereldse en derhalve ook duivelse machten. Adieu, opening uit deze donkere spelonken naar een lichtende hemel! Adieu, overstijging van de kerker van het dierlijk lijf! Adieu, koningschap der Schoonheid en der kunst dat enkel nog gedoogd wordt mits de tol van armoede en spot! Vaarwel, Waarheid die gelogenstraft wordt door een blinde vrouwe Justitia; Goedheid, voorgewend door wie slechts op verschalking mikken!
Als het christendom blijft bestaan, dan zal het nimmer zijn in 's werelds stenen kathedralen doch veeleer in de greppel en de goot. Als er christenen blijven bestaan, dan zullen zij geen militaire salarissen opstrijken voor wat zij verrichten ad maiorem Dei gloriam, doch schulden zullen zij torsen op hun schouders naar het voorbeeld van de Heiland. En de verrijzenis van het vlees zal, zoals het staat geschreven, zich pas voltrekken via de heilige weg van het kruis.
En al het overige, de glasramen incluis, de marmeren zuilen in wiens schaduwen de bedelaars wonen, het goud en de mirre, de wierook, de torens: alle macht zal Hij verhoren die hem een korte wijl heeft overheerst.
Toen de duivel Christus meenam op een hoge berg en hij Hem de wereld toonde en Hem die ook beloofde in ruil voor een knieval jegens het kwaad, verzette de Heer zich opvallend genoeg niet tegen de aanspraak die de duivel maakte op zijn macht, want die was terecht. Sinds de zondeval immers is de wereld in de handen van de duivel en om die reden kan een wereldse kerk het christendom nimmer huisvesten en verliest die in de wereld de strijd tegen het kwaad. Maar wat is daar nu van aan, van al die 'fantastische' verhalen?
De theologie wordt irrationeel genoemd in de zin van vloekend met het gezond verstand, maar daar zijn wel enkele serieuze kanttekeningen bij te maken. Want zou het inderdaad niet zo kunnen zijn dat hier het hoger beschreven ongeluk aan de orde is dat de mensen met kennis met alle dieren delen? Is het niet mogelijk, ja, zelfs waarschijnlijk, dat de verheven wijsheid door een massa onnadenkenden voor gebrabbel wordt gehouden?
2.
De roep die daar ineens weerklinkt, vertelt ons dat er in de buurt een uil zit. We zien de uil niet maar we horen wel een roep waarvan we weten dat hij van de uil afkomstig is omdat we de uil al samen met zijn roep hebben gezien en gehoord. De uil roept om zichzelf verder uit te dragen dan slechts de plaats waar hij zelf lijfelijk aanwezig is. Met zijn roep maakt de uil zich groter dan hij lijfelijk is. De roep van de uil is niet de uil zelf maar wel een exponent van de uil, het is daarom als het ware een geestverschijning van hem en hij veroorzaakt die zelf met een ademstoot. Adem in het Grieks is psychè; in het Hebreeuws ruah. Zonder het te weten roept de uil aldus zijn eigen naam: Oehoe. De eigen naam is het allereerste woord, en de betekenis van dat woord is de bezitter van de naam, het is diegene die de naam roept, diegene die ademt of leeft. Het eerste woord ontstaat door een bewuste want een geaccentueerde ademhaling; het eerste woord zegt in feite: Ik ben hier! of Ik ben!. Er is dus niet alleen het lichaam, er is ook nog de ziel, en de ziel is de bevestiging van het lijfelijke bestaan; de geest is het antwoord op het leven.
3.
Dat de geest het complement is van het leven blijkt ook meteen uit het feit dat elk wezen refereren kan naar alles en naar iedereen behalve naar zichzelf wat tevens het befaamde probleem van de zelfreferentie voortbrengt. De geest is met andere woorden gevuld met alle mogelijke objecten inbegrepen het lijf waarin hij huist terwijl hij zelf het subject blijft dat nimmer voorwerp van zichzelf kan zijn. De denker kan niet denken aan zichzelf zonder daarbij zichzelf ook te vervormen tot louter een gedachte en derhalve is hij veroordeeld om slechts te denken aan alles wat hij zelf níet is, wat meteen inhoudt dat de geest van het lichaam altijd strikt onderscheiden blijft.
Er is dus het stoffelijke lichaam, waarin een onstoffelijke geest huist, die gevuld is met onstoffelijke gedachten aan stoffelijke lichamen en aan nog andere stoffelijke dingen waartoe hijzelf dus niet en nooit behoren zal. Maar de geest, die het antwoord op het leven is, verenigt zodoende wel de onstoffelijke gedachte met het stoffelijke lichaam dat die gedachte voorstelt, precies zoals de uil of de Oehoe zichzelf verenigt met zijn roep zijn naam, Oehoe omdat hij die zelf voortbrengt als de bevestiging van wie en wat hij is of dus als zijn eigen complement of geest.
Die vereniging waarvan sprake weerspiegelt zich nu in de tekst die wij kennen als het Woord van God, meer bepaald in de zin dat het Woord, Vlees geworden is. En voegen we hier vooral aan toe dat, precies zoals Oehoe de naam is van de Oehoe of de uil die zijn eigen roep of naam voortbrengt om zichzelf aldus uit te breiden, ook God zichzelf voortdurend uitbreidt middels de productie van zijn naam die niet slechts een woord is of een ademstoot maar wel zijn eigen Zoon. Jezus is derhalve de naam van de Naam van God.
En zo krijgen we ook een beeld van God zelf: het stoffelijke lichaam verhoudt zich tot de geest (de naam) die aldus de stof in een onstoffelijke vorm bevatten kan, precies zoals Jezus Christus zich verhoudt tot God aangezien de eerstgenoemde de naam is van de laatstgenoemde: de eerstgenoemde is de naam, de roep, het voortbrengsel of de zoon van de laatstgenoemde. En zo ijl als een naam is vergeleken bij diegene van wie hij de naam is, zo ijl is ook de Mensenzoon of ons eigen vlees en bloed vergeleken bij diegene van wie hij de naam is God. Nog anders uitgedrukt: zoveel keren als de stoffelijke bezitter van zijn naam 'echter' of tastbaarder is dan zijn winderige naam, zoveel keren is ook God 'echter' dan zijn zoon van vlees en bloed, de Mensenzoon of de mens.
4.
Westerlingen verwonderen zich nogal eens over wat zij bestempelen als een schromelijk gebrek aan moreel besef wanneer zij de handel en wandel observeren van mensen die tot heel andere beschavingsgroepen behoren dan de hunne. Sommigen wijten dan hun verwondering - of eerder hun verontwaardiging - aan een gebrek aan begrip van het zogenaamde relatief karakter van morele waarden. Daarbij zien zij echter maar al te gauw het absoluut unieke karakter van de eigen morele gemeenschap over het hoofd en vaak beseffen ze ook niet meer dat het goede waarin zijzelf geloven uit het christendom afkomstig is. Want de naastenliefde, niet alleen jegens het eigen volk maar jegens alle mensen en zelfs jegens zijn vijanden, kentekent slechts het christendom en wanneer in vreemde beschavingen het stelen en bedriegen voor de meest normale zaken doorgaan, dan is dat alleen te wijten aan het feit dat men aldaar nog helemaal onwetend is omtrent de liefde. Waar in vreemde beschavingen slechts solidariteit bestaat binnen de eigen bende, is in het christendom die 'bende' niets anders dan de ganse mensheid.
Mensen kunnen op grond van hun onderlinge verschillen onenig zijn, maar dit leidt uiteindelijk tot niets omdat geen twee mensen gelijk zijn en dat ook nooit kunnen worden. Daarentegen kon uitgerekend het besef van dit wrede lot allen verbinden omdat allen erin delen, maar dan wordt uiteraard wel het inzicht in die lotsverbondenheid vereist. De liefde begint immers waar mensen zich lotgenoten weten, en zo doet vooreerst het doordringende besef van de sterfelijkheid de liefde ontbranden, en zij probeert daar meteen een mouw aan te passen: de doem die rust op de wil tot zelfbehoud ontsteekt de voortplanting die werk maakt van het soortbehoud, hetwelke reeds geheel natuurlijkerwijze zelfopoffering vereist.
Edoch, te geloven dat dit goede natuurlijke voorbeeld spontaan zou gevolgd en uitgebreid worden binnen de menselijke beschavingen, blijkt al te voortvarend. Binnen de westerse gechristianiseerde cultuur sijpelen immers van buitenuit tegenkrachten binnen die de bloei ervan indijken en zelfs dreigen teniet te doen. Waar alles en allen natuurlijkerwijze het leven tomeloos nastreven en vieren, zijn er vandaag die menen dat zij hierop een rem dienen te zetten en zij prijzen niet alleen abortus aan dat intussen alom een geheel legale praktijk wordt: er gaan nu ook stemmen op die pleiten voor het doden van kinderen nadát zij geboren zijn, en wel in toonaangevende wetenschappelijke vaktijdschriften zoals Journal of Medical Ethics. De titel van een recent artikel in dat blad luidt: After-birth abortion: why should the baby live? en daarin wordt gesteld dat er eigenlijk geen enkele 'geldige' reden bestaat om abortus niet uit te breiden naar een toepassing op baby's die reeds geboren zijn. (1) Het erge is nu dat er in deze kwestie met de logica zelf helemaal niets aan de hand is omdat zij geheel onwetend voortbouwt op het drijfzand van het ongeloof. Dat de unieke mens door God gewild en geschapen wordt bij de conceptie is immers een geloofszaak en waar dat geloof ontbreekt, ontbreekt eveneens de liefde in dewelke men zich over de piepjonge medemens ontfermt. Men dient zich met andere woorden goed te realiseren dat waar de liefde ontbreekt, de moord een doodgewone zaak zal blijken. Wordt de liefde eenmaal opgeschort, dan is in feite reeds alle kwaad geschied.
5.
Het geloof in de maakbaarheid van mens en wereld is niet zomaar een geloof naast elk ander, want maakbaarheid veronderstelt een maker, terwijl in dit geval uiteraard de mens wordt bedoeld, zodat het maakbaarheidsgeloof in wezen neerkomt op de zelfvergoddelijking van de mens vanuit zijn categorieke afwijzing van het opperwezen. En dit zou nu best een keuze zoals elke andere kunnen zijn, ware het niet dat de categorie van het maken of het ontwerpen helemaal niets gemeen kan hebben met wat men onder schepping dient te verstaan. Om te beginnen beperkt elke constructie zich tot een (her)samenstelling van reeds bestaande zaken tot een vooraf uitgedacht geheel, waarbij het reeds a priori zo is dat dit geheel nooit ofte nimmer een levend wezen kan zijn, laat staan een wezen dat kon zeggen: "Hier ben ik!" In een constructie kan mits enige kennis van enkele natuurwetten bijvoorbeeld een rivier een eindje worden omgeleid, maar noch het water noch de zwaartekracht die het in de bedding houdt, kunnen worden geconstrueerd: men kan de natuurlijke gegevens pas voor de eigen kar spannen op voorwaarde dat men er eerst volledige gehoorzaamheid aan biedt. De gigantische en tevens bijzonder gevaarlijke vergissing om het geschapene voor een constructie te aanzien, grondt in de identificatie van het eigen beperkte begrip van de werkelijkheid met de werkelijkheid als zodanig: men houdt zijn waan voor werkelijkheid. Omdat wij zelf dingen kunnen 'maken', in de betekenis van 'samenstellen', projecteren wij soms verkeerdelijk de eigen maaksels op het geschapene en gaan wij dan geloven dat de dingen slechts constructies zijn, dingen gemaakt door een 'grote maker' die daartoe de grondstoffen voorhanden heeft zoals een bakker beschikt over gist, water, meel en vuur.
Mensen kunnen uiteraard pogingen ondernemen om geschapen dingen na te maken, maar het landschap van de kunstschilder, hoe treffend de gelijkenis voor het ongeoefende oog ook moge zijn, is en blijft slechts een reductie van de levende natuur tot een smeersel van verf op een lapje linnen. Een trompe-l'oeil is eveneens de gemotoriseerde kar op wielen of eender welk instrument: menselijke maaksels zijn en blijven dode dingen die hun zin ontlenen aan de ontwerper voor wie zij een instrument zijn of dus een verlengstuk van zijn handen, wat betekent dat zij zonder deze handen niet eens kunnen bestaan.
De schop is bijna letterlijk een verlengstuk van onze handen, maar dat zijn de klauwen aan onze handen ook, en verder verlengen onze vingers onze armen en zijn het onze armen die ons lichaam uitbreiden vanaf de romp. Wie dan probeert uit te vissen wát het uiteindelijk is dat al die verlengingen nodig blijkt te hebben - daar 'het' zich dan toch onophoudelijk lijkt uit te breiden, te beginnen bij één enkele cel, naar een volkomen lichaam toe, dat zich dan op zijn beurt bedient van allerlei tuigen alsook maatschappijen, wetenschappen, technologieën en zo voort - die stuit ten langen leste op een persoon, een ziel, een wil of een kern, een misschien wel onuitwisbare kern.
De 'kern' waarvan sprake is ons willens nillens ernst omdat principieel elkeen moet geacht worden verantwoordelijk te zijn voor wat hij doet: waar die eis wegvalt, regeert in geen tijd de absolute chaos die alles en allen vernietigt en vernielt. Met de erkenning van het bestaan van de toerekenbare of de verantwoordelijke persoon, staat of valt immers de rechtspraak welke de orde in een maatschappij in stand houdt, en met die orde staat of valt de maatschappij, mét de maatschappij staat of valt de enkeling, of beter: leeft of sterft de enkeling. Kortom: met het al dan niet erkennen van de ziel staat of valt het leven. En dat wil ontegensprekelijk hetzelfde zeggen als dit: als wij niet geloven in het bestaan van de ziel, dan kunnen wij niet leven - dan kunnen wij ook louter biologisch helemaal niet bestaan.
6.
Indien de schepper een loutere 'maker' was en dus een 'constructeur', dan waren al zijn schepsels verlengstukken van zijn handen en dan hadden zij zonder hem ook geen bestaan, precies zoals de schop geen zin en dus geen wezen of geen bestaan heeft zonder de mens die deze als een verlengstuk van zijn handen aanwendt. Maar de schepper is geen loutere constructeur en zo zijn ook zijn schepselen geen verlengstukken van zijn wezen en ze zijn dan ook helemaal niet afhankelijk van hem in hun bestaan. Dat zijn schepselen ook zonder hun schepper verder kunnen, getuigt alleen maar van de echtheid van de schepping. Men ziet zelfs in de natuur een afbeelding van deze dan toch bij wijlen bijzonder tragische realiteit: de kinderen kunnen niet zonder hun ouders op de wereld komen maar eens de ouders oud worden en sterven, blijft de kroost helemaal ongehinderd voortbestaan; soms ziet men hoe de nieuwe generatie, eenmaal zij de kindertijd ontgroeid is en al het bruikbare genetisch materiaal in zich heeft opgeslagen, de ouders gewoon van zich afstoot omdat deze als nutteloos en belastend worden beschouwd.
Dat de schepselen zich van hun schepper kunnen afwenden zoals ondankbaren zich afwenden van hun ouders eens zij hen niet meer nodig hebben om fysiek verder te bestaan, illustreert dat de schepping geen constructie is en dat de schepselen geen tentakels van de schepper zijn: de hele natuur bestaat op zichzelf vanaf het ogenblik dat zij geschapen werd en de schepper dringt zich aan zijn schepping helemaal niet op omdat hij die uit liefde schiep en derhalve wil dat zij volkomen van de vrijheid kan genieten welke één met het bewustzijn is - het besef er te zijn. Om de waarachtigheid van de band met zijn schepselen zuiver te weten van elke vorm van vleierij die immers natuurlijkerwijze optreedt waar minderen zich tegenover meerderen verhouden, verschijnt de schepper aan zijn schepselen noodzakelijkerwijze als de mindere, de dienaar of de machteloze en hij is dat ook werkelijk - het is de prijs die hij betaalt voor de waarachtige liefde en die hij ook graag betaalt omdat er zoals Paulus in zijn brieven zegt, zonder de liefde helemaal niets is.
In de ontmoeting zelf van de schepper met zijn schepselen, viert hij dan ook samen met hen de liefde waaruit hij alles en allen schiep, en wel andermaal noodzakelijkerwijze in de gedaante van de caritas of de naastenliefde. In tegenstelling tot het natuurlijke recht van de sterkste, is de band tussen schepper en schepsel, die zich uiteraard boven de natuur zelf verheft en die een band van liefde is, vrij van rechten en enkel gericht op de plichten die de liefde oplegt aan allen die in haar delen. De liefde immers is niet langer verzamelend en verwervend maar daarentegen louter schenkend en scheppend; aldus lijkt zij wel het tegendeel van de bodemloze put waaraan de nooit tevreden zuchten refereren - zij gelijkt daarentegen op de bron. Haar meest volmaakte afbeelding vindt men diep in de natuur gegrift als het leven zelf dat immers, meer nog dan een waterbron, het zaad voor steeds weer nieuw bestaan zonder einde uit zichzelf op doet spruiten.
Die handelen uit liefde, eisen voor zichzelf geen rechten op doch zij blijken enkel bekommerd om hun plichten welke immers aan de liefde zelf ontspringen. De wereld wil dat zij als dwazen doorgaan, alvast in de ogen van de liefdelozen wiens lot het is voor immer onvoldaan te zullen blijven.
Mensen met kennis delen met de dieren het ongeluk dat zij door de massa, die hen immers niet verstaat, voor brabbelaars worden gehouden.
De favoriete pauskandidaat Turkson wijt de seksschandalen in de rooms-katholieke kerk aan homofiele priesters - zo blokken vanochtend de kranten. De zwarte pauskandidaat vindt meer bepaald dat wetenschappers zouden aangetoond hebben dat homo's pedofielen zijn. En in dat standpunt wordt hij geflankeerd door kardinaal Bertone die reeds in 2010 tijdens een Chili-reis deze onzin uitkraamde: hij moest het antwoord schuldig blijven op de vraag wélke wetenschappers dit dan zouden bewezen hebben.
De kerk had duizenden jaren lang de allergrootste macht op aarde. Alvast in de beschaafde wereld is die macht nu aan het tanen, en niet in het minst bij de gelovigen die immers terecht oordelen dat paraderende luxepaardjes, armelui niet met de parabel van de rijke jongeling om de oren moeten komen slaan. Zo hadden we in België in de afgelopen jaren quasi geen priesterroepingen meer. De houding van de kerk inzake onderwerpen van menselijkheid en recht hebben daar alles mee te maken.
