Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
17-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?" - Aflevering 2: het nationalisme en de mensenrechten
"Waar
is Habel, uw broeder?"
Aflevering
2: het nationalisme en de mensenrechten
Het
nationalisme ziet de staat als een socio-cultureel gegroeid geheel
met een eigen identiteit, welhaast zoals een levend organisme. Een
misvatting uiteraard omdat voor de vorming van een staat, een
constitutie volstaat, precies zoals spelregels volstaan voor het
spelen van een spel. Paradoxaal genoeg zien nationalisten de staat
bovendien vaak als een volgroeid organisme, daar zij de eigen
natie geen verdere verandering of ontwikkeling meer gunnen,
wat eigenlijk een naïef essentialisme verkapt: de opvatting dat een
staat een bevroren of onveranderlijk (geworden?) wezen is, geheel
onafhankelijk van de rest van de wereld. Maar staten komen niet tot
stand zoals individuen tot stand komen en zij leven ook niet, het
zijn geen schepselen maar constructies, werktuigen die hun
functioneren danken aan spelregels wetten.
Het
nationalisme heeft als zorg de eigen natie en dit beginsel
impliceert meteen een onafwendbare verdeling van de wereldgemeenschap
in twee kampen: wij versus de anderen. De interne contradictie
van die leer wordt apert van zodra men zich ook realiseert dat als
alle andere staten het nationalisme zouden aanhangen, er uiteraard
geen twee kampen ontstaan maar net zoveel kampen als er staten zijn,
wat betekent dat deze opvatting de facto de ideologie van de
versnippering is en dus een misvatting van dezelfde orde als het
egoïsme.
Het
egoïsme is niet slechts een morele keuze, het is vooreerst een
misvatting en een miskleun omdat het de hefboomfunctie van het
principe van de solidariteit miskent. Want zoals de geschiedenis
aantoont, creëert het beginsel van de onderlinge solidariteit in
casu de solidariteit tussen staten zelfs geheel los van het
veld van het ethische handelen een win-winperspectief, zoals dat het
geval is in alle mogelijke vormen van het internationalisme. Echt
eumoreel wordt de onderlinge samenwerking tussen naties pas van zodra
zij in de eerste plaats een samenwerking van personen is en
dan betreft dit een universalisme, zoals bijvoorbeeld het
katholicisme dat althans in woord beweert te zijn, wat betekent dat
ongeacht wie er in principe kan tot toetreden: mensen van elke etnie,
van elk geslacht enzovoort. En daar waar ook maar één persoon van
toetreding uitgesloten wordt, kan geen sprake meer zijn van
universalisme en is het universele slechts een voorwendsel, een
leugen.
De
idee dat er mensenrechten bestaan, is in wezen een bijzonder
universalistische gedachte omdat zij impliceert dat deze rechten ook
verdedigd horen te worden ongeacht de wetten van de naties waar de
betrokken mensen het burgerschap genieten. De erkenning van de
mensenrechten door de Verenigde Naties impliceert de bereidheid van
de VN om naties die deze mensenrechten schenden, te veroordelen, te
sanctioneren of op nog andere manieren onder druk te zetten om daar
aldus de eerbiediging voor de mensenrechten af te dwingen. Politici
die ervan uitgaan dat elk land zelf mag bepalen welke rechten het aan
zijn burgers geeft, verzaken eraan zich het lot van medemensen die
geen eigen medeburgers zijn, te behartigen en in feite stellen zij
aldus het burgerschap boven het menszijn, wat een perversie is. Hun
opvatting impliceert de toelaatbaarheid van wetten wars van de
mensenrechten. Dergelijke politici zijn in wezen aanhangers van de
dictatuur. Het nationalisme is een staatsvorm die haaks staat op de
eerbiediging van de mensenrechten.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 17.12.2018)
15-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?"
"Waar
is Habel, uw broeder?"
"En
de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik
weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?" (1)
Deze
dialoog tussen God en Kaïn volgt op de moord en het antwoord van
Kaïn is bedoeld als een rechtvaardiging: Kaïn erkent geen schuld,
hij stelt dat elk voor zichzelf moet zorgen: "Jedem das
seine", zoals het in grote smeedijzeren letters boven het
hek van het concentratiekamp van Buchenwald staat. (2)
(2) Daar werden reeds in 1937 communisten, Jehova's
getuigen, Roma, Sinti, criminelen, homoseksuelen en later ook
gehandicapten gevangen gezet en in 1938 werden daar samen met
daklozen en vooraanstaande joodse kunstenaars en wetenschappers ook
duizenden zogenaamde 'werkschuwen' geïnterneerd. Er waren executies,
dwangarbeid, kou en ontbering en nadat in 1939 de oorlog was
uitgebroken werd een crematorium gebouwd om de talloze lijken te
verbranden die eerst werden beroofd van wat er nog bruikbaar aan was
van gouden tanden tot hoofdharen.
Alleen
al in Buchenwald verbleven 238.979 gevangenen een derde waren
kinderen jonger dan 20 jaar waarvan er 56.545 omkwamen en in alle
concentratiekampen samen lieten zowat zes miljoen mensen het leven.
(3)
"Wir
haben es nicht gewusst", zo beweerden de Duitsers na de
oorlog. (4)
(4) Zij werden hierin in het gelijk gesteld
door "de naoorlogse Duitse bondspresident Richard von Weizsäcker
die tijdens de oorlog in de Wehrmacht
diende" zijn vader Ernst "was voor het naziregime eerst
staatssecretaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken en later
ambassadeur in het Vaticaan". (Zie:
https://historiek.net/wir-haben-es-nicht-gewusst-de-duitsers-en-de-holocaust/63703/
)
"Ik
weet het niet", zo antwoordde Kaïn: "ben ik dan
mijn broeders hoeder?" Een uitspraak die ook naar onze tijd
gecatapulteerd werd: "Zijn wij dan verantwoordelijk voor de
vluchtelingen? Is het dan onze plicht om voor hen te zorgen?"
aldus schuift de N-VA-voorzitter de verantwoordelijkheid van
zich af en hij doet dat in naam van een steeds groeiende massa
kiezers.
Maar
hoe kan het ook anders, het christendom immers is niet langer
vanzelfsprekend; de gelijkheid van alle mensen vanuit de overtuiging
dat wij allemaal kinderen van God zijn, geldt kennelijk niet meer;
steeds vaker hoort en leest men dat alleen gekken geloven dat het hunplicht is om voor wildvreemden
zorg te dragen en nu de handelaars huishouden in de tempels, (5)
weerklinken
nergens nog de woorden uit de parabel van de barmhartige Samaritaan:
de gift om niet bestaat niet langer, voortaan weergalmen heel andere
wetten waarvan sprake in de Apocalyps, over
de aanbidding van de onmens die al degenen doodt die hem weigeren te
aanbidden de onmens, de afgod, het geld want wie de macht van
het geld miskennen, aan hen wordt de toegang tot de wereld ontzegd
die immers des duivels is. (6)
(6)
Apocalyps van Johannes,
hoofdstuk 13: "En ik zag uit de zee een beest opkomen,
(...) en op zijn hoofden was een naam van godslastering. (...) En ik
zag een ander beest uit de aarde opkomen (...) En het maakt, dat de
aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden (...) En
verleidt degenen, die op de aarde wonen, (...) dat zij voor het beest
(...) een beeld zouden maken. (...) En hetzelve werd macht gegeven om
het beeld van het beest een geest te geven, opdat het (...) zou
spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet zouden
aanbidden, gedood zouden worden. En het maakt, dat het aan allen,
kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten,
een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; En dat
niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den
naam van het beest, of het getal zijns naams. Hier is de wijsheid:
die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is
een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig."
Dat de wereld het
terrein van de duivel is, spreekt uit het verhaal van de verzoeking
van Jezus door de duivel want wanneer deze laatste zich als eigenaar
van de aardse koninkrijken opwerpt, spreekt Jezus dit geenszins
tegen. Zie: Matteüs 4:8-10:
"De duivel nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge
berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht
en zei: Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij
aanbidt. Daarop zei Jezus tegen hem: Ga weg, Satan! Want er
staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.
Zie ook: Lucas
4:5-8: "Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen
plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van
de wereld zien. De duivel zei tegen hem: Ik geef u de macht over
dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover
beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als u in aanbidding voor
mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn. Maar Jezus antwoordde:
Er staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen
hem.
De
geschiedenis heeft een vreemde wending genomen. De welluidende
staatsvorm van de democratie of het recht van de
meerderheid is niets anders dan
een verschijningsvorm van het onwelluidende recht van de
sterkste. Ook vandaag zijn het
de sterkeren die heersen over de zwakkeren en dit door middel van de
uitbuiting die de kloof tussen beide steeds groter maakt. Alleen het
christendom is in staat gebleken om met de wet van de liefde weerwerk
te bieden aan de natuur en die wet maakt het christendom dan ook
bovennatuurlijk. Mede door de politieke werking van de kerk is het
christelijke handelen deels vanzelfsprekend geworden maar evenzeer is
het tot de sfeer van het onbewuste en het onpersoonlijke handelen en
denken gaan behoren in die zin dat het doen en laten van de door de
kerk gevormde menigten in een christelijk gekleurde trend verliep met
dezelfde spontaneïteit waarmee elke trend zich doorzet als zijn tijd
daar is. Veeleer dan de overtuiging was het dan de wet van de
gewoonte die het gedrag van de massa's stuurde en het is dan ook niet
verwonderlijk dat het verdwijnen van deze grotendeels onbewuste
tendens zich quasi onopgemerkt voltrokken heeft. Verbaasd zoals
langslapers die uit een droom ontwaken, staan plotseling fel
aanzwellende menigten op die zich afvragen waarom ze eigenlijk nog
langer hun naaste zouden beminnen nu ze zijn gaan beseffen dat hun
zelfverrijking er aanzienlijk beter zou bij varen indien ze hun
naaste zouden beconcurreren, uitbuiten of gewoon verorberen met huid
en haar. Een aanzwellende groep ouders wenst niet langer dat hun
kinderen goede mensen worden, zij verkiezen zonen en dochters die hun
plan kunnen trekken in de strijd welke in de wereld wordt gevoerd om
de macht maar ook gewoon om een plaats, een dak en een boterham want
de te verdelen koek wordt kleiner en het aantal hongerigen neemt
gestaag toe. De idealen van de barmhartige Samaritaan die zich buigt
over de beroofde vreemdeling en die hem verzorgt, Sint Maarten die
met een stuk van zijn mantel de naakte bekleedt en pater Damiaan die
zijn leven deelt met de leprozen, zijn museumstukken geworden en de
helden van vandaag heten Bill Gates, Mark Zuckerberg, Madonna en
Cristiano Ronaldo. De goedheid heeft plaats gemaakt voor de roem, de
schijn heeft de plaats ingenomen van het zijn, het hemelse geluk van
weleer dat men pas kan verdienen met opoffering, volharding en
toewijding staat voortaan in de schaduw van de 'chance' die aan het
blinde lot is toe te schrijven en zo ook zetelt dat blinde en
onrechtvaardige lot vandaag op de troon van de vermiste, alziende,
rechtvaardige god.
Het
stoort ons niet meer wanneer rechtvaardigen die zich het lot van de
medemens behartigen, koelbloedig worden vermoord het stoort ons
niet meer in die mate dat we ervan wakker liggen, het is nog slechts
'nieuws' voor een dag, hooguit een week, om vervolgens te verdwijnen
in een rugzak gevuld met duizend dergelijke verhalen, het ene
feitelijk, het andere fictief, het lijkt niet meer uit te maken,
alsof de grens tussen werkelijkheid en droom zelf fictief was zoals
ook die tussen wil en wens dat steeds vaker wenst te zijn.
Haatdragenden verkiezen geheel democratisch'leiders'
die aan hun haat gestalte geven door de uitingen ervan middels nieuwe
wetten te verheffen tot de legitieme praktijk. Populisten die de
laagste verzuchtingen van het volk vertegenwoordigen laten zich
bijstaan door leugenachtige praatbarakken die zij tot professoren
benoemen om aldus de verkrachting van het redelijke door het louter
autoritaire te kunnen bewerkstelligen. Zij vullen de media met hun
oeverloos gedreun van steeds misselijker makende onzin en zij
verplichten de massa's hun lelijke spel toe te schouwen en hen te
gaan quoteren in het kiesbureau. Op die manier vernederen de massa's
zichzelf, suïcideert zich het mensdom en staat een beest op uit de
aarde een beest dat alsnog spreekt zoals een mens spreekt, echter
zonder een mens te zijn: de onmens, de afgod, het geld want wie
de macht van het geld miskennen, aan hen wordt de toegang tot de
wereld ontzegd die immers des duivels is.
"En
de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik
weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?"
De waarheid en de politiek. (N.a.v. de heisa over het meebesturen van PVDA in Zelzate na de verkiezingen van 2018)
De
waarheid en de politiek.
(N.a.v. de
heisa over het meebesturen van PVDA in Zelzate na de verkiezingen van
2018)
Het belangrijkste punt in de hele heisa
is dat er nooit een cordon sanitair is opgetrokken tegen een andere
partij dan het Vlaams Blok. Wil men dat doen, dan moet dit gebeuren
via een rechterlijke uitspraak, precies zoals dat gebeurd is tegen
het Vlaams Blok van weleer: op grond van strafrechterlijke feiten en
na een onderzoek de rechtsstaat waardig. Spreken over een
'feitelijk' cordon sanitair inzake andere partijen, is liegen:
men verkapt het niet bestaan ervan en men poogt de achterklap te
verheffen tot het niveau van de rechtspraak. Of moet men terug naar
de tijd van het 'feitelijk' cordon sanitair tegen mensen met een
andere huidskleur? Terug naar het 'feitelijk' cordon sanitair tegen
vrouwen, tegen homo's, tegen anders-validen en noem maar op? Wil men
terug naar die toestanden van wetteloosheid en verdrukking dan
belandt men alras in de middeleeuwen: men beseft niet langer dat
wetten er zijn ter bevrijding van het volk en ter bescherming van
alle burgers tegen allerlei vormen van geweld onder meer tegen
het geweld dat de waarheid wordt aangedaan. Buiten de wet opererende
actoren oefenen druk uit om niet te zeggen dat zij geweld
gebruiken om de rechtsstaat buiten werking te stellen: politici
roepen zichzelf publiekelijk uit tot burgemeester vooraleer zij als
zodanig rechtsmatig werden benoemd en verliezers van de verkiezingen
manifesteren op straat in een poging om zich alsnog door het gezag
als winnaars te doen erkennen; allerlei benoemingen gebeuren steeds
vaker 'in den duik'; misdadigers gebruiken massamedia
desinformatie om hun aanklagers een hak te zetten. En helaas ziet
men steeds vaker de rechtsstaat bezwijken voor het geld van
criminelen misdaadgeld. Het is de zwakte van dit ruilmiddel dat
er niet op vermeld staat waar het vandaan komt en zo kan allerlei
geboefte zijn straf trachten af te kopen van belastingontduikers
tot topgangsters. Een staat die toehapt, gelooft verkeerdelijk aldus
winst te kunnen boeken: met haar onverstandig opportunisme
capituleert zij voor de middel-doelomkering (een Augustiniaans begrip
dat werd overgenomen door jawel Karl Marx!) welke die misdaad
mogelijk maakt en zij verwerpt mét haar geloofwaardigheid niets
minder dan het eigen voortbestaan.
Maar in de
politiek wordt de waarheid nu eenmaal verkracht en het ergste is
dixit Primo Levi dat men er massaal onverschillig voor blijft
zodat het ganse volk medeplichtig is aan de schanddaden van haar
leiders. Indien zoals bij Pinokkio ook de neuzen van de echte mensen
langer werden van het liegen, het zou geen zicht meer zijn. Jamal
Khashoggi deelt het lot van Lumumba en dat van zijn twaalf miljoen
landgenoten op de koloniale rietsuiker- en rubberplantages van
Belgisch Congo; het lot van de joden, de roma en de homo's uit de
Nazitijd wiens lijken men bij het einde van de oorlog nog rap wilde
opgraven om ze te laten verdwijnen; het lot van de Armeniërs onder
de Turken en dat van de eerste Christenen onder de Romeinen; het lot
van Socrates in het Athene van meer dan tweeduizend jaar geleden
teveel om op te noemen. In alle gevallen heeft men kennelijk geloofd
de waarheid mét haar vertegenwoordigers te kunnen uitschakelen.
Hoopgevend is dat dit gewis en zeker nooit helemaal zal lukken.
(J.B., 12.11.2018)
03-11-2018
Over de uitroeiing van bejaarden
Over
de uitroeiing van bejaarden
1.
Grote
geleerden uit de voorgaande decennia hebben erop gewezen dat de zorg
voor het kroost geen zelfopoffering zou vergen vanwege de ouders
omdat mensen zich hierin allerminst onderscheiden van de andere
dieren die immers amoreel handelen terwijl het er anders zou
aan toe gaan inzake de zorg van de kinderen voor hun ouders: alleen
mensen zouden hiertoe in staat zijn. Inmiddels hebben etiologen ook
bij niet-menselijke dieren altruïstisch gedrag ontdekt dat niet
direct zou te maken hebben met het soortbehoud en andersom blijken
ook mensen in staat tot vormen van egoïsme die men zelfs bij
wreedaardige dieren niet terugvindt maar de interpretaties van die
bevindingen blijken nogal uiteen te lopen. Volgens sommigen staat
niet het mens-zijn garant voor het overstijgen van het recht van de
sterkste maar veeleer het christendom en de daaruit voortvloeiende
beschaving die zich immers sterk onderscheidt van talrijke
meedogenloze en barbaarse culturen: het ethisch besef is naar hun
zeggen niet afkomstig van de menselijke natuur doch van de
bovennatuur welke door de Godmens Christus in de natuurlijke wereld
wordt naar binnen gebracht om deze op te tillen naar een hoger
bestaansniveau. Hoe dan ook ziet men hoe in werelden die niet of nog
niet gechristianiseerd werden, vaak een volkomen afwezigheid van de
belangeloosheid welke de christelijke caritas kenmerkt waaraan men zo
gewoon geworden was. Edoch, nog veel frappanter en tevens redelijk
angstwekkend is het in het westen terugkerende egoïsme dat gestaag
het wegebben van het christendom begeleidt. Het lugubere verschijnsel
blijft voor velen vooralsnog verborgen omdat het verkapt wordt door
een sociaal en politiek geïnstitutionaliseerde solidariteit die
eveneens haar wortels in het christendom heeft gehad en die men
'normaal' is gaan vinden terwijl zij eigenlijk allerminst natuurlijk
is. Maar samen met de christelijke ethiek ziet men in onze contreien
deze solidariteit sinds enkele decennia afbrokkelen en dat proces zet
zich in met het verdwijnen van het universaliteitsbeginsel: de
menselijke solidariteit is niet langer de solidariteit onder alle
mensen wat bij uitstek een christelijk idee is, een gedachte die
zich kristalliseert in de betekenis van de term 'katholicisme' want
'katholicos' betekent 'universeel' maar zij beperkt zich tot de
mensen van het eigen werelddeel, tot de landgenoten, tot de
streekgenoten of nog enger, zoals bijvoorbeeld daar waar zij zich
beperkt tot de leeftijdgenoten. En die verenging houdt allerminst
halt bij het egoïsme want ook het ego wordt nog verder opgedeeld,
zoals dat het geval is bij allerlei verslavingen, waar deelsystemen
van een individu eisen stellen welke de persoon in kwestie moet
inwilligen en soms zelfs met zijn leven moet betalen: de maag
controleert de hersenen, de morfine-, alcohol- of nicotinereceptoren
bepalen de gedachten en de ideologie van het betrokken individu en
zij controleren zijn gedrag. En ook in de andere richting extern
aan de mens geldt niet langer het personalisme de ideologie
waarbij de (menselijke) persoon centraal staat en waar diens geluk
het einddoel is van alle streven maar een volkomen
gefragmenteerde en gedepersonaliseerde werkelijkheid die niet langer
bestuurd wordt door een wil maar door onpersoonlijke, anonieme en
blinde tendensen zoals de koers van een munt, allerlei
belangengroepen welke als abstracte eenheden hun belanghebbers
overleven en overstijgen, economieën en industrieën, wisselende
modes en mentaliteiten of 'geesten' die in feite datgene gemeen
hebben met kanker dat aan hun groei nooit een einde kan komen omdat
zij als zodanig onverzadigbaar zijn: men kan nooit rijk genoeg zijn,
het genot moet zonder grenzen opgedreven kunnen worden, het
energieverbruik moet samen met de economische groei eindeloos
aangezwengeld worden, het enige moto luidt: altius, citius,
fortius en concurrentie vervangt samenwerking, leidt tot
monopolievorming, dictatuur en oorlog met als uiteindelijke uitkomst
de dood voor allen.
Vreemd
genoeg is het pas de bewustwording van onze eindigheid die als enige
met een krachtdadige stem aan deze waanzin een halt kan toeroepen:
het bewustzijn van de eindigheid gaat gepaard met het zich realiseren
van het bedrog van de droom waarin wij het echte leven voor een spel
geloofden te mogen houden. De ernst keert pas terug als het de tijd
menens wordt, als de krachten beperkt blijken en bijna op, als de
bodem van de geldbeugel in zicht komt, als de voorraad aan
grondstoffen slinkt, als de krachten uitgeput raken en de honger zich
laat voelen. Pas de pijn drukt ons weer met de neus op de feiten,
wekt ons abrupt uit het bedrog van de droom, herinnert ons aan de
afspraken die ons bestaan dragen en die wij vergaten terwijl zij op
hun beurt ons allerminst kunnen vergeten omdat het leven nu eenmaal
niet wordt gedragen door wensen en verlangens maar door harde regels
en door overeenkomsten met een geheugen zo feilloos als de
natuurwetten zelf. En de bevinding van de eindigheid van het bestaan
concentreert zich in de bejaarde, in de mens die zijn jaren begint te
tellen en die vaststelt dat zijn tijd er bijna op zit: hij kan de
verblinding niet langer handhaven, hij wordt met hoogdringendheid en
tegen heug en meug tot ziener gemaakt en als hij zich niet in het
verderf stort maar daarentegen rechtuit spreekt, blijkt hij in het
bezit van een wetenschap waarvoor alle anderen op de vlucht zijn. En
dat is ook de eigenlijke reden waarom de bejaarde uiteraard op
onvoorstelbaar gesofisticeerde manieren door elke beschaving die
haar illusies wenst te handhaven, uitgeschakeld wordt.
2.
In
feite is de bejaarde de door de natuur tot dissident verheven mens
'verheven', want het heersende regime is alles behalve goed, het is
repressief omdat het haar ontmaskering niet kan dulden. Reeds in het
jonge christendom wordt bij de vierde-eeuwse Augustinus van Hippo een
onderscheid gemaakt tussen het rijk van de wereld (civitas
terrena) en het rijk van God (civitas caelestis of civitas
Dei), uitvoerig uitgewerkt in de waanzinnige dertiende eeuw door
Thomas Aquinas. In de katholieke theologie kan men het geluk pas
bereiken doorheen het lijden dat in de navolging van Christus uit de
wereldse beproevingen volgt aan welke men dient te verzaken en ook in
de hedendaagse theologie geldt dat er zonder de kruisdood geen
opstanding mogelijk is. In de Faustlegende ruilt het hoofdpersonage
zijn eeuwige ziel voor tijdelijk aards voordeel, wat suggereert dat
de twee elkaar uitsluiten en dat derhalve het leed een noodzaak is
voor het hemelse geluk waaraan het wereldse moet opgeofferd worden.
Atheïsten zien in die opvatting enkel zelfbedrog: de gelovige
probeert het lijden te aanvaarden en goed te praten door er een zin
aan toe te kennen en het als noodzakelijk uit te leggen maar ook die
atheïstische verklaring doet niets af aan de realiteit van het
lijden waarmee wij nu eenmaal moeten leven, alle 'pijnstillers' ten
spijt. De dood te aanvaarden als de ultieme pijnstiller is een
onverstand vanjewelste en te spreken van het meesterschap over het
leven waar het euthanasie betreft, is de zaken op hun kop zetten
omdat er voor moord nu eenmaal geen andere kennis vereist wordt dan
deze waarover zelfs de laagste dieren beschikken, maar wij leven nu
eenmaal in de waanzinnige eenentwintigste eeuw.
Alleen
al door er te zijn confronteert de bejaarde de mens met de
onafwendbaarheid van zijn lot tenminste als hij zichtbaar is want
precies daar ligt het paard gebonden: onze bedrieglijke samenleving
doet er alles aan om haar bejaarden onzichtbaar te maken. Zij
worden uit het actieve leven gehaald, naar hun mening wordt niet meer
gevraagd, zij worden door de jongere en onwetende generaties
paternalistisch benaderd, behandeld met pedanterie, betutteld en
geïnfantiliseerd. Maar dat is slechts een fase welke voorafgaat aan
de eigenlijke doodsteek.
Sinds
jaar en dag weten wij allen dat sociale uitsluiting en moord een en
dezelfde handeling zijn: karaktermoord gaat vooraf aan moord en
bestaat erin dat het slachtoffer niet langer als mens benaderd wordt
en het lot deelt van wie zichzelf hebben overleefd. De geschiedenis
van de heksen van Salem waarbij weerlozen gedemoniseerd worden en op
grond daarvan veroordeeld en omgebracht is het archetype van deze
gruwelijke vorm van misdaad. Zij herhaalt zich telkenmale daar waar
een bejaarde dement verklaard wordt op grond van het feit dat zijn
prestatievermogen achteruitgaat, dat hij trager en vergeetachtiger
wordt en zich vaker vergist allemaal normale verschijnselen
bij mensen op jaren. Of ware het dan veeleer normaal wanneer men op
tachtigjarige leeftijd rapper kon lopen of spraakzamer was dan als
jonge twintiger?
De
vernietiging van de oude mens start met het tot patiënt verklaren
van de persoon in kwestie de geneeskundige sector wil immers van
elke burger een dossier zoals ook de banksector van iedereen een
fiche aanlegt van klanten én van potentiële klanten en dat is
al de rest en zoals de staat iedereen tot het burgerschap heeft
veroordeeld nog van voor zijn geboorte. Soms is dat een zegen, soms
ook niet, maar het probleem is wel dat al deze instellingen welke
aanvankelijk ten dienste stonden van de mensen, mede onder de invloed
van het tanende christendom, het middel met het doel hebben
verwisseld zodat zij vandaag in heel wat gevallen de mensen tot hun
eigen nut hebben gemaakt. De toestand is dermate ernstig dat ook de
directe toekomst van de mensheid aan de haak wordt gehangen: vaak
staan zelfs onze scholen niet langer ten dienste van de opvoedelingen
maar worden daarentegen de kinderen door hen feitelijk als klanten
beschouwd, getuige hun verborgen agenda waarin zij de leerkrachten
ertoe aanzetten om geen eisen meer te stellen aan de leerlingen en
dat met de verborgen reden dat zij anders de school zullen verlaten
zodat het personeel werkloos achterblijft: Denk eraan dat elke
leerling anderhalf lesuur waard is! zo klinkt het tijdens de
besloten vergaderingen van de leerkrachten uit de mond van een voor
zijn eigen job bezorgde directeur, weliswaar nadat deze eerst
gewaarschuwd heeft dat voor al het in de vergadering besprokene
geheimhouding geldt. Leerkrachten die zich daar niet aan houden,
verliezen sowieso hun werk en op deze manier speelt de macht van het
geld haar troeven uit... in de civitas terrena. Met
betrekking tot de bejaarden die helemaal geen zorgzame ouders meer
hebben en vaak ook geen kinderen waarin zij hun vertrouwen kunnen
stellen, wordt vanzelfsprekend een nog veel omvangrijker carrousel op
touw gezet, temeer daar zij behalve weerloos vaak ook gefortuneerd
zijn, wat concreet betekent dat zich plotseling allerlei menslievende
personages en instellingen komen aandienen om de last voor de zorg
voor dat fortuin van hun schouders te nemen of te helpen dragen. Dat
zal de bejaarde waarschijnlijk worst wezen omdat zijn tijd op aarde
er bijna op zit maar op de drempel van de civitas caelestis,
is het zijn gelatenheid ter zake welke onmiskenbaar waarschuwt voor
een lot waaraan geen mens ooit is ontsnapt.
3.
Oud worden als zodanig is niet per se problematisch maar
dat wordt het wel vanaf het ogenblik dat men het opgeplakte etiket
'oud' beaamt omdat betutteling heteronoom maakt, de zelfzekerheid
aantast en daardoor ook de zelfstandigheid: men wordt afhankelijk van
derden die er in feite op uit zijn om zich boven de betuttelden te
positioneren in een pikorde waarvan zij de agenda bepalen. Bejaarden
worden dikwijls genoeg valselijk voor onverstandig gehouden terwijl
zij alleen maar niet antwoorden op vragen omdat ze hardhorig zijn.
Bejaarden zijn vaak minder spraakzaam, niet uit onwetendheid maar
omdat de staat van hun gebit hun de spraak bemoeilijkt ofwel omdat
zij geleerd hebben dat zwijgen soms het beste is. Bejaarden zijn
slecht te been terwijl er vaak niets mis is met hun benen, het
ontbreekt hen alleen aan ruimte om te lopen in de zorginstelling
zonder tuin waarin zij opgesloten zitten. Als gevangenen worden zij
onwillekeurig beschouwd als onzelfstandigen of als (geestes)zieken en
onder meer om die reden krijgen zij in instellingen zelden bezoek.
Zelf hebben zij ook moeite met het overbruggen van de afstanden die
hen scheiden van hun bekenden, zodat zij minder converseren en het
daardoor op den duur dan ook verleren om te communiceren, precies
zoals zij het verleren om te lopen bij gebrek aan ruimte. Het lichaam
en de geest zijn er nog maar bejaarden worden al te vaak beroofd van
de mogelijkheden om die twee te laten functioneren met reeds na zeer
korte tijd het teniet gaan van die bekwaamheden want bijvoorbeeld de
atrofie van het spierapparaat dat ons in staat stelt om te lopen,
treedt al in na twee weken bedlegerigheid. Voor hun gebreken zijn
bejaarden aldus zelden zelf verantwoordelijk: de schuldige is meestal
de allerminst bejaardenvriendelijke maatschappij die de schijn hoog
wil houden van een aards paradijs met als wetenschappelijk
hoogstandje de eeuwige jeugd alles wat niet beantwoordt aan de
bedrieglijke droom, verdwijnt achter de façade in vergeetputten en
crypten. En het aantal van die 'verdwijningen' neemt hals over kop
toe: in 2016 telde België bijna drie miljoen zestig-plussers
bijna een derde van de bevolking en in 2050 zullen dat er vier
miljoen zijn of bijna de helft van de bevolking. In 2060 zal de helft
van de Belgen met pensioen zijn. (°) Maar misschien zal dat het tij
doen keren, want de bejaarden worden gewis een meerderheid en wij
leven in een democratie...
De hoge leeftijd wordt
in de westerse cultuur steeds vaker beschouwd als een ziekte en de
remedie daar tegen luidt steeds vaker euthanasie. Edoch, alleen al
omdat oud worden een teken is van een goede gezondheid, is de
medicalisering van de oude dag een absurditeit. De neiging om
negentigers en zelfs tachtigers en zeventigers als zieken te
benaderen en de tendens om de eigenheden van de oude dag als
abnormaliteiten te gaan catalogeren, verraadt een wel bijzonder
onnatuurlijke attitude en vandaar ook een niet wetenschappelijk te
verantwoorden houding tegenover het gegeven dat elk leven door de
band genomen een opgang en een ondergang kent. De medicalisering van
de ouderdom getuigt ervan dat men het gegeven van de fysieke
ondergang als attribuut van de levensloop weigert te aanvaarden. Deze
weigering toont de mens als een wezen dat in het onvermogen verkeert
om zijn eigen werkelijkheid en derhalve de realiteit zonder meer
onder ogen te zien. Het medisch behandelen van de ouderdom is
derhalve een wetenschappelijk niet te verantwoorden bedrijvigheid
welke helemaal niets te maken kan hebben met wat de geneeskunde hoort
te zijn in de oorspronkelijke zin. En de eerste slachtoffers van die
bedrijvigheid zijn de bejaarden zelf die, eenmaal zij als patiënten
geboekstaafd staan, het worden ingeprent dat zij niet alleen ziek
zijn maar dat zij bovendien lijden aan een zogenaamd ongeneeslijke
kwaal. Paradoxaal genoeg worden zij daarvoor dan alsnog behandeld,
bij uitstek in de geriatrie, en wel tot het einde, tenzij de
behandeling niet langer plausibel is wel te verstaan in
economische zin.
De ondergang als een aan
het leven inherente fase is bij de mens echter van louter fysieke
aard omdat alleen de lichamelijke component van het menszijn
materieel is en onderhevig aan entropie of aftakeling. De geest
daarentegen blijft in principe groeien en in een welbepaald religieus
opzicht vormt de fysieke neergang zelfs een onontbeerlijke component
voor de voltooiing van dat geestelijke groeiproces. Binnen het
christelijke geloof kunnen het lijden en de dood namelijk gezien
worden als noodzakelijk voor de heel-wording en de bevrijding van de
geestelijke mens. Het past weliswaar niet altijd meer even
vanzelfsprekend in het vandaag hier in het westen gangbare mensbeeld
maar niemand kan erom heen dat de ouderling slechts in de louter
fysieke zin als een naar de kindertijd teruggekeerde mens beschouwd
kan worden, met name in zijn toegenomen afhankelijkheid van andermans
hulp. Maar wat betreft het geestelijke kan het verschil tussen twee
mensen niet groter zijn dan zoals dat bestaat tussen het kind en de
bejaarde. Het lijkt erop dat de geestelijke groei betaald wordt met
de fysieke afgang of om het op een meer positieve manier uit te
drukken, blijkt het lichaam zich te offeren aan de voltooiing van de
geest zoals de was van de kaars zich offert aan de vlam die haar
verteert. Pas in dat licht wordt het mogelijk om de hoge leeftijd te
aanvaarden als een fysieke ondergang en om die ook naar zijn waarde
te schatten.
Het alternatief is de
pervertering van de geneeskunde en van de wetenschap in het algemeen,
welke dan niet langer de al dan niet vermeende ziekten uitschakelen
maar die hun pijlen richten op de zieken zelf. Hierin verschillen zij
dan helemaal niet meer van de krankzinnige Hitler en zijn trawanten
die van mening waren dat ongewenste mensen zijn zoals rotte appels in
een mand en dat zij eruit verwijderd moeten worden. In elk geval is
het veel makkelijker om zieken te doden dan om ziekten te bestrijden:
voor dat laatste heeft men hoog opgeleide artsen en geleerden nodig;
voor het eerste volstaan beulen. De tanende tolerantie jegens onze
bejaarden drukt zich uit in de medicalisering van de ouderdom en dat
gedoe lijkt wel het voorspel van een nieuwe holocaust.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 11: de meritocratie
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
11: de meritocratie
In
een schitterend artikel in het MO* nummer van 8 oktober 2018
beschrijft Mathieu Bokestael (onder meer docent Nederlandse
letterkunde en cultuur aan de universiteit van Riga) de leugen van de
meritocratie het maatschappijmodel dat voorhoudt dat de meest
verdienstelijke burgers het sociaaleconomisch ook het verst schoppen;
met andere woorden dat hard werken en succes altijd hand in hand
gaan. De meritocratie is ons bij uitstek bekend van de zogenaamde
American
Dream
welke ook in Europa gevierd wordt, namelijk als het neoliberalisme.
Bokestael illustreert het bedrog in kwestie middels Steinbecks The
Grapes of Wrath (over
immigranten die de Amerikaanse droom nalopend hun ongeluk tegemoet
gaan),
F. Scott. Fitzgeralds The
Great Gatsby (waarin
het hoofdpersonage anderszins ervaart hoe die droom helemaal geen
navenante realiteit garandeert),
het
geval Walt Withman (die zijn eigen American
dream
verwezenlijkte door zijn eigen recensies te schijven) en Leonard
Bernsteins West
Side Story
(dat het racisme hekelt en waarin de American
dream
de vrouwen betovert, hebberig maakt en ze ertoe aanzet hun man te
doen 'werken' tot aan zijn burn-out). De realiteit strookt niet met
de meritocratie omdat er, aldus Bokestael, structurele ongelijkheden
zijn (armoede en kansarmoede) en omdat ook geluk (in de betekenis van
toeval of 'chance') een grote rol speelt in het leven en de auteur
verwijst daarom naar de louterende werking van het Oudgriekse
wereldbeeld zoals tot uitdrukking gebracht in de Helleense tragedie.
De meritocratie is eigen aan het kapitalisme en aan het onbehouwen
liberalisme, het geloof in the
survival of the fittest
een illusie die overigens aan diggelen gaat bij elke beurscrash
en bij andere gigantische problemen zoals die inzake het milieu. De
meritocratie is verder in strijd met de bevinding dat de succesrijken
overwegend bestaan uit blanke heteroseksuele mannen: vrouwen, homo's
en kleurlingen verdienen minder of geraken niet aan de bak. Wie de
droom nahollen oogsten veeleer een voortijdige burn-out dan succes en
het maakt mensen ongelukkig te moeten leven in het zogenaamde 'dubbel
bewustzijn' van W.E.B. Dubois (1903) waarin de mens worstelt tussen
wie hij is en wie hij (in andermans ogen) zou moeten zijn de
frustratie dus die uit deze gigantische leugen volgt.
Mathieu
Bokestael, de moeite van het lezen waard. (Zie bij de verwijzingen
hieronder a.u.b.).
Als de
kranten vandaag blokken dat één op de twee vrouwen en één op de
drie mannen dement worden, ligt de reden voor het alarmerend karakter
van dit bericht in geen geval in het feit dat ouderen nu eenmaal niet
meer zo geïnteresseerd zijn in hun eigen toekomst op aarde dat
heel begrijpelijke fenomeen is immers de eigenlijke grondslag van het
proces dat met dat grote woord met zijn negatieve connotatie
'dementie' heet.
Als er in
dezer een reden voor ophef bestaat, dan ligt die hierin dat men
althans dezer dagen en in onze cultuur aan ouderen deze afgang
niet blijkt te gunnen, dat men van hen blijft eisen dat zij betrokken
blijven in de economie, dat zij zich blijven bijscholen, kortom dat
zij er moeten naar streven om, tegen beter weten in, eeuwig jong te
blijven en te doen alsof de dood alleen maar een kwalijke droom was.
En nu is het best mogelijk dat jongeren in staat zijn om het been
stijf te houden inzake de ontkenning van het levenseinde aan
mensen van jaren verkoopt men die onzin niet meer.
Omdat oud
worden ons aller deel is als wij tenminste dat geluk hebben
verraadt onze houding tegenover 'dementie' dat de 'beschaafde' mens
als zodanig zijn eindigheid niet aanvaardt. De westerse mens verwerpt
niet alleen de pijn en de moeite eigen aan het leven maar tevens kan
hij de eindigheid ervan niet dulden. En dat het leven eindig is,
betekent in de eerste plaats dat het wordt beëindigd buiten de wil
van wie aan het leven participeren.
De ervaring
dat ons bestaan wordt be-eindigd zonder dat daarvoor naar onze
toestemming wordt gevraagd, maakt ons ervan bewust dat het leven als
zodanig niet het onze is: wij hebben geen beslissingsmacht, noch over
onze geboorte hoe zou dat ook kunnen als wij er niet eens waren
noch over onze dood de 'geleerden' ten spijt die beweren dat
euthanasie het vermag om die beperking op te heffen.
De ervaring
dat het leven ons op een dag wordt ontnomen dat wij het moeten
teruggeven leert ons dat het bestaan een gift is en geen bezit
waarmee wij naar willekeur zouden kunnen handelen en de toestand van
hovaardij waarin het merendeel van de rijken leven, zorgt ervoor dat
dit gegeven van het onvermijdelijke én niet te voorziene sterven als
een vernedering wordt ervaren. En blijft het dan 'voorlopig'
onvermijdelijk, dan gaan sommigen er prat op dat men het nu wél kan
voorzien of schikken en dat heet dan 'euthanasie' of 'de goede dood'.
Intussen
neemt men het aan ouderen kwalijk dat zij, alleen maar door er te
zijn, ons allen eraan herinneren dat ons bestaan eindig is en dat
niemand ontsnapt aan de wet dat elke bloei gevolgd wordt door een
ondergang. Zij die uit de boot vallen in casu door de
ouderdom worden er welhaast van beschuldigd dat zij oud
worden alsof dit zaken waren die zij zelf in de hand hadden.
De
hypocriete waanzin van onze huidige westerse samenleving eist van
haar bejaarden dat zij zich op zijn minst onzichtbaar zouden maken,
dat zij zich zouden 'verkleden' misschien niet in jongelui maar
dan toch in mensen van zogenaamd 'middelbare leeftijd'. Op die manier
immers hoeven zij die vooralsnog aan de ouderdom ontsnappen, de
gewisse aftakeling niet meer voortdurend voor ogen te hebben. En wie
er niet in slagen om met gesofisticeerde opsmuk onze ondergang
onzichtbaar te maken, worden met huid en haar achter de muren van
gespecialiseerde instituten gestopt welke niet langer
'concentratiekampen' heten maar 'zorginstellingen'. In wezen zijn
deze instellingen nog gruwelijker dan de concentratiekampen van
weleer want hier komt niemand ooit anders uit dan horizontaal
en koud.
Maar hoe
geraakt men er in godsnaam in? Heel eenvoudig middels een examen bij
iemand die ooit de eed van Hippocrates aflegde maar die kennelijk de
betekenis ervan vergat, met name dat men zijn kennis en kunde als
arts nimmer zal aanwenden om een mens kwaad te doen. Een onderzoek
wordt het genoemd maar het is een heus examen en dan nog een vreemd
examen want er valt niets bij te winnen, er valt alleen wat bij te
verliezen en wat dan wel? Het allerkostbaarste bezit: onze
vrijheid!
"Je
hoeft helemaal niets te vrezen, mamma: je moet eens bij de dokter
voor een heel klein onderzoekje, het duurt amper tien minuten".
Edoch, wee
hen die voor het examen dat nog zo onschuldig leek, de helft van de
punten niet halen, want zij krijgen gewis en zeker levenslang. En de
geslaagden mogen, als alles eerlijk verloopt, hun vrijheid behouden.
Althans voorlopig, want ongetwijfeld komt er zes maanden later of
misschien al eerder een nieuw examen en dat houdt niet op totdat ook
zij voor dat examen zakken. In feite is het examen in kwestie een
hardnekkige poging tot liquidatie van een oudje. Een poging die
kadert in de alomvattende poging van de mens om de schijn op te
houden dat de eeuwige jeugd zijn deel is.
Alzo
bestaan er op aarde weliswaar dementverklaarden maar er zijn ook nog
de dementverklaarders. De eerste categorie van dementen is ons al
langer welbekend; de laatst genoemde mag het bij dezer zijn.
(J.B., 6
oktober 2018)
23-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 10: privacy
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
10: privacy
Privacy
is de mogelijkheid om zich af te zonderen met de zekerheid niet door
anderen (incluis de overheid) gestoord of bespied te zullen worden.
Het is het recht om met rust gelaten te worden (definitie uit
1879) en om aan derden informatie over zichzelf te onthouden. (1)
Informatie
is een onderdeel van kennis en kennis
is macht.
Zoals
de gelegenheid de dief schept, zo heeft een exponentiële toename van
de gelegenheid tot informatievergaring, dit vergaren zelf sterk in de
hand gewerkt, ook met betrekking tot het bekomen van informatie over
de medemens die dan in feite bespied wordt. De spionage neemt ook toe
evenredig met het recht op privacy.
Schendingen
van de privacy in de vorm van allerlei bemoeienissen hebben vaak de
vrije teugel omdat zij zich impliciet beroepen op een algemene angst
voor mogelijkerwijze gevaarlijke personen, waarbij men niet geneigd
is om wie waarschuwen voor gevaar daarvan te gaan verdenken dat zij
zelf gevaarlijk zijn. Nochtans zijn bemoeials in vele gevallen
levensgevaarlijk.
In
het protestantse Holland van enkele decennia geleden maakte men zich
verdacht als men bij valavond de gordijnen van zijn woonst dicht
trok: door ze open te laten, toonde men dat men niets te verbergen
had. Mensen die weten dat zij (kunnen) in de gaten gehouden worden,
passen hun gedrag daaraan aan: ze conformeren zich aan de
verwachtingen van hun toeschouwers; ze zijn zichzelf niet en moeten
bovendien vrezen zichzelf te zijn; ze verliezen hun eigenheid en
degraderen tot massamensen. Mensen aan wie privacy onthouden wordt,
verworden tot vee. Niet het alleen zijn maar het niet meer alleen
kunnen zijn, is het meest te vrezen kwaad dat getuigen alvast de
gevangenen en zij kunnen het weten.
Zo
blijken hier de bespieders gevaarlijk en niet hun prooien die zij als
gevaarlijk afschilderen zij doen dat slechts teneinde hen
ongehinderd te kúnnen bespieden. Bespieders schilderen hun prooien
af als gevaarlijk voor anderen of voor zichzelf en in dat laatste
geval spreekt men van paternalisme; vaker slaagt men erin iedereen op
zijn hand te krijgen als men beweert te handelen voor de bestwil van
de ander. Mensen worden aldus op slinkse wijze verdacht gemaakt,
gedemoniseerd, geïnfantiliseerd of gewoon 'gedownload' terwijl wie
hen bespieden in feite straffeloos lasteren, eerroof plegen of
diefstal. Informatie is een immaterieel goed en dat is alles behalve
niets.
De
vrees dat niet alle mensen altijd verantwoorde beslissingen (kunnen)
nemen terwijl zulks noodzakelijk is inzake onomkeerbare
beslissingen over kwesties van leven of dood, maakt velen tot
tegenstanders van de huidige Belgische euthanasiewet maar dat neemt
niet weg dat de verdedigers van het recht op 'waardig sterven' een
punt hebben. Niemand immers kan betwijfelen dat zij er volkomen
terecht op wijzen dat zieke, bedlegerige of bejaarde mensen die
lijden, die nog kunnen willen maar die niet meer in de mogelijkheid
verkeren om te handelen, in feite van hun privacy worden beroofd en
ook van hun leven(seinde) zelf waar derden op wie zij aangewezen
zijn, eraan verzaken om hun wil te respecteren. Men kan wel hopen
doch niemand mag verlangen dat men op vraag door medemensen zou
worden gedood; men kan echter wel eisen van derden dat zij die
handelingen staken die tegen de eigen wil het levenseinde uitstellen.
Hoe dan ook kan niemand rechten doen gelden over andermans tijd
laat staan over zijn of haar laatste dagen of uren. Terecht wordt de
schending van de privacy aangevoeld als een aanslag op het leven
zelf.
Ofschoon
het recht op privacy in de huidige tijd belangrijk wordt geacht,
wordt het als nooit voordien geschonden. De Securitate van de
Roemeense dictator Ceaușescu,
de KGB van Stalin en de Gestapo van Hitler mogen dan al
gebeurtenissen wezen ver van ons bed ook wij in ons vermeende
luilekkerland ontsnappen niet aan verregaande controle welke ons
gedrag stuurt in zo'n mate dat de eigen persoonlijkheid reeds voor
het bereiken van de volwassenheid als een illusie wordt beschouwd.
Het zich langer vasthechten aan een eigen 'unieke' identiteit, wordt
geïnterpreteerd als kinderachtig; het zich toe-eigenen van zichzelf
wordt steeds vaker beschouwd als een verraad en de leuze luidt:
Iederéén onderwerpt zich; doe het dus ook, anders ben je een
lafaard!
De
mogelijkheid om met rust gelaten te worden is essentieel voor de
geestelijke gezondheid. Mensen op wie om welke reden dan ook jacht
wordt gemaakt, missen deze rust en gaan gebukt onder een
verschrikkelijk leed. Nochtans deelt ook vandaag nog het merendeel
van de wereldbevolking in een of andere vorm van dit lijden. Maar
jammer genoeg is het verschil tussen de mensen die vervolgd worden en
alle anderen slechts illusoir: wie vervolgd worden, weten dat ook en
zij vluchten. Maar wie denken dat zij niet vervolgd worden, vergissen
zich: zij vluchten niet en zijn derhalve vogels voor de kat.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 9: godsdienstvrijheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
9: godsdienstvrijheid
Ongeacht
welke vrijheden kunnen nimmer gegarandeerd worden als niet tegelijk
welbepaalde beperkingen worden opgelegd zonder welke de garanties in
kwestie onbestaande zijn omdat garanties nu eenmaal beperkingen zijn.
Als een verkoper aan zijn koper de garantie biedt dat het verkochte
product degelijk is, dan beperkt hij zichzelf ertoe om een product
dat niet aan die belofte beantwoordt, te vervangen en zonder die
beperking in dit geval een zelfbeperking is de garantie een
spook. Edoch, de betreffende calculus dient wel 'winstgevend' te zijn
voor alle betrokken partijen, anders hebben de wetten helemaal geen
zin ofwel zijn zij onrechtvaardig en kunnen zij slechts de
voorrechten van enkelen dienen.
Zo
is het onjuist om te stellen dat de garantie van de veiligheid moet
betaald worden met een beperking van de vrijheid, zoals bepaalde
dictatoriale regimes ons vandaag willen laten geloven: onder de
belofte dat zij de veiligheid gaan verhogen en met het verzinsel dat
veiligheid moet betaald worden met vrijheid, weten zij ons quasi
ongemerkt van onze vrijheden te beroven. Daarentegen kunnen
(rechtvaardige) wetten in geen geval bedoeld zijn om te beperken
zij doelen steeds op bevrijding zodat ook de wetten welke de
veiligheid moeten garanderen, de vrijheid ten goede zullen komen.
Wetten
zijn door sancties bekrachtigde maatregelen welke onderling worden
afgesproken met geen ander oogmerk dan het bereiken van een hoger
niveau van vrijheid middels het stellen van beperkingen op een lager
niveau. Zoals een stuwdam het water tegenhoudt met geen andere
bedoeling om het wanneer men dit wenselijk acht met des te meer
kracht te kunnen laten stromen, zo perken wetten onze vrijheid in om
deze waar wenselijk te kunnen maximaliseren het eindresultaat van
de wet is niet beperkend doch bevrijdend en dat geldt zowel voor de
vrijheid als voor de veiligheid. Wetten zijn niet plausibel als zij
niet winstgevend zijn, wat wil zeggen dat het inleveren van bepaalde
vrijheden gecompenseerd moet worden met nog grotere vrijheden. Wetten
die niet bevrijdend zijn of waarvan het bevrijdende eindresultaat
niet kan verantwoord worden, horen alleen in dictaturen thuis.
Ook
bij het garanderen van de godsdienstvrijheid middels wetten, zijn die
wetten pas gerechtvaardigd als zij uiteindelijk resulteren in meer
bevrijding voor iedereen. De godsdienstvrijheid in kwestie wordt
uitgebreid binnen het persoonlijke leven maar wordt uiteraard
bevochten waar haar grenzen de contouren raken van concurrerende
religies. Het dulden van verschillende religies naast elkaar zal
bijgevolg de maatschappelijke relevantie van de betrokken religies
uithollen en wel in dezelfde mate waarin de betrokken wetten de
vrijheden van de verschillende godsdiensten garanderen.
De
toestand van vrede die aldus ontstaat is vergelijkbaar met de vrede
welke resulteert uit het atoomtijdperk: de kracht van de atoombom
verliest zijn relevantie waar het onmogelijk geworden is om hem te
gebruiken. Op analoge wijze verliest de vrijheid van religie haar
betekenis waar zij de met haar concurrerende religies als
gelijkwaardig moet erkennen. Bij godsdienstvrijheid worden religies
gedegradeerd tot onderling concurrerende ideologisch gekleurde en
navenant praktiserende gemeenschappen die reclame kunnen maken voor
zichzelf en die aanhangers kunnen winnen zoals de merken van ongeacht
welke andere producten dat op de vrije markt kunnen doen.
De
godsdienstvrijheid verheft de betrokken religies niet maar zij
degradeert hen tot marktproducten die zich zoals alle andere
consumptie-artikelen moeten weren om te kunnen blijven bestaan en om
succes te boeken. Om niet te hoeven zeggen dat de vrije markt van die
aard is dat zij garant staat voor het vroeg of laat sneuvelen van
uiteindelijk alle religies op uitzondering van de triomferende welke
het monopolie zal hebben verworven. Maar dat deze niet de meest
pacifistische van alle religies zal zijn, mag van meet af aan
duidelijk wezen.
Dat
godsdienstvrijheid als zodanig een goede zaak is voor de staat, valt
wellicht niet te betwisten met democratische argumenten maar door het
feit dat er vele onderling wedijverende godsdiensten gangbaar zijn,
ontneemt de godsdienstvrijheid aan de religie haar diepte en haar
inhoud. De wet die de godsdienstvrijheid garandeert is een van de
talloze manifestaties van een heel andere en meer fundamentele wet,
welke luidt: divide
et impera!
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
21 september 2018)
20-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 8: redelijkheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
8: redelijkheid
Er
bestaat zoiets als de ratio, de rede, de logica, de wiskunde en de
Verlichting maar de paradox is dat deze zaken raken aan het
zogenaamde 'gezond verstand' en aan wat men 'het vanzelfsprekende'
noemt en dat zijn nu net hun tegengestelden want deze miskleunen
vertegenwoordigen facetten van de onredelijkheid en van de waanzin.
De wiskunde, de logica en de welsprekendheid bieden een welbepaalde
vorm van zekerheid en van juistheid maar dan alleen binnen het altijd
vooraf bepaalde spel waarin zij zich verkneukelen en niet daarbuiten.
Een wiskunde beoefenen doet men per definitie binnen het axiomatische
kader dat haar constitueert, precies zoals men aan rechtspraak doet
in relatie tot een geheel van geldende wetten: worden de wetten op
een gegeven ogenblik en in een bepaalde staatsvorm te gortig, dan
gaat de rechtspraak vloeken met ons kompas voor goed en kwaad waarmee
normbesef en rechten op een dieper niveau correleren. Er ontstaan dan
begrippen zoals 'legale misdaad' en 'burgerlijke ongehoorzaamheid'
('illegale rechtvaardigheid') die ons ervan bewustmaken dat de
wiskunde, de logica en de rede niet hun eigen grondvesten kunnen zijn
maar uiteindelijk berusten op maatstaven die meer te maken hebben met
het gevoel en met nog andere duistere zaken met normen die
veranderlijk blijken, organisch haast. Het paradoxale van de hele
toestand uit zich binnen de wetenschappelijke context nog het best in
het opduiken van zogenaamde paraconsistente systemen, zoals ze
zichzelf betitelen grote woorden die eens te meer miskleunen
maskeren waaraan men immers niet ontkomt van zodra men gelooft de
kool en de geit te kunnen sparen. In een paraconsistente logica
bijvoorbeeld gelooft men de consistentie van het redeneersysteem
tijdelijk te kunnen verlaten in functie van een vooraf beoogde
uitkomst, waarmee men de kar voor het paard spant; men blijkt blind
voor het nochtans aperte feit dat de bewerkingen die men binnen het
paraconsistente uiteraard alsnog hanteert, hun geldigheid exclusief
ontlenen aan de consistentie van de redeneringen welke moeten
bewijzen dat deze bewerkingen van kracht zijn. Zo
ontsnappen die feitelijke inconsistenties dan ook niet aan
meta-inconsistenties (waarmee wij hier bedoelen: het gelijktijdige
gebruik van een consistent en een inconsistent systeem) ad
infinitum.
De
verwijzing naar het 'gezond verstand' maskeert al te vaak een
onwetendheid en vooral ook een verantwoordelijkheidsvlucht, een
onvermogen om persoonlijk te verantwoorden beslissingen te nemen. Wie
komt aandraven met het 'gezond verstand' verwijst op die manier
dikwijls genoeg naar vastgeroeste gewoonten, vaak lang
voorbijgestreefde en zelfs achterlijke denk- en handelwijzen en
andere heersende patronen van het moment waartegen elk verzet
beschouwd wordt als 'not done'. Het 'gezond verstand'
vertegenwoordigt aldus niets anders dan een instrument voor
het faciliteren van een zekere sociale druk die noopt tot
groepsaffiliatie en betekent zodoende gewoonweg repressie. Terwijl
men de goegemeente in de waan brengt dat men alleen maar de kerk in
het midden wil houden, worden meningen opgedrongen die allerminst het
recht dienen maar die slechts dienen om aan een gevreesde meerderheid
de garantie te bieden dat zij het naar haar zin zal blijven hebben,
ook al geschiedt zulks ten koste van de rechtvaardigheid. De koppen
die dan moeten rollen, zorgen voor de terugkeer van een zekere 'rust'
of 'vrede' zoals ook de wraak dat doet, wat betekent dat zij niets
anders zijn dan de kiemen voor een gegarandeerde wederwraak in
principe andermaal ad
infinitum.
Van
rationaliteit is al in het geheel geen sprake meer waar de
redelijkheid synoniem geworden is van de waarschijnlijkheid en het
wordt dan redelijk om iets voor waar aan te nemen als het alleen maar
waarschijnlijk is, ook al houdt het probabiliteitsbegrip sowieso in
dat de gevallen waarin de betrokken 'waarheden' onwaar zijn, ook
feitelijk zijn en bovendien zijn zij dat in gekende aantallen. Zelfs
het ganse hedendaagse werkelijkheidsbeeld van de fysica is op dit
drijfzand van waarschijnlijkheden gebouwd, zodat wie nog geloven in
het schone, het ware en het goede, doorgaan voor onredelijk
alleen de gokker handelt redelijk. Maar ook hier blijkt men volslagen
blind voor de nooit weg te werken contradictie in het feit dat die
waarschijnlijkheid dan wel mag gelden voor de inhoud van de theorie
terwijl aan de absolute waarheid van de theorie zelf uiteraard niet kan
getornd worden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
20 september 2018)
15-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 7: het geloof in de dood
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
7: het geloof in de dood
Inzake
het geloof zijn wij eraan gewend geraakt om de vraag te horen en te
stellen naar iemands geloof in het eeuwig leven en ofschoon zij even
relevant is en misschien wel veel meer ter zake doet, zwijgt men in
alle talen over de vraag naar het geloof in de dood. Want men kan er
nu eenmaal niet omheen dat wie niet geloven dat het bestaan na de
dood voortgaat, wel niet anders kunnen dan geloven dat het bestaan
met de dood ophoudt. En van wie aldus geloven dat het bestaan
ophoudt, neemt men aan dat zij helemaal geen sluitende argumenten
hoeven te geven waarom zij zulks geloven, alsof het ging om een
vanzelfsprekendheid daarover onmiddellijk meer.
Intussen is het
inderdaad zo dat sommigen niet liever wensen dan dat het met de dood
allemaal zou ophouden te bestaan maar dat men zo makkelijk van zijn
leven zou af komen, is wel veel te mooi om waar te zijn. Er zijn
immers mensen die op de wereld gezet lijken met geen andere bedoeling
dan hen te laten wroeten en lijden en er zijn anderen die dankzij de
slavernij en de ellende van deze laatsten hier honderd jaar lang
doorbrengen in genot en geluk, alsof de wereld een aards paradijs was
maar dan alleen voor hen.
In
feite voelt het als meer vanzelfsprekend aan om aan te nemen dat ons
bestaan gewoon voortgaat dan dat het abrupt zou ophouden maar wij
laten ons overreden van het tegendeel door het argument dat
gegrondvest is in de veronderstelling dat bestaan en leven
synoniemen zijn en dat wij aldus volkomen met ons lichaam
samenvallen. Indien dat het geval was, dan was er inderdaad geen
enkele reden om aan te nemen dat ons bestaan zich na de dood van ons
lichaam nog zou verderzetten. Maar er zijn redenen te over om aan te
nemen dat ons leven heel wat meer en ook heel wat anders is dan
slechts het biologisch functioneren van ons lichaam. Hoe anders
verklaart men dat althans het merendeel van de mensen niet bereid
zijn om voort te leven tot elke prijs? En er wordt hier niet gedoeld
op mensen die voorwaarden stellen aan het leven maar des te meer op
hen die liever ophouden met leven dan dat zij hun leven in het teken
zouden stellen van een of ander kwaad omdat, zoals Plato het reeds
zegde, het beter is om onrecht te ondergaan dan om het te doen. In
wat andere bewoordingen kan men zeggen dat het leven en het bestaan
pas synoniemen kunnen zijn in een wereld waarin recht en onrecht of
goed en kwaad volstrekt irrelevant zijn. En dat zijn ze volstrekt
niet.
Omdat wij het concept tijd niet anders kunnen bevatten dan
middels ons vermogen om herinneringen en verwachtingen te koesteren
en omdat deze zich uitstrekken over de grenzen van het eigen leven
heen, bestaan wij in feite ook buiten onze persoonlijke begrenzingen
in de tijd. In feite kunnen wij ook na onze eigen dood bestaan in die
zin dat wij in staat zijn om tijdens ons leven te denken aan het
leven van alle anderen die ons overleven in een tijdspanne die niet
meer die van ons persoonlijk is. En in feite is het vermogen om zich
te verplaatsen over de grenzen van de eigen dood heen vergelijkbaar
met het empatische vermogen of het vermogen om zelf het lijden van anderen te voelen. Welnu, zoals het onvermogen tot empathie
een ziekte is een psychopathie zo ook is het onvermogen om
zich over de grenzen van de eigen dood heen te verplaatsen of het
geloof in de dood veeleer een gebrek of zelfs een ziekte dan
louter een vergissing.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
15 september 2018)
10-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 6: vrede
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
6: vrede
Het
allerdodelijkste wapen ooit is de atoombom, hij werd gefabriceerd in
Los Alamos in de VS en getest in de woestijn van New Mexico op 16
juli 1945 om nog geen maand later, op 6 augustus van datzelfde jaar,
gedropt te worden op Hiroshima met in één klap 78.000 doden en
tegen het eind van dat jaar waren dat er door stralingsziekte
140.000. Drie dagen later werd de frats herhaald op Nagasaki met een
onmiddellijk dodental van 27.000, dat tegen het eind van dat jaar
opliep tot 70.000. Uiteindelijk zouden een kwart miljoen mensen
sterven. Deze bommen hadden een kracht van respectievelijk 15 en 20
kiloton TNT maar de 'tsarenbom', amper zestien jaar later getest op
30 oktober 1961, had al een kracht van 50 miljard kilo TNT. Hij
ontplofte op 3000 meter hoogte boven Nova Zembla en deed de ruiten
tot in Finland springen; zijn schokgolf ging drie keer rond de aarde;
de hitte zou tot 100 km ver derdegraads brandwonden hebben
veroorzaakt; de paddenstoelwolk steeg 64 km hoog. (*)
Vrijwel
spontaan is onder de atoommogendheden de afspraak tot stand gekomen
dat atoomwapens nooit gebruikt zullen worden men belooft ze
immers nooit als eerste te zullen gebruiken. Toch worden ze
niet vernietigd en dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren, het is
immers 'dankzij' het bestaan van hun dreiging dat er althans
relatieve vrede heerst. Maar dat is nu precies de essentie van de
vloek die op het mensdom rust.
De
wereldvrede is een feit om die ene verschrikkelijke reden dat er geen
alternatief meer voor bestaat, het is namelijk de vrede of de dood
voor alles en voor iedereen tot in de eeuwigheid, het huidige
kernbommenarsenaal (van naar schatting een paar tienduizend
kernkoppen) kan immers alle leven op aarde een groot aantal keer
vernietigen. De wereldvrede is met andere woorden geen toestand die
wij willen, het is daarentegen wel zo dat wij het tegendeel de
algehele dood niet willen omdat wij die uiteraard ook
niet kunnen willen. Wij leven derhalve niet in een toestand
die wij willen en zo zijn wij ook niet langer vrij. Met de vrede
behoort ook de menselijke vrijheid voorgoed tot het verleden.
Het
liefst zouden wij van de kernkoppen af zijn om dan zoals in de goede
oude tijd met de zogenaamde conventionele wapens onze oorlogen lustig
voort te kunnen zetten, met aan een grote omgebouwde biljarttafel in
een veilige schuilkelder diep onder de grond admiraals in uniform die
de aanvalslinies uittekenen en die de bevelen geven, uit te voeren
door dappere ondergeschikten die als zij niet gehoorzamen, de dood
met de kogel krijgen en als zij dat wel doen, een gezamenlijk
monument. Maar die tijd is nu voorgoed voorbij andermaal, omdat
er geen alternatief is voor de vrede.
De
vrede is in wezen een kernbommenvrede. De wil om te vechten is er nog
maar men kan het niet langer en tegen zijn zin laat men het vechten
achterwege. De dreiging echter blijft bestaan en zij kan ook nooit
meer weggewerkt worden. Wij leven onder het juk van toestanden die
ons bedreigen terwijl zij niet eens kunnen bestaan. Hun algemene en
door iedereen voelbare dreiging berust op een even universele angst
die pas weggewerkt kon worden op straffe van de terugkeer van het
reële gevaar zelf want het is ofwel de angst voor de eeuwige dood
ofwel de eeuwige dood zelf terwijl de derde mogelijkheid die van
de tijdelijke hel of het vagevuur er niet meer is omdat de tijd
erop zit, de tijden zijn letterlijk ten einde.
De
vrede die wij kennen is in wezen vals, het is een negatieve, een
diabolische vrede, een vrede die volgt uit een onomkeerbare
conditionering ooit zo gevreesd in de dreiging van het
wereldcommunisme welke nu vanuit een heel andere hoek het mensdom
aan zich onderwerpt. De waarachtige vrede die volgt uit de vrije
keuze van de mens is nu voorgoed een spookbeeld.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 5: bezit
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
5: bezit
Mensen
hebben vaker iets van hamsters, soms kent onze drang om te bezitten
geen grenzen, het is bezitterigheid, hebzucht, verzamelwoede,
oppotten. De hebzucht kan een tijdelijke bui zijn maar zij kan ook
iemands hele leven beheersen. De leugen ligt niet in het feit dat
bezit ongelukkig zou maken, de leugen ligt hierin dat het onmogelijk
is om iets of iemand te bezitten omdat al wie zich in het bezit van
iets of iemand wanen, zelf door hun vermeend bezit bezeten worden.
Waar
het bezit een persoon betreft, is het probleem apert: wie iemand
menen of trachten te bezitten, zijn door de persoon in kwestie
geobsedeerd en hun bezitsdrang loopt vaak heel slecht af omdat
bezetenheid tenslotte een ernstige aandoening is. Maar ook wie zich
in het bezit wanen van materiële of spirituele zaken, vergissen zich
omdat eigendommen niets anders zijn dan dingen waarmee men zich op
een bijzondere manier identificeert: men schenkt er zijn volledige
aandacht aan en men palmt ze in, welhaast zoals men voedsel tot zich
neemt, en dus met zin of smaak. Men maakt ze tot een deel van het
eigen lichaam en zo verliest men zich erin: men moet zijn bezit
onderhouden en beschermen, het voelt aan als een amputatie of zelfs
als doodgaan als men iets kwijtraakt of als men bestolen wordt en het verlies van dingen voelt vaak ook aan zoals het verlies van
mensen, wat in feite een jammerlijke perversie is: de liefde van
hebzuchtigen voor materiële of spirituele bezittingen is vaak groter
dan hun liefde voor mensen zij ruïneert niet zelden het eigen
ik.
Onze
bezittingen hebben pas zin als verlengstukken van ons lichaam: het
zijn dan onze werktuigen, het zijn de instrumenten voor ons handelen.
Bezittingen waarmee wij geen andere relatie hebben dan de relatie
uitgedrukt door het werkwoord 'hebben', bezitten ons meer dan dat wij
ze bezitten maar omdat deze bezittingen geen personen zijn doch dode
dingen, veranderen wijzelf van zodra we ze in ons bezit wanen, in
minder nog dan dode dingen. Wie bezeten worden door hun bezit,
bestaan niet langer als mens omdat zij de slaaf geworden zijn van
levenloze zaken zij zijn zoals wie de slaaf werden van genot, van
pijn of van herinneringen die geen ogenblik van rust meer gunnen: het
zijn zaken waarvan men zich niet meer kan
distantiëren, men kan het bezit ervan nooit meer ongedaan maken, ook
al zou men dat nog zo sterk willen. In de Kindertotenlieder
van Friedrich Rückert (1788-1866)klinkt
de obsessie door het verloren kind als volgt:
Du
bist ein Schatten am Tage
Und
in der Nacht ein Licht,
Du
lebst in meiner Klage
Und
stirbst im Herzen nicht.
De
zich altijd opdringende herinnering is zoals een bezit, een schat en
derhalve een blok aan het been waarvan men zich niet kan bevrijden,
niet bij dag en niet bij nacht dan pijnigt zij ons als een licht
dat ons van de slaap berooft en uitput; zij is tenslotte ook nog een
spiritueel bezit dat men niet kwijt raakt, ook al zou men dat nog zo
graag willen: zij is een klacht en ze wijkt niet uit onze
herinnering.
Het
bezit omwille van het bezit kan niets anders dan een obsessie zijn
omdat het een doel op zich geworden is. Het jammerlijke is dat mensen
geloven dat ze met de vermeerdering van hun bezit, tevens zichzelf
vermeerderen, terwijl exact het tegendeel het geval is: de
uitbreiding van bezit moet immers betaald worden met kostbare
levenstijd en zo zetten de hebzuchtigen met grote ijver en na-ijver
al hun levensdagen om in bijvoorbeeld centen; hoe groter het getal op
de bankrekening wordt, des te dichter komt men bij zijn dood en zo is
het feitelijke object van de bezitsdrang dan ook niets anders dan het
eigen levenseinde. Zo zijn de hebzucht en de doodsdrang in wezen een
en hetzelfde onmogelijke én onontkoombare 'verlangen'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
8 september 2018)
06-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 4: normaliteit
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
4: normaliteit
Het
woord 'abnormaal' wordt meestal gebruikt om er een morele
kwalificatie mee uit te drukken en wel in de negatieve zin het
woord fungeert met andere woorden vaak als een scheldwoord
terwijl zijn eigenlijke betekenis niets anders uitdrukt dan een
afwijking van de norm. Nu hebben normen in feite dezelfde
artificialiteit als bijvoorbeeld meetkundige vormen en lichamen, wat
wil zeggen dat er in de werkelijkheid quasi niets of niemand aan
beantwoordt. Normen drukken dikwijls een gemiddelde uit en zo wordt
het gemiddelde lichaamsgewicht van bijvoorbeeld Vlaamse mannen ook
het normale lichaamsgewicht genoemd terwijl mogelijkerwijze niemand
exact dat lichaamsgewicht heeft. De term 'normaal' kan dan ook vaak
verwijzen naar een meerderheid en zo is een normaal huis, een gebouw
dat er uitziet zoals de meeste huizen; 'abnormaal' verwijst dan naar
een minderheid en een huis kan dan abnormaal groot, klein, hoog of
smal zijn.
Een
minderheid onder ons is abnormaal sterk terwijl niemand eraan denkt
om fysieke kracht moreel te verfoeien en hetzelfde geldt voor koeien
die abnormaal veel melk geven, voor planten die abnormaal veel
vruchten afwerpen, voor mensen die abnormaal hard werken of abnormaal
creatief, intelligent, altruïstisch, leuk, mooi, muzikaal of
welbespraakt zijn. En omdat zonder uitzondering elke mens wel de
beste is in zijn vak (al gebeurt het vaker dat men zijn ding niet
kent, niet doet of niet kan doen) hebben wij allemaal onze eigen
abnormaliteiten zonder welke de specialisatie waaraan de maatschappij
haar goede functioneren dankt, fictie ware.
De
angst om af te wijken van de norm, wordt beschouwd als heel normaal
en vaak terecht omdat minderheden kwetsbaar zijn voor de tirannie van
meerderheden terwijl het verlangen naar uniciteit met enige
argwaan wordt bekeken ofschoon unieke mensen en zaken dan ook vaker
dan de doorsnee succes boeken succes is door de band uiteraard
niet de norm.
Ons
dagelijks brood wordt gebakken met granen die in oorsprong een
afwijking zijn van wilde grassoorten. De wilde grassen zijn normaal
maar zij dienen ons tot niets; de voedzame granen zijn een
abnormaliteit, een toevallige 'vergissing' van de natuurlijke
evolutie zoals overigens de mens zelf. De blauwe planeet is een
volstrekt abnormaal verschijnsel in ons zonnestelsel en bepaalde
wetenschappers wijzen erop dat indien er in het ganse heelal nog
leven was, er dan oneindig veel levensvormen zouden zijn en dus ook
intelligentere maar omdat deze nog steeds geen contact met ons
opnamen, bestaan zij ook niet: onze planeet is extreem abnormaal.
Doe
normaal, zo zeggen ze. Of: Wat is er dan mis mee als wij
strijden voor een normaal gezinsleven? Het is moeilijk te geloven
maar hun ledenaantal loopt in de honderden en wellicht in de
duizenden, in Vlaanderen alleen. En ze beschikken reeds over een gans
wapenarsenaal. (*)
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 3: vrijheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
3: vrijheid
Door
de band koesteren mensen helemaal geen verlangen om eeuwig in leven
te blijven: het gaat hier om een behoefte die ons werd aangepraat
door lieden die garen spinnen bij de beloofde bevrediging ervan. Om
dezelfde reden wil men ons laten geloven dat vooruitgang de natuur
zelf van het bestaan is en zo neigen wij ertoe om ons in te spannen
voor een vermeende, grootse toekomst terwijl bijvoorbeeld reeds onze
eigen appeltjes voor de dorst, van zodra we ze opzij hebben gelegd,
prompt verorberd worden door gulzige bankiers. Een ander sprookje
vertelt ons dat wij allen verlangen naar vrijheid en autonomie,
terwijl uit vrijwel alles wat wij doen, blijkt dat we ons mettertijd
slechts afhankelijker maken van derden en van externe werkingen.
De
vergissing in kwestie ligt hierin dat wij geloven over meer vrijheid
te beschikken in de mate dat wij in staat zijn om ook meer behoeften
te bevredigen, terwijl onze onafhankelijkheid of onze autonomie in de
eerste plaats eigenlijk niets te maken heeft met behoeftebevrediging
maar alles met de behoeften zelf. Het getuigt met andere woorden niet
van meer vrijheid als wij in staat zijn om als het ons zint, goede
wijn te kopen: vrij zijn wij daarentegen als die behoefte aan goede
wijn er gewoon niet is. Goede wijn, een dure wagen, een groot huis,
een hoge levensstandaard: het is allemaal bereikbaar met handenvol
geld maar het is uitgerekend de behoefte aan dat geld die onze
autonomie in de weg staat omdat ook voor geld een prijs moet betaald
worden en wel de prijs van de vrijheid want time is money;
geld verwerft men pas in ruil voor kostbare levenstijd. Het is aldus
een fata morgana om vrijheid te zien in de bevrediging van
behoeften omdat het bevredigingsmiddel zelf met onze vrijheid moet
worden betaald.
Maar
om nog een andere reden blijkt dat wij allerminst een maximale
autonomie nastreven: de veronderstelde wil tot onafhankelijkheid is
namelijk strijdig met onze aangetoonde, diepgewortelde behoefte aan
autoriteit waarvan blijkt dat zij zo sterk is dat zij ons kan doen
moorden getuige de geschiedenis van bijvoorbeeld het Derde Rijk
maar ook het wetenschappelijke onderzoek zoals Stanley Millgrams
gehoorzaamheidsexperiment. Wanneer wij beweren dat wij
onafhankelijkheid en vrijheid nastreven terwijl wij in feite
kuddedieren blijken te zijn, dan verstaan wij onder vrijheid
noodzakelijkerwijze iets heel anders dan vrijheid. Wellicht bedoelen
wij slechts de vrijheid om te kiezen aan welke autoriteit wij ons
zullen onderwerpen aan de onderwerping als zodanig willen wij
kennelijk helemaal niet ontkomen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
4 september 2018)
31-08-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 2. Vooruitgang
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
2: vooruitgang
Het is helemaal niet zo
dat wij allemaal eeuwig willen blijven leven de levenslust neemt
af bij het ouder worden maar kennelijk spint een zekere elite
garen bij dat credo dat ons massaal wordt opgedrongen met alle knepen
van de reclame en hetzelfde geldt nu ook voor het vooruitgangsgeloof:
onze maatschappij trekt alle registers van de retorica open om het
als vanzelfsprekend voor te stellen dat er vooruitgang is, ook al
spreken de feiten dit belachelijke verzinsel haast dagelijks tegen.
Uiteraard is het zo dat
wat geweten is, niet ongedaan kan gemaakt worden en dat maakt het
welhaast onmogelijk voor dieren die beschikken over uitgebreide
vormen van geheugen en leervermogen om verworven kennis en kunde te
negeren: eens wij een bepaalde kennis of zekere technieken onder de
knie hebben, kunnen wij die gewoon niet meer vergeten of ze naast ons
neerleggen; eenmaal wij hebben leren fietsen, autorijden of gewoon
spreken, kunnen wij dat voorgoed, tenzij het lot ons slaat met een
ongeval of een nare ziekte. Maar de opeenstapeling van kennis en kunde
mag dan al even vanzelfsprekend zijn als de wet van de traagheid: met
vooruitgang in de echte zin van het woord heeft die even weinig te
maken als de traagheid van een voortbewegend lichaam te maken heeft
met activiteit.
Bekijken we vooreerst de
biologische 'evolutie' wat wil zeggen: 'ontwikkeling' dan
moet opgemerkt worden dat die kan geïnterpreteerd worden als louter
verandering en meer bepaald als diversificatie of dus
als verandering in allerlei richtingen gewenste én
ongewenste. De vooruitgang over welke wij het hier hebben, wordt
meestal in verband gebracht met beschaving maar ook beschaving
betreft verandering in allerlei richtingen richtingen die kunnen
gezien worden als vooruitgang maar evenzeer als achteruitgang. En een
vaak over het hoofd geziene doch beslissende factor inzake beschaving
en zogenaamde vooruitgang is zonder enige twijfel de vandaag
gevaarlijk sterk onderschatte invloed van het christendom wat om
diezelfde reden uiteraard een woordje uitleg vergt.
Wanneer we inzake
vooruitgang de opeenstapeling van technische vaardigheden reeds om de
genoemde reden buiten beschouwing kunnen laten, blijft inderdaad
alleen nog de morele kwestie over: de kwestie van goed en kwaad.
Maar de invulling van deze ogenschijnlijk makkelijke begrippen is
allerminst een sinecure want maakt het geen hemelsbreed verschil of
onder 'het goede' dient verstaan te worden 'het optimale profijt voor
zichzelf' ofwel 'de best mogelijke zorg jegens de medemens'? Immers,
zal een arts die handelt volgens de eerstgenoemde morele stelregel,
er dan niet voor zorgen dat hij zoveel mogelijk patiënten maakt
klanten die levenslang voorschriften voor bijvoorbeeld slaappillen
nodig hebben terwijl zijn collega die de laatstgenoemde regel
volgt, precies het tegendeel beoogt omdat hij het goede in dit
geval de gezondheid van zijn medemensen wil en hen derhalve
voorhoudt en ook voordoet hoe zij gezond kunnen blijven met een
dagelijks uurtje loopsport? Meer zelfs: indien de moraal van het
egoïsme in een samenleving de bovenhand krijgt, zal alras ook de
wetenschap zelf de kwestie van waar en onwaar
gecorrumpeerd worden omdat er vanzelfsprekend leugens nodig zijn om
mensen ziek te houden onder het mom hen te willen genezen.
En die
kant gaat het vandaag al op en wel met rasse schreden: in onze
economie staat de pijnstillersindustrie eenzaam aan de top, gevolgd
door de handel in legale en illegale drugs, drank en andere
gevaarlijke, overbodige, vervuilende en oneerlijke producten. En over
de economie zegt men dat zij vooruitgang boekt als zij bloeit, ongeacht
of dat een gevolg is van de handel in loopschoenen ofwel van de
handel in tabak en wijn. Hoe het dan afloopt met een beschaving die
vooruitgang ziet in een bloeiende economie zonder meer, kan men raden
als men weet dat de meest winstgevende producten de wapens zijn. En
de duurste wapens zijn die met de grootste vernietigingskracht. Zo
staat vandaag niet alleen de beschaving maar het voortbestaan van de
ganse planeet op de helling. Vooruitgang?
(Wordt vervolgd)
(J.B., 31.08.2018)
27-08-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren. Aflevering 1: het eeuwigheidsverlangen.
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
1: het eeuwigheidsverlangen
De zaak
hier is dat wij een aantal dingen voor waar aannemen terwijl wij
tegelijk heel goed weten dat ze absoluut niet waar zijn en dat ze dat
ook niet kunnen zijn. Dat klinkt zeker en vast vreemd maar het is
niet anders, oordeel zelf maar.
Om te
beginnen is er het zogenaamde eeuwigheidsverlangen en voor alle
duidelijkheid: niet het duizenden jaren oude sprookje van het eeuwig
leven wordt hier geviseerd hier wordt in het midden gelaten of er
misschien wel een leven na de dood zou kunnen zijn de leugen die
hier terechtstaat is een ander sprookje dat blijkbaar al duizenden
jaren voor waar wordt aangenomen, namelijk het sprookje dat wij,
mensen, het zouden begeren om eeuwig voort te bestaan.
Vrijwel
elke ouderling zal het bevestigen met klem: dat het zogenaamde
eeuwigheidsverlangen volstrekt uit de lucht gegrepen is. "Ik ben
oud", zo zegt de negentigjarige: "ik heb genoten van het
leven, al was het niet altijd rozengeur en maneschijn, maar ik zou
verduiveld niet opnieuw jong willen worden en nog eens herbeginnen
neen, het is goed geweest maar het is ook genoeg geweest; ik ben
welhaast blij dat het er bijna op zit en alles wat ik nog verlang, is
rust." Het doet een beetje denken aan de wet van de entropie in
de fysica: wij zijn onderhevig aan slijtage, we worden stram, doof,
ongevoelig en hardleers kortom oud en dat betekent dat wij de
levensjaren die wij genieten, ook op de een of andere manier betalen
en vanaf een zeker ogenblik wordt de prijs te hoog, zien wij de bodem
van onze beurs en hangen wij onze levenslust prompt aan de wilgen.
Iedereen wenst oud te worden maar niemand wil het zijn: pas als wij
die wens vervuld zien, worden wij ons van de paradox bewust en zo
worden wij weer een illusie armer.
Is het u
overigens nog niet opgevallen dat, als puntje bij paaltje komt en in
alle ernst gesproken, geen mens op zijn sterfbed met een ander zou
willen ruilen? Niet met een jong iemand, niet met een rijkaard, niet
met een vedette: met niemand! Iedereen wil zichzelf blijven, ook de
oude lelijkaard, de gehate vrek en de verdoemde moordenaar. Dat
sommigen en wie zijn zij dan? er blijkbaar in slagen om het
eeuwig leven voor te stellen als het summum van alle menselijke
verzuchtingen, mag wel een staaltje van zinsbegoocheling heten!
Neen, het
eeuwig leven wordt door niemand begeerd, al zijn er wellicht
jeugdigen die zich geen idee kunnen vormen van de oude dag en van de
verzadiging die optreedt na verloop van tijd. Zij geloven dan dat men
oud kan worden zonder een vracht van jaren mee te moeten slepen
een gewicht dat men niet moet onderschatten. En dan zijn er uiteraard
ook nog de kopieerfouten niet alleen de afwijkingen van het DNA
van onze lichaamscellen maar evengoed de deviaties van de geest en de
vaak groteske veranderingen van wat men het karakter noemt. Dat wij
allen het eeuwig leven begeren, is een ons opgedrongen leugen tegen
welke wij geen weerstand bieden om geheel onbegrijpelijke redenen
maar wellicht is het gewoon de gemakzucht die ons verzet daartegen in
de weg staat. De onverschilligheid van de getuigen, zo schreef Primo
Levi, is erger nog dan de gruweldaden van de beulen van de Shoa.
Waar de
leugen vandaan komt en met welke bedoeling zij in het leven werd
geroepen, is nog een heel ander paar mouwen maar de meest plausibele
verklaring lijkt wel verwant met die welke de reclame stuurt. Het is
immers de reclame die ons behoeften probeert aan te praten die wij
van nature helemaal niet hadden en door die voortdurend te herhalen,
bezweren zij ons en gaan we ze ook geloven. De reclame bezweert ons
dat wij een auto nodig hebben en zij stelt het bezit ervan voor als
vanzelfsprekend. De reclame overreedt ons allerminst maar zij maakt
ons misselijk en om aan die misselijkheid te ontkomen, doen wij op
den duur wat van ons gevraagd wordt: wij kopen een auto alsof wij er
inderdaad een nodig hadden. Als men het ons maar dikwijls genoeg
voorzegt, gaan wij ook aannemen dat wij de wens koesteren om eeuwig
te leven.
En meteen
zingen wij dan ook de tweede strofe, dat wij daar iets moeten voor
doen: wij belijden en bezegelen aldus een koop en we betalen de prijs
miljarden mensen doen dat en dat brengt ongetwijfeld ergens geld
in 't laatje. De waarheid echter is heel anders: geen kat wil eeuwig
blijven voortbestaan, elkeen wil als zijn tijd gekomen is gewoon met
rust gelaten worden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27.08.2018)
13-08-2018
Staat zonder kop
Staat zonder kop
Iedereen weet intussen
dat werklozen door een goed deel van de werkenden worden gehaat omdat
zij zogezegd op de kap van laatst genoemden leven en bovendien is het
een publiek geheim dat in het huidige zogenaamde activeringsbeleid,
de regering zelf volgens het verdeel en heerspincipe deze haat
aanwakkert waar zij aan de werklozen voorliegt dat zij teren op het
zweet van de werkenden.Dit
terwijl de verantwoordelijkheid van werknemers zich beperkt tot de
kennis en de kunde van de eigen job: waar werknemers de schuld
krijgen voor de economische crisis en de werkvoorziening, worden zij
verantwoordelijk geacht voor regeringstaken. Aan het roer zit met
andere woorden niet langer de goede huisvader maar de dief.
Werkenden
en werklozen zijn uiteraard geen vaste groepen de werkende van
vandaag kan morgen werkloos zijn en omgekeerd en uitgerekend de
poging om binnen het maatschappelijke bestel die noodlottigheid een
beetje te beheersen, heeft het solidariteitsprincipe in het leven
geroepen: solidair is men met hen die aan kanker lijden, met hen van
wie na een blikseminslag de woonst is afgebrand, met hen die na een
verkeersongeval in een rolstoel verder moeten en met hen die behoren
tot het percentage slachtoffers die een economische crisis ook
op de arbeidsmarkt maakt. Nota bene: in tijden van hoogconjunctuur
zijn er helemaal geen werklozen.
Het
verhaal van de werkonwilligen is een fabeltje en wel hierom dat niets
zo'n sterke druk uitoefent op het gedrag van bijna alle mensen dan
sociale druk de angst om er niet (langer) bij te horen. Om
er bij te kunnen blijven horen, gaat men zich uit de naad werken
niet zelden tot der dood en als dat niet lukt, gaat men vaak
liegen en bedriegen, jobs inpikken die eigenlijk aan anderen toekomen
en zelfs moorden, zoals bij uitstek de abortuspraktijk bewijst:
liever in het geheim het eigen kind vermoorden dan zich openbaar te
moeten schamen voor een slippertje. Een welbepaalde schaamtecultuur
heeft de plaats ingenomen van de schuldcultuur het geweten heeft
plaatsgemaakt voor de opinie van een welbepaald publiek.
Het
erge van de hele zaak is wel dat dit publiek sowieso geen geweten
blijkt te hebben: in de algemene en onterechte veroordeling van de
werklozen toont zich een maatschappij die de arbeid allerminst
beschouwt als een recht het recht op zelfontplooiing
doch als een leed dat op enigerlei wijze meestal
financieel gecompenseerd dient te worden. Het werk dat moet
gedaan worden, wordt inderdaad gezien als een te verdelen leed dat
aan wie het ondergaan, recht geeft op een vergoeding in principe
te betalen door diegenen die dit leed niet ondergaan. De
verwisselbaarheid van werkenden en werklozen of het feit dat het
noodlot van het ogenblik zelf bepaalt tot welke groep men behoort,
verplicht ons het solidariteitsbeginsel te huldigen. Waar men dit in
de wind slaat, is men de trappers kwijt en hebben primitieve driften
de redelijkheid en de wetten die een samenleving grondvesten, reeds
opgedoekt niet door parlementaire beraadslaging maar onder druk
van een meute asociale dwingelanden.
De
haatdragenden die de hoger genoemde noodlottigheid miskennen en die
derhalve de maatschappij op simplistische wijze opdelen in werkers en
profiteurs, blijken over het hoofd te zien dat de niet-werkenden de
werkenden niet eens kunnen betalen als zij zelf geen inkomen hebben.
Binnen hun logica wordt aan niet-werkenden derhalve niet alleen geen job maar tevens geen bestaan
gegund en zo huldigen zij de volstrekte immoraliteit of het recht van
de sterkste de eigenlijke grondslag van een kapitalistische economie.
De exponenten van die immoraliteit tonen zich niet alleen in de
veroordeling en derhalve de vernietiging van zogenaamd onnuttige
elementen: de kortzichtigheidspolitiek maakt dat ook de vooralsnog
onnuttigen en hulpbehoevenden worden geliquideerd, zoals in eerste
instantie de kinderen. Het korte termijndenken en het onmiddellijke
winstbejag maken immers dat er niet langer geïnvesteerd wordt in
opleiding en scholing van jongeren en zelfs peuters en kleuters
moeten het ontgelden waar zij in crèches gedropt worden omdat wat
men beschouwt als een zekere levensstandaard, de voorrang krijgt op
elementair (kinder)welzijn.
Vandaag
danken onze beleidsmakers hun macht aan de meerderheid binnen de
democratie maar tot spijt van wie het benijdt, is, zoals Spinoza al
schreef, het uitnemende nog altijd even moeilijk als zeldzaam.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: