Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
10-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 6: vrede
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
6: vrede
Het
allerdodelijkste wapen ooit is de atoombom, hij werd gefabriceerd in
Los Alamos in de VS en getest in de woestijn van New Mexico op 16
juli 1945 om nog geen maand later, op 6 augustus van datzelfde jaar,
gedropt te worden op Hiroshima met in één klap 78.000 doden en
tegen het eind van dat jaar waren dat er door stralingsziekte
140.000. Drie dagen later werd de frats herhaald op Nagasaki met een
onmiddellijk dodental van 27.000, dat tegen het eind van dat jaar
opliep tot 70.000. Uiteindelijk zouden een kwart miljoen mensen
sterven. Deze bommen hadden een kracht van respectievelijk 15 en 20
kiloton TNT maar de 'tsarenbom', amper zestien jaar later getest op
30 oktober 1961, had al een kracht van 50 miljard kilo TNT. Hij
ontplofte op 3000 meter hoogte boven Nova Zembla en deed de ruiten
tot in Finland springen; zijn schokgolf ging drie keer rond de aarde;
de hitte zou tot 100 km ver derdegraads brandwonden hebben
veroorzaakt; de paddenstoelwolk steeg 64 km hoog. (*)
Vrijwel
spontaan is onder de atoommogendheden de afspraak tot stand gekomen
dat atoomwapens nooit gebruikt zullen worden men belooft ze
immers nooit als eerste te zullen gebruiken. Toch worden ze
niet vernietigd en dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren, het is
immers 'dankzij' het bestaan van hun dreiging dat er althans
relatieve vrede heerst. Maar dat is nu precies de essentie van de
vloek die op het mensdom rust.
De
wereldvrede is een feit om die ene verschrikkelijke reden dat er geen
alternatief meer voor bestaat, het is namelijk de vrede of de dood
voor alles en voor iedereen tot in de eeuwigheid, het huidige
kernbommenarsenaal (van naar schatting een paar tienduizend
kernkoppen) kan immers alle leven op aarde een groot aantal keer
vernietigen. De wereldvrede is met andere woorden geen toestand die
wij willen, het is daarentegen wel zo dat wij het tegendeel de
algehele dood niet willen omdat wij die uiteraard ook
niet kunnen willen. Wij leven derhalve niet in een toestand
die wij willen en zo zijn wij ook niet langer vrij. Met de vrede
behoort ook de menselijke vrijheid voorgoed tot het verleden.
Het
liefst zouden wij van de kernkoppen af zijn om dan zoals in de goede
oude tijd met de zogenaamde conventionele wapens onze oorlogen lustig
voort te kunnen zetten, met aan een grote omgebouwde biljarttafel in
een veilige schuilkelder diep onder de grond admiraals in uniform die
de aanvalslinies uittekenen en die de bevelen geven, uit te voeren
door dappere ondergeschikten die als zij niet gehoorzamen, de dood
met de kogel krijgen en als zij dat wel doen, een gezamenlijk
monument. Maar die tijd is nu voorgoed voorbij andermaal, omdat
er geen alternatief is voor de vrede.
De
vrede is in wezen een kernbommenvrede. De wil om te vechten is er nog
maar men kan het niet langer en tegen zijn zin laat men het vechten
achterwege. De dreiging echter blijft bestaan en zij kan ook nooit
meer weggewerkt worden. Wij leven onder het juk van toestanden die
ons bedreigen terwijl zij niet eens kunnen bestaan. Hun algemene en
door iedereen voelbare dreiging berust op een even universele angst
die pas weggewerkt kon worden op straffe van de terugkeer van het
reële gevaar zelf want het is ofwel de angst voor de eeuwige dood
ofwel de eeuwige dood zelf terwijl de derde mogelijkheid die van
de tijdelijke hel of het vagevuur er niet meer is omdat de tijd
erop zit, de tijden zijn letterlijk ten einde.
De
vrede die wij kennen is in wezen vals, het is een negatieve, een
diabolische vrede, een vrede die volgt uit een onomkeerbare
conditionering ooit zo gevreesd in de dreiging van het
wereldcommunisme welke nu vanuit een heel andere hoek het mensdom
aan zich onderwerpt. De waarachtige vrede die volgt uit de vrije
keuze van de mens is nu voorgoed een spookbeeld.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 5: bezit
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
5: bezit
Mensen
hebben vaker iets van hamsters, soms kent onze drang om te bezitten
geen grenzen, het is bezitterigheid, hebzucht, verzamelwoede,
oppotten. De hebzucht kan een tijdelijke bui zijn maar zij kan ook
iemands hele leven beheersen. De leugen ligt niet in het feit dat
bezit ongelukkig zou maken, de leugen ligt hierin dat het onmogelijk
is om iets of iemand te bezitten omdat al wie zich in het bezit van
iets of iemand wanen, zelf door hun vermeend bezit bezeten worden.
Waar
het bezit een persoon betreft, is het probleem apert: wie iemand
menen of trachten te bezitten, zijn door de persoon in kwestie
geobsedeerd en hun bezitsdrang loopt vaak heel slecht af omdat
bezetenheid tenslotte een ernstige aandoening is. Maar ook wie zich
in het bezit wanen van materiële of spirituele zaken, vergissen zich
omdat eigendommen niets anders zijn dan dingen waarmee men zich op
een bijzondere manier identificeert: men schenkt er zijn volledige
aandacht aan en men palmt ze in, welhaast zoals men voedsel tot zich
neemt, en dus met zin of smaak. Men maakt ze tot een deel van het
eigen lichaam en zo verliest men zich erin: men moet zijn bezit
onderhouden en beschermen, het voelt aan als een amputatie of zelfs
als doodgaan als men iets kwijtraakt of als men bestolen wordt en het verlies van dingen voelt vaak ook aan zoals het verlies van
mensen, wat in feite een jammerlijke perversie is: de liefde van
hebzuchtigen voor materiële of spirituele bezittingen is vaak groter
dan hun liefde voor mensen zij ruïneert niet zelden het eigen
ik.
Onze
bezittingen hebben pas zin als verlengstukken van ons lichaam: het
zijn dan onze werktuigen, het zijn de instrumenten voor ons handelen.
Bezittingen waarmee wij geen andere relatie hebben dan de relatie
uitgedrukt door het werkwoord 'hebben', bezitten ons meer dan dat wij
ze bezitten maar omdat deze bezittingen geen personen zijn doch dode
dingen, veranderen wijzelf van zodra we ze in ons bezit wanen, in
minder nog dan dode dingen. Wie bezeten worden door hun bezit,
bestaan niet langer als mens omdat zij de slaaf geworden zijn van
levenloze zaken zij zijn zoals wie de slaaf werden van genot, van
pijn of van herinneringen die geen ogenblik van rust meer gunnen: het
zijn zaken waarvan men zich niet meer kan
distantiëren, men kan het bezit ervan nooit meer ongedaan maken, ook
al zou men dat nog zo sterk willen. In de Kindertotenlieder
van Friedrich Rückert (1788-1866)klinkt
de obsessie door het verloren kind als volgt:
Du
bist ein Schatten am Tage
Und
in der Nacht ein Licht,
Du
lebst in meiner Klage
Und
stirbst im Herzen nicht.
De
zich altijd opdringende herinnering is zoals een bezit, een schat en
derhalve een blok aan het been waarvan men zich niet kan bevrijden,
niet bij dag en niet bij nacht dan pijnigt zij ons als een licht
dat ons van de slaap berooft en uitput; zij is tenslotte ook nog een
spiritueel bezit dat men niet kwijt raakt, ook al zou men dat nog zo
graag willen: zij is een klacht en ze wijkt niet uit onze
herinnering.
Het
bezit omwille van het bezit kan niets anders dan een obsessie zijn
omdat het een doel op zich geworden is. Het jammerlijke is dat mensen
geloven dat ze met de vermeerdering van hun bezit, tevens zichzelf
vermeerderen, terwijl exact het tegendeel het geval is: de
uitbreiding van bezit moet immers betaald worden met kostbare
levenstijd en zo zetten de hebzuchtigen met grote ijver en na-ijver
al hun levensdagen om in bijvoorbeeld centen; hoe groter het getal op
de bankrekening wordt, des te dichter komt men bij zijn dood en zo is
het feitelijke object van de bezitsdrang dan ook niets anders dan het
eigen levenseinde. Zo zijn de hebzucht en de doodsdrang in wezen een
en hetzelfde onmogelijke én onontkoombare 'verlangen'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
8 september 2018)
06-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 4: normaliteit
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
4: normaliteit
Het
woord 'abnormaal' wordt meestal gebruikt om er een morele
kwalificatie mee uit te drukken en wel in de negatieve zin het
woord fungeert met andere woorden vaak als een scheldwoord
terwijl zijn eigenlijke betekenis niets anders uitdrukt dan een
afwijking van de norm. Nu hebben normen in feite dezelfde
artificialiteit als bijvoorbeeld meetkundige vormen en lichamen, wat
wil zeggen dat er in de werkelijkheid quasi niets of niemand aan
beantwoordt. Normen drukken dikwijls een gemiddelde uit en zo wordt
het gemiddelde lichaamsgewicht van bijvoorbeeld Vlaamse mannen ook
het normale lichaamsgewicht genoemd terwijl mogelijkerwijze niemand
exact dat lichaamsgewicht heeft. De term 'normaal' kan dan ook vaak
verwijzen naar een meerderheid en zo is een normaal huis, een gebouw
dat er uitziet zoals de meeste huizen; 'abnormaal' verwijst dan naar
een minderheid en een huis kan dan abnormaal groot, klein, hoog of
smal zijn.
Een
minderheid onder ons is abnormaal sterk terwijl niemand eraan denkt
om fysieke kracht moreel te verfoeien en hetzelfde geldt voor koeien
die abnormaal veel melk geven, voor planten die abnormaal veel
vruchten afwerpen, voor mensen die abnormaal hard werken of abnormaal
creatief, intelligent, altruïstisch, leuk, mooi, muzikaal of
welbespraakt zijn. En omdat zonder uitzondering elke mens wel de
beste is in zijn vak (al gebeurt het vaker dat men zijn ding niet
kent, niet doet of niet kan doen) hebben wij allemaal onze eigen
abnormaliteiten zonder welke de specialisatie waaraan de maatschappij
haar goede functioneren dankt, fictie ware.
De
angst om af te wijken van de norm, wordt beschouwd als heel normaal
en vaak terecht omdat minderheden kwetsbaar zijn voor de tirannie van
meerderheden terwijl het verlangen naar uniciteit met enige
argwaan wordt bekeken ofschoon unieke mensen en zaken dan ook vaker
dan de doorsnee succes boeken succes is door de band uiteraard
niet de norm.
Ons
dagelijks brood wordt gebakken met granen die in oorsprong een
afwijking zijn van wilde grassoorten. De wilde grassen zijn normaal
maar zij dienen ons tot niets; de voedzame granen zijn een
abnormaliteit, een toevallige 'vergissing' van de natuurlijke
evolutie zoals overigens de mens zelf. De blauwe planeet is een
volstrekt abnormaal verschijnsel in ons zonnestelsel en bepaalde
wetenschappers wijzen erop dat indien er in het ganse heelal nog
leven was, er dan oneindig veel levensvormen zouden zijn en dus ook
intelligentere maar omdat deze nog steeds geen contact met ons
opnamen, bestaan zij ook niet: onze planeet is extreem abnormaal.
Doe
normaal, zo zeggen ze. Of: Wat is er dan mis mee als wij
strijden voor een normaal gezinsleven? Het is moeilijk te geloven
maar hun ledenaantal loopt in de honderden en wellicht in de
duizenden, in Vlaanderen alleen. En ze beschikken reeds over een gans
wapenarsenaal. (*)
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 3: vrijheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
3: vrijheid
Door
de band koesteren mensen helemaal geen verlangen om eeuwig in leven
te blijven: het gaat hier om een behoefte die ons werd aangepraat
door lieden die garen spinnen bij de beloofde bevrediging ervan. Om
dezelfde reden wil men ons laten geloven dat vooruitgang de natuur
zelf van het bestaan is en zo neigen wij ertoe om ons in te spannen
voor een vermeende, grootse toekomst terwijl bijvoorbeeld reeds onze
eigen appeltjes voor de dorst, van zodra we ze opzij hebben gelegd,
prompt verorberd worden door gulzige bankiers. Een ander sprookje
vertelt ons dat wij allen verlangen naar vrijheid en autonomie,
terwijl uit vrijwel alles wat wij doen, blijkt dat we ons mettertijd
slechts afhankelijker maken van derden en van externe werkingen.
De
vergissing in kwestie ligt hierin dat wij geloven over meer vrijheid
te beschikken in de mate dat wij in staat zijn om ook meer behoeften
te bevredigen, terwijl onze onafhankelijkheid of onze autonomie in de
eerste plaats eigenlijk niets te maken heeft met behoeftebevrediging
maar alles met de behoeften zelf. Het getuigt met andere woorden niet
van meer vrijheid als wij in staat zijn om als het ons zint, goede
wijn te kopen: vrij zijn wij daarentegen als die behoefte aan goede
wijn er gewoon niet is. Goede wijn, een dure wagen, een groot huis,
een hoge levensstandaard: het is allemaal bereikbaar met handenvol
geld maar het is uitgerekend de behoefte aan dat geld die onze
autonomie in de weg staat omdat ook voor geld een prijs moet betaald
worden en wel de prijs van de vrijheid want time is money;
geld verwerft men pas in ruil voor kostbare levenstijd. Het is aldus
een fata morgana om vrijheid te zien in de bevrediging van
behoeften omdat het bevredigingsmiddel zelf met onze vrijheid moet
worden betaald.
Maar
om nog een andere reden blijkt dat wij allerminst een maximale
autonomie nastreven: de veronderstelde wil tot onafhankelijkheid is
namelijk strijdig met onze aangetoonde, diepgewortelde behoefte aan
autoriteit waarvan blijkt dat zij zo sterk is dat zij ons kan doen
moorden getuige de geschiedenis van bijvoorbeeld het Derde Rijk
maar ook het wetenschappelijke onderzoek zoals Stanley Millgrams
gehoorzaamheidsexperiment. Wanneer wij beweren dat wij
onafhankelijkheid en vrijheid nastreven terwijl wij in feite
kuddedieren blijken te zijn, dan verstaan wij onder vrijheid
noodzakelijkerwijze iets heel anders dan vrijheid. Wellicht bedoelen
wij slechts de vrijheid om te kiezen aan welke autoriteit wij ons
zullen onderwerpen aan de onderwerping als zodanig willen wij
kennelijk helemaal niet ontkomen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
4 september 2018)
31-08-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 2. Vooruitgang
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
2: vooruitgang
Het is helemaal niet zo
dat wij allemaal eeuwig willen blijven leven de levenslust neemt
af bij het ouder worden maar kennelijk spint een zekere elite
garen bij dat credo dat ons massaal wordt opgedrongen met alle knepen
van de reclame en hetzelfde geldt nu ook voor het vooruitgangsgeloof:
onze maatschappij trekt alle registers van de retorica open om het
als vanzelfsprekend voor te stellen dat er vooruitgang is, ook al
spreken de feiten dit belachelijke verzinsel haast dagelijks tegen.
Uiteraard is het zo dat
wat geweten is, niet ongedaan kan gemaakt worden en dat maakt het
welhaast onmogelijk voor dieren die beschikken over uitgebreide
vormen van geheugen en leervermogen om verworven kennis en kunde te
negeren: eens wij een bepaalde kennis of zekere technieken onder de
knie hebben, kunnen wij die gewoon niet meer vergeten of ze naast ons
neerleggen; eenmaal wij hebben leren fietsen, autorijden of gewoon
spreken, kunnen wij dat voorgoed, tenzij het lot ons slaat met een
ongeval of een nare ziekte. Maar de opeenstapeling van kennis en kunde
mag dan al even vanzelfsprekend zijn als de wet van de traagheid: met
vooruitgang in de echte zin van het woord heeft die even weinig te
maken als de traagheid van een voortbewegend lichaam te maken heeft
met activiteit.
Bekijken we vooreerst de
biologische 'evolutie' wat wil zeggen: 'ontwikkeling' dan
moet opgemerkt worden dat die kan geïnterpreteerd worden als louter
verandering en meer bepaald als diversificatie of dus
als verandering in allerlei richtingen gewenste én
ongewenste. De vooruitgang over welke wij het hier hebben, wordt
meestal in verband gebracht met beschaving maar ook beschaving
betreft verandering in allerlei richtingen richtingen die kunnen
gezien worden als vooruitgang maar evenzeer als achteruitgang. En een
vaak over het hoofd geziene doch beslissende factor inzake beschaving
en zogenaamde vooruitgang is zonder enige twijfel de vandaag
gevaarlijk sterk onderschatte invloed van het christendom wat om
diezelfde reden uiteraard een woordje uitleg vergt.
Wanneer we inzake
vooruitgang de opeenstapeling van technische vaardigheden reeds om de
genoemde reden buiten beschouwing kunnen laten, blijft inderdaad
alleen nog de morele kwestie over: de kwestie van goed en kwaad.
Maar de invulling van deze ogenschijnlijk makkelijke begrippen is
allerminst een sinecure want maakt het geen hemelsbreed verschil of
onder 'het goede' dient verstaan te worden 'het optimale profijt voor
zichzelf' ofwel 'de best mogelijke zorg jegens de medemens'? Immers,
zal een arts die handelt volgens de eerstgenoemde morele stelregel,
er dan niet voor zorgen dat hij zoveel mogelijk patiënten maakt
klanten die levenslang voorschriften voor bijvoorbeeld slaappillen
nodig hebben terwijl zijn collega die de laatstgenoemde regel
volgt, precies het tegendeel beoogt omdat hij het goede in dit
geval de gezondheid van zijn medemensen wil en hen derhalve
voorhoudt en ook voordoet hoe zij gezond kunnen blijven met een
dagelijks uurtje loopsport? Meer zelfs: indien de moraal van het
egoïsme in een samenleving de bovenhand krijgt, zal alras ook de
wetenschap zelf de kwestie van waar en onwaar
gecorrumpeerd worden omdat er vanzelfsprekend leugens nodig zijn om
mensen ziek te houden onder het mom hen te willen genezen.
En die
kant gaat het vandaag al op en wel met rasse schreden: in onze
economie staat de pijnstillersindustrie eenzaam aan de top, gevolgd
door de handel in legale en illegale drugs, drank en andere
gevaarlijke, overbodige, vervuilende en oneerlijke producten. En over
de economie zegt men dat zij vooruitgang boekt als zij bloeit, ongeacht
of dat een gevolg is van de handel in loopschoenen ofwel van de
handel in tabak en wijn. Hoe het dan afloopt met een beschaving die
vooruitgang ziet in een bloeiende economie zonder meer, kan men raden
als men weet dat de meest winstgevende producten de wapens zijn. En
de duurste wapens zijn die met de grootste vernietigingskracht. Zo
staat vandaag niet alleen de beschaving maar het voortbestaan van de
ganse planeet op de helling. Vooruitgang?
(Wordt vervolgd)
(J.B., 31.08.2018)
27-08-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren. Aflevering 1: het eeuwigheidsverlangen.
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
1: het eeuwigheidsverlangen
De zaak
hier is dat wij een aantal dingen voor waar aannemen terwijl wij
tegelijk heel goed weten dat ze absoluut niet waar zijn en dat ze dat
ook niet kunnen zijn. Dat klinkt zeker en vast vreemd maar het is
niet anders, oordeel zelf maar.
Om te
beginnen is er het zogenaamde eeuwigheidsverlangen en voor alle
duidelijkheid: niet het duizenden jaren oude sprookje van het eeuwig
leven wordt hier geviseerd hier wordt in het midden gelaten of er
misschien wel een leven na de dood zou kunnen zijn de leugen die
hier terechtstaat is een ander sprookje dat blijkbaar al duizenden
jaren voor waar wordt aangenomen, namelijk het sprookje dat wij,
mensen, het zouden begeren om eeuwig voort te bestaan.
Vrijwel
elke ouderling zal het bevestigen met klem: dat het zogenaamde
eeuwigheidsverlangen volstrekt uit de lucht gegrepen is. "Ik ben
oud", zo zegt de negentigjarige: "ik heb genoten van het
leven, al was het niet altijd rozengeur en maneschijn, maar ik zou
verduiveld niet opnieuw jong willen worden en nog eens herbeginnen
neen, het is goed geweest maar het is ook genoeg geweest; ik ben
welhaast blij dat het er bijna op zit en alles wat ik nog verlang, is
rust." Het doet een beetje denken aan de wet van de entropie in
de fysica: wij zijn onderhevig aan slijtage, we worden stram, doof,
ongevoelig en hardleers kortom oud en dat betekent dat wij de
levensjaren die wij genieten, ook op de een of andere manier betalen
en vanaf een zeker ogenblik wordt de prijs te hoog, zien wij de bodem
van onze beurs en hangen wij onze levenslust prompt aan de wilgen.
Iedereen wenst oud te worden maar niemand wil het zijn: pas als wij
die wens vervuld zien, worden wij ons van de paradox bewust en zo
worden wij weer een illusie armer.
Is het u
overigens nog niet opgevallen dat, als puntje bij paaltje komt en in
alle ernst gesproken, geen mens op zijn sterfbed met een ander zou
willen ruilen? Niet met een jong iemand, niet met een rijkaard, niet
met een vedette: met niemand! Iedereen wil zichzelf blijven, ook de
oude lelijkaard, de gehate vrek en de verdoemde moordenaar. Dat
sommigen en wie zijn zij dan? er blijkbaar in slagen om het
eeuwig leven voor te stellen als het summum van alle menselijke
verzuchtingen, mag wel een staaltje van zinsbegoocheling heten!
Neen, het
eeuwig leven wordt door niemand begeerd, al zijn er wellicht
jeugdigen die zich geen idee kunnen vormen van de oude dag en van de
verzadiging die optreedt na verloop van tijd. Zij geloven dan dat men
oud kan worden zonder een vracht van jaren mee te moeten slepen
een gewicht dat men niet moet onderschatten. En dan zijn er uiteraard
ook nog de kopieerfouten niet alleen de afwijkingen van het DNA
van onze lichaamscellen maar evengoed de deviaties van de geest en de
vaak groteske veranderingen van wat men het karakter noemt. Dat wij
allen het eeuwig leven begeren, is een ons opgedrongen leugen tegen
welke wij geen weerstand bieden om geheel onbegrijpelijke redenen
maar wellicht is het gewoon de gemakzucht die ons verzet daartegen in
de weg staat. De onverschilligheid van de getuigen, zo schreef Primo
Levi, is erger nog dan de gruweldaden van de beulen van de Shoa.
Waar de
leugen vandaan komt en met welke bedoeling zij in het leven werd
geroepen, is nog een heel ander paar mouwen maar de meest plausibele
verklaring lijkt wel verwant met die welke de reclame stuurt. Het is
immers de reclame die ons behoeften probeert aan te praten die wij
van nature helemaal niet hadden en door die voortdurend te herhalen,
bezweren zij ons en gaan we ze ook geloven. De reclame bezweert ons
dat wij een auto nodig hebben en zij stelt het bezit ervan voor als
vanzelfsprekend. De reclame overreedt ons allerminst maar zij maakt
ons misselijk en om aan die misselijkheid te ontkomen, doen wij op
den duur wat van ons gevraagd wordt: wij kopen een auto alsof wij er
inderdaad een nodig hadden. Als men het ons maar dikwijls genoeg
voorzegt, gaan wij ook aannemen dat wij de wens koesteren om eeuwig
te leven.
En meteen
zingen wij dan ook de tweede strofe, dat wij daar iets moeten voor
doen: wij belijden en bezegelen aldus een koop en we betalen de prijs
miljarden mensen doen dat en dat brengt ongetwijfeld ergens geld
in 't laatje. De waarheid echter is heel anders: geen kat wil eeuwig
blijven voortbestaan, elkeen wil als zijn tijd gekomen is gewoon met
rust gelaten worden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27.08.2018)
13-08-2018
Staat zonder kop
Staat zonder kop
Iedereen weet intussen
dat werklozen door een goed deel van de werkenden worden gehaat omdat
zij zogezegd op de kap van laatst genoemden leven en bovendien is het
een publiek geheim dat in het huidige zogenaamde activeringsbeleid,
de regering zelf volgens het verdeel en heerspincipe deze haat
aanwakkert waar zij aan de werklozen voorliegt dat zij teren op het
zweet van de werkenden.Dit
terwijl de verantwoordelijkheid van werknemers zich beperkt tot de
kennis en de kunde van de eigen job: waar werknemers de schuld
krijgen voor de economische crisis en de werkvoorziening, worden zij
verantwoordelijk geacht voor regeringstaken. Aan het roer zit met
andere woorden niet langer de goede huisvader maar de dief.
Werkenden
en werklozen zijn uiteraard geen vaste groepen de werkende van
vandaag kan morgen werkloos zijn en omgekeerd en uitgerekend de
poging om binnen het maatschappelijke bestel die noodlottigheid een
beetje te beheersen, heeft het solidariteitsprincipe in het leven
geroepen: solidair is men met hen die aan kanker lijden, met hen van
wie na een blikseminslag de woonst is afgebrand, met hen die na een
verkeersongeval in een rolstoel verder moeten en met hen die behoren
tot het percentage slachtoffers die een economische crisis ook
op de arbeidsmarkt maakt. Nota bene: in tijden van hoogconjunctuur
zijn er helemaal geen werklozen.
Het
verhaal van de werkonwilligen is een fabeltje en wel hierom dat niets
zo'n sterke druk uitoefent op het gedrag van bijna alle mensen dan
sociale druk de angst om er niet (langer) bij te horen. Om
er bij te kunnen blijven horen, gaat men zich uit de naad werken
niet zelden tot der dood en als dat niet lukt, gaat men vaak
liegen en bedriegen, jobs inpikken die eigenlijk aan anderen toekomen
en zelfs moorden, zoals bij uitstek de abortuspraktijk bewijst:
liever in het geheim het eigen kind vermoorden dan zich openbaar te
moeten schamen voor een slippertje. Een welbepaalde schaamtecultuur
heeft de plaats ingenomen van de schuldcultuur het geweten heeft
plaatsgemaakt voor de opinie van een welbepaald publiek.
Het
erge van de hele zaak is wel dat dit publiek sowieso geen geweten
blijkt te hebben: in de algemene en onterechte veroordeling van de
werklozen toont zich een maatschappij die de arbeid allerminst
beschouwt als een recht het recht op zelfontplooiing
doch als een leed dat op enigerlei wijze meestal
financieel gecompenseerd dient te worden. Het werk dat moet
gedaan worden, wordt inderdaad gezien als een te verdelen leed dat
aan wie het ondergaan, recht geeft op een vergoeding in principe
te betalen door diegenen die dit leed niet ondergaan. De
verwisselbaarheid van werkenden en werklozen of het feit dat het
noodlot van het ogenblik zelf bepaalt tot welke groep men behoort,
verplicht ons het solidariteitsbeginsel te huldigen. Waar men dit in
de wind slaat, is men de trappers kwijt en hebben primitieve driften
de redelijkheid en de wetten die een samenleving grondvesten, reeds
opgedoekt niet door parlementaire beraadslaging maar onder druk
van een meute asociale dwingelanden.
De
haatdragenden die de hoger genoemde noodlottigheid miskennen en die
derhalve de maatschappij op simplistische wijze opdelen in werkers en
profiteurs, blijken over het hoofd te zien dat de niet-werkenden de
werkenden niet eens kunnen betalen als zij zelf geen inkomen hebben.
Binnen hun logica wordt aan niet-werkenden derhalve niet alleen geen job maar tevens geen bestaan
gegund en zo huldigen zij de volstrekte immoraliteit of het recht van
de sterkste de eigenlijke grondslag van een kapitalistische economie.
De exponenten van die immoraliteit tonen zich niet alleen in de
veroordeling en derhalve de vernietiging van zogenaamd onnuttige
elementen: de kortzichtigheidspolitiek maakt dat ook de vooralsnog
onnuttigen en hulpbehoevenden worden geliquideerd, zoals in eerste
instantie de kinderen. Het korte termijndenken en het onmiddellijke
winstbejag maken immers dat er niet langer geïnvesteerd wordt in
opleiding en scholing van jongeren en zelfs peuters en kleuters
moeten het ontgelden waar zij in crèches gedropt worden omdat wat
men beschouwt als een zekere levensstandaard, de voorrang krijgt op
elementair (kinder)welzijn.
Vandaag
danken onze beleidsmakers hun macht aan de meerderheid binnen de
democratie maar tot spijt van wie het benijdt, is, zoals Spinoza al
schreef, het uitnemende nog altijd even moeilijk als zeldzaam.
(J.B., 13 augustus
2018)
06-07-2018
Het (recht op) leven als koopwaar
Het
(recht op) leven als koopwaar
"In een reactie
bevestigt [minister] De Block dat het inderdaad de gezondheid van de
moeder is die doorweegt. "In onze ziekteverzekering is het sinds
jaar en dag het geval dat de medische prestaties tijdens het
bevallingsverblijf volledig op de moeder gefactureerd worden, en niet
op de baby."" (1)
Nauwelijks
te geloven, maar het staat er: binnen het menselijk drama waarin moet
gekozen worden tussen het leven van de moeder en dat van haar kind,
wordt het belang van de moeder tegenover dat van haar baby
geplaatst. Begrijpelijkerwijze in de context van onze huidige
maatschappij krijgt althans principieel het belang van de moeder
voorrang op dat van de baby maar hier dan wel met het onverbloemde
argument dat het de moeder is en niet de baby die betaalt voor de
bevalling!
Om
te beginnen is een bevalling niet iets wat men koopt: het is een
natuurlijk gebeuren en meer bepaald is dat het natuurlijke gebeuren
waaraan elk van ons zijn leven dankt. Betalen doet men enkel voor de
assistentie van derden indien deze geld vragen voor hun hulp. Tussen
haakjes: omdat volgens de wet elke burger elke andere burger in nood
moet helpen, zou ook assistentie bij een bevalling principieel gratis
moeten zijn en is betaalde assistentie bij een bevalling in feite
principieel uit den boze. Maar de kwestie is hier dat een baby zijn
leven helemaal niet dankt aan deze betaalde assistentie terwijl het
omgekeerd wel zo is dat het weigeren van assistentie bij een
bevalling bijvoorbeeld omdat de moeder niet kan betalen aan
een baby het leven kan kosten.
Waar
in godsnaam ziet de minister dan een verband tussen enerzijds het
recht op leven van een persoon ten koste van een ander en anderzijds
het gegeven dat de ene betaalt voor een zekere hulp waarvoor de ander
onmogelijk kan betalen? Gesteld dat de hulp gratis was wat ze
volgens de wet principieel ook hoort te zijn dan sloeg het
argument van de minister sowieso nergens op maar levensnoodzakelijke
hulp die niet kan betaald worden mag krachtens de wet
ook niet geweigerd worden en derhalve kunnen wie ze wél kunnen
betalen zich uiteraard onmogelijk beroepen op voorrechten.
In
feite niks nieuws onder de zon want er zijn precedenten in die zin,
bijvoorbeeld waar ongeveer een decennium geleden het Europees
gerechtshof oordeelde dat een moeder haar kind mocht aborteren omdat
ongeborenen nog geen en dus geen burgers zijn en
derhalve ook geen (burger)rechten kunnen doen gelden. Over
mensenrechten geen woord in de beide gevallen: de verzwegen perverse
premisse luidt dat men pas mens kan zijn als men eerst burger is
waarachter een nog meer perverse premisse schuilgaat, met name die
van het schepsel dat zich schepper waant.
Precedenten
vindt men trouwens nog veel vroeger in de tijd, meer bepaald in het
Derde Rijk, waar de zwakkeren in de samenleving niet alleen geen
voorrang genoten maar bovendien geheel legitiem geliquideerd werden
en wel onder het voorwendsel dat een samenleving zonder zwakkeren,
een sterkere en derhalve een betere samenleving is.
Elke
mens met elementair moreel besef kan inzien dat het gezonder maken
van een maatschappij niet hoort te gebeuren door het bestrijden van de
zieken maar wel door het bestrijden van de ziekten. Om
ziekten te bestrijden, zijn hooggeschoolde artsen nodig, om
zieken om te brengen, volstaan beulen. Waar de laatstgenoemde
methode gehanteerd wordt, is allang geen sprake meer van beschaving
en kan alleen nog worden gewacht op het zich voltrekken van het einde
in de regel middels (de reeds aan gang zijnde) oorlog het
zich effectief manifesteren van het recht van de sterkste.
Achter
het ontbreken van het inzicht dat mensen onmogelijk verwisselbaar
zijn met appels, daar waar men het heeft over "het verwijderen
van de rotte appels uit de mand", schuilt een volstrekt gebrek
aan empathie en derhalve aan de solidariteit welke de
bestaansreden en aldus ook het sine qua non van elke
samenleving is. De afwezigheid van empathie heet psychopathie: het is
de onverschilligheid over welke Primo Levi schrijft dat zij erger nog
is dan de genocide waarvan hij onder Hitler een directe getuige was.
Dat
de zogenaamde liberalen het gevierde principe van het recht van de
sterkste zo ver doortrekken dat zij de zwakkeren niet langer ontzien
waar dit het eigen volk betreft, is allang geen nieuws meer; zij
aarzelen immers niet om hun duit in het zakje te doen van een extreem
rechts beleid dat maatregelen neemt waarmee het meedogenloos de
zwakkeren uit de samenleving weert door hen van hun bestaansmiddelen
te beroven. Maar dat hun onverschilligheid zich uitbreidt naar het
eigen kroost, klinkt niet alleen fascistisch maar bovendien ziek
zonder meer. Alleen al omdat op dit punt gekomen, zelfs de
solidariteit met zichzelf ontbreekt. Of lopen er dan burgers rond die
hun geboorte niet hebben hoeven mee te maken? Mensen zonder
kindertijd of lui die niet geven om hun eigen oude dag?
(J.B., 6
juli 2018)
17-06-2018
Beste paus Franciscus
Beste
paus Franciscus,
Gij die ons onlangs
geheel overeenkomstig het modieuze overbevolkingsgeloof hebt
aangemaand om niet te gaan kweken zoals de konijnen doen, komt nu te
zeggen dat homoseksuele stellen geen gezin vormen omdat, althans
zoals gij nog steeds beweert, een gezin naar het evenbeeld van God
alleen bestaat uit man en vrouw. (1) En laten we eens aannemen dat
dit waar is.
Wat, beste
vertegenwoordiger van God op aarde, is dan een mens naar het
evenbeeld van God? Voorwaar is God volmaakt en maakt hij ook geen
fouten en dit zeer in tegenstelling tot wat Lucifer, zijn stadhouder,
geloofde: God maakt geen foute gezinnen maar nog veel minder maakt
hij foute mensen gezinnen immers zijn samengesteld uit mensen.
In de middeleeuwen
geloofde men eerst dat de zon rond de aarde draaide Gods Zoon zou
immers geboren zijn in het centrum van het heelal en niet ergens in
de marge. Toen die stelling niet langer houdbaar bleek, geloofde men
dat in Gods volmaakte schepping de planeten zich in perfecte
cirkelbanen rond de zon bewogen. Toen ook dat niet langer houdbaar
bleek, hebben de middeleeuwers evenwel niet
besloten om de aarde, Mars, Juppiter en alle andere rond de zon
draaiende hemellichamen geen planeten meer te noemen: de
middeleeuwers waren verstandig genoeg om te kunnen aanvaarden dat hun
eigen idee over volmaaktheid alles behalve volmaakt bleek. Niet de
baan der planeten was fout maar wel de baan van het menselijk denken!
Moeten wij nu geen
voorbeeld nemen aan de wijze middeleeuwers en met hen besluiten dat
niet alleen inzake de planeten maar ook inzake de mensen kan gezegd
worden dat niet de mensen fout zijn wij zijn immers schepselen
naar het evenbeeld van God maar wel ons eigenste idee over hoe
wij horen te zijn? Of ware het dan beter indien wij onszelf hadden
kunnen maken?
En als wij aldus ten
onrechte dachten dat planeten anders horen te draaien dan zij
feitelijk doen, als wij ten onrechte dachten dat mensen anders horen
te zijn dan ze feitelijk zijn: moeten wij dan ook niet geloven dat
het geheel onterecht is waar wij denken dat gezinnen anders horen te
zijn dan zij feitelijk zijn?
Want homoseksuele
stellen zijn een feit, hoe men het ook draait of keert: niet alle
stellen zijn heteroseksueel. En de mensen die niet helemaal 'man' of
'vrouw' zijn, vormen een meerderheid in Gods natuur. Als sommigen
onder ons een idee koesteren over hoe alles hoort te zijn, terwijl
dit idee de feiten tegenspreekt ongeacht of het nu gaat over
planetaire constellaties of over menselijke stellen dan lijkt het
mij op grond van het hoger aangehaalde redelijker om aan te nemen dat
het idee fout is en niet de feiten. Al is volledigheidshalve
ook dit slechts een idee.
Ter
gelegenheid van het jongste prinselijke huwelijk in Engeland dat de
wereld rond op de buis gevolgd werd, zijn er wellicht
televisiekijkers die zich bij het aanschouwen van het
sprookjesachtige Windsor Castle misschien afvragen waar al die
uitgestalde rijkdommen waarvan de trotse bezitters op algemeen
applaus worden onthaald, eigenlijk vandaan komen. Velen blijken
immers niet meer te weten dat geen honderd jaar geleden The
British Empire het grootste rijk was aller tijden met omstreeks
het begin van de twintigste eeuw zo'n half miljard inwoners die ook
goed van pas kwamen in de wereldoorlogen: de aandachtige bezoeker van
de eindeloze kerkhoven in de westhoek zal opmerken dat zij bezaaid
liggen met zwarten, Indiërs, kortom met mensen met alle kleuren van
de regenboog kinderen van de talrijke kolonies. (1) En het Britse
rijk is geen uitzondering, zowat alle Europese landen hebben kolonies
gehad waaraan ze zich te goed deden. En wel zonder veel scrupules,
zoals ook de Belgische koloniale geschiedenis leert.
Maar louter
geschiedenis is het niet: in die trappenhal van dat woonblok daar
staat iemand te dweilen, langzaam maar gestaag en op het ritme van
een wijsje dat wij kennen van onze zomerse bluesfestivals; hij heeft
een doek om het hoofd geknoopt, is zowat zestig jaar oud, heeft een
verdrietige blik, gaat vriendelijk opzij voor een passerende bewoner
en lijkt zo weggelopen uit De negerhut van oom Tom. (2)
Schuldslavernij
is erger nog dan slavernij: aan vluchtelingen uit Afrika die zich
krachtens de Conventie van Genève (3) kunnen beroepen op het
onvoorwaardelijke recht op asiel, wordt te verstaan gegeven dat zij
iets terug moeten doen voor de ontvangen hulp, alsof het niet ging om
een recht doch om een gunst en zo keert anno 2018 die ellendige tijd
van toen weer met de verwende, arrogante bourgeois die zich
ongegeneerd laten dienen door onschuldige dwangarbeiders. De
slavernij is terug. Verrechtsing is niet zomaar een woord.
(1) In 1914
en 1915 sneuvelden alleen al in Ieper respectievelijk 127.145 en
87.979 soldaten waarvan respectievelijk 13.227 en 38.500 Britten
waaronder ook Canadezen en Indiërs. De namen van de helft van
uiteindelijk meer dan 100.000 gesneuvelden van de Commonwealth staan
op de Menenpoort:
Met
insecten zoals mieren en bijen heeft de mens het gebrek gemeen
maar is het niet tegelijk een voordeel? dat hij als enkeling een
vogel is voor de kat: het maatschappelijke leven is voor ons een
absolute noodzaak en zonder samenwerking aanvankelijk in
stamverband, later in staatsverband en vandaag soms ook
internationaal zijn wij volstrekt hulpeloze wezens. Edoch, over
dat belang van vooralsnog de staat lopen de meningen nogal
uiteen en in feite moet men hier spreken over ideologieën: voor de
communisten kunnen enkelingen best opgeofferd worden aan vadertje
staat het doel van alle streven terwijl wij met onze
personalistische overtuiging nog altijd geloven dat de maatschappij
voor ons een instrument is en derhalve een middel.
Onze
organen zijn instrumenten in en van ons lichaam als geheel en dat
lichaam op zijn beurt is een instrument in onze handen en misschien
kan men ook beweren dat bijen en mieren niet meer zijn dan cellen van
een groter organisme de kolonie maar de staat blijven wij
gelukkig beschouwen als een instrument in onze dienst. Een bijzonder
instrument weliswaar omdat wij op onze beurt ook instrumenteel zijn
waar wij dit instrument fabriceren en in werking houden. Waar ik werk
aan de bouw van een auto, ben ik een instrument in de sector van de
autofabricage en deze fase is noodzakelijk voor de eindfase waarin ik
de auto kan beschouwen als een instrument onderworpen aan mijn wil.
Zoals de auto is heel onze wereld een instrument voor ons maar het
komt pas tot stand mits wij onszelf eerst tot instrumenten maken. De
natuur wordt immers pas bedwongen als wij en in de mate dat wij eerst
haar wetten erkennen en respecteren en zonder die knieval kunnen wij
helemaal niets aanvangen.
Het staat
buiten kijf dat wij maatschappelijke wezens zijn, dat wij moeten
arbeiden in de omschreven zin en dat wij ons daarom in zekere zin ook
moeten onderwerpen aan de eisen die de maatschappij stelt. Op die
manier komt er een wet tot stand de wet van vraag en aanbod
waarmee wij rekening dienen te houden. Maar hier is wat aan de hand.
Er
is iets niet pluis met de wet van vraag en aanbod welke het verkeer
regelt op de vrije markt en meer bepaald knelt het schoentje waar de
vraag niet spoort met de reële noden en dan wel vooral daar waar de
vraag deze noden regelrecht tegenspreekt. In Werk
en waarde werd reeds het voorbeeld aangehaald van de
discrepantie tussen de geringe vraag naar (immers onbetaalbare)
artsen en de (des te grotere) nood eraan in Mozambique: dat arme land
telt per inwoner bijna honderd keer minder dokters dan België, zodat
het werk van een arts ginder veel meer waard is dan hier, ook al
brengt het hier financieel veel meer op. Maar deze factor is extern
aan de arts zelf en met die externe factoren kampt elke werknemer:
hij is meestal wel verantwoordelijk voor zijn vakkennis en kunde maar
aan de vaak sterk schommelende constellaties welke te maken hebben
met de schaarste van zijn beroep en met de betaalbaarheid ervan kan
hij vaak helemaal niets wijzigen. Er zijn Mozambikaanse artsen die
naar België verhuizen omdat ze hier meer kunnen verdienen en omdat
ze er hier persoonlijk rijker van worden maar er zijn er ook die
ginder blijven omdat ze in het eigen land veel meer kunnen betekenen
voor anderen voor iedereen: de waarde van hun werk stijgt
naarmate hun ontvangen loon geringer is. En dat wil nu precies
zeggen dat de vraag niet spoort met de nood: de wet van vraag en
aanbod zoals ze nu en hier bestaat, is wereldvreemd en ze is dat op
een bijzonder rampzalige manier waarvan de exponenten goed gekend
zijn: de handel in producten die de volksgezondheid ondermijnen, doet
de economie floreren terwijl de zorg voor mensen met grote noden
verlieslatend is. En waar deze realiteit genegeerd wordt, geschiedt
zulks op lange termijn ten koste van het leven zelf.
Nu
worden steeds meer mensen zich dankzij de groeiende
bewustmakingscampagnes van maatschappijcritici en kunstenaars stilaan
bewust van deze gang van zaken maar tegelijk blijft door de wet van
de traagheid de logge mastodont van onze in wezen fataal verouderde
economie voortbestaan en dwingt zij ons met al haar tentakels om
tegen beter weten in te handelen: wij blijven teveel energie
verbruiken en we produceren teveel afval, we blijven autootje rijden,
we blijven zonder veel protest onze kinderen slachtofferen aan
onveilig verkeer, vuile lucht en vooral ook aan de leugens en de
onzin welke de leefbaarheid van onze wereld sterk beperken. Er is een
gigantische kloof ontstaan tussen wat wij willen en wat wij doen en
die kloof weerspiegelt zich in een andere: de kloof tussen datgene
wat goed is voor onze economie en datgene wat goed is voor ons.
Want neen,
niet alles wat onze economie sneller doet draaien, komt ons ten
goede, er zijn immers grenzen aan de groei ongeremde groei is
tegendoelmatig en in de fysiologie heet dat 'kanker' en daarom
moeten wij tot onze eigen scha en schande ondervinden dat het
verstand het eindelijk moet overnemen van een zucht en meer bepaald
de hebzucht. Een zucht is een verslaving, zij is onbevredigbaar, een
bodemloze put. Die zucht moet veld ruimen voor het verstand: het
juiste midden, de maat, het evenwicht. Een huis moet niet zo groot
mogelijk zijn, het is ideaal om in te wonen als het gepast is en dat
geldt voor zowat alles in onze wereld: 'te' is nooit goed. De Oude
Grieken wisten het al: de dapperheid houdt het midden tussen de
lafheid en de overmoed, de vrijgevigheid houdt het midden tussen de
verkwisting en de gierigheid en de regel luidt derhalve: de deugd
houdt het midden tussen twee ondeugden.
En
dat geldt evenzeer voor onze economie. Wij verkijken ons op het
draaien ervan en wij zien pas dat alles zot draait als het al veel te
laat is. Voor die tijd moeten wij protest aantekenen, moeten wij een
dam opwerpen tegen het logge gevaarte van een suïcidale economie die
nog maar moeilijk tot stilstand gebracht kan worden maar die gestopt
moet worden op straffe van de ondergang van ons geluk, van onze gezondheid en van onze toekomst zonder meer. Want waar wij zomaar blindelings werken
omdat de staat dat schijnbaar eist overeenkomstig de wet van vraag en
aanbod, denken wij niet na en als wij al nadenken, dan doen wij dat
zeker niet met ons eigen hoofd maar met het veronderstelde hoofd van
de staat. Edoch, omdat de staat geen hoofd heeft, denken wij dan met
andermans hoofd. En dat terwijl ons eigen hoofd ons waarschuwt omdat
wij tenslotte in een gevarenzone terechtgekomen zijn, getuige de
massale vervuiling, de woekering van allerlei nieuwe kankers, het
floreren van de drughandel, de om zich heen grijpende waanzin en de
dreigende triomf van de dood.
Het
is nooit goed om met andermans hoofd te denken want dat staat gelijk
met gedachteloosheid. En gedachteloosheid is wat alleen machines van
hun onderdelen eisen. Machineonderdelen zijn wij niet, of tenminste:
dat willen wij niet zijn, heel eenvoudig omdat het ons geluk in de
weg staat en ons leven.
(J.B.,
17 mei 2018)
13-05-2018
Neo-nazi's: nihil novi sub sole
Neo-nazi's:
nihil novi sub sole
In een
recent boek openbaart de Leuvense psychiater Erik Thys hoe onder het
naziregime psychiatrische patiënten (ook in België) massaal werden
afgemaakt. Dit geschiedde onttrokken aan de ogen van alle burgers en
zelfs het personeel van de betrokken instellingen wist er niets van
behalve dan de artsen die daar werkzaam waren. Zij waren de enigen
die met zekerheid het lot van de patiënten konden voorspellen omdat
alleen zij wisten dat het volstrekt vetarm dieet waaraan hun niets
vermoedende patiënten verplicht onderworpen werden, al na amper
enkele maanden fataal zou worden voor deze volgens de nazi-ideologie
nutteloze, armlastige en derhalve te euthanaseren burgers. De
massamoord gebeurde onder het toezicht van de aan de instellingen
verbonden psychiaters en artsen onder wie er slechts een handvol
tegen deze moordende praktijk verzet durfden te bieden. (1)
Vol
ongeloof werd na de oorlog onderzocht hoe geleerde en welopgevoede
mensen daartoe in staat waren geweest en kijk, dergelijke praktijken
bleken geheel in overeenstemming met de resultaten van het zogenaamde
gehoorzaamheidsexperiment van Stanley Milgram uit 1963: twee derden
van alle mensen blijken probleemloos bereid om op bevel van hogerhand
medemensen om te brengen.
Vandaag is
dat jammer genoeg niet anders en de hedendaagse geschiedenis laat
hieromtrent niet de geringste twijfel bestaan: nauwelijks verkapte
vormen van moord en massamoord zijn ook in de westerse wereld van het
derde millennium schering en inslag en het ten hemel schreiende
onrecht inzake de mensonwaardige behandeling van oorlogsvluchtelingen
is nu reeds de schande van deze tijd die over de hele aarde het
Europese werelddeel én zijn 'beschaving' voor immer in diskrediet
brengt. Want terwijl de Verenigde Naties naar aanleiding van de
genocide onder het Derde Rijk zich ertoe verbonden om bij het
verschijnen van een nieuwe Hitler asiel te verlenen aan allen die dan
op de loop moeten voor hun leven, betalen hun eensklaps verrechtste
regimes godbetert de Turkse dictator om de miljoenen vluchtelingen
voor een regime dat nazi-Duitsland in zijn schaduw stelt, uit Europa
weg te houden wat gebeurt door de ongelukkigen in kampen gevangen
te zetten voor onbepaalde tijd, wat wil zeggen: totdat zij van
ontbering omkomen zoals destijds hun lotgenoten in Auschwitz en
elders in de hel.
Een
gelijkaardige vorm van mishandeling en doodslag voltrekt zich op een
bijna onzichtbare manier waar onze ambtenaren klakkeloos de bevelen
van dezelfde extreemrechtse regimes uitvoeren welke rampzalig zijn
voor de zogenaamde armlastigen van het eigen volk, zoals de ouderen,
de andersvaliden en de werklozen.
Wat betreft
deze laatste groep, bestaat de vandaag gehanteerde en bijzonder
gemene tactiek om werkzoekenden uit te schakelen hierin, dat
extreemrechtse regeringen hun slachtoffers de schuld geven van het
eigen wanbeleid. Het is immers nimmer de verantwoordelijkheid van de
arbeiders om het land van jobs te voorzien arbeiders moeten hun
vak onder de knie hebben en waar zij het niet kunnen uitoefenen is
het de regering die jegens hen in gebreke blijft en die hun daarvoor
ook schadeloosstelling verschuldigd is.
Het getuigt
overigens van een ongehoorde arrogantie maar zo is nu eenmaal de
arrogantie van de macht wanneer deze extremisten er niet alleen
aan verzaken om schuld te bekennen maar waar zij bovendien proberen
en er blijkbaar zonder veel moeite ook nog in slagen om de schuld
voor het eigen wanbeleid in de schoenen van de slachtoffers te
schuiven door de arbeiders gaan te straffen voor het feit dat zij,
die moeten regeren, niet in staat blijken om voldoende en gepaste
werkgelegenheid te verschaffen. Op de koop toe doen zij dit onder de
zware en bijzonder mensonterende beschuldigingen van werkonwilligheid
en parasitisme beschuldigingen die worden uitgesproken als
authentieke vonnissen welke zich echter voltrekken in compartimenten
die zich onttrekken aan het oog van de openbaarheid, zoals socioloog
Abram de Swaan het zo treffend beschrijft en illustreert in zijn
werken over hedendaagse massamoord. (2)
De
extreemrechtse regeringen slagen er niet alleen niet in om aan het
volk werk te verschaffen zij blijken tevens onbekwaam om passend
werk te verschaffen en in dezelfde beweging van demonisering van de
groep van de werkloze arbeiders, voeren zij ook nog eens de
schuldslavernij in waar zij geloven de mensen met ongeacht welk werk
te mogen opzadelen ter compensatie van hun uitkering, alsof de
arbeiders daarvoor niet zelf hadden gezorgd en alsof het derhalve
niet ging om een recht doch om een aalmoes. In hun malafide ijver om
de moeizaam verworven sociale wetten te ondermijnen, wordt volgens
het verdeel en heersprincipe gepoogd om onder de werknemers
verdeeldheid te zaaien en stellen handlangers van kapitalisten die
zich uitgeven voor politici, de zaak zo voor, alsof de werklozen
profiteren van de werkenden als ze met hun bedrieglijke
neologismen zoals 'loonlast' en 'vergrijzing', al niet de indruk
willen wekken dat het de grootgeldbezitters zijn die voor de
werklozen moeten opdraaien.
Maar de
regel zou niet de regel zijn indien er geen uitzonderingen waren en
alle hoop van het mensdom gaat uit naar deze mensen die de
verrechtsing ten spijt doch naar het goede voorbeeld van wie onder de
Duitse bezetting op zolder joden en andere vluchtelingen verborg,
toch een of andere vorm van onderdak trachten te schenken aan
armlastigen, ook al doen zij dit vaak ten koste van hun carrière of
hun job en soms ook ten koste van het eigen leven.
(2)Abram
de Swaan, The Killing Compartments. On genocidal regimes and their
perpetrators,
2014.
(Nederlandse vertaling:
Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun
daders,
Prometheus, 2014).
10-05-2018
Werk en waarde
Werk
en waarde
Met
zes geneesheren per honderdduizend inwoners is Mozambique een arm
land met een tekort aan artsen: er is geen geld en dus geen plaats
voor hoogopgeleiden en dus is er ook geen economische vraag
naar artsen. Maar des te groter is de nood eraan.
Paradoxaal
genoeg volgt de grotere nood
uit de kleinere vraag (die
dan weer een gevolg is van de onbetaalbaarheid): de (economische)
vraag en de (reële) nood spreken elkaar tegen.
In
economische zin rendeert een dokterspraktijk in Mozambique niet zoals
in België maar de werkelijke waarde ervan is daar wel groter,
precies ingevolge de grotere nood. En zo bestaat er tussen de
economische vraag en de reële noden niet alleen een conflict maar de
twee dreigen elkaar zelfs uit te sluiten: waar de wet van vraag en
aanbod heerst, doet zij dat vaak ten koste van de levensnoodzakelijke
bevrediging van reële noden.
Edoch, een
wet die geen rekening houdt met de reële noden is wereldvreemd. Een
economie gebaseerd op de wet van vraag en aanbod is een wereldvreemde
economie.
Op de koop
toe maakt het korte termijndenken dat eigen is aan het winstbejag
de motor van onze economie dat een economische vraag vaak
nutteloos en zelfs contraproductief werk meebrengt: tabakshandel
rendeert voor enkelingen en op korte termijn maar ruïneert de
volksgezondheid. Alle inspanningen die geleverd worden door telers
van en handelaars in tabak zullen, alle economisch profijt ten spijt,
uiteindelijk resulteren in een ramp omdat zij de volksgezondheid
ondermijnen.
Men
verkijkt zich op het draaien van de economie waar het allerminst gaat
om stichtend werk want de teelt van drugs is afbraak. Een
wereldvreemde economie maakt geen onderscheid tussen stichtende en
vernietigende activiteiten omdat zij zich verkijkt op de activiteit
als zodanig: zij vereist zaken die ons ten gronde richten en ziet
godbetert zelfs soelaas in het scheppen van werk terwijl de
wezenskern van de economie de zuinigheid is welke een maximaal
resultaat nastreeft middels minimale inspanningen en investeringen
van (per definitie) kostbare tijd.
Inzake de
waarde van werk zijn talloze factoren in het geding, waaronder
efficiëntie, en die heeft
betrekking op onder meer de kwaliteiten van de arbeider:
op zijn intrinsieke kwaliteiten, zoals aanleg, scholing en
ervaring maar ook op zijn extrinsieke kwaliteiten, zoals zijn
schaarste. Omwille van de schaarste aan artsen in Mozambique zijn
artsen die daar gaan werken (in absolute termen) waardevoller dan hun
collegae in België. Dat er in Mozambique een schaarste is aan
artsen, betekent in termen van onze wereldvreemde economie in feite
dat er een overschot is aan onbetaalbare artsen.
Vrij
vertaald wil dit zeggen dat naar onze (wereldvreemde) maatstaven de
bevrediging van noden als onbetaalbaar wordt beschouwd, wat vloekt
met de mensenrechten. Dit feit rechtvaardigt een verzet en verplicht
daar ook toe in ethische zin.
Met
bijna honderd keer meer artsen dan Mozambique vier per duizend
inwoners is België een rijk land: er is geld en dus plaats voor
hoogopgeleiden en de vraag
naar artsen is min of meer in overeenstemming met de nood daaraan
omdat zij betaalbaar zijn.
Edoch,
zoals de schaarste aan artsen in Mozambique in termen van onze
wereldvreemde economie betekent dat er een overschot is aan
onbetaalbare artsen, betekent de schaarste aan filosofen in België
dat er een overschot is aan onbetaalbare filosofen.
Er zijn
filosofen maar zij worden niet betaald om te filosoferen en teneinde
in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, zien zij zich verplicht om
hun tijd te verdoen met jobs die niet de hunne zijn en dat is een
ware ramp omdat aldus hun levensnoodzakelijk werk dreigt te blijven
liggen.
Het behoort
immers tot de taak van filosofen om wantoestanden zoals de
onderhavige aan het licht te brengen: de rampzalige
contraproductiviteit van onze huidige economie die immers
bewerkstelligt dat primaire noden onbevredigd blijven doordat zij
niet sporen met de economische vraag. Tot die primaire noden behoort
de maatschappijkritiek of de (sociale) filosofie omdat zij niet
alleen aan de grondslag ligt van onze beschaving maar tevens een sine
qua non is voor het voortbestaan ervan.
Uiteraard
is er geen vraag naar maatschappijkritiek in een maatschappij die
blasé is en derhalve eerder onwillig om zichzelf in vraag te stellen
en dus moeten filosofen die hun tijd alsnog aan de beoefening van hun
job willen besteden, hun taak dan maar onbezoldigd vervullen. In het
beste geval moeten zij vrede nemen met een uitkering welke hen
toelaat om in leven te blijven en naar best vermogen te werken. Net
zoals de kunstenaars kunnen zij enkel rekenen op het begrip van
lotgenoten. Kunstenaars en filosofen (maar ook huismoeders en nog tal
van andere roepingen) halen hun moed uit de wetenschap dat hun werk
dan misschien niet financieel rendeert maar wel de hoop mag voeden
dat het die vruchten afwerpt zonder welke er geen alternatief zou
zijn voor een verdere afglijding van de beginsel- en cultuurloosheid
van het recht van de sterkste met zijn bizarre wet van vraag en
aanbod naar de immer zo jammerlijke oorlog.
(Jan
Bauwens, Hemelvaart 2018)
25-04-2018
Helden en heldinnen. Over schone schijn, schaamte en schande
Helden en heldinnen
Over schone
schijn, schaamte en schande
In de jaren
zeventig van de voorgaande eeuw sloeg de Gentse moraalfilosoof Jaap
Kruithof de gasten in een brt-programma van Paula Semer met
verstomming met zijn antiautoritaire opmerking dat de jeugd toegang
zou moeten krijgen tot voorbehoedsmiddelen. (1) De kwestie was
revolutionair, niet zozeer omdat het toentertijd hete hangijzer van
de seksualiteit in het geding was, maar omwille van een veel dieper
gelegen ethisch dilemma, met name de paradox van schuld en schaamte.
Toen in onze contreien het gebruik van anticonceptiva nog zonde en
taboe was, geraakten heel wat jonge vrouwen ongewenst zwanger en het
was een publiek geheim dat zij dan naar Nederland trokken om aldaar
abortus te plegen. Deze toenmalige praktijk laat zien hoezeer
schaamte de bovenhand had over schuld, wat wil zeggen dat men zich
veeleer zorgen maakte over zijn goede naam dan over het leven van een
eigen ongeboren kind: er was een schaamtecultuur, schaamte gold als
erger dan schuld. Wars van Plato's gezegde dat het beter is om kwaad
te ondergaan dan het te doen, blijken heel wat mensen bereid om het
leven van een eigen (verwacht) kind op te offeren aan het continueren
van hun status van onbesproken gedrag. Dat men liever moordt dan over
de tongen te gaan, verraadt hoe een overheersende schaamtecultuur
hand in hand gaat met een verregaande verdringing van het
schuldbewustzijn. Een cultuur van schaamte blijkt een cultuur van
gewetenloosheid.
De
abortusproblematiek was overigens lang geen alleenstaand gevolg van
de verschrikking van de schaamtecultuur. Volgens een wet uit het
begin van de twintigste eeuw werden tot op het ogenblik van de
protesten door onder meer Gerard van het Reve in 1971, ook mannen
naar Nederland gebracht met het oog op een speciale behandeling voor
zaken waarvoor zij zich moesten schamen. Het ging meer bepaald om
onder meer homoseksualiteit, dat toen nog als een ziekte gold en
homoseksuelen bezochten in Heiloo de katholieke Willibrordusstichting
waar ene dokter Aimé Wijffels hen castreerde wat meestal
gebeurde met de instemming van de patiënt die in geval van 'delict'
aldus al eens op strafvermindering kon rekenen. Men liet zich
verminken uit vrees voor de schaamte en aldus verdonkeremaande de
schaamtecultuur het schuldbewustzijn dat normaliter een dergelijke
(zelf)verminking in de weg staat.
Maar wie
denken dat wij er na de vrouwenemancipatie baas in eigen buik
en het homohuwelijk in moreel opzicht op vooruit gegaan zijn,
houden helemaal geen rekening met het feit van een toenemende cultuur
van het wegmoffelen waar het zieken, gehandicapten en ouderlingen
betreft: meer dan ooit worden wie niet beantwoorden aan het door de
manipulerende media voorgehouden ideaal van de gezonde, mooie,
snuggere en jonge helden en heldinnen, genadeloos opgeborgen in
instellingen en zo niet worden zij gestigmatiseerd en belanden zij
aldus in virtuele concentratiekampen, afgezonderd van het zogenaamd
'normale' leven. In dat normale leven wringt men zich in alle
mogelijke bochten en werkt men zich uit de naad om er bij te kunnen
horen om er bij te kunnen blijven horen, wat wil zeggen:
zo lang mogelijk, want het liedje van het eeuwig leven is voorgoed
voorbij, voortaan komt er aan alles hoe dan ook een eind. Mensen als
speelballen van modemakers, ideologen, politici, technocraten,
bankiers mensen als speelballen van een schaamtecultuur die op
het eind van de rit ook de meest eerzuchtige met een blos op de
wangen te kijk zet zoals de kijkcijfers aangeven is het dan feest
voor de aasgieren die wij geworden zijn en zoals in De ballade van
Arie Hop werden wij zowaar onze eigen kannibaal.
Vaak
gaat schaamteloosheid door voor een ondeugd en derhalve schaamte voor
een deugd maar dat gebeurt dan geheel onterecht omdat schaamte geen
handeling is en ook geen attitude: schaamte wordt ondergaan zij
het vaak door eigen toedoen. De vrees voor schaamte blijkt sterker
dan die voor schuld en aldus fnuikt zij het schuldbewustzijn en maakt
zij van mensen slaven, misdadigers en soms ook moordenaars. Bovendien
kan men vermoeden dat daar waar men zijn kinderen en zijn ouders
opoffert, het geen god kan zijn die zulk een offers eist maar veeleer
een demon en derhalve weet men dat als de status van onbesproken
gedrag met andere woorden de eer het toegangsticket is
tot deze wereld, de eer evenmin als de schaamte een deugd kan zijn.
Door het thema van de anticonceptiva aan te kaarten, legde Jaap
Kruithof de vinger op de wonde de etterende wonde van de
eerzucht, de tweelingzuster van de hypocrisie. En eerzucht is wél
een ondeugd en met betrekking tot een al te verregaande
permissiviteit inzake de abortuspraktijk, de opsluiting van
dementerenden en de stigmatisering van dissidenten, is het een
ondeugd die tot moord aanzet. Eerzucht, fierheid, trots, hoogmoed of
arrogantie is de ultieme eigenschap die de duivel parten speelde bij
zijn fatale val waarin hij de mens tracht mee te sleuren.
O
Lucifer, ghy zult dien hooghmoedt u beklagen.
Ghy
fenix, onder al wat Godt daer boven looft,
Hoe
steeckt ghy, onder 't heir, zoo fier met hals en hooft,
En
helm, en schoudren uit! hoe heerlijck past u 't wapen,
Als
waer 't naturelijck uw wezen aengeschapen !
0
hooft der Engelen, niet hooger: keer weerom.
(De aartsengel
Rafaël aan het woord in: Joost van den Vondel, Lucifer,
vijfde bedrijf, versregels 1791-1796)
Maar de
tijden blijken in dit opzicht niet zo veel veranderd en nog steeds
blijken massa's mensen schijnbaar moeiteloos anderen én zichzelf wat
voor te liegen in het bizarre spel van de hypocrisie dat kennelijk
tot elke prijs in ere moet worden gehouden. Dat dit ook en vooral
inzake de menselijke seksualiteit het geval blijkt, legt zowel de
diepte van de menselijke ziel bloot als het mysterie van het kwaad:
schuilt het kwaad in onze onderworpenheid aan het irrationele
bron van romantiek, passie en lust of bestaat het in de sociale
uitsluiting door mensen die de schijn ophouden van een redelijkheid
die er helemaal geen is? Schuilt het kwaad met andere woorden dan
niet in het feit dat wij ondoorgrondelijke wezens zijn die tegen heug
en meug geloven in de ultieme kennis en in de rede en die anderen die
ons als onredelijk ontmaskeren, uitstoten? Is het dan een groter
kwaad om uitgestoten te worden door een hypocriete wereld omwille van
zijn trouw aan de waarheid dan om de waarheid te verloochenen in ruil
voor zijn wereldburgerschap? Ofschoon het alle schijn tegen heeft,
blijkt de zozeer geprezen eer de grootste rivaal van de waarheid en
de beste bondgenoot van de leugen. Socrates, Tijl Uilenspiegel, Han
van Meegeren, Aleksandr Solzjenitsyn, Edward Snowden en vele andere
dissidenten illustreren hoe deze diepe filosofische waarheid zich
weerspiegelt in de dagelijkse praktijk.
De schaamte suggereert al te vaak een schuld die er
helemaal niet is en zij speelt aldus de schuldeloze parten hij
schaamt zich omdat men hem met de vinger wijst, ook waar dit
onterecht gebeurt terwijl heel wat criminelen schaamteloos lijken
te werk gaan hoe vaak immers wordt trots niet op applaus
onthaald? Maar tegelijk zijn het even vaak degenen zonder schuldbesef
die de schaamte vrezen, terwijl vermeende schaamteloosheid dikwijls
slechts een volstrekte afwezigheid van schuld verkapt.
Schuldbewustzijn voorkomt kwaad en derhalve schuld precies zoals
besef van onze onwetendheid ons behoedt voor onverstand en zo ook kan
de joodse filosofe Hannah Arendt zeggen dat een gebrek aan
intelligentie aan de basis ligt van heel wat kwaad want paradoxaal
genoeg leidt het kritiekloze navolgen van autoriteiten
afhankelijk van wie die autoriteiten zijn even vaak tot (althans
van buitenaf gezien) vreedzame samenlevingen als tot de hel van Mao,
Ceaușescu en Hitler.
De vrees
voor schaamte blijkt de motor achter de hebzucht die op haar beurt
niet alleen de jacht op carrière aandrijft maar ook en vooral de
fraude en de vele andere misdaden welke mensen rijk maken, eer
bezorgen en vervolgens toegang verschaffen tot de wereld die in
dit opzicht inderdaad onmiskenbaar 'des duivels' is want niemand komt
erin zonder de genoemde ondeugden in afdoende mate te hebben
beoefend. Want niet door hard labeur wordt men rap rijk de beste
trekpaarden verslijten eerst het pad naar instant rijkdom is dat
van de uitbuiting.
Uit angst
voor sociale uitsluiting uit schaamte wenden arme mensen de
schaarse middelen bedoeld om te overleven aan om de valse schijn op
te hangen van een welstellendheid die zij niet hebben en op die
manier verliezen wie geen sociale status hebben tevens de
levensmiddelen bedoeld voor het bevredigen van de primaire behoeften.
Gelijk
krijgen is belangrijker geworden dan het te hebben, wat betekent dat
de waarheid niet langer objectief is maar voortaan gemaakt wordt,
meer bepaald door wie over voldoende wereldse macht beschikken en via
de navenante triomf van de leugen, ontvouwt zich een schaamtecultuur
die eist dat niet langer degenen blozen die abortus plegen maar zij
die de rechten van de ongeborenen verdedigen. De heerschappij van de
leugen herstelt de standenmaatschappij in ere alsook de slavernij, en
wel via de zozeer bedrieglijke weg van de geboortebeperking in de
derdewereldlanden:
We
wensen geen massamoordenaars te zijn maar we zijn het tegen heug en
meug en bij uitstek de aanwending van massale uithongering (
dagelijks ca. 30.000 slachtoffers) in functie van de continuering van
de slavernij toont dit aan. De perversie schuilt in het feit dat
derde wereldburgers in slavernij gehouden worden door hun naast een
pensioen ook nog het recht op kinderen te ontzeggen onder de dreiging
dat hun kroost een overbevolking zou veroorzaken terwijl hun
ecologische voetafdruk verwaarloosbaar is of hoe slachtoffers de
schuld krijgen van het kwaad waarvan zij de dupe zijn.
De schaamte
blijkt de dienstknecht van de ondeugd van de eerzucht, bron van
ontelbare misdaden. De inspirerende 'schaamteloosheid' van een reus
zoals Jaap Kruithof blijkt, tegen de bedrieglijke intuïtie in, het
ultieme werktuig voor het aan het licht brengen van diep verborgen,
onfrisse praktijken welke dikwijls letterlijk moorddadig zijn. Het is
immers vaak de schaamteloosheid die de schande aan het licht brengt
van de verdoken schuld van misdaden, precies omdat die zich kunnen
handhaven middels de schaamte.
De
islamieten hebben een punt in de discussie over het al dan niet
verdoofd slachten van offerdieren waar zij stellen dat zij best
bereid zijn om zich te schikken naar de eisen van de
dierenrechtenverdedigers op voorwaarde dat men eerst schoon schip
maakt met ander en groter dierenleed en zij doelen zeer terecht
op dierenleed veroorzaakt door wettelijk beschermde vormen van
moordlust waarvan de jacht het typevoorbeeld is.
De
jacht is zowat twee miljoen jaar oud dan immers verschenen de
eerste mensen die op deze manier aan voedsel kwamen. Toen
ongeveer tienduizend jaar geleden planten en dieren gedomesticeerd
werden of dus met het ontstaan van de landbouw en de veeteelt
nam het belang van de jacht af maar verdwijnen deed zij niet omdat
zij nog andere doeleinden dient. Jagen wordt als geoorloofd beschouwd
bijvoorbeeld als bestrijding van de beschadiging van veldgewassen
door konijnen maar steeds meer stemmen gaan op om alvast de
plezierjacht te verbieden.
De
tegenstanders van de vrije jacht die in oorsprong een recht is
van de grondbezitter zijn meestal dierenvrienden en aan hen wordt
vaak verweten dat hun (selectieve) empathie voor dieren in feite
slechts een verkapte affectie is, opgewekt door de aaibaarheid van de
betrokken soorten en zo zouden bijvoorbeeld stokstaartjes er fel
onder lijden dat zij worden ingezet als gezelschapsdier terwijl
slakken, bromvliegen en vissen geen enkel gevaar lopen.
Maar
er zijn ook ernstige argumenten voor de bescherming van de planten-
en de dierenwereld tegen de plezierjacht en daar gaat de discussie
vooral over het ecologisch evenwicht als noodzakelijke voorwaarde
zonder meer voor alle leven op deze planeet. Want is het geen zonde
als primitieve moordlust botgevierd met alles behalve primitieve
middelen het leven als zodanig in de weg staat?
Een
sprekend voorbeeld van verstoring van het natuurlijk evenwicht door
de mens is de ontbossing. Reeds Plato waarschuwde tweeduizend
vierhonderd jaar geleden tegen de ontbossing van Griekenland en bij
de deur zien wij hoe ten tijde van de industriële revolutie de
houtkap voor de hoogovens het ooit dichtbeboste Schotse landschap
herschapen heeft tot een aaneenschakeling van reusachtige meren.
Sinds de kap van het Amazonewoud wereldnieuws werd, weten wij dat het
hier gaat om de longen van de aarde zonder welke wij straks allemáál
zullen moeten puffen en nog erger want wij verliezen niet minder dan
zeventien voetbalvelden bos per minuut. Grosso
modo is het zo dat
wat de dieren uitscheiden en uitademen, voedsel is voor de planten,
terwijl de planten en hun uitwasemingen mens en dier tot voedsel en
tot adem zijn. Op die manier leven plant en dier bij de gratie van
elkaar een symbiose nota
bene zonder ook
maar één grammetje afval.
Maar
ook een andere kijk op de plezierjacht kan een verbod plausibel maken
want het gaat hier om de pertinente vraag of de menselijke moordlust
wel kan voorgesteld worden als een (nota bene per definitie
gesubsidieerde want erkende) sport teneinde haar te kunnen botvieren.
Moeten met andere woorden arme mensen belastingen betalen om het
botvieren van de moordlust van de rijken te bekostigen? Moet de staat
voorzien in accommodatie, propaganda en zelfs eerbetoon aan het doden
van andere levende wezens terwijl dit doden geen andere noodzaak
dient dan het 'bevredigen' van een moordlust? En kunnen geen
vraagtekens gesteld worden bij iets zoals moordlust als er dan toch
ook mensen zijn die lust beleven aan het redden van levens van
mensen of van dieren hetgeen heel wat meer opleiding, studie, oefening en inspanningen vraagt dan het overhalen van een trekker?
Valt er geen inconsistentie te bespeuren in de finaliteit van onze
wetten wanneer zij zowel het redden van levens als het vernietigen
ervan aanmoedigen?
Maar
nu horen we de jagers al kijven dat de jacht niet de mens betreft
doch de dieren en zij bedoelen uiteraard de andere soorten, alsof het
doden van andere soorten geoorloofd is en dan wel op grond van het
argument dat het nu eenmaal om andere soorten gaat, alsof de empathie
met andere soorten dan pervers was. Dit verwijt sneed weliswaar hout
in de jungle van weleer waar de wet van de sterkste gold en waar de
prijs voor een affectieve band met de prooi het eigen leven was. Iets
gelijkaardigs houden wij ons ook voor in tijden van oorlog wanneer
bijvoorbeeld de Belgen ervan overtuigd zijn dat zij de Duitsers mogen
doden omdat het geen Belgen zijn en, omgekeerd,wanneer de Duitsers
ervan overtuigd zijn dat zij de Belgen mogen doden omdat het geen
Duitsers zijn en erger nog, want zij geloven dat zij hen ook móeten
doden dienstweigeraars kregen tot voor kort de dood met de kogel.
En waar houdt die logica dan op, want in dezelfde lijn is het
geoorloofd om leden van een andere clan te doden omdat ze niet tot
mijn clan behoren of om anderen te doden omdat ze niet samenvallen
met mezelf. En tenslotte is ook de zelfmoord geoorloofd, hetzij omdat
zij niet bestraft kan worden, hetzij omdat men steeds vaker zichzelf
beschouwt als eigenaar van zichzelf. Of heeft de perversiteit van het
zogenaamde paraconsistente denken het nu voor het zeggen? In dat
geval hoeven wij ons uiteraard niet langer uit te sloven met het
houden van betogen en kunnen wij uiteindelijk alles beamen zonder
meer: de jacht op hazen en patrijzen, de vossenjacht, de
olifantenjacht, de jacht op luipaarden en mensapen, de jacht op
mensen, het kannibalisme, de praktijk van de onthoofding, de
genocide, abortus en euthanasie. En is dat niet De triomf van de
dood, uitgebeeld in 1562 door Pieter Bruegel de Oude?
Bomen - Het korte leven van witte abelen langs de Scheldedijk te Wetteren
Bomen - Het korte leven van witte abelen langs de Scheldedijk te Wetteren.
31-03-2018
Stille Zaterdag
Stille
zaterdag
In
een recent interview
van Jan Jagers, voor Magazine
Universiteit Antwerpen,
met Jeffrey Sachs, topadviseur van de secretaris-generaal van de VN
en 's werelds grootste econoom van dit eigenste ogenblik, herinnert
de eredoctor aan een fenomeen waarover bijvoorbeeld ook 'de laatste
getuigen' [van de holocaust] het hebben en dat verwant is met wat
Primo Levi betitelt als het allergrootste kwaad, zijnde de
onverschilligheid: "(...)
Hoewel we kúnnen samenwerken, lijken we desondanks in een tijd te
leven die compleet gevangen zit in toenemend wantrouwen, waardoor
zelfs het gevaar op wereldwijde vernietiging dreigt. (...) De opkomst
van vooral China, van Azië, betekent het einde van de door het
Westen geleide wereld zoals we die de laatste 250 jaar hebben gekend.
Opmerkelijk is dat de VS (...) nu zelf onstabiel is en in vele
opzichten een schurkenstaat, a rogue nation. Jammer genoeg. Met een
mentaal zieke president kan je dit moment niet anders zien dan als
dramatisch. (...)
Ik vrees een nucleaire oorlog. (...) We
zien zoiets nooit als een optie tot het echt gebeurt, omdat onze
psychologie zulke risicos simpelweg niet kan verwerken. (...)
Vliegende ganzen in radarstralen hebben we geïnterpreteerd als
intercontinentale raketten uit Rusland, ook radarreflectie op de
opkomende maan is daar al voor doorgegaan, en zopas was er in Hawaii
vals alarm over een nucleaire aanval (...). Het is twee minuten voor
middernacht. Alle mensen van goede wil moeten nu opstaan en nee
zeggen (...)" (1)
Onze
psychologie kan dit niet verwerken: als
een kwaad maar groot genoeg is, zal het niet langer als zodanig
gelden doch daarentegen als een goed. Om die reden wordt de naam van
Napoleon Bonaparte (1769-1821), een der grootste massamoordenaars
aller tijden, alom in ere gehouden met reusachtige standbeelden en
andere eretekens bij de vleet; naar hem worden in alle metropolen ter
wereld restaurants en cafés genoemd en zelfs allerlei luxeproducten,
incluis dranken en bonbons, alsof hij een sinterklaas was of een
paashaas. Hetzelfde geldt voor Nero (37-68), Mao (1893-1976), Stalin
(1878-1953) en vele andere tirannen. Het droppen van de atoombommen
op Hiroshima en Nagasaki die in één klap een kwart miljoen mensen
ter plekke deden verdampen zodat het enige spoor dat van hen restte
een zwarte vlek was op de grond, wordt niet alleen herdacht door de
slachtoffers: ook de daders bleven hun heldendaad vieren, onder meer
met de tentoonstelling in het National Air and Space Museum, in
Washington D.C., van de belangrijkste onderdelen van de Enola Gay
het vliegtuig waarmee de bommen werden gedropt tot de dag dat het
tuig met verf en bloed besmeurd werd. En de Japanners werden sinds
die zwartste dag uit hun geschiedenis de beste bondgenoten van de
moordenaars van hun volk.
Onze
psychologie kan een zo groot kwaad niet verwerken of toch niet
meteen. Want als er vele, vele jaren overheen gegaan zijn, blijft
uiteindelijk de waarheid over. Zo kwamen heel lang geleden de eerste
mensen Amerika in via het Noord-Westen dat aan het Noord-Oosten van
Azië grenst en zo bevolkten geelhuiden met pikzwarte haren
Chinezen dat continent totdat zij daar door Europese goudzoekers
werden verdreven, gescalpeerd of in reservaten ondergebracht met
gratis alcohol dat de zogenaamde Indianen echt Chinezen zijn,
verraadt ons zelfs hun beider poëzie. (2) Hollywood ten spijt met
zijn op nog ongerepte breinen mikkende propagandafilms over
heldhaftige cowboys, weet nu stilaan iedereen hoe gigantisch de
leugens zijn die door de oorlogsmachinerie gebrouwen worden.
Maar
als onze psychologie niet in staat is om een kwaad te verwerken dat
al te groot is, waarom zou hetzelfde dan niet waar zijn voor een al
te groot goed? Het is bijvoorbeeld algemeen geweten dat het
menselijke besef van het mirakel van het leven bijzonder ontoereikend
is. Of spreken de kwistigheid met levensbelangrijke zaken, met
mensenlevens en met levende soorten dan geen boekdelen? En het gemak
waarmee men oorlog voert, de onbezonnenheid van landen en hun
leiders? Onze psychologie blijkt derhalve evenmin in staat om een
goed dat al te groot is, te bevatten. Vandaar de vraag: zou het niet
kunnen dat niet slechts het leven maar evenzeer het eeuwig leven of
de verrijzenis behoren tot die goederen waarvan de omvang het
bevattingsvermogen van onze psychologie simpelweg te boven gaan?
Want
dat wij het wonder van het biologische leven altijd zo fel onder zijn
waarde schatten, komt doordat wij eraan gewoon geraakt zijn, zoals
men zo vaak zegt, en gewenning is niets anders dan ongevoeligheid,
psychisch onvermogen of een tekort aan besef. En gaan zij die het
leven na de dood verwerpen omdat zij zeggen dat niemand dit bevatten
kan, er dan niet verkeerdelijk vanuit dat het leven vóór de dood
wél bevattelijk zou zijn? Ja, zij verwijzen naar de wetenschappen,
die de religie van de nieuwste tijd zijn, maar zij blijven een
religie. Want meer dan beschrijvingen geven de wetenschappen
vooralsnog niet. Meer kan onze psychologie vandaag kennelijk niet
verwerken. Pasen blijkt een zaak voor veel en veel later een zaak
voor een tijdperk dat nog volgen moet op dat van de vrede, dat nog
lang niet in zicht komt. Wij houden noodgedwongen halt bij Stille
Zaterdag.
Altijd
onvoorspelbaar zo is de toekomst. En ook nu alle ogen gericht
zijn op Rusland dat massaal troepen naar zijn grenzen met Europa
stuurt of op de V.S. in twist met Noord-Korea of op Israël en de
Palestijnen: na de oorlogszuchtige uitspraken van de Chinese leider
Xi Jinping, blijkt plotseling het lot van de wereld af te zullen
hangen van dat van het zogenaamde Eiland van Pracht, want dat is de
naam die de Portugese ontdekkingsreizigers in 1583 gaven aan het
huidige Taiwan dat sinds 1949 de eigenlijke Republiek China
herbergt, afgescheiden van het vasteland dat, toen ingepalmd door de
communisten, aangeduid wordt als de Volksrepubliek China.
Het eiland Taiwan ligt
op ruim honderd kilometer ten oosten van het Chinese vasteland (op
zowat 200 km ten Noordoosten van Hong Kong), en daarvan gescheiden
door de Straat van Formosa (of het Kanaal van Taiwan), tussen de
Oost-Chinese, de Zuid-Chinese en de Filipijnse Zee. De Filipijnen
liggen 200 km ten zuiden en Japan 400 km ten Noordoosten van Taiwan.
Met een oppervlakte van 35.980 km² is het eiland qua grootte
vergelijkbaar met België maar met 23,5 miljoen inwoners het is
dubbel zo dicht bevolkt.
Taiwan
beschouwt zichzelf als onafhankelijk van China dat in twee gespleten
werd onder invloed van het Russische communisme na de
Oktoberrevolutie aldaar in 1917: Mao stichtte met zijn communistische
partij gesteund door de Russen de Volksrepubliek
China (in 1949) terwijl de
anti-communisten met hun nationalistische Republiek
China
(sinds 1912) en met steun van de
V.S. (in 1949) naar het eiland vluchtten en zich daar vestigden als
een westers gekleurde democratische partij. (1)
De
huidige Chinese communisten beschouwen Taiwan als een afvallige
provincie en ze willen die terug, precies zoals Irak zijn voormalige
provincie Koeweit terug wilde wat mislukte of zoals Rusland
aanspraak maakte op de Krim die prompt door Poetin werd heroverd. En
als het mogelijk bleek voor de Russen om quasi zonder enige westerse
tegenstand de Krim te heroveren vlakbij de Europese grens, hoe zou
het dan onmogelijk zijn voor de Chinezen om hun naburige voormalige
provincie opnieuw in te palmen, te meer daar zij zo veraf ligt van
het westen? Xi Jinping sprak zich enkele dagen geleden daarover uit
in niet mis te verstane bewoordingen. De kwestie is alleen dat het
Westen de Taiwanezen waarschijnlijk niet zomaar aan hun lot zal
overlaten en dat betekent oorlog.
Sinds
de Oktoberrevolutie (in 1917, gevolgd door een burgeroorlog die in
1922 uitmondde in de stichting van de USSR) heeft de ganse politieke
wereld zich in twee gespleten: een kapitalistisch en een
communistisch deel. De kiemen van die strijd lagen in feite al bij de
Franse Revolutie (in 1789-1799) of, eerder nog, bij de opstand in
Engeland onder Cromwell (met de afschaffing van de monarchie in 1649,
welke zich echter herstelde twee jaar na zijn dood in 1660): dit
waren volksopstanden gericht tegen clerus en adel; de communistische
revolutie richtte zich weliswaar tegen de Tsaren maar ook en vooral
tegen de geldadel de zogenaamde kapitalisten. Het lelijke
kapitalisme dat immers verregaande ongelijkheid brengt, volgt
paradoxaal genoeg uit de mooie ideologie van de vrijheid die vertrekt
vanuit een (al te) groot (en daarom vaak rampzalig) vertrouwen in het
volk. Het communisme verwerpt die ongelijkheid maar kan dat niet doen
zonder het vertrouwen in het volk op te geven en de individuele
vrijheid aan banden te leggen. Het communisme biedt onderling gelijke
doch verknechte enkelingen waar het kapitalisme dreigt te stranden in
een rampzalige vrijheid waarvan de milieuverloedering ingevolge
ongeremde concurrentie en verkwisting slechts één van de vele
exponenten is. Een bijkomend en in zekere zin onvoorzien doch nu
alles overschaduwend probleem is dat van de tegenstelling tussen deze
twee wereldvisies.
De
spanningen tussen China en Taiwan weerspiegelen zich sinds 1949 op
het wereldtoneel met betrekking tot de erkenning van hetzij het ene
hetzij het andere China, want er moet nu eenmaal een keuze worden
gemaakt door elk land dat handelsbetrekkingen wil aanknopen met een
van beide. China misprijst landen die Taiwan erkennen en geeft aan
dat misprijzen ook uiting door met die landen geen politieke
betrekkingen aan te knopen en landen die politieke betrekkingen
aanknopen met China, mogen dan weer Taiwan niet in. Zo bijvoorbeeld
erkennen de VS Taiwan wél en zij hebben er een ambassade maar
bijvoorbeeld België staat op goede voet met het communistische
China...
china - een beknopte geschiedenis (herhaling, met herstelde afbeeldingen)
China een beknopte geschiedenis (°)
een herhaling van het artikel d.d. 8 maart 2012
'Het porceleinen paviljoen' (Li Tai Po)
Midden in den kleinen vijver
Staat een paviljoen van grasgroen
En van melkwit porcelein.
Als een tijgerrug zoo welft zich,
Maanbeglansd, de brug van jade
Naar het groenwit paviljoen.
In het huisje zitten vrienden,
Fraai gekleed en drinken, praten
Velen schrijven lenteverzen.
En hun zijden mouwen glijden
Achterwaarts, hun zijden mutsen
Zitten vroolijk in hun nek.
Op de stille kristallijnen
Oppervlakte van den vijver
Spiegelt alles wonderbaar.
De omgekeerde boog van t brugje
Lijkt een halve maan. De vrienden,
Fraai gekleed, zij drinken, praten,
Alle staande op hun hoofden,
In het paviljoen van grasgroen
En van melkwit porcelein. (1)
Wellicht werkt niets eerlijker en sneller om van een volksziel iets te zien te geven dan een mondvol frisse verzen. Ook al is ze meer dan duizend jaar oud: de poëzie van Li Tai Po klinkt altijd verrassend nieuw. Mystiek én epicuristisch weerspiegelt zij de schoon bezongen jade en de lente en de jeugd, de nostalgie, de onverbiddelijkheid van de tijd in fel contrast met de lenigheid der verzen en de behendigheid van fantasie. Grote kunst brengt de uitersten aldus samen in harmonieuze tegenstellingen, en zo ook de uitersten van de tijd: verleden en toekomst, herinnering, heimwee, verwachting, wanhoop, hoop.
In 2005 werden in China tanden van de Jianshi-mens gevonden die zowat twee miljoen jaar oud moeten zijn. Van de beroemde Peking-mens, een homo erectus of een mens die rechtop begon te lopen, werden vijf schedels en ook kaakbeenderen gevonden die wellicht een miljoen jaar oud zijn. Zowat 6000 vóór Christus leefden langs de Gele Rivier al culturen die gierst verbouwden en die honden, varkens en pluimvee hielden. Afgezien van enkele tekens op aardewerk uit de 13de eeuw v.C. - het einde van de Shang-dynastie - zijn er pas eigenlijke geschriften vanaf de aanvang van het eigenlijke Chinese keizerrijk in 221 v.C.
Het Chinese Keizerrijk overspant de hele geschiedenis van het land van de rijzende zon... tot in 1911. Dan brak in Wuhan, in het hart van China, de Xinhai-revolutie uit onder leiding van Sun Yat Sen (Sun Zhongshan), die de Qing-dynastie deed vallen en in 1912 werd de Republiek China uitgeroepen, aldus vandaag een eeuweling.
De poëzie van Li Tai Po is die van de rijke klasse, de gunstelingen van de keizer, maar een meerderheid van het volk had voor het componeren van lenteverzen helemaal geen tijd. Sun Yat Sen (Yat Sen is eigenlijk een van zijn vele pseudoniemen die overigens niet overbodig bleken daar hij meermaals ternauwernood ontsnapte aan de klauwen van de vijand) was zelf een volksmens die geneesheer werd en hij behartigde de sociale zaak: hij wilde nationalisme, socialisme en democratie. In 1895 had hij al eens een opstand willen ontketenen, wat toen mislukte. Hij beschouwde het Westen en meer bepaald Amerika als model voor China en hij verspreidde die overtuiging via het christelijke netwerk waarvan hij deel uitmaakte. Later, na de oktoberrevolutie in Rusland (in 1917), riep hij de hulp in van de Russische communistenregering voor zijn partij, de Kwomintang of 'volkspartij', en hij kreeg militaire steun en veroverde ook Zuid-China. Maar onder de Russische invloed kleurde zijn partij zo rood dat het zijn opvolger Chiang Kai-Shek zeer tegenstond. Later scheurde de nationalistische Chiang zich met zijn volgelingen als de Republiek van China van het communistische China - de Volksrepubliek China - af, en zo splitste China zich in twee. Sun Yat Sen stierf plotseling in 1925. Hij wordt nog steeds door alle Chinezen (communisten én nationalisten) als 'Vader des Vaderlands' erkend en aldus maakt hij China in feite weer één.
Chiang Kai-Shek kreeg een militaire training in Moskou in 1923 maar keerde in 1924 als overtuigd anti-communist naar China terug waar hij Sun Yat Sen na diens dood opvolgde. In 1928 brak hij met de communisten en hij ging hen zelfs vervolgen. Door zijn vrouw werd hij in 1930 methodistisch christen.
Van 1931 tot 1945 vormden de nationalisten (onder Chiang Kai-Shek) en de communisten (onder Mao Zedong) één front tegen de invallende Japanners maar in feite bevochten ze steeds meer elkaar en Stalin bewapende de communistische Chinezen tegen de nationalisten die in 1948 werden verslagen. In 1949 werd de Volksrepubliek China (het communistische China) gesticht. Intussen volgde Li Tsung-Jen de afgetreden Sun Yat Sen op die samen met 2 miljoen volgelingen naar Taiwan vluchtte, waar hij (in hoofdstad Taipei) de Republiek China (het nationalistische China) vestigde en in 1950 werd hij daar president met de steun van de V.S. Tot 1971 was de Republiek (Taiwan) het enige erkende China (met vandaag 23 miljoen inwoners). Pas daarna werd ook de Volksrepubliek China erkend (met nu 1,3 miljard inwoners).
In 1975 overleed Chiang Kai-Shek, zijn zoon Chiang Ching-kuo volgde hem op en regeerde in Taiwan tot 1988. Na hem regeerden Lee Teng-hui (tot 2000), Chen Shui-bian (tot 2008) en Ma Ying-jeou (herkozen in 2012).
In de Volksrepubliek China werd Mao na zijn dood in 1976 opgevolgd door de pragmatische Deng Xiaoping die een staatskapitalisme invoerde dat China grote welvaart bracht. Na hem regeerden Jiang Zemin (1993-2003) en Hu Jintao (2003-heden).
*
Sun Yat Sen wilde een China naar het voorbeeld van de Verenigde Staten, maar het noodlot wil dat de oorspronkelijke bewoners van Amerika, Indianen zijn: geen mensen uit Indië afkomstig zoals Colombus verkeerdelijk geloofde toen hij in 1492 Amerika voor Indië hield, maar wel Chinezen. Heel lang geleden kwamen zij Amerika via het Noord-Westen dat aan het Noord-Oosten van Azië grenst, naar binnen en zo bevolkten zij dat continent totdat zij daar door Europese goudzoekers werden verdreven, gescalpeerd of in reservaten ondergebracht met gratis alcohol. En dat de Indianen echt Chinezen zijn, verraadt ons de Chinese poëzie, andermaal van Li Tai Po, met name in zijn drinklied, getiteld: Alleen drinkend bij het licht van de maan, zoals het vertaald is en ook herschreven door de grote Nederlandse dichter Jacob Slauerhoff. Deze arts, te groot om niet feitelijk te worden verstoten door de kleinburgerlijke Hollanders, werd scheepsarts en belandde aldus met de vloot in 't Oosten. Li Tai Po komt helemaal tot zijn recht en ook de dichterlijke wijsheid van de oude Indianen herkent men direct in deze enkele magische verzen:
'Alleen drinkend bij het licht van de maan' (J. Slauerhoff naar Li Tai Po)
k Verkeer in weelde tusschen de bloemen met wijn, Maar ook in armoe: drinkend zonder vriend. De opkomende maan, mij zoo verlaten ziend, Wekt mijn schaduw, zoodat we met zijn drieën zijn. (2)
Noten:
(1) Het porceleinen paviljoen is een gedicht van de grote Chinese dichter Li Tai Po (ook wel Li Po of Li Bai genoemd) [701-761] in een vertaling van de Nederlandse Hélène Swarth (1859-1941) [in: De chineesche fluit, Meulenhof, Amsterdam 1922] die gebaseerd is op de Duitse vertaling van de hand van Hans Betghe (1876-1946) [in: Chinesische Flöte], die op haar beurt steunt op de eerste vertaling [in: Le livre de jade] van Judith Gautier (1845-1917). Zie: http://www.tragevuur.com/nummer41-ontdekking.htm#_edn1 . Het gedicht heeft bij ons bekendheid verworven mede door het feit dat het, samen met nog andere verzen van Li Tai Po, werd opgenomen in Gustav Mahler's Das Lied von der Erde uit 1908-1909, dat in première ging na Mahlers dood in 1911 te München. (2) Dit gedicht werd aangetroffen in de nalatenschap van Slauerhoff (1898-1936). Het telde oorspronkelijk veertien regels, Slauerhoff reduceerde ze tot vier. Zie: http://www.tragevuur.com/nummer41-ontdekking.htm#_edn1 . (°) Voor alle persoonsnamen en trefwoorden, zie ook Wikipedia, o.m.:
Het christendom zou zijn
bestaansreden verliezen als dit geloof niet de onsterfelijkheid of
het eeuwig leven beloofde, inbegrepen, niet mis te verstaan, de
opstanding van het lichaam uit de dood want dat zijn uiteraard
twee onderscheiden zaken.
De herinnering aan de
bestaansreden van het christendom geschiedt met Pasen de
herdenking van de verrijzenis van de Messias en meteen het grootste
kerkelijk feest van het jaar. Jezus wordt meer bepaald de
eerst verrezene genoemd; Hij die voorafgaat
aan allen die het eeuwig leven zullen beërven en die dat aan Hem te
danken hebben; Hij die de erfschuld uitboette waarmee wij beladen
werden sinds de zondeval die ons sterfelijk maakte. (1)
Want op de keper
beschouwd gaat Pasen niet over de creatie van het eeuwig leven maar
over het herstel van
de onsterfelijkheid waarmee de mens immers geschapen werd maar die
hij door zonde verspeelde. Andermaal, de opstanding uit de dood is
een andere zaak dan het eeuwig leven, aangezien diegenen die uit de
dood werden opgewekt, daardoor allerminst onsterfelijk werden, en er
zijn er wel wat.
Behalve de door Jahweh
opgewekte drie gevallen zoals vermeld in het boek Koningen in het
Oude Testament de
zoon van Elia's gastvrouw (2), de zoon van de Sunamitische (3) en de
dode die in Elisa's graf werd gelegd (4) alsook de
mensen die zoals vermeld in de Evangeliën door Jezus zelf werden
opgewekt de
zoon van de weduwe van Naïn (5), het dochtertje van Jaïrus (6) en
Lazarus van Bethanië (7) alsook de door Petrus
opgewekte Dorcas
en de door Paulus opgewekte
Eutychus (8) zijn er nog de 'vele heiligen' die
onmiddellijk na Christus' dood verrezen en in Jeruzalem verschenen.
(9) Als mag aangenomen worden dat Jezus de eerst verrezene is, dan
moeten allen die voordien uit de dood werden opgewekt, niet beschouwd
worden als opgestaan tot het eeuwig leven doch enkel als opgestaan
uit de dood of dus teruggekeerd uit de dood tot het aardse
leven.
Aldus verdwijnt meteen
een schijnbare inconsistentie in de bijbelse verhalen over het
verrijzenisgeloof, meer bepaald aangaande de door sommigen gemaakte
opmerking dat de verschijning in Jeruzalem van de vele reeds
gestorven heiligen plaatsvond nog voor de verrijzenis van Jezus uit
zijn graf zij kunnen immers uit de dood zijn opgewekt naar het
aardse leven, net zoals bijvoorbeeld Lazarus, echter zonder verrezen
te zijn en dus zonder reeds het eeuwig leven te hebben ontvangen
zoals gezegd zijn dit dan twee verschillende zaken.
Volgens de bijbel is er
overigens ook tenminste één mens die nooit gestorven is aangezien
zij niet met de erfzonde besmet was, met name Maria, de moeder Gods
zij werd evenwel 'ten hemel opgenomen', wat dan ook haar fysieke
afwezigheid onder de stervelingen verklaart. Geheel onverklaarbaar
echter blijft het gegeven dat verder ook Henoch en de profeet Elia
als stervelingen ten hemel zouden zijn opgenomen zonder de dood te
hebben moeten smaken. (10)
Jezus verrees pas drie
dagen na zijn overlijden en in die tussentijd op 'Stille
Zaterdag' zou Hij, althans volgens de apostolische
geloofsbelijdenis, afgedaald zijn ter helle, met name om aldaar in
het voorgeborchte van de hel de zielen te gaan verlossen van al
diegenen die al gestorven waren dezen hebben namelijk niet de
kans gehad op het doopsel dat immers pas na het offer van het Lam van
kracht was en derhalve waren zij niet verantwoordelijk voor hun
toestand.
Naast het vreemde
verschijnsel van de opwekking uit de dood tot een terugkeer in het
aardse leven in tegenstelling tot de opstanding welke een intrede
in het eeuwig leven betreft blijft nog een element de
geloofwaardigheid van het paasgebeuren aantasten, namelijk de
oudtestamentische grondslag voor pasen. Er wordt namelijk verteld dat
een engel op bevel van Jahweh alle eerstgeborenen in de Egyptische
gezinnen doodt teneinde de Egyptenaren duidelijk te maken dat het
Jahweh menens is met zijn beschermheerschap van zijn volk Israël.
(11)
Ofschoon Jezus liet
verstaan dat hij niets wilde afdoen aan het Oude testament, (12)
lijkt dit toch andermaal een grondige reden om op zijn minst de al te
letterlijke interpretaties van het Oude Testament ten stelligste te
moeten veroordelen. Jahweh die zijn engel gebiedt om een genocide te
plegen vergelijkbaar met die van de legendarische Herodes een
moordpartij met als slachtoffers nota bene
geheel
onschuldige kinderen is een zoveelste
niet langer door de vingers te zien 'feit' dat de heiligheid van de
Schrift ontsiert, zoniet op de helling zet. (13) Men herinnere zich
vooral de mensenoffers die kennelijk gangbaar waren tot bij de
aartsvader Abraham die net niet zijn zoon onthoofdde op het altaar
van de Heer die via zijn engel liet weten dat Hij voortaan
genoegen zou nemen met een offerdier. (14)
Wie zich vasthechten aan
dit geloof, moeten zich uiteindelijk in allerlei bochten gaan wringen
om middels zogenaamd 'figuurlijke' interpretaties de Heilige Schrift
minder wreed te laten lijken dan ze in feite is, want tenslotte waren
de stammentwisten ook in die tijd gevechten op leven en dood en gold
het als een roemrijke heldendaad zijn vijanden te hebben verslagen en
gedood onder de vele duizenden jaren later nog steeds
weerklinkende strijdkreet waarmee alle oorlogzuchtigen zich moed
inspreken: "zo helpe ons God!" en ligt er niet een
ganse wereld tussen, enerzijds, deze primitieve kreet en, anderzijds,
het Nieuw Testamentische devies: "Bemint uw vijanden!"?
Maar wie hier nog steeds de kool en de geit willen sparen, dreigen
daarvoor te zullen moeten betalen met de prijs van hun
geloofwaardigheid: de wortels van het paasfeest kunnen bezwaarlijk
kosjer worden genoemd. En onvermijdelijk doch niet geheel ten
onrechte gaat ook de rest van de Heilige Schrift aan
geloofwaardigheid inboeten.
Met de historie van de
lijkwade van Turijn werd meermaals getracht om de geloofwaardigheid
van de christelijke verrijzenis enigszins te herstellen
herhaaldelijk met bijzonder matig succes omdat men nu eenmaal, alle
goed bedoelde goedgelovigheid ten spijt, in het jammerlijke
onvermogen verkeert om van een ezel een koerspeerd te maken. Twee
bijzonder grondig gedocumenteerde studies hierover zijn Subliem
licht op de lijkwade van Turijn. Ware herkomst van een middeleeuwse
relikwie (Aspekt, 2015) (15) en De
terugkeer van de Nazoreeër. Fabuleuze lotsbestemming van een
bliksemsjamaan (Aspekt, 2016) (16) van de
Vlaamse auteur Ludo Noens.
Het
laatst genoemde boek gaat over Jezus, de zoon van god, die na zijn
dood is verrezen en de verrezen heer zou menigmaal verschenen zijn,
zoals vele bronnen getuigen. En dat gegeven trekt Ludo Noens ook
helemaal niet in twijfel, alleen blijken de doden vaker aan hun
nabestaanden te verschijnen en menig strenge wetenschapper heeft
daarvan getuigd, ofschoon niemand daarvoor ooit een bevredigende
verklaring vond. Maar dat is geen bezwaar, zo blijkt immers uit het
feit dat ook het leven zelf, dat onderwerp is van de biologie en van
menige andere wetenschap, het met slechts beschrijvingen moet doen
terwijl de grondvraag naar wat het leven is en hoe het dan überhaupt
mogelijk is, uiteindelijk onbeantwoord blijft.
Het
christendom is een mysteriegodsdienst, maar het is lang niet de
eerste en evenmin de enige: over de mysterieculten licht ons Noens'
boek uitgebreid in maar ook over de daarmee samenhangende
problematiek van de Bijna-Dood-Ervaringen (BDE) die een empirische
grond geven voor het geloof in wat het louter stoffelijke en het
tijdelijke te boven gaat. De geschiedenis staat bol van sekten,
geschriften en getuigenissen afkomstig uit alle hoeken van de wereld
waarin sprake is over steeds weer hetzelfde fenomeen dat wij ook in
het ons min of meer vertrouwde christendom ontwaren, alleen blijkt
het bijzonder verhelderend om zich te realiseren dat naast de door de
kerken erkende geschriften en documenten, nog andere bronnen bestaan:
teksten die verdonkeremaand werden omdat zij de potentaten niet in de
kaarten speelden maar die onontbeerlijk zijn om de waarheid
dichterbij te komen omtrent in dit geval de Nazoreeër.
Noens'
nauwgezette duiding van het sjamanisme laat er geen twijfel over
bestaan dat ook de Nazoreeër in deze groep thuishoort een groep
van bijzondere figuren die de link verzorgen met de wereld aan gene
zijde zonder welke ons bestaan aan deze zijde uiteindelijk
belofteloos blijft. Noens schrijft: (...) Wat men in onze
alsmaar rationeler wordende samenleving meer en meer onder de mat
schuift, zal de essentie van Jezus' betekenis blijken te zijn.
De waarheid blijft verborgen voor de verstandigen en wordt slechts
aan de eenvoudigen onthuld; het koninkrijk Gods is slechts voor wie
bereid zijn al het wereldse achter te laten. Is de verrijzenis van
Christus als een eenmalig gebeuren voorgoed achterhaald? Het lijkt
erop dat het biologische sowieso bestemd is om uit het leven een
post-biologische ziel te laten geboren worden. (17)
(J.B.,
19 maart 2018)
Verwijzingen:
(1) I Korintiërs 15: 20-23: "Maar:
Christus ís uit de dood opgestaan! Hij was de eerste van alle
gestorven mensen die dat deed. Vroeger is door een mens (Adam) de
dood in de wereld gekomen. Nu is ook door een Mens de opstanding uit
de dood in de wereld gekomen. Alle mensen zullen door de schuld van
Adam sterven. Maar nu zullen alle mensen door Christus levend gemaakt
worden. Maar ieder op zijn beurt: Christus als eerste en daarna de
mensen die van Christus zijn als Hij terugkomt."
(2)
I Koningen 17:17-24.
(3)
2 Koningen 4:8.
(4)
2 Koningen 13:20,21.
(5)
Lucas 7:11-15.
(6)
Marcus 5:22-43 en Lucas 8:41-56.
(7)
Johannes 11.
(8)
Handelingen 9:36 resp. Handelingen 20:9.
(9)
Mattheüs
27:52-53: En de graven werden
geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden
opgewekt; en uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding,
kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.
(10)
Wat betreft Henoch, zie: Genesis
5:18-24: "Jered leefde
honderdtweeënzestig jaar, en verwekte Henoch. En Jered leefde, nadat
hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en
dochters. Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar;
en hij stierf. Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte
Methusalach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach
verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al
de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. Henoch
wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg."
Alsook:
Hebreeën
11:5: "Door
het geloof werd Henoch weggenomen, opdat hij de dood niet zou zien.
En hij werd niet gevonden, omdat God hem weggenomen had. Vóór zijn
wegneming kreeg hij namelijk het getuigenis dat hij God behaagde."
Wat
betreft Elia, zie: 2 Koningen 2:1-12:
"Het geschiedde nu, als de Heer Elia met een onweder ten hemel
opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal.En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch
hier, want de Heer heeft mij naar Beth-el gezonden. Maar Elisa zeide:
Zo waarachtig als de Heer leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet
verlaten! Alzo gingen zij af naar Beth-el. Toen gingen de zonen der
profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem:
Weet gij, dat de Heer heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij
zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. En Elia zeide tot hem:
Elisa, blijf toch hier, want de Heer heeft mij naar Jericho gezonden.
Maar hij zeide: Zo waarachtig als de Heer leeft en uw ziel leeft, ik
zal u niet verlaten! Alzo kwamen zij te Jericho. Toen traden de zonen
der profeten, die te Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot
hem: Weet gij, dat de Heer heden uw heer van uw hoofd [d.i.:
uw meester n.v.d.a.] wegnemen zal?
En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. En Elia zeide tot
hem: Blijf toch hier, want de Heer heeft mij naar de Jordaan
gezonden. Maar hij zeide: Zo waarachtig als de Heer leeft en uw ziel
leeft, ik zal u niet verlaten! En zij beiden gingen henen. En vijftig
mannen van de zonen der profeten gingen henen, en stonden tegenover
van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. Toen nam Elia zijn
mantel, en wond hem samen, en sloeg het water, en het werd herwaarts
en derwaarts verdeeld; en zij beiden gingen er door op het droge. Het
geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa:
Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa
zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn! En hij zeide:
Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zult zien, als ik van
bij u weggenomen worde, het zal u alzo geschieden; doch zo niet, het
zal niet geschieden. En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en
sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die
tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder
ten hemel. En Elisa zag het, en hij
riep: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren! En hij
zag hem niet meer; en hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee
stukken."
(12)
Mattheüs 5: 17: "Meent
niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik
ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen."
(Statenvertaling
van de bijbel).
(13)
"De Israëlieten kreunden
onder slavernij en mishandeling door Farao. Moegetergd liet die zijn
slaven onder leiding van Mozes vertrekken nadat een engel van God het
oudste kind van alle Egyptische gezinnen had gedood. De kinderen van
Israël werden gespaard: de engel ging voorbij Pesach aan hun
huizen omdat ze op hun deurposten bloed hadden gesmeerd van een lam
dat die avond werd gegeten."
aldus een verklarende paastekst op de internetsite van Kerknet
zie:
(14)
Genesis 22: 1-13: Hierna
gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem:
`Abraham.' En hij antwoordde: `Hier ben ik.' Hij zei:
`Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, naar het land van
de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als
brandoffer op.' De volgende morgen zadelde Abraham zijn ezel, nam
twee knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, en kloofde hout voor
het brandoffer. Daarna begaf hij zich op weg naar de plaats die God
hem aangewezen had. Op de derde dag zag Abraham in de verte de
plaats liggen. Toen zei Abraham tot zijn knechten: `Jullie blijven
hier bij de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons
in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug.' Daarop gaf
Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer te dragen; zelf
droeg hij het vuur en het offermes. Zo gingen zij samen op weg. Toen
zei Isaak tot zijn vader Abraham: `Vader.' Hij antwoordde: `Ja, mijn
zoon.' Isaak zei: `Wij hebben wel vuur en hout, maar waar is het
offerdier?' Abraham antwoordde: `God zelf zal wel voor het offerdier
zorgen, mijn zoon.' En samen gingen zij verder. Toen zij de plaats
bereikt hadden die God hem had aangewezen, bouwde Abraham daar een
altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde
hem op het altaar, boven op het hout. Toen Abraham echter zijn hand
uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden,
riep de engel van Jahwe hem van uit de hemel toe: `Abraham,
Abraham!'En hij antwoordde: `Hier ben ik.' Hij zei: `Raak de jongen
met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij god vreest,
want gij hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.' Abraham
keek om zich heen en bemerkte een ram, die met zijn horens in het
struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op,
in plaats van zijn zoon." (Willibrordvertaling
1975)
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: