Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
19-09-2022
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 5. De verwisseling van het echte met het virtuele
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
5. De verwisseling van het echte met het virtuele
De
principes van het christendom vechten met die van de natuur en om die
reden heeft de natuur de neiging om zich hardnekkig te verweren tegen
de christelijke principes. De mens is een wezen dat zich grondig van
de andere dieren onderscheidt of van de dieren tout court en dat
daarom door de (wilde) dieren voortdurend wordt belaagd. De cultuur
zet zich af tegen de natuur en waar een cultuur dat niet doet omdat
men denkt de natuur een handje te moeten helpen, zoals in de
ideologie van het nazisme onder Adolf Hitler, is cultuur pervers en
onmenselijk en derhalve onbestaande: er is dan geen cultuur doch een
cultus van het kwaad. De wetten van de kosmos over welke (volgens de
drama's van Joost Van Den Vondel) Gods stadhouder, Lucifer, waakte,
verschillen fundamenteel van de nieuwe orde welke zijn intrede deed
bij de schepping van de mens over wie de Schepper wil dat hij door de
engelen gediend zal worden.
Het
mens-zijn is niet zomaar een resultante van de natuurlijke evolutie
maar verschijnt in de geschiedenis van het leven als een breuk. De
mens is voor de rest van de natuur hoe dan ook een vreemde eend in de
bijt omdat hij naast zijn natuur die zoals die van de dieren en de
planten bestaat uit dode stoffen die in het lichaam functioneren ten
dienste van het leven, ook een bovennatuur blijkt te hebben, een
geest die andere principes volgt dan die welke de dieren drijven,
precies zoals het leven reeds andere principes volgt dan die waaraan
de dode stof gehoorzaamt. De dode stof is onderworpen aan verval - de
tweede wet van de thermodynamica. Het leven verzet zich daartegen en
brouwt complexe constructies: wat leeft vervalt niet zomaar doch
richt zich op, als het ware in een poging om de zwaartekracht te
overwinnen; de dode stof wordt door het leven opgetild. Maar nog een
stap verder dan de dode stof en het leven zet de geest, welke het
leven in een specifieke richting stuurt. De geest volgt niet zomaar
de wetten van het leven dat zich van nature zou verkijken op zelf- en
soortbehoud: de geest verheft het leven van een toestand waarin het
slechts die activiteiten kent die aansturen op louter overleven tot
een hogere toestand waarin meer vrijheid ontstaat, waarin
activiteiten plaatsvinden die in een lager perspectief geheel
doelloos lijken, zoals bijvoorbeeld zingen en dansen, dichten en
wetenschap bedrijven. Daarbij wordt wat wij het hogere noemen
helemaal niet aangedreven door het lagere maar, net andersom, stelt
het hogere het lagere in zijn dienst met het 'aanzuigeffect' van het
vooruitzicht op de aantrekkelijkere toestand met meer vrijheid.
Edoch,
voortdurend verzet het lagere zich hiertegen omdat hun beider wetten
tegengesteld zijn. Het is een tegenstelling die een spanning opwekt,
zoals de spanning waaronder een snaar moet staan om daarmee muziek te
kunnen maken. De beweging mag niet eenzijdig overhellen naar het ene
of het andere, het blijkt een golfbeweging die op zijn beurt
ingesloten wordt door een bredere golf en die weer door een nog
bredere. De bewegingen mogen niet uit balans komen, er moet gewaakt
worden over de dans die zij voltrekken. De mens ontspringt de dans
van de louter dierlijke natuur en als hij daarin gehinderd wordt,
bestaat de mogelijkheid dat hij weer verdwijnt zoals ook het leven
kan verdwijnen dat de dans van de dode stof ontspringt.
Er
zijn krachten tegengesteld aan de krachten die de mens oprichten,
krachten die hem belagen. Het meest listige wapen van deze
mensvijandige krachten bestaat momenteel wellicht in de list van de
virtualiteit. Zoals hoger gezegd is het opdoemen van virtualiteit
voor de mens een bijzonder traumatiserende gebeurtenis. Die ervaring
is danig overweldigend dat zij overslaat in haar tegendeel en een
vreemd soort van enthousiasme wekt, het enthousiasme dat er ook voor
zorgt dat het onderdrukte volk applaudisseert en knielt voor zijn
dictator die de mensen alleen maar besteelt, foltert en vermoordt.
Zowat
vijfenzestig jaar geleden kwamen de eerste televisietoestellen onder
de mensen. De eerste in het dorp die een Tv bezat was de elektricien
en elke avond stonden de mensen in drommen voor de vitrine van zijn
winkel te kijken naar de uitzendingen met Paula Semer die
zangtalenten presenteerde. Alras kochten alle mensen een Tv-toestel
en elke avond keken ze naar de zangers en de zangeressen, ze
luisterden naar de nieuwsuitzendingen en naar de weerberichten. Maar
was dat de reden waarom zij Tv keken? Waren er dan geen muzikanten in
elk dorp, en dan nog met live performances? Verspreidde het nieuws
zich niet sowieso als een lopend vuur en kon men het weer niet lezen
in de luchten? In feite had de Tv niets nieuws te bieden, de mensen
keken niet naar Tv omdat daar iets te zien zou zijn (er is nog altijd
niets op Tv dat het zien waard is): de mensen keken naar Tv omdat zij
een Tv aangeschaft hadden en zij schaften een Tv aan omdat zij dat
ook konden doen, zij keken Tv omdat het nu eenmaal Tv was: the
medium is the message.
Die
uitdrukking is afkomstig van de Canadese mediaspecialist Marshall
McLuhan (1911-1980) en zij betekent dat de vorm (het
communicatiemedium) belangrijker geworden is dan de inhoud (de
boodschap). The medium is the message betekent dat de waarde
van de boodschap uiteindelijk beoordeeld wordt op grond van het
medium dat ze brengt: wat jan met de pet vertelt, is onwaarschijnlijk
en onnauwkeurig maar wat door ongeacht wie op de buis wordt
geproclameerd, is waar, belangrijk en mooi. De uitdrukking hij
liegt alsof het gedrukt stond, verraadt het respect voor de pers,
voor kranten en boeken, kortom voor de media, voor dat wat niet één
keer wordt gezegd maar een ontelbaar aantal keren: iets is waar als
het herhaald wordt en als iedereen het zegt; de enkeling die spreekt,
is zoals een die roept in de woestijn. De mensen in de straat zijn
namaak, alleen wie op de buis paraderen, en dat zijn acteurs of
spelers en dus poppen, bestaan echt. En hier worden het virtuele en
het echte onderling verwisseld.
McLuhan
ziet technische apparaten als uitbreidingen van de mens, als
verlengstukken van ons lichaam. Zij veranderen dus vooral onszelf
maar om de hoek komt Karl Marx kijken die al veel vroeger waarschuwde
dat het omgekeerde het geval geworden is: de machine is geen
verlengstuk van de mens maar de mens is een verlengstuk geworden van
de machine. Ook McLuhan zag dat de mens geobsedeerd wordt door zijn
apparaten die hem eigenlijk beheersen: de mens wordt een onderdeel
van een grote machinerie. Hij kijkt Tv, niet omdat er iets te zien
zou zijn maar omdat het nu eenmaal Tv is; hij telefoneert, niet omdat
hij iemand wil contacteren maar omdat hij er nu eenmaal van houdt te
telefoneren; hij rijdt met de auto, niet omdat hij tijd wil winnen
want een auto kost meer tijd dan hij kan besparen, maar omdat hij wil
autorijden, hij is, zoals de grote Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo
het noemde, een 'file-fiel' geworden: hij houdt van de drukte, hij is
er verzot op in de file te staan. Tv-kijken, telefoneren, autorijden:
die activiteiten verlenen enige status aan wie het doen omdat zij
geld kosten terwijl geld aan zijn bezitter status verleent: geld op
zich is waardeloos, het is slechts een getal maar wie er over
beschikken, schrikken anderen af omdat met geld kwaad kan worden
berokkend. Geld is slechts vruchtbaar zoals een wapen vruchtbaar is:
het verschaft de toegang tot het bezit van wie ermee bedreigd worden
of gedood.
In
The Image: A Guide to
Pseudo-events in America toont
de Amerikaanse historicus Daniel J. Boorstin (1914-2004) hoe nieuws
steeds vaker verwisseld wordt met pseudo-gebeurtenissen. Er moet
namelijk elke dag nieuws zijn en gebeurt er niets, dan wordt er wel
een of ander event
gefabrikeerd. Er zijn
'series' die opgevuld moeten worden op een vooraf vastgelegde manier,
met een voorgegeven duur van exact zoveel minuten en met ruimte voor
een vastgelegd aantal pauzes voor reclameboodschappen welke soms in
het werk zelf moeten worden ingelast zodat ze er deel van uitmaken.
Series moeten ingevuld worden zoals invulformulieren en die laten
slechts toe mede te delen wat reeds gekend is. Men deelt niet iets
mee maar men vinkt een vakje aan: 'ja', 'neen' of 'misschien'.
'Multiple-choise' betekent dat men niet langer een mededeling doet:
men wordt herleid tot invuller van een geschapen leegte. Men kan nog
slechts een keuze maken over wat een ander beslist wat men zoal kan
mededelen. Het formulier dat u gevraagd wordt in te vullen,
vereenvoudigt de mededeling niet, het versimpelt alleen u zelf en u
verklaart zich daarmee eens op het ogenblik dat u het ondertekent.
Probeer maar eens te verwijzen naar een voetnoot waarin u zich wat
genuanceerder wenst uit te drukken: daar vindt u gewis de
waarschuwing: Maximaal 70 karakters! Met één karakter teveel
kan het formulier helaas niet worden verzonden. Het formulier
veroordeelt de mens tot niet-mens: men wordt herleid tot een
vervollediger van een voorgekauwd formulier en zodoende schikt men
zich in de veroordeling dat men allerminst een uniek persoon is: men
is nog slechts een type en derhalve vervangbaar door een principieel
eindeloos vermenigvuldigbaar exemplaar.
De
Franse socioloog Jean Baudrillard (1929-2007) heeft de idee
uitgewerkt dat mensen steeds vaker dingen aanschaffen, niet omdat zij
die nodig hebben maar omdat zij gevolg geven aan een specifieke
waanzin: zij staan namelijk onder druk om een 'serie' waarin die
dingen passen, te vervolledigen. Zij vinken dingen aan en de drang
daartoe achtervolgt hen totdat ze dit effectief gedaan hebben. Zij
handelen niet vanuit een of andere noodzaak voor zichzelf maar zij
werden herleid tot bevredigers van andermans behoeften. Van de
vrijheid is dan uiteraard niet langer sprake en zo verdwijnt ook het
mens-zijn zelf waarvoor immers de vrijheid een conditie is.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
19 september 2022)
17-09-2022
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 4. Lucifer
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
4. Lucifer
Natuurlijkerwijze
is de band tussen ons lichaam en de wereld de resultante van een
groei die even oud is als de kosmos waarin al wat was, wat is en wat
zal zijn, gestalte krijgt: alle elementen die de kosmos rijk is en
die er geboren werden in bijzondere omstandigheden waar men nog
steeds het raden naar heeft, worden herboren in elk levend wezen in
een nieuwe, hogere orde, zodat de binnen- en de buitenwereld van alle
schepselen op elkaar zijn ingesteld in een proces dat al vele
miljarden jaren aan de gang is. Het oog is een verzameling van cellen
welke in de loop van het groeiproces van het betrokken wezen zijn
gaan reageren op de aanwezigheid van licht en het zien van kleuren
volgt uit de ontwikkeling van lichtgevoelige cellen tot cellen die
specifiek gevoelig zijn voor zekere golflengten van licht welke wij
als specifieke kleuren benoemen. Analoog resulteert het
gehoorszintuig op veel grovere trillingen uit de omgeving die
geluiden heten en de tastzin neemt nog andere frequenties waar alsook
de druk van allerlei substanties; de smaak- en de reukzin detecteren
de chemie van zekere stoffen en ook ons verstand, ons taal- en
rekenkundig vermogen, onze communicatievaardigheden en evenzeer ons
gevoel voor evenwicht en schoonheid ontspringen aan eindeloze reeksen
van wisselwerkingen van ons innerlijke met de buitenwereld, die op
deze wijze gefinetuned werden. De intermenselijke relaties maar ook
onze relaties met de andere dieren, met de planten en met alle andere
delen van de werkelijkheid kunnen in de loop der eeuwen eigenlijk
alleen maar worden bijgestuurd of dus verbeteren omdat, om het maar
simpel uit de drukken, de ervaring de beste leermeester is. Het
plotselinge verschijnen van virtuele werkelijkheden, specifiek in de
cultuur van mensen, kan om die reden wel niet anders wezen dan een
bijzonder traumatische gebeurtenis.
De
virtuele realiteit betekent het werkelijk zijn van het onwerkelijke
of het echt bestaan van het onware en dat is het wezen van de leugen.
Maar van leugens kan pas sprake zijn waar zij ook als zodanig worden
bedoeld (door iemand). Zolang men wordt geconfronteerd met
onverwachte reacties uit de buitenwereld, veronderstelt men
natuurlijkerwijze dat men zich in zijn verwachtingen heeft vergist
vanuit een gebrek aan informatie of vanwege zekere tekortkomingen of
onnauwkeurigheden van bijvoorbeeld de waarneming. Die dingen doen
zich uiteraard voortdurend voor en zij zijn ook essentieel voor de
groei en de vervolmaking welke deze voortdurende feedback vereist.
Maar met de opkomst van de leugen en het bedrog in de wereld van de
levende wezens, wordt de zaak een beetje ingewikkelder.
Planten
en dieren houden elkaar voor de gek om elkaar te kunnen verslinden,
om te kunnen paren of om tal van redenen welke dikwijls verband
houden met het zelfbehoud en met het behoud van de soort. Het gaat
dan bijvoorbeeld om de creatie van illusies: een vis gedraagt zich
tegenover een tweede vis als een prooi en op het ogenblik dat die wil
toehappen, wordt de vis die toehapt door de vis die zich als prooi
voordeed, verslonden. Mimicry kent vele vormen en verbijsterend is de
nabootsing door onkruiden van de zaden van tamme gewassen met de
'bedoeling' dat de mens ze zou verspreiden. Bepaalde rupsen bootsen
de geluiden na van de mierenkoningin om de mieren te kunnen
parasiteren. De koekoek die een broedparasiet is, weet het door hem
overboord gegooide volle vogelnest te imiteren. Dat dit alles zou
resulteren uit loutere diversificatie en natuurlijke selectie, kon
Charles Darwin zelf, de architect van de evolutietheorie, niet eens
geloven.
Maar
het ineens opdagen van virtuele werelden gaat veel verder dan wat de
etiologie ons onderwijst over het sluwe gedrag waarmee dieren zich
overeind weten te houden in de jungle van het leven. De creatie van
een wereldbeeld dat geen enkel verband houdt met de ervaarbare
realiteit in de theologische uitleggingen van allerlei religies is
van een andere orde dan wat dieren en planten kunnen verzinnen
wanneer zij elkaar voor de gek willen houden. Een godsdienst die
sprookjesachtige dogma's in het vaandel voert en die erin slaagt om
de belijdenis af te dwingen van miljarden mensen in de zin waarin
George Orwell dat in zijn 1984
beschrijft, getuigt
van een niets en niemand ontziende terreur waarbij alleen de
specifieke wellust welke de uitoefening van die macht begeleidt,
wordt nagestreefd: macht bezitten diegenen die aan anderen kunnen
verbieden om te beweren dat de som van twee en twee gelijk is aan
vier. Macht wordt uitgeoefend waar dit verbod in weerwil van de
aantoonbare waarheid standhoudt dankzij de dreiging van geweld en het
gruwelijke gebruik ervan. Zeer in tegenstelling tot de mimicry
waarmee dieren niets anders nastreven dan de eigen overleving, heeft
de machtswellust als motor van een religie geconcretiseerd in een
paar miljard belijders van openlijke leugens een sadistisch karakter
in de authentieke betekenis van de term: mensen folteren andere
mensen (of veeleer: een libertijnse elite foltert het volk) om te
ontsnappen aan de verveling.
Want
op de keper beschouwd is het dat wat de clerus doet wanneer zij,
theologiserend, een virtueel heelal construeert en dit er dan ook
daadwerkelijk in hamert bij haar 'gelovigen' - tussen
aanhalingstekens want eigenlijk moet men spreken over haar
onderworpenen. Gelovigen zijn onderworpenen, armen die openstaan voor
principieel grenzeloze uitbuiting en wel door een kaste van
vrijgeesten of lieden die het libertinisme beoefenen en dan nog in
die mate dat zij zich schaamteloos voordoen als heilige belijders van
een leer waarvan zij, zoals Dostojevski het in zijn Parabel
van de Grootinquisiteur van Sevilla
(1) heeft onthuld, zelf geen jota geloven en die geen ander doel
heeft dan de onderwerping van het volk ten dienste van hun eigen
gesofisticeerde geneugten. Het lijvige document dat de Franse
socioloog en journalist Frédérick Martel hierover in 2019
publiceerde, laat niets aan de verbeelding over: Sodoma:
enquête au cur du Vatican
(2)
schildert een elite van in luxestaat Vaticaanstad residerende,
rotverwende, arrogante, in rijkdom badende en egocentrische
materialisten.
Nu de
virtuele kosmos van het katholicisme geleidelijk versast wordt naar
de musea van de wereldpolitiek en nu steeds bredere lagen van de
wereldbevolking hopen dat dit eerlang ook de bestemming van alle
andere religies zal wezen, verplaatst zich gestaag het brein van dit
gigantische monster dat schermde met het hiernamaals en met het
eeuwig leven naar een welhaast volledig uitgewerkt model dat het
hiernumaals beoogt met een door de wonderen van de chemie
verwezenlijkt allerprettigst bestaan bevrijd van alle leed en met het
vooruitzicht op de principiële onsterfelijkheid welke wordt beloofd
door een van haar grootste steunpilaren, namelijk de medische
wetenschap, die nu reeds een pijnloos levenseinde garandeert en die
volgens sommigen ook al de beloofde eeuwigheid te bieden heeft
dankzij het cryonisme - voor wie dit wensen, en het uiteraard ook
kunnen betalen.
De nieuwe
dictatuur houdt wegens de werkelijkheid van het leed en van de dood
in feite reeds alle stervelingen in een ijzeren machtsgreep en zij
ware misschien niet danig te blameren indien zij verankerd was in
louter de wetenschap dat god een creatie is van de mens en dat de
mens nu maar zelf eens voor god moest gaan spelen zoals in Muth
in de gedichtencyclus Winterreise van Wilhelm Müller welke
beroemd werd nadat Franz Schubert die in het jaar voor zijn dood op
toon zette: Will kein Gott auf Erden sein,/Sind wir selber Götter.
Wat de nieuwe dictatuur gevaarlijk maakt voor ons, is het vaste
geloof, welke een consequentie is van haar bittere stellingen, dat de
mens een schim is, gedoemd om te vergaan, niet omdat hij slechts een
schepsel was met de sterfelijkheid belast maar omdat hij niet meer
dan een illusie zou zijn, iets dat in feite nooit heeft bestaan, een
verschijnsel waarop wij ons verkijken, precies zoals wij ons
verkijken op het vermeende gezicht van de levenloze maan. Voor de
'nieuwe' dictator is de mens een wanschepsel dat moet wijken voor de
dood welke de ijzige kosmos uitstalt en in die vloek weerklinkt de
stem van hem die reeds protesteerde bij de schepping van het
zogenaamde evenbeeld van God, met name Vondels Lucifer.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
17 september 2022)
Verwijzingen:
(1)
Zie de zogenaamde raamvertelling in Fjodor Dostojevski zijn in het
jaar voor zijn dood verschenen roman: De
gebroeders Karamazov,
'De Russische Heraut' ('Ру́сский
ве́стник'), 1879-1880.
(2)
Frédérick Martel, Sodoma: enquête au cur du
Vatican, Robert
Laffont, 2019.
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 4. Lucifer
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
4. Lucifer
Natuurlijkerwijze
is de band tussen ons lichaam en de wereld de resultante van een
groei die even oud is als de kosmos waarin al wat was, wat is en wat
zal zijn, gestalte krijgt: alle elementen die de kosmos rijk is en
die er geboren werden in bijzondere omstandigheden waar men nog
steeds het raden naar heeft, worden herboren in elk levend wezen in
een nieuwe, hogere orde, zodat de binnen- en de buitenwereld van alle
schepselen op elkaar zijn ingesteld in een proces dat al vele
miljarden jaren aan de gang is. Het oog is een verzameling van cellen
welke in de loop van het groeiproces van het betrokken wezen zijn
gaan reageren op de aanwezigheid van licht en het zien van kleuren
volgt uit de ontwikkeling van lichtgevoelige cellen tot cellen die
specifiek gevoelig zijn voor zekere golflengten van licht welke wij
als specifieke kleuren benoemen. Analoog resulteert het
gehoorszintuig op veel grovere trillingen uit de omgeving die
geluiden heten en de tastzin neemt nog andere frequenties waar alsook
de druk van allerlei substanties; de smaak- en de reukzin detecteren
de chemie van zekere stoffen en ook ons verstand, ons taal- en
rekenkundig vermogen, onze communicatievaardigheden en evenzeer ons
gevoel voor evenwicht en schoonheid ontspringen aan eindeloze reeksen
van wisselwerkingen van ons innerlijke met de buitenwereld, die op
deze wijze gefinetuned werden. De intermenselijke relaties maar ook
onze relaties met de andere dieren, met de planten en met alle andere
delen van de werkelijkheid kunnen in de loop der eeuwen eigenlijk
alleen maar worden bijgestuurd of dus verbeteren omdat, om het maar
simpel uit de drukken, de ervaring de beste leermeester is. Het
plotselinge verschijnen van virtuele werkelijkheden, specifiek in de
cultuur van mensen, kan om die reden wel niet anders wezen dan een
bijzonder traumatische gebeurtenis.
De
virtuele realiteit betekent het werkelijk zijn van het onwerkelijke
of het echt bestaan van het onware en dat is het wezen van de leugen.
Maar van leugens kan pas sprake zijn waar zij ook als zodanig worden
bedoeld (door iemand). Zolang men wordt geconfronteerd met
onverwachte reacties uit de buitenwereld, veronderstelt men
natuurlijkerwijze dat men zich in zijn verwachtingen heeft vergist
vanuit een gebrek aan informatie of vanwege zekere tekortkomingen of
onnauwkeurigheden van bijvoorbeeld de waarneming. Die dingen doen
zich uiteraard voortdurend voor en zij zijn ook essentieel voor de
groei en de vervolmaking welke deze voortdurende feedback vereist.
Maar met de opkomst van de leugen en het bedrog in de wereld van de
levende wezens, wordt de zaak een beetje ingewikkelder.
Planten
en dieren houden elkaar voor de gek om elkaar te kunnen verslinden,
om te kunnen paren of om tal van redenen welke dikwijls verband
houden met het zelfbehoud en met het behoud van de soort. Het gaat
dan bijvoorbeeld om de creatie van illusies: een vis gedraagt zich
tegenover een tweede vis als een prooi en op het ogenblik dat die wil
toehappen, wordt de vis die toehapt door de vis die zich als prooi
voordeed, verslonden. Mimicry kent vele vormen en verbijsterend is de
nabootsing door onkruiden van de zaden van tamme gewassen met de
'bedoeling' dat de mens ze zou verspreiden. Bepaalde rupsen bootsen
de geluiden na van de mierenkoningin om de mieren te kunnen
parasiteren. De koekoek die een broedparasiet is, weet het door hem
overboord gegooide volle vogelnest te imiteren. Dat dit alles zou
resulteren uit loutere diversificatie en natuurlijke selectie, kon
Charles Darwin zelf, de architect van de evolutietheorie, niet eens
geloven.
Maar
het ineens opdagen van virtuele werelden gaat veel verder dan wat de
etiologie ons onderwijst over het sluwe gedrag waarmee dieren zich
overeind weten te houden in de jungle van het leven. De creatie van
een wereldbeeld dat geen enkel verband houdt met de ervaarbare
realiteit in de theologische uitleggingen van allerlei religies is
van een andere orde dan wat dieren en planten kunnen verzinnen
wanneer zij elkaar voor de gek willen houden. Een godsdienst die
sprookjesachtige dogma's in het vaandel voert en die erin slaagt om
de belijdenis af te dwingen van miljarden mensen in de zin waarin
George Orwell dat in zijn 1984
beschrijft, getuigt
van een niets en niemand ontziende terreur waarbij alleen de
specifieke wellust welke de uitoefening van die macht begeleidt,
wordt nagestreefd: macht bezitten diegenen die aan anderen kunnen
verbieden om te beweren dat de som van twee en twee gelijk is aan
vier. Macht wordt uitgeoefend waar dit verbod in weerwil van de
aantoonbare waarheid standhoudt dankzij de dreiging van geweld en het
gruwelijke gebruik ervan. Zeer in tegenstelling tot de mimicry
waarmee dieren niets anders nastreven dan de eigen overleving, heeft
de machtswellust als motor van een religie geconcretiseerd in een
paar miljard belijders van openlijke leugens een sadistisch karakter
in de authentieke betekenis van de term: mensen folteren andere
mensen (of veeleer: een libertijnse elite foltert het volk) om te
ontsnappen aan de verveling.
Want
op de keper beschouwd is het dat wat de clerus doet wanneer zij,
theologiserend, een virtueel heelal construeert en dit er dan ook
daadwerkelijk in hamert bij haar 'gelovigen' - tussen
aanhalingstekens want eigenlijk moet men spreken over haar
onderworpenen. Gelovigen zijn onderworpenen, armen die openstaan voor
principieel grenzeloze uitbuiting en wel door een kaste van
vrijgeesten of lieden die het libertinisme beoefenen en dan nog in
die mate dat zij zich schaamteloos voordoen als heilige belijders van
een leer waarvan zij, zoals Dostojevski het in zijn Parabel
van de Grootinquisiteur van Sevilla
(1) heeft onthuld, zelf geen jota geloven en die geen ander doel
heeft dan de onderwerping van het volk ten dienste van hun eigen
gesofisticeerde geneugten. Het lijvige document dat de Franse
socioloog en journalist Frédérick Martel hierover in 2019
publiceerde, laat niets aan de verbeelding over: Sodoma:
enquête au cur du Vatican
(2)
schildert een elite van in luxestaat Vaticaanstad residerende,
rotverwende, arrogante, in rijkdom badende en egocentrische
materialisten.
Nu de
virtuele kosmos van het katholicisme geleidelijk versast wordt naar
de musea van de wereldpolitiek en nu steeds bredere lagen van de
wereldbevolking hopen dat dit eerlang ook de bestemming van alle
andere religies zal wezen, verplaatst zich gestaag het brein van dit
gigantische monster dat schermde met het hiernamaals en met het
eeuwig leven naar een welhaast volledig uitgewerkt model dat het
hiernumaals beoogt met een door de wonderen van de chemie
verwezenlijkt allerprettigst bestaan bevrijd van alle leed en met het
vooruitzicht op de principiële onsterfelijkheid welke wordt beloofd
door een van haar grootste steunpilaren, namelijk de medische
wetenschap, die nu reeds een pijnloos levenseinde garandeert en die
volgens sommigen ook al de beloofde eeuwigheid te bieden heeft
dankzij het cryonisme - voor wie dit wensen, en het uiteraard ook
kunnen betalen.
De nieuwe
dictatuur houdt wegens de werkelijkheid van het leed en van de dood
in feite reeds alle stervelingen in een ijzeren machtsgreep en zij
ware misschien niet danig te blameren indien zij verankerd was in
louter de wetenschap dat god een creatie is van de mens en dat de
mens nu maar zelf eens voor god moest gaan spelen zoals in Muth
in de gedichtencyclus Winterreise van Wilhelm Müller welke
beroemd werd nadat Franz Schubert die in het jaar voor zijn dood op
toon zette: Will kein Gott auf Erden sein,/Sind wir selber Götter.
Wat de nieuwe dictatuur gevaarlijk maakt voor ons, is het vaste
geloof, welke een consequentie is van haar bittere stellingen, dat de
mens een schim is, gedoemd om te vergaan, niet omdat hij slechts een
schepsel was met de sterfelijkheid belast maar omdat hij niet meer
dan een illusie zou zijn, iets dat in feite nooit heeft bestaan, een
verschijnsel waarop wij ons verkijken, precies zoals wij ons
verkijken op het vermeende gezicht van de levenloze maan. Voor de
'nieuwe' dictator is de mens een wanschepsel dat moet wijken voor de
dood welke de ijzige kosmos uitstalt en in die vloek weerklinkt de
stem van hem die reeds protesteerde bij de schepping van het
zogenaamde evenbeeld van God, met name Vondels Lucifer.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
17 september 2022)
Verwijzingen:
(1)
Zie de zogenaamde raamvertelling in Fjodor Dostojevski zijn in het
jaar voor zijn dood verschenen roman: De
gebroeders Karamazov,
'De Russische Heraut' ('Ру́сский
ве́стник'), 1879-1880.
(2)
Frédérick Martel, Sodoma: enquête au cur du
Vatican, Robert
Laffont, 2019.
16-09-2022
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 3. De moordende plicht zichzelf te wantrouwen
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
3. De moordende plicht zichzelf te wantrouwen
De
verleiding van het virtuele is verwant met het bedrieglijke van de
wens omdat het virtuele zich verhoudt tot het echte zoals de wens
zich verhoudt tot de wil. En hier loert het sentiëntisme om de hoek,
de pijnstillersmentaliteit, de valse leer dat het goede samenvalt met
het genot en het kwaad met het leed.
Het
gevaarlijke aan de virtuele werelden is dat de ervaring die ze ons
over hen bezorgen, niet strookt met de achterliggende werkelijkheid
precies zoals het gevoel dat pijnstillers ons geven, de oorzaak van
de pijn onzichtbaar maakt in plaats van die te verhelpen: wij voelen
ons dan goed maar we zijn het niet, we kunnen ons niet langer
op ons gevoel vertrouwen omdat het ons beliegt.
Een list heeft ons gestrikt met als resultaat dat wij voortaan
verplicht zijn om ons eigenste gevoel, om onszelf te wantrouwen.
De
wil onderscheidt zich van de wens doordat de wil met de realiteit
verbonden is in die zin dat men pas datgene kan willen waarvoor men
ook bereid is wat te doen terwijl de wens zich ophoudt in een
fantasiewereld die geen andere inzet vraagt dan de overgave aan
bedrog. Dromen mag, dromen zijn verbeelding: dromen zijn alleen
gevaarlijk als men zich niet langer bewust is van het feit dat men
droomt, en dat is inbeelding, en precies daar ligt het gevaar van
virtuele werelden: dat zij ons laten vergeten dat zij eigenlijk
onecht zijn; dat wij zodanig opgaan in het spel dat wij vergeten dat
we spelen. Doen we dat, dan haalt de realiteit ons in en wel op een
allerminst zachtaardige wijze. Het verbergen van de werkelijkheid
achter een façade is een activiteit met een zeer beperkte
houdbaarheidsdatum.
Immers,
het euvel van de virtualiteit brengt malafide lieden op ideeën:
zoals de moordenaar een wapen ziet in een schaar die dient om nagels
mee te knippen, zo azen zij erop om, meestal met het oog op eigen
gewin, anderen te gaan opsluiten in een virtueel bestaan. Mensen die
het met anderen niet te best menen, creëren virtuele werelden als
een soort van wapens waarmee zij al dan niet vermeende concurrenten
soms voor eeuwig en drie dagen op het verkeerde been zetten,
afsluiten van de realiteit, blinddoeken, verlammen en feitelijk
'buiten spel' zetten door hen op te sluiten in een vergiftigd spel
dat immers dezelfde uitwerking heeft als de middeleeuwse vergeetput.
Reeds
vele eeuwen lang beijvert zich de clerus om van mensen 'gelovigen' te
maken en in de bundel 'Beminde gelovigen' steekt Godfried Bomans de
draak met de onwerkelijkheden die men het volk probeert aan te praten
om het te modelleren naar een kudde met het gewenste gedrag: weinig
geblaat en veel wol. Bomans was een van de tallozen die het niet
langer konden bolwerken om rede en verstand te onderdrukken welke dan
in de vorm van spot en soms sarcasme in de gedaante van verzonnen
verhalen of zelfs literatuur, ja, kunst, de toegang tot de echte
wereld niet meer kon worden ontzegd omdat nu eenmaal ieders krediet
verliezen al wie de nar niet in hun midden dulden. Van de virtuele
wereld tot dewelke allerlei theologieën het natuurlijke bestaan
herschapen hebben, is het katholicisme exemplarisch en dan vooral de
middeleeuwse versie, het Thomisme, dat op elke mogelijke vraag
omtrent de waarheid wel een antwoord wist te verzinnen.
Totdat
het de spuigaten begon uit te lopen uiteraard en het contrast tussen
het geloof en de werken bij wie het voorbeeld moesten geven, al te
gortig werd alsook het misbruik van de goedgelovigheid der
christenen. Terwijl zij elders waar nog honger is en bijgeloof de
kerk nog dapper doorgaat met bekeren omdat zij heel goed weet dat
mensen oud zijn en versleten tegen de tijd dat hun de schellen van de
ogen vallen, heeft zij momenteel in een zeker gedeelte van de wereld
waar het licht der rede aangestoken werd, vooralsnog afgedaan. Maar
kijk, de booswichten die altijd garen sponnen bij de blindheid van de
kudde, hebben zich nu toegelegd op de creatie van nieuwe
virtualiteiten welke de sprookjes uit de oude doos gewis een aardige
neus zetten.
Een
virtuele wereld welke gecreëerd werd als een valluik met de
bedoeling mensen 'op te lichten' wat wil zeggen dat hen de vaste
grond onder de voeten weggeritst wordt, presenteert zich uiteraard
precies zoals ook alle andere leugens zich voordoen, wat wil zeggen:
in de vorm van de waarheid en dan nog het liefst in de gedaante van
een of andere dringende noodzaak. Zoals ten tijde van Christoffel
Columbus de toenmalige paus middels een voor te lezen document (in
casu het beruchte Requerimiento) aan de Indianen diets
maakte dat hij als vertegenwoordiger van God zelf op aarde het recht
en zelfs de plicht had om hen tot bekering tot het alleenzaligmakende
geloof te dwingen op straffe van verslaving, wat daadwerkelijke
uitroeiing betekende (1), zo plegen vandaag andersoortige maar niet
minder te vrezen gezagsdragers een aanslag op de vrijheid van de
voltallige wereldbevolking door hen onder meer middels onbetaalbare
boetes daarvan te overtuigen dat het volk zich voor zijn eigen
bestwil moet gaan onderwerpen aan de verordeningen van de WHO,
de nieuwe kerk van het hiernumaals of van gelijkaardige tentakels van
de nieuwste dictatuur, welke een voorbereiding vormt op de
alleenheerschappij van Moloch, de gevreesde menseneter.
Het
allerlaatste boek van de Bijbel, genaamd De Openbaring van
Johannes, een apocalyptisch of onthullend visioen, neergeschreven
op de berg Patmos, profeteert over de eindtijd. Onder meer wordt daar
verteld hoe de vrijheid van de mensen zal beknot worden en hoe men
met niets minder dan met zijn leven zal betalen voor zijn redding,
zoals bij uitstek het geval is in het martelaarschap. De banneling
Johannes zelf werd omgebracht door middel van de messingen stier
waarmee christenen werden geëxecuteerd in het Romeinse Rijk. De
veroordeelde werd opgesloten in de stier waaronder men vuur maakte
zodat het gloeiende messing het slachtoffer roosterde. De constructie
zat vol buizen ter versterking van de kreten van de martelaar. Deze
Siciliaanse stier is verwant met de Moloch aan wie kinderoffers
werden gebracht. Door gebruikmaking van onder meer gematria wordt
gewag gemaakt van verborgen betekenissen achter de zichtbare dingen
en gebeurtenissen en de gelovigen worden middels dit mystiek
symbolisme quasi onherroepelijk weggerukt uit de realiteit en steeds
dieper in de door de theologie geschapen virtuele wereld haar binnen
gelokt: velen hebben hun ganse leven gespendeerd aan verwoede, vaak
vernuftige pogingen om de zogenaamde 'tekenen des tijds' op te sporen
en te verklaren. De virtuele wereld die daaruit resulteerde was er
een van zuivere waanzin en de waanzinnigen heetten 'exorcisten' of
'duiveluitdrijvers' (die met toverformules de bezetenen verlosten van
de duivel, onder wie élke boorling, namelijk bij zijn doopsel) maar
ook 'heiligen' of 'gelovigen' zonder meer. Het symbolisme van
Sint-Augustinus, later uitgewerkt door de allergrootste kerkvader
Thomas Aquinas, is hier zeer voorbeeldig. Deze waanzin van religieuze
makelij wortelde zich zo hardnekkig in de wereld dat uitgerekend de
ongelovigen die er derhalve aan ontsnapten, als bezetenen of als
waanzinnigen konden worden weggezet.
Nu
de religieuze waanzin door de wetenschappelijke werd ingehaald, de
booswichten hun zwarte pij verwisseld hebben voor een witte kiel en
allerlei universitaire instellingen in de plaats gekomen zijn van de
voormalige katholieke instituten (waarbij 'universitair' en
'katholiek' exact dezelfde betekenis hebben van 'alomgeldigheid'),
explodeert de verwarring die de hernieuwde machtsgreep mogelijk maakt
van de verborgen heersers over het uit te buiten volk dat wordt
ondergebracht in wat op de keper beschouwd virtuele stallen zijn in
analogie met de veestallen waarin dieren door mensen worden
ondergebracht om ten slotte te worden opgegeten: het vee weet niet
dat het gestald wordt om vetgemest te worden en verslonden maar het
ruikt wel onraad wanneer het naar de slachtbank wordt geleid en van
deze reukzin zijn vooralsnog een deel van de mensen in het bezit, die
dan hoe dan ook lucht geven aan hun bezorgdheid over het onechte en
het leugenachtige dat zij alom menen te ontwaren, al valt het
bijzonder moeilijk om dit exact te duiden, zoals het ook heel lastig
kan zijn om een zekere stank te benoemen en te situeren terwijl men
weet dat stank misschien wel brand verraadt, vergif of ander onheil
dat om zich grijpt en dat weerloos maakt en doodt.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 september 2022)
Verwijzingen:
(1)
De belangrijkste auteur van het 'requerimiento' (d.d. 1513) was de
Spaanse rechtsgeleerde Juan
López de Palacios Rubios (1450-1524). Het document werd voorgelezen
aan de Indianen. Daarin werden zij 'gevraagd' zich te onderwerpen als
vazallen van de Spaanse vorst en als onderdanen van de paus en als
zij weigerden, zouden zij met geweld worden onderworpen en tot de
slavernij worden gedwongen. Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Juan_L%C3%B3pez_de_Palacios_Rubios
Een
vertaling naar het Nederlands van de hand van Jan De Vos s.j. (in: La
Paz de Dios y del Rey,
Colección Ceiba, Chiapas, Mexico, 1980, pp. 71-73) van de integrale
Spaanse tekst van het Requierimiento
van 1513 verscheen in de Vlaamse editie van jaargang 52 van het
tijdschrift Streven
in
een artikel van de hand van Henk Jans, getiteld: Spaanse
theologen over de kolonisatie van Amerika.
Zie:
https://www.dbnl.org/tekst/_str008198401_01/_str008198401_01_0061.php
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 2. Zijn en schijn
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
2. Zijn en schijn
De mens is
een complex wezen en net zoals een woord of eender welk ander teken,
wordt een mens of zijn betekenis niet alleen bepaald van binnenuit en
dus door onder meer datgene waaruit hij samengesteld is maar ook van
buiten uit, door de context waarin hij zich bevindt. Een 'x' in het
woord 'taxi' is een letter, maar geplaatst tussen twee cijfers is het
mogelijkerwijze een vermenigvuldigingsteken en op een verkeersbord
kan het een verbodsteken zijn. Mensen verschillen onderling van
binnenuit en tweelingen die van binnenuit ongeveer gelijk kunnen
zijn, kunnen onderling verschillen van buiten uit omdat hun
respectievelijke contexten verschillen - de context van elk van ons
apart verandert overigens ook voortdurend. Maar mensen kunnen ook van
buiten uit onderling gelijk zijn, bijvoorbeeld omdat zij eenzelfde
beroep uitoefenen, wat dan soms nog geaccentueerd wordt door het
uniform dat hen als het ware onpersoonlijk maakt en waarmee hun
vervangbaarheid wordt geaccentueerd maar ook hun willoosheid en hun
gehoorzaamheid aan degene van wiens beeld zij klonen zijn.
De mens is
een complex wezen maar hij manifesteert zich meestal in slechts
kleine onderdeeltjes tegelijk: als wij ons naar school begeven of
naar ons werk, dan zijn wij voetganger, fietser, treinreiziger of
automobilist. Als wij werken zijn wij arbeider, bediende, ambtenaar
of winkelier. Als wij rusten, zijn wij slaper, televisiekijker,
muziekliefhebber, restaurant-, café-, cinema- of operabezoeker,
schaatser of voetbalspeler. Wij blijven dezelfde maar een
veranderende context maakt dat ook wijzelf veranderen en elke
specifieke situatie, elke wereld waarin wij ons begeven, eist van ons
een aangepaste avatar: een gebruiker van het verkeer die een traject
aflegt en verkeersregels volgt, een danser die zijn oefeningen doet,
een leraar die lesgeeft voor de klas of een moeder die bevalt van een
kind. Naarmate wij andere dingen doen, zijn wij iemand anders: wij
niezen, snuiten onze neus, wij eten, koken, lopen, zitten, vertellen,
luisteren, wij herinneren ons dingen of wij vergeten namen. Wij
danken de Heer, we laten de hond uit, we geven de auto een wasbeurt
of we bezoeken een kermis.
Wij ervaren
een gevoel van vrijheid omdat wij ons kunnen verplaatsen van de ene
naar de andere context waarbij ook wijzelf telkenmale veranderen en
die verandering is allerminst oppervlakkig, getuige wat de
kampbewakers uit de nazitijd vertellen over het wisselen van kleren
na de dagtaak: met het afwerpen van het uniform lijkt het wel alsof
ik ook de kampbewaker van mij afgeworpen heb, zo verklapt iemand van
hen, tijden na de daden: ik wierp degene van mij af die in de door
het uniform aangegeven functie zijn plicht vervulde en moordde op
bevel.
De vele
werelden waarin wij ons begeven, bestaan ook echt, zij zijn niet
virtueel maar tegelijk veranderen wij zelf naarmate wij ons in andere
werelden begeven. Wij veranderen onder invloed van de werelden waarin
wij ons begeven en die ook echt zijn maar tevens onvolledig. Wij zijn
onvolledig in werelden die zelf niet volledig zijn en die werelden
spreken elk verschillende onderdelen van ons wezen aan en wekken ze,
brengen ze tot leven, terwijl zij andere delen van onszelf laten
rusten. Edoch, wat gebeurt er waar wij virtuele werelden betreden en
wanneer is een wereld virtueel?
Het
Latijnse 'virtualis' betekent: 'slechts als kracht bestaand', 'in
potentie', 'potentieel', 'als mogelijkheid'; verder vindt men in de
woordenboeken dat 'virtueel' betekent: 'schijnbaar', 'niet echt doch
enkel echt lijkend', 'denkbeeldig' of 'op het internet',
'voorwaardelijk', 'niet echt aanwezig'. Maar op grond van deze
omschrijvingen rijst meteen de vraag of er ook maar iets kan
bestaan dat direct of onbemiddeld aanwezig is want alle communicatie
vergt een medium en elk medium transponeert het echte naar iets dat
erop gelijkt: de gedachte wordt omgezet in een volzin, in een
compositie, in een schets. Het medium draagt de betekenis van de
gever naar de ontvanger via het teken dat een codering is van wat het
betekent en dat door de ontvanger gedecodeerd moet worden, waarbij er
onvermijdelijk een verlies aan betekenis optreedt terwijl, en dat is
wel veel ernstiger, een discrepantie blijft bestaan tussen de
mededeling en wat echt gebeurt: de zekerheid omtrent de feiten is met
andere woorden nooit volkomen, er speelt steeds die mogelijkheid van
de leugen, de ontrouw, het bedrog of de list.
Geheel
onbemiddeld aanwezig lijkt alleen het 'Zelf' maar ook dat wordt
gehuld in een waas van mysterie, getuige de uitgebreide mystiek welke
zich daarrond heeft geweven in de loop van vele duizenden jaren.
Splijt het hout en ik ben er, zo zegt God over zichzelf in
spreuk 77 van het Thomasevangelie om zijn Onmiddellijke Aanwezigheid
aan te duiden maar uiteraard mislukt die poging voor al wie niet
reeds mystiek begaafd zijn. Tat twam Asi, Gij zijt Dat,
zo zeggen de Hindoes over het Onvergankelijke Zelf dat zij met de
Godheid of het Absolute identificeren: het volstrekt onbemiddelde,
dat op zichzelf bestaat maar zonder het welke niets kan bestaan, het
'hypokeimenon' (ὑποκείμενον),
de substantie of de essentie,
bestaat zelf slechts als veronderstelling, het is met andere woorden
evenzeer denkbeeldig of dus virtueel.
En zo rijst
de vraag of tenslotte niet alles virtueel is en of het spreken over
virtualiteit niet de verkapte bedoeling heeft om de illusie levend te
houden dat er ook echte zaken bestaan. De avatar mag dan wel
een masker wezen: 'masker' is ook de betekenis van 'persona' als
spreekbuis of 'datgene waar doorheen ('per') men spreekt ('sona')' en
waarvan het actuele woord 'persoon' werd afgeleid terwijl wij weten
dat iemands persoonlijkheid in tegenstelling tot zijn karakter geen
onveranderlijk gegeven is doch gevormd wordt en ook kan veranderen
door vorming, door omstandigheden en dus door context en zo wordt ook
wel geopperd dat mensen producten zijn van hun tijd. Indien Newton
niet geleefd had, dan was er wel een ander die zijn werk gerealiseerd
had en hetzelfde geldt dan ook voor ieder ander, zodat men de indruk
krijgt dat de gehele inhoud van ongeacht welke persoon uiteindelijk
een product is van de context, van de wereld. Zelfs onze genen zouden
door langdurig herhaalde processen van 'trial and error' in de
'survival of the fittest' zijn geworden wat zij heden zijn, zodat de
zogenaamde kern van ongeacht welk wezen, het zogenaamde
'innerlijk', de 'geest', de 'psyche' of de 'ziel' niet meer was dan
een kostelijke illusie en aldus een virtuele realiteit, een
denkbeeldig iets, een schijn, een vluchtige droom. En gesteld dat dit
inderdaad het geval was en dat uiteindelijk niets ook echt
was, dan was er slechts de onderlinge strijd der denkbeeldigheden,
een strijd vergelijkbaar met die van de talloze producten op de markt
die, in voortdurende concurrentie met elkander, zichzelf aanprijzen.
Edoch, het
is ons geraden te veronderstellen dat er enerzijds echte dingen zijn
en anderzijds valse; zoals wij ook moeten aannemen dat er waarheid is
en leugen, recht en onrecht, schoonheid en lelijkheid. Alleen doen
wij er beter aan om dat alles in gradaties te denken, ook al
veronderstellen zij uiteindelijk het bestaan van het sublieme:
sommige dingen zijn echter dan andere, rechtvaardiger, schoner of
waarachtiger. Het virtuele is niet echt maar bijna echt en misschien
moeten wij het welkom heten omdat het wel eens een verzachting kon
betekenen van het echte dat soms al te rauw is. Wij bekleden als het
ware de werkelijkheid met een toneel zoals wij ook de naaktheid
bekleden met gewaden, de leegte met allerlei spullen die enkel dienen
om die te vullen, de onwetendheid met explicaties die ons geen stap
verder brengen maar die comfortabel aanvoelen zoals kussens op een al
te harde houten bank en de taal met eufemismen, verkappingen,
indirecte redes, oratorische vragen, beeldspraak en verhalen over
dieren die in feite zekere mensen representeren.
Gevaarlijk
wordt het alleen wanneer het virtuele ons van wat echt is gaat
beroven: het lelijke dat de plaats inneemt van het schone, de leugen
die zich nestelt waar de waarheid hoort te wonen en het schone dat
verdrongen wordt door afzichtelijke taferelen. En dat is mogelijk
omdat al hetgeen bestaat in onze aandacht leeft, terwijl de plaats in
onze hoofden even beperkt is als de tijd: als wij onze uren
doorbrengen met het schenken van gehoor aan mooipraters, betweters en
leugenaars, bijvoorbeeld omdat zij zich voordoen als geleerden,
leiders en rechtvaardige rechters, rest ons geen tijd meer om te
luisteren naar de muziek van Bach en Pachelbel. Als wij de
twintigduizend avonden van ons leven (want zo veel of zo weinig
avonden worden ons geschonken als wij tenminste het geluk hebben om
lang te leven) doorbrengen in het gezelschap van nieuwslezers en
commentatoren of, erger nog, van ondermaatse acteurs in oeverloos
uitgesmeerde inhoudsloze series op de buis, dan resten ons nog bitter
weinig stonden voor het bewonderen van de schilderijen van Monet,
Rembrandt, Vermeer en Michelangelo. Als wij ons zakgeld uitgeven aan
de sensatiepers en ons volzuigen met roddels, blijven de diepzinnige
romans van Dostojevski eeuwig ongelezen, alsook het welluidende Mei
van Gorter, Langs de wegen van Stijn Streuvels, De mantel
van Gogol, de verhalen van Edgar Allan Poe en Franz Kafka en De
goddelijke komedie van Dante Alighieri. De werelden die deze
kunstwerken oproepen, zijn allerminst virtueel, zij brengen echtheid
in het leven en zuiveren het van schijn en van bedrog.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
15 september 2022)
13-09-2022
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 1. Dingen, woorden en getallen
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
1. Dingen, woorden en getallen
De
avatar is ons al bekend: het is oorspronkelijk een (Sanskriet) begrip
uit het Hindoeïsme dat verwijst naar (...) het
incarneren of verschijnen van een (abstracte) god in de wereld in de
persoon van een levend wezen.
(1) Het is een emanatie van de godheid in de mensenwereld. (2) En met
betrekking tot de computerwereld is een avatar de
representatie van de persoon van vlees en bloed in de virtuele wereld
of fantasiewereld." (3)
Wie zich identificeert
met zijn avatar of wie door anderen daaraan gelijkgesteld wordt,
treedt een wereld binnen of wordt een wereld naar binnen geduwd die
grondig verschilt van de echte werkelijkheid en spontaan denkt men
dan aan een spel met eigen regels dat binnen de realiteit bestaat,
als het ware als een sub-realiteit. De regels van het spel kunnen
grondig verschillen van de onontkoombare wetten van de werkelijkheid
en over het algemeen is men zich niet ten volle bewust van de
betoverende kracht van het spel en van de macht die het soms over de
realiteit weet uit te oefenen. De macht die spelregels kunnen hebben
alleen al over ons waarnemingsvermogen wordt bijvoorbeeld uitnemend
geïllustreerd door het toneelstuk Dogville
van Lars von Trier waarin het decor zich beperkt tot een reeks van
afspraken en zo worden muren gerepresenteerd door krijtlijnen op de
grond terwijl de toeschouwer binnen de kortste keren een echt decor
blijkt waar te nemen.
Maar het gegeven van de
subrealiteit of het spel is allerminst nieuw en evenmin nieuw is het
verschijnsel waarbij de subrealiteit de plaats van de werkelijkheid
zelf gaat innemen terwijl de werkelijkheid zelf verdrongen wordt naar
het tweede plan. Dat verschijnsel deed zich namelijk voor van zodra
de mens afbeeldingen ging maken van de werkelijkheid, van zodra hij
dus is beginnen spreken en vooral schrijven, wat een aanvang neemt
met aansprekingen en derhalve met naamgevingen: de naam is de avatar
van het werkelijke ding in de wereld van de taal die binnen de
authentieke werkelijkheid bestaat maar die eigen regels heeft die van
de wetten die over de werkelijkheid heersen, afwijken.
Dat in de loop van de
tijd de wereld van de taal de werkelijkheid zelf is gaan overheersen,
is omzeggens een publiek geheim dat wij bijvoorbeeld kennen uit het
gezegde: "Quod non est in Scriptis, non
est in mundo": "Wat niet in de (Heilige) Schrift staat,
bestaat ook niet in de wereld". Het
beginsel heeft zich genesteld in de rechtspraak waar geldt dat een
rechter geen rekening houdt met wat niet in de processtukken staat en
wij kennen het principe ook in de politieke wereld waar de
sanspapiers behandeld worden als onbestaande mensen omdat men er
blijkt van uit te gaan dat men zijn menszijn aan zijn burgerschap te
danken heeft.
Dat is overigens een
succesrijke theorie welke steunt op de leer dat het denken een
verinnerlijking is van de dialoog, het geweten een verinnerlijking
van de wetten en het menszijn een product van de staatsvorming. Dit
alles overeenkomstig de leer van de Schrift en meer bepaald (vooral)
het eerste van de twee scheppingsverhalen in het boek Genesis, de
hoofdstukken 1 en 2, waar het woord Gods de dingen beveelt te
bestaan. Dat wordt herhaald in het evangelie volgens Johannes: "In
den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was
God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord
geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het
Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht
schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen."
(4)
Zo is reeds in de eerste
geschreven teksten te zien hoe de wereld van de taal zichzelf
fundamenteler is gaan achten dan de wereld die zij benoemt.
Aanvankelijk werden de namen op de dingen geplakt maar alras is men
gaan geloven dat de dingen hun wezen aan hun namen ontlenen: de
dingen worden geschapen middels de woorden die hen bevelen te
bestaan.
Chronologisch gaan de
dingen vooraf aan hun namen doch ontologisch is het net andersom: pas
met hun namen worden de dingen erkend en krijgen zij toegang tot de
wereld. En voor het gerechtvaardigd zijn van deze al dan niet
schijnbare omkering valt wel heel wat te zeggen. In het hoofdstuk
II.4, getiteld:Het
wezen van het denken en het wezen van de taal,
in:Trans-atheïsme
werd deze problematiek al uit de doeken gedaan. (5)
Ofschoon
er heel wat te zeggen valt voor het aanvaarden van het ontisch
voorafgaan van de namen aan de dingen, moet toch een onderscheid
worden gemaakt tussen het (natuurlijke) statuut van de dingen en het
(culturele) statuut van de taal waaruit dan weer blijkt dat de
omkering waarvan sprake in een heel ander perspectief geheel
onterecht blijkt. Met kan hier ter verduidelijking een analogie maken
met het statuut van de realiteit van het geld dat uiteraard van een
lagere orde is dan de realiteit van de natuurlijke dingen.
Het
geld ontleent zijn waarde aan menselijke afspraken zoals het zaad
zijn groeikracht ontleent aan de natuur maar de vruchtbaarheid waarop
het geld aanspraak maakt wanneer het zichzelf aanprijst bij de
beleggers, is niet van dezelfde orde als de vruchtbaarheid van het
zaad dat op de akkers groeit en dat de vruchten voorbrengt waarmee
alles wat leeft zich voedt op straffe van niets minder dan de dood.
Dat niemand zonder voedsel kan leven is een natuurlijk gegeven maar
het gezegde dat niemand kan zonder geld, geldt niet omdat geld
levenschenkend zou zijn maar omdat geld in staat is om voedsel
onbereikbaar te maken (namelijk: voor wie er niet voor betalen).
Voedsel schenkt leven maar geld is slechts een chantagemiddel, het is
pas een noodzaak door de misdaad welke ermee verbonden is, het
onthoudt immers het levenskrachtige voedsel aan wie er niet voor
betalen. De legende van koning Midas kan bijzonder verhelderend zijn
voor wie danig betoverd zijn door de illusie van het geld of het goud
waarvan de houdbaarheidsdatum enerzijds door ontrouw wordt gefnuikt
maar anderzijds ook door het gegeven van de schaarste: waar een
tekort is aan brood, kan men het zelfs met al het goud van de wereld
niet kopen.
Nu
worden sinds vele jaren de mensen aan banden gelegd middels de
virtuele werelden van de namen (de taal, verbonden met de
kwaliteiten) en de getallen (het geld, verbonden met louter
kwantiteiten) maar de vormen van virtualiteit die zich vandaag
meester dreigen te maken van de werkelijkheid, blijken van een nog
heel andere orde.
(5)
Samenvatting: Afbeeldingen
van de werkelijkheid verleiden de waarnemer tot het identificeren van
deze afbeeldingen met de werkelijkheid zelf: hij kijkt met de ogen
van de afbeelder, die aldus het monopolie over zijn Zien, en dus
macht over hem verwerft. Tussen de waarnemer (/de denker) en de
werkelijkheid hebben zich aldus clusters van macht gevestigd; de
waarnemer (/de denker) is van de werkelijkheid vervreemd: het is niet
langer zijn eigen waarnemen en zijn eigen denken dat hem leidt. Hij
heeft de werkelijkheid geruild voor een droom, en via zijn
droomarbeid wordt hij uitgebuit. Het bedrog is onmogelijk zonder de
misdaad tegen de waarheid, die er het eerste slachtoffer van is. Het
gaat dus steeds om een misdaad tegen God. God buitensluiten gebeurt
door hem af te beelden. Afbeelding is ont-ordening of miskenning van
de Geest die aan de basis van de werkelijkheid van het afgebeelde
ligt. Het is de miskenning van de tweede persoon als diegene die men
aanspreekt: men herleidt hem tot een derde persoon waarover men
spreekt als over een object. Onze houding tegenover de werkelijkheid
is niet langer een aanspreking maar een afbeelding, zodat de ware
werkelijkheid aan ons ontsnapt. Wij verarmen zodoende onze
werkelijkheid en onszelf. Alleen door er te zijn, niet door iets te
doen, looft de schepping haar Schepper. Sprekend en denkend maken wij
voortdurend afbeeldingen, die echter Gods afbeelding zelf
overschaduwen en er de toegang toe verhinderen. Alleen Gods woord -
zijn naamgeving - is schepping: Hij beveelt de dingen te bestaan. De
list van de duivel bestond erin de mens te laten geloven dat ook hij
zich de goddelijke bevelen kon bemachtigen. Maar de mens kan enkel de
namen
van
de bevelen uitspreken: hij heeft de macht
noch het recht om ze als bevelen uit te spreken. Zo kan de boom van
de kennis de mens niet baten, want hij behoort hem niet toe. Die
vermeende kennis heeft de mens uit het paradijs gestoten. Zijn lot is
zoals dat van de waarnemer die voortaan met de lens van de afbeelder
kijkt. Zoals de afbeelder aan de toeschouwer de afbeelding verkoopt
voor de prijs van de werkelijkheid, zo ook verkoopt de duivel aan de
eerste mens de wereld voor de prijs van het paradijs, waarvoor hij
voortaan blind is omdat hij kijkt met de ogen van de duivel. De
verslaafdheid aan de wereld is een verslaafdheid aan een droom. De
droom verslaaft omdat hij lust geeft, en daarom zal de bevrijding
leed meebrengen. Bevrijding vergt daarom inzicht en toewijding: de
mens moet ophouden met objectiveren; hij moet afstand doen van zijn
vermeende macht en tot de erkenning van de ander komen. Het denken
zelf is niet verwerpelijk, maar wel het instrumentaliserend denken
tegenover de medemens, tegenover God, en tegenover de schepping als
zodanig: respect sluit objectivering uit. Alle zijn is de vrucht van
erkenning, of de liefde. Het einddoel van waarachtige kennis is niet
bezit maar wel verwondering of aanbidding: wie aanbidt, objectiveert
niet langer: hij staat tegenover een Gij - een persoon. De zin
van het denken is de verwondering, die een aanbidding is. In de
aanbidding vindt de mens zijn bestemming. Zonder de verwondering, de
aanbidding, of de intersubjectieve dimensie, is het denken volkomen
inhoudsloos. In de mystieke geest wordt niet afgebeeld maar wel
uitgenodigd - tot gemeenschap. Het betreft niet louter een
gemeenschap van gedachten of een consensus, maar wel een één-zijn
met het wezen zelf van wat niet langer afbeeldbaar is: het heilige.
Taal verenigt haar gebruikers. Elk ding is zijn zin, tastbaar
geworden in een patroon, en alle patronen zitten in hogere patronen
ingebed. Bewegingen maken steeds deel uit van omvattender bewegingen.
Tot op zekere hoogte is dat ook het geval met de taal, die dan louter
interactie is. Interacties vertonen geen breekpunten: ze zijn
continu, ze bepalen elkaar of worden door elkaar bepaald. Alleen hun
ultieme oorsprong en hun ultiem doel ontsnappen daaraan. Taal als
louter interactie spiegelt ons het beeld voor van een
structuralistische wereld. Maar de taal vindt haar hoogste zin en dus
haar eigenlijke wezen in communicatie: communicatie is een vorm van
interactie, maar interactie is niet noodzakelijk communicatie.
Interactie bevindt zich op het niveau van de natuurwetten;
communicatie verbreekt deze wetten. Afspraken onder personen, en dus
ook afspraken met zichzelf, leiden tot activiteiten die ontsnappen
aan de traagheidswet. In wezen zijn zij naamgevingen, identificaties
van dingen met namen, die deze dingen verheffen naar een hoger
betekenisniveau. Ze zijn mogelijk dank zij de trouw. De trouw
fundeert de mogelijkheid tot het maken van afspraken, welke de
communicatie funderen. Interacties zijn continu, maar afspraken
verbreken deze continuïteit en vergen specifieke inspanningen van de
betrokkenen die aldus ingrijpen in het louter interactieve. Het is
het vermogen tot trouw, dat aan de oorsprong ligt van elk nieuw
betekenispatroon. Zo ligt aan de oorsprong van de alles omvattende
werkelijkheid, de trouw van God jegens zijn schepselen, en niet
bepaalde fundamentele natuurwetten, zoals het materialisme gelooft.
Communicatie is geen voortgezette interactie, maar is een totaal
nieuwe en andere activiteit dan het interageren. Elk universum
ontspringt aan een gegeven woord, en alle dingen zijn door het Woord
geworden. Taal is in wezen trouw, of: gegeven woord. Trouw is
wezenlijk discontinu, want hij overwint de natuurwetten.
Intersubjectieve afspraken constitueren universa voor de betrokken
subjecten, en zo ook werd het Universum bij uitstek geconstitueerd.
De menselijke taal is als een schaduw van Gods woord, die het
goddelijke in de wereld naar binnen brengt, en hem daardoor verlicht.
Cruciaal in de communicatie of de dialoog is de aanspreking, waarvan
de naamgeving hun fundament is: ze betekent een erkenning of een
ont-objectivering, een verheffing van het object tot subject. In de
erkenning, in de naamgeving, wordt de persoon geschapen - in Gods
erkenning en in onze erkenning van de medemens. Zoals het woord,
verwijst ook de naam naar iets afwezigs, en hij is daarom een
belofte. Iemand erkennen betekent: iemands bestaan-voor-ons beloven,
en daarom is de naamgeving wezenlijk een persoonlijk engagement. In
de naamgeving nodigt men de ander uit om zijn aanspreekbaarheid te
aanvaarden, en om zich zodoende te positioneren in de geestelijke
werkelijkheid, met het oog op eenwording. Men aanvaardt dan tevens de
onvoltooidheid van de gegeven werkelijkheid én de plicht tot
participatie aan de voltooiing. Aanspreken is gebieden tot trouw aan
het te voltooien project van de liefde. Uit de oorspronkelijke
aanspreking vloeien de tien geboden voort. In de structuur van de
taal vindt men de structuur van de werkelijkheid zelf terug. De
structuur van de taal weerspiegelt haar betekenis: de tekens worden
door betekenissen bepaald, en niet andersom. In het geestelijke gaat
het doel vooraf aan de middelen en lijkt de tijd omgekeerd te zijn.
Maar omdat het hogere het lagere fundeert, is het de tastbare wereld
zelf die wij omgekeerd waarnemen. De orde van de taal keert de
orde van een vervallende wereld om. Diep in de structuren van de taal
zelf, ligt het geheim van het leven. Maar tot de boom des levens mag
de mens geen toegang hebben. De werkelijkheid is overvol van taal.
Omdat wij pas kunnen zien wat wij kennen, weerspiegelt de
werkelijkheid onze eigen ziel. Tegelijk is de werkelijkheid een
uitnodiging: elke eerlijke vorser verwondert zich; hij staat voor een
mysterie dat hem aanspreekt; hij ontmoet Iemand. Het object van onze
waarneming is een betekenisvol patroon. Betekenissen zitten verweven
in steeds weer hogere en dwingendere betekenispatronen, waaraan wij
al dan niet participeren. Zo zal hetzelfde object voor de goede een
totaal andere betekenis hebben als voor de boze, en het zal dus ook
een totaal ander ding zijn: de dingen zijn slechts datgene
waarvoor ze bestemd worden. We geven een eigen kijk op het dogma van
de transsubstantiatie, en we besluiten dat onze participatie aan de
liefde de werkelijkheid kan verenigen in zijn voltooiing. (J.
Bauwens, Transatheïsme.
Een
christelijk geïnspireerde verrijzenis uit
het hedendaags materialisme,
Serskamp 2003,
samenvatting hoofdstuk II.4, pp. 734-737.)
Zie: 168587.pdf
(seniorennet.be) .
12-09-2022
mr pc
mr pc
ds pc
ds pc
fp c2p
fp c2p
11-09-2022
mr b
mr b
ab t
ab t
ab c
ab c
a d
ab d
10-09-2022
Gevaccineerde kinderen hebben 5100 pct. meer kans om te overlijden dan ongevaccineerde kinderen
Gevaccineerde
kinderen hebben 5100 pct. meer kans om te overlijden dan
ongevaccineerde kinderen:
David en Goliath - Andermaal over de hetze rond Mattias Desmet
David
en Goliath
Andermaal
over de hetze rond Mattias Desmet
Dat Mattias
Desmet zich in het oververhitte interview met de Amerikaanse
complotdenker Alex Jones zou laten ontvallen hebben dat hij
persoonlijk een openhartoperatie zag plaatshebben onder hypnose en
zonder verdoving is een 'simplificatie' die hem door zijn
tegenstanders niet gauw zal vergeven worden maar die hij zeer zeker
deed in functie van de toegankelijkheid van de inhoud van niet
eenvoudige doch ware wetenschappelijke stellingen voor een groot en
niet altijd even geleerd publiek. Het is een methode waarvan bij
uitstek politici zich bedienen - tot in het absurde waar zij met een
enkele slogan immers een hele ideologie proberen te omvatten maar zij
doen het uiteraard omdat in een democratie de middenmoot doorweegt.
Dat hypnose
bij operaties verdoving kan vervangen is overigens een feit en wie
daarvan op de hoogte is en meteen ook weet dat het om een voor velen
moeilijk voorstelbaar gegeven gaat, zal door omstandigheden
noodgedwongen wel zijn toevlucht moeten nemen tot simplificaties want
anders dreigt zijn betoog niet op te schieten en ik durf niet te
gokken hoeveel één seconde zendtijd in de States wel kosten
kan!
Als zijn
tegenstanders daar graten in zien (en uiteraard willen zij niets
minder dan zijn vel want in zijn optreden ontwaren zij gewis een
schending van een door hen geheiligd taboe - met name de [soms
wettelijk bekrachtigde] onschendbaarheid van hun gezag), dan eisen
zij in feite dat Desmet aan een door de band ongeletterd,
onaandachtig en massaal Tv-publiek in een tijdspanne van luttele
seconden uiterst moeilijk toegankelijk wetenschappelijk materiaal
gaat doceren en koesteren zij bovendien de absurde verwachting dat
ook maar iemand daarin kon slagen. Dat die verwachting welke een eis
is, op zijn zachtst gezegd onrealistisch moet heten, wordt al bewezen
door het feit dat de betrokken leerstof zelfs voor heel wat
psychologiestudenten te moeilijk blijkt, daar zij zich te vierklauw
naar de media spoeden om daar hun beklag te doen over wat zij dan
bestempelen als 'onverstaanbaar'. Indien het feit dat zekere
studenten zakken voor het examen de verantwoordelijkheid was van de
prof die het dan allemaal niet duidelijk genoeg zou uitgelegd hebben,
dan kon men dat ook met zekerheid zeggen met betrekking tot een
Tv-publiek maar het talent en de inspanningen moeten uiteraard van
twee kanten komen, ook in culturen waarin mensen eraan gewend geraakt
zijn om alles ingelepeld te krijgen. Neen, die eis van Desmets
tegenstanders is niet onrealistisch doch zonder meer malafide en dat
zelfs het door hun vermeende 'tegenstander' aangebrachte excuus van
de 'expert-blindness' hen nog bezwaarlijk als verontschuldiging kan
dienen is uiteraard hun eigen verantwoordelijkheid.
Het feit
dat Desmets vergelijkingen van het 'coronatotalitarisme' met dat van
de nazi's bij sommigen verbijstering wekken, kan slechts worden
toegeschreven aan de ongeletterdheid van de laatstgenoemden: zij
blijken geheel onwetend omtrent het optreden van exact dezelfde
verbijstering reeds meer dan een halve eeuw geleden bij de
Amerikaanse psycholoog Stanley Millgram die dan beroemd werd met zijn
zogenaamde 'gehoorzaamheidexperiment' dat met altijd eendere
resultaten tot in den treure werd herhaald.
Desmet
deelt de afmattende frustratie welke erin bestaat de moeilijk
toegankelijke waarheid met zekerheid te kennen en niet te kunnen
mededelen omdat er geen oren naar zijn, met tal van
waarheidssprekers, zowel politieke dissidenten als grote geleerden in
het zog van Copernicus. Maar dat de theorie van Desmet allerminst
nieuw is doch slechts een toepassing van wat onder gestudeerde mensen
bijna een eeuw lang verworven kennis zou moeten zijn, laat zien hoe
ver een door arrogantie aangetaste samenleving kan afglijden naar de
blindheid van het onverstand.
(J.B.,
10 september 2022)
Mattias Desmet over groepsaffiliatie
In de coronacrisis
is de publieke opinie in de greep van absurde oordelen
Totalitarisme ten voeten uit - De vervolging van Mattias Desmet, symptoom van de totalitaire staat
Totalitarisme
ten voeten uit
De
vervolging van Mattias Desmet, symptoom van de totalitaire staat
Onder
de titel: Onzinnig
en wetenschappelijk ondermaats: ook lesmateriaal van Mattias
Desmet nu onder vuur
schrijft de krant De Morgen d.d. 9 september 2022:
Psychologieprofessor
Mattias Desmet (UGent) gebruikt zijn eigen boek [n.v.d.a.:
Het betreft het in januari van dit jaar verschenen werk getiteld: De
psychologie van het totalitarisme"] als
leermateriaal voor het vak dat hij onderwijst. Is dat wel geoorloofd
voor een boek dat zo gecontesteerd is. Het is compleet onzinnig en
wetenschappelijk volledig ondermaats.
Filosofieprofessor
Etienne Vermeersch publiceerde in 1988 De
ogen van de panda,
een bestseller die overigens nog steeds in de handel verkrijgbaar is,
en in zijn colleges kondigde de auteur telkenjare dit boekje aan als
te kennen leerstof waaruit tenminste één examenvraag zou gesteld
worden. Als deze 'toonaangevende filosoof', zoals hij door velen
terecht wordt genoemd, een boek van zijn handals
leermateriaal gebruikt voor het vak dat hij onderwijst,
waarom dan zou professor Mattias Desmet dat dan niet mogen doen? De
Morgen suggereert dat dit misschien wel niet geoorloofd is voor
een boek dat zo gecontesteerd is maar
dat was De
ogen van de panda
ook en wel om meer dan één reden. Afgezien van het feit dat dit
essay over milieu-ethiek volgens Vermeersch' collega Rudolf Boehm
niet bijster origineel was daar het zich zou geïnspireerd hebben op
een eerder artikel van Boehm in diens tijdschrift Kritiek
waarin deze de problematiek van het WTK-bestel
aankaartte, meer bepaald de marxistisch geïnspireerde theorie dat
het samenspel van Wetenschap,
Techniek
en Kapitalisme
rampzalig is voor het milieu, waarbij Boehm wel degelijk verwijst
naar de bron, met name het maatschappijkritisch werk van Herbert
Marcuse uit de zestiger jaren - afgezien daarvan kan men zich de
vraag stellen of het wetenschappelijk gerechtvaardigd zijn van de
aanwending van ideologisch gekleurde teksten als te kennen leerstof
aan een universiteit niet sowieso betwistbaar is, al moet men dan ook
de regel dat niet mag gemeten worden met twee maten en met twee
gewichten in acht nemen voor op eender welk geloof geïnspireerde
publicatie: in hoeverre is die niet onzinnig en niet wetenschappelijk
ondermaats en waar eindigt de heksenjacht als men die lijn doortrekt?
Maatschappijkritiek
is per definitie volstrekt onmogelijk van zodra het taboe wordt
geheiligd om gangbare praktijken (in dit geval: de aanpak van de
coronacrisis door de WHO)
te contesteren en is niet precies dat het kenmerk bij uitstek van een
totalitair regime? En waarschuwt uitgerekend De
ogen van de panda ons
niet met aandrang voor de actuele praktijken onder het juk van het
gouden kalf dat immers maakt dat het Kapitaal
de Techniek
en de Wetenschap
corrumpeert?
(Jan
Bauwens, 9 september 2022)
07-09-2022
Over het verkapte grootschalige pesten
Over
het verkapte grootschalige pesten
Over
pesten werd al heel veel geschreven maar opvallend genoeg gaat men in
de meeste definities eigenlijk totaal voorbij aan de essentie van
pestgedrag. Pesten heeft weliswaar te maken met het berokkenen van
kwaad aan een ander maar het bijzondere aan pesten is wel dat de
dader ervoor weet te zorgen dat hijzelf altijd buiten schot blijft:
hij handelt zodanig dat men hem niet kan aanwrijven wat hij doet, hij
let erop dat zijn slachtoffer zich niet kan verweren, dat niemand hem
met de vinger kan wijzen: hij komt met zijn misdaad weg.
Dat
is ook wat zijn slachtoffer, dat vaak ook de enige getuige is,
mateloos frustreert en tot wanhoop drijft. Het woord 'pesten' bevat
nochtans deze kern waar het betekent dat men iemand de pest aandoet
of met de pest besmet want wie iemand besmet, in
casu met de pest,
kan in feite moeilijk met de vinger worden gewezen omdat het gaat om
een kwaal waarmee men eerst zelf besmet moet worden vooraleer men ze
kan doorgeven, zodat ook in dit geval de eigenlijke aanstoker van het
kwaad niet aanwijsbaar en dus onvindbaar blijft en ongestraft,
onaangepakt, altijd onverholpen. Pesten is in wezen aan een ander
kwaad verrichten en er daarbij op toezien dat men zelf straffeloos
blijft en, meer dan dat, ook vrij van schuld - of dan toch van
mogelijke beschuldigingen. Pesten heeft derhalve te maken met recht
en onrecht: pesten is mogelijk waar recht onmogelijk werd.
Er
is dezer dagen wat te doen omtrent gepersonifieerde autonummerplaten
welke door hun houder worden gebruikt om zekere kwade intenties aan
anderen en dan uiteraard vooreerst aan de slachtoffers daarvan
duidelijk te maken terwijl tegelijk gezorgd wordt voor voldoende
dubbelzinnigheid zodat beschuldigingen altijd onterecht gaan lijken
wegens het beginsel van het voordeel van de twijfel.
Met
bijvoorbeeld het verspreiden van verholen want dubieus gehouden
nazisymboliek in het verkeer en dus in de openbaarheid worden
welbepaald door pesters beoogde slachtoffers getroffen en wel op zo'n
wijze dat zij hiertegen helemaal geen verweer hebben omdat de daders
zich, als puntje bij paaltje komt, zullen verschuilen achter het
dubieus karakter aangaande hun malafide uitlatingen. Zolang de letter
van de wet gerespecteerd wordt en precies doordat die wordt
gerespecteerd, kan haar geest worden verkracht en dat dit continu
gebeurt op grote schaal, is een publiek geheim.
Gepersonifieerde
nummerplaten zijn eigenlijk klein bier vergeleken bij heel wat dieper
wortelende handelwijzen waarbij men niet meteen aan pesterijen zal
denken als men, zoals hoger reeds gezegd, voorbijgaat aan de essentie
van het pestgedrag dat immers ligt in de listigheid van de dader die
zelf buiten schot weet te blijven en die derhalve geheel straffeloos
aan een ander kwaad kan (blijven) berokkenen. Die blindheid voor de
essentie van het pesten maakt dat dit kwaad in de openbaarheid kan
geschieden terwijl geen haan er zal naar kraaien.
Een
schrijnend voorbeeld is het populisme bij zekere politici die
bijvoorbeeld aan langdurige werklozen, geheel strijdig met de
mensenrechten, pensioen willen ontzeggen of hen tot ongeacht welk
karwei willen kunnen verplichten - het populisme waarvan gezegd moet
worden dat het wezenlijk behoort tot de ergste misdaden van deze tijd
en wel vooral omdat het onmiskenbaar genocidale effecten heeft.
Politici die zich hiervan bedienen, verdienen niets minder dan
onmiddellijke ontzetting uit hun ambt, levenslang verbod om nog
politieke functies waar te nemen, vermeerderd met de
vrijheidsberoving waarmee zij feitelijk hun talloze slachtoffers
opzadelen.
In de
hedendaagse theologie wordt de hel niet zonder redenen gedefinieerd
als een toestand waarbij men beroofd is van elk contact met anderen:
de isolatie van mensen of hun sociale uitsluiting is namelijk de
allerergste straf gebleken die men iemand kan doen ondergaan. Nu
participeren mensen aan de samenleving pas middels hun persoonlijke
bijdrage naar best vermogen en dat is hun arbeid, waarvan in de
huidige constellatie een geldige waardering zich quasi uitsluitend
manifesteert als de financiële vergoeding in de vorm van loon.
Arbeid is dan ook in de allereerste plaats een elementair mensenrecht
en uitgerekend politici moeten ervoor instaan dat aan alle burgers
zonder uitzondering dit recht zal worden verschaft.
De
veroordeling van mensen aan wie dit recht ontzegd wordt, is de
reinste pesterij omdat aan de slachtoffers aldus niet één maar twéé
keer onrecht wordt gedaan: een eerste keer waar zij geen toegang
krijgen tot de arbeidsmarkt en een tweede keer waar zij daarvoor zelf
verantwoordelijk gehouden
worden (zij worden
aldus nota bene vals beschuldigd) en wel uitgerekend door degenen die
voor de werkgelegenheid verantwoordelijk zijn
(waardoor dezen de eigen schuld verdonkeremanen) en dat zijn de
politici.
Politici
die middels hun alom gekende openbare uitlatingen (welke zij geheel
onterecht bestempelen als vrije meningsuitingen) deze slachtoffers
pesten, houden zichzelf buiten schot door de schuld van het kwaad in
de schoenen van hun slachtoffers te schuiven en zij weten het gelijk
aan hun kant te krijgen middels de instemming van een helaas immer in
aantal toenemende, onnadenkende en immorele massa met stemrecht.
Deze
verkrachters van de geest van de wet dreigen verkozen te worden zoals
ooit Adolf Hitler en zijn trawanten verkozen werden waarna de
ondergrondse misdaden eensklaps wet werden: zes miljoen joden,
zigeuners, homo's en nog andere in de ideologie van het nazisme
ongewenste categorieën van mensen werden ondergebracht in kampen en
aldaar vergast met de medewerking van het voltallige staatsapparaat:
deskundige artsen, scheikundigen en nog andersoortige geleerden
werkten de massamoordplannen concreet uit, gerenommeerde bedrijven
leverden het gas en de uitrusting bedoeld om in de kortst mogelijke
tijd zo veel mogelijk mensen om te brengen, nette burgers achtten het
hun plicht om gehoorzaam de bevelen uit te voeren die niet langer van
ondergronds kwamen maar van hogerhand omdat een gewetenloze
kiezersmassa de criminelen aan de macht bracht: de bevelen om
miljoenen mensen op te ruimen - een betere oplossing konden deze
politici niet bedenken, het was hun 'Endlösung', hun eindoplossing.
De
massa aan zelfmoordenaars die bij uitstek ons eigen land bezwaart en
waarvan geweten is dat zij hun wanhoopsdaad steeds vaker stellen
ingevolge een gebrek aan waardering voor hun elementaire rechten -
deze eindeloos aanwassende colonne aan jammerlijke doden heeft, voor
wie het nog niet zouden gesnapt hebben, uiteraard ook daders.
En
deze daders weten zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheid, in
hun listigheid weten zij zelf buiten schot te blijven, zij slagen
erin om hun slachtoffers te beschuldigen van de misdaden die niet
deze slachtoffers maar zijzelf begaan en zij kunnen dat doen omdat
zij het volgen van de wet naar de letter benutten om aldus haar geest
geweld te kunnen aandoen. Deze massamoordenaars gaan vrijuit omdat
zij als geen ander niet alleen de retorica beheersen of de kunst van
het liegen maar ook nog uitmunten in die andere kunst, met name de
'kunst' van het pesten. Homo
homini lupus is een
spreuk die, getuige de dode taal waarin wij haar onthouden hebben,
uit reeds lang vervlogen tijden stamt.
Nog
meer verborgen dan het pesten middels verholen symbolen en het pesten
middels populisme, is die vorm van pesten welke erin bestaat het volk
te pluimen ('bestelen' is een veel te onschuldige term) 'op pesters
wijze', wat dus wil zeggen: zonder dat de bestolenen zich kunnen
verweren, en dit alleen al omdat zij het niet door hebben dat zij
bestolen worden.
Zoals
algemeen bekend, wordt van het arbeidersloon van elke burger een
groot deel bij de bron afgehouden om de kas van de sociale zekerheid
te spijzen, waaronder de ziekenkas. Het geld van de ziekenkas is het
bezit van het volk, het is een solidariteitskas, bedoeld om wie ziek
worden, bij te staan. De ganse medische sector leeft derhalve quasi
uitsluitend van het geld uit deze kas dat door alle arbeidende mensen
werd verdiend. Het zijn omzeggens de arbeiders die de medici
tewerkstellen.
Als
iemand ziek wordt, gaat hij naar de huisdokter en die stuurt hem door
naar de kliniek voor een onderzoek of, vaker nog, voor een ganse
reeks van onderzoeken. Dan volgen de behandelingen door specialisten.
In principe doen al deze geleerde vaklieden hun uiterste best om hun
patiënten te helpen om weer gezond te worden of om hun lijden te
verlichten maar het probleem is dat zij allen arbeiden met middelen
die niet de hunne zijn, zoals peperdure machines voor het nemen van
röntgenfoto's, scanners en nierdialysetoestellen alsook een
gigantische wereldwijd georganiseerde en georkestreerde
infrastructuur, een netwerk van ziekenhuizen, verbonden aan
universitaire opleidingen en een zich alom vertakkende en voortdurend
vernieuwende farmaceutische industrie. De medici zelf zijn slechts
arbeiders in een systeem van een georganiseerde specialistische
bedrijvigheid welke in feite volledig aan hun controle ontsnapt en
aldus bevinden zij zich in de positie waarin sinds de aanvang van de
industriële revolutie ook de fabrieksarbeiders zich bevinden: zij
werden van langs om meer herleid tot verlengstukken van machines die
ver boven hun hoofd uit tornen en die een eigen dynamiek volgen welke
uiteindelijk gestuurd wordt door de moordende wetten van een
kapitalistische economie. Zij werden opgeleid om eigenhandig hun
patiënten te helpen maar als puntje bij paaltje komt, dienen zij
blindelings te gehoorzamen aan bevelen 'van hogerhand' die, zoals ook
onlangs ter gelegenheid van een wereldwijde gezondheidscrisis blijken
mocht, niet altijd stroken met de opgedane inzichten en met de te
volgen ethische regels, als zij daar niet al regelrecht tegenin
druisen.
Er
bestaat een kaste van mensen die zich, te oordelen naar hun
ogenschijnlijke gigantische rijkdom, in feite geheel onttrekken aan
de wetten die het volk als zodanig in de pas houden en omdat macht
ervoor zorgt dat zij onzichtbaar blijft, weten wij weinig of niets
over die andere wereld waarvan niemand het bestaan kan ontkennen
zonder de ogen te sluiten voor het licht. Een en ander gaat lekken
van zodra onderzoeksjournalisten erin slagen om bijvoorbeeld aan te
tonen dat - om in de medische sector te blijven - het somtijds
helemaal niet de bedoeling is om mensen te genezen: steeds vaker
heeft het er de schijn van dat patiënten worden aangewend als louter
middel voor het versassen van kapitalen van de ziekenkas naar de niet
nader te noemen organisatie welke zich in deze tijden positioneert op
die plekken die tot voor kort nog ingenomen werden door de kerk met
haar voorgewende macht over niet alleen het leven maar bovendien het
eeuwige leven. Die fabels over het hiernamaals doen het sinds kort
niet meer in alvast een goed deel van de meer ontwikkelde wereld maar
andere fabels over het hiernumaals nemen vandaag hun plaats in en zij
zijn zo mogelijk nog absurder dan de verzinsels van weleer. Zo kon
men onlangs lezen dat gerenommeerde astronomen (die nota bene met
miljarden spelen) bekenden hoe beelden van het heelal, zogezegd
gemaakt met ruimtetelescopen, in feite foto's waren van een schijfje
salami. Over de onverschilligheid over dergelijke toestanden die
mensen met gezond verstand tot wanhoop drijven, schrijft Primo Lévy,
die de concentratiekampen overleefde, dat zij nog erger zijn dan de
holocaust: zij maken dat die pest welke alle andere plagen in hoge
mate overtreft, kan doorgaan totdat al het schone wordt
gebagatelliseerd en alleen nog het geweld van de oorlog zal
overschieten.
Ivan
Illich was met onder meer zijn Medical
Nemesis een van de
stoute tongen die het aandurfde om een tipje op te lichten van de
sluier die een kwaad bedekt dat groter is dan het geloof van
stervelingen kan bevatten maar vandaag zijn deze zogenaamde
verspreiders van nepnieuws een beetje verstomd of dan toch onhoorbaar
geworden, onder meer ingevolge welbepaalde soorten van vervolging
waarvan men zou denken dat zij alleen in China gepraktiseerd worden
of in het Rusland van Vladimir Poetin. Uiteraard past in dit plaatje
de nog niet verleden coronahistorie waarbij een bijzonder kleine
groep van superpesters de voltallige wereldbevolking den duvel heeft
aangedaan, gewis voor nog een niet te tellen aantal jaren. En in het
verlengde daarvan duikt dan uiteraard het spook op van de oorlog,
schitterend vertolkt als de hyena met de hoge hoed die over lijken
gaat in de collage van John Heartfields Krieg
und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen.
In het Westen applaudisseren de katholieke bisschoppen voor de
Oekraïners die met onze wapens aan het front tegen het Oosten gaan
sneuvelen omdat zij aldus de naastenliefde als geen ander zouden
dienen en in het Oosten jaagt de orthodoxe patriarch de Russen de
dood in naar datzelfde front tegen het Westen. Poetin rekruteert
kanonnenvlees bij daklozen en schooiers zoals men ook doet in Amerika
of in het vreemdelingenlegioen in Frankrijk waar gevangenen kunnen
kiezen voor de gevaarlijke vrijheid van de frontstrijd. Altijd al
heeft men de 'nuttelozen' als kanonnenvlees verschoten, getuige de
begraafplaatsen uit de beide wereldoorlogen in de westhoek waar de
bordjes op de zerken bijna uitsluitend Afrikaanse en Aziatische namen
van uit de kolonies gerekruteerde frontsoldaten dragen.
De
medische sector is een dankbaar voorbeeld omdat gezondheid ons ook
aanspreekt door onze natuurlijke afschuw voor het lijden maar in
feite is elke sector aangetast door die niet nader te benoemen pest:
het onderwijs beschouwt haar leerlingen als klanten, de economie
reduceert mensen tot producenten-consumenten; kortom: zijn werktuigen
heersen over de mens en het is dan uiteraard de vraag of die kaste
van supermensen die zich aan elke wet lijken te onttrekken wel echt
bestaat, met andere woorden: of zij niet een fata morgana is, terwijl
in werkelijkheid een volstrekt anoniem en onpersoonlijk systeem het
mensdom beheerst en beheert: de onpersoon bij uitstek, de gewezen
stadhouder van de Schepper van hemel en aarde, die sinds oudsher
bekend staat als zijn tegenstrever, de diabolos,
de superpester of de duivel.
(J.B.,
7 september 2022)
04-09-2022
Kunst als wapen - Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen
Kunst
als wapen
Krieg
und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen
De
Antwerpse stadsdichteres Ruth Lasters is lang niet de enige artiest
die gemuilkorfd wordt omdat zij kunst als wapen gebruikt tegen de
moordende dwaasheid van de machthebbers. Kunst als zodanig verdient
die naam niet langer als zij zich niet engageert omdat elke vorm van
negationisme slechts een vervalst beeld van de werkelijkheid kan
brengen. Exemplarisch is de zieke en moordende droom van het
nationaalsocialisme dat in dat verband waarheidsgetrouwe kunst
veroordeelde als 'entartete Kunst': kunst kon nog slechts als
staatspropaganda. Het nationaalsocialisme werd inzake de aanwending
van kunst als instrument van de macht voorafgegaan door bijvoorbeeld
het bastion van de katholieke kerk met haar belachelijke 'index'.
Het
begrip 'extreem rechts' stamt uit de Franse Revolutie en verwijst
naar personen of occasionele verenigingen die het verdwijnen van de
maatschappij van het Ancien Regime [waarbij
de macht zich zogezegd 'naar Gods wil' situeert bij de adel en in de
kerk] betreuren en zich tijdens de eerste parlementaire
vergaderingen resoluut rechts positioneren (ten opzichte van het
bureau van de voorzitter). (1)
Extreemrechts
wil dus geen revolutie, het wil terugkeren naar de simpele 'orde' van
weleer met erkenning van het gezag van koning en paus. Extreemrechts
heet dan 'contrarevolutionair' te zijn of teruggrijpend naar vroeger,
'reactionair'. Het begrip 'extreemrechts' is intussen danig
geëvolueerd dat men er alle kanten mee uit kan, zoals dat ook het
geval is met de andere posities in het politieke spectrum en zo
bijvoorbeeld zegt men over het anarchisme dat er zoveel anarchismen
zijn als er anarchisten zijn. Er zijn vele soorten liberalisme,
socialisme enzovoort. Vandaag echter blijken extreemrechts en
extreemlinks elkaar te vinden in hun afkeer voor het kapitalisme maar
ook dat is niet meer het geval omdat afkeer van staatsinmenging vrij
spel geeft aan liberalisme en derhalve aan kapitalisme. Dezelfde
paradox vindt men trouwens terug waar men ziet hoe extreme vrijheid
resulteert in monopolievorming (economische dictatuur) en derhalve in
absolute onvrijheid.
De
kwestie van het rechtse extremisme wordt al te vaak verkeerd gesteld
als een zaak van samenscholing rond een zekere ideologie welke te
vrezen valt. In werkelijkheid gaat het oorspronkelijk veeleer om de
verwerping van zekere ideologieën, waarna een leegte ontstaat die
dan wordt opgevuld met een al te simplistische ideologie en dat is
vaker de opvatting dat men de natuur als voorbeeld moet nemen en dat
men die best een handje helpt, wat neerkomt op een hulde aan het
recht van de sterkste, een miskleun van een ideologie die Hitler
inspireerde voor de installatie van zijn concentratiekampen maar die
tevens vrij spel geeft aan het ongeremde liberalisme met zijn
kapitalistische economie waarvan het onafwendbare verlengstuk de
regelrechte oorlog is.
Extreemrechts
vindt weliswaar dikwijls zijn bron bij een gevoel van groeiende
onzekerheid dat voortspruit uit maatschappelijke onduidelijkheid die
grondt in de vaststelling dat bewindslieden onbetrouwbaar zijn en
niet capabel om bijvoorbeeld de belangen van het volk te verdedigen
en dan gaat het heel vaak om de veiligheid. Maar dat is niet wat
extreemrechts van andere ideologieën onderscheidt want in een
onvrede met het bestaande vinden ze zowat allemaal hun voedingsbodem.
De
voedingsbodem van revolutionaire partijen is weliswaar een bewind dat
niet langer het krediet van het volk geniet omdat het dat ook niet
verdient. Bewindslieden zijn vooralsnog op legale wijze aan de macht
gekomen en zij weten zich telkenmale opnieuw verkiesbaar te maken
middels een zekere macht en allerlei invloedssferen waarmee zij
kiezers onder druk zetten en hun in feite in een keurslijf dwingen.
Katholieke partijen zijn hiervan het schoolvoorbeeld omdat zij
onderwijsinstellingen, klinieken, ouderlingentehuizen en vele andere
instituten besturen en derhalve de lakens uitdelen inzake jobs,
inkomens en dus materiële bestaanscondities. De socialistische
partij heeft vergelijkbare handelwijzen en ook de liberale en de
andere zuilen: allemaal dwingen zij het deel van het volk dat uit hun
handen eten moet tot een stemgedrag dat niet steunt op vrije wil en
op verstandelijk overleg maar dat zich louter oriënteert op
materieel gewin of op vooruitzichten inzake bestaansmogelijkheden. De
ideologische argumenten of de partijstandpunten, voortspruitend uit
een specifieke retorica of leugenaarskunst, dienen bijna alleen nog
om de eigenlijke, hierboven genoemde motieven te verkappen en dit
aperte gebrek aan ideologie dat maakt dat er als het ware nog slechts
één koek overschiet waarmee iedereen elke richting uit kan,
enerveert de kiezers dermate dat zij overgaan tot een zekere
weigering, een zeker verzet. In feite verzet men zich tegen de
huichelarij welke ontstaat waar argumenten vloeken met motieven, men
verzet zich tegen onbetrouwbaarheid, men pikt het niet langer dat
politici weg komen met gemeen bedrog. Omdat men er niet in slaagt om
via de geëigende wegen hieraan iets verhelpen daar deze wegen bezet
worden door wie de macht hebben, gaat men als het ware ondergronds.
Het is nu dit zich ondergrondse ophouden dat onrust veroorzaakt
alsook angst voor het onzichtbare complot, voor de verborgen
samenzwering.
In feite
ontbreekt in principe elke organisatie van de massa die niet langer
tevreden is maar deze massa wordt gedetecteerd door lieden die
zichzelf dan als leiders naar voor schuiven, soms zonder dat zij zelf
deel uitmaakten van de ontevreden burgers als zodanig. Deze leiders
komen ofwel uit het niets ofwel uit een eerdere mislukte 'wettige'
politieke carrière en zij slagen daarin omdat zij niet via
verkiezingen aan de macht komen maar via allerlei sluikwegen welke
alleen gedijen waar partijvorming ondergronds gebeurt. De motieven
van ook deze 'politici' zijn niet altijd even edel en men kan
bijvoorbeeld denken aan de leden van extreemrechts in de Amerikaanse
burgeroorlog zo'n 160 jaar geleden: zij vormden het zuiden van de
V.S., waren racistisch en voor het behoud van de (neger)slavernij
omdat zij daar (overigens meestal van thuis uit en dus door hen
beschouwd als een verworven recht) grof geld mee verdienden terwijl
de abolitionisten in het noorden minder afhankelijk waren van
uitbuiting en mensenhandel. De partijvorming in het zuiden betrof
gedeelde belangen, met name rauw materieel gewin, terwijl de
abolitionisten in het noorden met grote woorden schermden en met
hoogstaande morele principes. Zij konden het zich veroorloven, zo
fluisterden wellicht de stoute tongen en een vergelijking met de
toestand vandaag is misschien niet eens zo ver naast de waarheid
gegrepen: ontevreden burgers zijn vaker mensen die alvast geloven dat
hun levensstandaard zal te lijden hebben onder bijvoorbeeld
immigratie, omdat migranten beneden de prijs werken, overuren
kloppen, kortom: 'vals spelen' op de arbeidsmarkt die mensen van hier
niet langer controleren. De leden van de meer gesettelde burgerij
zijn geschoold en hebben banen die geen concurrentie hoeven te vrezen
van de veelal ongeschoolde immigranten en daarom ook kunnen zij het
zich veroorloven om ethische principes om u tegen te zeggen te
blijven verdedigen. Eenzelfde kloof gaapt tussen het volk en de elite
waar het de veiligheid betreft: rijkelui resideren in goed bewaakte
wijken, zij hebben ruimte en hun leefruimte is ook overzichtelijk;
armen daarentegen zitten opeen gepakt in flatgebouwen waar heel vaak
misdaad aan het oog (van de politie) onttrokken blijft.
Edoch,
opvallend genoeg is het niet zo dat het racisme zich beperkt tot de
armere lagen van de bevolking: de (zelfverklaarde) leiders van
bijvoorbeeld extreemrechts zijn vaker rijkelui en bovendien
opportunisten. Misschien is het wel zo dat het volk door zijn
zelfverklaarde leiders wordt misleid in een zeer specifieke zin. Het
gaat immers slechts schijnbaar om een strijd van het eigen volk tegen
de andere omdat de plots opduikende leiders dat zo voorstellen. Zij
doen dat om de aandacht af te wenden van de feiten want als men beter
toekijkt, ziet men het om een klassenstrijd gaat: het is de elite die
vreest voor machtsverlies omdat zij op een vreemde kudde helemaal
geen vat hebben. Zij gebruiken de eigen kudde om de vreemde die zij
niet beheersen kunnen te bestrijden en zij doen door middels de
beproefde methode van demonisering, zij zaaien angst en zij creëren
vijanden waar er geen zijn. Het volk als zodanig is immers best
bereid om samen met andere volkeren in zee te gaan, zij hebben immers
allen dezelfde 'eenvoudige' doelstellingen en problemen, het is pas
de 'elite', het soort van mensen dat zich verveelt en dat nooit
genoeg heeft, welke tweestrijd zaait vanuit haar beveiligde
schuilkelders. En dit doet denken aan het Kunstwerk uit 1932 van de
Berlijnse dadaïst John Heartfield (Helmut Herzfeld), een fotomontage
getiteld: Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen.
(°)
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: