Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
28-02-2024
Waarde lezer van mijn blog...
...vandaag lees ik in mijn geliefde krant dat één van onze bekendste voetballers, Kevin Debruyne, die bij een Engelse ploeg speelt, 70 miljoen euro aangeboden krijgt als hij wil gaan spelen in Saoudi-Arabië. Hij moet er één jaar blijven en bovenop die 70 miljoen krijgt hij daar ook nog een royale wedde plus... maaltijdchèques. En voor ieder jaar dat hij langer blijft krijgt hij daar nog eens 70 miljoen bovenop. Omdat ik hooguit een beetje belangstelling kan opbrengen voor de miniemen van S.V. Anzegem en allerminst voor voetbal op het allerhoogste niveau, zou dit bericht mij koud gelaten hebben, ware het niet dat ik een paar weken geleden in dezelfde krant gelezen heb wat Barack Obama vraagt om een voordracht te geven: amper vier à zeshonderd duizend euro, en dat is pea-nuts in vergelijking met wat Debruyne kan opstrijken... En het staat ook allerminst in verhouding met wat ikzelf verdiend heb met voordrachten allerlei. Maar dat hebt u ongetwijfeld gelezen in mijn vorig blogverhaaltje (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3333789). Ik weet het wel, mijn blogverhaaltjes worden iedere dag door een twintigtal mensen gelezen en dat is niet slecht voor een blog, maar dat verzinkt toch in het niets tegenover de honderdduizenden die dagelijks mijn favoriete krant lezen, zijnde Het Laatste Nieuws. Waarom ik mijn krant verkies boven de zogenaamde kwaliteitskranten? De laatste zijn duurder en enkel door zakenlui aftrekbaar voor de belastingen, en de artikelen gaan het petje van de gewone man vaak te boven. Ik stuur dit verhaaltje alvast naar Het Laatste Nieuws. Je weet nooit of ze het opnemen. Voor honderdduizenden lezers! Ik hou u op de hoogte via deze blog. Spannend toch...
In de krant van gisteren donderdag 8 februari trok een artikel van ene Jan Claeys, op pagina 4, mijn bijzondere aandacht: op 17 maart komt Amerika's oud-president
Barak Obama naar Puurs, een Vlaamse gemeente van zowat twintigduizend inwoners, om er te speechen in het Studio 100 Pop-Up Theater, ter gelegenheid van een technologiefestival. De auteur van het artikel neemt de gelegenheid
te baat om de bedragen uit de doeken te doen die de Amerikaanse oud-presidenten en first ladys vragen om als spreker op te treden. Ziehier...
- Donald Trump: 139.343 tot 2.300.000 euro;
- Bill Clinton: 232.238 tot 464.477 euro;
- Hillary Clinton: 185.791 euro;
- George W. Bush: 92.895 tot 162.567 euro;
- Barack Obama: 400.000 tot 600.000 euro;
- Michelle Obama: 185.714 euro.
Dat de bedragen allesbehalve "rond" kunnen genoemd worden (die van Barack Obama niet te na gesproken) is ongetwijfeld te wijten aan het feit dat ze oorspronkelijk in dollars
zullen geweest zijn.
Die bedragen intrigeren mij omdat ikzelf tientallen keren - het moeten er ongeveer honderd geweest zijn - opgetreden ben als spreker voor allerlei verenigingen: service-clubs, studentenclubs,
artsenverenigingen, bejaardenclubs en dies meer. Dat ik het niet kan laten de "vergoeding" van mijn Amerikaanse collega-sprekers te vergelijken met die van mij, zullen mijn trouwste lezers mij hopelijk niet kwalijk
nemen.
Het is mij uiterst zelden overkomen dat ik na een voordracht met lege handen, zegge zonder fles rode wijn, huiswaarts getogen ben: twee of hooguit drie keer. Steengoed vond ik mijn voordracht
voor die serviceclub (d.i. een club die goede doelen steunt en waarvan de meeste leden behoren tot de "beau monde") waarvan ik de naam hier niet wens te noemen. Het onderwerp van mijn speech was "De Olympische
Goden", waartoe ik ook Dionysos rekende, de god van de wijn. Het toeval wil dat ik bij het betreden van de zaal op een klein tafeltje in een hoek een fles rode wijn had zien staan en ik had een ijzersterk vermoeden dat
die fles voor mij bedoeld was, na afloop van de speech: er was immers een strikje rond de hals van de fles. Ik zag de gelegenheid schoon om, toen ik het onderwerp Dionysos aansneed, mij te laten ontvallen dat ikzelf geen wijnliefhebber
was en alleszins geen rode wijn lustte. De voordracht was een enorm succes, er waren veel aanwezigen en iedereen had zich blijkbaar goed geamuseerd: ik hou het meestal erg ludiek. Ik kreeg enorm veel applaus en een warme bedanking
van de voorzitter. Hij had goed begrepen dat ik geen rode wijn lustte en laat dat nou precies hetgeen zijn dat ze voor mij in petto hadden, als bedanking... Jammer, nochtans één van de beste Bordeaux-wijnen.
Hadden ze dat maar eerder geweten, dan hadden ze wel voor een fles witte gezorgd! De fles rode werd, als bewijs van de goede intenties, te voorschijn gehaald, maar ze werd mij niet overhandigd. De voorzitter had evenwel een
beter idee, iets wat mij ongetwijfeld meer plezier zou doen dan welk geschenk dan ook: nogmaals een geweldig applaus van allen die zo zalig genoten hadden van de voordracht. Dat tweede applaus kwam er. Ik had de indruk dat
het iets zwakker was dan de eerste keer...
Ik laadde mijn dia's, mijn diaprojector en mijn scherm in mijn autokoffer. Er was niemand om mij daarmee te helpen. Ik droop af, zonder enige vergoeding (het dubbel applaus niet te na
gesproken) voor de dertig kilometer verplaatsingkosten, het gebruik van mijn diaprojectiemateriaal en vooral de uren voorbereiding die de voordracht mij had gekost. Maar ik had mij goed geamuseerd. Ik was dankbaar...
Ik heb meerdere keren mijn sprekerstalent aangewend ten bate van goede doelen. Die keer van "Kom op tegen Kanker" herinner ik mij nog levendig. De belangstelling was niet al te groot,
wellicht niet vanwege de spreker of het onderwerp (kanker!) die een drietal maanden van te voren waren aangekondigd, maar omdat er een belangrijke voetbalmatch was op TV. Het applaus dat ik kreeg was ook maar matig. Het dankwoord
van de voorzitter maakte echter veel goed. Hij vond het een uitstekende voordracht en hij vond mij een vlotte spreker. Hij realiseerde zich maar al te goed dat aan de voordracht veel voorbereidend werk was voorafgegaan en
het leek wel of woorden hem te kort schoten om mij te danken voor de vele uren van mijn kostbare tijd die ik er had in gestoken. En de fles rode wijn die hij mij overhandigde was, zei hij, meer dan verdiend. Ik dankte op mijn
beurt. Aan een tafeltje achteraan in de zaal zat een lid van de "goede-doelen-club" stickers te verkopen voor "Kom op tegen Kanker". Ik voelde mij verplicht zo'n sticker te kopen. Voor wat ik
voor die sticker betaald heb had ik een fles "liebfraumilch" kunnen kopen, de enige wijn, wit en zacht en zoet, die ik nog enigszins lust. Ik heb de sticker op de fles rode wijn geplakt en die in mijn kelder geplaatst
tussen mijn andere flessen. Het was een fles van hoge kwaliteit. Twintig of dertig jaar later heb ik ze naar boven gehaald, de sticker zat er nog op. Wijn verbetert met het ouder worden, maar van deze was de houdbaarheidsdatum
blijkbaar overschreden...
Eén keer heb ik aan één van mijn voordrachten een nogal bittere nasmaak overgehouden. Het was op een namiddag midden in de week, voor een "seniorenclub". Ik
had er twee patiënten voor afgebeld. Ik herinner mij nog levendig het onderwerp van mijn speech: "Het Peter principe", waarom alles zo slecht gaat in de wereld. De stelling is van ene professor Lawrence J.
Peter. Die geleerde man heeft zijn best gedaan om alles wat fout gaat in de wereld terug te brengen tot die ene oorzaak: dat eenieder in ons hiërarchisch bestel ernaar streeft om zijn niveau van incompetentie te bereiken.
Er werd met meer aandacht naar mijn spreekbeurt geluisterd dan men doorgaans van een ouder publiek zou verwachten. De ludieke tint die ik er had ingelegd zal daar ongetwijfeld ook toe bijgedragen hebben. Na afloop van het
verhaal kwamen er vragen en opmerkingen uit het publiek: een bewijs dat men aandachtig geluisterd had. Iemand merkte op dat toch niet iederéén deel uitmaakt van een hiërarchie, waarop ik antwoordde dat het
mij óók dwars zat en dat ik de stelling in dezer voege zou willen wijzigen: "dat eenieder ernaar streeft om een niveau van insufficiëntie te bereiken". Dat moest dan maar "Het Peter-Vansteenbrugge principe" heten. Iedereen was daar blij mee, ik kreeg applaus en een fles
rode wijn. Een heerlijke namiddag ondanks een kleine valse noot in het begin. Ik had namelijk vier dia's meegebracht en men had mij verzekerd dat het nodige projectiemateriaal ter plaatse zou zijn. Dat wás ook
het geval... maar de diaprojector bleek defect te zijn. De voordracht had ook best gekund zonder die dia's, maar omdat ik het zonde vond vanwege het werk dat ik erin gestoken had ben ik nog snel naar huis gereden - het
was amper zes kilometer - om mijn eigen diaprojector te halen, en in een wip was ik terug. En dan hoor ik u al vragen: waarom dan die bittere nasmaak? Welnu...Twee dagen later vond ik een pro-justicia in mijn brievenbus.
Ik had bij het ophalen van mijn projector de toegelaten snelheid met een paar kilometer overschreden. Een boete dus. Ik had ermee een paar flessen wijn en een paar bakken Duvel kunnen betalen...
De voordracht die ik gehouden heb voor een vereniging van classici (mensen die affiniteit hebben voor de klassieke cultuur) zal ik niet licht vergeten, niet zozeer vanwege de voordracht zelf,
doch veeleer vanwege de fles wijn achteraf. De voordracht zelf was overigens vlekkeloos verlopen: een vrij talrijk publiek dat aandachtig gedurende bijna drie uur geboeid was blijven luisteren naar mijn uiteenzetting over
de mythologische oorsprong van de Panhelleense Spelen. Ik had er veel voorbereidend werk aan gehad en ik had mijn voordracht geïllustreerd met bijna honderd dias. Voor alle zekerheid had ik nu ook mijn eigen projectiemateriaal
meegenomen alsook mijn zwager om de diaprojector te bedienen. De dag tevoren hadden wij overigens een beetje gerepeteerd opdat alles gesmeerd zou lopen. Er volgde een warm applaus en een dito dankwoord van de voorzitter. Mijn
beloning, om mij niet met lege handen huiswaarts te laten keren, was een klein flesje (hooguit 33 cl) retsina-wijn. Ze hadden het niet vooraf geweten dat ik een assistent zou meegebracht hebben, anders had die ook zo een flesje
gekregen. Als u, beste lezer, geen hellenofiel bent en ook geen wijnkenner dan weet u misschien niet wat retsina is: een bleke goedkope wijn met een afschuwelijke smaak, een harssmaak, een verschrikking! Het flesje retsina
was ongetwijfeld bedoeld als beloning voor mijn optreden en als vergoeding voor uren voorbereidend werk plus honderdveertig kilometer verplaatsingskosten en het etentje in een Grieks restaurantje (de "Zorba")
waarop ik mijn zwager enkele dagen later heb getracteerd omdat ik hem dat verschuldigd meende te zijn voor de puike assistentie.
Die memorabele laatste spreekbeurt was er teveel aan. Het was een van de eerste dagen van de decembermaand van ´t jaar 2022. Ik was die dag precies tweeëntachtig-en-eenhalf
jaar oud geworden. Ik had al een paar jaar niet meer "opgetreden" en ik dacht er niet over om het nog ooit te doen. De ouderdom had mij al flink in de greep: lumbartrose en spinaalkanaalstenose (*voor de leek:
zoek dat maar eens op in het woordenboek). Dat resulteerde in chronische rugpijn, moeite om lang op eenzelfde plaats rechtop te blijven staan en gangstoornissen, al kon ik dat laatste - die mankepoot - nog tamelijk goed camoufleren
als het tenminste slechts over een korte afstand ging. Maar het aanbod was zó aanlokkelijk: een voordracht in het universitair ziekenhuis voor de alumni van de geneeskunde! Er zouden verscheidene professoren en ex-professoren
(emeriti dus) aanwezig zijn. Wat een eer om voor zon elite te mogen spreken! Ik had al twee keer mogen spreken in de aula van de universiteit, maar dit leek mij nóg mooier. Om mijn carrière in opperste
schoonheid af te sluiten, de kroon op het werk. Maar... In de drie of vier jaar dat ik mijn hobby van "conferancier" niet meer beoefend had was er veel veranderd... Dia's waren uit de mode en er diende nu
een power point gemaakt te worden. Wist ik véél wat een power point was. Mijn kleinkinderen hebben het mij geleerd en ze zijn zo vriendelijk geweest een power point van mijn voordracht te maken. Jammer was ook
dat het "event" plaatsvond in volle coronatijd en er dus weinig toehoorders zouden zijn, maar... de techniek staat voor niets: de voordracht werd opgenomen zodat de afwezige alumni, zij die het coronagevaar niet
durfden trotseren, alles rechtstreeks van in hun luie zetel konden volgen op hun computerscherm. Ik moest spreken voor hooguit 15 aanwezigen, over "De geneeskunde bij oude Grieken". Kwantiteit ondermaats dus. De
kwaliteit daarentegen: allemaal gewezen professoren, op een paar uitzonderingen na! Voor het eerst in mijn leven voelde ik mij nerveus bij de aanvang van een voordracht: spreken voor zo´n mini-publiek heeft mij nooit
gelegen. Maar het ergste was dat ik de hele tijd moest rechtop blijven staan en niet een beetje heen en weer mocht wandelen om mijn rug wat te ontlasten, omdat ik anders uit het beeld van de camera kwam, via dewelke mijn voordracht
werd opgenomen terwille van de thuisblijvers. Ik had er niet op gerekend dat de voordracht niet langer dan een uur mocht duren (er moest nog tijd overblijven voor vraagstelling achteraf) en halverwege afronden viel mij moeilijk
al dient gezegd dat twee uren rechtopstaand spreken zonder van plaats te mogen veranderen wellicht niet uit te houden zou geweest zijn vanwege de hevige rugpijn. Dat was dus wel degelijk mijn laatste voordracht, het was de
voordracht teveel!...
In mijn kelder staan nog enkele flessen rode wijn, te oud om nog drinkbaar te zijn. Ze hebben nog enkel historische waarde. Van een paar weet ik nog waar ik ze "verdiend" heb. Ik
had ze moeten voorzien van een etiket met plaats en datum en de naam van de gulle schenker...
Wat mogen we ons gelukkig prijzen met een jonge politieker in ons dorp, die zal zorgen dat alles anders - ´t is te zeggen ¥beter´ - wordt na de verkiezingen. Tenminste als
hij en zijn partij het voor het zeggen zullen hebben? Ik denk van wel...
Ik had afgelopen weekend de gelegenheid een rustig gesprek met Jerco te kunnen voeren. Vijfentwintig jaar geleden heb ik Jercoÿs amandelen verwijderd en ik heb de indruk dat hij nog steeds
met respect opkijkt naar deze vergeetachtige drieëntachtigjarige. Hij nam rustig de tijd om mij uit te leggen hoe hij, en uiteraard zijn partij, staat tegenover alle problemen die de mensen bekommeren. De oorlogen in
Oekraïne en in Gaza: hij is er tegen, bravo Jerco! De hongersnood in sommige delen van de wereld en de opwarming van de aarde: hij is er tegen, weer bravo Jerco! De daling van ons onderwijsniveau, de prijzen in de rusthuizen
die stilaan onbetaalbaar worden, de gebreken in de kinderopvang: Jerco zal het oplossen, nogmaals bravo Jerco! En hij belooft ook paal en perk te stellen aan de ongelijkheid tussen de pensioenen, de graaibonussen van sommige
politiekers en de optimalisatietechnieken van de grootverdieners. En dan is er nog zijn belangrijkste stokpaardje: de ellendige levensomstandigheden van de boeren waarvoor hij zich wil inzetten met iedere vezel van zijn jong
lichaam - zijn grootvader zaliger was boer... Over het probleem van de migratie en de overbevolking spreekt hij niet spontaan, maar als 'malthusianist´ voel ik mij verplicht het probleem even ter tafel te leggen.
Hij lijkt er geen pasklare oplossing voor te hebben, maar dat hebben de andere partijen ook niet - één partij terzijde gelaten, maar dat is een extremistische partij wier naam hij zelfs niet wil uitspreken. Maar
het verschil tussen Jerco en de andere politici ligt wel in het feit dat de anderen er niet eens wakker van liggen en Jerco wel! En ik had nochtans gezworen dat ik niet meer zou gaan stemmen. Maar niets weerhoudt mij om op
die eed terug te komen en de toekomst van mijn nageslacht en dat van al mijn Vlaamse broeders en zusters in handen te leggen van Jerco...
Ik ben het boek Initialen B.B. aan het lezen, een lijvige autobiografie van vijfhonderdvierenveertig bladzijden over, jawel, Brigitte Bardot. Na drie weken - ik laat de tekst
geleidelijk binnendruppelen - ben ik aangekomen op pagina driehonderd, alwaar ze schrijft - laat het toeval zijn: "...want ik zal u antwoorden dat het allemaal rotzakken zijn, dat ik in niemand geloof, dat iedereen zich zoveel
macht probeert toe te eigenen en er niets waardevols mee doet, dat alle politiek alleen maar als springplank dient naar de roem van degenen die zich ermee inlaten.
Vijfenzestig jaar geleden hing in mijn studentenkot een poster van Brigitte Bardot. Ik had ieder jaar een ander kot maar de poster verhuisde telkenjare met me mee. Ik vond haar toen - en dat
vind ik nog steeds! - de meest verleidelijke vrouw die de wereld ooit gekend heeft. Ze was de evenknie van de mooie Helena van Troje, die meer dan tweeduizend jaar vóór haar heeft geleefd. Doorheen mijn studentenjaren
- het waren er zeven - ben ik Brigitte trouw gebleven. Hoe vaak heb ik haar foto gekust als ik lichtjes, of ietsje minder licht, beneveld thuiskwam op mijn kot na een studentenrolling... ´s Nachts waakte ze over mij.
Pure verliefdheid. Platonische liefde. Was zij de reden dat ik het nooit lang uithield met studentenliefjes? Dat de poster uiteindelijk verloren is gegaan vind ik nog steeds erg jammer.
Op pagina 300 van autobiografie is ze 28 of 29 jaar oud. Met een tiental mannen heeft ze samengeleefd, met twee ervan is ze getrouwd geweest (er zullen er nog twee volgen) en met honderden
wellicht heeft ze het bed gedeeld. Twee abortussen (provocatus) heeft ze achter de rug en enkele zelfmoordpogingen. Eén (aanvankelijk ongewenst) kind heeft ze gebaard. Ze is wereldberoemd, de grootste filmster ter wereld
en daarenboven een getalenteerde zangeres, ook zeer bedreven in het balletdansen. En een knappe schrijfster, zoals nu blijkt... Rond die tijd was het dat Brigitte afgeperst werd door de Franse terreurorganisatie O.A.S.: ze
diende een grote som geld te betalen, of ze kon zich aan een bomaanslag verwachten en ze zouden haar verminken door vitriool in haar gezicht te gooien. Wat een beklemming, wat een beproeving. Ze liet haar woning bewaken door
haar lijfwachten, op twee verschillende plaatsen, dag en nacht. Samen met haar ouders en haar advocaat kwam ze overeen om te proberen gerechtelijke bescherming te krijgen van de officiële politie. Het bleek verloren moeite:
de politie en de regering hadden wel wat anders aan hun hoofd dan de bescherming van een onbeduidende Française die met vitriool en een bomaanslag werd bedreigd omdat ze weigerde zich neer te leggen bij een schandalige
chantage. Het maakte weinig uit dat die chantage ook inging tegen de overtuiging van de president, die ze uit eigen vrije wil had gekozen door hem haar stem te geven. Ook al leverde die onbeduidende Française
het land in die tijd net zoveel deviezen op als het overheidsbedrijf Renault, ze moest zelf de verantwoordelijkheid voor haar daden en haar voortbestaan maar op zich nemen. Dat heb ik altijd en voor alles gedaan
schrijft ze. Praat me daarom niet van politiek, want ik zal u lachend antwoorden dat het allemaal rotzakken zijn, dat ik niemand geloof, dat iedereen zich zoveel mogelijk macht probeert toe te eigenen en er niets waardevols
mee doet, dat alle politiek maar als springplank dient naar de roem van degenen die zich ermee inlaten (*)
Die woorden gelden ongetwijfeld niet voor Jerco. Tenzij ik mij vergis...
Dat het jullie goed ga in het nieuwe jaar hoop ik van ganser harte. Wensen doe ik niet, aan wensen hebben jullie niets. Maar ´k beloof dat ik bij tijd en wijle vol genegenheid aan jullie denken zal en dat ik vriendelijk zal zijn als ik jullie op mijn weg ontmoet. Zolang ik nog bij zinnen ben...
En of het goed gaat in de wereld? ´k Zou ´t geloven, we boeren goed! De wereldbevolking is weer flink gestegen ondanks de vele slachtoffers van oorlogen, hongersnoden, epidemieën,
natuurrampen, en dies meer. Ons aardbolleke geraakt, door al die mensen, oververhit en moet dus weer het loodje leggen. Maar ´t heeft alleszins nog gruwelijker pijltjes op zijn boog: wat we ´t voorbije jaar
hebben meegemaakt is, vrees ik, nog maar klein bier geweest.
Laten we nu geen gelukkig nieuwjaar wensen, maar beloven dat we elkaar liefdevol zullen bejegenen het hele jaar lang en ook daarna nog... als het ons gegund
is.
Een maand of zes geleden heb ik op zolder in een berg oude geschriften van mijn hand vier toneelstukken gevonden uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Ik moet ze achteraf zelf totaal ongeschikt
gevonden hebben voor publicatie of opvoering. Maar nu ze onverwacht weer opgedoken zijn vind ik er minstens twee best genietbaar, alsof ze niet door mij maar door een gerenommeerd toneelauteur geschreven zijn - Shakespeare?
Ik heb ze te lezen gegeven aan de regisseur van de lokale toneelvereniging. Na zes maanden heb ik niets meer van die regisseur gehoord. Ik denk dat hij erover zal geoordeeld hebben zoals ikzelf in de jaren ´70... Al put
ik wat troost en hoop uit de overweging dat het thema van De Twistappel de doorsnee toneelbezoeker minder goed ligt en dat het bij Een dochter voor het leven vooral te maken heeft met de rolverdeling
(2 vrouwen, 5 mannen) ofschoon de rol van de postbode ook door een vrouw kan gespeeld worden zonder één woord aan de tekst te wijzigen. En dan is er nog voer voor de zuurpruim die de humor niet kan smaken: hoe
iemand het natuurlijk kind kan zijn van twee verschillende vaders. Een wetenschappelijke primeur!
1° DE TWISTAPPEL.
Voor een goed begrip gaan we eerst vele eeuwen terug in de geschiedenis, om precies te zijn tot ongeveer 1200 jaar vóór het begin van onze tijdrekening, toen de oppergod Zeus
volop regeerde over hemel en aarde (de zee viel onder de bevoegdheid van de god Poseidon, de hel onder die van Hades). Zeus had zijn oog laten vallen op Leda, de echtgenote van Tyndareos, koning van Sparta. Teneinde onopvallend
met haar betrekking te kunnen hebben veranderde hij zichzelf in een zwaan, en zo geschiedde het dat Leda enige tijd later - laten wij het op negen maanden houden - twee eieren baarde. Vermeld dient nog te worden dat zij dezelfde
dag van haar gemeenschap met de zwaan ook het bed had gedeeld met haar echtgenoot Tyndareos. Uit elk van de twee eieren kwam een tweeling te voorschijn: uit het ene ei kwamen Pollux en Helena, die kinderen van
Zeus waren, uit het andere ei kwamen Castor en Klutaimnestra, kinderen van Tyndareos. Over Castor en Pollux wil ik hier enkel maar kwijt dat zij na hun dood door Zeus als sterrenbeeld aan het firmament werden geplaatst. Klutaimnestra
trouwde later met koning Agamemnon van Mykene en Helena groeide op tot de mooiste vrouw die de wereld ooit heeft gekend... tot onze eigen god het in zijn hoofd heeft gehaald Brigitte Bardot te scheppen. Zo goed als alle Griekse
koningen dongen naar Helenas hand. Uiteindelijk werd Menelaos, broer van Agamemnon, haar echtgenoot waardoor hij meteen ook haar vader Tyndareos opvolgde op de troon in Sparta. De goddelijke schoonheid van Helena zou
uiteindelijk catastrofale gevolgen hebben: ze zou leiden tot meest beruchte oorlog aller tijden, de oorlog van Troje. En hier kunnen we ons toneelstuk De Twistappel een aanvang laten nemen...
Op de bruiloft van Peleus, koning van Iolkos, met de bekoorlijke nimf Thetis, waren alle goden uitgenodigd, behalve één, Eris, de godin van de twist. Eris kwam toch en ze had
zelfs een geschenk bij, een gouden appel, die ze in de feestzaal wierp, waarna ze vertrok. Op de appel stond geschreven voor de mooiste. Drie van de aanwezige godinnen eisten de appel voor zich op: Hera, Athena
en Aphrodite. Wie van de drie uiteindelijk aan het langste eind trok en hoe dit de aanleiding zou worden tot de Trojaanse oorlog leert ons De Twistappel, toneelstuk in 2 bedrijven.
2° EEN DOCHTER VOOR HET LEVEN.
In meer recente tijd - de tweede helft van de 20e eeuw - speelt het toneelstuk Een dochter voor het leven zich af. In een ouderwets dorpscafé in een onooglijk boerendorp spelen de cafébaas, de meid, de postbode, de pastoor, de
dokter, de notaris, de cafédochter en haar jonge geleerde vriend de hoofdrollen.
Op 20 oktober is één van de meest getalenteerde Vlaamse kunstschilders van ons heengegaan. Hij was kunstenaar in hart en nieren en daarenboven een uiterst beminnelijk en spiritueel man. Hij was ook een degelijk schaakspeler, die niet gaarne verloor... maar dat ook zelden hoefde te doen. In een boek dat komend jaar zal verschijnen, komen we uitgebreid terug op leven en werk van deze rasechte Gentenaar.
Reeds vele tientallen jaren ben ik verslaafd aan „2 voor 12“, de onovertroffen quiz op de Nederlandse TV. Ook een beetje verslaafd aan de even onovertroffen presentatrice: jij dus... Noem het gerust „verliefdheid“: je lieve glimlach, je aanlokkelijke stem, je stielkennis. En toch ben ik bang dat er na al die jaren een beetje sleet begint te komen op mijn verliefdheid. Sta mij toe dat ik het uitleg...
In den beginne vond ik geen graten in het feit dat jij „srijven“ zei omdat je de „schr“ niet kon of niet wilde uitspreken. Integendeel. Ik vergaf je veel, zoals dat gaat onder jonge verliefden, die elkaars fouten met de mantel der liefde bedekken, ja, er zelfs door opgewonden raken. Er was overigens een goede verklaring voor dat „spraakgebrek“ van jou: niemand zal immers ontkennen dat „srijven“ gemakkelijker uit te spreken is dan „schrijven“. Een ander spraakgebrek waar ik opgewonden door raakte was de manier waarop jij „vier“ uitsprak: „fieë“! Al zie ikzelf „fieë“ moeilijker uitspreekbaar dan „vier“. Tot hier niets aan de hand dus. Edoch...
Laten we even teruggaan in de tijd, toen de Nederlander Joop Zoetemelk één van de beste wielrenners ter wereld was. De Nederlanders spraken zijn naam uit als „Soetemelk“ en daar kon ik nog wel enig begrip voor opbrengen. Als naam en voornaam in één adem uitgesproken worden, is „Joop Soetemelk“ de enige correcte uitspraak en zelfs de enige „technisch mogelijke“ uitspraak, d.i. zonder gevaar de tong te breken. Of je zou er „Joob Zoetemelk“ moeten van maken, maar dat is taalkundig niet toegelaten. Toch is dàt hetgeen een vrijgevochten sportjournalist er jaren geleden van maakte: enkel „Zoetemelk“ met „z“ als er „Joob“ vóór kwam, in alle andere gevallen was het „Soetemelk“. Ik wond er mij mateloos over op. Onlangs hoorde ik jou „lieve Astrid“ tijdens een „2 voor 12“ iets vertellen over een „grood zwaard“. Vroeger zou ik het je niet kwalijk genomen hebben. Maar onze liefde begint te tanen, vrees ik..
Al vijfenzeventig jaar, dat is vanaf mijn prille kinderjaren, ben ik een liefhebber van de wielersport. Als kleine jongen had ik ook wel interesse voor de voetbalsport, maar die interesse is
er nu niet meer en dat geldt voor alle ploegsporten. Ik herinner mij nog dat de voetbalploeg van Beveren-Waas - ´t is enkele tientallen jaren geleden - een belangrijke wedstrijd speelde. Hoeveel van de elf spelers van
de ploeg waren Bevernaren, denkt ge? Niet één! Hoeveel Vlamingen, denkt ge? Niet één! Hoeveel Europeanen, denkt ge? Precies, niet één. Ik kon mij daar moeilijk mee verzoenen en sedert
die dag gaat mijn interesse nog vrijwel uitsluitend uit naar individuele sporten, in ´t bijzonder de atletieksport en de wielersport.
De koers! Hoe zeer hebben ze mijn dagen opgevrolijkt: de Ronde van Frankrijk en de grote ééndagskoersen op de weg. En toch is er iets wat mij niet bevalt aan de wielersport. De
ploegen! Wielrennen is toch een individuele sport! Waarom dan ploegen? Die mooie sport wordt er toch door geschaad. Zo ken ik een renner uit een naburig dorp, Kluisbergen - Devenijns is zijn naam -, die een uitstekend renner
is geweest en rond deze tijd afscheid heeft genomen van de sport. Hij heeft als sportman goed zijn brood verdiend want hij was van grote waarde voor zijn ploeg, als helper van een kopman die hij tijdens de koers uit de wind
diende te zetten of met wie hij van fiets diende te wisselen als die banden- of andere pech had. En als die kopman dan de koers won tegen een tegenstrever die zich geen knecht als Devenijns kon permitteren, is dat eerlijk,
is dat geen koersvervalsing? En is het eerlijk dat Devenijns, door zichzelf altijd voor anderen te moeten opofferen, zo goed als nooit zelf een koers gewonnen heeft? Vraag mij enkele wielerploegen op te noemen en ik moet mij
beperken tot Jumbo-Visma - waarvan ik enkel weet dat de eerste een winkelketen is - en Quickstep, die staat voor vloerbekleding. Die ploegen zijn er nodig zegt men want zij zijn het die de sport met hun sponsoring, in ruil
voor reklame, leefbaar houden. Zou die reklame, zo vraag ik mij af, niet kunnen gevoerd worden zonder dat gedoe met ploegen? En zou er één klant zijn die bij Jumbo koopt of zijn vloer door Quick-step laat bekleden
omdat een renner van de ploeg een koers (het weze nog de Tour de France) gewonnen heeft? Eerder denk ik dat het te maken heeft met fiscaliteit, optimalisatie... Omdat de namen van de wielerploegen, voor zover mij bekend, niets
te maken hebben met fietsmerken spreekt men van extra-sportieve merken, in tegenstelling tot de autosport waar de ploegen namen dragen als Ferrari, Renault, Mercedes, enz. Vóór de tweede wereldoorlog droegen
de wielerploegen vrijwel uitsluitend de naam van een fietsmerk (Mercier, Alcyon, Groene Leeuw) en pas daarna zijn de extra-sportieven op het toneel verschenen. Het was de tijd van de wielergoden Vansteenbergen, Van Looy, Merckx,
Kübler, Koblet, Bobet, Anquetil, Coppi, Bartali... Hun prestaties staan in mijn geheugen gegrift, ik zou hun erelijsten zó kunnen opdreunen. Vraag mij nochtans niet voor welke merkenploegen ze gereden hebben. Ik
herinner mij amper twee namen van merkenploegen uit die na-oorlogse tijd: Faema en Molteni. Faema was een merk van commerciële koffiezetapparaten - daar ben ik pas laat achter gekomen - en waarvoor Molteni stond heb ik
nooit geweten...
Enkele dagen geleden heb ik de voet gezet in een Jumbo-warenhuis. Jumbo gaat ongetwijfeld prat op de wielerploeg die hun naam draagt en ongetwijfeld uitstekende renners - vraag mij niet wie
- in de rangen telt. De eer moeten ze nochtans delen met de medesponsor die Visma heet en een viswinkelketen zou kunnen zijn - maar van dat laatste ben ik allesbehalve zeker. Ik kan u alvast mededelen dat de kennismaking met
Jumbo uitermate is meegevallen en dat om drie redenen. Er is ten eerste een toilet dat voor ieder toegankelijk is. Op de deur staat de klassieke afbeelding van een mannetje en een vrouwtje, maar daarnaast ook nog van een gender-neutraaltje
(halfman-halfvrouw), van een baby´tje en een figuurtje dat het midden houdt tussen een kwajongen met stekelhaar en een mindervalide. Allernuttigst voor iemand van drieëntachtig die al eens vaker moet plassen dan
iemand van driemaalzeven. Ten tweede is er de gratis koffiebar-met-koekje. Welke klant gaat niet door de knieën voor zon fijne attentie? En toch was er, desalniettemin, maar weinig volk aan de kassa, maar ´t
was nog vroeg na de middag - helemaal geen spitsuur dus en dat verklaart veel - en er zat een uitermate lieve en charmante jongedame die belust was op een babbeltje:
- Slecht weer vandaag, zei ze.
- Dat mag je wel zeggen, zei ik, en in ´t weekend belooft het niet beter te worden.
- Wat doe je in ´t weekend? vroeg ze.
Daar schrok ik een beetje van.
- We gaan met de familie samen uit eten.
- Hier in de stad?
- Neen in Kluisbergen: The golden Wing.
- Goed restaurant, zei ze.
Ik betaalde met de Visa-kaart. Ik voelde mij licht en vrolijk. En toch... Had ik niet moeten vragen wat háár plannen waren voor het weekend? Ik neem mij voor die fout goed te
maken bij mijn eerstkomend bezoek aan Jumbo, in de hoop dat zíj weer aan de kassa zit. Hoe zeer ik ook dweep met de huidige wielergoden - Evenepoel, Van Aert, Kopecki, Vandepoel, Alaphilippe, Pidcock, Pogacar, Roglic,
Vingegaard... - van geen van allen wens ik te weten of zij misschien lid zijn van de Jumbo-ploeg. En als ik vanaf heden zweer bij de Jumbo-winkel dan heeft dat niets te maken met de wielersport, maar alles met het WC-tje,
de koffie-bar en bovenal met dat schatje aan de kassa.
Jacques Uyttebrouck en ik zijn goede kennissen, ofschoon we elkaar vrijwel uitsluitend ontmoeten in het ziekenhuis, gezegend als wij beiden zijn met allerlei kwaaltjes die eigen zijn
aan de ouderdom. Ik ben geboren tijdens de Blitzkrieg van 1940 en Jacques is nog een jaartje ouder. Tijdens onze kinderjaren woonden we in hetzelfde dorp en we gingen naar dezelfde school, de kloosterschool bij de nonnetjes.
We zaten in de wachtkamer van dokter Onckels, uroloog, Jacques en ik -´t moet een week geleden zijn - allebei met een gelijkaardig probleem: moéten plassen, niet kunnen
plassen en tóch plassen.
- Ik heb mij gisteren laten ontdopen, zei Jacques.
Ik schrok daar even van. De Uyttebroucks waren zo katholiek als de pest. Jaak heeft nooit andere dan katholieke scholen bezocht, tot aan de universiteit toe. De Rijksuniversiteit Gent
(RUG) was vlakbij, maar Jaak moest van zijn ouders naar de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en ik meen mij te herinneren dat studeren aan de univ van Gent toenmaals rook naar zonde, ja doodzonde.
- Ik heb ál te veel naar de pijpen van die zwartrokken moeten dansen tijdens mijn collegejaren, zei Jacques, en na wat ik de laatste tijd in de media verneem over hun grensoverschrijdend
gedrag, kon ik het niet met mijn geweten overeenstemmen om nog bij die club te horen.
- De club van de gelovigen?
- Precies. Tot die club heb jij nooit behoord, veronderstel ik. Want toen wij nog samen naar de nonnenschool liepen ging jij al niet meer iedere zondag naar de mis en later ben jij naar
het gemeenschapsonderwijs getrokken, een school zonder God. Toen al geloofde jij niet in God.
- Ik ben gedoopt - zo heeft men mij toch verteld - en ik heb altijd in God geloofd. Nu nóg.
- Wat vertel je mij nu? Geloof jij dat God bestaat?
- Ja zeker, God bestaat. Maar niet écht hé.
- Waar heb je die onzin opgeraapt?
- Geleerd van mijn kleindochter. Ze moet een jaar of zeven geweest zijn. Ik vroeg haar of ze dacht dat Sinterklaas bestaat. Hij bestaat, zei ze. Maar niet écht, hé, voegde
ze er aan toe. Toen ze precies eender bleek te denken over God stond ik paf. Ze ging toch naar een katholieke school? Het heeft haar niet belet ieder jaar een brief te schrijven naar Sinterklaas tot ze een jaar of vijftien
was, en regelmatig naar de mis te gaan. Ook ík durf mij nog af en toe in de mis vertonen, zelfs na al die heisa rondom het kindermisbruik door priesters. En ik denk er niet aan mij te laten ontdopen. Waarom zou ik?
Zou ik geen vlees meer eten omdat ik weet heb van een pedofiele beenhouwer? Met zoete nostalgische gevoelens denk ik vaak terug aan mijn kinderjaren, toen God nog bestond - niet écht natuurlijk! - en iedereen ter kerke
ging. Neen, ik laat mij niet ontdopen, ik blijf lid van de club. Erelid...
Nostalgie is "het idealiserend terugverlangen naar wat geweest is", zo leert ons de dikke Van Dale. Ik zou het niet beter kunnen verwoorden....
In 1948, driekwart eeuw geleden, hadden de Olympische Spelen - de eerste na-oorlogse - plaats in Londen. Ik was acht jaar oud en ik verslond de sportpagina's van de krant. De heldin van die Spelen was een dertigjarige Hollandse huisvrouw, moeder van twee kinderen. Ze veroverde op die Spelen vier gouden medailles in de atletieksport en, afhankelijk van het uurrooster van de verschillende atletiekdisciplines hadden her er nog meer kunnen zijn. Ik heb haar nooit kunnen vergeten en als ik terugverlang naar véél vroeger, dan is het naar de jaren van Fanny Blankers-Koen, de vliegende Hollandse huismoeder. Nostalgie! Geen sportvrouw heeft in de laatste vijfenzeventig jaar haar tegenstandsters in die mate overklast als Fanny Blankers-Koen tijdens de Spelen van 1948, in de sprintnummers, het hordenlopen en het vèrspringen. En daar duikt er eentje op, een lief pretentieloos drieëntwintigjarig meisje, dat Fanny wel eens naar de kroon zou kunnen steken. Haar naam is Femke Bol, haar beste nummer is de 400 meter horden en daarin is het meesterschap over haar concurrenten zo mogelijk nóg groter dan dat van Fanny Blankers-Koen. Toevallig weer een Hollandse en met dezelfde initialen als haar voorgangster: F.B. Ze heeft een Belgische "vriend", Ben Broeders, onze beste polsstokspringer, B.B. dus. In mijn studententijd heeft verscheidene jaren lang een foto van B.B. - maar nu heb ik het wel over Brigitte Bardot - boven mijn bureau gehangen. Het was een foto uit de toentertijd zeer succesrijke film "et dieu créa la femme". Met haar lieve glimlach heeft Gods mooiste creatuur mij in moeilijke momenten er vaak bovenop geholpen. Nostalgie...
En nu ik het toch over mijn studententijd heb... In mijn faculteit had ik een vijftal zeer goede vrienden. Vier van hen zijn reeds overleden. Met mijn echtgenote en met Rita, de weduwe van Coen, heb ik een paar weken geleden een bezoek gebracht aan Jo, de weduwe van Raymond. Vijfenzestig jaar geleden zaten Raymond, Coen en ik kaart te spelen in den Amber, Gents populairste café-dancing. Lieve meisjes hadden vijf francs in de joke-box gestoken en kwamen ons ten dans vragen, maar wij bleven kaarten. Geen van ons drieën had toen al een relatie. Stel dat Raymond en Coen dat toen zouden geweten hebben dat ik vijfenzestig jaar later, met hun echtgenoten een aangename dag zou doorbrengen... Het stemt mij droef te moede. Nostalgie van de bittere soort...
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.