Het Vaticaan kan dat gezichtsverlies maar moeilijk verkroppen en probeerde bij de ontplooiing van de Europese Unie nog om zich als toonaangever van de ethische maatstaven te profileren. Wat uiteraard bijzonder moeilijk ligt, om niet te zeggen dat zoiets ronduit bespottelijk is: het instituut gedoogde eeuwenlang slavernij en slavenhandel en moedigde die zelfs aan. De kerk nam actief deel aan de onderdrukking van de vrouw en had er zelfs het celibaat voor over om haar alsnog volstrekt te weren uit het herenclubje dat zij sinds oudsher is. In de jongste jaren dan kwam een door de kerk beschermd kindermisbruik op wereldschaal door priesters aan het licht - een schandaal dat de kerk nu met zwijggelden alsnog de doofpot in wil, wat uiteraard een slag is in het water. En nu zij nog nauwelijks macht heeft, wendt ze die aan om de zich sinds kort emanciperende minderheidsgroep van homo's die een niet onaanzienlijk deel van de verdrukte mensheid vertegenwoordigen, te brandmerken als kinderverkrachters, bovendien schermend met wetenschappelijke argumenten die helemaal niet bestaan! Hier herkent men inderdaad het schandelijke machtsmisbruik dat wij tot heden alleen kenden van... de kinderverkrachtende clerus.
Intussen heeft de hele wereld deze leugens uit de mond van de religieuze gezagsdragers wel vernomen en wie vaak buiten de eigen schuld ongeletterd zijn gebleven, slikken al te makkelijk wat een instituut met macht of een paus die wereldwijd geëerd wordt, heeft beweerd. Heel wat mensen kunnen immers niet geloven dat machtige pausen of kandidaten voor dat ambt, over de waarheid welke bij uitstek de heilige wetenschappen zoeken, zouden liegen. Heren die zich plaatsbekleders van de Heiland noemen en die zich de titel van 'heilige vader' laten welgevallen terwijl zij alom met grote eer worden ontvangen, kunnen in de ogen van goede en eenvoudige mensen helemaal geen leugenaars zijn en ook geen machtsmisbruikers.
De vandaag in zijn gevolgen nog niet in te schatten misdaad welke de genoemde kardinalen begaan in hun poging om de massa van de goedgelovigen in het harnas te jagen tegen een zwakke minderheid van mensen die nog alom verstoten worden, kent zijn gelijke enkel in die middeleeuwse praktijken waarbij onschuldigen tot heks werden verklaard om daarna op de brandstapel, tot vermaak van een verblinde en uitzinnige menigte, een gruwelijke dood te sterven.
Bijna duizend jaar geleden en meer bepaald in het jaar 1094 werd in het Ierse Armagh een man geboren die luisterde naar de naam van Maelmhaedhoc Ó Morgair. Alvorens Malachias - want zo luidt zijn naam in het Latijn - op 2 november 1148 te Clairvaux in de armen van kloosterordestichter Sint-Bernardus stierf om in 1199 door paus Clemens III gecanoniseerd te worden, was hij van 1132 tot 1138 aartsbisschop van Ierland. Maar Malachias is bekend geworden omdat hij in een visioen alle toekomstige pausen zou hebben gezien.
De zogenaamde 'profetie van de pausen' is een echt bestaande Latijnse tekst, ontdekt in 1595 door de historicus Arnold van Wyon, welke 111 beschrijvingen geeft van evenveel pausen en tegenpausen die vanaf dat ogenblik nog ten tonele moesten verschijnen vooraleer de eindtijd zou aanbreken met de allerlaatste paus, Petrus van Rome of Petrus Romanus. En als men goed telt, dan blijken alle pausen heden óp te zijn, wat betekent dat Petrus Romanus de opvolger zal zijn van... de huidige paus Benedictus XVI, die zijn aftreden aankondigde voor 28 februari 2013.
Deze geschiedenis zou wellicht niet zoveel indruk maken, ware het niet dat de profetie sinds vele honderden jaren bekend is en dat zij - een aantal vooralsnog onbegrijpelijk gebleven omschrijvingen niet te na gesproken - de kerkvaders kentekent op een bijzonder treffende wijze. Oordeel zelf, de intregrale tekst is te vinden op: http://www.catholic-pages.com/grabbag/malachy.asp .
Zo wordt de huidige paus Benedictus XVI omschreven als Gloria olivae, wat wil zeggen de roem van de olijven, verwijzend naar de olijftak als symbool van Benedictus van Nursia, of naar de olijftakken in het schild van Velletri-Segni waar Joseph Ratzinger aartsbisschop was; de voorgaande paus, Johannes-Paulus II, wordt omschreven als de paus De labore Solis, wat wil zeggen Van de zonsverduistering: deze paus werd geboren tijdens de zonsverduistering van 18 mei 1920 en bovendien had tijdens zijn begrafenis op 8 april 2005 een zonne-eclips plaats in het Amerikaanse continent. Zijn voorganger, Johannes-Paulus I, was slechts één maand lang paus, meer bepaald van de ene tot de volgende halve maan, en Malachias verwijst naar hem met de zin De medietate Lunae, wat zoveel wil zeggen als halvemaanspaus. En zo kan men achteruit gaan tot aan Celestinus II, die de helderziende heilige als eerste beschreef, en die de omschrijving kreeg Ex castro Tyberis: van het kasteel van de Tiber: hij was geboortig in Citta di Castello in Toscanië op de flanken van die stroom.
Over de laatste paus hebben meer auteurs geschreven, o.m. John Hogue met het boek The last pope en, meer recent, de schijnbaar bijzonder goed sluitende complottheorie, Petrus Romanus, van Tom Horn en Cris Putnam.
In die laatste wordt verwezen naar de visioenen van Sint-Malachias en wordt ook de vernietiging van Rome voorspeld, want de laatste paus zou de rechterhand zijn van de Antichrist uit het laatste bijbelboek, de Apocalyps van Johannes. Iedereen kent Rosemary's baby, de horrorfilm van Roman Polanski, maar kennelijk verwijst het thema - de geboorte van Lucifer in deze wereld - naar een historisch feit: op 29 juni 1963 hebben occultisten in de katholieke citadel te Rome Lucifer gekroond tot de ware paus welke zich in Petrus Romanus zal incarneren. Nu telde Johannes-Paulus II onder zijn persoonlijke vrienden een zekere Malachi Martin, die hoogst waarschijnlijk omwille van zijn kennis over deze zaken werd vermoord. Ook de Mariaverschijning van 19 september 1846 te La Salette handelt over deze zaken.
Tot de kandidaten voor de rol van de laatste paus behoren Francis Arinze, maar ook Petrus Bertone, de kanselier van Benedictus die het Amerikaanse pedofilieschandaal met katholieke geestelijken in de doofpot stopte. En verder, onder meer, de Ghanese Petrus Turkson die met de steun van de VN en de Centrale Wereld Bank pleit voor de vorming van één wereldregering alsook Jean-Louis Tauran die een alliantie met de islam nastreeft.
Er wordt voorspeld dat de twee islamtempels in Jeruzalem vernietigd zullen worden en dat de paus, verjaagd uit het Vaticaan, zal verhuizen naar de tempelberg om van daaruit de eengemaakte wereldreligies te besturen. Alvast is het zo dat Pius X (pontificaat van 1903 tot 1914) in zijn befaamde eindtijdvisioenen zag dat ene paus Pius Rome moest ontvluchten, terwijl het nu reeds een feit blijkt dat de joden het oude Jeruzalem onder pauselijk gezag hebben geplaatst. De 700 jaar oude Zohar (uit de joodse kabbalah) beschrijft dat in het jaar 5773 (in onze tijdrekening de tijdspanne tussen september 2012 en september 2013) de koningen der aarde in Rome vergaderen terwijl de stad door vlammende projectielen wordt vernietigd.
Complottheorieën over alles en nog wat kunnen best puur amusement zijn, maar zij kunnen eveneens beschouwd worden als feiten evenwaardig aan alle andere historische gegevens. En tot de feiten waarmee zij verband houden behoort in de allereerste plaats de politieke toestand van het ogenblik - een uiterst precaire situatie: de wereldvrede hangt aan een zijden draadje en de religieuze en politieke leiders breken zich het hoofd met het uitdenken van scenario's om heelhuids al was het maar het lopende jaar door te komen. Al geruime tijd spelen de Verenigde Naties met de idee van een wereldregering. En het feit in acht genomen dat alle oorlogen in wezen godsdienstoorlogen zijn, zoekt men tevens in de richting van één overkoepelende wereldreligie. Alleen zal geen mens ooit bereid zijn om quasi van het ene ogenblik op het andere zijn geloof voor een ander geloof in te ruilen. Tenzij...
Wij leven vandaag steeds vaker in democratieën, en dat betekent dat de wil van de meerderheid wet wordt. Maar een bijkomend feit is dat die souvereine meerderheid tevens onverstandig, bijgelovig of goed manipuleerbaar is. Vandaar is de macht van de media zo immens groot. Maar de media achten zich niet gebonden aan de waarheid; zij gedijen veeleer op sensatie, illusies, spel en bedrog. Reklame, begoochelingen, kunst en cultuur, maar ook geloof en godsdienst, opium en drugs versmelten met berichtgeving en communicatie; zij compromitteren de waarheid, ze verbloemen, verdraaien of verstoppen haar. Andermaal, oordeel zelf: vallen er echt geen scenario's uit te broeden die, uiteraard fors geruggensteund met de nieuwste technische middelen, de illusie van een nieuwe Verlosser in het leven kunnen roepen, ook zonder dat hij er ook echt is? Bepaalde filosofen zullen daar zelfs aan toevoegen dat het helemaal niks uitmaakt of hij er ook echt is eenmaal men hem als zodanig percipieert.
Neem nu enkele voorspellingen en een goed sluitende complottheorie waarvan principieel elkeen kennis neemt zoals de hele wereld in geen tijd kennis heeft genomen van de aanslag op de Twin Towers. Een theorie gesteund door een reeks harde feiten, en waarom geen aardbevingen en tsunami's, vallende sterren, blikseminslagen en oorlogen? De maakbare mens, zo zegt men steeds vaker, en derhalve ook de maakbare feiten. Men hoeft vandaag immers geen god te zijn om een bliksem terecht te doen komen op de Sint-Pietersbasiliek of om Rome op te schrikken met een aardbeving of met de pest: kennis, geld en macht volstaan, en er is oeverloos militair materieel dat ongedurig op een bestemming wacht. Reeds talloze keren werden maatschappijen vergeleken met levende lichamen en zoals artsen patiënten bewerken met pillen en spuiten, zo ook werden verregaande operaties op ganse volkeren uitgevoerd: infertiliseringscampagnes, opvoedingsprogramma's, uitroeiingsstrategieën, psychopolitieke ingrepen en ga zo maar door. De maakbare mens, de maakbare wereld. De nieuwe goden moeten zich er alleen voor hoeden dat men niet achter de coulissen kan gaan neuzen, anders krijgen we binnenkort weer Neurenbergprocessen.
Op naar een totalitaire staat? Over pluralisme, neutraliteit en dictatuur
Op naar een totalitaire staat? Over pluralisme, neutraliteit en dictatuur
Het argument achter het voorstel tot een hoofddoekenverbod in openbare functies luidt dat de koran, het geschrift bij uitstek van de islam, beledigend is voor homofielen terwijl deze religie door de hoofddoek zou worden gesymboliseerd. Meteen wordt dan ook de regenboogtrui verboden en verder elke andere uiting van ongeacht welke persoonlijke religieuze of politieke geloofsbelijdenis. De staat, zo zegt men, moet zich neutraal opstellen jegens al zijn burgers.
Een eerste fout tegen de logica
Een vaak gemaakte fout in de logica doet zich voor wanneer bij de omkering van de implicatie over het hoofd wordt gezien dat dan in haar beide leden de termen dienen vervangen te worden door hun negatie of - bij gebruikmaking van kwantoren - door hun complement. Zo volgt uit de bewering dat alle islamieten een hoofddoek dragen, dat er geen onbedekte islamieten bestaan, maar er volgt niet uit dat alwie een hoofddoek draagt, ook islamiet is. Gesteld dat dit laatste wél zo was, dan betekende zulks tevens dat enkel islamieten een hoofddoek mogen of willen dragen, met andere woorden dat er geen niet-islamieten bestaan met hoofddoek (omdat zij de hoofddoek schuwen ofwel omdat ze hem niet mogen dragen).
Dragers van de hoofddoek brandmerken als beledigers van medemensen is onrechtvaardig en het gebeurt waar dit (valse) argument als grond voor een wet - een (al dan niet beperkt) hoofddoekenverbod - wordt aangewend.
Gesteld dat de hoofddoek beledigend is voor de medemens, dan kan het tevens beschouwd worden als een onrecht om de regenboogtrui over dezelfde kam te scheren. Krachtens zijn verwijzing naar de roze driehoek waarmee Hitler homo's brandmerkte, symboliseert de regenboogtrui immers geen belediging doch exact het tegenovergestelde daarvan, met name een vraag om respect, en aldus is hij een symbool voor pluraliteit. Met de regenboogtrui bekent men zich allerminst tot een welbepaalde ideologische groep, integendeel: men pleit voor álle kleuren - voor diversiteit of pluraliteit.
Een tweede fout tegen de logica
Het pluralisme over eenzelfde kam scheren als de neutraliteit volgt dan weer uit een volgende fout tegen de logica. Bij het onderling verwisselen van de twee begrippen wordt over het hoofd gezien dat neutraliteit nooit hetzelfde kan betekenen als pluraliteit of multiculturaliteit omdat er geen cultuurloosheid bestaat: er is geen culturele tabula rasa mogelijk en in de zich boven elke andere regelgeving verheffende wetgeving, schuilt slechts de zoveelste regelgeving in de rij, wat hetzelfde betekent als het totalitarisme - de éénpartijstaat eigen aan de dictatuur.
Ter vervollediging betreft in dezer de zonde tegen de logica het vereenzelvigen van de dubbele negatie van een zaak met haar affirmatie: de verwerping van een staat die wordt gedragen door één enkele levensbeschouwing, impliceert geen neutraliteitsprincipe maar wel een pluraliteitsprincipe omdat een staat geheel vrij van beschouwing elk referentiepunt moet missen en derhalve ook geen staat kan zijn. De verwerping van de erkenning van slechts één levenbeschouwelijk beginsel impliceert niet de levensbeschouwingsloosheid doch de pluraliteit - twee volstrekt onderscheiden begrippen.
(J.B., 10 februari 2013)
09-02-2013
Van kledingstuk tot mes. Over de dwaling in het verbod van hoofddoek en regenboogtrui
Van kledingstuk tot mes. Over de dwaling in het verbod van hoofddoek en regenboogtrui
Een verbod op wapendracht op straat heeft zin, want met wapens kunnen mensen gekwetst worden en gedood. Kennelijk worden sommigen ook met hoofddoeken en met regenboogtruien gekwetst, maar dat is pas mogelijk op voorwaarde dat zij aan die kledingstukken een andere dan hun feitelijke betekenis toekennen en waar zij dat ook doen, is dat een privézaak waarvoor zij zelf de volle verantwoordelijkheid dragen. Om dat ook zo te houden, dient men vooral te voorkomen dat betekenishechtingen aan kledij, haar- en baardsnit, getallen en verder alle andere zaken die sinds oudsher hun eigen stek hebben, erkenning gaan genieten.
Ooit verbood men het gebruik van het getal 18 op voetbaltruitjes omdat bepaalde extremisten de cijfers in dat getal associëren met de initialen van de naam Adolf Hitler. Een volkomen contraproductieve maatregel uiteraard, want een methode bij uitstek om aan die aberraties de bekendheid te geven die zij op zijn zachtst gezegd helemaal niet verdienen. Maar vooraf een schromelijke vergissing omdat aldus erkend wordt dat elkeen zomaar beslag kan leggen op symbolen en betekenisvolle (gebruiks)voorwerpen voor vaak criminele doeleinden.
Zo zijn cijfers en getallen gemeengoed en pas in welbepaalde omkaderingen of betekeniswerelden krijgen zij een andere dan hun oorspronkelijke zin. Het bijgeloof omtrent het getal 13 zorgt voor een mijdingsgedrag dat op zijn beurt economische consequenties heeft die maken dat aan hotels een dertiende verdieping ontbreekt (wat tot misrekeningen en tot wantoestanden kan leiden zoals in Dostojevski's novelle De vrouw van een ander en de man onder het bed) waardoor elk kind zal leren dat het getal 13 ongeluk brengt. De in de jongste jaren in zwang gekomen zogenaamde 'ontdopingsrituelen' met betrekking tot de doop in de katholieke kerk betekenen objectief gezien het tegenovergestelde van wat zij voorhouden omdat (althans daar waar het ritueel geen reële consequenties heeft), geen mens die de doop als betekenisloos beschouwt, zich daarvan zal willen 'ontdoen' en dan nog met een even irreëel 'ontdopingsritueel'. Moeten wie van rood houden voortaan die kleur gaan schuwen in kledij en andere persoonlijke zaken omdat een politieke partij zich die kleur als kenteken heeft toegeëigend? Het is met elke kleur, met elk getal en met elk kledingstuk wel wat. Gaat men toch die weg op dan krijgt men in geen tijd de meest bizarre scenario's.
Teneinde niet met natte haren door de vrieskou de straat op te moeten, verplicht een defecte haardroger elke vrouw dat zij een hoofddoek omdoet; maar moet zij nu vrezen als een moslima te worden aangekeken of, erger nog, als iemand die met haar hoofddoek, die immers van geloof in de koran getuigt, alle homo's toeroept dat zij monsters zijn?
Eenmaal wetten worden getolereerd die de hoofddoek erkennen als islamsymbool veeleer dan als kledingstuk, krijgt dit symbool uiteraard ook wettelijke steun en zal het kledingstuk van weleer een wapen worden in die zin dat het voortaan net als een mes of een geweer mensen ook écht kan kwetsen. Waar Etienne Vermeersch en Bart De Wever de hoofddoek achter het loket verbieden, vergeten zij dat wat zij doen ook invloed heeft op alle hoofddoeken in de straat: beide BV's steunen wetten die de erkenning impliceren van een symbool waarvan zij zelf zeggen dat het een wapen is - het kwetst immers mensen, zeggen zij - en aldus maken zij van een onschuldig kledingstuk inderdaad een mes.
De hoofddoek, de regenboogtrui of eender welk vooralsnog onschuldig én nuttig attribuut.
En misschien kan men zich ook maar eens bezinnen over het verschil tussen neutraliteit en pluraliteit, want de wind draait hier van multicultureel naar acultureel en dat getuigt van stuurloosheid, om aldus maar eens te verwijzen naar Jaap Kruithof, want de denker wordt in de hele discussie jammerlijk gemist.
(J.B., 9 februari 2013)
07-02-2013
Ondermaatse journalistiek
Ondermaatse journalistiek
1.
Als Bart De Wever (d.d. 6/2/2013) op TV zomaar wegkomt met de repliek dat alleen dommen en kwaadwilligen blind zijn voor de ironie van zijn gezegde dat homofilie een obediëntie is, dan kan er nog slechts sprake zijn van volstrekt ondermaatse journalistiek; wél kwaadwillig of dom zijn alwie ironie veronderstellen waar diezelfde uitspraak vandaag gedaan wordt door talloze religieuze en politieke leiders alom ter wereld, want het lot der slachtoffers bewijst dat zij het menen.
2. Neutraliteit !?
De regenboogtrui is een verwijzing naar de roze driehoek of de stigmatisering van homo's door de nazi's en meteen is het een veroordeling van de stigmatisering van mensen op grond van hun sexuele geaardheid. De trui zegt daarom in feite dat er geen norm bestaat waaraan de geaardheid van een mens moet voldoen om maatschappelijk okee te kunnen worden bevonden; de trui zegt dat iedereen verschillend is of uniek en dat het ook goed is zo; met andere woorden, dat het onzin is om te verlangen dat elkeen gelijk zou zijn: uniformiteit is een lang voorbijgestreefd ideaal en de verlichting maakte het alternatief van de pluriformiteit mogelijk, dat de uniciteit als een rijkdom viert. Dat heeft met religieuze of politieke kleuren, vlaggen, obediënties of vrije keuzes niets te maken, het is uitgerekend het tegendeel daarvan.
3. Rousseau, pedagogie, conditionering en redelijkheid
De op 6 februari verdedigde stelling van De Wever dat de huidige pedagogie er ten onrechte zou van uitgaan dat de mens in wezen goed is en dat men maar beter wat meer regels oplegt en conditioneert, is bijzonder misleidend alsook onjuist.
De fundamentele tweespalt inzake mensbeeld en opvoeding betreft immers niet het al dan niet goed zijn van de mens: dat is reeds een preoccupatie - per definitie zonder poot om op te staan. De basistegenstelling betreft wel het vraagstuk van de menselijke redelijkheid, waarbij het geloof in de redelijkheid verwijst naar de bereidheid om daarvoor borg te staan middels de vooropstelling van de (wetenschappelijk te onderbouwen) samenspraak.
En het geloof in het debat opponeert niet aan de menselijke slechtheid doch aan het geloof in autoriteiten, auguren, koffiedik kijken of in nog andere onzin welke slechts de uitweg van het niet tegen te spreken bevel, het africhten of het conditioneren laat. Spinoza zou zeggen: redelijk inzicht is vrijheid.
(J.B., 7 februari 2013)
02-02-2013
De regenboogtrui of het burgermasker
De regenboogtrui of het burgermasker
De koning heeft gelijk: het extremisme keert terug. Jaren heeft men erover gedaan om toe te geven dat het moreel verwerpelijk is en ook een wrede foltering als men van mensen eist zich anders voor te doen dan zij in feite zijn. Jaren ook om toe te geven dat het strijdt met elk rechtvaardig inzicht waar homofilie als geestesziekte wordt gebrandmerkt. Het gaat niet om een ziekte en het gaat wel degelijk om een zijn. Maar in geen geval betreft het een obediëntie want niemand kiest ervoor. Dat een toppoliticus in een roem- en kleurrijke westerse metropool dit niet blijkt te snappen, is een in deze tijd wel bijzonder tragisch gegeven.
We hoeven het hier niet te hebben over de emancipatiestrijd van mensen die de straat op willen zonder het risico om uitgescholden te worden, beschuldigd of gelyncht. De heksenprocessen van Salem; de strijd der zwarten, waarvan het mansvolk met achterlating der gezinnen met miljoenen tegelijk naar de plantages werd verscheept - een slavernij die ook het fiat kreeg van clerici die argumenteerden dat het zwart de zielloosheid bewees. We beperken ons tot een enkele verwijzing naar het lot van Allan Turing, aan wie wij het te danken hebben dat Nazi-Duitsland door de knieën ging: de geniale man ontcijferde de code van de vijand maar pleegde na de oorlog zelfmoord nadat hij borsten kreeg ingevolge de chemische castratie die hem vanwege de Britse regering werd opgelegd (als alternatief voor celstraf) ter gedwongen 'behandeling' van de homofilie waarvan hij werd beschuldigd. De politicus waarvan hier sprake is historicus en hij zou beter moeten weten maar blijkbaar lijdt ook hij aan een schromelijk tekort aan empathie.
Onder de dekmantel van een zogezegd noodzakelijke neutraliteit willen sommigen elk teken van persoonlijke overtuiging én zijn naar de buitenwereld toe verbieden, wat gelijkstaat met het verhinderen van discussie en gesprek. Zij beseffen blijkbaar niet dat overleg slechts geweld als alternatief heeft. Het begon met het krankzinnige hoofddoekenverbod, een maatregel volledig naast de kwestie aangezien het probleem niet dat is van de levensovertuiging doch dat van het onherkenbaar maken van het aangezicht op openbare plaatsen (in niet-karnavalstijden en gebieden), strafbaar om voor de hand liggende redenen. Overigens kon men met dat opzet beter allerlei bizarre kapsels en gelaatsbeschilderingen verbieden. Maar men zit blijkbaar op dat verkeerde spoor, en zo volgen na de hoed nu ook de andere kledingstukken, de vlaggen, en in geen tijd zijn de woorden aan de beurt en geldt een spreekverbod. Straks dragen ook wij het burgermasker.
Een uitgaansverbod om straatgevechten voor te zijn is somtijds efficiënt, alleen getuigt het van een bangelijke fantasieloosheid als een politicus zomaar die toer opgaat, om niet te spreken van beangstigende onbekwaamheid. Het mensdom is rijk omdat elkeen uniek is en het delen van die verscheidenheid in interactie is de definitie van cultuur. Het onmogelijk maken van die interactie kan mits het verkappen der verschillen, bijvoorbeeld middels spreekverbod, ofwel door het onzichtbaar maken van de onderlinge verschillen met het verplichte burgeruniform. Denk aan de uniformiteit der Noord-Koreanen of aan de maatpakkendragers van Orwell. Dat soort van surrealistische remedies kan overigens eindeloos worden uitgebreid: arm- en beenbreuken bij kinderen worden voorkomen door algemeen spelverbod of door inbunseling, de verkeersveiligheid kan worden verhoogd door een verbod op autorijden en fouten worden drastisch ingeperkt door het leerproces zelf af te schaffen.
De krankzinnige logica achter dit simplistisch denken, om maar niet meteen te spreken van een volstrekte gedachtenloosheid, herinnert inderdaad aan de criminele nazi-ideologie die ziekten wilde uitroeien, niet door de ziekten te bestrijden maar door het massaal uitroeien van de zieken zelf. Moeten onze gezonde jongemannen dan sneuvelen aan het front om de oude en zieke burgers die ons alleen maar geld kosten, in leven te houden? - zo klonk het alras uit de monden van Himmler en zijn trawanten, en zij voegden er aan toe op reusachtige affiches: denk eraan, het is uw geld!
Andermaal, de koning heeft gelijk: wij zitten op een spoor van populisme dat naar extremisme leidt. Hannah Arendt wees erop dat de gedachtenloosheid oorzaak is van dergelijke wantoestanden. Blijkt ook dat in de wreedste ideologieën het vermeend edele doel dat door het vaak verwerpelijke middel wordt beoogd, voor eeuwig blijft wijken omdat het feitelijk in de wreedheid zelf zit welke door het zogenaamde middel wordt verkapt.
Regenboogtruienbreiers, ga aan de slag, er zijn fortuinen te verdienen!
P.S. Uiteraard is de regenboogtrui een alternatief voor het roos van de roze driehoek die homo's in concentratiekampen verplicht kregen opgespeld; de regenboog (die ook naar andere minderheidsgroepen verwijst) is geen versiersel doch een herinnering aan de gruwel en een alles behalve overbodige waarschuwing.
(J.B., 2 februari 2013)
23-01-2013
Over terrorisme
Over
terrorisme
1.
Terroristen zijn wie
met geweld en met de dreiging ermee andermans vrijheid kortwieken en
hen in het gareel van hun grillen dwingen grillen die zij
godbetert ook nog graag voorstellen als natuurlijke noodzaak of
goddelijke wil. Terroristen maken het leven van wie zij terroriseren
voorwaardelijk door het onmogelijk te maken als zij niet plooien voor
hun wensen en dat is de ergste vorm van conditionering, het is
ontmenselijking. Het terrorisme creëert niets minder dan de
slavernij, waarbij het de bevolking die het inneemt, verdeelt in,
enerzijds, terroristen of slavendrijvers en, anderzijds, slaven.
Terrorisme is gekwadrateerde en aperte pesterij mét monddood making
of chantage van de getuigen.
Omdat terroristen
altijd mikken op de verknechting van wie zij terroriseren, terwijl de
geterroriseerden met rede begaafde mensen zijn, bieden zij aan de
door hen onderworpenen een katalysator aan, en wel in de vorm van een
systeem waarmee zij hun onderwerping tegenover zichzelf alsnog kunnen
trachten te rechtvaardigen een pijnstiller als het ware; in de
praktijk kan dat een ideologie zijn, maar nog het vaakst is het een
religie of een systeem dat van de onderworpenen een quasi volledige
overgave eist die, paradoxaal genoeg, helemaal niet redelijk gegrond
hoeft te worden teneinde te kunnen dienen als 'verantwoording' voor
de onderwerping. Karl Marx verwoordde het aldus: "Godsdienst is
opium voor het volk". Dat alvast menigeen die voor zijn misdaden
zijn toevlucht nam tot het naar deze ideoloog genoemde opium het
'marxisme' herinnert slechts aan het welhaast hilarische probleem
van de zelfreferentie, nooit meesterlijker bespeeld dan door de
godheid zelf: "Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen!"
Dikwijls volstaat de
dreiging van terreur en dus alleen maar de creatie van angst, om
ervoor te zorgen dat een volk zich 'vrijwillig' en massaal onderwerpt
aan het aangeboden 'rechtvaardigingssysteem', en op dat vlak
herinneren de wetten van het macrosysteem meer bepaald in de
sociologie aan deze die gelden in de wereld van de allerkleinste
partikels of de kwanta: alle dingen hebben naast hun stoffelijkheid
ook een geestelijk bestaan met een vaak groter effect dan de
daadkracht die wordt toegeschreven aan hun massa; de invloed van de
belastingcontroleur is even groot als zijn daadwerkelijke actie
dankzij onze onwetendheid omtrent de daadwerkelijke controles.
Onzekerheid, onvoorspelbaarheid, mogelijkheid, kans: het zijn slechts
schijnbaar onbestaande zaken welke wij sinds oudsher samenvatten
onder de noemer 'geest'.
Het impact van de
terreur op zijn belijders is van die aard dat de onderwerping aan een
opgelegde wet het juk der dictatuur wel onomkeerbaar lijkt en
door zijn slachtoffers begeerd en zelfs verdedigd wordt: dat
illustreert de historisch eindeloze rij van theologen en ideologen.
In dat licht moet worden onderstreept dat ook de daders slachtoffers
zijn, want ook de onderwerpers zijn onderworpen aan de tirannie: het
zijn niet de zogenaamde 'terroristen' die de terreur scheppen; het is
daarentegen de terreur als zodanig die gelijktijdig 'terroristen' en
'geterroriseerden' in het leven roept. De terreur is bovendien zo
diep verweven met de systemen die hem in stand houden als het leven
verweven is met de wezens die het zodoende voor de dood behoedt.
Terreur is derhalve
welhaast een mentaliteit een 'geest' welke haar intrede doet
in een samenleving die niet langer in staat is om de spanning die er
altijd heerst tussen de leden zodanig te differentiëren en te
ordenen dat zij geen abrupte polarisatie onder de leden veroorzaakt.
In dat laatste en te vermijden geval splitst de samenleving als het
ware op in twee polen, twee nieuwe soorten van burgers, waar voordien
allen onderling gelijk waren of dezelfde rechten hadden. De geest van
terreur onderwerpt allen terwijl sommigen zich ook nog engageren als
handhavers van de nieuwe orde. Het gedrag van de beide groepen
beantwoordt aan het Stockholm-syndroom: de terroristen schikken zich
naar de eisen van de terreur als zodanig en de onderworpenen schikken
zich naar de eisen van de terroristen.
Dat de terroristen
zelf volkomen onderworpen zijn aan de hoger genoemde mentaliteit of
'geest' van de terreur, toont zich hierin dat zij volstrekt
onberedeneerd en ongefundeerd te werk gaan. Zij handelen immers
helemaal niet vanuit een religie of een ideologische overtuiging, al
beroepen zij zich daar wel op, maar dan kennelijk zonder die ten
gronde te verstaan. Zij nemen veeleer eender wélke religie of
ideologie te baat, als 'opium' zo men wil, om zich daarachter te
verschuilen met wat zij zoal aanrichten. Meer nog, zoals wordt
getoond in het mooie actuele voorbeeld van de huidige toestand in
Mali (d.d. januari 2013) waar de verslagen Malinese huurlingen van de
vermoorde Libanese kolonel Khadafi zich met oorlogstuig als buit
terugtrokken in hun thuisland alwaar zij deze zware wapens prompt
zijn gaan gebruiken om er de eigen ongewapende bevolking mee te
terroriseren. De kat wordt bij de melk gezet, de gelegenheid schept
de dief, het wapen creëert de terrorist. Religies of ideologieën,
eender welke, functioneren als mogelijke wapens op het ogenblik dat
een geest van terreur zijn intrede doet, precies zoals een boosdoener
ter plekke de steen of de kandelaar die toevallig binnen zijn
handbereik ligt, aanwendt als moordwapen.
Edoch,
een steen en een kandelaar kunnen zich niet verweren, een religie
principieel wel, want die is met mensen bemand. Het probleem is
echter dat niet elke religie een hoofd heeft zoals de katholieke kerk
met haar paus, terwijl zo'n hoofd wel hoogst noodzakelijk is waar het
er op aankomt om zich te verantwoorden of om terreur gepleegd in naam
van de religie, te kunnen afstraffen met gezag. Een religie zonder
hoofd is een kip zonder kop, maar meer nog is het een wapen waarop
elke crimineel beslag kan leggen. Het corrupte karakter van een
systeem toont zich overduidelijk waar bij het tot stand komen van een
executieve, deze vaak a
priori reeds
door terroristen geïnfiltreerd blijkt.
Soms wordt gezegd
dat de edele kunsten waarmee sinds oudsher alle beschavingen pronken
de architectuur, de beeldhouwkunst en de schilderkunst, de
literatuur, de dans en de muziek slechts middelen zijn ter
verdrijving van de verveling. Maar in die functie zijn zij vooreerst
ook de rasechte getuigen van overvloed en luxe: een hoge
levensstandaard, een goed leven, een maatschappij die ruimschoots in
het onderhoud van haar burgers kan voorzien. Kunst, spel en sport
zijn als uitlaatklep alvast verkieslijker dan oorlog en
criminaliteit, maar zij gedijen nimmer zonder een gedegen en
verfijnde opvoeding, welke uiteraard een kanalisering van de energie
en dus een tijdelijke beperking van de vrijheid vragen. Waar die
'vrijwillige onderwerping' ontbreekt, dreigt een geest van chaos
welke spontaan zijn tweelingbroer oproept, met name de geest van
terreur.
Chaos brengt
onvoorspelbaarheid en onzekerheid welke de paniekreactie die de
terreur is, veroorzaken. In de terreur veruitwendigen zich de
innerlijke spanningen die voortkomen uit het algemene wantrouwen dat
uit de algemene onzekerheid volgt. De last van het wantrouwen kan pas
worden verlicht als men erin slaagt om de dreiging af te wenden, wat
men doet door de controle op anderen op te drijven en door hen in een
greep te houden die nog weinig beweging toelaat. Die algemene
vrijheidsinperking is in feite een ersatz voor de discipline die in
de opvoeding ontbrak, maar er is geen alternatief meer eens die
ongedisciplineerde jeugd volwassen en derhalve onkneedbaar is
geworden.
Vandaar ook ligt
misschien wel voor het leeuwendeel de oplossing voor terreur in een
degelijke opvoeding en waar die gemist werd, betekent dit uiteraard
dat een oplossing niet in zicht kan zijn op korte termijn. Maar het
gevaar is reëel dat de menswaardige opvoeding voorgoed de mist
ingaat omdat ook de terreur zelf een vorm van discipline in het leven
roept, meer bepaald deze die volgt uit haar conditionering.
Conditionering immers is blinde sturing van het gedrag middels straf
en beloning en het is derhalve vooreerst een belediging voor elke met
rede begaafde mens wanneer men hem het inzicht in de zin van zijn
eigen handelen ontneemt. Mensen die niet uit inzicht handelen doch
uit dwang, missen mét de vrijheid hun existentie zelf. Zij zullen
hoe dan ook altijd op de loer liggen om het systeem dat hen bedwingt,
omver te werpen terwijl zij het tegelijk lippendienst moeten
bewijzen. Een geterroriseerde maatschappij wordt derhalve gekenmerkt
door burgers die zullen beweren een geloof te belijden dat zij in
wezen hartsgrondig haten en verachten. Zij delen het schizofrene lot
van alle burgers die leven onder het juk van een dictator: zij
juichen hem toe en knielen voor hem... tot op de dag dat zij hem
ongestraft kunnen lynchen en dan dralen ze geen ogenblik meer, zoals
dat op Tweede Kerst 1989 geschiedde met de Roemeense dictator Nicolae
Ceausescu en diens echtgenote Elena.
Het communisme, het
kapitalisme, het katholicisme, de islam, het jodendom, het boeddhisme
of het hindoeïsme: zij hebben elk hun eigen tirannie die te zijner
tijd gelijk een aap uit de mouw te voorschijn komt. Het communisme
met zijn geheime agenten die belachelijk waren als ze zichzelf maar
niet zo ernstig namen, waardoor zij gek en derhalve ook
levensgevaarlijk worden; het kapitalisme met zijn goud dat velen
zodanig verblindt dat ze ervoor moorden, leven en sterven, zoals ook
Midas deed; het katholicisme met zijn terreur van het hellevuur maar
ook de brandstapels van de inquisitie, de veroordelingen en de
verminkingen die wij ook kennen van de fundamentalistische islam; het
jodendom waarvan alvast een vleugel streeft naar wereldheerschappij;
het boeddhisme en het hindoeïsme die inderdaad al te vredig lijken
om dat ook te kunnen zijn, want zij verkappen met hun geloof in karma
en reïncarnatie een absolute onverschilligheid jegens het leed van
de naasten die immers niet mag geholpen worden omdat hij slechts door
boetedoening tot verlichting komen kan.
Een maatschappij
de wereldgemeenschap moet kunnen worden geordend, maar dit doel
kan in het derde millennium best met politieke en wetenschappelijke
middelen worden bereikt; het lijkt er heel sterk op dat religies maar
ook ideologieën hun kansen om zich te bewijzen allang hebben
verspeeld en dat zij derhalve hun beste tijd hebben gehad. Zij dienen
inderdaad naar de privésfeer te worden verwezen, en voor wie hen
ernstig nemen gedachtengoochelaars en mystici hoeft dat
overigens geen domper op het persoonlijke geluk te betekenen
trouwens evenmin als de regels waaraan allerhande sporters en spelers
zich dienen te houden. Het gaat uiteindelijk om de humaniteit, en wie
menselijkheid zegt, zegt vrijheid: niemand heeft het recht om zijn
persoonlijke bedenkingen bij het bodemloze, bij tijden exalterende en
bij andere tijden deprimerende raadsel van het bestaan, aan anderen
op te dringen, laat staan dat men lijdzaam zou moeten toezien wanneer
mensen anderen al dan niet met fysiek geweld verplichten om hun
persoonlijke waanzin te gaan belijden.
2.
Wanneer ingevolge
een tekort aan discipline bij haar burgers de onzekerheid binnen een
samenleving toeneemt en de dingen onvoorspelbaar worden en derhalve
chaotisch, ontstaan welhaast symbiotisch de geest van angst en deze
van terreur welke elkaar rechtvaardigen, versterken en doen groeien,
bijna zoals dat gebeurt in de ontwikkeling van een levend organisme.
De chaos creëert angst en de angst vraagt om orde, terwijl de orde
een beroep doet op terreur in de (ijdele) hoop zich aldus te kunnen
herstellen, precies zoals een onderwijzer zijn stem verheft om het
geroezemoes in zijn klas te overstemmen en aldus de stilte te doen
terugkeren de stilte, de orde en de rust welke dan geheel vrij
zijn van chaos, onzekerheid en angst.
De hoop waarvan
sprake is inderdaad ijdel want een maatschappij is geen klas met aan
het hoofd een gezagvol onderwijzer en evenmin is zij een gesloten
systeem zoals het goed geregelde onderwijs dat welhaast is binnen de
veilige en geheel geordende omkadering van een opvoedingsproject dat
een bijzonder artificiële wereld voor het kind creëert en dan
bovendien binnen de buffer van de reeds per definitie min of meer
kunstmatige ruimte van de cultuur.
Een maatschappij kan
worden beschouwd als het resultaat van een evolutionaire ontwikkeling
die zelf beantwoordt aan een natuurlijke noodzaak tot zelfhandhaving
bij de mens en bij vele andere soorten. De terreur van de natuur
waarin, alle vertederde dierenliefhebbers ten spijt, het
onverbiddelijke recht van de sterkste geldt, wordt middels de cultuur
enigszins afgeweerd, maar in de cultuur zelf keert die terreur alras
terug in een nieuwe en meer gesofisticeerde gedaante.
Zo zijn de
religieuze geboden en de vele andere waarden en normen inzake
menselijk gedrag vaak terug te voeren tot regels die te maken hebben
met hygiëne, terwijl hygiëne wordt afgedwongen door een natuur die
toelaat dat microben een prooi zien in, bijvoorbeeld, zoogdieren
zoals de mens.
Religieuze geboden
verbieden mensen om te doden maar die regel kon nooit gelden als hij
ook sloeg op slachtoffers die tot een andere diersoort behoren omdat
de natuur het leven dat geen ander leven tot zich neemt, gewoonweg
verbiedt om voort te bestaan: wij moeten eten en dus moeten wij ook
doden om te kunnen overleven, wat betekent dat dit ver-bod feitelijk
slechts een verkapping is van een ge-bod, meer bepaald het gebod om
ándere soorten te doden. Hetzelfde geldt voor het verbod tot liegen
dat op de keper beschouwd de verschalking gebiedt van ándere soorten
die men immers te vlug af moet kunnen zijn in de jacht maar
bijvoorbeeld ook in de veeteelt of in de dressuur.
Waar culturele
voorschriften en religieuze normen refereren naar een natuurlijke
noodzaak, is hun bron en hun zin dikwijls heel duidelijk en
vanzelfsprekend maar waar dat niet of niet langer het geval is, zijn
die normen niet slechts zinledig maar bovendien vaak bijzonder
hinderlijk. De instandhouding of de herinvoering ervan druist dan
niet alleen in tegen het gezond verstand maar is tevens in strijd met
alle regels inzake economie en nog meer belemmert een
voorbijgestreefde regelgeving het zelfbehoud en het behoud van de
soort. In dat laatste geval heeft men te maken met een terreur die
volstrekt onacceptabel is en uiteraard ook geheel tegennatuurlijk, en
dit is dan terreur in de eigenlijke betekenis van het woord.
Terreur in de
eigenlijke betekenis van het woord doet zich bij uitstek voor waar
geduld wordt dat onwetenden macht hebben, zodat van hen die zich
middels langdurige en harde inspanningen hebben bekwaamd in allerlei
kundigheden en kunsten, gehoorzaamheid wordt geëist jegens de eerst
genoemden. Uiteraard komen die onrechtmatig in het bezit van de macht
om wie feitelijk boven hen staan aan zich te onderwerpen, en zulks
kan zich niet anders voltrekken dan middels geweld en dwang onder
allerlei gedaanten.
Zo is er terreur in
het dulden van bedrieglijke vormen van geneeskunde omdat aldus
onbekwaamheid, oneerlijkheid en luiheid worden beloond terwijl het zo
moeizame en tijdrovende vergaren van kennis, het zich eigen maken van
gespecialiseerde technische vaardigheden en het onverdroten
levenslange studiewerk genadeloos worden afgestraft. Het argument van
de vrijheid en meer bepaald het argument dat iedereen nu eenmaal
gelooft wat hij graag gelooft, functioneert hier niet anders dan als
een wapen dat door de terrorist in kwestie wordt te baat genomen
zoals ook de inbreker de kandelaar in handbereik als moordwapen
gebruikt.
Terreur wil
weliswaar als ordehandhaver doorgaan, maar om de hier genoemde
redenen kan hij uiteraard de orde nooit herstellen; terreur brengt
daarentegen chaos voort zoals chaos terreur voortbrengt; terreur is
zeer in strijd met de natuur van het leven die alle zorg besteedt aan
het tot stand brengen van de grootst mogelijke orde, in vaak
duizelingwekkende constructies van elkaar overlappende hiërarchieën.
Terreur kan nimmer worden geduld omdat zij vloekt met het leven en
niets dan de kille, domme dood in petto heeft. Terreur dient daarom
altijd en overal met wortel en tak te worden uitgeroeid en elke vorm
van begrip voor terrorisme kan zelf nooit anders dan als terreur
worden verstaan.
Terreur herstelt de
orde niet omdat alle orde de vrucht is van een groeiproces, een
ontwikkeling of een opbouw, een creatie, terwijl terreur vernietiging
is.
Terreur bestaat
uiteraard als fysiek geweld fysieke belemmering, verminking
en in die verschijningsvorm is zij vaak ook heel herkenbaar. Maar
terreur bestaat ook in meer gesofisticeerde en verkapte gedaanten
waarin zij dikwijls nog meer schade aanricht. Zo schuilt een van de
vreselijkste vormen van terreur in de leugen, in de maskering van de
waarheid, in het naar voren dragen van wat niet bestaat, in het
verdedigen van het onrecht en in het fnuiken van het recht, in het
minimaliseren van de misdaad en in het miskennen van het goede, in
het brengen van eer en lof aan wie dat geenszins verdienen en in het
doodzwijgen van wat zich in de schoonheid van zijn eenvoud
manifesteert.
Er is terreur in het
spenderen van middelen aan nutteloze en bodemloze zaken zoals
hondenkapsels, merkkledij, parfums en juwelen, sportauto's en
privézwembaden, omdat daar waar diezelfde middelen worden gemist,
geheel onschuldigen vaak kinderen moeten worden begraven. Het
terrorisme grijpt veel omvattender om zich heen dan men op het eerste
gezicht zou vermoeden.
Is er dan geen
terreur in het systematisch aborteren van toekomstige mensen met een
redelijke kans op als 'handicap' geboekstaafde afwijkingen van 'de
norm' en dan nog door lui die er prat op gaan de democratie te
verdedigen en gelijke rechten na te streven voor iedereen? Is er dan
geen terreur in het navenante verraad van allen die met die handicaps
alsnog door het leven moeten? Is er geen terreur in de plicht tot
samenzwering opgelegd aan mensen die geheel buiten hun wil door
derden tot welbepaalde bendes worden gerekend en in de bestraffing
van de vrije meningsuiting welke als verraad wordt gebrandmerkt waar
op allen het juk van een omerta weegt? De georganiseerde leugen
ondergraaft de waarheid en probeert haar sinds oudsher de laan uit te
sturen door de systematische corrumpering van alle burgers welke vaak
beter de naam bendeleden verdienen. Maar de waarheid achterhaalt de
leugen, alleen al omdat elke nieuwe mens geboren wordt als kind, en
dat wil zeggen zonder schuld of in de waarheid: kinderen zullen
altijd trouw en onverschrokken de waarheid blijven zeggen omdat het
nu eenmaal de waarheid is.
In een
kapitalistische wereld is de pervertering die met terrorisme
gelijkstaat apert in vrijwel alle sectoren van de samenleving, onder
meer ingevolge de verwisseling van het middel met het doel. Het domme
middel regeert er over het doel in die mate dat het doel geheel wordt
miskend, verdwijnt en niet zelden in zijn tegendeel overgaat. Voedsel
wordt vernietigd omwille van het geldelijk gewin; de maatstaf van de
dingen is verworden tot hun waarde op de markt; alle Zijn wordt
herleid tot een bezit en, geheel tegen het principe van het leven
zelf dat vooreerst een bruisende, mateloos schenkende bron is, wordt
het principe van het tomeloze graaien gehuldigd en 'beloond'!
Een moordende
terreur huist in het principe van het privaatbezit dat door het
geldwezen wordt gesymboliseerd, omdat geld ook macht en 'rechten'
geeft aan zijn bezitter, die echter verder helemaal niets meer hoeft
te bewijzen inzake bijvoorbeeld ethische bekwaamheden, kundigheid of
kennis, terwijl dat toch dingen zijn die bijvoorbeeld wél
noodzakelijk worden geacht voor het verkrijgen van bijvoorbeeld een
licentie voor het besturen van een voertuig. Het snijdt geen hout dat
iemand wiens fundamentele behoeften bevredigd zijn zomaar de
beschikking krijgt over middelen waarmee tegemoet kon gekomen worden
aan de dringende nood van honger en kou lijdende kinderen, terwijl
hij die middelen aanwendt voor volstrekt overbodige, persoonlijke
luxe. Mensen hebben de mond vol over overbevolking, ecologische
voetafdruk en gedwongen sterilisatie van medemensen die in armoede
leven, terwijl niemand bezwaren uit tegen uit de hand gelopen
veeteelt en de vleesconsumptie of tegen de kweek van huisdieren voor
luxe-doeleinden. Het geld geeft aan zijn bezitter de macht om het
naar willekeur te besteden terwijl het de niet-bezitter ervan vaak
ter dood veroordeelt, wat wel te verstaan betekent dat alle mensen
verplicht worden om actief aan dit moordende terrorisme deel te nemen
omdat zij anders zelf worden geterroriseerd: het is doden of gedood
worden, een derde keuzemogelijkheid is er niet meer.
Van
terrorisme is sprake waar kinderen les moeten krijgen van
leerkrachten die de vereiste bekwaamheden missen doordat zij jobs
inpalmen die hun niet toekomen, terwijl de aan hen toevertrouwde
jeugd met de terreur der punten a
priori
het zwijgen wordt opgelegd. Eveneens terroristisch zijn scholen die
hun leerlingen als klanten behandelen door in te spelen op het bij
hen veronderstelde verborgen verlangen bij de scholieren om met een
minimum aan inspanningen het getuigschrift te behalen dat hen
misschien zal toelaten om 'les te geven' zoals ook hun 'leerkrachten'
dat deden. De school staat niet langer in dienst van de kinderen, die
immers geminacht worden en nog slechts dienen om met hun aantal de
subsidies aan de school en aldus de jobs van de aldaar te werk
gestelden te waarborgen en dat is slechts één voorbeeld van de
talloze gedaanten die de middel-doel-omkering kan aannemen.
In het
communistische deel van de wereld dan, wordt de waarheid gefabriceerd
door de partij die angstvallig nagaat bij alle burgers of zij er wel
geloof aan hechten en twijfelaars worden krankzinnig verklaard
ofschoon wij allen van nature heel goed weten dat eerlijke mensen
voor zichzelf moeten bekennen niets met zekerheid te weten, en dat
derhalve niet de twijfel doch het zich beroepen op absolute
zekerheden een kenmerk van ernstige geestesziekte is.
Een ware terreur
zijn de geloofsbelijdenissen in de schepper van hemel en aarde, de
verlosser die voor ons het eeuwig leven mogelijk maakt, doch die in
het credo moet opgesloten blijven gelijk destijds ook Christus in
zijn kerker, omdat men vreest dat het geen zicht is om publiekelijk
te zeggen dat men helemaal niet aannemen kan dat het heelal ontstaan
is uit een gigantische knal, dat de mens een geleerde aap is of dat
de verrijzenis van het vlees uiteraard heel letterlijk moet worden
opgevat en dat er niks mysterieuzer aan is dan aan het aardse leven
waaraan wij al gewend zijn. Het is een leugen als men zwart zegt
tegen wit en wit tegen zwart, maar van terreur is sprake als men
verwacht wordt te belijden dat iets zwart is en tegelijk wit.
Van terrorisme is
sprake waar in de naam van god medemensen worden gedood omdat zij
niet in de god van hun moordenaars geloven. Artsen die het aantal
zieken zouden terugdringen door deze te doden, zouden meteen
krankzinnig worden verklaard en zij hebben ook nog bestaan,
namelijk ten tijde van de nazi's waar zij meewerkten aan de
uitroeiing-programma's van Himmler maar voor 'religieuzen' die
het ongeloof willen wegwerken door alle ongelovigen te vermoorden,
bestaat kennelijk alle begrip.
Van
terrorisme is sprake waar mensen er niet aan denken om hun naaste bij
te staan omdat deze tot een lagere kaste dan de hunne zou behoren en
het wapen van die terreur is de leer welke voorhoudt dat men enkel
zichzelf kan verlossen door de persoonlijke uitboeting van de eigen
'zonden'. Maar, andermaal: wie
zonder zonden is, werpe de eerste steen,
want een gelijkaardige logica als de Hindoeïstische verbergt zich in
het katholicisme waar de ene wel een stuiver aan de andere kan geven
maar als het om meer kostbaar geachte zaken gaat, zoals het
zielenheil, dan zal elkeen tenslotte voor zijn eigen hemel moeten
zorgen. Al heeft een enkele 'ketter' ooit gezegd dat hij 't verkiest
om mét de geliefde voor eeuwig in de hel te zijn dan in de hemel
zónder Hem.
Terreur verbergt
zich met andere woorden in religies en ideologieën van alle maten en
gewichten, precies zoals diefstal niet alleen geschiedt waar een
inbreker des nachts het huis van een ander leegrooft maar evenzeer
waar de ene geheel legaal aan de andere een appel verkoopt omdat hij
het ei dat hij ervoor in ruil krijgt begeert en niet de bevrediging
van de behoefte van de ander. En het is allerminst onmogelijk om het
nu eens anders te doen, want de behoefte van de ander is wat
bijvoorbeeld een moeder op het oog heeft als zij haar kind verzorgt.
Het is jammerlijk te moeten vaststellen dat kennelijk voor het
merendeel der mensen geldt dat, als zij elkaar helpen, zij dat alsnog
doen uit eigenbelang. Dat de mensheid vooralsnog niet ten onder is
gegaan aan het egoïsme dat het gros der burgers kenmerkt, is alleen
te danken aan enkele verstandige staatslieden die de bittere waarheid
van het eigenbelang erkend hebben en haar met vernuftige mechanismen
alsnog ten goede hebben gekeerd.
3.
Terroristen
onderscheiden zich van andere misdadigers onder meer in de motieven
van hun handelwijze welke in hun geval gericht is op een goed
waarvan zij althans geloven dat dit het louter persoonlijke belang
ver overstijgt, en in vele gevallen gaat het dan over politieke en
religieuze finaliteiten: men pleegt aanslagen om het kapitalisme te
doen vallen, om de ongelovigen te bekeren of om de macht te breken
van een of ander belangrijk concern. Het geweld dat zij gebruiken en
ook vaak de slachtoffers ten spijt, geloven terroristen helemaal niet
dat zijzelf criminelen zijn en vaak volharden zij in het tegendeel:
ze houden vol dat zij met als het ware chirurgische ingrepen, veeleer
gericht tegen personages dan tegen personen, een kwaad bestrijden dat
oneindig omvattender is dan het kwaad van een aanslag. Zij geloven
met andere woorden dat zij een groter met een kleiner kwaad
bestrijden en bovendien geloven zij dat het ook gerechtvaardigd is om
aldus te handelen. Enkele bedenkingen zijn hier misschien wel op hun
plaats, want in het genoemde standpunt schuilen enkele adders onder
het gras.
Om te beginnen is
sprake van fanatisme en dus van verregaande (zelf)verblinding en
ondoordachtheid waar men handelt vanuit een overtuiging of een geloof
in een theorie of een ideologie die zich nog niet bewezen
heeft in de praktijk als zijnde verkieslijker. Men merkt (heel vaak
terecht) het kwaad op in het gangbare systeem, men schrijft dat kwaad
dan toe aan dat bewuste systeem en vervolgens gelooft men over een
alternatief te beschikken dat vrij zal zijn van het kwaad waaraan men
zich zozeer ergert.
Beschouwen wij het
voorbeeld van de CCC uit de tachtiger jaren van de voorgaande
eeuw, dan kan men zien hoe de plegers van aanslagen het gemunt hebben
op het kapitalisme, terwijl zij geloven in het communisme, en
bovendien geloven zij dat dit ideologisch geloof de slachtoffers die
zij heel bewust hebben gemaakt, rechtvaardigt omdat het ook inhoudt
(1°) dat het oorzakelijk verband dat zij vermoeden tussen een zeker
kwaad en een zekere ideologie, ook een feit is, (2°) dat het
alternatief dat zij voorstaan vrij is van dat kwaad en (3°) dat het
alternatief zich ook zal realiseren en wel middels het geweld dat zij
plegen en dat noodzakelijk wordt geacht.
Om te beginnen met
het derde en laatste punt: gesteld dat terroristen middels geweld en
slachtoffers een alternatief bestel invoeren, dan zal het een bestel
zijn dat niet in vrijheid verkozen werd door de burgers; het zal dus
gaan om een opgedrongen stelsel aan hetwelke het volk wordt gedwongen
zich te onderwerpen, en dat was regelrecht in strijd met het
voorgehouden doel, namelijk de volksbevrijding. Ongeacht de inhoud
van de ideologieën die in het geding zijn, kunnen geweld en dwang
sowieso nimmer bevrijding brengen.
Wat betreft het
eerste en het tweede punt lijkt de geschiedenis overtuigend aan te
tonen dat een verandering van ideologieën niet in staat blijkt om
het kwaad uit te bannen of zelfs maar te verminderen; het heeft er
daarentegen alle schijn van dat het kwaad zich gewoon verplaatst en
menig denker heeft geopperd dat dit inderdaad zo is omdat het kwaad
niet zozeer huist in de menselijke ideologieën of in een of meer van
zijn andere werktuigen, zoals hamers, bijlen en kandelaren, doch in
de mens zelf of, eerder nog, in het misbruik dat hij van zijn
middelen maakt en dus in zijn machtsmisbruik kortom: in zijn
tekort aan menselijkheid.
Een wel bijzonder
jammerlijk gegeven in de hele geschiedenis is de vaststelling dat,
ofschoon de mens beweert te beschikken over de rede, hij niet in
staat blijkt om met louter argumenten anderen van zijn gelijk te
overtuigen, terwijl het uitgerekend dat is wat hij wil doen, zodat
teneinde die wil te kunnen doordrijven, hij geen andere mogelijkheid
meer ziet dan het gebruik van geweld. Het loont de moeite om bij dit
gegeven vooraf een ogenblik stil te staan.
Het ware vooreerst
een schromelijke vergissing om te geloven dat alle mensen handelen
vanuit de rede welke door de rationalisten zelf graag wordt beschouwd
als één en dezelfde voor allen en bijgevolg als het middel bij
uitstek om allen eensgezind te maken en te verenigen. Er bestaat
weliswaar zoiets als logica, er bestaan ook vormen van wiskunde en er
is argumentatie mogelijk binnen de gesproken en geschreven taal in
allerlei sectoren zoals rechtspraak, economie en vele andere, maar
specialisten in die takken van het redeneren zullen er altijd wel op
wijzen dat de geldigheid van de conclusies welke binnen de
gehanteerde denksystemen worden getrokken, mede afhankelijk is van
wat men van bij het begin aanneemt als zijnde waar en geldig de
uitgangspunten of de axiomata en de rekenregels of de andere
voorschriften waaraan men zich altijd dient te houden.
Hoe dan ook kan
elkeen altijd de eenvoudige vaststelling maken dat er vele
ideologieën naast elkaar bestaan, dat deze allemaal verstandige
verdedigers hebben en dat zij meestal pas interesse vertonen in de
standpunten van hun tegenstanders als die interesse ook in functie
staat van de verdediging van het eigen gelijk. Dat mensen plotseling
wél bereid zijn om hun overtuiging voor een andere in te ruilen als
zij bijvoorbeeld huwen met een anders denkende partner, illustreert
het feit dat een overtuiging althans voor een flink stuk in dienst
staat van de praxis van het samenleven: van zodra de overtuiging de
praxis in de weg staat, wordt ze opgedoekt. Mensen die omwille van
een ideologie, een band van vriendschap of van liefde verbreken,
worden alvast sinds de emancipatiegolf die het Westen in de
zestiger jaren aandeed algemeen en wellicht ook terecht beschouwd
als enigszins bekrompen.
De rede blijkt een
werktuig waarmee de ene de andere in zekere zin vermurwt, en daarbij
blijkt niet de juiste ideologie het pleit te winnen, als die al zou
bestaan, maar wel de meest verstandige verdediger of verkoper.
Iedereen weet immers dat een goede verkoper ongeacht wat aan de man
weet te brengen; het is hem niet te doen om het (wisselende) product
maar om zijn winst goud is immers goud. Evenzo blijkt het de
verdediger van een ideologie uiteindelijk niet te doen om de inhoud
van zijn leer maar wel om het binnenrijven van zijn gelijk, al is het
tegelijk zo dat de verwisselbaarheid van ideologieën een zaak van
bijzonder veel tijd en moeite is het is tenslotte geen zaak van
persoonlijke preferenties doch een kwestie van historisch verankerde
gemeenschappen.
Het geloof dat een
andere ideologie of een nieuw wereldbeeld in staat is om de mens zelf
te veranderen is even naïef als de hoop dat het verbergen van messen
en dolken de boosdoener van zijn moordplannen zal doen afzien. Het
mag dan zo zijn dat de gelegenheid de diefstal schept te geloven
dat zij ook de dief zou scheppen is wel een brug te ver. Als de
moordenaar geen mes in handbereik heeft, dan zal hij zich onverwijld
bedienen van de koperen kandelaar daar op de vensterbank; als daar
geen kandelaar en ook geen gietijzeren beeld van de vredesduif staat,
dan zal hij desnoods zijn eigen schedel omtoveren tot moordwapen bij
het toebrengen van de fatale kopstoot aan het besje in wiens huis hij
een inbraak pleegt.
Als werktuig zijn
ideologieën noch goed noch slecht, zij zijn in dat opzicht
uiteindelijk geheel neutraal en dat de meest wetenschappelijk
gedragen ideologieën perfect vervangbaar blijken door volkomen
irrationele religies, bewijst het feit dat niet de inhoud van die
werktuigen hun effectiviteit bepaalt maar wel het impact ervan op de
burgers die zij in de pas doen lopen. Zowel het jodendom als het
katholicisme als de islam als het hindoeïsme als het boeddhisme als
het kapitalisme als het communisme... bleken in staat om
maatschappijen te vormen en in stand te houden allemaal bleken
zij een behoorlijk cement, althans in functie van hetgeen zij
beoogden. De vraag luidt derhalve wat wij beogen, wat onze wensen
zijn, wat voor een wereld wij wensen, voor onszelf vandaag en voor
onze kinderen morgen.
Het is alvast zeer
onwaarschijnlijk dat er mensen bestaan die het opportuun vinden om te
leven in een wereld waarin hun doen en laten bepaald worden door
geweld en dwang.
Maar
via het geweld en de dwang belanden we dan bij het al te heldere
devies van Spinozistische makelij: waar de natuur ons beperkt,
gebiedt de wijsheid ons om niet te treuren; dankzij de rede kunnen
wij immers inzicht krijgen in de noodzaak van die beperkingen en
precies dit inzicht maakt ons vrij.
Een
devies dat al te helder is omdat het verwijst naar de rede als ware
die altijd en overal voor iedereen goed zichtbaar en één en
dezelfde. De zaak is immers dat de rede zelf geen poten heeft om op
te staan.
Zo
zijn er al talloze pogingen geweest om de ethiek op te bouwen wars
van alle zogezegd irrationele stelsels en louter met behulp van de
rede die dan, eens en voorgoed, klaar en duidelijk zou kunnen maken
wat goed is en wat kwaad is, wat moet en wat niet mag. Geheel
vruchteloze want naïeve pogingen uiteraard omdat de redelijkheid
waarop onze cultuur prat gaat, zich beperkt tot talige stelsels van
afleidingsregels waarbij echter van uitgangspunten en doeleinden
abstractie moet worden gemaakt.
Onze
voorraad aan afleidingsapparatuur is weliswaar gigantisch, maar naar
beginselen en doeleinden moeten wij tasten zoals een blinde naar een
ei, en dat maakt dat wij eigenlijk helemaal niet kunnen opschieten
met het prepareren van een kant en klare regelgeving welke ons
gebiedt wat ons te doen staat.
Maar
kijk, is dat niet vreemd: wij beweerden aanvankelijk ons van alle
dwang te willen bevrijden, terwijl wij onszelf daarop betrappen dat
die wens ons leidt naar het tegengestelde van het beoogde, want het
is in functie van die bevrijding dat wij ons gaan afvragen zijn wat
ons dan te doen staat! En de paradox dat de wil tot vrijheid ons
brengt bij de vraag naar de juiste voorschriften voor ons handelen,
ontmantelt een niet onbelangrijk gegeven, namelijk het feit dat de
vrijheid geen uitgangspunt is, dat zij ons niet spontaan gegeven is,
maar dat we haar middels de juiste voorschriften misschien wel zouden
kunnen verwerven.
En
belanden we hiermee niet in een impasse? Want kijk, daar dringen ze
zich al op, de juiste voorschriften, in alle kleuren en vormen, voor
elk wat wils: religies allerhande, theïstische en atheïstische
ideologieën, gebaseerd op oude ofwel nieuwe theorieën over leven en
dood, groot is de keuze... Is de keuze dan té groot? Kunnen wij niet
kiezen en hunkeren wij daarom naar overreding? Naar dwang? Naar
terreur?
(J.B., 20-24
januari 2013)
07-01-2013
Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Enige commotie is ontstaan naar aanleiding van de Kersttoespraak van de vorst der Belgen, waarvan ontkend wordt dat hij een welbepaalde politieke partij viseert, terwijl tegelijk de eindredacteur van die toespraak, die premier Di Rupo is, de N-VA "een erg gevaarlijke partij" noemt. Dat klinkt weliswaar allemaal zeer gewaagd, maar als men de uitspraak van Di Rupo volledig citeert, dan zegt hij dat de N-VA een erg gevaarlijke partij is "voor ons land", en wie zou ooit ontkennen dat dit de zuivere waarheid is? Is het immers niet de bedoeling van de N-VA om ons land zoals het nu bestaat, definitief te be-eindigen? Inderdaad, dat is de bedoeling, en het is dan ook waar dat de N-VA erg gevaarlijk is voor ons land, zo simpel als pompwater.
En wat is er dan van de waarschuwingen van de koning over alle partijgrenzen heen - de waarschuwingen voor een terugkeer van het fascisme? Er zijn er warempel die hier hartelijk moeten mee lachen: niet omdat het vergezocht zou zijn om de huidige situatie met de vooroorlogse te vergelijken maar, precies in tegendeel, omdat de vorstelijke waarschuwingen vijgen na pasen waren. Want waar intussen honderdvijfenzestig jaar geleden Karl Marx de arbeiders aller landen opriep om zich te verenigen, met name tegen de uitbuiting door de kapitalisten, zijn het niet de arbeiders geweest die aan die roep gehoor gaven, doch de grootgeldbezitters: zij hebben zich verenigd, en wel in ons aller Europa dat allerminst het onze is doch dat van de rijken, die er nu de armen uitmelken dat het een lieve lust is. Dat de vorst niet behoort tot de armen, hoeft geen betoog en deze toestand is dan ook wat men misschien nog het best een surrealistische versie zou kunnen noemen van het aloude verhaal van de vos die de passie preekt.
Sinds de tweede wereldoorlog is het allemaal erg geëvolueerd maar blijkbaar zijn er nog steeds lieden die niet mee zijn en die zijn blijven denken in termen van landen en streken en naties. Min of meer geletterde mensen weten intussen hoe achterhaald de verhalen van dynastie en democratie wel zijn: zij zijn verkappingen geworden, museumstukken en folklore, en blijkbaar met vooralsnog onverminderd succes schermen zij de eigenlijke gang van zaken voor de ogen van de massa af. Over alle grenzen heen zweren zij immers samen sinds oudsher: eerst de koningshuizen en de zogenaamde edellieden die nooit hoefden te werken en die zich altijd te goed hebben gedaan aan de arbeid van de kudde waaruit zij bovendien onder allerlei voorwendsels de schoonste vrouwen hebben weggeroofd. Vervolgens de patriciërs, de rijken uit de steden, die evenmin werken konden maar die wel het geld hadden om de machines aan te schaffen, bemand door de werkloos geworden vaklui die immers niet konden optornen tegen de massaproductie die ze nu zelf aan gang moesten houden. Tenslotte de bankiers en wie zij dienen, die alle politici aller landen a priori hebben omgekocht - politici die ervoor zorgen dat al het geld in één en dezelfde richting stroomt, met name van de werkende en niets bezittende klasse naar de klasse van diegenen die zich bevrijd wanen van elke plicht en die mét het geld dat zij naar zich toe weten te halen, ook alle rechten inpalmen.
Slechts de grote massa van de blinden argumenteren nog dat er geen concentratiekampen meer zijn en geen vergassingen, want één oog volstaat om te begrijpen dat prikkeldraad en muren overbodig zijn geworden want vervangen door onzichtbare maar evenzeer onsloopbare omhulsels welke de aloude hoop op ontsnapping in de kiem hebben gesmoord alsook het recht daartoe. De Griekse journalist die de namen van de tweeduizend rijkste en belastingenontduikende reders van zijn land publiek maakte, zat weliswaar rap in de cel, maar de onthuller van de intriges in de internationale politiek met wikileaks alsook het kopstuk van het IMF dat naar het Franse presidentschap dong, werden met quasi immateriële middelen geïsoleerd en niemand zal hen ooit nog ernstig nemen - zeer in tegenstelling tot diegenen die levenslang kregen en die hun straf hebben uitgezeten achter ijzeren tralies.
De mens is immers niet langer een natuurlijk dier, hij is een burger, en dat is hij in die mate dat zijn bestaan niet eens erkend wordt als het geen bestaan is op papier. En verder is de burger niet langer iemand die zus en zo handelt, doch iemand die deze of gene job bekleedt, wat in feite niet méér wil zeggen dan dat hij daarvoor een vaak riant inkomen int terwijl hij al het werk dat aan die job verbonden is, vaak laat verrichten door onbestaanden, want dat is wat illegalen in de huidige constellatie zijn. En we spreken hier niet over gangsters: er zijn er die beweren dat de onderaanneming bijvoorbeeld bij de NMBS, met illegalen wordt bevolkt. Op grote schaal doen in privé-bedrijven onbestaanden, die dan immers ook geen sociale bescherming hoeven te genieten en zelfs geen loon verdienen, al het werk dat ooit de zogenaamde gastarbeiders deden uit de boeken van Günter Walraff, de koeters van Stijn Streuvels, de proletariërs waarover Friedrich Engels schreef, de arbeiders in het oostblok, in Afrika of in Azië waar de fabrieken van de grootgeldbezitters staan, die immers verhuizen zoals het hen best uitkomt, van de ene natie naar de andere want, andermaal: die opdeling in landen, streken en naties is al vele generaties achterhaald.
Het toneel waarin het vraagstuk van het nationalisme de hoofdrol speelt, wordt vandaag alleen nog opgevoerd om de aandacht van de massa af te leiden wég van de hoofdrolspelers die er echt toe doen. Zij die aan de touwtjes trekken zijn uiteraard niet zo achterlijk dat zij niet zouden weten dat voor het handhaven van hun positie, de absolute onzichtbaarheid van hun handelen een volstrekte noodzaak is. Zij hebben de mond overvol van transparantie en van open debatvoering maar uitgerekend die openheid mijden zij als de pest en in de praktijk bespelen zij op meesterlijke wijze het grootorgel van de leugens en de illusies welke eigen aan de duivel zijn, alsnog de alleenheerser over deze wereld.
(J.B., Driekoningen en daags nadien, 2013)
01-01-2013
Herodes en ons 'onderwijs'
Herodes en ons 'onderwijs'
O Kersnacht, schooner dan de daegen,
hoe kan Herodes 't licht verdraegen,
dat in uw duisternisse blinckt,
en word geviert en aengebeden?
Zijn hooghmoed luistert na geen reden,
hoe schel die in zijn ooren klinckt.
(Joost van den Vondel,Gysbreght van Aemstel (Rey van Klaerissen), 1637, naar van Lennep's uitgave, herzien en bijgewerkt door J.H.W. Unger, pag. 81. Dit is de eerste strofe van een waarschijnlijk toen reeds bestaand lied. 'Kersnacht' = 'Kerstnacht'; 'na' = 'naar').
Het gestaag wegdeemsteren van de geschiedenis en de mythologie van het christendom verplicht ertoe vooreerst te vermelden dat de Palestijnse vazalkoning onder de Romeinse heerschappij ten tijde van de geboorte van Christus, met name Herodes, nadat deze vernomen had van de wijzen uit het Oosten dat in Bethlehem een nieuwe koning der joden was geboren, uit angst voor de rivaal er alle kinderen liet vermoorden. De feestdag van de toen vermoorde onnozele of onschuldige kinderen valt op 28 december. Het Kerstlied bezingt hoe, in haar hoogmoed, de leugenachtige wereldse macht, mét de moord op het onschuldige en machteloze kind, ook de waarheid tracht te verkrachten, maar het kind dat aan de Waarheid gelijk is, ontsnapt; Jozef en Maria vluchtten met Jezus naar Egypte.
Zo theatraal als deze welhaast naar de mythologie neigende geschiedenis klinkt, zo verkapt en verdoken blijft dit kennelijk bijzonder waarachtige verhaal zich alom in onze wereldgeschiedenis herhalen. Neem nu de Herodes in ons huidige onderwijs.
Niet zo lang geleden deed een vader van een kroostrijk gezin bij het inkijken van de lespapieren wiskunde van een van zijn pubers een wel bijzonder schokkende ontdekking. Op een van de A4-tjes die de lessen begeleiden, handelend over de commutativiteit van de bewerking van de optelling, vond hij enkele oefeningen door dochterlief correct opgelost maar in rode inkt door de juf doorstreept. Wat er dan fout was, vroeg de vader aan de dochter. En zij vertelde hem dat ze het ook niet kon vatten:
- De juf had gevraagd om bij het oplossen van een som met vier termen, met accolades aan te duiden in welke volgorde de termen werden samengeteld, en die volgorde, aldus de juf, was niet volgens het boekje!
De vader herinnerde zich ook nog een en ander van op school en wierp op:
- Maar is dat dan niet wat de eigenschap van de commutativiteit uitdrukt: dat die volgorde helemaal geen rol speelt?
- Dat dacht ik ook, antwoordde de dochter, zichtbaar opgelucht omdat haar vader de frustratie deelde waaronder zij al een tijdlang leed.
- De juf zal zich vergist hebben, zo suste hij hun beider gemoederen.
Maar een volgende bladzijde verbaasde hem kennelijk opnieuw want hij ging zitten en graaide naar zijn bril. Het was een schets van de juf, die zijn aandacht trok, een schets van een rechthoekige driehoek. De rechthoekszijden van de driehoek hadden een lengte van respectievelijk twee en drie eenheden; en bij de schuine zijde stond het cijfer vijf.
- Mijn kindje, was het hier dan de opgave om de fouten te zoeken? vroeg de vader aan zijn dochter: hier staat immers een rechthoekige driehoek afgebeeld waarbij de som van de lengten van de rechthoekszijden gelijk is aan de lengte van de schuine, en dat is me dunkt toch wel alleronmogelijkst?!
- Welnee, papa, zo antwoordde de dochter: er had al iemand in de klas gevraagd aan de juf of dit dan niet onmogelijk was, zij antwoordde dat het slechts een voorbeeldje betrof.
- Een voorbeeldje!? zo stamelde de vader kennelijk onthutst en hij ging door met lezen. Maar na een poos stootte hem alweer iets tegen de borst:
- Maar wat is dit hier dan? Is uw oplossing van die producten van machtsverheffingen dan niet correct?
- Ik dacht het ook, zei de dochter, maar de juf wil dat ik op een andere manier naar de oplossing toe werk.
- Hoe dan wel? vroeg de vader benieuwd.
- Volgens de rekenregels, zei de juf.
- Rekenregels!? zo vroeg de vader zich af: en wat moeten die rekenregels dan wel voorstellen? Bestaan er dan rekenregels die correcte oplossingen uitsluiten?
- Het zijn regeltjes van de juf, antwoordde de dochter.
De vader zat nu letterlijk met de handen in het haar:
- Ik zal eens moeten gaan praten met uw juf, besloot hij, en hij dacht: het ziet er naar uit dat die juf de wiskunde aan het herschrijven is!
- Maar er zijn twee juffen, zei de dochter: die opgaven zijn afkomstig van twee verschillende juffen.
- Heb je van je leven! verbaasde zich de nu wel zeer bezorgde vader.
Twee wiskundeleerkrachten in een en dezelfde school: de eerste moet de leerlingen bijbrengen dat de optelling commutatief is maar zij logenstraft die eigenschap van de optelling nog op dezelfde bladzij; de tweede verwart de stelling van Pythagoras met de simpele som van de driehoekszijden en zij fabriceert ook nog 'rekenregels' welke correcte oplossingen uitsluiten. Maar wat fabuleren zij al niet méér, want dit is wat papa aan het licht brengt na amper enkele bladzijden van de leerstof te hebben ingekeken...
De brave man maakt een afspraak met de eerste leerkracht maar die verzekert hem ervan dat zij volgens het boekje werkt en dat zij alle bijscholingen gevolgd heeft:
- Als u het niet begrijpt, mijnheer, dan moet u bij mij maar eens enkele lessen komen meevolgen, zo berispt de regentes hem prompt.
De brave man ziet zich genoodzaakt om poolshoogte te gaan nemen bij de schooldirectie.
- Mijnheer, u moet weten dat wij het heel druk hebben, aldus vangt mevrouw de directrice haar betoog aan. Wij hebben van de allerbeste leerkrachten en wij staan volledig achter hen: ikzelf, alle collega's én de pedagogische raad. Allen zijn zij het erover eens dat de leerstof wiskunde degelijk is en dat de toekenning van punten rechtvaardig is verlopen. Het probleem van "mijn kind, schoon kind" is ons uiteraard niet onbekend maar omdat u zoveel moeite doet en aandringt zullen we de zaak bekijken en zien of uw dochter niet een punt extra kan krijgen.
- Verontschuldig mij, mevrouw, antwoordt de vader, maar het gaat mij hier niet om de punten van mijn dochter doch om de leerstof van de juf.
- Ik ben geen wiskundige, zo repliceert de directrice.
- Dat is mijn dochter evenmin, mevrouw, antwoordt de vader.
- Wij zijn een lerende organisatie, zegt de directrice.
Zonder schroom. Want is het niet een beetje laat als een leerkracht zich nog in de beginselen van het vak moet bekwamen als zij al tientallen jaren voor de klas staat? Aan hoeveel leerlingen heeft zij intussen haar zelf gefabriceerde 'rekenregels' al diets gemaakt? Hoe groot is het aantal scholieren aan wie zij driehoeken heeft voorgeschoteld waarvan twee zijden samen even lang zijn als de derde? Hoeveel leerlingen heeft zij al gebuisd wanneer die de commutativiteit van de optelling ook gingen toepassen in hun sommetjes?
De papa heeft een broer die wiskundige is en een andere broer is pedagoog. De eerste lacht als hij het verhaal aanhoort maar alras sluit hij zich aan bij de tweede die wijst op de ernst van de zaak:
- Elke puber, elke adolescent moet zijn opvoeders kunnen vertrouwen, zo begint hij, en leerkrachten die hun vak niet kennen, verdienen dat vertrouwen niet en richten grote en vaak onherstelbare schade aan. Kinderen zijn gezagsgetrouw, zij nemen waarheden aan maar evenzeer leugens. Voor korte tijd, weliswaar, want ook kinderen kunnen nadenken. Leerstof die inconsistent is, wordt niet getolereerd en zo ontstaan een wantrouwen in de leerkracht en een tegenzin voor het vak. Voor die verwerpelijke attitude is niet het kind verantwoordelijk want de onbekwaamheid berust niet bij het kind doch bij de leerkracht. Onbekwame leerkrachten verknoeien de opvoedelingen die aan hen worden toevertrouwd. Het ergste is dat kinderen aan wie foute dingen worden geleerd, dit weliswaar opmerken, maar ze onderdrukken in zichzelf alle gezonde tegenreacties omdat zij nu eenmaal vertrouwen moeten hebben in het gezag dat hen immers quoteert, en het uiteindelijke resultaat van dat frustrerende proces is dat kinderen alras aan zichzelf gaan twijfelen. En een kind zonder zelfvertrouwen is een vogel voor de kat...
- Onze kinderen hebben recht op degelijk onderwijs, zo zegt de mama tot de papa: je moet hier dringend iets aan doen, vadertjelief; ik wil immers niet dat onze dochter schoolmoe wordt of dat zij een aversie krijgt voor vakken, alleen maar ingevolge het feit dat die door onbekwamen worden gegeven! Wij moeten de rechten van onze kinderen verdedigen want zijzelf kunnen dat niet doen! En wij mogen ook niet langer talmen!
- De directrice zegt dat zij achter die leerkrachten staat, zoals trouwens alle collega's van de school.
- Maar weet zij dat die juffen het vak niet beheersen?
- Zij antwoordt daarop zelf geen wiskundige te zijn.
- Dat is onze dochter ook niet!
- Dat heb ik haar dan ook geantwoord.
- En wat zei ze daarop?
- Dat de school een lerende organisatie is.
- Maar hemeltje lief!
- Ik zal eens informeren bij de inspectie.
- De inspectie? Maar is het dan niet de inspectie die de leerkrachten aanstelt!?
Mijnheer B. ziet het allemaal anders. Hij is een oudere collega van de papa en hij was een poos actief in de politiek:
- Een school heeft een politieke kleur, zo legt hij uit: er zijn staatsscholen en er is het katholieke net en die twee proberen elkaar zowat de wind uit de zeilen te halen, dat is een bekend gegeven. Die concurrentie verhoogt niet noodzakelijk de onderwijskwaliteit want vandaag beogen scholen niet zozeer het bijbrengen van kennis en bekwaamheid maar veeleer het maximaliseren van het aantal inschrijvingen; daarvan immers hangt de subsidiëring af en ook het aantal aanstellingen van leerkrachten.
- Overdrijf je nu niet een beetje? vraagt de papa beteuterd.
- "Elke leerling is anderhalf lesuur waard", zo hoorde ikzelf het eens zeggen op een lerarenraad in een staatsschool waar ik lesgaf toentertijd, en de conclusie luidde dat het stellen van al te hoge eisen aan de leerlingen, zeer in het nadeel was van het personeel omdat scholen die van de leerlingen inspanningen vragen, gestaag leeglopen. Het is de meesten om het humanioragetuigschrift te doen en het gemak primeert in deze tijd.
- Maar als dat waar is, dan staan de scholen niet langer in dienst van de kinderen!?
- De kinderen zijn er om de scholen te bevolken en om zo de jobs van het personeel daar te vrijwaren; dat is inderdaad de verborgen agenda. Ik heb dat toentertijd ook publiekelijk aangeklaagd.
- Kennelijk heeft het niet geholpen?
- Het enige resultaat is geweest dat ik niet meer gevraagd word om les te geven, het is immers verboden om wat gezegd wordt binnen de lerarenraad publiek te maken.
- Maar dat is samenzwering!
- Inderdaad, de methode van de zwijgplicht is beproefd en zij is eender in het seksueel misbruik van kinderen. Zolang er niet gepraat wordt over het misbruik, lijkt het wel alsof het helemaal niet bestaat. En eenmaal de samenzweringen aan het licht komen, doen alle betrokkenen prompt alsof ze uit de lucht komen vallen, bisschoppen incluis: "Wir haben es nicht gewuszt"!
- Gaat die vergelijking niet een beetje ver? Zie je het allemaal niet wat te zwart?
- Millgram heeft aangetoond dat maar eventjes vijfentachtig percent van alle mensen bereid zijn om anderen te doden op bevel van hun autoriteiten, en ongelovigen hebben die proef meer dan eens herhaald met steeds hetzelfde verbluffende resultaat. Wat er gebeurt waar de leerkracht gebiedt om tegen wit, "zwart" te zeggen, ontlokt binnen de kinderziel een gelijkaardig conflict tussen de eigen waarheid en de leugen van de autoriteit, en op straffe van te moeten zakken, leert het kind zichzelf te veroordelen op punten waar het heel goed weet het bij het rechte eind te hebben. Het kind verraadt zichzelf, het werd immers psychisch verkracht. Een opvoeding die zich bij die gang van zaken neerlegt, brengt geen zelfstandige mensen voort maar voddenpoppen en plantrekkers want zo worden helaas diegenen die in hun gezonde inzichten werden verkracht.
Vader laat er geen gras over groeien en gaat te rade bij een advocaat, die voor een eerste raadpleging al een behoorlijke som moet innen:
- Wij kunnen niet anders, zo verontschuldigt hij zich, want het is een hele rompslomp en dat brengt kosten mee, maar komt u alstublieft ter zake!
En de vader begint: hij betaalt belastingen, zijn kinderen hebben recht op degelijk onderwijs terwijl hun wiskundejuffen niet eens blijken te weten dat de kortste afstand tussen twee punten de rechte is. De schooldirectie ziet geen probleem en sommigen murmelen al dat hij spoken ziet, al hebben zij die lespapieren nog zelfs niet eens bekeken. De inspectie dan? Welnee, uiteraard heeft die de leerkrachten aangesteld en wie gaat nu wetens en willens bij de duivel te biechten? Vandaar dacht hij dan: wij leven in een rechtsstaat, de verlichte geest van Montesquieu scheidde wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, en dat is dan wat hem de weg wees naar de advocaat, want het gerecht is een mallemolen en voor outsiders zoals hij volstrekt ongeschikt.
- Ik begrijp het, zo spreekt de advocaat tenslotte, maar een gewaarschuwd man telt voor twee: verwacht van mij niet dat ik er kan voor zorgen dat uw kinderen andere leerkrachten krijgen. Is het dat wat gij wilt bekomen, dan raad ik u aan hen naar een andere school te sturen, en dan nog in de hoop dat het probleem zich daar niet zal voordoen, het is immers altijd een dubbeltje op zijn kant. Eerlijk gezegd moet ik bekennen dat ik bijzonder weinig voor u kan doen, het enige wat misschien lukt, is een extra punt in het geval van betwiste examencijfers. Bovendien mag ik u niet verzwijgen dat de gerechtelijke molen bijzonder traag maalt en dat durft nogal eens zijn tol eisen, van de financies maar ook van de zenuwen. Ik vraag het zonder bijbedoelingen, maar mag ik u beschouwen als een vermogend man?
Papa keert naar huis terug, diep in gedachten verzonken. Hij denkt nog aan de media, de vierde macht, voor het geval vrouwe justitia voor de kinderrechten blind zou zijn. Maar wat las hij daar over die twee families die hier ten lande zowat alles bezitten wat op papier verschijnt en door de ether gaat, het gesproken woord zowel als het beeld? En hij moet zijn conclusies trekken, het lied van jan met de pet is al uit. Een school is een koek en voor wie er een job heeft, zit het snor, tenminste zolang de klanten komen. Maar die blijven wel komen, als ze hun zin krijgen tenminste, en dat is: een getuigschriftje zonder al te veel moeite. Leerkracht zijn is best een moeilijk beroep, tenminste als men het goed wil doen, want voor onbekwamen die er hun eigen tijd doorbrengen én die van de kinderen, is het een makkelijk verdiend inkomen en, mits een vaste benoeming, een waar fortuin. Verworven rechten, collegemeubels met een vaste plaats, collegialiteit en samenzwering, verborgen agenda.
Wij zorgen voor een mooie toekomst voor uw kind! - zo zegt het de reclame. Maar vervangt men in die slogan 'kind' door 'geld', dan krijgt men prompt wat de banken ons op de mouw hebben gespeld. Papa denkt aan zijn verloren beleggingen: nog goed dat het slechts geld was, dacht hij toen: gelukkig heb ik nog mijn kinderen!
(J.B., 30 december 2012)
21-12-2012
2013 en het lot van Midas
2013 en het lot van Midas
Van overbevolking is sprake van zodra er te weinig landbouwgrond is om een bevolking nog te kunnen voeden. Dat kan het geval zijn in een welbepaald land en dan rest uiteraard de mogelijkheid van handel drijven. Dreigt er overbevolking op wereldschaal, dan is dat uiteraard iets absoluut. Maar het is vooralsnog niet de overbevolking die ons bedreigt.
De prijs van producten hangt voor een groot stuk af van hun schaarste, en dat geldt zowel voor noodzakelijke als voor volstrekt overbodige zaken, als die maar worden begeerd. Een kunstwerk is niet levensnoodzakelijk maar het is wel schaars - het is uniek - en het volstaat dat meer dan één persoon het hebben wil, opdat het per opbod werd verkocht.
Onlangs werd een Picasso geveild voor een miljard dollar, maar theoretisch gezien kan een schilderij nooit zo duur worden als een brood dat schaars is. In tegenstelling tot een kunstwerk, is een brood immers levensnoodzakelijk, een brood kan het verschil maken tussen leven en dood. Bij de verkoop per opbod van een brood aan mensen die op de rand staan van de hongerdood, zal niemand van hen de prijs te hoog vinden als hij die betalen kan, en zo zal niet langer diegene die het meeste wíl bieden, het brood kopen, maar wel diegene die het meeste kán betalen - de rijkste - en dat is een heel verschil. Bij voedselschaarste verliest de vrije markt paradoxaal genoeg haar vrijheid omdat zij dan spontaan gehoorzaamt aan het recht van de sterkste, dat immers dwingend is: de zwaksten krijgen niet langer de toegang tot levensmiddelen.
Op de vrije markt hangt de waarde van een product af van zijn schaarste maar naast de marktwaarde is de eigenlijke waarde van de dingen uiteraard nooit weg te denken. Bij een overschot aan voedsel kan voedsel worden weggegooid, bijvoorbeeld om de prijs ervan de hoogte in te jagen, maar eenmaal een echt tekort dreigt, rijst de prijs de pan uit. Lang niet alles is te koop, de macht van geld is feitelijk zeer beperkt en men kan een kei het vel niet afstropen.
Als een land verarmt en de bevolking eist meer loon, dan wordt ten langen leste het ultieme redmiddel van de muntdevaluatie uitgespeeld: de banken gaan geldbiljetten bijdrukken. Edoch, voedsel of landbouwgrond bijdrukken is en blijft onmogelijk, en zo kan het papieren geld de honger niet bestrijden die de armsten treft. Het geld, de markt, de economie stoten hier op absolute grenzen: er zijn meer monden dan er kunnen gevoed worden.
Alle nieuwjaarswensen ten spijt is dat jammer genoeg de werkelijkheid die ingevolge de mislukking van de oogsten voor de deur staat en die in 2013 niet veel goeds belooft. Maar heeft men daar niet om gevraagd wanneer men de goederen vernietigde om zo kunstmatig schaarste te creëren teneinde de kostprijs van het voedsel op de markt de hoogte in te jagen en zodoende aan die vernielingen veel geld te kunnen verdienen? Andermaal, men had het kunnen weten: munten van nikkel en papier zijn niet te vreten. Reeds vele duizenden jaren geleden is de legendarische koning Midas ons in dit ongeluk voorgegaan: omdat alles wat hij aanraakte, veranderde in goud, moest hij zijn kunsten met de hongerdood bekopen.
(J.B., 21.12.2012)
19-12-2012
Euthanasie, een kind van de dwaasheid?
Euthanasie, een kind van de dwaasheid?
De reklame doet haar werk want binnen een zich steeds uitbreidende kring wordt het stilaan beschouwd als geheel vanzelfsprekend dat euthanasie als synoniem van waardig sterven geldt, wat in de hedendaagse context wil zeggen dat het lijden mensonwaardig is. Alvast in een christelijk perspectief is deze zich nu bijna agressief profilerende politieke stelling op zijn zachtst gezegd onthutsend, daar de zoon Gods, de 'tweede Adam' en een voorbeeld voor allen, midden in zijn levensbloei, de naar reeds twee millennia lang wordt aangenomen allerwaardigste dood gestorven is, gepaard gaande met gruwelijk fysiek en psychisch leed.
In feite mag het niemand meer verbazen dat in de huidige culturele afgang en middenin de dreiging van algehele verrotting die het egoïsme kenmerken, nog weinig begrip bestaat voor het mysterie van het levenschenkende offerschap dat met zijn overtuigende pedagogiek doorheen vele eeuwen het Westen heeft opgetild tot ongekende culturele, maatschappelijke en wetenschappelijke hoogten. Dat de vooruitgang die ons het gemak bracht dat velen nu de das dreigt om te doen, te danken is aan een natuurbeheersing welke uiteraard vooreerst wortelt in een beteugeling van de natuur binnenin onszelf, blijkt niet langer te worden begrepen door een steeds groeiend bevolkingsdeel dat immers protesteert van zodra gewag gemaakt wordt van een minimale solidariteit met anderen. Erger nog, moet men toezien hoe steeds meer maatschappelijke instellingen die hun bestaansreden aan het solidariteitsprincipe danken, er steeds vaker een dubbele boekhouding op nahouden welke hun toelaat om de eigen voorgehouden doelstellingen tegen te spreken met een praktijk van louter winstbejag en uitbuiting: bejaardentehuizen zetten bejaarden letterlijk op straat van zodra de hulpbehoevenden voor hen niet langer een bron van grof gewin zijn en allerlei verzekeringsmaatschappijen proberen juist diegenen van deelname uit te sluiten die de hulp het hardste nodig hebben. Solidariteit is dikwijls nog slechts een voorwendsel of een verkapping voor haar tegendeel: diefstal.
Het verregaande onbegrip voor de grond van onze prachtige beschaving is uiteraard te wijten aan het stilaan verbannen worden uit de wereld van de liefde: zij is de bron van alle solidariteit die in haar licht immers vanzelfsprekend is, daar elke plicht zonder te dwingen uit haar voortkomt. Daarentegen kan solidariteit wars van de liefde slechts een vorm van samenzwering zijn: een uitbreiding van het egoïsme zelf, precies zoals iemands verzekering een uitbreiding is welke het voortbestaan van zijn persoon moet waarborgen van zodra die zichzelf niet meer waarborgen of verdedigen kan. Maar deze niet door liefde gefundeerde solidariteit ondermijnt met de stelligste zekerheid op den duur zichzelf: zorginstellingen worden geprivatiseerd om vermogende hulpzoekenden leeg te kunnen melken en de staat doet verwoede pogingen om zich van de armste schooiers te ontdoen. Stilaan maar zeker dreigt zich hierdoor een evolutie te herhalen richting totale ontmenselijking... opnieuw onder het voorwendsel van haar tegendeel, in dit geval: meer humaniteit.
De nazi-logica welke ontspringt aan menselijke depersonalisering ingevolge een tot een waanzinnige roes opgezweepte kuddegeest, bedreigt andermaal een wereld die zijn zelfkennis verloor en die megalomane trekken krijgt welke zich opsmukken met schijndeugden of ondeugden verkapt als deugden. "Moeten onze jonge en gezonde burgers aan het front gaan sneuvelen om de bejaarden en de zieken thuis in leven te houden?", zo schotelde Adolf Hitler de massa voor die nooit heel goed heeft kunnen redeneren omdat zij het verstand heeft van een kind van pakweg zes. Tweeduizend jaar voordien al stelde de satan een gelijkaardige vraag aan Christus op een hoge berg toen hij onze Verlosser voorstelde om voor hem te knielen in ruil voor al de wereldse rijkdom aan zijn voeten. Jezus Christus ging daar niet op in, maar wat te denken geeft is dat hij helemaal niet loochende dat die rijkdom van de wereld in de handen van de duivel lag en nog steeds ligt. "Waarom", zo vroeg de duivel aan de Heer, "Waarom verandert gij deze stenen niet in broden zodat de mensen nooit nog honger moeten lijden?"
De duivel kent de zin niet van het lijden, voor het kwaad is het leed altijd geheel zonder doel en daarom ook steelt de dief en doodt de moordenaar zijn broeder die hij als een last beschouwt. De misdaad komt voort uit de weigering te moeten lijden, wellicht omdat het diepe inzicht ontbreekt in de zin ervan dat steeds een lijden ter wille van de ander is, en dit is uiteraard onmogelijk zonder de liefde. Mensonwaardig is het allerminst.
(J.B., 19 december 2012)
17-12-2012
Bar d' hiver
Bar d' hiver
Bar d' hiver
, zo staat het op de toegangskaartjes gedrukt in Onze-Lieve-Vrouweblauw: een eindejaarsfestijn in de aanloop naar wat ooit Kerstmis was en wat nu santaklos gaat heten - een contaminatie van 'Sint' en 'Klaas' - verwijzend naar een ander feest van drie weken voordien dat niettemin verwisseld wordt met de hoogdag van Emmanuel, wellicht door de kazuifel, bloedrood met een zoom van pels zo wit als sneeuw, het kleed van sinterklaas dat ook de kerstman draagt. De laatstgenoemde is de rondborstige lachbek die op alle warenhuizen prijkt en die in dit tijdperk van een nooit geziene blindheid de miserie van het kou lijdende kind verkapt.
Bar d' hiver
, in 't Frans dan nog, met allerlei versnaperingen en vooral sterke drank, en vuurkorven tegen de vorst, want er is pret voorzien met dj's tot in de kleinste uurtjes, en dat alles in de pastorijtuin waar ooit de zwarte herder van het dorp brevierde en onafgebroken bad voor onze zielen opdat zij niet branden zouden in de hel, opdat zij zich bekeren zouden tot het licht, opdat zij tot die wijsheid zouden komen waarin een mens uiteindelijk begrijpt dat het geluk gelegen is in 't delen van zijn rijkdom met de allerarmsten; dat er geen heil kan zijn in overvloed ten koste van een kind. Alle menselijke weelde is tenslotte slechts geleend met een belofte aan de milde Schenker als unieke onderpand.
In deze tijd spenderen mensen handen vol geld aan het kapsel van hun honden terwijl in de vrieskou op de straat piepkleine kinderen moeten slapen omdat hun ouders die niet lezen kunnen, op de vlucht voor het geweld waaraan de superrijken hun fortuinen danken, de brevetten niet bezitten die vandaag worden vereist om te bestaan in deze wereld op de dool. Hoe kunnen zij hun gepommadeerde monden vullen met crème-fraîche en glühwein recht uit de beurs bestemd voor het brood en de pap van kleuters die nu met de voeten moeten stampen opdat hun tenen niet zouden afvriezen daar buiten in het ijs der greppels? Hoe leggen deze feestneuzen het toch aan boord met al die kennelijk onbedorven pret? Hoe kunnen zij nog langer doen alsof zij niet beseffen wat zij doen?
Bar d'enfer
, want als dat de hel niet is dan bestaan er geen kwellingen en demonen, dan is er in het ganse universum geen spot met geen god en dan had Charles Dickens helemaal geen Christmas Carol hoeven schrijven en Stijn Streuvels ook geen Kerstekind en Dostojevski geen Vertelling van de Grootinquisiteur, want al die pareltjes herbergen niets dan onze hoop.
(J.B., 17 december 2012)
16-12-2012
Pijn en verdoving, waarheid en bedrog
Pijn en verdoving, waarheid en bedrog
Wie dacht dat een leven zonder pijn wenselijk of ook maar mogelijk zou zijn, die heeft het flink bij het verkeerde eind: pijn is naar men mag aannemen een principieel in alle levende wezens ingebouwd alarmsysteem dat ons daarvan quasi feilloos op de hoogte brengt als beschadiging dreigt en dood. Eenmaal het pijnsignaal opgevangen en correct geïnterpreteerd in functie van het herstel van de aangerichte schade, heeft het leed zijn werk gedaan en doet pijnstilling uiteraard niet langer kwaad. Maar voor die tijd is pijn dikwijls het enig resterende natuurlijke alarm dat ons herinnert aan gevaar en dat niet ophoudt vooraleer wij maatregelen hebben genomen.
Pijnstilling kan wenselijk zijn maar al te vaak is het zelfmoord, zoals bijvoorbeeld daar waar zij veroorzaakt wordt door ziekten zoals lepra en diabetes, die de zenuwen zozeer aantasten dat het gevoel eruit wegebt, want lichaamsdelen zonder zenuwen zijn zoals woningen zonder alarmsysteem, onbewaakt en klaar om, geheel onopgemerkt door hun eigenaar, te worden geplunderd of gesloopt.
Maar het gevaar van de pijnstilling bestaat niet alleen in het fysieke leven: ook op het maatschappelijke niveau zijn er talloze en soms heel gesofisticeerde alarmsystemen werkzaam tegen beschadigingen van de samenleving en nog veel te dikwijls worden zij helaas vanuit een bijzonder foute mentaliteit van roes, gemakzucht of corruptie, volkomen genegeerd. Men kan zelfs zien in de geschiedenis hoe een maatschappij die niet alert genoeg is voor die tekenen omdat zij die ervaart als lastig en zij die dan soms letterlijk uitschakelt, haar pijnstillersmentaliteit betalen moet met de totale ondergang.
De hier bedoelde maatschappelijke alarmsystemen zijn niet zozeer deze die erover waken dat de criminaliteit binnen de perken blijft en dat elk lid van de gemeenschap zich aan de wetten conformeert. Veeleer bedoelt het maatschappelijk alarm de foute richting die een samenleving als zodanig dreigt op te gaan. En dat is dan een dwaalweg die niet zomaar opgemerkt kan worden omdat daartoe uiteindelijk geen middelen voorhanden zijn. De maatschappelijke pijnsignalen zijn wel, net zoals dat het geval is bij fysieke pijn, deeltjes van het in gevaar verkerende geheel, deeltjes die kennelijk méér voelen dan de rest: we noemen ze letterlijk ofwel symbolisch zenuwcellen of sensoren. In de samenleving zijn dat individuen ofwel groepen welke terecht protesteren tegen een of andere koers die wordt gevaren, maar wat de zaak zo moeilijk maakt, is wel het feit dat vaak de objectieve criteria ontbreken waarmee men kon bepalen of het protest al dan niet terecht is. Dat laatste is dan weer te wijten aan het gegeven dat nieuwe wegen altijd voor het eerst worden betreden zodat men niet immer even duidelijk kan terugvallen op ervaring.
Gevaarlijke pijnstilling treedt op waar de signaalfunctie van pijn genegeerd wordt door de pijn zelf weg te nemen in plaats van die te ondervragen naar zijn oorzaak. Want als de pijn verdwijnt, wordt de beschadiging welke haar heeft veroorzaakt, niet langer opgemerkt en gaat zij geheel ongezien haar gang, tot en met de onder-gang. In een samenleving doet zich die kwalijke reactie voor waar een terecht protest in de kiem wordt gesmoord middels de alom bekende en helaas heel vaak toegepaste, perverse tactiek van de criminalisering van de slachtoffers welke soms aanvangt met de beschuldiging van de onheilsbode. Het is sinds oudsher een bekend verschijnsel dat wie een jobstijding brengen aan hun overste, vaak het slachtoffer worden van diens weliswaar begrijpelijke maar tegelijk ook geheel misplaatste woede, en dan zeggen wij dat het kwaad in het slechte nieuws verkeerdelijk verwisseld werd met zijn boodschapper. Dat gebeurt echter zo vaak dat het als echt gevaarlijk geldt om slecht nieuws te brengen aan een koning over de toestand van zijn rijk. Dit gegeven versterkt met een flinke portie opportunisme resulteert dan onafwendbaar in het verzwijgen van zaken die fout lopen: de werkelijkheid wordt ernstig vertekend waar het kwaadaardige verbloemd wordt en zo kan het onheil vaak lange tijd en geheel ongehinderd zijn weg gaan en een maatschappij naar de vernieling leiden.
Er is moed voor nodig om aan de maatschappelijke alarmbel te trekken en om protest te uiten want nog haast dagelijks ziet men hoe uitgerekend de weinig overblijvende mogelijke redders van een samenleving worden opgepakt, gebroodroofd of zelfs fysiek worden uitgeschakeld. Ook bij ons worden helden zoals Barbara Van Dijck, die anno 2012 hun werk verloren na terecht protest omtrent genetische manipulatie en ongeremde patentering van levende gewassen, uiteraard steeds zeldzamer, wat uiteindelijk een ramp is voor de samenleving die in de huidige constellatie haar herders straft, laat staan dat zij hen voor hun arbeid zou vergoeden. Maar wellicht kan het ook niet anders, aangezien bij belangrijke getuigenissen ook gewicht in de schaal moet worden geworpen om ze ten gehore te kunnen brengen en het eigen leven is nog steeds het zwaarst mogelijke gewicht. Het 'engagement' tegen fikse betaling van allen die zich voor anderen zeggen in te zetten, krijgt in dit licht een wel heel wrange betekenis.
(J.B., 16 december 2012)
13-12-2012
Een duizelingwekkende provocatie
Een duizelingwekkende provocatie
Een eerste keer bestelen rijke ondernemers de armen door het omzeilen van de belastingplicht. De staat komt in de rode cijfers en de staatsbons der rijke beleggers worden waardeloos. Maar middels een aansluitende oplichting wordt dit verlies snel weggewerkt: met de gelden van de armen die wél taksen betalen, richten de rijken een Europees Noodfonds op dat dekking geeft, niet aan noodlijdende staten doch aan het bezit der rijken, want dat is wat 'noodlijdende staatsbons' zijn. Zonder slag of stoot wordt aldus bij elke volgende bankaire actie het bezit der armen overgeheveld naar de rekeningen van de rijken en dit over alle Europese staatsgrenzen heen. De roof geschiedt volstrekt ongezien en blijkbaar doorzien alleen ervaren insiders de misdaad terwijl de bedrogen massa zwijgend de gevolgen draagt want kennelijk durft niemand als eerste te protesteren. Vooralsnog zonder slag of stoot geschiedt de roof en zo lijkt het vredig in Europa. Zo vredig dat, als kers op de taart, de dieven ook nog aan de haal gaan met de Nobelprijs voor de Vrede.
(J.B., 13.12.'12)
11-12-2012
Tussendoor: een Nobelprijs!
Tussendoor: een Nobelprijs!
Zonder verpinken kennen de hoogste heren zichzelf allerlei prijzen toe; alle uitleg is overbodig, een citaat volstaat uit Wikipedia : "Jagland is sinds 2009 secretaris-generaal van de Raad van Europa en voorzitter van het Noors Nobelcomité dat de Nobelprijs voor de Vrede toekent." (
"Mundus vult decipi, ergo decipiatur". (*) En warempel, de waarheid in dit gezegde, toegeschreven aan Petronius, de schrijverszoon van de bestuurder van Syrië onder Caligula ten tijde van Christus, biedt misschien wel de ultieme verklaring voor het dan toch bijzonder onwaarschijnlijke gemak waarmee vandaag, en dan nog op een volstrekt transparante manier, het arme leeuwendeel van de Europese bevolking door een vermogende minderheid wordt afgeroomd, en dit niet langer via de gekende weg van de handel, de productie en de consumptie, doch quasi geheel rechtstreeks door de overheveling van het kapitaal van deze naar gene bankrekeningen. Ja, dat geen haan daar naar kraait kan pas worden begrepen indien het inderdaad zo is dat het volk dit tenslotte ook zo hebben wíl.
Toch blijft het een raadsel hoe de wil van de meerderheid dan op de eigen vernietiging gericht kan zijn, want een gestage groei van de kloof tussen rijk en arm is het gewisse gevolg van de gigantische maneuvers, of moet men zeggen 'fratsen', waarmee heden de mega-banken van de allerrijksten, de miljarden koppen tellende wereldbevolking een neus zetten, of horens, want het is hoe dan ook een feit dat wij allemaal te kakken worden gezet.
De Europese Unie is niets anders dan het bedrieglijke reklamebord door corrupte politici in dienst van de financiële elite opgehangen ter verkapping van een van de meest bizarre volksplunderingen aller tijden. De jongste aanwinst die de hele carrousel toelaat om vrijelijk te opereren, is het Europese Noodfonds, het Europees Stabiliteitsmechanisme of het ESM, van kracht sinds 1 juli 2012: een kas, zogezegd opgericht om landen in nood te helpen, maar die voortdurend gespijzigd wordt met de belastinggelden van de armen terwijl de verzamelde sommen helemaal niet naar de noodlijdenden gaan maar naar hen die overschot hebben. En betreft inderdaad een constructie die zichzelf zonder ook maar enige vorm van volksraadpleging geheel boven de wet heeft weten te plaatsen. (°)
Dat het aldus afschilderen van ons politiek werelddeel op een flagrante overdrijving gelijkt, wil allerminst zeggen dat zij er ook een is en dat toont de allerjongste actie, de zogenoemde noodsteun aan Griekenland, andermaal aan. Het is immers een feit dat de allerrijkste Europeanen Griekse reders zijn, beroepsgenoten van de legendarische reder, wijlen Aristoteles Onassis, ooit de rijkste man op aarde. Griekenland is een schiereiland in het centrum van het welvarendste wereldcontinent en de reders maken er sinds oudsher gigantische fortuinen. Ze betalen evenwel helemaal geen belastingen, de meesten onder hen plaatsen hun winsten in het buitenland, bijvoorbeeld op Cyprus of in Zwitserland om aan alle taksen te ontsnappen en zodoende wordt de Griekse overheid opgelicht en komt de staat in geldnood. Zeer onlangs publiceerde een Grieks journalist op het internet een lijst met de tweeduizend rijkste Griekse belastingontduikers, samen goed voor het veelvoudig oplossen van de Griekse staatsschuld, maar amper enkele dagen na die publiekmaking zat de dappere man al in de cel. En vorige week besloot de Griekse overheid om na de storting van ettelijke miljarden Europese steun, alle uitgeschreven ongedekte Griekse staatsbons te verwisselen voor door het Europese noodfonds gedekte bons. In de praktijk houdt dat uiteraard in dat het geld van de armste Europeanen terecht komt bij de rijkste Grieken, want arme Grieken hebben helemaal geen overschot aan kapitaal om te beleggen. De rijken worden rijker, de armen armer, en wie dat nog niet geloven, die moeten maar eens kijken naar de cijfers van de Europese autoverkoop: er worden steeds minder auto's verkocht... maar steeds meer luxewagens.
Hoe de hele zwendel aan zijn einde komen zal, weet niemand maar elkeen kan wel vermoeden dat de vooruitzichten niet rooskleurig zijn. Vast staat in elk geval dat nu de volksplunderingen zoals gezegd verlopen door directe geldtransacties van deze naar gene bankrekening en dus niet langer via de normale 'omweg' van de handel en de nijverheid, elke maatschappelijk nuttige bedrijvigheid zich aan de kant gezet zal weten. In het spel van de verrijking van de elite op de kap van het volk heeft met andere woorden het maatschappelijk nut nu helemaal niets meer in de pap te brokken: al het sociaal zinvolle weet zich gepasseerd en moet het onderspit delven voor niets minder dan de uitholling van de staat door parasieten. Het lot van de gemeenschap kan warempel met niets beter worden vergeleken dan met de toestand waarin een drugsverslaafde verkeert die immers ook niet langer de maatschappelijk nuttige 'omweg' maakt van arbeid en consumptie: hij zoekt zijn drugs te vinden die aan zijn hersenen het signaal geven dat alles okee is en de rest van dat jammerlijke verhaal is aan elkeen bekend.
(J.B., 5 december 2012)
Noten:
(*) "De wereld wil bedrogen worden; moge hij dan bedrogen worden!"
De aangehouden medeklinker "ng" is het verkrampte geluid dat iemand spontaan voortbrengt - meestal in combinatie met een navenante lichaamshouding - om aan te geven dat hij of zij in ademnood verkeert ofwel in een nog andere noodtoestand welke dringend om verlossing vraagt. De medeklinker duikt dan ook frequent op in woorden die angst aangeven: in het Nederlands zijn dat bijvoorbeeld "eng", "angst" en "bang" maar ook in vele andere talen vormt de "ng"-klank de kern van woorden met gelijkaardige betekenissen. Angst of benauwdheid is de toestand voorafgaand aan een gewisse dood, als die blijft duren, en verwijst naar een bedreiging en naar een bedreiger die deze toestand veroorzaakt door aan de bedreigde het schrikbeeld van diens dood voor te spiegelen. De meest enge bedreigingen zijn deze waarvan uitsluitend de bedreigde getuige is en kan zijn terwijl derden van de duivel geen kwaad weten: zij zouden elke roep om hulp vanwege de bedreigde opvatten als een kinderlijke vreesachtigheid of ook nog als een waanvoorstelling, zoals bij uitstek weergegeven in de griezelfilm Rosemary's baby van Roman Polanski, die helaas al te vaak door de werkelijkheid wordt overtroffen. De tragiek duikt ook op in het door Schubert op meesterlijke wijze op toon gezette gedicht van Goethe, de ballade Erlkönig, en veel vroeger nog is zij het spook van de tegendoelmatigheid, de motor van de klassieke tragedie, in onder meer Orpheus en Euridicè en Oedipus Rex.
Voor een meesterlijke, unieke en integrale Nederlandstalige hervertelling van de Griekse mythologie, zie: http://www.bloggen.be/dzeus/
De angst wordt versterkt als alle pogingen tot hulpvraag de situatie slechts kunnen verergeren waardoor de toestand voor het slachtoffer uitzichtloos wordt want een nefaste afloop is dan wel gegarandeerd, precies zoals bij tegenspartelaars die worden meegetrokken in een draaikolk. Een geactualiseerde versie van het spook van de tegendoelmatigheid vormde het hoofdthema in het werk van Ivan Illich (1926-2002) die laat zien hoe de westerse cultuur daar aan ten onder gaat. En onze cultuur is er dan ook een van de angst en de benauwdheid: ons doen en laten worden onophoudelijk gedicteerd, elk verzet daartegen is onmogelijk geworden en derhalve leven wij in "stress" totdat een "burn-out" ons doet kandideren voor euthanasie. Jawel, als klap op de vuurpijl dienen wij onze bedreigers niet alleen te vergeven maar bovendien moeten wij hun schulden torsen, want wij stappen dan geheel vrijwillig uit het leven, zoals dat nu heet als wij zelfs de hoop hebben opgegeven om als slachtoffer te worden geboekstaafd. Alle Verlichtingstoestanden en emancipatiegolven ten spijt, blijken wij als puntje bij paaltje komt nog steeds de daders van weleer uit het refrein: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.
Onze cultuur is er een van angst, wij leven in angst, in stress, en die benauwdheid bestaat erin, zoals gezegd, dat wij ons op elk ogenblik opnieuw gedwongen weten om op elkaar volgende externe verwachtingen in te lossen op straffe van ons einde. Edoch, ons einde ware niet eens vreeswekkend indien het zomaar een einde was: de zopas aangegeven macht van de religie, welke best als de primitiefste vorm van politiek mag worden bestempeld, maakt dat na de dood voor elk van ons de hemel volgt ofwel... de hel! Want wat kon een werelds heerser en rechter aanvangen met een koppigaard zonder agonie of met een getuige die hij niet kon laten zweren, en wel bij diegene die niet zomaar zijn eindig leven in de hand houdt maar zijn lot tot in de absolute eeuwigheid? De eed schept de angst voor de hel en middels die angst hengelt de stoute machthebber naar de waarheid in het hart van de bangerik gelijk een visser naar een grote snoekbaars in een waterpoel. Onze cultuur is een cultuur van manipulatie, en manipuleren is wat een poppenspeler met zijn poppen doet, die op zichzelf slechts vodjes zijn en levenloze maskers welke pas bewegen als hij aan de touwtjes trekt en buikspreekt. De bewegingen van de poppen volgen op de bewegingen van de handen die ze vasthouden en zo is de poppenspeler de ziel zelf van de poppen waarmee hij zichzelf en anderen vaak kostelijk vermaakt. Men zou denken dat de poppen het zodanig gewoon zijn om gemanipuleerd te worden dat ze uit zichzelf niets meer ondernemen, maar die meegaandheid is helemaal geen vrucht van foute gewoonten: zij is de natuur zelf van het zagemeel dat de eigenlijke ziel der poppen is.
Godsdienst warempel is wellicht de allerprimitiefste vorm van politiek en nu de Verlichting werd doorwaad met de Franse Revolutie en nog andere doortastende kuren, moest aan een hardnekkig religieus residu, in feite meer folklore dan moraal, recht worden gedaan, zodat dit residu zich van een althans voorlopig voortbestaan verzekerd weet, zoals ook het recht op karnaval of gelijkaardige monumenten welke dan toch mijlpalen zijn in onze historiek. Zo bleef de godsdienst ondanks alles met zijn kerktorentjes waarvan de nostalgie ons leert hoe onvergeeflijk vergeetachtig wij wel zijn en die vergetelheid gaat zelfs zo ver dat op den duur de mensen niet meer blijken te weten waar het dan wel om ging en gaat: de angst voor het eeuwige hellevuur als men eraan verzaken dorst om te gehoorzamen aan de hoger geplaatste in de maatschappelijke orde waarvan de keizer god vertegenwoordigt. De angst, de stress, de druk die nimmer afneemt en die, alle dagen van het leven van de werkmens opeist, precies zoals het er aan toegaat, bolletje na bolletje, bij het lezen van een paternoster. Geketend gelijk de biddende aan zijn bidsnoer is de arbeider aan zijn almanak, want een mens moet bidden en werken, ora et labora, en orare est laborare, bidden is werken.
Ongetwijfeld is er iets van aan, dat de mens zichzelf pas in zijn werk kan vinden, dat we zijn wat we doen, dat arbeid bevrijdt - Arbeit macht frei - en alleen al de depressies waarin heden tallozen verzeilen die niet meer participeren mogen of kunnen aan het maatschappelijke productieproces, getuigt ervan dat wij ons moeten kunnen nuttig weten voor de anderen. Maar als dat nut cru volgen moet uit dwang op mensen die zozeer van wil verstoken lijken als een voddenpop die bengelt aan een koord, dan kan bezwaarlijk nog van zelfrealisatie sprake zijn of van het naar boven halen van het beste van zichzelf. Wie handelen uit angst, die handelen immers niet langer zelf, maar zij worden gehandeld, ze zijn herleid tot object van manipulatie, ontdaan van een wil, slechts uitvoerend wat ánderen van hen willen en bovendien wéten zij vaak niet langer wat die anderen dan wel met hun handen doen. Wéten zij aan welke zaken zij meewerken of vinden de opdrachtgevers dat helemaal niet relevant en menen zij dat het volstaat dat ze hun werkvolk betalen zoals men huurlingen betaalt die misschien moorden zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn? Beslist bestaan er manipulatoren die de kunst verstaan om op die wijze niets vermoedende arbeiders zichzelf om te laten brengen, zoals dat het geval is met die godbetert zelfverklaarde ethici die armelui wiens kinderen onze computerafval op de belten recycleren onvruchtbaar willen maken in ruil voor letterlijk een appel en een ei welke zij gretig omarmen zullen omdat zij nu eenmaal honger lijden.
Zelfrealisatie is arbeid en daarbij is zweten geen taboe en ook van zelfopoffering kan volmondig sprake zijn... zolang de medemens gerespecteerd wordt in zijn waardigheid en gelijkwaardigheid. Die benadering sluit a priori uiteraard als een sine qua non het model der samenwerking in en het verwerpt ten zeerste de concurrentie en de competitie die, sinds Adam mens is geworden, alleen nog thuishoren in het spel. Ontbreken deze fundamentele zaken in het werk, dan gaat het enkel nog om slavernij en het is dan een zaak van hongerigen die hun honger stillen met een hongerloon dat zij ontvangen na het blindelings uitvoeren van bevelen van volstrekt onbekenden die god weet wat allemaal uitspoken met de hun aldus toegeëigende werkkracht.
Men kan niet eisen van een man wiens vrouw en kinderen honger lijden dat hij zich keert tegen zijn voedselbron. Maar wee de dag waarop de man begrijpt hoe die vermeende bron van voedsel hem de das omdoet! Of veeleer nog: de dag waarop dit redelijk begrip de bovenhand gaat halen op de angst die hem verlamt als hij het waagt om uit de pas te lopen. Anderhalve eeuw geleden werd in de Verenigde Staten de slavernij definitief afgeschaft en dat is uiteraard een goede zaak. Maar vergeten wij niet de achterbakse argumenten van vele voorstanders dezer bevrijding, die toen reeds verraadden op welke manier de massa bij de neus genomen werd: zij pleitten immers voor de vrijheid aller burgers met het argument dat wie zich vrij wanen ook veel beter renderen...
'Proletariërs', zo werden de arbeiders genoemd ten tijde van de industriële revolutie, en dat betekent zoveel als: mensen die alleen nog hun eigen kinderen bezitten. Vandaag groeit de massa aan van wie helemaal niets meer bezitten, de massa van diegenen die daarentegen een bezit van anderen geworden zijn, een nieuwe vorm van lijfeigenschap dat veel strenger blijkt dan ooit voordien. Want terwijl het werkvolk ooit nog troost kon vinden in de godsdienst die daarom "opium voor het volk" genoemd werd, dreigt nu een religie allen op te slokken met een primitieve, niets ontziende en volstrekt redeloze wet die slechts de onderwerping gebiedt. En de angst, die de motor ervan vormt, zorgt ervoor dat allen zwijgen, zoals ook allen zwegen toen hier niet zo heel lang geleden massa's mensen werden gedeporteerd naar uitroeiingskampen. Niet enkele ongelukkigen, niet tientallen, niet een paar honderd of een paar duizend maar miljoenen.
(J.B., 1 december 2012)
29-11-2012
Een uitzonderlijke toespraak van Jose Mujica, de president van Uruguay, over ons milieu
Een uitzonderlijke toespraak van José Alberto Mujica Cordano, de president van Uruguay, over ons milieu: "De milieuzaak is vooreerst een zaak van politiek en van cultuur"...
Over discriminatie valt heel wat te zeggen, maar in twee woorden is dat onrecht jegens mensen op grond van eigenheden en met dat laatste wordt dan niet bedoeld wat men (in vrijheid) kiest (te doen) maar wel wat men ongewild is. Wij kunnen het niet helpen dat wij kind zijn, ouderling, man, vrouw, gehandicapt, homosexueel of allochtoon en op grond daarvan willen wij dan ook niet tekort worden gedaan. Er bestaat ook positieve discriminatie maar van het feit dat prinsen en rijkeluiskinderen het beter hebben dan de doorsnee, maken wij meestal geen probleem omdat wij tot op zekere hoogte wel moeten berusten in het lot.
Evenmin is onderscheidingsdrang een probleem omdat het een wil betreft tot (zelf)discriminatie in een wenselijke zin. Iemand kan hard werken om topvoetballer of chirurg te worden en om aldus van anderen te worden gediscrimineerd in een positieve zin. Meestal gaat dit gepaard met het verwerven van extra's die een doorsneeburger missen moet, maar dit is geen misdaad omdat principieel iedereen vrij is om aldus bijvoorbeeld een hoger inkomen en mét de extra plichten ook meer rechten te verwerven.
Heel dikwijls blijken ethische problemen zich te situeren op de grens van de twee hier aangeduide gebieden en niet zelden geeft dit aanleiding tot enige verwarring, zoals dat bij uitstek het geval is met de zogenaamde receptiementaliteit: deelnemers aan het sociale statusspel dat een receptie is, dralen totdat zij de kans schoon zien om een hoger geplaatste te gaan begroeten om daar voordeel uit te halen maar dit lukt pas als zij prompt de lager geplaatste waarmee ze in gesprek waren, in de kou laten staan. Op de keper beschouwd lijkt het erop dat men zichzelf niet verheft zonder anderen te vernederen, zodat discriminatie quasi onvermijdelijk lijkt.
Toch blijft er een belangrijk verschil tussen discriminatie en zelfonderscheiding. Bij zelfonderscheiding gaat men zelf wat hoger staan, bijvoorbeeld door maatschappelijk betekenisvol te handelen, want zo wint men aan sociale waarde: men schept extra rechten voor anderen én voor zichzelf, en derhalve verdient men meer krediet. Bij discriminatie daarentegen waant men zich boven anderen verheven: men presteert niet maar men duwt anderen naar beneden, men ontzegt hen bepaalde rechten - in extreme gevallen zelfs het recht op leven.
Van het allergrootste belang is dat discriminatie geen redenen kent, onverantwoordbaar is en dus een zaak van ploerten is. Sinds het begin der tijden werden kinderen gediscrimineerd, niet omdat zij het verdienden om vernederd te worden maar omdat zij kind zijn, wat feitelijk wil zeggen: omdat zij zich tegen dat onrecht niet kúnnen verweren. Zo ook worden tot op vandaag ouderen gediscrimineerd onder precies dezelfde oorzaak, namelijk omdat zij zwakker zijn, en dus als een dom gevolg van het zogenaamde 'recht van de sterkste'. In Indië vinden mannen het vanzelfsprekend om thee te drinken en te kletsen terwijl hun vrouwen zwaar werk verrichten op het veld en als men hen hierover aanspreekt, dan zijn ze verontwaardigd over de onwetendheid van de vragensteller inzake het statusverschil tussen de geslachten. De zwakheid van het zwakke geslacht wordt uitgebuit terwijl de sterkere man nochtans geschikter is voor het zware werk. Eveneens omdat zij zwakker zijn - zij zijn immers in de minderheid - worden minderheden allerhande onrechtmatig behandeld door meerderheden en waar daarop reactie komt, blijft het onrecht bestaan doordat de middels de wet onbereikbare leden van meerderheden doorgaan met het pesten van leden van minderheidsgroepen.
Dit is nochtans geen regel want soms melkt een minderheid (van bijvoorbeeld rijkeren, slimmeren of durvers) een meerderheid (van armeren, dommeren of bangeriken) uit. De zogenaamde democratische maatschappij van het oude Athene bestond voor negentig percent uit slaven die instonden voor het onderhoud van de tien percent vrije burgers van de stad. In de wereld van vandaag gaat het er feitelijk niet anders aan toe. De geschiedenis leert ons alleen dat het wel bijzonder moeilijk blijkt om zich tegen die uitbuiting te verzetten.
Toen in 1859 John Brown zich in de V.S. tegen de slavernij verzette, werd hij prompt opgehangen maar ook heel wat tegenstanders van de slavernij bleken immoreel, daar zij enkel argumenteerden dat 'vrije' arbeiders met veel meer motivatie werken en derhalve beter renderen. Toen de Duitse filosoof Friedrich Engels door zijn vader naar Manchester werd gestuurd om daar zijn fabrieken te gaan bezichtigen, werd hij aangegrepen door het onrecht van de kinderarbeid en door de mensonterende leefomstandigheden van de arbeiders die zoals vee werden leeggemolken tot de dood. In het spraakmakende boek "Ganz Unten" uit de jaren zeventig van de voorbije eeuw, versloeg de Duitse undercover-journalist Günter Wallraff de schandalige discriminatie jegens allochtone gastarbeiders; het betreffende onrecht was soms erger dan wat doorheen de eeuwen tot vandaag de slaven te verduren hadden. Paradoxaal genoeg moet men de hedendaagse slaven gaan zoeken in de middens van de superrijken, en niet in het minst bijvoorbeeld bij Europarlementariërs en in welbepaalde ambassades. Een politicus werkzaam aan de Europese top heeft onlangs zelf voor de televisie verklaard dat zijn kinderen vlot Pools spreken doordat hij een Pools au-pair meisje in dienst had, en iedereen weet ook dat een au-pair naast kost en inwoon van haar baas hooguit wat zakgeld krijgt. In dit geval koos de werkster de onbetaalde job uit vrije wil en kan zij dus niet als slavin worden beboekstaafd, maar dat de leefomstandigheden van deze feitelijke asielzoeksters niet dwingend zouden zijn, is wel bijzonder onwaarschijnlijk, terwijl het tevens zo is dat armoede een maatschappelijk product is en dus de verantwoordelijkheid van de rijken.
Discriminatie verstrengelt zich vaker met onderscheidingsdrang waar mensen zich niet met door hen ondergeschikt geachten wensen te associëren teneinde daaruit geen sociale nadelen te moeten ondervinden. Wie omgaat met homo's wordt algauw zelf verdacht en nog meer geviseerd zijn wie hen helpen, en zo geraken deze en ook andere minderheden niet aan een betrekking; de schuld voor hun werkloosheid wordt hun in de schoenen geschoven waardoor de slachtoffers op de koop toe als daders gebrandmerkt zijn en echt schrijnend wordt het waar zij dan ook nog gaan geloven dat zij aan hun sociale verbanning schuldig zijn. Zo ziet men mensen naar werk zoeken met de moed der wanhoop, buitenstaanders zien dat niemand hen zal aanvaarden en zij worden dan ook nog tot voorwerp van spot.
In de pikorde verstoot de 'meerdere', de 'mindere' quasi onopvallend voor het oog van wie niet direct in de zaak in kwestie betrokken zijn: men vergeet iemand te groeten, uit te nodigen, op te merken, te danken, te vermelden, en dat is heel vergeeflijk want geen mens is volmaakt, we zien niet alles, onthouden niet alles en wij herkennen niet iedereen op straat, we zijn verstrooid, we vergaten onze bril, we waren afgeleid door iets anders. Op die manier verbergen zich de schuldigen, in dit geval achter excuses die wel eens waar konden zijn. Edoch, de slachtoffers van die komedie ondervinden het alras: zij worden nooit en ook door niemand begroet, uitgenodigd, opgemerkt, bedankt of vermeld maar daarentegen krijgen zij wel heel vlotjes de schuld als er in hun contreien eens wat misloopt. Het gebrek aan feed-back zorgt ervoor dat zij op den duur ook gaan geloven dat dit de normale gang van zaken is en op hun beurt groeten zij niemand meer, merken zij niemand meer op, nodigen zij niemand uit... en worden zij tenslotte door diegenen die hen hebben uitgestoten, zelf afgeschilderd als asocialen of nog erger.
Voor dit gecamoufleerde doch bijzonder trefzekere geweld dat inderdaad zijn doel nooit mist en onverdroten moordt, bestaan geen sancties: de daders weten zich perfect veilig, zij worden nooit bestraft, meer dan ooit gaan zij door voor eerbare burgers, hoog verheven boven het gespuis dat zij geen blik gunnen, en bovenal weten zij zich veilig en in het gelijk gesteld doordat zij tenslotte in de grote meerderheid zijn. Bovendien belijden zij gewetensvol te zijn en zich godbetert over de zwaksten te ontfermen. Uiteraard onderscheiden zij zich van de plegers van zichtbaar en fysiek geweld, die zij ten strengste veroordelen, terwijl het deze criminelen misschien alleen maar ontbreekt aan die sluwheid die hun toelaat om ongestraft te doden. Weerklinkt er immers geen bijzonder valse noot wanneer, nu en dan in de geschiedenis, een dezer criminelen politieke macht krijgt en van vervolging en moord de regel maakt? Ziet men dan de zogenaamd gewetensvollen protesteren? "Wir haben es nicht gewuszt", zo zeggen het na afloop de getuigen van de massamoorden onder Hitler - een crimineel met politieke macht die door de hoger genoemde menigte van sluwe doders op de handen werd gedragen toen hij met miljoenen tegelijk en op de allergruwelijkste wijze die mensen ombracht die voordien genekt werden door die zogenaamd onschuldige menigte der sluwen die de minder geachten vergaten op te merken, te groeten, uit te nodigen. Het lijkt er wel op of zij al die tijd geduldig wachtten op een crimineel die geheel 'wettelijk' datgene zou voltrekken waaraan zij hun handen niet wensten vuil te maken. En daarom ook werd Hitler op de handen gedragen.
Aan het nazi-tijdperk kwam een einde, dictators maken steeds minder kans in een verlichte wereld, maar nieuwe, hardnekkige en veel moeilijker te bestrijden vormen van legitimering van het verborgen geweld van de criminele menigte dreigen vandaag weer de bovenhand te krijgen in de opgang van irrationele, zogenaamd religieuze wetten. Deze semi-wetten zoeken zich van oudsher tot wetten te vestigen teneinde de discriminatie te kunnen rechtvaardigen waar de massa van de meerderheid op aast in haar verzuchting om te doden en zich tegelijk van alle schuld wit te kunnen wassen. Niet Hitler zal voltrekken wat hun haat moet blussen, doch god zelf, en wel bepaald die god die zij aanbidden willen en die zij ook opdringen aan anderen, de god die hun gebiedt datgene te doen waarop zij al zolang belust zijn, zodat zij het dan ook volledig zonder schuldgevoelens kunnen voltrekken en zonder angst voor straf. Alleen verdoezelen zij dat het niet God is die zij volgen, omdat God zelf nu eenmaal niet haten kan of moorden. Een afgod is het die zij dienen, of veeleer nog een demon, ja, de duivel zelf, geen ander kan het zijn die borg staat voor het zich voltrekken van het grootste kwaad.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: