Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
23-01-2013
Over terrorisme
Over
terrorisme
1.
Terroristen zijn wie
met geweld en met de dreiging ermee andermans vrijheid kortwieken en
hen in het gareel van hun grillen dwingen grillen die zij
godbetert ook nog graag voorstellen als natuurlijke noodzaak of
goddelijke wil. Terroristen maken het leven van wie zij terroriseren
voorwaardelijk door het onmogelijk te maken als zij niet plooien voor
hun wensen en dat is de ergste vorm van conditionering, het is
ontmenselijking. Het terrorisme creëert niets minder dan de
slavernij, waarbij het de bevolking die het inneemt, verdeelt in,
enerzijds, terroristen of slavendrijvers en, anderzijds, slaven.
Terrorisme is gekwadrateerde en aperte pesterij mét monddood making
of chantage van de getuigen.
Omdat terroristen
altijd mikken op de verknechting van wie zij terroriseren, terwijl de
geterroriseerden met rede begaafde mensen zijn, bieden zij aan de
door hen onderworpenen een katalysator aan, en wel in de vorm van een
systeem waarmee zij hun onderwerping tegenover zichzelf alsnog kunnen
trachten te rechtvaardigen een pijnstiller als het ware; in de
praktijk kan dat een ideologie zijn, maar nog het vaakst is het een
religie of een systeem dat van de onderworpenen een quasi volledige
overgave eist die, paradoxaal genoeg, helemaal niet redelijk gegrond
hoeft te worden teneinde te kunnen dienen als 'verantwoording' voor
de onderwerping. Karl Marx verwoordde het aldus: "Godsdienst is
opium voor het volk". Dat alvast menigeen die voor zijn misdaden
zijn toevlucht nam tot het naar deze ideoloog genoemde opium het
'marxisme' herinnert slechts aan het welhaast hilarische probleem
van de zelfreferentie, nooit meesterlijker bespeeld dan door de
godheid zelf: "Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen!"
Dikwijls volstaat de
dreiging van terreur en dus alleen maar de creatie van angst, om
ervoor te zorgen dat een volk zich 'vrijwillig' en massaal onderwerpt
aan het aangeboden 'rechtvaardigingssysteem', en op dat vlak
herinneren de wetten van het macrosysteem meer bepaald in de
sociologie aan deze die gelden in de wereld van de allerkleinste
partikels of de kwanta: alle dingen hebben naast hun stoffelijkheid
ook een geestelijk bestaan met een vaak groter effect dan de
daadkracht die wordt toegeschreven aan hun massa; de invloed van de
belastingcontroleur is even groot als zijn daadwerkelijke actie
dankzij onze onwetendheid omtrent de daadwerkelijke controles.
Onzekerheid, onvoorspelbaarheid, mogelijkheid, kans: het zijn slechts
schijnbaar onbestaande zaken welke wij sinds oudsher samenvatten
onder de noemer 'geest'.
Het impact van de
terreur op zijn belijders is van die aard dat de onderwerping aan een
opgelegde wet het juk der dictatuur wel onomkeerbaar lijkt en
door zijn slachtoffers begeerd en zelfs verdedigd wordt: dat
illustreert de historisch eindeloze rij van theologen en ideologen.
In dat licht moet worden onderstreept dat ook de daders slachtoffers
zijn, want ook de onderwerpers zijn onderworpen aan de tirannie: het
zijn niet de zogenaamde 'terroristen' die de terreur scheppen; het is
daarentegen de terreur als zodanig die gelijktijdig 'terroristen' en
'geterroriseerden' in het leven roept. De terreur is bovendien zo
diep verweven met de systemen die hem in stand houden als het leven
verweven is met de wezens die het zodoende voor de dood behoedt.
Terreur is derhalve
welhaast een mentaliteit een 'geest' welke haar intrede doet
in een samenleving die niet langer in staat is om de spanning die er
altijd heerst tussen de leden zodanig te differentiëren en te
ordenen dat zij geen abrupte polarisatie onder de leden veroorzaakt.
In dat laatste en te vermijden geval splitst de samenleving als het
ware op in twee polen, twee nieuwe soorten van burgers, waar voordien
allen onderling gelijk waren of dezelfde rechten hadden. De geest van
terreur onderwerpt allen terwijl sommigen zich ook nog engageren als
handhavers van de nieuwe orde. Het gedrag van de beide groepen
beantwoordt aan het Stockholm-syndroom: de terroristen schikken zich
naar de eisen van de terreur als zodanig en de onderworpenen schikken
zich naar de eisen van de terroristen.
Dat de terroristen
zelf volkomen onderworpen zijn aan de hoger genoemde mentaliteit of
'geest' van de terreur, toont zich hierin dat zij volstrekt
onberedeneerd en ongefundeerd te werk gaan. Zij handelen immers
helemaal niet vanuit een religie of een ideologische overtuiging, al
beroepen zij zich daar wel op, maar dan kennelijk zonder die ten
gronde te verstaan. Zij nemen veeleer eender wélke religie of
ideologie te baat, als 'opium' zo men wil, om zich daarachter te
verschuilen met wat zij zoal aanrichten. Meer nog, zoals wordt
getoond in het mooie actuele voorbeeld van de huidige toestand in
Mali (d.d. januari 2013) waar de verslagen Malinese huurlingen van de
vermoorde Libanese kolonel Khadafi zich met oorlogstuig als buit
terugtrokken in hun thuisland alwaar zij deze zware wapens prompt
zijn gaan gebruiken om er de eigen ongewapende bevolking mee te
terroriseren. De kat wordt bij de melk gezet, de gelegenheid schept
de dief, het wapen creëert de terrorist. Religies of ideologieën,
eender welke, functioneren als mogelijke wapens op het ogenblik dat
een geest van terreur zijn intrede doet, precies zoals een boosdoener
ter plekke de steen of de kandelaar die toevallig binnen zijn
handbereik ligt, aanwendt als moordwapen.
Edoch,
een steen en een kandelaar kunnen zich niet verweren, een religie
principieel wel, want die is met mensen bemand. Het probleem is
echter dat niet elke religie een hoofd heeft zoals de katholieke kerk
met haar paus, terwijl zo'n hoofd wel hoogst noodzakelijk is waar het
er op aankomt om zich te verantwoorden of om terreur gepleegd in naam
van de religie, te kunnen afstraffen met gezag. Een religie zonder
hoofd is een kip zonder kop, maar meer nog is het een wapen waarop
elke crimineel beslag kan leggen. Het corrupte karakter van een
systeem toont zich overduidelijk waar bij het tot stand komen van een
executieve, deze vaak a
priori reeds
door terroristen geïnfiltreerd blijkt.
Soms wordt gezegd
dat de edele kunsten waarmee sinds oudsher alle beschavingen pronken
de architectuur, de beeldhouwkunst en de schilderkunst, de
literatuur, de dans en de muziek slechts middelen zijn ter
verdrijving van de verveling. Maar in die functie zijn zij vooreerst
ook de rasechte getuigen van overvloed en luxe: een hoge
levensstandaard, een goed leven, een maatschappij die ruimschoots in
het onderhoud van haar burgers kan voorzien. Kunst, spel en sport
zijn als uitlaatklep alvast verkieslijker dan oorlog en
criminaliteit, maar zij gedijen nimmer zonder een gedegen en
verfijnde opvoeding, welke uiteraard een kanalisering van de energie
en dus een tijdelijke beperking van de vrijheid vragen. Waar die
'vrijwillige onderwerping' ontbreekt, dreigt een geest van chaos
welke spontaan zijn tweelingbroer oproept, met name de geest van
terreur.
Chaos brengt
onvoorspelbaarheid en onzekerheid welke de paniekreactie die de
terreur is, veroorzaken. In de terreur veruitwendigen zich de
innerlijke spanningen die voortkomen uit het algemene wantrouwen dat
uit de algemene onzekerheid volgt. De last van het wantrouwen kan pas
worden verlicht als men erin slaagt om de dreiging af te wenden, wat
men doet door de controle op anderen op te drijven en door hen in een
greep te houden die nog weinig beweging toelaat. Die algemene
vrijheidsinperking is in feite een ersatz voor de discipline die in
de opvoeding ontbrak, maar er is geen alternatief meer eens die
ongedisciplineerde jeugd volwassen en derhalve onkneedbaar is
geworden.
Vandaar ook ligt
misschien wel voor het leeuwendeel de oplossing voor terreur in een
degelijke opvoeding en waar die gemist werd, betekent dit uiteraard
dat een oplossing niet in zicht kan zijn op korte termijn. Maar het
gevaar is reëel dat de menswaardige opvoeding voorgoed de mist
ingaat omdat ook de terreur zelf een vorm van discipline in het leven
roept, meer bepaald deze die volgt uit haar conditionering.
Conditionering immers is blinde sturing van het gedrag middels straf
en beloning en het is derhalve vooreerst een belediging voor elke met
rede begaafde mens wanneer men hem het inzicht in de zin van zijn
eigen handelen ontneemt. Mensen die niet uit inzicht handelen doch
uit dwang, missen mét de vrijheid hun existentie zelf. Zij zullen
hoe dan ook altijd op de loer liggen om het systeem dat hen bedwingt,
omver te werpen terwijl zij het tegelijk lippendienst moeten
bewijzen. Een geterroriseerde maatschappij wordt derhalve gekenmerkt
door burgers die zullen beweren een geloof te belijden dat zij in
wezen hartsgrondig haten en verachten. Zij delen het schizofrene lot
van alle burgers die leven onder het juk van een dictator: zij
juichen hem toe en knielen voor hem... tot op de dag dat zij hem
ongestraft kunnen lynchen en dan dralen ze geen ogenblik meer, zoals
dat op Tweede Kerst 1989 geschiedde met de Roemeense dictator Nicolae
Ceausescu en diens echtgenote Elena.
Het communisme, het
kapitalisme, het katholicisme, de islam, het jodendom, het boeddhisme
of het hindoeïsme: zij hebben elk hun eigen tirannie die te zijner
tijd gelijk een aap uit de mouw te voorschijn komt. Het communisme
met zijn geheime agenten die belachelijk waren als ze zichzelf maar
niet zo ernstig namen, waardoor zij gek en derhalve ook
levensgevaarlijk worden; het kapitalisme met zijn goud dat velen
zodanig verblindt dat ze ervoor moorden, leven en sterven, zoals ook
Midas deed; het katholicisme met zijn terreur van het hellevuur maar
ook de brandstapels van de inquisitie, de veroordelingen en de
verminkingen die wij ook kennen van de fundamentalistische islam; het
jodendom waarvan alvast een vleugel streeft naar wereldheerschappij;
het boeddhisme en het hindoeïsme die inderdaad al te vredig lijken
om dat ook te kunnen zijn, want zij verkappen met hun geloof in karma
en reïncarnatie een absolute onverschilligheid jegens het leed van
de naasten die immers niet mag geholpen worden omdat hij slechts door
boetedoening tot verlichting komen kan.
Een maatschappij
de wereldgemeenschap moet kunnen worden geordend, maar dit doel
kan in het derde millennium best met politieke en wetenschappelijke
middelen worden bereikt; het lijkt er heel sterk op dat religies maar
ook ideologieën hun kansen om zich te bewijzen allang hebben
verspeeld en dat zij derhalve hun beste tijd hebben gehad. Zij dienen
inderdaad naar de privésfeer te worden verwezen, en voor wie hen
ernstig nemen gedachtengoochelaars en mystici hoeft dat
overigens geen domper op het persoonlijke geluk te betekenen
trouwens evenmin als de regels waaraan allerhande sporters en spelers
zich dienen te houden. Het gaat uiteindelijk om de humaniteit, en wie
menselijkheid zegt, zegt vrijheid: niemand heeft het recht om zijn
persoonlijke bedenkingen bij het bodemloze, bij tijden exalterende en
bij andere tijden deprimerende raadsel van het bestaan, aan anderen
op te dringen, laat staan dat men lijdzaam zou moeten toezien wanneer
mensen anderen al dan niet met fysiek geweld verplichten om hun
persoonlijke waanzin te gaan belijden.
2.
Wanneer ingevolge
een tekort aan discipline bij haar burgers de onzekerheid binnen een
samenleving toeneemt en de dingen onvoorspelbaar worden en derhalve
chaotisch, ontstaan welhaast symbiotisch de geest van angst en deze
van terreur welke elkaar rechtvaardigen, versterken en doen groeien,
bijna zoals dat gebeurt in de ontwikkeling van een levend organisme.
De chaos creëert angst en de angst vraagt om orde, terwijl de orde
een beroep doet op terreur in de (ijdele) hoop zich aldus te kunnen
herstellen, precies zoals een onderwijzer zijn stem verheft om het
geroezemoes in zijn klas te overstemmen en aldus de stilte te doen
terugkeren de stilte, de orde en de rust welke dan geheel vrij
zijn van chaos, onzekerheid en angst.
De hoop waarvan
sprake is inderdaad ijdel want een maatschappij is geen klas met aan
het hoofd een gezagvol onderwijzer en evenmin is zij een gesloten
systeem zoals het goed geregelde onderwijs dat welhaast is binnen de
veilige en geheel geordende omkadering van een opvoedingsproject dat
een bijzonder artificiële wereld voor het kind creëert en dan
bovendien binnen de buffer van de reeds per definitie min of meer
kunstmatige ruimte van de cultuur.
Een maatschappij kan
worden beschouwd als het resultaat van een evolutionaire ontwikkeling
die zelf beantwoordt aan een natuurlijke noodzaak tot zelfhandhaving
bij de mens en bij vele andere soorten. De terreur van de natuur
waarin, alle vertederde dierenliefhebbers ten spijt, het
onverbiddelijke recht van de sterkste geldt, wordt middels de cultuur
enigszins afgeweerd, maar in de cultuur zelf keert die terreur alras
terug in een nieuwe en meer gesofisticeerde gedaante.
Zo zijn de
religieuze geboden en de vele andere waarden en normen inzake
menselijk gedrag vaak terug te voeren tot regels die te maken hebben
met hygiëne, terwijl hygiëne wordt afgedwongen door een natuur die
toelaat dat microben een prooi zien in, bijvoorbeeld, zoogdieren
zoals de mens.
Religieuze geboden
verbieden mensen om te doden maar die regel kon nooit gelden als hij
ook sloeg op slachtoffers die tot een andere diersoort behoren omdat
de natuur het leven dat geen ander leven tot zich neemt, gewoonweg
verbiedt om voort te bestaan: wij moeten eten en dus moeten wij ook
doden om te kunnen overleven, wat betekent dat dit ver-bod feitelijk
slechts een verkapping is van een ge-bod, meer bepaald het gebod om
ándere soorten te doden. Hetzelfde geldt voor het verbod tot liegen
dat op de keper beschouwd de verschalking gebiedt van ándere soorten
die men immers te vlug af moet kunnen zijn in de jacht maar
bijvoorbeeld ook in de veeteelt of in de dressuur.
Waar culturele
voorschriften en religieuze normen refereren naar een natuurlijke
noodzaak, is hun bron en hun zin dikwijls heel duidelijk en
vanzelfsprekend maar waar dat niet of niet langer het geval is, zijn
die normen niet slechts zinledig maar bovendien vaak bijzonder
hinderlijk. De instandhouding of de herinvoering ervan druist dan
niet alleen in tegen het gezond verstand maar is tevens in strijd met
alle regels inzake economie en nog meer belemmert een
voorbijgestreefde regelgeving het zelfbehoud en het behoud van de
soort. In dat laatste geval heeft men te maken met een terreur die
volstrekt onacceptabel is en uiteraard ook geheel tegennatuurlijk, en
dit is dan terreur in de eigenlijke betekenis van het woord.
Terreur in de
eigenlijke betekenis van het woord doet zich bij uitstek voor waar
geduld wordt dat onwetenden macht hebben, zodat van hen die zich
middels langdurige en harde inspanningen hebben bekwaamd in allerlei
kundigheden en kunsten, gehoorzaamheid wordt geëist jegens de eerst
genoemden. Uiteraard komen die onrechtmatig in het bezit van de macht
om wie feitelijk boven hen staan aan zich te onderwerpen, en zulks
kan zich niet anders voltrekken dan middels geweld en dwang onder
allerlei gedaanten.
Zo is er terreur in
het dulden van bedrieglijke vormen van geneeskunde omdat aldus
onbekwaamheid, oneerlijkheid en luiheid worden beloond terwijl het zo
moeizame en tijdrovende vergaren van kennis, het zich eigen maken van
gespecialiseerde technische vaardigheden en het onverdroten
levenslange studiewerk genadeloos worden afgestraft. Het argument van
de vrijheid en meer bepaald het argument dat iedereen nu eenmaal
gelooft wat hij graag gelooft, functioneert hier niet anders dan als
een wapen dat door de terrorist in kwestie wordt te baat genomen
zoals ook de inbreker de kandelaar in handbereik als moordwapen
gebruikt.
Terreur wil
weliswaar als ordehandhaver doorgaan, maar om de hier genoemde
redenen kan hij uiteraard de orde nooit herstellen; terreur brengt
daarentegen chaos voort zoals chaos terreur voortbrengt; terreur is
zeer in strijd met de natuur van het leven die alle zorg besteedt aan
het tot stand brengen van de grootst mogelijke orde, in vaak
duizelingwekkende constructies van elkaar overlappende hiërarchieën.
Terreur kan nimmer worden geduld omdat zij vloekt met het leven en
niets dan de kille, domme dood in petto heeft. Terreur dient daarom
altijd en overal met wortel en tak te worden uitgeroeid en elke vorm
van begrip voor terrorisme kan zelf nooit anders dan als terreur
worden verstaan.
Terreur herstelt de
orde niet omdat alle orde de vrucht is van een groeiproces, een
ontwikkeling of een opbouw, een creatie, terwijl terreur vernietiging
is.
Terreur bestaat
uiteraard als fysiek geweld fysieke belemmering, verminking
en in die verschijningsvorm is zij vaak ook heel herkenbaar. Maar
terreur bestaat ook in meer gesofisticeerde en verkapte gedaanten
waarin zij dikwijls nog meer schade aanricht. Zo schuilt een van de
vreselijkste vormen van terreur in de leugen, in de maskering van de
waarheid, in het naar voren dragen van wat niet bestaat, in het
verdedigen van het onrecht en in het fnuiken van het recht, in het
minimaliseren van de misdaad en in het miskennen van het goede, in
het brengen van eer en lof aan wie dat geenszins verdienen en in het
doodzwijgen van wat zich in de schoonheid van zijn eenvoud
manifesteert.
Er is terreur in het
spenderen van middelen aan nutteloze en bodemloze zaken zoals
hondenkapsels, merkkledij, parfums en juwelen, sportauto's en
privézwembaden, omdat daar waar diezelfde middelen worden gemist,
geheel onschuldigen vaak kinderen moeten worden begraven. Het
terrorisme grijpt veel omvattender om zich heen dan men op het eerste
gezicht zou vermoeden.
Is er dan geen
terreur in het systematisch aborteren van toekomstige mensen met een
redelijke kans op als 'handicap' geboekstaafde afwijkingen van 'de
norm' en dan nog door lui die er prat op gaan de democratie te
verdedigen en gelijke rechten na te streven voor iedereen? Is er dan
geen terreur in het navenante verraad van allen die met die handicaps
alsnog door het leven moeten? Is er geen terreur in de plicht tot
samenzwering opgelegd aan mensen die geheel buiten hun wil door
derden tot welbepaalde bendes worden gerekend en in de bestraffing
van de vrije meningsuiting welke als verraad wordt gebrandmerkt waar
op allen het juk van een omerta weegt? De georganiseerde leugen
ondergraaft de waarheid en probeert haar sinds oudsher de laan uit te
sturen door de systematische corrumpering van alle burgers welke vaak
beter de naam bendeleden verdienen. Maar de waarheid achterhaalt de
leugen, alleen al omdat elke nieuwe mens geboren wordt als kind, en
dat wil zeggen zonder schuld of in de waarheid: kinderen zullen
altijd trouw en onverschrokken de waarheid blijven zeggen omdat het
nu eenmaal de waarheid is.
In een
kapitalistische wereld is de pervertering die met terrorisme
gelijkstaat apert in vrijwel alle sectoren van de samenleving, onder
meer ingevolge de verwisseling van het middel met het doel. Het domme
middel regeert er over het doel in die mate dat het doel geheel wordt
miskend, verdwijnt en niet zelden in zijn tegendeel overgaat. Voedsel
wordt vernietigd omwille van het geldelijk gewin; de maatstaf van de
dingen is verworden tot hun waarde op de markt; alle Zijn wordt
herleid tot een bezit en, geheel tegen het principe van het leven
zelf dat vooreerst een bruisende, mateloos schenkende bron is, wordt
het principe van het tomeloze graaien gehuldigd en 'beloond'!
Een moordende
terreur huist in het principe van het privaatbezit dat door het
geldwezen wordt gesymboliseerd, omdat geld ook macht en 'rechten'
geeft aan zijn bezitter, die echter verder helemaal niets meer hoeft
te bewijzen inzake bijvoorbeeld ethische bekwaamheden, kundigheid of
kennis, terwijl dat toch dingen zijn die bijvoorbeeld wél
noodzakelijk worden geacht voor het verkrijgen van bijvoorbeeld een
licentie voor het besturen van een voertuig. Het snijdt geen hout dat
iemand wiens fundamentele behoeften bevredigd zijn zomaar de
beschikking krijgt over middelen waarmee tegemoet kon gekomen worden
aan de dringende nood van honger en kou lijdende kinderen, terwijl
hij die middelen aanwendt voor volstrekt overbodige, persoonlijke
luxe. Mensen hebben de mond vol over overbevolking, ecologische
voetafdruk en gedwongen sterilisatie van medemensen die in armoede
leven, terwijl niemand bezwaren uit tegen uit de hand gelopen
veeteelt en de vleesconsumptie of tegen de kweek van huisdieren voor
luxe-doeleinden. Het geld geeft aan zijn bezitter de macht om het
naar willekeur te besteden terwijl het de niet-bezitter ervan vaak
ter dood veroordeelt, wat wel te verstaan betekent dat alle mensen
verplicht worden om actief aan dit moordende terrorisme deel te nemen
omdat zij anders zelf worden geterroriseerd: het is doden of gedood
worden, een derde keuzemogelijkheid is er niet meer.
Van
terrorisme is sprake waar kinderen les moeten krijgen van
leerkrachten die de vereiste bekwaamheden missen doordat zij jobs
inpalmen die hun niet toekomen, terwijl de aan hen toevertrouwde
jeugd met de terreur der punten a
priori
het zwijgen wordt opgelegd. Eveneens terroristisch zijn scholen die
hun leerlingen als klanten behandelen door in te spelen op het bij
hen veronderstelde verborgen verlangen bij de scholieren om met een
minimum aan inspanningen het getuigschrift te behalen dat hen
misschien zal toelaten om 'les te geven' zoals ook hun 'leerkrachten'
dat deden. De school staat niet langer in dienst van de kinderen, die
immers geminacht worden en nog slechts dienen om met hun aantal de
subsidies aan de school en aldus de jobs van de aldaar te werk
gestelden te waarborgen en dat is slechts één voorbeeld van de
talloze gedaanten die de middel-doel-omkering kan aannemen.
In het
communistische deel van de wereld dan, wordt de waarheid gefabriceerd
door de partij die angstvallig nagaat bij alle burgers of zij er wel
geloof aan hechten en twijfelaars worden krankzinnig verklaard
ofschoon wij allen van nature heel goed weten dat eerlijke mensen
voor zichzelf moeten bekennen niets met zekerheid te weten, en dat
derhalve niet de twijfel doch het zich beroepen op absolute
zekerheden een kenmerk van ernstige geestesziekte is.
Een ware terreur
zijn de geloofsbelijdenissen in de schepper van hemel en aarde, de
verlosser die voor ons het eeuwig leven mogelijk maakt, doch die in
het credo moet opgesloten blijven gelijk destijds ook Christus in
zijn kerker, omdat men vreest dat het geen zicht is om publiekelijk
te zeggen dat men helemaal niet aannemen kan dat het heelal ontstaan
is uit een gigantische knal, dat de mens een geleerde aap is of dat
de verrijzenis van het vlees uiteraard heel letterlijk moet worden
opgevat en dat er niks mysterieuzer aan is dan aan het aardse leven
waaraan wij al gewend zijn. Het is een leugen als men zwart zegt
tegen wit en wit tegen zwart, maar van terreur is sprake als men
verwacht wordt te belijden dat iets zwart is en tegelijk wit.
Van terrorisme is
sprake waar in de naam van god medemensen worden gedood omdat zij
niet in de god van hun moordenaars geloven. Artsen die het aantal
zieken zouden terugdringen door deze te doden, zouden meteen
krankzinnig worden verklaard en zij hebben ook nog bestaan,
namelijk ten tijde van de nazi's waar zij meewerkten aan de
uitroeiing-programma's van Himmler maar voor 'religieuzen' die
het ongeloof willen wegwerken door alle ongelovigen te vermoorden,
bestaat kennelijk alle begrip.
Van
terrorisme is sprake waar mensen er niet aan denken om hun naaste bij
te staan omdat deze tot een lagere kaste dan de hunne zou behoren en
het wapen van die terreur is de leer welke voorhoudt dat men enkel
zichzelf kan verlossen door de persoonlijke uitboeting van de eigen
'zonden'. Maar, andermaal: wie
zonder zonden is, werpe de eerste steen,
want een gelijkaardige logica als de Hindoeïstische verbergt zich in
het katholicisme waar de ene wel een stuiver aan de andere kan geven
maar als het om meer kostbaar geachte zaken gaat, zoals het
zielenheil, dan zal elkeen tenslotte voor zijn eigen hemel moeten
zorgen. Al heeft een enkele 'ketter' ooit gezegd dat hij 't verkiest
om mét de geliefde voor eeuwig in de hel te zijn dan in de hemel
zónder Hem.
Terreur verbergt
zich met andere woorden in religies en ideologieën van alle maten en
gewichten, precies zoals diefstal niet alleen geschiedt waar een
inbreker des nachts het huis van een ander leegrooft maar evenzeer
waar de ene geheel legaal aan de andere een appel verkoopt omdat hij
het ei dat hij ervoor in ruil krijgt begeert en niet de bevrediging
van de behoefte van de ander. En het is allerminst onmogelijk om het
nu eens anders te doen, want de behoefte van de ander is wat
bijvoorbeeld een moeder op het oog heeft als zij haar kind verzorgt.
Het is jammerlijk te moeten vaststellen dat kennelijk voor het
merendeel der mensen geldt dat, als zij elkaar helpen, zij dat alsnog
doen uit eigenbelang. Dat de mensheid vooralsnog niet ten onder is
gegaan aan het egoïsme dat het gros der burgers kenmerkt, is alleen
te danken aan enkele verstandige staatslieden die de bittere waarheid
van het eigenbelang erkend hebben en haar met vernuftige mechanismen
alsnog ten goede hebben gekeerd.
3.
Terroristen
onderscheiden zich van andere misdadigers onder meer in de motieven
van hun handelwijze welke in hun geval gericht is op een goed
waarvan zij althans geloven dat dit het louter persoonlijke belang
ver overstijgt, en in vele gevallen gaat het dan over politieke en
religieuze finaliteiten: men pleegt aanslagen om het kapitalisme te
doen vallen, om de ongelovigen te bekeren of om de macht te breken
van een of ander belangrijk concern. Het geweld dat zij gebruiken en
ook vaak de slachtoffers ten spijt, geloven terroristen helemaal niet
dat zijzelf criminelen zijn en vaak volharden zij in het tegendeel:
ze houden vol dat zij met als het ware chirurgische ingrepen, veeleer
gericht tegen personages dan tegen personen, een kwaad bestrijden dat
oneindig omvattender is dan het kwaad van een aanslag. Zij geloven
met andere woorden dat zij een groter met een kleiner kwaad
bestrijden en bovendien geloven zij dat het ook gerechtvaardigd is om
aldus te handelen. Enkele bedenkingen zijn hier misschien wel op hun
plaats, want in het genoemde standpunt schuilen enkele adders onder
het gras.
Om te beginnen is
sprake van fanatisme en dus van verregaande (zelf)verblinding en
ondoordachtheid waar men handelt vanuit een overtuiging of een geloof
in een theorie of een ideologie die zich nog niet bewezen
heeft in de praktijk als zijnde verkieslijker. Men merkt (heel vaak
terecht) het kwaad op in het gangbare systeem, men schrijft dat kwaad
dan toe aan dat bewuste systeem en vervolgens gelooft men over een
alternatief te beschikken dat vrij zal zijn van het kwaad waaraan men
zich zozeer ergert.
Beschouwen wij het
voorbeeld van de CCC uit de tachtiger jaren van de voorgaande
eeuw, dan kan men zien hoe de plegers van aanslagen het gemunt hebben
op het kapitalisme, terwijl zij geloven in het communisme, en
bovendien geloven zij dat dit ideologisch geloof de slachtoffers die
zij heel bewust hebben gemaakt, rechtvaardigt omdat het ook inhoudt
(1°) dat het oorzakelijk verband dat zij vermoeden tussen een zeker
kwaad en een zekere ideologie, ook een feit is, (2°) dat het
alternatief dat zij voorstaan vrij is van dat kwaad en (3°) dat het
alternatief zich ook zal realiseren en wel middels het geweld dat zij
plegen en dat noodzakelijk wordt geacht.
Om te beginnen met
het derde en laatste punt: gesteld dat terroristen middels geweld en
slachtoffers een alternatief bestel invoeren, dan zal het een bestel
zijn dat niet in vrijheid verkozen werd door de burgers; het zal dus
gaan om een opgedrongen stelsel aan hetwelke het volk wordt gedwongen
zich te onderwerpen, en dat was regelrecht in strijd met het
voorgehouden doel, namelijk de volksbevrijding. Ongeacht de inhoud
van de ideologieën die in het geding zijn, kunnen geweld en dwang
sowieso nimmer bevrijding brengen.
Wat betreft het
eerste en het tweede punt lijkt de geschiedenis overtuigend aan te
tonen dat een verandering van ideologieën niet in staat blijkt om
het kwaad uit te bannen of zelfs maar te verminderen; het heeft er
daarentegen alle schijn van dat het kwaad zich gewoon verplaatst en
menig denker heeft geopperd dat dit inderdaad zo is omdat het kwaad
niet zozeer huist in de menselijke ideologieën of in een of meer van
zijn andere werktuigen, zoals hamers, bijlen en kandelaren, doch in
de mens zelf of, eerder nog, in het misbruik dat hij van zijn
middelen maakt en dus in zijn machtsmisbruik kortom: in zijn
tekort aan menselijkheid.
Een wel bijzonder
jammerlijk gegeven in de hele geschiedenis is de vaststelling dat,
ofschoon de mens beweert te beschikken over de rede, hij niet in
staat blijkt om met louter argumenten anderen van zijn gelijk te
overtuigen, terwijl het uitgerekend dat is wat hij wil doen, zodat
teneinde die wil te kunnen doordrijven, hij geen andere mogelijkheid
meer ziet dan het gebruik van geweld. Het loont de moeite om bij dit
gegeven vooraf een ogenblik stil te staan.
Het ware vooreerst
een schromelijke vergissing om te geloven dat alle mensen handelen
vanuit de rede welke door de rationalisten zelf graag wordt beschouwd
als één en dezelfde voor allen en bijgevolg als het middel bij
uitstek om allen eensgezind te maken en te verenigen. Er bestaat
weliswaar zoiets als logica, er bestaan ook vormen van wiskunde en er
is argumentatie mogelijk binnen de gesproken en geschreven taal in
allerlei sectoren zoals rechtspraak, economie en vele andere, maar
specialisten in die takken van het redeneren zullen er altijd wel op
wijzen dat de geldigheid van de conclusies welke binnen de
gehanteerde denksystemen worden getrokken, mede afhankelijk is van
wat men van bij het begin aanneemt als zijnde waar en geldig de
uitgangspunten of de axiomata en de rekenregels of de andere
voorschriften waaraan men zich altijd dient te houden.
Hoe dan ook kan
elkeen altijd de eenvoudige vaststelling maken dat er vele
ideologieën naast elkaar bestaan, dat deze allemaal verstandige
verdedigers hebben en dat zij meestal pas interesse vertonen in de
standpunten van hun tegenstanders als die interesse ook in functie
staat van de verdediging van het eigen gelijk. Dat mensen plotseling
wél bereid zijn om hun overtuiging voor een andere in te ruilen als
zij bijvoorbeeld huwen met een anders denkende partner, illustreert
het feit dat een overtuiging althans voor een flink stuk in dienst
staat van de praxis van het samenleven: van zodra de overtuiging de
praxis in de weg staat, wordt ze opgedoekt. Mensen die omwille van
een ideologie, een band van vriendschap of van liefde verbreken,
worden alvast sinds de emancipatiegolf die het Westen in de
zestiger jaren aandeed algemeen en wellicht ook terecht beschouwd
als enigszins bekrompen.
De rede blijkt een
werktuig waarmee de ene de andere in zekere zin vermurwt, en daarbij
blijkt niet de juiste ideologie het pleit te winnen, als die al zou
bestaan, maar wel de meest verstandige verdediger of verkoper.
Iedereen weet immers dat een goede verkoper ongeacht wat aan de man
weet te brengen; het is hem niet te doen om het (wisselende) product
maar om zijn winst goud is immers goud. Evenzo blijkt het de
verdediger van een ideologie uiteindelijk niet te doen om de inhoud
van zijn leer maar wel om het binnenrijven van zijn gelijk, al is het
tegelijk zo dat de verwisselbaarheid van ideologieën een zaak van
bijzonder veel tijd en moeite is het is tenslotte geen zaak van
persoonlijke preferenties doch een kwestie van historisch verankerde
gemeenschappen.
Het geloof dat een
andere ideologie of een nieuw wereldbeeld in staat is om de mens zelf
te veranderen is even naïef als de hoop dat het verbergen van messen
en dolken de boosdoener van zijn moordplannen zal doen afzien. Het
mag dan zo zijn dat de gelegenheid de diefstal schept te geloven
dat zij ook de dief zou scheppen is wel een brug te ver. Als de
moordenaar geen mes in handbereik heeft, dan zal hij zich onverwijld
bedienen van de koperen kandelaar daar op de vensterbank; als daar
geen kandelaar en ook geen gietijzeren beeld van de vredesduif staat,
dan zal hij desnoods zijn eigen schedel omtoveren tot moordwapen bij
het toebrengen van de fatale kopstoot aan het besje in wiens huis hij
een inbraak pleegt.
Als werktuig zijn
ideologieën noch goed noch slecht, zij zijn in dat opzicht
uiteindelijk geheel neutraal en dat de meest wetenschappelijk
gedragen ideologieën perfect vervangbaar blijken door volkomen
irrationele religies, bewijst het feit dat niet de inhoud van die
werktuigen hun effectiviteit bepaalt maar wel het impact ervan op de
burgers die zij in de pas doen lopen. Zowel het jodendom als het
katholicisme als de islam als het hindoeïsme als het boeddhisme als
het kapitalisme als het communisme... bleken in staat om
maatschappijen te vormen en in stand te houden allemaal bleken
zij een behoorlijk cement, althans in functie van hetgeen zij
beoogden. De vraag luidt derhalve wat wij beogen, wat onze wensen
zijn, wat voor een wereld wij wensen, voor onszelf vandaag en voor
onze kinderen morgen.
Het is alvast zeer
onwaarschijnlijk dat er mensen bestaan die het opportuun vinden om te
leven in een wereld waarin hun doen en laten bepaald worden door
geweld en dwang.
Maar
via het geweld en de dwang belanden we dan bij het al te heldere
devies van Spinozistische makelij: waar de natuur ons beperkt,
gebiedt de wijsheid ons om niet te treuren; dankzij de rede kunnen
wij immers inzicht krijgen in de noodzaak van die beperkingen en
precies dit inzicht maakt ons vrij.
Een
devies dat al te helder is omdat het verwijst naar de rede als ware
die altijd en overal voor iedereen goed zichtbaar en één en
dezelfde. De zaak is immers dat de rede zelf geen poten heeft om op
te staan.
Zo
zijn er al talloze pogingen geweest om de ethiek op te bouwen wars
van alle zogezegd irrationele stelsels en louter met behulp van de
rede die dan, eens en voorgoed, klaar en duidelijk zou kunnen maken
wat goed is en wat kwaad is, wat moet en wat niet mag. Geheel
vruchteloze want naïeve pogingen uiteraard omdat de redelijkheid
waarop onze cultuur prat gaat, zich beperkt tot talige stelsels van
afleidingsregels waarbij echter van uitgangspunten en doeleinden
abstractie moet worden gemaakt.
Onze
voorraad aan afleidingsapparatuur is weliswaar gigantisch, maar naar
beginselen en doeleinden moeten wij tasten zoals een blinde naar een
ei, en dat maakt dat wij eigenlijk helemaal niet kunnen opschieten
met het prepareren van een kant en klare regelgeving welke ons
gebiedt wat ons te doen staat.
Maar
kijk, is dat niet vreemd: wij beweerden aanvankelijk ons van alle
dwang te willen bevrijden, terwijl wij onszelf daarop betrappen dat
die wens ons leidt naar het tegengestelde van het beoogde, want het
is in functie van die bevrijding dat wij ons gaan afvragen zijn wat
ons dan te doen staat! En de paradox dat de wil tot vrijheid ons
brengt bij de vraag naar de juiste voorschriften voor ons handelen,
ontmantelt een niet onbelangrijk gegeven, namelijk het feit dat de
vrijheid geen uitgangspunt is, dat zij ons niet spontaan gegeven is,
maar dat we haar middels de juiste voorschriften misschien wel zouden
kunnen verwerven.
En
belanden we hiermee niet in een impasse? Want kijk, daar dringen ze
zich al op, de juiste voorschriften, in alle kleuren en vormen, voor
elk wat wils: religies allerhande, theïstische en atheïstische
ideologieën, gebaseerd op oude ofwel nieuwe theorieën over leven en
dood, groot is de keuze... Is de keuze dan té groot? Kunnen wij niet
kiezen en hunkeren wij daarom naar overreding? Naar dwang? Naar
terreur?
(J.B., 20-24
januari 2013)
07-01-2013
Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Enige commotie is ontstaan naar aanleiding van de Kersttoespraak van de vorst der Belgen, waarvan ontkend wordt dat hij een welbepaalde politieke partij viseert, terwijl tegelijk de eindredacteur van die toespraak, die premier Di Rupo is, de N-VA "een erg gevaarlijke partij" noemt. Dat klinkt weliswaar allemaal zeer gewaagd, maar als men de uitspraak van Di Rupo volledig citeert, dan zegt hij dat de N-VA een erg gevaarlijke partij is "voor ons land", en wie zou ooit ontkennen dat dit de zuivere waarheid is? Is het immers niet de bedoeling van de N-VA om ons land zoals het nu bestaat, definitief te be-eindigen? Inderdaad, dat is de bedoeling, en het is dan ook waar dat de N-VA erg gevaarlijk is voor ons land, zo simpel als pompwater.
En wat is er dan van de waarschuwingen van de koning over alle partijgrenzen heen - de waarschuwingen voor een terugkeer van het fascisme? Er zijn er warempel die hier hartelijk moeten mee lachen: niet omdat het vergezocht zou zijn om de huidige situatie met de vooroorlogse te vergelijken maar, precies in tegendeel, omdat de vorstelijke waarschuwingen vijgen na pasen waren. Want waar intussen honderdvijfenzestig jaar geleden Karl Marx de arbeiders aller landen opriep om zich te verenigen, met name tegen de uitbuiting door de kapitalisten, zijn het niet de arbeiders geweest die aan die roep gehoor gaven, doch de grootgeldbezitters: zij hebben zich verenigd, en wel in ons aller Europa dat allerminst het onze is doch dat van de rijken, die er nu de armen uitmelken dat het een lieve lust is. Dat de vorst niet behoort tot de armen, hoeft geen betoog en deze toestand is dan ook wat men misschien nog het best een surrealistische versie zou kunnen noemen van het aloude verhaal van de vos die de passie preekt.
Sinds de tweede wereldoorlog is het allemaal erg geëvolueerd maar blijkbaar zijn er nog steeds lieden die niet mee zijn en die zijn blijven denken in termen van landen en streken en naties. Min of meer geletterde mensen weten intussen hoe achterhaald de verhalen van dynastie en democratie wel zijn: zij zijn verkappingen geworden, museumstukken en folklore, en blijkbaar met vooralsnog onverminderd succes schermen zij de eigenlijke gang van zaken voor de ogen van de massa af. Over alle grenzen heen zweren zij immers samen sinds oudsher: eerst de koningshuizen en de zogenaamde edellieden die nooit hoefden te werken en die zich altijd te goed hebben gedaan aan de arbeid van de kudde waaruit zij bovendien onder allerlei voorwendsels de schoonste vrouwen hebben weggeroofd. Vervolgens de patriciërs, de rijken uit de steden, die evenmin werken konden maar die wel het geld hadden om de machines aan te schaffen, bemand door de werkloos geworden vaklui die immers niet konden optornen tegen de massaproductie die ze nu zelf aan gang moesten houden. Tenslotte de bankiers en wie zij dienen, die alle politici aller landen a priori hebben omgekocht - politici die ervoor zorgen dat al het geld in één en dezelfde richting stroomt, met name van de werkende en niets bezittende klasse naar de klasse van diegenen die zich bevrijd wanen van elke plicht en die mét het geld dat zij naar zich toe weten te halen, ook alle rechten inpalmen.
Slechts de grote massa van de blinden argumenteren nog dat er geen concentratiekampen meer zijn en geen vergassingen, want één oog volstaat om te begrijpen dat prikkeldraad en muren overbodig zijn geworden want vervangen door onzichtbare maar evenzeer onsloopbare omhulsels welke de aloude hoop op ontsnapping in de kiem hebben gesmoord alsook het recht daartoe. De Griekse journalist die de namen van de tweeduizend rijkste en belastingenontduikende reders van zijn land publiek maakte, zat weliswaar rap in de cel, maar de onthuller van de intriges in de internationale politiek met wikileaks alsook het kopstuk van het IMF dat naar het Franse presidentschap dong, werden met quasi immateriële middelen geïsoleerd en niemand zal hen ooit nog ernstig nemen - zeer in tegenstelling tot diegenen die levenslang kregen en die hun straf hebben uitgezeten achter ijzeren tralies.
De mens is immers niet langer een natuurlijk dier, hij is een burger, en dat is hij in die mate dat zijn bestaan niet eens erkend wordt als het geen bestaan is op papier. En verder is de burger niet langer iemand die zus en zo handelt, doch iemand die deze of gene job bekleedt, wat in feite niet méér wil zeggen dan dat hij daarvoor een vaak riant inkomen int terwijl hij al het werk dat aan die job verbonden is, vaak laat verrichten door onbestaanden, want dat is wat illegalen in de huidige constellatie zijn. En we spreken hier niet over gangsters: er zijn er die beweren dat de onderaanneming bijvoorbeeld bij de NMBS, met illegalen wordt bevolkt. Op grote schaal doen in privé-bedrijven onbestaanden, die dan immers ook geen sociale bescherming hoeven te genieten en zelfs geen loon verdienen, al het werk dat ooit de zogenaamde gastarbeiders deden uit de boeken van Günter Walraff, de koeters van Stijn Streuvels, de proletariërs waarover Friedrich Engels schreef, de arbeiders in het oostblok, in Afrika of in Azië waar de fabrieken van de grootgeldbezitters staan, die immers verhuizen zoals het hen best uitkomt, van de ene natie naar de andere want, andermaal: die opdeling in landen, streken en naties is al vele generaties achterhaald.
Het toneel waarin het vraagstuk van het nationalisme de hoofdrol speelt, wordt vandaag alleen nog opgevoerd om de aandacht van de massa af te leiden wég van de hoofdrolspelers die er echt toe doen. Zij die aan de touwtjes trekken zijn uiteraard niet zo achterlijk dat zij niet zouden weten dat voor het handhaven van hun positie, de absolute onzichtbaarheid van hun handelen een volstrekte noodzaak is. Zij hebben de mond overvol van transparantie en van open debatvoering maar uitgerekend die openheid mijden zij als de pest en in de praktijk bespelen zij op meesterlijke wijze het grootorgel van de leugens en de illusies welke eigen aan de duivel zijn, alsnog de alleenheerser over deze wereld.
(J.B., Driekoningen en daags nadien, 2013)
01-01-2013
Herodes en ons 'onderwijs'
Herodes en ons 'onderwijs'
O Kersnacht, schooner dan de daegen,
hoe kan Herodes 't licht verdraegen,
dat in uw duisternisse blinckt,
en word geviert en aengebeden?
Zijn hooghmoed luistert na geen reden,
hoe schel die in zijn ooren klinckt.
(Joost van den Vondel,Gysbreght van Aemstel (Rey van Klaerissen), 1637, naar van Lennep's uitgave, herzien en bijgewerkt door J.H.W. Unger, pag. 81. Dit is de eerste strofe van een waarschijnlijk toen reeds bestaand lied. 'Kersnacht' = 'Kerstnacht'; 'na' = 'naar').
Het gestaag wegdeemsteren van de geschiedenis en de mythologie van het christendom verplicht ertoe vooreerst te vermelden dat de Palestijnse vazalkoning onder de Romeinse heerschappij ten tijde van de geboorte van Christus, met name Herodes, nadat deze vernomen had van de wijzen uit het Oosten dat in Bethlehem een nieuwe koning der joden was geboren, uit angst voor de rivaal er alle kinderen liet vermoorden. De feestdag van de toen vermoorde onnozele of onschuldige kinderen valt op 28 december. Het Kerstlied bezingt hoe, in haar hoogmoed, de leugenachtige wereldse macht, mét de moord op het onschuldige en machteloze kind, ook de waarheid tracht te verkrachten, maar het kind dat aan de Waarheid gelijk is, ontsnapt; Jozef en Maria vluchtten met Jezus naar Egypte.
Zo theatraal als deze welhaast naar de mythologie neigende geschiedenis klinkt, zo verkapt en verdoken blijft dit kennelijk bijzonder waarachtige verhaal zich alom in onze wereldgeschiedenis herhalen. Neem nu de Herodes in ons huidige onderwijs.
Niet zo lang geleden deed een vader van een kroostrijk gezin bij het inkijken van de lespapieren wiskunde van een van zijn pubers een wel bijzonder schokkende ontdekking. Op een van de A4-tjes die de lessen begeleiden, handelend over de commutativiteit van de bewerking van de optelling, vond hij enkele oefeningen door dochterlief correct opgelost maar in rode inkt door de juf doorstreept. Wat er dan fout was, vroeg de vader aan de dochter. En zij vertelde hem dat ze het ook niet kon vatten:
- De juf had gevraagd om bij het oplossen van een som met vier termen, met accolades aan te duiden in welke volgorde de termen werden samengeteld, en die volgorde, aldus de juf, was niet volgens het boekje!
De vader herinnerde zich ook nog een en ander van op school en wierp op:
- Maar is dat dan niet wat de eigenschap van de commutativiteit uitdrukt: dat die volgorde helemaal geen rol speelt?
- Dat dacht ik ook, antwoordde de dochter, zichtbaar opgelucht omdat haar vader de frustratie deelde waaronder zij al een tijdlang leed.
- De juf zal zich vergist hebben, zo suste hij hun beider gemoederen.
Maar een volgende bladzijde verbaasde hem kennelijk opnieuw want hij ging zitten en graaide naar zijn bril. Het was een schets van de juf, die zijn aandacht trok, een schets van een rechthoekige driehoek. De rechthoekszijden van de driehoek hadden een lengte van respectievelijk twee en drie eenheden; en bij de schuine zijde stond het cijfer vijf.
- Mijn kindje, was het hier dan de opgave om de fouten te zoeken? vroeg de vader aan zijn dochter: hier staat immers een rechthoekige driehoek afgebeeld waarbij de som van de lengten van de rechthoekszijden gelijk is aan de lengte van de schuine, en dat is me dunkt toch wel alleronmogelijkst?!
- Welnee, papa, zo antwoordde de dochter: er had al iemand in de klas gevraagd aan de juf of dit dan niet onmogelijk was, zij antwoordde dat het slechts een voorbeeldje betrof.
- Een voorbeeldje!? zo stamelde de vader kennelijk onthutst en hij ging door met lezen. Maar na een poos stootte hem alweer iets tegen de borst:
- Maar wat is dit hier dan? Is uw oplossing van die producten van machtsverheffingen dan niet correct?
- Ik dacht het ook, zei de dochter, maar de juf wil dat ik op een andere manier naar de oplossing toe werk.
- Hoe dan wel? vroeg de vader benieuwd.
- Volgens de rekenregels, zei de juf.
- Rekenregels!? zo vroeg de vader zich af: en wat moeten die rekenregels dan wel voorstellen? Bestaan er dan rekenregels die correcte oplossingen uitsluiten?
- Het zijn regeltjes van de juf, antwoordde de dochter.
De vader zat nu letterlijk met de handen in het haar:
- Ik zal eens moeten gaan praten met uw juf, besloot hij, en hij dacht: het ziet er naar uit dat die juf de wiskunde aan het herschrijven is!
- Maar er zijn twee juffen, zei de dochter: die opgaven zijn afkomstig van twee verschillende juffen.
- Heb je van je leven! verbaasde zich de nu wel zeer bezorgde vader.
Twee wiskundeleerkrachten in een en dezelfde school: de eerste moet de leerlingen bijbrengen dat de optelling commutatief is maar zij logenstraft die eigenschap van de optelling nog op dezelfde bladzij; de tweede verwart de stelling van Pythagoras met de simpele som van de driehoekszijden en zij fabriceert ook nog 'rekenregels' welke correcte oplossingen uitsluiten. Maar wat fabuleren zij al niet méér, want dit is wat papa aan het licht brengt na amper enkele bladzijden van de leerstof te hebben ingekeken...
De brave man maakt een afspraak met de eerste leerkracht maar die verzekert hem ervan dat zij volgens het boekje werkt en dat zij alle bijscholingen gevolgd heeft:
- Als u het niet begrijpt, mijnheer, dan moet u bij mij maar eens enkele lessen komen meevolgen, zo berispt de regentes hem prompt.
De brave man ziet zich genoodzaakt om poolshoogte te gaan nemen bij de schooldirectie.
- Mijnheer, u moet weten dat wij het heel druk hebben, aldus vangt mevrouw de directrice haar betoog aan. Wij hebben van de allerbeste leerkrachten en wij staan volledig achter hen: ikzelf, alle collega's én de pedagogische raad. Allen zijn zij het erover eens dat de leerstof wiskunde degelijk is en dat de toekenning van punten rechtvaardig is verlopen. Het probleem van "mijn kind, schoon kind" is ons uiteraard niet onbekend maar omdat u zoveel moeite doet en aandringt zullen we de zaak bekijken en zien of uw dochter niet een punt extra kan krijgen.
- Verontschuldig mij, mevrouw, antwoordt de vader, maar het gaat mij hier niet om de punten van mijn dochter doch om de leerstof van de juf.
- Ik ben geen wiskundige, zo repliceert de directrice.
- Dat is mijn dochter evenmin, mevrouw, antwoordt de vader.
- Wij zijn een lerende organisatie, zegt de directrice.
Zonder schroom. Want is het niet een beetje laat als een leerkracht zich nog in de beginselen van het vak moet bekwamen als zij al tientallen jaren voor de klas staat? Aan hoeveel leerlingen heeft zij intussen haar zelf gefabriceerde 'rekenregels' al diets gemaakt? Hoe groot is het aantal scholieren aan wie zij driehoeken heeft voorgeschoteld waarvan twee zijden samen even lang zijn als de derde? Hoeveel leerlingen heeft zij al gebuisd wanneer die de commutativiteit van de optelling ook gingen toepassen in hun sommetjes?
De papa heeft een broer die wiskundige is en een andere broer is pedagoog. De eerste lacht als hij het verhaal aanhoort maar alras sluit hij zich aan bij de tweede die wijst op de ernst van de zaak:
- Elke puber, elke adolescent moet zijn opvoeders kunnen vertrouwen, zo begint hij, en leerkrachten die hun vak niet kennen, verdienen dat vertrouwen niet en richten grote en vaak onherstelbare schade aan. Kinderen zijn gezagsgetrouw, zij nemen waarheden aan maar evenzeer leugens. Voor korte tijd, weliswaar, want ook kinderen kunnen nadenken. Leerstof die inconsistent is, wordt niet getolereerd en zo ontstaan een wantrouwen in de leerkracht en een tegenzin voor het vak. Voor die verwerpelijke attitude is niet het kind verantwoordelijk want de onbekwaamheid berust niet bij het kind doch bij de leerkracht. Onbekwame leerkrachten verknoeien de opvoedelingen die aan hen worden toevertrouwd. Het ergste is dat kinderen aan wie foute dingen worden geleerd, dit weliswaar opmerken, maar ze onderdrukken in zichzelf alle gezonde tegenreacties omdat zij nu eenmaal vertrouwen moeten hebben in het gezag dat hen immers quoteert, en het uiteindelijke resultaat van dat frustrerende proces is dat kinderen alras aan zichzelf gaan twijfelen. En een kind zonder zelfvertrouwen is een vogel voor de kat...
- Onze kinderen hebben recht op degelijk onderwijs, zo zegt de mama tot de papa: je moet hier dringend iets aan doen, vadertjelief; ik wil immers niet dat onze dochter schoolmoe wordt of dat zij een aversie krijgt voor vakken, alleen maar ingevolge het feit dat die door onbekwamen worden gegeven! Wij moeten de rechten van onze kinderen verdedigen want zijzelf kunnen dat niet doen! En wij mogen ook niet langer talmen!
- De directrice zegt dat zij achter die leerkrachten staat, zoals trouwens alle collega's van de school.
- Maar weet zij dat die juffen het vak niet beheersen?
- Zij antwoordt daarop zelf geen wiskundige te zijn.
- Dat is onze dochter ook niet!
- Dat heb ik haar dan ook geantwoord.
- En wat zei ze daarop?
- Dat de school een lerende organisatie is.
- Maar hemeltje lief!
- Ik zal eens informeren bij de inspectie.
- De inspectie? Maar is het dan niet de inspectie die de leerkrachten aanstelt!?
Mijnheer B. ziet het allemaal anders. Hij is een oudere collega van de papa en hij was een poos actief in de politiek:
- Een school heeft een politieke kleur, zo legt hij uit: er zijn staatsscholen en er is het katholieke net en die twee proberen elkaar zowat de wind uit de zeilen te halen, dat is een bekend gegeven. Die concurrentie verhoogt niet noodzakelijk de onderwijskwaliteit want vandaag beogen scholen niet zozeer het bijbrengen van kennis en bekwaamheid maar veeleer het maximaliseren van het aantal inschrijvingen; daarvan immers hangt de subsidiëring af en ook het aantal aanstellingen van leerkrachten.
- Overdrijf je nu niet een beetje? vraagt de papa beteuterd.
- "Elke leerling is anderhalf lesuur waard", zo hoorde ikzelf het eens zeggen op een lerarenraad in een staatsschool waar ik lesgaf toentertijd, en de conclusie luidde dat het stellen van al te hoge eisen aan de leerlingen, zeer in het nadeel was van het personeel omdat scholen die van de leerlingen inspanningen vragen, gestaag leeglopen. Het is de meesten om het humanioragetuigschrift te doen en het gemak primeert in deze tijd.
- Maar als dat waar is, dan staan de scholen niet langer in dienst van de kinderen!?
- De kinderen zijn er om de scholen te bevolken en om zo de jobs van het personeel daar te vrijwaren; dat is inderdaad de verborgen agenda. Ik heb dat toentertijd ook publiekelijk aangeklaagd.
- Kennelijk heeft het niet geholpen?
- Het enige resultaat is geweest dat ik niet meer gevraagd word om les te geven, het is immers verboden om wat gezegd wordt binnen de lerarenraad publiek te maken.
- Maar dat is samenzwering!
- Inderdaad, de methode van de zwijgplicht is beproefd en zij is eender in het seksueel misbruik van kinderen. Zolang er niet gepraat wordt over het misbruik, lijkt het wel alsof het helemaal niet bestaat. En eenmaal de samenzweringen aan het licht komen, doen alle betrokkenen prompt alsof ze uit de lucht komen vallen, bisschoppen incluis: "Wir haben es nicht gewuszt"!
- Gaat die vergelijking niet een beetje ver? Zie je het allemaal niet wat te zwart?
- Millgram heeft aangetoond dat maar eventjes vijfentachtig percent van alle mensen bereid zijn om anderen te doden op bevel van hun autoriteiten, en ongelovigen hebben die proef meer dan eens herhaald met steeds hetzelfde verbluffende resultaat. Wat er gebeurt waar de leerkracht gebiedt om tegen wit, "zwart" te zeggen, ontlokt binnen de kinderziel een gelijkaardig conflict tussen de eigen waarheid en de leugen van de autoriteit, en op straffe van te moeten zakken, leert het kind zichzelf te veroordelen op punten waar het heel goed weet het bij het rechte eind te hebben. Het kind verraadt zichzelf, het werd immers psychisch verkracht. Een opvoeding die zich bij die gang van zaken neerlegt, brengt geen zelfstandige mensen voort maar voddenpoppen en plantrekkers want zo worden helaas diegenen die in hun gezonde inzichten werden verkracht.
Vader laat er geen gras over groeien en gaat te rade bij een advocaat, die voor een eerste raadpleging al een behoorlijke som moet innen:
- Wij kunnen niet anders, zo verontschuldigt hij zich, want het is een hele rompslomp en dat brengt kosten mee, maar komt u alstublieft ter zake!
En de vader begint: hij betaalt belastingen, zijn kinderen hebben recht op degelijk onderwijs terwijl hun wiskundejuffen niet eens blijken te weten dat de kortste afstand tussen twee punten de rechte is. De schooldirectie ziet geen probleem en sommigen murmelen al dat hij spoken ziet, al hebben zij die lespapieren nog zelfs niet eens bekeken. De inspectie dan? Welnee, uiteraard heeft die de leerkrachten aangesteld en wie gaat nu wetens en willens bij de duivel te biechten? Vandaar dacht hij dan: wij leven in een rechtsstaat, de verlichte geest van Montesquieu scheidde wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, en dat is dan wat hem de weg wees naar de advocaat, want het gerecht is een mallemolen en voor outsiders zoals hij volstrekt ongeschikt.
- Ik begrijp het, zo spreekt de advocaat tenslotte, maar een gewaarschuwd man telt voor twee: verwacht van mij niet dat ik er kan voor zorgen dat uw kinderen andere leerkrachten krijgen. Is het dat wat gij wilt bekomen, dan raad ik u aan hen naar een andere school te sturen, en dan nog in de hoop dat het probleem zich daar niet zal voordoen, het is immers altijd een dubbeltje op zijn kant. Eerlijk gezegd moet ik bekennen dat ik bijzonder weinig voor u kan doen, het enige wat misschien lukt, is een extra punt in het geval van betwiste examencijfers. Bovendien mag ik u niet verzwijgen dat de gerechtelijke molen bijzonder traag maalt en dat durft nogal eens zijn tol eisen, van de financies maar ook van de zenuwen. Ik vraag het zonder bijbedoelingen, maar mag ik u beschouwen als een vermogend man?
Papa keert naar huis terug, diep in gedachten verzonken. Hij denkt nog aan de media, de vierde macht, voor het geval vrouwe justitia voor de kinderrechten blind zou zijn. Maar wat las hij daar over die twee families die hier ten lande zowat alles bezitten wat op papier verschijnt en door de ether gaat, het gesproken woord zowel als het beeld? En hij moet zijn conclusies trekken, het lied van jan met de pet is al uit. Een school is een koek en voor wie er een job heeft, zit het snor, tenminste zolang de klanten komen. Maar die blijven wel komen, als ze hun zin krijgen tenminste, en dat is: een getuigschriftje zonder al te veel moeite. Leerkracht zijn is best een moeilijk beroep, tenminste als men het goed wil doen, want voor onbekwamen die er hun eigen tijd doorbrengen én die van de kinderen, is het een makkelijk verdiend inkomen en, mits een vaste benoeming, een waar fortuin. Verworven rechten, collegemeubels met een vaste plaats, collegialiteit en samenzwering, verborgen agenda.
Wij zorgen voor een mooie toekomst voor uw kind! - zo zegt het de reclame. Maar vervangt men in die slogan 'kind' door 'geld', dan krijgt men prompt wat de banken ons op de mouw hebben gespeld. Papa denkt aan zijn verloren beleggingen: nog goed dat het slechts geld was, dacht hij toen: gelukkig heb ik nog mijn kinderen!
(J.B., 30 december 2012)
21-12-2012
2013 en het lot van Midas
2013 en het lot van Midas
Van overbevolking is sprake van zodra er te weinig landbouwgrond is om een bevolking nog te kunnen voeden. Dat kan het geval zijn in een welbepaald land en dan rest uiteraard de mogelijkheid van handel drijven. Dreigt er overbevolking op wereldschaal, dan is dat uiteraard iets absoluut. Maar het is vooralsnog niet de overbevolking die ons bedreigt.
De prijs van producten hangt voor een groot stuk af van hun schaarste, en dat geldt zowel voor noodzakelijke als voor volstrekt overbodige zaken, als die maar worden begeerd. Een kunstwerk is niet levensnoodzakelijk maar het is wel schaars - het is uniek - en het volstaat dat meer dan één persoon het hebben wil, opdat het per opbod werd verkocht.
Onlangs werd een Picasso geveild voor een miljard dollar, maar theoretisch gezien kan een schilderij nooit zo duur worden als een brood dat schaars is. In tegenstelling tot een kunstwerk, is een brood immers levensnoodzakelijk, een brood kan het verschil maken tussen leven en dood. Bij de verkoop per opbod van een brood aan mensen die op de rand staan van de hongerdood, zal niemand van hen de prijs te hoog vinden als hij die betalen kan, en zo zal niet langer diegene die het meeste wíl bieden, het brood kopen, maar wel diegene die het meeste kán betalen - de rijkste - en dat is een heel verschil. Bij voedselschaarste verliest de vrije markt paradoxaal genoeg haar vrijheid omdat zij dan spontaan gehoorzaamt aan het recht van de sterkste, dat immers dwingend is: de zwaksten krijgen niet langer de toegang tot levensmiddelen.
Op de vrije markt hangt de waarde van een product af van zijn schaarste maar naast de marktwaarde is de eigenlijke waarde van de dingen uiteraard nooit weg te denken. Bij een overschot aan voedsel kan voedsel worden weggegooid, bijvoorbeeld om de prijs ervan de hoogte in te jagen, maar eenmaal een echt tekort dreigt, rijst de prijs de pan uit. Lang niet alles is te koop, de macht van geld is feitelijk zeer beperkt en men kan een kei het vel niet afstropen.
Als een land verarmt en de bevolking eist meer loon, dan wordt ten langen leste het ultieme redmiddel van de muntdevaluatie uitgespeeld: de banken gaan geldbiljetten bijdrukken. Edoch, voedsel of landbouwgrond bijdrukken is en blijft onmogelijk, en zo kan het papieren geld de honger niet bestrijden die de armsten treft. Het geld, de markt, de economie stoten hier op absolute grenzen: er zijn meer monden dan er kunnen gevoed worden.
Alle nieuwjaarswensen ten spijt is dat jammer genoeg de werkelijkheid die ingevolge de mislukking van de oogsten voor de deur staat en die in 2013 niet veel goeds belooft. Maar heeft men daar niet om gevraagd wanneer men de goederen vernietigde om zo kunstmatig schaarste te creëren teneinde de kostprijs van het voedsel op de markt de hoogte in te jagen en zodoende aan die vernielingen veel geld te kunnen verdienen? Andermaal, men had het kunnen weten: munten van nikkel en papier zijn niet te vreten. Reeds vele duizenden jaren geleden is de legendarische koning Midas ons in dit ongeluk voorgegaan: omdat alles wat hij aanraakte, veranderde in goud, moest hij zijn kunsten met de hongerdood bekopen.
(J.B., 21.12.2012)
19-12-2012
Euthanasie, een kind van de dwaasheid?
Euthanasie, een kind van de dwaasheid?
De reklame doet haar werk want binnen een zich steeds uitbreidende kring wordt het stilaan beschouwd als geheel vanzelfsprekend dat euthanasie als synoniem van waardig sterven geldt, wat in de hedendaagse context wil zeggen dat het lijden mensonwaardig is. Alvast in een christelijk perspectief is deze zich nu bijna agressief profilerende politieke stelling op zijn zachtst gezegd onthutsend, daar de zoon Gods, de 'tweede Adam' en een voorbeeld voor allen, midden in zijn levensbloei, de naar reeds twee millennia lang wordt aangenomen allerwaardigste dood gestorven is, gepaard gaande met gruwelijk fysiek en psychisch leed.
In feite mag het niemand meer verbazen dat in de huidige culturele afgang en middenin de dreiging van algehele verrotting die het egoïsme kenmerken, nog weinig begrip bestaat voor het mysterie van het levenschenkende offerschap dat met zijn overtuigende pedagogiek doorheen vele eeuwen het Westen heeft opgetild tot ongekende culturele, maatschappelijke en wetenschappelijke hoogten. Dat de vooruitgang die ons het gemak bracht dat velen nu de das dreigt om te doen, te danken is aan een natuurbeheersing welke uiteraard vooreerst wortelt in een beteugeling van de natuur binnenin onszelf, blijkt niet langer te worden begrepen door een steeds groeiend bevolkingsdeel dat immers protesteert van zodra gewag gemaakt wordt van een minimale solidariteit met anderen. Erger nog, moet men toezien hoe steeds meer maatschappelijke instellingen die hun bestaansreden aan het solidariteitsprincipe danken, er steeds vaker een dubbele boekhouding op nahouden welke hun toelaat om de eigen voorgehouden doelstellingen tegen te spreken met een praktijk van louter winstbejag en uitbuiting: bejaardentehuizen zetten bejaarden letterlijk op straat van zodra de hulpbehoevenden voor hen niet langer een bron van grof gewin zijn en allerlei verzekeringsmaatschappijen proberen juist diegenen van deelname uit te sluiten die de hulp het hardste nodig hebben. Solidariteit is dikwijls nog slechts een voorwendsel of een verkapping voor haar tegendeel: diefstal.
Het verregaande onbegrip voor de grond van onze prachtige beschaving is uiteraard te wijten aan het stilaan verbannen worden uit de wereld van de liefde: zij is de bron van alle solidariteit die in haar licht immers vanzelfsprekend is, daar elke plicht zonder te dwingen uit haar voortkomt. Daarentegen kan solidariteit wars van de liefde slechts een vorm van samenzwering zijn: een uitbreiding van het egoïsme zelf, precies zoals iemands verzekering een uitbreiding is welke het voortbestaan van zijn persoon moet waarborgen van zodra die zichzelf niet meer waarborgen of verdedigen kan. Maar deze niet door liefde gefundeerde solidariteit ondermijnt met de stelligste zekerheid op den duur zichzelf: zorginstellingen worden geprivatiseerd om vermogende hulpzoekenden leeg te kunnen melken en de staat doet verwoede pogingen om zich van de armste schooiers te ontdoen. Stilaan maar zeker dreigt zich hierdoor een evolutie te herhalen richting totale ontmenselijking... opnieuw onder het voorwendsel van haar tegendeel, in dit geval: meer humaniteit.
De nazi-logica welke ontspringt aan menselijke depersonalisering ingevolge een tot een waanzinnige roes opgezweepte kuddegeest, bedreigt andermaal een wereld die zijn zelfkennis verloor en die megalomane trekken krijgt welke zich opsmukken met schijndeugden of ondeugden verkapt als deugden. "Moeten onze jonge en gezonde burgers aan het front gaan sneuvelen om de bejaarden en de zieken thuis in leven te houden?", zo schotelde Adolf Hitler de massa voor die nooit heel goed heeft kunnen redeneren omdat zij het verstand heeft van een kind van pakweg zes. Tweeduizend jaar voordien al stelde de satan een gelijkaardige vraag aan Christus op een hoge berg toen hij onze Verlosser voorstelde om voor hem te knielen in ruil voor al de wereldse rijkdom aan zijn voeten. Jezus Christus ging daar niet op in, maar wat te denken geeft is dat hij helemaal niet loochende dat die rijkdom van de wereld in de handen van de duivel lag en nog steeds ligt. "Waarom", zo vroeg de duivel aan de Heer, "Waarom verandert gij deze stenen niet in broden zodat de mensen nooit nog honger moeten lijden?"
De duivel kent de zin niet van het lijden, voor het kwaad is het leed altijd geheel zonder doel en daarom ook steelt de dief en doodt de moordenaar zijn broeder die hij als een last beschouwt. De misdaad komt voort uit de weigering te moeten lijden, wellicht omdat het diepe inzicht ontbreekt in de zin ervan dat steeds een lijden ter wille van de ander is, en dit is uiteraard onmogelijk zonder de liefde. Mensonwaardig is het allerminst.
(J.B., 19 december 2012)
17-12-2012
Bar d' hiver
Bar d' hiver
Bar d' hiver
, zo staat het op de toegangskaartjes gedrukt in Onze-Lieve-Vrouweblauw: een eindejaarsfestijn in de aanloop naar wat ooit Kerstmis was en wat nu santaklos gaat heten - een contaminatie van 'Sint' en 'Klaas' - verwijzend naar een ander feest van drie weken voordien dat niettemin verwisseld wordt met de hoogdag van Emmanuel, wellicht door de kazuifel, bloedrood met een zoom van pels zo wit als sneeuw, het kleed van sinterklaas dat ook de kerstman draagt. De laatstgenoemde is de rondborstige lachbek die op alle warenhuizen prijkt en die in dit tijdperk van een nooit geziene blindheid de miserie van het kou lijdende kind verkapt.
Bar d' hiver
, in 't Frans dan nog, met allerlei versnaperingen en vooral sterke drank, en vuurkorven tegen de vorst, want er is pret voorzien met dj's tot in de kleinste uurtjes, en dat alles in de pastorijtuin waar ooit de zwarte herder van het dorp brevierde en onafgebroken bad voor onze zielen opdat zij niet branden zouden in de hel, opdat zij zich bekeren zouden tot het licht, opdat zij tot die wijsheid zouden komen waarin een mens uiteindelijk begrijpt dat het geluk gelegen is in 't delen van zijn rijkdom met de allerarmsten; dat er geen heil kan zijn in overvloed ten koste van een kind. Alle menselijke weelde is tenslotte slechts geleend met een belofte aan de milde Schenker als unieke onderpand.
In deze tijd spenderen mensen handen vol geld aan het kapsel van hun honden terwijl in de vrieskou op de straat piepkleine kinderen moeten slapen omdat hun ouders die niet lezen kunnen, op de vlucht voor het geweld waaraan de superrijken hun fortuinen danken, de brevetten niet bezitten die vandaag worden vereist om te bestaan in deze wereld op de dool. Hoe kunnen zij hun gepommadeerde monden vullen met crème-fraîche en glühwein recht uit de beurs bestemd voor het brood en de pap van kleuters die nu met de voeten moeten stampen opdat hun tenen niet zouden afvriezen daar buiten in het ijs der greppels? Hoe leggen deze feestneuzen het toch aan boord met al die kennelijk onbedorven pret? Hoe kunnen zij nog langer doen alsof zij niet beseffen wat zij doen?
Bar d'enfer
, want als dat de hel niet is dan bestaan er geen kwellingen en demonen, dan is er in het ganse universum geen spot met geen god en dan had Charles Dickens helemaal geen Christmas Carol hoeven schrijven en Stijn Streuvels ook geen Kerstekind en Dostojevski geen Vertelling van de Grootinquisiteur, want al die pareltjes herbergen niets dan onze hoop.
(J.B., 17 december 2012)
16-12-2012
Pijn en verdoving, waarheid en bedrog
Pijn en verdoving, waarheid en bedrog
Wie dacht dat een leven zonder pijn wenselijk of ook maar mogelijk zou zijn, die heeft het flink bij het verkeerde eind: pijn is naar men mag aannemen een principieel in alle levende wezens ingebouwd alarmsysteem dat ons daarvan quasi feilloos op de hoogte brengt als beschadiging dreigt en dood. Eenmaal het pijnsignaal opgevangen en correct geïnterpreteerd in functie van het herstel van de aangerichte schade, heeft het leed zijn werk gedaan en doet pijnstilling uiteraard niet langer kwaad. Maar voor die tijd is pijn dikwijls het enig resterende natuurlijke alarm dat ons herinnert aan gevaar en dat niet ophoudt vooraleer wij maatregelen hebben genomen.
Pijnstilling kan wenselijk zijn maar al te vaak is het zelfmoord, zoals bijvoorbeeld daar waar zij veroorzaakt wordt door ziekten zoals lepra en diabetes, die de zenuwen zozeer aantasten dat het gevoel eruit wegebt, want lichaamsdelen zonder zenuwen zijn zoals woningen zonder alarmsysteem, onbewaakt en klaar om, geheel onopgemerkt door hun eigenaar, te worden geplunderd of gesloopt.
Maar het gevaar van de pijnstilling bestaat niet alleen in het fysieke leven: ook op het maatschappelijke niveau zijn er talloze en soms heel gesofisticeerde alarmsystemen werkzaam tegen beschadigingen van de samenleving en nog veel te dikwijls worden zij helaas vanuit een bijzonder foute mentaliteit van roes, gemakzucht of corruptie, volkomen genegeerd. Men kan zelfs zien in de geschiedenis hoe een maatschappij die niet alert genoeg is voor die tekenen omdat zij die ervaart als lastig en zij die dan soms letterlijk uitschakelt, haar pijnstillersmentaliteit betalen moet met de totale ondergang.
De hier bedoelde maatschappelijke alarmsystemen zijn niet zozeer deze die erover waken dat de criminaliteit binnen de perken blijft en dat elk lid van de gemeenschap zich aan de wetten conformeert. Veeleer bedoelt het maatschappelijk alarm de foute richting die een samenleving als zodanig dreigt op te gaan. En dat is dan een dwaalweg die niet zomaar opgemerkt kan worden omdat daartoe uiteindelijk geen middelen voorhanden zijn. De maatschappelijke pijnsignalen zijn wel, net zoals dat het geval is bij fysieke pijn, deeltjes van het in gevaar verkerende geheel, deeltjes die kennelijk méér voelen dan de rest: we noemen ze letterlijk ofwel symbolisch zenuwcellen of sensoren. In de samenleving zijn dat individuen ofwel groepen welke terecht protesteren tegen een of andere koers die wordt gevaren, maar wat de zaak zo moeilijk maakt, is wel het feit dat vaak de objectieve criteria ontbreken waarmee men kon bepalen of het protest al dan niet terecht is. Dat laatste is dan weer te wijten aan het gegeven dat nieuwe wegen altijd voor het eerst worden betreden zodat men niet immer even duidelijk kan terugvallen op ervaring.
Gevaarlijke pijnstilling treedt op waar de signaalfunctie van pijn genegeerd wordt door de pijn zelf weg te nemen in plaats van die te ondervragen naar zijn oorzaak. Want als de pijn verdwijnt, wordt de beschadiging welke haar heeft veroorzaakt, niet langer opgemerkt en gaat zij geheel ongezien haar gang, tot en met de onder-gang. In een samenleving doet zich die kwalijke reactie voor waar een terecht protest in de kiem wordt gesmoord middels de alom bekende en helaas heel vaak toegepaste, perverse tactiek van de criminalisering van de slachtoffers welke soms aanvangt met de beschuldiging van de onheilsbode. Het is sinds oudsher een bekend verschijnsel dat wie een jobstijding brengen aan hun overste, vaak het slachtoffer worden van diens weliswaar begrijpelijke maar tegelijk ook geheel misplaatste woede, en dan zeggen wij dat het kwaad in het slechte nieuws verkeerdelijk verwisseld werd met zijn boodschapper. Dat gebeurt echter zo vaak dat het als echt gevaarlijk geldt om slecht nieuws te brengen aan een koning over de toestand van zijn rijk. Dit gegeven versterkt met een flinke portie opportunisme resulteert dan onafwendbaar in het verzwijgen van zaken die fout lopen: de werkelijkheid wordt ernstig vertekend waar het kwaadaardige verbloemd wordt en zo kan het onheil vaak lange tijd en geheel ongehinderd zijn weg gaan en een maatschappij naar de vernieling leiden.
Er is moed voor nodig om aan de maatschappelijke alarmbel te trekken en om protest te uiten want nog haast dagelijks ziet men hoe uitgerekend de weinig overblijvende mogelijke redders van een samenleving worden opgepakt, gebroodroofd of zelfs fysiek worden uitgeschakeld. Ook bij ons worden helden zoals Barbara Van Dijck, die anno 2012 hun werk verloren na terecht protest omtrent genetische manipulatie en ongeremde patentering van levende gewassen, uiteraard steeds zeldzamer, wat uiteindelijk een ramp is voor de samenleving die in de huidige constellatie haar herders straft, laat staan dat zij hen voor hun arbeid zou vergoeden. Maar wellicht kan het ook niet anders, aangezien bij belangrijke getuigenissen ook gewicht in de schaal moet worden geworpen om ze ten gehore te kunnen brengen en het eigen leven is nog steeds het zwaarst mogelijke gewicht. Het 'engagement' tegen fikse betaling van allen die zich voor anderen zeggen in te zetten, krijgt in dit licht een wel heel wrange betekenis.
(J.B., 16 december 2012)
13-12-2012
Een duizelingwekkende provocatie
Een duizelingwekkende provocatie
Een eerste keer bestelen rijke ondernemers de armen door het omzeilen van de belastingplicht. De staat komt in de rode cijfers en de staatsbons der rijke beleggers worden waardeloos. Maar middels een aansluitende oplichting wordt dit verlies snel weggewerkt: met de gelden van de armen die wél taksen betalen, richten de rijken een Europees Noodfonds op dat dekking geeft, niet aan noodlijdende staten doch aan het bezit der rijken, want dat is wat 'noodlijdende staatsbons' zijn. Zonder slag of stoot wordt aldus bij elke volgende bankaire actie het bezit der armen overgeheveld naar de rekeningen van de rijken en dit over alle Europese staatsgrenzen heen. De roof geschiedt volstrekt ongezien en blijkbaar doorzien alleen ervaren insiders de misdaad terwijl de bedrogen massa zwijgend de gevolgen draagt want kennelijk durft niemand als eerste te protesteren. Vooralsnog zonder slag of stoot geschiedt de roof en zo lijkt het vredig in Europa. Zo vredig dat, als kers op de taart, de dieven ook nog aan de haal gaan met de Nobelprijs voor de Vrede.
(J.B., 13.12.'12)
11-12-2012
Tussendoor: een Nobelprijs!
Tussendoor: een Nobelprijs!
Zonder verpinken kennen de hoogste heren zichzelf allerlei prijzen toe; alle uitleg is overbodig, een citaat volstaat uit Wikipedia : "Jagland is sinds 2009 secretaris-generaal van de Raad van Europa en voorzitter van het Noors Nobelcomité dat de Nobelprijs voor de Vrede toekent." (
"Mundus vult decipi, ergo decipiatur". (*) En warempel, de waarheid in dit gezegde, toegeschreven aan Petronius, de schrijverszoon van de bestuurder van Syrië onder Caligula ten tijde van Christus, biedt misschien wel de ultieme verklaring voor het dan toch bijzonder onwaarschijnlijke gemak waarmee vandaag, en dan nog op een volstrekt transparante manier, het arme leeuwendeel van de Europese bevolking door een vermogende minderheid wordt afgeroomd, en dit niet langer via de gekende weg van de handel, de productie en de consumptie, doch quasi geheel rechtstreeks door de overheveling van het kapitaal van deze naar gene bankrekeningen. Ja, dat geen haan daar naar kraait kan pas worden begrepen indien het inderdaad zo is dat het volk dit tenslotte ook zo hebben wíl.
Toch blijft het een raadsel hoe de wil van de meerderheid dan op de eigen vernietiging gericht kan zijn, want een gestage groei van de kloof tussen rijk en arm is het gewisse gevolg van de gigantische maneuvers, of moet men zeggen 'fratsen', waarmee heden de mega-banken van de allerrijksten, de miljarden koppen tellende wereldbevolking een neus zetten, of horens, want het is hoe dan ook een feit dat wij allemaal te kakken worden gezet.
De Europese Unie is niets anders dan het bedrieglijke reklamebord door corrupte politici in dienst van de financiële elite opgehangen ter verkapping van een van de meest bizarre volksplunderingen aller tijden. De jongste aanwinst die de hele carrousel toelaat om vrijelijk te opereren, is het Europese Noodfonds, het Europees Stabiliteitsmechanisme of het ESM, van kracht sinds 1 juli 2012: een kas, zogezegd opgericht om landen in nood te helpen, maar die voortdurend gespijzigd wordt met de belastinggelden van de armen terwijl de verzamelde sommen helemaal niet naar de noodlijdenden gaan maar naar hen die overschot hebben. En betreft inderdaad een constructie die zichzelf zonder ook maar enige vorm van volksraadpleging geheel boven de wet heeft weten te plaatsen. (°)
Dat het aldus afschilderen van ons politiek werelddeel op een flagrante overdrijving gelijkt, wil allerminst zeggen dat zij er ook een is en dat toont de allerjongste actie, de zogenoemde noodsteun aan Griekenland, andermaal aan. Het is immers een feit dat de allerrijkste Europeanen Griekse reders zijn, beroepsgenoten van de legendarische reder, wijlen Aristoteles Onassis, ooit de rijkste man op aarde. Griekenland is een schiereiland in het centrum van het welvarendste wereldcontinent en de reders maken er sinds oudsher gigantische fortuinen. Ze betalen evenwel helemaal geen belastingen, de meesten onder hen plaatsen hun winsten in het buitenland, bijvoorbeeld op Cyprus of in Zwitserland om aan alle taksen te ontsnappen en zodoende wordt de Griekse overheid opgelicht en komt de staat in geldnood. Zeer onlangs publiceerde een Grieks journalist op het internet een lijst met de tweeduizend rijkste Griekse belastingontduikers, samen goed voor het veelvoudig oplossen van de Griekse staatsschuld, maar amper enkele dagen na die publiekmaking zat de dappere man al in de cel. En vorige week besloot de Griekse overheid om na de storting van ettelijke miljarden Europese steun, alle uitgeschreven ongedekte Griekse staatsbons te verwisselen voor door het Europese noodfonds gedekte bons. In de praktijk houdt dat uiteraard in dat het geld van de armste Europeanen terecht komt bij de rijkste Grieken, want arme Grieken hebben helemaal geen overschot aan kapitaal om te beleggen. De rijken worden rijker, de armen armer, en wie dat nog niet geloven, die moeten maar eens kijken naar de cijfers van de Europese autoverkoop: er worden steeds minder auto's verkocht... maar steeds meer luxewagens.
Hoe de hele zwendel aan zijn einde komen zal, weet niemand maar elkeen kan wel vermoeden dat de vooruitzichten niet rooskleurig zijn. Vast staat in elk geval dat nu de volksplunderingen zoals gezegd verlopen door directe geldtransacties van deze naar gene bankrekening en dus niet langer via de normale 'omweg' van de handel en de nijverheid, elke maatschappelijk nuttige bedrijvigheid zich aan de kant gezet zal weten. In het spel van de verrijking van de elite op de kap van het volk heeft met andere woorden het maatschappelijk nut nu helemaal niets meer in de pap te brokken: al het sociaal zinvolle weet zich gepasseerd en moet het onderspit delven voor niets minder dan de uitholling van de staat door parasieten. Het lot van de gemeenschap kan warempel met niets beter worden vergeleken dan met de toestand waarin een drugsverslaafde verkeert die immers ook niet langer de maatschappelijk nuttige 'omweg' maakt van arbeid en consumptie: hij zoekt zijn drugs te vinden die aan zijn hersenen het signaal geven dat alles okee is en de rest van dat jammerlijke verhaal is aan elkeen bekend.
(J.B., 5 december 2012)
Noten:
(*) "De wereld wil bedrogen worden; moge hij dan bedrogen worden!"
De aangehouden medeklinker "ng" is het verkrampte geluid dat iemand spontaan voortbrengt - meestal in combinatie met een navenante lichaamshouding - om aan te geven dat hij of zij in ademnood verkeert ofwel in een nog andere noodtoestand welke dringend om verlossing vraagt. De medeklinker duikt dan ook frequent op in woorden die angst aangeven: in het Nederlands zijn dat bijvoorbeeld "eng", "angst" en "bang" maar ook in vele andere talen vormt de "ng"-klank de kern van woorden met gelijkaardige betekenissen. Angst of benauwdheid is de toestand voorafgaand aan een gewisse dood, als die blijft duren, en verwijst naar een bedreiging en naar een bedreiger die deze toestand veroorzaakt door aan de bedreigde het schrikbeeld van diens dood voor te spiegelen. De meest enge bedreigingen zijn deze waarvan uitsluitend de bedreigde getuige is en kan zijn terwijl derden van de duivel geen kwaad weten: zij zouden elke roep om hulp vanwege de bedreigde opvatten als een kinderlijke vreesachtigheid of ook nog als een waanvoorstelling, zoals bij uitstek weergegeven in de griezelfilm Rosemary's baby van Roman Polanski, die helaas al te vaak door de werkelijkheid wordt overtroffen. De tragiek duikt ook op in het door Schubert op meesterlijke wijze op toon gezette gedicht van Goethe, de ballade Erlkönig, en veel vroeger nog is zij het spook van de tegendoelmatigheid, de motor van de klassieke tragedie, in onder meer Orpheus en Euridicè en Oedipus Rex.
Voor een meesterlijke, unieke en integrale Nederlandstalige hervertelling van de Griekse mythologie, zie: http://www.bloggen.be/dzeus/
De angst wordt versterkt als alle pogingen tot hulpvraag de situatie slechts kunnen verergeren waardoor de toestand voor het slachtoffer uitzichtloos wordt want een nefaste afloop is dan wel gegarandeerd, precies zoals bij tegenspartelaars die worden meegetrokken in een draaikolk. Een geactualiseerde versie van het spook van de tegendoelmatigheid vormde het hoofdthema in het werk van Ivan Illich (1926-2002) die laat zien hoe de westerse cultuur daar aan ten onder gaat. En onze cultuur is er dan ook een van de angst en de benauwdheid: ons doen en laten worden onophoudelijk gedicteerd, elk verzet daartegen is onmogelijk geworden en derhalve leven wij in "stress" totdat een "burn-out" ons doet kandideren voor euthanasie. Jawel, als klap op de vuurpijl dienen wij onze bedreigers niet alleen te vergeven maar bovendien moeten wij hun schulden torsen, want wij stappen dan geheel vrijwillig uit het leven, zoals dat nu heet als wij zelfs de hoop hebben opgegeven om als slachtoffer te worden geboekstaafd. Alle Verlichtingstoestanden en emancipatiegolven ten spijt, blijken wij als puntje bij paaltje komt nog steeds de daders van weleer uit het refrein: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.
Onze cultuur is er een van angst, wij leven in angst, in stress, en die benauwdheid bestaat erin, zoals gezegd, dat wij ons op elk ogenblik opnieuw gedwongen weten om op elkaar volgende externe verwachtingen in te lossen op straffe van ons einde. Edoch, ons einde ware niet eens vreeswekkend indien het zomaar een einde was: de zopas aangegeven macht van de religie, welke best als de primitiefste vorm van politiek mag worden bestempeld, maakt dat na de dood voor elk van ons de hemel volgt ofwel... de hel! Want wat kon een werelds heerser en rechter aanvangen met een koppigaard zonder agonie of met een getuige die hij niet kon laten zweren, en wel bij diegene die niet zomaar zijn eindig leven in de hand houdt maar zijn lot tot in de absolute eeuwigheid? De eed schept de angst voor de hel en middels die angst hengelt de stoute machthebber naar de waarheid in het hart van de bangerik gelijk een visser naar een grote snoekbaars in een waterpoel. Onze cultuur is een cultuur van manipulatie, en manipuleren is wat een poppenspeler met zijn poppen doet, die op zichzelf slechts vodjes zijn en levenloze maskers welke pas bewegen als hij aan de touwtjes trekt en buikspreekt. De bewegingen van de poppen volgen op de bewegingen van de handen die ze vasthouden en zo is de poppenspeler de ziel zelf van de poppen waarmee hij zichzelf en anderen vaak kostelijk vermaakt. Men zou denken dat de poppen het zodanig gewoon zijn om gemanipuleerd te worden dat ze uit zichzelf niets meer ondernemen, maar die meegaandheid is helemaal geen vrucht van foute gewoonten: zij is de natuur zelf van het zagemeel dat de eigenlijke ziel der poppen is.
Godsdienst warempel is wellicht de allerprimitiefste vorm van politiek en nu de Verlichting werd doorwaad met de Franse Revolutie en nog andere doortastende kuren, moest aan een hardnekkig religieus residu, in feite meer folklore dan moraal, recht worden gedaan, zodat dit residu zich van een althans voorlopig voortbestaan verzekerd weet, zoals ook het recht op karnaval of gelijkaardige monumenten welke dan toch mijlpalen zijn in onze historiek. Zo bleef de godsdienst ondanks alles met zijn kerktorentjes waarvan de nostalgie ons leert hoe onvergeeflijk vergeetachtig wij wel zijn en die vergetelheid gaat zelfs zo ver dat op den duur de mensen niet meer blijken te weten waar het dan wel om ging en gaat: de angst voor het eeuwige hellevuur als men eraan verzaken dorst om te gehoorzamen aan de hoger geplaatste in de maatschappelijke orde waarvan de keizer god vertegenwoordigt. De angst, de stress, de druk die nimmer afneemt en die, alle dagen van het leven van de werkmens opeist, precies zoals het er aan toegaat, bolletje na bolletje, bij het lezen van een paternoster. Geketend gelijk de biddende aan zijn bidsnoer is de arbeider aan zijn almanak, want een mens moet bidden en werken, ora et labora, en orare est laborare, bidden is werken.
Ongetwijfeld is er iets van aan, dat de mens zichzelf pas in zijn werk kan vinden, dat we zijn wat we doen, dat arbeid bevrijdt - Arbeit macht frei - en alleen al de depressies waarin heden tallozen verzeilen die niet meer participeren mogen of kunnen aan het maatschappelijke productieproces, getuigt ervan dat wij ons moeten kunnen nuttig weten voor de anderen. Maar als dat nut cru volgen moet uit dwang op mensen die zozeer van wil verstoken lijken als een voddenpop die bengelt aan een koord, dan kan bezwaarlijk nog van zelfrealisatie sprake zijn of van het naar boven halen van het beste van zichzelf. Wie handelen uit angst, die handelen immers niet langer zelf, maar zij worden gehandeld, ze zijn herleid tot object van manipulatie, ontdaan van een wil, slechts uitvoerend wat ánderen van hen willen en bovendien wéten zij vaak niet langer wat die anderen dan wel met hun handen doen. Wéten zij aan welke zaken zij meewerken of vinden de opdrachtgevers dat helemaal niet relevant en menen zij dat het volstaat dat ze hun werkvolk betalen zoals men huurlingen betaalt die misschien moorden zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn? Beslist bestaan er manipulatoren die de kunst verstaan om op die wijze niets vermoedende arbeiders zichzelf om te laten brengen, zoals dat het geval is met die godbetert zelfverklaarde ethici die armelui wiens kinderen onze computerafval op de belten recycleren onvruchtbaar willen maken in ruil voor letterlijk een appel en een ei welke zij gretig omarmen zullen omdat zij nu eenmaal honger lijden.
Zelfrealisatie is arbeid en daarbij is zweten geen taboe en ook van zelfopoffering kan volmondig sprake zijn... zolang de medemens gerespecteerd wordt in zijn waardigheid en gelijkwaardigheid. Die benadering sluit a priori uiteraard als een sine qua non het model der samenwerking in en het verwerpt ten zeerste de concurrentie en de competitie die, sinds Adam mens is geworden, alleen nog thuishoren in het spel. Ontbreken deze fundamentele zaken in het werk, dan gaat het enkel nog om slavernij en het is dan een zaak van hongerigen die hun honger stillen met een hongerloon dat zij ontvangen na het blindelings uitvoeren van bevelen van volstrekt onbekenden die god weet wat allemaal uitspoken met de hun aldus toegeëigende werkkracht.
Men kan niet eisen van een man wiens vrouw en kinderen honger lijden dat hij zich keert tegen zijn voedselbron. Maar wee de dag waarop de man begrijpt hoe die vermeende bron van voedsel hem de das omdoet! Of veeleer nog: de dag waarop dit redelijk begrip de bovenhand gaat halen op de angst die hem verlamt als hij het waagt om uit de pas te lopen. Anderhalve eeuw geleden werd in de Verenigde Staten de slavernij definitief afgeschaft en dat is uiteraard een goede zaak. Maar vergeten wij niet de achterbakse argumenten van vele voorstanders dezer bevrijding, die toen reeds verraadden op welke manier de massa bij de neus genomen werd: zij pleitten immers voor de vrijheid aller burgers met het argument dat wie zich vrij wanen ook veel beter renderen...
'Proletariërs', zo werden de arbeiders genoemd ten tijde van de industriële revolutie, en dat betekent zoveel als: mensen die alleen nog hun eigen kinderen bezitten. Vandaag groeit de massa aan van wie helemaal niets meer bezitten, de massa van diegenen die daarentegen een bezit van anderen geworden zijn, een nieuwe vorm van lijfeigenschap dat veel strenger blijkt dan ooit voordien. Want terwijl het werkvolk ooit nog troost kon vinden in de godsdienst die daarom "opium voor het volk" genoemd werd, dreigt nu een religie allen op te slokken met een primitieve, niets ontziende en volstrekt redeloze wet die slechts de onderwerping gebiedt. En de angst, die de motor ervan vormt, zorgt ervoor dat allen zwijgen, zoals ook allen zwegen toen hier niet zo heel lang geleden massa's mensen werden gedeporteerd naar uitroeiingskampen. Niet enkele ongelukkigen, niet tientallen, niet een paar honderd of een paar duizend maar miljoenen.
(J.B., 1 december 2012)
29-11-2012
Een uitzonderlijke toespraak van Jose Mujica, de president van Uruguay, over ons milieu
Een uitzonderlijke toespraak van José Alberto Mujica Cordano, de president van Uruguay, over ons milieu: "De milieuzaak is vooreerst een zaak van politiek en van cultuur"...
Over discriminatie valt heel wat te zeggen, maar in twee woorden is dat onrecht jegens mensen op grond van eigenheden en met dat laatste wordt dan niet bedoeld wat men (in vrijheid) kiest (te doen) maar wel wat men ongewild is. Wij kunnen het niet helpen dat wij kind zijn, ouderling, man, vrouw, gehandicapt, homosexueel of allochtoon en op grond daarvan willen wij dan ook niet tekort worden gedaan. Er bestaat ook positieve discriminatie maar van het feit dat prinsen en rijkeluiskinderen het beter hebben dan de doorsnee, maken wij meestal geen probleem omdat wij tot op zekere hoogte wel moeten berusten in het lot.
Evenmin is onderscheidingsdrang een probleem omdat het een wil betreft tot (zelf)discriminatie in een wenselijke zin. Iemand kan hard werken om topvoetballer of chirurg te worden en om aldus van anderen te worden gediscrimineerd in een positieve zin. Meestal gaat dit gepaard met het verwerven van extra's die een doorsneeburger missen moet, maar dit is geen misdaad omdat principieel iedereen vrij is om aldus bijvoorbeeld een hoger inkomen en mét de extra plichten ook meer rechten te verwerven.
Heel dikwijls blijken ethische problemen zich te situeren op de grens van de twee hier aangeduide gebieden en niet zelden geeft dit aanleiding tot enige verwarring, zoals dat bij uitstek het geval is met de zogenaamde receptiementaliteit: deelnemers aan het sociale statusspel dat een receptie is, dralen totdat zij de kans schoon zien om een hoger geplaatste te gaan begroeten om daar voordeel uit te halen maar dit lukt pas als zij prompt de lager geplaatste waarmee ze in gesprek waren, in de kou laten staan. Op de keper beschouwd lijkt het erop dat men zichzelf niet verheft zonder anderen te vernederen, zodat discriminatie quasi onvermijdelijk lijkt.
Toch blijft er een belangrijk verschil tussen discriminatie en zelfonderscheiding. Bij zelfonderscheiding gaat men zelf wat hoger staan, bijvoorbeeld door maatschappelijk betekenisvol te handelen, want zo wint men aan sociale waarde: men schept extra rechten voor anderen én voor zichzelf, en derhalve verdient men meer krediet. Bij discriminatie daarentegen waant men zich boven anderen verheven: men presteert niet maar men duwt anderen naar beneden, men ontzegt hen bepaalde rechten - in extreme gevallen zelfs het recht op leven.
Van het allergrootste belang is dat discriminatie geen redenen kent, onverantwoordbaar is en dus een zaak van ploerten is. Sinds het begin der tijden werden kinderen gediscrimineerd, niet omdat zij het verdienden om vernederd te worden maar omdat zij kind zijn, wat feitelijk wil zeggen: omdat zij zich tegen dat onrecht niet kúnnen verweren. Zo ook worden tot op vandaag ouderen gediscrimineerd onder precies dezelfde oorzaak, namelijk omdat zij zwakker zijn, en dus als een dom gevolg van het zogenaamde 'recht van de sterkste'. In Indië vinden mannen het vanzelfsprekend om thee te drinken en te kletsen terwijl hun vrouwen zwaar werk verrichten op het veld en als men hen hierover aanspreekt, dan zijn ze verontwaardigd over de onwetendheid van de vragensteller inzake het statusverschil tussen de geslachten. De zwakheid van het zwakke geslacht wordt uitgebuit terwijl de sterkere man nochtans geschikter is voor het zware werk. Eveneens omdat zij zwakker zijn - zij zijn immers in de minderheid - worden minderheden allerhande onrechtmatig behandeld door meerderheden en waar daarop reactie komt, blijft het onrecht bestaan doordat de middels de wet onbereikbare leden van meerderheden doorgaan met het pesten van leden van minderheidsgroepen.
Dit is nochtans geen regel want soms melkt een minderheid (van bijvoorbeeld rijkeren, slimmeren of durvers) een meerderheid (van armeren, dommeren of bangeriken) uit. De zogenaamde democratische maatschappij van het oude Athene bestond voor negentig percent uit slaven die instonden voor het onderhoud van de tien percent vrije burgers van de stad. In de wereld van vandaag gaat het er feitelijk niet anders aan toe. De geschiedenis leert ons alleen dat het wel bijzonder moeilijk blijkt om zich tegen die uitbuiting te verzetten.
Toen in 1859 John Brown zich in de V.S. tegen de slavernij verzette, werd hij prompt opgehangen maar ook heel wat tegenstanders van de slavernij bleken immoreel, daar zij enkel argumenteerden dat 'vrije' arbeiders met veel meer motivatie werken en derhalve beter renderen. Toen de Duitse filosoof Friedrich Engels door zijn vader naar Manchester werd gestuurd om daar zijn fabrieken te gaan bezichtigen, werd hij aangegrepen door het onrecht van de kinderarbeid en door de mensonterende leefomstandigheden van de arbeiders die zoals vee werden leeggemolken tot de dood. In het spraakmakende boek "Ganz Unten" uit de jaren zeventig van de voorbije eeuw, versloeg de Duitse undercover-journalist Günter Wallraff de schandalige discriminatie jegens allochtone gastarbeiders; het betreffende onrecht was soms erger dan wat doorheen de eeuwen tot vandaag de slaven te verduren hadden. Paradoxaal genoeg moet men de hedendaagse slaven gaan zoeken in de middens van de superrijken, en niet in het minst bijvoorbeeld bij Europarlementariërs en in welbepaalde ambassades. Een politicus werkzaam aan de Europese top heeft onlangs zelf voor de televisie verklaard dat zijn kinderen vlot Pools spreken doordat hij een Pools au-pair meisje in dienst had, en iedereen weet ook dat een au-pair naast kost en inwoon van haar baas hooguit wat zakgeld krijgt. In dit geval koos de werkster de onbetaalde job uit vrije wil en kan zij dus niet als slavin worden beboekstaafd, maar dat de leefomstandigheden van deze feitelijke asielzoeksters niet dwingend zouden zijn, is wel bijzonder onwaarschijnlijk, terwijl het tevens zo is dat armoede een maatschappelijk product is en dus de verantwoordelijkheid van de rijken.
Discriminatie verstrengelt zich vaker met onderscheidingsdrang waar mensen zich niet met door hen ondergeschikt geachten wensen te associëren teneinde daaruit geen sociale nadelen te moeten ondervinden. Wie omgaat met homo's wordt algauw zelf verdacht en nog meer geviseerd zijn wie hen helpen, en zo geraken deze en ook andere minderheden niet aan een betrekking; de schuld voor hun werkloosheid wordt hun in de schoenen geschoven waardoor de slachtoffers op de koop toe als daders gebrandmerkt zijn en echt schrijnend wordt het waar zij dan ook nog gaan geloven dat zij aan hun sociale verbanning schuldig zijn. Zo ziet men mensen naar werk zoeken met de moed der wanhoop, buitenstaanders zien dat niemand hen zal aanvaarden en zij worden dan ook nog tot voorwerp van spot.
In de pikorde verstoot de 'meerdere', de 'mindere' quasi onopvallend voor het oog van wie niet direct in de zaak in kwestie betrokken zijn: men vergeet iemand te groeten, uit te nodigen, op te merken, te danken, te vermelden, en dat is heel vergeeflijk want geen mens is volmaakt, we zien niet alles, onthouden niet alles en wij herkennen niet iedereen op straat, we zijn verstrooid, we vergaten onze bril, we waren afgeleid door iets anders. Op die manier verbergen zich de schuldigen, in dit geval achter excuses die wel eens waar konden zijn. Edoch, de slachtoffers van die komedie ondervinden het alras: zij worden nooit en ook door niemand begroet, uitgenodigd, opgemerkt, bedankt of vermeld maar daarentegen krijgen zij wel heel vlotjes de schuld als er in hun contreien eens wat misloopt. Het gebrek aan feed-back zorgt ervoor dat zij op den duur ook gaan geloven dat dit de normale gang van zaken is en op hun beurt groeten zij niemand meer, merken zij niemand meer op, nodigen zij niemand uit... en worden zij tenslotte door diegenen die hen hebben uitgestoten, zelf afgeschilderd als asocialen of nog erger.
Voor dit gecamoufleerde doch bijzonder trefzekere geweld dat inderdaad zijn doel nooit mist en onverdroten moordt, bestaan geen sancties: de daders weten zich perfect veilig, zij worden nooit bestraft, meer dan ooit gaan zij door voor eerbare burgers, hoog verheven boven het gespuis dat zij geen blik gunnen, en bovenal weten zij zich veilig en in het gelijk gesteld doordat zij tenslotte in de grote meerderheid zijn. Bovendien belijden zij gewetensvol te zijn en zich godbetert over de zwaksten te ontfermen. Uiteraard onderscheiden zij zich van de plegers van zichtbaar en fysiek geweld, die zij ten strengste veroordelen, terwijl het deze criminelen misschien alleen maar ontbreekt aan die sluwheid die hun toelaat om ongestraft te doden. Weerklinkt er immers geen bijzonder valse noot wanneer, nu en dan in de geschiedenis, een dezer criminelen politieke macht krijgt en van vervolging en moord de regel maakt? Ziet men dan de zogenaamd gewetensvollen protesteren? "Wir haben es nicht gewuszt", zo zeggen het na afloop de getuigen van de massamoorden onder Hitler - een crimineel met politieke macht die door de hoger genoemde menigte van sluwe doders op de handen werd gedragen toen hij met miljoenen tegelijk en op de allergruwelijkste wijze die mensen ombracht die voordien genekt werden door die zogenaamd onschuldige menigte der sluwen die de minder geachten vergaten op te merken, te groeten, uit te nodigen. Het lijkt er wel op of zij al die tijd geduldig wachtten op een crimineel die geheel 'wettelijk' datgene zou voltrekken waaraan zij hun handen niet wensten vuil te maken. En daarom ook werd Hitler op de handen gedragen.
Aan het nazi-tijdperk kwam een einde, dictators maken steeds minder kans in een verlichte wereld, maar nieuwe, hardnekkige en veel moeilijker te bestrijden vormen van legitimering van het verborgen geweld van de criminele menigte dreigen vandaag weer de bovenhand te krijgen in de opgang van irrationele, zogenaamd religieuze wetten. Deze semi-wetten zoeken zich van oudsher tot wetten te vestigen teneinde de discriminatie te kunnen rechtvaardigen waar de massa van de meerderheid op aast in haar verzuchting om te doden en zich tegelijk van alle schuld wit te kunnen wassen. Niet Hitler zal voltrekken wat hun haat moet blussen, doch god zelf, en wel bepaald die god die zij aanbidden willen en die zij ook opdringen aan anderen, de god die hun gebiedt datgene te doen waarop zij al zolang belust zijn, zodat zij het dan ook volledig zonder schuldgevoelens kunnen voltrekken en zonder angst voor straf. Alleen verdoezelen zij dat het niet God is die zij volgen, omdat God zelf nu eenmaal niet haten kan of moorden. Een afgod is het die zij dienen, of veeleer nog een demon, ja, de duivel zelf, geen ander kan het zijn die borg staat voor het zich voltrekken van het grootste kwaad.
(J.B., 15 november 2012)
08-11-2012
Over de bestraffing van misdaad gemotiveerd door discriminatie
Over de bestraffing van misdaad gemotiveerd door discriminatie
De verstrenging van de straffen welke het beoogt om een dam op te werpen tegen belaging van en geweldpleging jegens minderheidsgroepen dreigt in het gedrang te komen nadat stemmen opgingen over het vermeende "discriminerende karakter" van deze wetten. Sommigen eisen namelijk van de wetgever een grondige motivatie voor die strafverstrenging op straffe van de afschaffing ervan; en dan zou voortaan het geweld jegens minderheden op dezelfde manier worden bestraft als elke andere geweldpleging, precies zoals het eraan toe ging in de tijd dat discriminatie nog niet als een onrecht gold. En nu blijkt dat godbetert totaal onwetende bewindslieden in de val van deze absurde dreiging trappen en dat zij waarlijk geloven dat de motieven voor de specifieke strafmaten tegen geweldpleging jegens minderheden bij de wetgever ontbreken!
Meer dan duidelijk zijn alvast de motieven van wie de genoemde strafverstrenging tegenstaan: zij wensen niet langer te ageren tegen discriminatie en derhalve wensen zij de discriminatie ook te bevorderen omdat aangaande dit onderwerp alleen al op zuiver logische gronden geen neutrale houding mogelijk is: het is zo simpel als pompwater dat wie niet wensen te ageren tegen de misdaad, deze zonder meer goedkeuren.
Misdaden die worden gemotiveerd door discriminatie, kunnen pas efficiënt worden bestreden als ook het motief wordt aangepakt. Discriminatie wordt bemoedigd door primitieve massahysterie, bijvoorbeeld in bendevorming, en zij wordt ontmoedigd door bestraffing. Maar die bestraffing is uiteraard pas mogelijk waar zich de bendegeest tentoonspreidt in de misdaad zelf. Derhalve zal bij een efficiënte bestraffing van de misdaad ook en vooral het motief worden geviseerd, wat zich pas kan manifesteren in een verzwaring van de strafmaat.
Een tweede punt is de klaarblijkelijke arrogantie van de crimineel in dit debat. Vooral georganiseerde misdadigers en dus gewetenlozen gaan er kennelijk van uit dat de straf mag worden beschouwd als een betaalmiddel voor het misdrijf. De straf is dan de tol waarmee de overtreding in kwestie wordt vereffend en zodoende tevens gerechtvaardigd, althans in de ogen van de overtreder. Dat die volstrekt foute houding zelfs de dagelijkse realiteit uitmaakt waarbij de geest van de wet wel morsdood lijkt, blijkt bijvoorbeeld uit de onfrisse praktijken bij transportbedrijven inzake boetes voor snelheidsovertredingen: de overtredingen worden aangemoedigd zolang de boetes maar 'betaalbaar' blijven. Precies omdat het onrealistisch of naïef is om te verwachten dat lui die minderheden discrimineren, hun geweten zullen laten spreken (hun geweten of wat daarvoor moet doorgaan spreekt, maar dan wel in een volstrekt ongewenste zin!) moet vooral een maximale inperking van de objectieve schade toegebracht aan derden worden beoogd, wat zich vertaalt in de bescherming van gediscrimineerden middels straffen die vanzelfsprekend streng genoeg zijn om de veiligheid van de geviseerden te kunnen garanderen.
Maar het meest verhelderend is misschien wel het perspectief vanuit de bevindingen van de hedendaagse moraalwetenschap, die immers stelt dat het geweten ontstaat door de interiorisering van middels sancties afgedwongen wetten. In twee woorden wil dat zeggen dat onze wetten niet zozeer gevormd worden door zogenaamd 'gewetensvolle beslissingen' maar, veeleer andersom, dat ons geweten gevormd wordt door de wetten die wij ons onder de druk van sancties eigen maken. Niet het geweten maakt de wetten, doch de wetten maken het geweten. In het kader van het onderhavige probleem kan men derhalve besluiten dat een antidiscriminatiewetgeving pas werkzaam kan zijn op voorwaarde dat de door de staat opgelegde wetten afgedwongen worden met méér kracht dan de wetten die bijvoorbeeld het gedrag van bendes determineren. Een gekend voorbeeld, maar dan uit een ander domein, is dat van de omerta, bijvoorbeeld onder leden van zekere motorbendes, die uiteraard de fysieke executie door de eigen bende meer schuwen dan een gevangenisstraf. Men moet zich derhalve afvragen of inzake de discriminatie van minderheidsgroepen door welbepaalde dadersgroepen, de sancties van de wetgever wel degelijk opwegen tegen de sancties welke de criminelen vanuit de eigen groep te wachten staan als zij aarzelen om zich te schikken naar regels welke van hen de misdaad afdwingen.
De bepaling van de strafmaat voor ogenschijnlijk identieke misdaden mag dus zeker niet worden gevormd op grond van die wel zeer bedrieglijke schijn die, zoals hoger aangestipt, uiteindelijk berust op een volstrekte pervertering van de betekenis der wettelijke sancties: de sanctie is gericht op haar effect en wordt derhalve ook daardoor bepaald. Bij misdaden welke door discriminatie worden geïnspireerd, moet het gewenste gedrag door de wet worden afgedwongen met sancties die sterker zijn dan deze die vanuit bepaalde criminele middens het misdadige gedrag proberen af te dwingen. En hier kan nog worden aan toegevoegd dat wetten die de vrijheden van de genoemde criminele middens tolereren of zelfs beschermen, dan ook volstrekt in contradictie zijn met de geest van de wet zelf.
(J.B., 8 november 2012)
07-11-2012
Four more years!
Four more years!
De zegekreet illustreert ongewild doch treffend het kortetermijndenken dat ondanks alles eigen is en blijft aan de westerse kapitalistische politiek in het algemeen. En ook het overdreven optimisme dat doet denken aan Chaplin's gedroomde dictator en derhalve de op de loer liggende onvoorzichtigheid klinken hierin door, want de politiek wordt allerminst bepaald door één enkele man: er zijn nog de vele volksvertegenwoordigers met elk hun eigen, vaak diametraal tegenover elkaar staande overtuigingen die resulteren in een beslissing nadat ze eerst door de molen van de stemming werden gedraaid, dewelke in feite elke inhoudelijke nuance tenietdoet, want wat uit de bus komt is niet meer dan een getal, een kwantiteit, inhoudsloos zoals ook het geld dat het kapitaal zelf vertegenwoordigt.
Het beste moet nog komen!
- aldus de overwinnaar, en wij juichen mee met hem, hij vertegenwoordigt ons en onze toekomst en in deze roes lijkt het er zelfs heel eventjes op dat wij inderdaad naar ergens op weg zijn, dat het beloofde land bestaat, de voltooiing, het eindpunt in het aardse paradijs. Ver op de achtergrond is zij verdwenen, die nachtmerrie van Kaspar Hauser uit de naar hem genoemde film van Werner Herzog waarin de zonderling die niet door het oorverdovende gepraat betoverd werd, de mensheid voort ziet trekken in de vorm van een uitgestrekte karavaan waaraan de kop ontbreekt. Het dringt maar heel traag tot ons door, na al dat handengeklap, dat wij, van deze wereld hier, niet ergens heen gaan, doch veeleer ergens weg van trekken, dat wij in feite voor iets op de vlucht zijn.
Minder honger in de wereld, minder leed en minder onrecht: voor allerlei ongemakken zijn wij op de vlucht en voor de dood tenslotte, die wij, alle opgeblazen wetenschappen ten spijt, alleen maar voor ons uit proberen te schuiven, want bekomen wij dan enig uitstel van de executie, dan ligt het verdict al vast sinds het allerprilste begin en geen mens, geen president kan daar ooit aan verhelpen.
Anfang im Ende
Ende im Anfang
- aldus luidt het welhaast verstenende chiasme van de hand van Daniel von Czepco und Reigersfeld (*). Deze zeventiende-eeuwse Duitse dramaturg en dichter schrijft:
Das Ende, das du suchst, das schleuß in Anfang ein,
Wilt du auf Erden weis', im Himmel seelig seyn.
Vrij vertaald: De aardse wijsheid en het hemelse geluk liggen hierin, dat het zozeer gezochte doel reeds door het begin zelf wordt ingesloten. Aldus biologiseert de wat mystieke dichter feitelijk onze geschiedenis door die impliciet te vergelijken met een ei dat immers eveneens het wezen dat daaruit tot voltooiing komen zal, al in zich heeft.
Nochtans vertelt het ei ons nimmer wat er van het kuiken worden zal, want de geschiedenis zelf wordt zeer complex van zodra de groei het louter biologische met zijn spel van zich ontrollende genen die tot wondere verschijning komen, overstijgt. En is dat dan niet het geval met de historie van het mensdom? Het is en blijft een kwestie welke maar niet opgelost geraakt daar alle discussies over vrijheid, determinisme, ontwikkeling en schepping reeds in het ei-stadium blijven steken. De dimensie van onze geschiedenis overstijgt immers deze van de tijd.
(J.B., 7 november 2012)
Noten:
(*) Daniel von Czepco und Reigersfeld leefde van 1605 tot 1660. Hij was latinist, arts en jurist en werd een tijdlang vervolgd omdat hij protestant was; later werd hij in de adelstand verheven. Hij werd beïnvloed door Paracelsus, Eckhart en Jacob Böhme - de twee laatst genoemden waren mystici.
01-11-2012
Het spook van de overproductie (delen 1 tot 4)
Het spook van de overproductie (delen 1 tot 4)
1.
Fabrieken sluiten, arbeiders worden werkloos en met de daling van de koopkracht daalt uiteraard de consumptie, waardoor onderconsumptie ontstaat, en dat is een ander woord voor de overproductie die fabrieken doet sluiten - ziedaar de vicieuze cirkel waarin onze huidige economie gevangen zit zoals een zwemmer in een draaikolk.
Bekijkt men die vicieuze cirkel ook aandachtig, dan merkt men dat men er pas uit geraakt als aan de consument krediet wordt toegekend, want krediet is een perfect vervangmiddel voor de ontbrekende koopkracht die fataal leidt tot onderconsumptie of overproductie, fabriekssluitingen en werkloosheid.
Hoezo, krediet aan mensen die niet werken!? - aldus hoort men alras de kritikaster mopperen. Het gemopper in het spoor van de voorgestelde politiek kan in de kiem worden gesmoord, maar dan wel alleen op voorwaarde dat de arbeidsethiek volledig wordt herzien. De huidige ethiek werkt immers volgens het principe van schuld en boete, dat het wraakprincipe is, wat een negatief en derhalve autodestructief beginsel is. Een vervangende ethiek zou positief zijn: arbeid wordt niet langer als een straf beschouwd doch als een eer, en krediet ziet men niet langer als een voordeel doch als een (al dan niet noodzakelijk) kwaad.
De mogelijke opmerking dat een ethiek van eer en oneer niet tot werkzaamheid kon aanzetten, wordt door de feiten onmiddellijk ontkracht: mensen sloven zich uit om ten langen leste in de adelstand te worden verheven of tenminste om zich met statussymbolen te omringen. En statussymbolen zijn in wezen volstrekt nutteloze maar wel peperdure attributen waarmee men - tenminste als men die eerlijk heeft verdiend - aan anderen kan tonen dat men heel hard heeft gewerkt. Dit bewijst dat wij in feite spontaan eer brengen aan wie voor ons werken. En omdat wij eerzuchtig zijn, streven wij het ook na om anderen te dienen.
Nu al kunnen rijkelui er niet omheen: zij moeten sponsor zijn van goede werken teneinde te kunnen aantonen dat zij hun rijkdom niet met nemen doch met geven hebben vergaard. Een huzarenstukje weliswaar, maar kennelijk vooralsnog niet onmogelijk. Goede werken kunnen artistieke hoogstandjes zijn zoals opera, musea en nog andere cultuurerfgoederen, maar al die rijkdommen kunnen pas van toorn worden gevrijwaard als men vooreerst de armen niet vergeet. Men herinnere zich de Franse revolutie met zijn uit een gelijkaardige toorn geboren guillotine: de uitzuigers konden zo te zien niet rap genoeg worden onthoofd.
Een staatshuishouden dat niet vooral de noden lenigen wil, doch maximale winst beoogt desnoods ten koste van noodlijdenden, is niet alleen onredelijk of dwaas, want als slechts dát het euvel van het kapitalisme was, dan was het ook met slechts wat uitleg te verhelpen. Een economie die winst omwille van die winst najaagt is, meer dan slechts een misser, in de eerste plaats een heel serieuze ziekte. De jacht op geldelijk gewin is hebzucht, het is een zonde, zo men wil, of een verslaving, en wie daaraan meedoen, die storten zich in uitzichtloze slavernij.
Maar de natuur past overal een mouw aan. Eigen aan het mechanisme van verslaving immers, is dat zij uiteindelijk zichzelf opheft, weze het nadat zij van haar oorzaak, haar slachtoffer heeft gemaakt: de verslaving doodt de verslaafde en houdt op deze wijze op. Zo doet een economie die slechts het geldelijk gewin nastreeft exact het tegenovergestelde van een die op de leniging der noden is gericht, want de laatstgenoemde houdt de mens in leven.
Overproductie is slechts een symptoom van heel die carrousel, het euvel ligt in onze ziel vanbinnen en willen wij genezen van een kwaal die onze doodsstrijd zelf is in de heksenketel van de wereld, dan rest ons als houvast de aloude moraal van het gezond verstand dat elke overdrijving bant. "Niets te veel", zo luidt reeds 't opschrift in de tempel van Apollo in het oude Delphi. (*)
Overproductie of onderconsumptie is een economische toestand gekenmerkt door een wanverhouding tussen productie en consumptie. Nu zijn er uiteraard twee soorten van wanverhouding tussen productie en consumptie: bij overproductie is de productie te groot in verhouding tot de consumptie, maar bij die andere wanverhouding is de productie te klein voor de consumptie.
Bekijken we eerst het laatst genoemde geval: de wanverhouding waarbij de productie te klein is voor de consumptie of dus de toestand waarbij het aanbod de vraag niet kan volgen. En in dat geval zijn er nog twee mogelijkheden: ofwel is de productie te klein, ofwel is de consumptie te groot, en dit telkenmale in functie van een 'ideale' verhouding, wat men daaronder ook moge verstaan.
Is de productie te klein in functie van de bevrediging van de primaire behoeften, dan is er honger. Wordt (vanuit eenzelfde behoeftenperspectief) de consumptie te hoog geacht in verhouding tot de productie, dan zegt men in wezen dat er sprake is van verspilling. De vraag wat genoeg is en wat teveel, blijft echter open, tenzij het gaat om manifeste mistoestanden.
In het eerstgenoemde geval - de wanverhouding tussen productie en consumptie waarbij de productie te groot is voor de consumptie of dus het geval van de overproductie - zijn er, analoog, opnieuw twee mogelijkheden. Ofwel wordt de productie te hoog geacht, ofwel wordt de consumptie ondermaats geacht. Het oordeel over de feitelijke toestand is opnieuw afhankelijk van de doelstellingen tenzij hetzij de overproductie hetzij de onderconsumptie manifest zijn. Edoch, de aandachtige lezer zal opmerken dat zich hier een wel heel bijzondere situatie voordoet, want wie kan ooit in alle ernst verkondigen dat er een teveel aan goederen is zonder meer, of een tekort aan verbruikers van die goederen?
Bij een tekort liggen de kaarten anders, want een tekort aan producten betekent armoede, en dat is honger en kou, kortom lijden en dood. En ook verspilling is een toestand die ons tegen de borst stuit, die onhoudbaar is en die daarom op termijn vanzelf verdwijnen zal. Maar hoe kon een overvloed ooit problematisch zijn? Hoe anders dan doordat zich dan het wel bijzonder luxueuze probleem voordoet dat wij het niet meer allemaal tijdig naar binnen kunnen werken?
In dat laatste geval schrijven artsen godbetert antimaagzuurpillen voor - niet voor niks de vandaag allersuccesrijkste farmacologische producten op de markt. En verder wordt het teveel op duizend-en-een mogelijke manieren 'opgestapeld' zodanig dat het in de weg komt te liggen en ons parten gaat spelen, precies zoals dat het geval is met het lichaamsvet van het groeiend aantal corpulenten onder ons: eerst rechtgetrokken wegen worden van snelheidsdrempels en bloembakken voorzien; perfect geïsoleerde huizen krijgen er een peperdure verluchtingsinstallatie bij; om te verhelpen aan de bewegingsarmoede veroorzaakt door de auto's waarmee we ons voor het gemak verplaatsen naar het werk, draaien wij 's avonds in het fitnesscenter rondjes op de hometrainer; en als klap op de vuurpijl ontslaan wij onszelf in onze fabrieken teneinde aldus nóg goedkoper te kunnen produceren en de concurrent voor te blijven... de concurrent die wij ten langen leste zélf blijken te zijn, want zonder inkomen is die auto onbetaalbaar en wordt hij een 'overproduct'.
De hometrainer is een overproduct, maar hij wordt verkocht, dankzij de automanie; de snelheidsdrempels zijn overproducten, maar zij worden verkocht, dankzij de perfecte autowegenmanie; de antimaagzuurpillen zijn een overproduct, maar zij worden verkocht dankzij onze overvoedingsmanie, de verluchtingsinstallatie is een overproduct, maar zij wordt verkocht dankzij de isoleringsmanie: op die manier nestelen zich allerlei overbodigheden en omwegen die nergens toe leiden in ons dagelijks leven en zij lopen ons voor de voeten en nemen de plaats in bestemd voor zaken die er wél toe doen. En zo, uiteindelijk, moet het een wonder heten dat onze maatschappij niet veel zieker is dan ze nu al is: vandaag eten wij niet langer ons brood in het zweet van ons aanschijn; vandaag eten wij niet langer om te leven; heden eten wij alleen nog om te kotsen. En misschien is dát wel het 'probleem': verspilling.
3.
De ziekte van de hebzucht onderwerpt de mens aan zijn eigen bezittingen en waar mensen bezeten worden van hun bezit, verzamelen zij veel meer dan nodig en resten hun tenminste twee mogelijkheden: ofwel schenken zij hun overschotten weg, ofwel verspillen ze die.
Waar overproductie heerst, vormen zich overschotten en die overschotten stapelen zich op. Zo hebben cultuurfilosofen uitgemaakt dat een geldberg en daarmee ook het kapitalisme ontstaan is door de combinatie van de arbeidsethiek en de lustangst in een protestantse samenleving: de combinatie van hard werken en afzien van de vruchten van zijn arbeid resulteert in een spaarpot en dat is dan... het kapitaal.
Men kan zijn bezit verkopen en de opbrengst aan de armen schenken en zulks is niet eens zo'n slecht idee aangezien het volgens de Zoon Gods zelf de weg is naar de hemel, zoals in de parabel van de rijke jongeling verhaald. Men kan ook zijn teveel verspillen en dat verkiezen zij die het principe van het recht hanteren, wat ook het beginsel van de wraak heet, hetwelke zegt dat elk zijn deel krijgt zoals hij verdiend heeft en niemand ook maar iets teveel of iets te weinig. Is de spilzucht tenslotte niet het middel bij uitstek waarmee de rijke zijn rijkdom etaleert waarvan hij wenst dat die zijn schuldenloosheid in de ogen van de anderen bewijst? Wie immers schulden heeft, heeft allerminst teveel en zal zich hoeden voor verspilling, zodat spilzuchtigen een aureool van schuldenloosheid en daardoor zowaar een zweem van heiligheid verkrijgen.
Edoch, er is ook nog een derde uitweg voor de zogenaamde overvloed, een uitweg die gelijk een hond wegloopt met het been waarvoor twee andere honden vechten. Want nog vooraleer men denken kan aan schenkingen of aan vuurwerk, feest of nog veel andere verspilsels, wordt het bezit dat men het zijne waant beslist begeerd door steeds weer andere lui wier hebzucht groter is dan men vermoeden kon. Reeds vooraleer de vrek zijn eigendom verwerft, is hij tot onderpand van niemand minder dan de duivel, daar steeds het kwaad zelf aan de grondslag ligt van de toch niets ontziende waan dat wat men heeft zou kunnen redden wat men mist te zijn.
Op die manier is elk 'teveel' dat in de wereld aan het licht komt, in feite een tekort waaraan niet meer te verhelpen valt, helaas, omdat geen mens in staat is weg te nemen wat hij mist. In wezen zijn het surplus en de luxe waarmee de 'gelukkigen' dezer wereld pronken, enkel schuldbewijzen en zo veroordelen de bozen ook zichzelf, niet tot de bedelstaf maar tot een lot veel harder om te dragen. Het teveel dat anderen ontberen, verstikt onwederroepelijk die het begeren.
4.
Misschien wel het allergrootste gevaar en ook de paradox bij uitstek van de overproductie is dat zij uiteindelijk gedoemd zal blijken om in haar tegendeel te verkeren, en dit zal niet gebeuren als een ongeluk doch als een in koelen bloede geplande, waanzinnige strategie met verschrikkelijke doch onomkeerbare gevolgen. Voorafspiegelingen van het doemscenario kan men nu reeds optekenen bij de observatie van de reeds algemeen gangbare dumppraktijken van bij uitstek levensmiddelen waardoor men geheel kunstmatig schaarste creëert teneinde aldus de marktwaarde van het voedsel de hoogte in te jagen en de winst te maximaliseren. Deze techniek bloeit in een economie die niet de bevrediging der behoeften op het oog heeft, niet het leven en de levensmiddelen, doch het domme ruilmiddel dat het geld is. Het is nauwelijks te geloven, maar in die intussen alom gangbare strategie worden de goederen die wij nodig hebben om te leven gewoon tegen het ruilmiddel zelf ingeruild: het voedsel zonder hetwelke wij moeten sterven, wordt opgeofferd aan het geld waarmee het kon worden gekocht... indien het er nog was! Welnu, bij de overproductie die wij heden kennen en die het teveel kenmerkt dat hand in hand met de verspilling gaat, dreigt men ten langen leste te zullen grijpen naar de dumppraktijk die men reeds jarenlang hanteert om het geheel fictieve goed dat het geld tenslotte is te redden ten koste van de producten die wij nodig hebben om te leven. En nu komt de horror van de hele story.
Ingrepen worden steeds meer geautomatiseerd, productiemiddelen worden ons uit de handen genomen en steeds verder gecentraliseerd naar een geheel onpersoonlijke doch onverbiddelijke macht en nu zelfs de ultieme productiemiddelen voor onze levensmiddelen - het zaad van plant en dier - geïndustrialiseerd zijn, bewerkt worden en vervolgens ook geprivatiseerd, kan worden gevreesd dat in het gen van wat ons tenslotte voeden moet, de schaarste zelf wordt geïmplanteerd.
Het klinkt onwezenlijk, weliswaar, maar zo klonk amper enkele decennia geleden eveneens de primitieve dumppraktijk toen aardappelen werden begraven en melk op de akkers werd gesproeid als mest omdat er zogezegd een overproductie aan die middelen was. Zogezegd, want tegelijk bleven onverminderd dagelijks twintigduizend kinderen van de honger sterven. Niets aan de hand, zo houden de trawanten van het gouden kalf dan telkenmale vol: alles naar wens want onze winsten zitten opnieuw in de lift! De kleur van geld is rood, zo zingen her en der artiesten en de handelaren in mensenbloed zingen godbetert de wijsjes mee.
U leest het niet verkeerd: om overproductie te voorkomen zal de schaarste zelf worden geïmplanteerd in het zaad van plant en dier, zoals men heden in die genen zogezegd een resistentie inplant tegen ziekten om de oogst te maximaliseren. Zogezegd, want de bedoeling van de ingreep is vooreerst de patentering van het zaad, en dat wil zeggen: de toeëigening van wat alleen van de natuur zelf was, de privatisering van het gewas, welke ons horens zet, gigantischer nog dan het gewei waarmee wij 'pronken' ingevolge de privatisering van de grond. Maar die met zichzelf vloekende gang van zaken waarbij eerst de productie opgedreven wordt en daarna wordt geremd, met nota bene telkens 't zelfde doel van winstopdrijving, zou in feite helemaal geen verwondering meer mogen wekken, daar wij inmiddels dan toch ook niet langer protesteren tegen de wraakroepende verspillingen waarover wij het hoger hadden: alle kieren der gebouwen superdicht geïsoleerd en dan verluchtingsinstallaties; met makkelijke auto's naar het werk en 's avonds zweten in de fitness; vreten om te kotsen, verspilling of destructie als ultiem symbool van de allerhoogste status...
Het is waar dat de dood elke mogelijke vijand overwonnen heeft, zelfs de allersterkste zal zich niet riskeren om met het onleven in duel te gaan, en zo moet het leven zich neerleggen bij een tweede plaats op het ereschavot. Maar of het niet langer hebben van vijanden uiteindelijk een teken is van sterkte, valt heel sterk te betwijfelen. Wie meezingt met het heden alles en allen vergiftigend refrein dat men zich maar dient te voegen naar wie men niet verslaan kan - "if you can't beat them, join them" - die capituleert bij voorbaat voor de dood en hij verdient dan ook het leven niet dat immers ondanks alles tegen die dood blijft vechten en dat bij de gratie van die schijnbaar onbegonnen en tot mislukking gedoemde activiteit, bestáát en bovendien al 't levenloze aan zich onderwerpt.
Tot dat levenloze behoren nu ook de onpersoonlijke machten die wij kunnen samenvatten in het gouden kalf, het kapitaal, het levenloos gedrocht dat zijn bestaan put uit het bloed van mens en ander leven, precies zoals vampieren doen die dood zijn en nooit opnieuw tot leven kunnen komen doch gedoemd zijn tot de on-dood ten koste van wie leven. De hoorn des overvloeds als het ultieme kwaad: wie had dat ooit durven denken? Maar ondoorgrondelijk zijn de wegen van het Wezen dat ons ver te boven gaat en van niets dan arrogantie getuigen al onze gissingen in een volstrekte duisternis die zich nauwelijks onderscheidt van de holte van het graf.
(J.B., 30 oktober - 1 november 2012)
17-10-2012
Separatisme
Separatisme
De partij is slechts het ommetje langs waar elkeen stemt voor zijn belang: steuntrekkers stemmen socialist om het deel waarop zij recht hebben van de rijken af te kunnen dwingen; zelfstandigen stemmen liberaal om voor belastingen te vluchten want zij houden liever alles voor zichzelf; loontrekkenden beveiligen hun job door in de eigen zuil te blijven - lang leve immers de vriendjespolitiek. Groen is voor wie echt vrezen straks niet meer te kunnen ademen, blauw voor wie al eens met straatbendes te maken kreeg, oranje voor diegenen die ondanks de Verlichting bleven vrezen voor de hel. Ja, elke burger kiest zichzelf en de politicus verbergt het naamloze gezicht achter zijn bekende tronie teneinde het aldus te redden voor gezichtsverlies want uiteindelijk smeken vanop alle plakkaten alle jannen met de pet alle andere gepette jannen om aalmoezen.
Jeder für Sich und Gott gegen Alle, maar wat een bedrog als de ganse meute dan ook nog wil scheiden, en wel van zichzelf, wat zij uiteraard doet door zich te delen: een noordelijk deel en een deel in het zuiden, vervolgens scheiden zich uiteraard ook oost en west en Vlaams en Frans en dan groot en klein en hoog en laag, totdat helemaal op 't eind elke resterende burger, ook burgervader is van zijn eigen lap grond. Zijn eigen koning is hij dan en zijn talloze ministers, zijn senaat alsook zijn voltallig parlement en pas in die vele hoedanigheden is hij tenslotte compleet content.
Maar als dan het delen niet op wil houden, ingevolge de wet van de traagheid, helaas, dan gaat elk individu ook zichzelf verdelen, in een bovenste en ook een onderste eind. De rechterkant distantieert zich van de linker, het hoofd wil de voeten niet langer aan 't lijf, de vingers van een hand willen niet samen hinken, de armen nemen de benen, de duimen verstoten de pinken.
Uiteindelijk verschijnen sorteermachines, reusachtig, om al die partikels op te slaan; de vingers en de tenen in aparte kabines; knieën, enkels, neuzen gaan eraan; in glazen bokalen: de ogen en de oren; de ellebogen ook en de navels en de longen; het haar en de gaten die bij de leidingen horen; de pezen, de tanden, de huigen en de tongen; wangen, kaken, kelen en lippen: geen kat kan aan het werk van de sorteermachine tippen. Netjes in bakken, zelfs gerangschikt volgens kleur, gaan ze via de containers naar de markten, te leur. Al onze onderdelen in giganteske magazijnen. Maar helaas zijn al die woorden heden parels voor de zwijnen.
(J.B., 17 oktober 2012)
12-10-2012
Over associatie, dissociatie, de hemel en de hel
Over associatie, dissociatie, de hemel en de hel
Dat wij allen het woord 'kuddegeest' begrijpen, neemt kennelijk niet weg dat wij de betekenis ervan met betrekking tot onszelf vaak alleraardigst verpakken en verkappen, en dit uitgerekend ingevolge de werking ervan op ons gemoed. In dat verband is het devies van Socrates - "Ken uzelf!" - actueler dan ooit in een wereld waar de zelfkennis plaatsmaakt voor een zelfbedrog waarvan het bestaan zelfs door de allerbekwaamste psychologen niet werd vermoed.
Een en ander heeft ongetwijfeld te maken met een bijzonder kompas in het dierlijke deel van onze ziel, dat zich onafgebroken richt op de groep of op haar leider, en dit wars van alle mogelijke redelijke of morele overwegingen waaraan wij zo graag onze keuzen toeschrijven alsook ons gedrag, dat immers bedachtzaam moet lijken, gestuurd door rationele argumenten en derhalve verantwoordbaar.
Want dat heet dan 'gewetensvol', tenminste waar wij tegen heug en meug zijn blijven geloven dat het geweten huist in de kern van de onsterfelijke ziel van elke door God geschapen persoon, en wel als een aangeboren feilloos onderscheidingsvermogen inzake goed en kwaad. Zoals overigens elke andere wetenschap, staat ook die van de ethiek nog in haar kinderschoenen, maar alvast wordt daar duidelijk uit vergelijkend onderzoek van verschillende culturen, dat de politieke en morele of religieuze wetten waaraan wij gehoorzamen, niet in geweten werden en worden gemaakt doch dat, geheel andersom, het geweten resulteert uit de interiorisering van opgelegde wetten die het vaakst worden gesteld vanuit pure noodzaak.
Ons intussen onder allerlei invloeden geëvolueerd empathisch vermogen dicteert ons geweten dat wij geen vogeltjes met geweren uit de lucht mogen schieten, en de wet beschermt ze dan ook, tenminste zolang zij geen plaag worden die de oogst dreigt te vernielen en de gevreesde honger uit lang vergeten verhalen of uit verre streken omturnt tot een rauwe realiteit die ook ons hier naar het leven staat. Dieren hebben recht op leven, maar geen mens twijfelt eraan zijn luizen genadeloos met vergif te verdelgen, de ratten die met hun met pest geïnfecteerde tanden aan zijn voorraad knagen, met tallium te voederen of de met hondsdolheid besmette huisdieren een spuitje te geven.
Goed en kwaad bestaan, maar dan meestal als minder goed en beter, erger, minder erg, verkieslijker of te vermijden... naar gelang de immer wisselende omstandigheden. Alles vloeit, alles verandert, zo zegde het Herakleitos, de alleroudste Griekse filosoof die de oorlog de vader van alle dingen noemde. Zo vervloeit de tijd, en met de tijd veranderen de feiten, met de feiten ook de gedachten en de oordelen. Goed en kwaad zijn er niet minder om, maar een vaste ijkmeter moeten wij vooralsnog ontberen en die lijkt ook hoe langer hoe minder in het verschiet.
Dit excuseert niettemin het gedrag der windhanen niet, daar zij zich helemaal niets gelegen laten zijn aan de subtiele veranderingen en de noodwendigheden welke ons ertoe brengen om onze ethische oordelen te herbekijken en zo nodig bij te schaven: windhanen gaan zoals het woord zelf dat zegt, elke weerstand uit de weg, zodat zij altijd 'windmeewaarts' drijven, terwijl de wind zo blind is dat hij aan elk doel a priori voorbij blaast. Een windhaan kiest de richting waarheen hij kijkt niet zelf, het lijkt slechts zo, doch wie zich laten vangen door zijn loos gedraai, die zijn verloren voor immer en drie dagen.
En zo is er de wind der kudde, die alle neuzen in dezelfde blinde richting zet; het oogt wel fraai, zelfs artistiek, van buitenaf bezichtigd, als men aldus een vlucht van regenwulpen observeert of nevelen van muggen boven koele meren in een zomeravond of scholen vol met vis in 't diepste deel der oceanen. Maar terwijl die zwermen toch nog altijd bogen kunnen op een doel waarop zij overigens als dieren recht hebben, liggen de zaken in de mensenwereld niet zo makkelijk te verontschuldigen.
De kuddegeest mist niet alleen een doel: hij is slechts de afwezigheid van geest, alsook het zo rampzalige ontbreken van een wil, een rede en een weg. En dat maakt dan dat hij niet alleen geen waarheid in zich hebben kan, maar ook geen goedheid en nog minder schoonheid. De kuddegeest is vooral eigen aan de bozen die zich een ander helemaal niet ter harte nemen; zij maken zich geen zorgen dan om de eigenste onmiddellijke winst. Ontsierend bovendien omwille van die lafheid, daar de windhaan o zo makkelijk wisselt van paard, of hoe zegt men dat? Een haan te paard zal men zelden observeren, desalniettemin zetten alle windhanen in op meer paarden tegelijk.
De windhaan associeert zich met alwie het voor de wind gaat en dezen die de wind tegen hebben, laat hij prompt links liggen. Andersom krijgen allen die men links laat liggen ook de wind tegen, en op die manier onstaat zomaar uit het niets die vreselijke paradox, aan de duivel gelijk, dat op het eind van het verhaal de windhaan zelf de windrichting gaat bepalen. Wie ongelijk hebben, rijven met andere woorden hun gelijk binnen door het aan zichzelf te schenken, zoals bijvoorbeeld ook de EU dat dezer dagen doet, zij het via de omweg van de Nobelprijs, in casu voor de Vrede, die eerder, niet te verwonderen, al te beurt viel aan lui waarvan gezegd wordt dat zij dood en vernieling zaaiden of beloven te zaaien.
De tegenstander wordt eerst gedemoniseerd, zodat hij alom verstoten wordt en, eenmaal verstoten, wil niemand zich nog met hem associëren omdat elkeen, bijna zonder uitzondering, voor de kuddegeest bezwijkt, want vreest om anders hetzelfde lot te zullen ondergaan. Hij wordt afgezonderd in een cel zonder muren, die erger is dan eentje mét muren, waaruit men immers nog ontsnappen kon. Hij verdampt dan zoals water uit een plas verdampt, enkel nog een zwarte plek nalatend, omkringeld door wat vuil schuim. De wind blaast erover, gras schiet uit de aarde op en alles is al vergeten.
De zogenaamde receptiementaliteit, vooral eigen aan politici, aan lieden die vooraanstaand willen zijn, die willen 'zetelen' in plaats van zweten: praten met een hoger geplaatste, hem honing aan de baard smerend, gul maar onaandachtig en derhalve morsend, want reeds uitkijkend naar een nóg hoger geplaatste voor wie men de eerste laat vallen van zodra die tweede, op zijn beurt in de steek gelaten, op bijval staat te azen welke hem beletten moet om het gezicht te verliezen. Niets dan komedie, het spel ten koste van de mens.
De pikorde kan niet bestaan zonder de kaste der gepluimde kippen: alleen de aanwezigheid der pluimlozen kan het laten uitschijnen dat een verenvacht onvanzelfsprekend is en dus geen gift van moeder natuur doch een gunst van de notabelen. Alvast het behoud zijner pluimen is aan de willekeur dezer boosdoeners te danken en zo moet men er naar streven om in hun gunst te staan; de zwarte lijst van die heren dient men te schuwen, wil men niet vergaan zoals de waterplas. En het gros van de mensheid verkoopt dan ook de eigen ziel voor de gevulde maag waarvan de arbeid voortaan helaas elk doel ontberen moet. Of zegden wij zopas dat onze ziel toch maar een windbuil was?
Wie zich associëren met de onaanraakbaren, die worden zoals zij niet langer aangeraakt en zij komen derhalve van de mensen los, en van de aarde, en worden weggeblazen door de wind en zij verenigen zich met zonlicht, lucht en hoge wolken. Wie zich daarentegen gaan vertonen met de machtigen der aarde, die worden net als zij gevreesd en dus ook opgemerkt. Met een boogje gaat men om hen heen om zich aldus voor hen veilig te stellen: met het boogje van de aansprekingen waarop zij staan en ook de titels die zij voeren. Maar zo worden ook zij niet langer aangeraakt, worden zij zwaarder en donkerder obstakels, totdat zij in tegenstelling tot dezen die zij zo angstvallig mijden, gaan wegen, zwaarder nog dan lood, en zinken door de bodem van drijfzand waarop hun gewicht geloofde ooit te kunnen rusten. En zo krijgen zij op 't einde van de wereld toch elk nog hun bekomst: de gewichtlozen als vrije vlinders in de hoge hemel en de zwaargewichten, samenklonterend tot slechts massa, in het uiteindelijk bewegingloze en versteende magma van de hel.
(J.B., 12 oktober 2012)
10-10-2012
Deontologie, hysterie en macht
Deontologie, hysterie en macht
Naar aanleiding van de bekentenissen van een gerenommeerd psychiater die zogenaamd ongepaste relaties aanging met zijn patiënten, komt de deontologie van het vak der zorgverleners opnieuw ter discussie: zij kunnen geen relaties aangaan met mensen die bij hen hulp zoeken, en wel omwille van de machtsverhouding tussen patiënt en hulpverlener. Het is immers een feit dat mensen die bij een maatschappelijk erkende hulpverstrekker gaan aankloppen, hun vertrouwen schenken aan die hulpverlener, waardoor deze een zekere macht krijgt over hen. Maar de zaak blijkt niet onproblematisch van zodra men zich realiseert dat zulks niet alleen het geval is in de relatie tussen dokter en patiënt of in de relatie tussen hulpzoekenden en zorgverstrekkers in het algemeen.
Waar een psychiater of een verpleger sex heeft met een psychiatrische patiënt, is de zin van de regel even duidelijk als in het geval van kindermisbruik. Betreft het echter een geestelijk gezonde en toerekeningsvatbare meerderjarige die een arts raadpleegt voor een schrammetje, dan kan men zich al vragen stellen over het recht van derden om zich te bemoeien met wat zich tussen twee gezonde en vrije volwassenen afspeelt.
Het argument dat ook hier macht speelt, is helemaal niet onjuist want op de keper beschouwd kan een dokter zijn patiënt verminken in plaats van hem te helpen: de arts bezit nu eenmaal een kennis die zijn patiënt ontbeert en die hij jegens die patiënt ook kon misbruiken; de patiënt beseft dat ook en schenkt derhalve per definitie noodzakelijkerwijze vertrouwen en dus ook macht over hem aan zijn arts. Maar wordt dit argument ook erkend als basis voor een deontologische regel die bijvoorbeeld aan de arts verbiedt om met ongeacht welke patiënt een relatie aan te gaan, dan discrimineert men de arts wiens vrijheid men aldus drastisch gaat beperken, terwijl men alle andere relaties, die immers óók machtsrelaties zijn omdat relaties zonder vertrouwen niet bestaan, buiten schot laat. Men gaat dan de zorgsector viseren, zoals men volgens sommigen in de voorbije jaren ook heel selectief andere maatschappelijke sectoren heeft geviseerd.
Relaties hebben altijd met macht te maken omdat relaties wars van het vertrouwen volstrekt ondenkbaar zijn - daarom ook kan men helemaal geen relatie hebben met een computer of met enig ander (gebruiks)voorwerp zonder meer. Wie eetwaar koopt, dient zijn kruidenier te vertrouwen want in principe valt niet uit te sluiten dat deze hem vergiftigt in plaats van hem van voedsel te voorzien: het gebeurt vaker dat mensen ziek worden na het eten van bedorven voedsel ingevolge een tekort aan zorg en hygiëne vanwege de verkoper. Wie eender welke lessen volgen, die vertrouwen er ook op dat de leerkrachten kennis van zaken hebben en dat zij tevens goede lering geven; in principe is het immers niet uitgesloten dat bijvoorbeeld een leerkracht geschiedenis liegt, al was het maar door opzettelijk feiten te verzwijgen, bijvoorbeeld omdat zijn opdrachtgever dit vereist. Vandaag is dit misbruik van vertrouwen zelfs wijd en zijd verbreid en wel in die mate dat objectieve lering feitelijk bijzonder zeldzaam is. Omdat vriendjespolitiek alom de regel is, worden heel wat jobs bezet door volstrekt onbekwamen die uiteraard sowieso het vertrouwen dat in hen gesteld wordt, helemaal niet waard zijn. Kortom: indien men de regel die men aan zorgverstrekkers oplegt, zou veralgemenen, dan kon uiteindelijk niemand nog met een ander een relatie aangaan want aan alle relaties is vertrouwen inherent en derhalve ook macht.
Zou een gezonde volwassen vrouw zich sexueel laten intimideren door een arts die haar immers wel eens een borst kon amputeren waar dat helemaal niet nodig was? Dan moet men ook de deontologie van de kruidenier verstrengen, die immers aan die dames die niet op zijn avances wilden ingaan, rattenvergif voor spaghettikruiden kon verkopen. Misbruik van vertrouwen is nooit uit te sluiten maar de voorgestelde verregaande inperking van de vrijheid van diegenen die nu eenmaal over kennis en macht beschikken - en dat doen wij allemaal op ons eigen terrein - zal uiteindelijk onhoudbaar blijken. Kan een koning geen relatie hebben met iemand van zijn landgenoten? Meer algemeen: kan men geen relatie aangaan met iemand uit een lagere sociale klasse? Als wij dat eenmaal onderschrijven, dan keren we met zijn allen prompt terug naar de standenmaatschappij zoals die bestond in de tijdperken van het allervreselijkste misbruik, zoals het nu nog bestaat in landen die geen boodschap hebben aan mensenrechten en aan democratie.
In het genoemde geval zegt de psychiater die zijn misbruik bekende tevens dat de relaties die hij er met zijn patiënten op na hield, een geheim karakter hadden: hij hield ze verborgen omdat hij zich van schuld bewust was of tenminste dan toch van het vermoeden dat hij hierom had kunnen beschuldigd worden indien die relaties aan het licht waren gekomen. En opnieuw komt hiermee een facet van de problematiek naar boven dat niet zonder problemen is: in welke mate moeten vrije burgers de relaties die zij onderling aangaan ook openbaar maken? Met andere woorden: welk recht hebben derden om op de hoogte te worden gebracht van wat bijvoorbeeld twee (volwassen en toerekeningsvatbare) verliefden doen? Moet wat mensen in vrijheid verrichten dan eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan het grote publiek? Of moet men dan terugkeren naar de oude stelling die nog gangbaar is binnen onder meer het katholicisme, dat alle buitenhuwelijkse relaties zondig zijn, en binnen bepaalde 'religies' die kerk en staat niet scheiden, zelfs strafbaar? Tot niet zo lang geleden achtten Hollanders zich zedelijk verplicht om 's avonds de gordijnen van hun huisjes open te laten, teneinde aldus de voorbijgangers op straat ervan te kunnen overtuigen dat daarbinnen niks onzedelijks gebeurde. Een puritanisme dat gedijt op een bodem van geïnstitutionaliseerde massahysterie verkapt als transparantie, is een verregaande vorm van hypocrisie maar vooral ook een vorm van slavernij bekomen met psychopolitieke middelen, om eens een term te gebruiken uit de leerboeken van Lavrenti Beria, hoofd van de KGB (toen nog NKGB) uit het duistere communistische verleden van vervolging en terreur. In bepaalde streken veroordelen homo's zichzelf ter dood als zij hun relatie niet verbergen.
Maar misschien zijn terreur en vernieling wel de verborgen, onderliggende bedoelingen van wie her en der ondoordacht aan het rommelen gaan in de interne keukens die met vallen en opstaan dagelijks bouwen en brouwen aan het delicate evenwicht dat in elke menswaardige maatschappij dagdagelijks moet worden bijgesteld. Wetteloosheid is één zaak maar het vastgieten van de dagelijkse maatschappelijke handel en wandel in ontelbare reglementen en regeltjes blijkt uiteindelijk een troef in de handen van wie zich almaar weer beroepen op de letter van de wet en dat zijn, zoals de ervaring leert, doorgaans dezelfden die erop uit zijn om de geest van de wet te verkrachten. Indien hetzij het ene, hetzij het andere uiterste heilzaam bleek, dan ware de wereld bijzonder simpel, maar de waarheid ligt zoals zo vaak in het midden, meer bepaald, en zoals de Hellenen het zegden, ligt het evenwicht middenin de onderling tegengestelde extremen. Tot de koorddanserij is het mensdom verdoemd - of moet men zeggen: 'uitverkoren'?
(J.B., 10 oktober 2012)
04-10-2012
De 'ziel' van ons monetair systeem: de nood als schuld (delen 1 tot 4)
De 'ziel' van ons monetair systeem: de nood als schuld (delen 1 tot 4)
1.
Het geld definiëren als een betaalmiddel is een veel te vriendelijke bejegening van wie zweren bij het systeem dat er op stoelt want het woord betalen verkapt al te zeer het be-tollen, het heffen van tol of het tollenaarschap, dat in het evangelie niet zómaar veroordeeld wordt. (1) Een tollenaar is iemand die een ander verhindert om zijn weg te vervolgen tenzij die ander bereid is om aan zijn belager bezittingen af te staan. Jan de Lichte (1723-1748) met zijn bende viel toentertijd binnen bij de boeren in het Aalsterse en hij legde hen letterlijk het vuur aan de schenen met het oog op hun geldbeurs. (2) Mongoolse veroveraars zoals Genghis Khan (1162-1227) en Timur Leng (1336-1405) richtten massale slachtpartijen aan onder de volkeren van wie zij zowat alles opeisten en als afschrikmiddel bouwden zij ter plekke piramides van mensenhoofden. (3) Onze huidige regeringen eisen een aanzienlijk deel van het loon der burgers op, op straffe van vrijheidsberoving en nog hogere boetes. En alwie vandaag honger heeft of enige andere nood, kan die pas lenigen als hij voor het benodigde betaalt met geld dat, op grond van afspraken, tijd en levenskracht vertegenwoordigt: op die manier hebben de grootste afpersers uit de geschiedenis zich in ons weten te vermenigvuldigen en te vereeuwigen. Het tollenaarschap is zelfs schering en inslag in een kerk die zich uitgeeft voor het mystieke lichaam van de Heer - de grootste bestrijder ooit van de chantage - zodat bijvoorbeeld in 2012 de Duitse kerk de toediening van sacramenten opschort aan wie (naar aanleiding van de pedofilieschandelen) weigeren om nog langer kerkbelasting te betalen. (4) Wie overigens meenden dat de sacramenten elders gratis waren, dienen zich eens te informeren over de afspraken tussen kerk en staat. (5)
Akkoord gaan met het monetair systeem houdt in dat men het afpersingsmechanisme ondersteunt dat dit systeem in leven houdt. In twee woorden: mensen hebben van nature - en dus geheel ongevraagd en ongewild - noden en het zou een mensenrecht moeten zijn dat iedereen zijn natuurlijke noden kan lenigen, maar precies dat wordt verhinderd door het geldsysteem dat wezenlijk pervers is, want het bestempelt natuurlijke noden als schulden welke met geld moeten worden afgekocht. Die perversie kadert in de megalomane opvatting van de wereldlijke machten die bijvoorbeeld ook het mens-zijn ondergeschikt maken aan het burgerschap, zoals onder meer blijkt uit uitspraken van het Europese Hof dat aan ongeborenen alle recht op leven ontzegt omdat zij het burgerschap pas na de geboorte ontvangen, wat bijvoorbeeld vrij spel geeft aan plegers van abortus. Waar de wereld het leven beschermt, doet hij dat slechts in zoverre dit leven nodig is voor het burgerschap - vraag het maar aan al diegenen die slechts vleselijk bestaan en niet op papier.
Het genoemde afpersingssysteem haalt zijn succes uit zijn afschrikkingskracht: door geen mededogen te betonen met wie uit de boot vielen, demonstreert het aan alle insiders wat voor vreselijks er met hen zal gebeuren indien zij het systeem niet langer ondersteunen. En het ondersteunen van het systeem betekent dat men het goedkeurt, wat gebeurt door op zijn beurt weer anderen af te persen, wat zich concreet niet zozeer vertaalt als het handeldrijven met geld, het kopen en verkopen van levensmiddelen, maar veeleer als de weigering om aan andermans noden tegemoet te komen buiten dit systeem om. Het morele kwaad bestaat erin dat men aan behoeftigen de leniging van hun noden onthoudt op grond van het argument dat zij er niet voor betalen. Echt schrikwekkend wordt het geldsysteem waar het schenkingen aan behoeftigen bestraft of zelfs onmogelijk maakt. Sommigen gaan zo ver dat zij vermeend 'economisch onrendabelen' aldus willen dwingen om deel te nemen aan programma's die hen onvruchtbaar maken: zij bieden behoeftigen een som aan (die zij nodig hebben om te kunnen eten) in ruil voor hun vruchtbaarheid.
Het achterhalen van het scharniermoment in de geschiedenis waar het kwaad van deze vorm van handeldrijven ingang heeft gevonden, is een bijzonder vraagstuk apart dat de aandacht verdient. Zeker is dat die scharnier bestaat, en zij betekent niet zomaar de overgang van het geven en het nemen dat mensen kennen of kenden binnen de gezins- en familieverbanden naar het kopen en verkopen op de markt: het gaat meer bepaald om een fundamenteel onrecht waarbij noden worden verklaard tot schulden, die dan aan de schuldeisers het recht geven op het bezit van de noodlijdenden. En dat is de zuiverste vorm van het 'recht van de sterkste', dat in wezen allerminst een recht is.
2.
Waar ligt het scharniermoment waarop de overgang geschied is van het geven en het nemen dat eigen is aan gezins- en familierelaties naar het kopen en verkopen op de markt? En vooraf nog dit: de eerste vorm van uitwisseling van 'bezit' richt zich op de menselijke noden, waarbij die noden zelf rechten zijn: wie nood heeft aan voedsel, die heeft daar ook recht op, en wel om de eenvoudige reden dat hij er nood aan heeft: nood is recht. Op een bepaald ogenblik is er dan een overgang gebeurd die niet zomaar te omschrijven valt als de invoering van een ruilmiddel: het lijkt veeleer te gaan om een totale omkering van de betreffende ethiek, aangezien dan plotseling geldt dat de nood niet langer een recht is maar wel het tegendeel daarvan: nood wordt gelijkgesteld aan schuld!
In de oorspronkelijke toestand is nood gelijk aan recht en dat betekent dat wie een tekort heeft, daardoor ook recht heeft op een aanvulling die dat tekort wegwerkt. De onderliggende redenering kan van tweeërlei aard zijn: de nood kan worden beschouwd als een leed en dan zou een empathie met de medemens ervoor zorgen dat dit leed wordt weggewerkt; de nood kan ook worden gezien als een tekort, maar dan uiteraard in de betekenis van een ongelijkheid, en in dat geval zou men dan vanuit een gelijkheidsbeginsel streven naar een gelijkmaking door het tekort aan te vullen. In de beide gevallen is wellicht sprake van gedaanten waarin zich de kuddegeest vermomt: in het eerste geval wil men het leed van de anderen bestrijden omdat wie lijden, een bedreiging vormen voor de groep; in het andere geval kon ongelijkheid een bron van onlusten zijn.
Dat de nood een recht is, betekent dat hij moet gelenigd of weggewerkt worden... precies zoals een schuld volgens het recht moet weggewerkt worden, en hier wordt duidelijk hoezeer het recht en de schuld elkaar nabij zijn. Om het nog duidelijker te stellen: dat de nood een recht is waaraan tegemoet moet worden gekomen, wil zeggen dat de nood van een bepaald individu, schuld impliceert bij de andere groepsleden: de groep is schuldig aan de nood van elk groepslid. In de nieuwe toestand echter acht de groep zich niet langer schuldig aan de noden van de groepsleden: wie uit de boot valt, wordt voortaan niet langer geholpen doch hij wordt verstoten. De verandering die heeft plaatsgevonden mag nu duidelijk wezen: in de oorspronkelijke toestand werkten de groepsleden samen, terwijl zij in de huidige constellatie elkaar beconcurreren.
De overgang van het geven en nemen naar het handeldrijven is derhalve de overgang van samenwerking naar concurrentie (binnen eenzelfde groep). Samenwerkende groepsleden zijn onderling empathisch verbonden en streven naar gelijkheid; elkaar beconcurrerende groepsleden daarentegen hanteren een veel harder beginsel, waarbij niet langer het welzijn van de leden voorop staat maar wel de sterkte van de groep - althans op korte termijn. Immers, zwakkere leden verzwakken de groep en die groep heeft er baat bij als hij zijn eigen zwakke elementen elimineert. Het scharniermoment naar hetwelke we hier op zoek zijn, betekent het ontstaan van groepen die zichzelf zo sterk mogelijk willen maken en die dat doen ten koste van hun zwakkere groepsleden.
Maar als groepen sterker willen worden en als zij daartoe het genoemde offer willen brengen, dan moet er ook iets zijn dat hen hiertoe noodzaakt. En wat groepen ertoe brengt om zichzelf op de beschreven drastische manier te versterken, is de concurrentie tussen verschillende groepen onderling. Met andere woorden: oorlog, of alvast de dreiging ervan, verandert de wetten binnen de groepen zelf op zo'n manier dat de oorlog voerende groepen de eerste slachtoffers onder de eigen groepsleden maken. Groepen die zich op de oorlog voorbereiden, ontdoen zich van die leden die hen in functie van de oorlog nadeel konden berokkenen. Een groep neemt dan de noden van haar noodlijdende leden weg, niet door ze te lenigen maar door die leden zelf te elimineren.
Dit voor de groep extreem gedrag dat weliswaar zelfreddend kon zijn in oorlogstijd, wordt op lange termijn uiteraard suicidaal omdat een groep aldus roofbouw pleegt op zichzelf. Het gaat met andere woorden om een gedrag dat een rechtstreeks gevolg is van een korte termijnvisie die op haar beurt bijzonder kenmerkend is voor het extreem egoïsme dat deze tijd markeert. De overgang van samenwerking naar concurrentie is dezelfde als de overgang van het vergevingsprincipe naar het wraakprincipe. In het vergevingsprincipe neemt men de schuld van de ander over - een gedrag dat kenmerkend is voor ouders jegens hun kinderen - terwijl in het wraakprincipe ieder voor zichzelf vecht: een oog voor een oog en een tand voor een tand.
Waar het wraakprincipe de plaats innam van het vergevingsprincipe, wordt de groei die kenmerkend is voor gezinsverbanden, families en opeenvolgende generaties, gefnuikt, zodat daar voortaan alleen nog sprake van zijn van de-generatie. Een wereld van geldhandel is een degenererende wereld, het is cultuur die zich bevindt in de fase van zijn ondergang, het is een zichzelf opvretende of vernietigende 'samenleving' waarvan de cellen zich net zo gedragen als kankercellen dat doen in een levend organisme: zij vergaten hun taak en bestaan alleen nog voor zichzelf - althans zo lang als dat duren kan, want zij woekeren ten koste van het geheel dat hen draagt. Een wereld gesteund op de geldhandel is onvermijdelijk een wereld die de tak afzaagt waarop hij zelf zit. De wetten van een ondergaande wereld zijn per definitie deze die de ondergang bespoedigen.
3.
Het geld heeft niet altijd bestaan: ooit was er het gratuïte geven en nemen dat wij uit de gezins- en familierelaties kennen, en dat eigen is aan de stam: nood is recht. Maar op een gegeven ogenblik in de geschiedenis kwam dan ineens die handel van "voor wat hoort wat" en vanaf dat moment zet men elkaar dan ook alles betaald en geldt: nood is schuld. Vanaf dat scharniermoment neemt niemand de schulden van een ander nog op zich. Het zal niet lang meer duren of men zal het zijn kinderen aanrekenen dat men hen heeft gevoed en opgevoed, precies zoals men steeds vaker de ouderen daarvan weet te overtuigen dat zij hun begrafeniskosten best zelf afhandelen. Nu er euthanasie bestaat, hoeft men de lastpost die men gewis wordt niet langer aan zijn kinderen door te spelen, en om zich tegenover kinderen met zware handicaps niet te hoeven verontschuldigen, is er de optie abortus - zo willen alvast sommigen het gezegd hebben.
De overgang waarvan sprake, is die waarbij menselijke noden niet langer gezien worden als gelegenheden tot humaniteit in de vorm van hulpvaardigheid maar daarentegen worden die noden nu aangegrepen om het recht op roof te rechtvaardigen. Zo leerde men ooit aan de kinderen hoe zij een blindeman konden helpen om veilig de straat over te steken, terwijl men vandaag leert wat blinden nodig hebben in functie van de vraag wat men hun zoal zou kunnen verkopen. Ooit werd voor ouderen zorg gedragen, vandaag worden zij middels gespecialiseerde tehuizen gepluimd, en wie daaraan nog twijfelen, dienen zich eens af te vragen waarom er dan tehuizen bestaan van eerste, tweede en derde klas, als de fundamentele noden dan toch dezelfde zijn voor alle mensen. Wat men ooit aan anderen kon geven, ontneemt men hun vandaag door het hun te verkopen, en zo ontneemt men ook aan zichzelf de mogelijkheid tot geven, terwijl uitgerekend het geven zozeer de goden kenmerkt, uit wiens handen immers alles wordt ontvangen.
Wie eertijds honger hadden, hadden tevens recht op voedsel; maar wie vandaag honger hebben, die hebben helemaal geen recht - zij zijn daarentegen schuldig: zij moeten betalen om hun honger te kunnen lenigen. Eertijds lag de schuld van de behoeftigen bij al wie die nood konden bevredigen; vandaag wordt de schuld voor de nood bij de noodlijdenden zelf gelegd, en zo lijden zij dubbel: zij moeten hun tekort zelf dragen en willen zij het uiteindelijk opheffen, dan dienen zij er ook nog eens voor te betalen, wat in feite geheel onmogelijk is aangezien wie tekorten lijden, per definitie geen overschot hebben waarmee zij zouden kúnnen betalen. In een poging tot de rechtvaardiging van dit onrecht wordt zelfs het Evangelie erbij gehaald, met name wordt dan verwezen naar het Mattheuseffect, dat zegt dat aan wie heeft, zal gegeven worden, terwijl diegenen die niet hebben, ook het weinige dat zij hebben, zal worden ontnomen. Men ziet blijkbaar graag over het hoofd dat hier de Lucasprofetie speelt die allen die de verantwoordelijkheid over anderen van zich af willen schuiven, terechtwijst. (6)
In tijden van oorlog mag een groep zijn eigen leden doden als ze een last vormen, teneinde aldus zichzelf als groep te kunnen versterken, want waar de vijand het voor het zeggen krijgt, verdwijnt sowieso elk mededogen: dat is al te vaak de onderliggende legitimering voor een verstrenging van het regime ten opzichte van haar eigen onderdanen. Vaak ziet men ook dat landen die onder het juk van een dictator het oorlogspad kiezen, zoveel mogelijk burgers omscholen tot soldaten - soms is zelfs sprake van kindsoldaten. En wie niet vechten kunnen, die moeten dan maar hard werken; voor wie niet werken kunnen tenslotte, rest geen hoop meer want zij kunnen gemist worden als de pest, zij worden bijvoorbeeld gecolloqueerd en vergast, ofwel anticipeert men op hun bestaan. De concurrentie binnen de eigen groep volgt uit de concurrentie van de groep met vreemde groepen; de oorlog veroorzaakt de interne repressie; het geweld van buiten keert zich naar binnen; de vijand van de koning incarneert zich in de koning zelf die zich daarop tegen zijn eigen onderdanen keert; het gevaar buiten is reeds binnengedrongen vooraleer het zichtbaar explodeert in de strijd; men verzoent zich niet met de vijand dan door aan zijn eisen tegemoet te komen en alleen op die wijze kan de vrede wederkeren waarvoor men sowieso een tol betaalt. Die tol betaalt men tenslotte aan de vijand die van de nood aan vrede een schuld weet te maken en op die manier is de cirkel rond: een regering betaalt haar schulden aan de vijand niet anders dan door het eigen volk het vuur aan de schenen te leggen. Om te vermijden dat de piramides van doodshoofden nog hoger worden, staat men aan de invaller zijn hebben en houden af. Men heeft schuld van zodra men in nood verkeert omdat wie aan het kortste eindje trekken, het altijd moeten ontgelden in een universum waar het recht van de sterkste heerst.
Bijzonder mag nu wel de ontdekking heten dat dit recht van de sterkste niet verwijst naar een primitievere vorm van samenleving dan de huidige: het recht van de sterkste dat heden de wet maakt, is daarentegen van relatief recente datum, en het kwam in de plaats van de geheel geldloze maatschappij waarin noden werden ontvangen als een verrijking want als een uitnodiging tot het bieden van een helpende hand. Ooit waren noden, rechten maar sinds dat scharniermoment verwerden zij tot schulden: in gelijke tred met de klim van de technologie, is er een morele achteruitgang die het gewonnene weer teniet doet, alsof al hetgeen verkregen werd hoe dan ook terug moet worden betaald.
4.
Dankbaarheid wordt irrelevant waar levensmiddelen niet langer gegeven en ontvangen worden maar verkocht en gekocht. Het kopen en verkopen sluit het geven en het nemen uit omdat wie koopt, neemt terwijl hij er precies zoveel voor teruggeeft als het genomene waard is. Wie verkoopt, geeft, maar eist er exact zoveel voor terug als het gegevene waard is. Bij een schenking daarentegen, wordt iets waardevols gegeven terwijl daar niets wordt voor teruggeëist, maar het schuldgevoel dat daardoor ontstaat, wordt door de schuldeiser zelf weggenomen doordat hij de schuld niet opeist doch kwijtscheldt, en het gevoel dat dit bij de ontvanger teweegbrengt, heet dankbaarheid. Dankbaarheid is derhalve het gevoel bevrijd te zijn van anonieme natuurlijke wetmatigheden en dit door de vrije tussenkomst van een persoon. Wie dankbaar is, ervaart boven de anonieme natuurwetten verheven te worden door de milde tussenkomst van een persoon. In de dankbaarheid getuigt men van de realiteit van de mogelijkheid om het louter natuurlijke te overstijgen. Daarbij wordt tevens ervaren hoe dit overstijgen van het louter natuurlijke weliswaar principieel onmogelijk is voor een individu apart terwijl het wel degelijk kan plaatsgrijpen middels de persoonlijke tussenkomst van een ander. Het transcenderen van de wetten van de natuur gebeurt enkel en alleen met de hefboom van het interpersoonlijke dat immers gehoorzaamt aan wetten die sterker zijn dan de natuurlijke. Het interpersoonlijke overwint immers de natuurwetten telkenmale als een persoon de natuur in zichzelf overwint, wat zich uitsluitend kan manifesteren in interpersoonlijke relaties, en bij uitstek in de act van de vergeving, waarvan het gratuïte geven een specifieke verschijningsvorm is. Dat de leeuw en het lam met elkaar in vrede zullen leven wordt pas mogelijk in een tuin waarin de beide soorten gehoorzamen aan menselijke wetten die stellen dat zij niet langer rivalen zijn doch beide huisdieren van de mens uit wiens handen zij eten en aan wiens wetten zij derhalve gehoorzaamheid verschuldigd zijn.
Wie geeft zonder daarvoor iets van gelijke waarde terug te eisen, overtreedt weliswaar de natuurwetten; edoch, wie zou hem dat verbieden als hij immers sterker is dan de natuur (in hemzelf) die hem (vanuit het wraakprincipe) tot de terugvordering van het gegevene zou aanzetten? De persoon van de milde schenker stelt zich zodoende boven de (onpersoonlijke) natuur, en daar is ook zijn plaats omdat de persoonlijke willekeur nu eenmaal verheven is boven de natuurlijke noodzaak. Het intermenselijke verkeer hoeft immers geen louter verlengstuk van het onpersoonlijke natuurlijke reilen en zeilen te zijn, ofschoon zulks niet alleen mogelijk is doch tevens algemeen gangbaar: eenmaal de mens werd wakker geschud en hij binnen de dimensie van het humane tot ontwaken komt, zal hij de natuurlijke traagheid spontaan aan zijn rede onderwerpen en het onmiddellijke persoonlijke nadeel dat hij daardoor kon ondervinden zal niet opwegen tegen het machtsgevoel waarop zijn overwinning op de anonieme natuurkrachten hem vergast. Dit machtsgevoel gaat simultaan over in een vreugdegevoel omdat mét de overstijging van het dierlijke, het menselijke zich in zijn volle pracht en praal ontplooit. Het gratuïte geven is daarom een magische handeling en zij wordt door het christendom in onze eindige werkelijkheid naar binnen gebracht, welke ze dan van binnenuit transformeert en onsterfelijk maakt.
(J.B., 29 september - 4 oktober 2012)
Noten:
(1) Zie o.m.: Mattheus 9:9-13, Marcus 2:13-17, Lucas 19:1-10.
(2) De bende van Jan de Lichte is ons vooral bekend via het werk van Louis Paul Boon of via het nog oudere werk van de schrijver Van Den Steen dat zowat een eeuw geleden alom ten lande op winteravonden werd voorgelezen.
(5) Afspraken tussen kerk en staat bestaan doorheen de hele geschiedenis; de bekendste komen aan het licht in het Concordaat van Worms uit 1122, in concordaat tussen Napoleon Bonaparte en paus Pius VII in 1801, en in het Verdrag van Lateranen uit 1929.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: