Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
13-09-2022
Een onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar binnen te lokken om die daarin op te sluiten - Aflevering 1. Dingen, woorden en getallen
Een
onpersoonlijke macht is bezig de mensheid in een virtuele wereld naar
binnen te lokken om die daarin op te sluiten
Aflevering
1. Dingen, woorden en getallen
De
avatar is ons al bekend: het is oorspronkelijk een (Sanskriet) begrip
uit het Hindoeïsme dat verwijst naar (...) het
incarneren of verschijnen van een (abstracte) god in de wereld in de
persoon van een levend wezen.
(1) Het is een emanatie van de godheid in de mensenwereld. (2) En met
betrekking tot de computerwereld is een avatar de
representatie van de persoon van vlees en bloed in de virtuele wereld
of fantasiewereld." (3)
Wie zich identificeert
met zijn avatar of wie door anderen daaraan gelijkgesteld wordt,
treedt een wereld binnen of wordt een wereld naar binnen geduwd die
grondig verschilt van de echte werkelijkheid en spontaan denkt men
dan aan een spel met eigen regels dat binnen de realiteit bestaat,
als het ware als een sub-realiteit. De regels van het spel kunnen
grondig verschillen van de onontkoombare wetten van de werkelijkheid
en over het algemeen is men zich niet ten volle bewust van de
betoverende kracht van het spel en van de macht die het soms over de
realiteit weet uit te oefenen. De macht die spelregels kunnen hebben
alleen al over ons waarnemingsvermogen wordt bijvoorbeeld uitnemend
geïllustreerd door het toneelstuk Dogville
van Lars von Trier waarin het decor zich beperkt tot een reeks van
afspraken en zo worden muren gerepresenteerd door krijtlijnen op de
grond terwijl de toeschouwer binnen de kortste keren een echt decor
blijkt waar te nemen.
Maar het gegeven van de
subrealiteit of het spel is allerminst nieuw en evenmin nieuw is het
verschijnsel waarbij de subrealiteit de plaats van de werkelijkheid
zelf gaat innemen terwijl de werkelijkheid zelf verdrongen wordt naar
het tweede plan. Dat verschijnsel deed zich namelijk voor van zodra
de mens afbeeldingen ging maken van de werkelijkheid, van zodra hij
dus is beginnen spreken en vooral schrijven, wat een aanvang neemt
met aansprekingen en derhalve met naamgevingen: de naam is de avatar
van het werkelijke ding in de wereld van de taal die binnen de
authentieke werkelijkheid bestaat maar die eigen regels heeft die van
de wetten die over de werkelijkheid heersen, afwijken.
Dat in de loop van de
tijd de wereld van de taal de werkelijkheid zelf is gaan overheersen,
is omzeggens een publiek geheim dat wij bijvoorbeeld kennen uit het
gezegde: "Quod non est in Scriptis, non
est in mundo": "Wat niet in de (Heilige) Schrift staat,
bestaat ook niet in de wereld". Het
beginsel heeft zich genesteld in de rechtspraak waar geldt dat een
rechter geen rekening houdt met wat niet in de processtukken staat en
wij kennen het principe ook in de politieke wereld waar de
sanspapiers behandeld worden als onbestaande mensen omdat men er
blijkt van uit te gaan dat men zijn menszijn aan zijn burgerschap te
danken heeft.
Dat is overigens een
succesrijke theorie welke steunt op de leer dat het denken een
verinnerlijking is van de dialoog, het geweten een verinnerlijking
van de wetten en het menszijn een product van de staatsvorming. Dit
alles overeenkomstig de leer van de Schrift en meer bepaald (vooral)
het eerste van de twee scheppingsverhalen in het boek Genesis, de
hoofdstukken 1 en 2, waar het woord Gods de dingen beveelt te
bestaan. Dat wordt herhaald in het evangelie volgens Johannes: "In
den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was
God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord
geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het
Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht
schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen."
(4)
Zo is reeds in de eerste
geschreven teksten te zien hoe de wereld van de taal zichzelf
fundamenteler is gaan achten dan de wereld die zij benoemt.
Aanvankelijk werden de namen op de dingen geplakt maar alras is men
gaan geloven dat de dingen hun wezen aan hun namen ontlenen: de
dingen worden geschapen middels de woorden die hen bevelen te
bestaan.
Chronologisch gaan de
dingen vooraf aan hun namen doch ontologisch is het net andersom: pas
met hun namen worden de dingen erkend en krijgen zij toegang tot de
wereld. En voor het gerechtvaardigd zijn van deze al dan niet
schijnbare omkering valt wel heel wat te zeggen. In het hoofdstuk
II.4, getiteld:Het
wezen van het denken en het wezen van de taal,
in:Trans-atheïsme
werd deze problematiek al uit de doeken gedaan. (5)
Ofschoon
er heel wat te zeggen valt voor het aanvaarden van het ontisch
voorafgaan van de namen aan de dingen, moet toch een onderscheid
worden gemaakt tussen het (natuurlijke) statuut van de dingen en het
(culturele) statuut van de taal waaruit dan weer blijkt dat de
omkering waarvan sprake in een heel ander perspectief geheel
onterecht blijkt. Met kan hier ter verduidelijking een analogie maken
met het statuut van de realiteit van het geld dat uiteraard van een
lagere orde is dan de realiteit van de natuurlijke dingen.
Het
geld ontleent zijn waarde aan menselijke afspraken zoals het zaad
zijn groeikracht ontleent aan de natuur maar de vruchtbaarheid waarop
het geld aanspraak maakt wanneer het zichzelf aanprijst bij de
beleggers, is niet van dezelfde orde als de vruchtbaarheid van het
zaad dat op de akkers groeit en dat de vruchten voorbrengt waarmee
alles wat leeft zich voedt op straffe van niets minder dan de dood.
Dat niemand zonder voedsel kan leven is een natuurlijk gegeven maar
het gezegde dat niemand kan zonder geld, geldt niet omdat geld
levenschenkend zou zijn maar omdat geld in staat is om voedsel
onbereikbaar te maken (namelijk: voor wie er niet voor betalen).
Voedsel schenkt leven maar geld is slechts een chantagemiddel, het is
pas een noodzaak door de misdaad welke ermee verbonden is, het
onthoudt immers het levenskrachtige voedsel aan wie er niet voor
betalen. De legende van koning Midas kan bijzonder verhelderend zijn
voor wie danig betoverd zijn door de illusie van het geld of het goud
waarvan de houdbaarheidsdatum enerzijds door ontrouw wordt gefnuikt
maar anderzijds ook door het gegeven van de schaarste: waar een
tekort is aan brood, kan men het zelfs met al het goud van de wereld
niet kopen.
Nu
worden sinds vele jaren de mensen aan banden gelegd middels de
virtuele werelden van de namen (de taal, verbonden met de
kwaliteiten) en de getallen (het geld, verbonden met louter
kwantiteiten) maar de vormen van virtualiteit die zich vandaag
meester dreigen te maken van de werkelijkheid, blijken van een nog
heel andere orde.
(5)
Samenvatting: Afbeeldingen
van de werkelijkheid verleiden de waarnemer tot het identificeren van
deze afbeeldingen met de werkelijkheid zelf: hij kijkt met de ogen
van de afbeelder, die aldus het monopolie over zijn Zien, en dus
macht over hem verwerft. Tussen de waarnemer (/de denker) en de
werkelijkheid hebben zich aldus clusters van macht gevestigd; de
waarnemer (/de denker) is van de werkelijkheid vervreemd: het is niet
langer zijn eigen waarnemen en zijn eigen denken dat hem leidt. Hij
heeft de werkelijkheid geruild voor een droom, en via zijn
droomarbeid wordt hij uitgebuit. Het bedrog is onmogelijk zonder de
misdaad tegen de waarheid, die er het eerste slachtoffer van is. Het
gaat dus steeds om een misdaad tegen God. God buitensluiten gebeurt
door hem af te beelden. Afbeelding is ont-ordening of miskenning van
de Geest die aan de basis van de werkelijkheid van het afgebeelde
ligt. Het is de miskenning van de tweede persoon als diegene die men
aanspreekt: men herleidt hem tot een derde persoon waarover men
spreekt als over een object. Onze houding tegenover de werkelijkheid
is niet langer een aanspreking maar een afbeelding, zodat de ware
werkelijkheid aan ons ontsnapt. Wij verarmen zodoende onze
werkelijkheid en onszelf. Alleen door er te zijn, niet door iets te
doen, looft de schepping haar Schepper. Sprekend en denkend maken wij
voortdurend afbeeldingen, die echter Gods afbeelding zelf
overschaduwen en er de toegang toe verhinderen. Alleen Gods woord -
zijn naamgeving - is schepping: Hij beveelt de dingen te bestaan. De
list van de duivel bestond erin de mens te laten geloven dat ook hij
zich de goddelijke bevelen kon bemachtigen. Maar de mens kan enkel de
namen
van
de bevelen uitspreken: hij heeft de macht
noch het recht om ze als bevelen uit te spreken. Zo kan de boom van
de kennis de mens niet baten, want hij behoort hem niet toe. Die
vermeende kennis heeft de mens uit het paradijs gestoten. Zijn lot is
zoals dat van de waarnemer die voortaan met de lens van de afbeelder
kijkt. Zoals de afbeelder aan de toeschouwer de afbeelding verkoopt
voor de prijs van de werkelijkheid, zo ook verkoopt de duivel aan de
eerste mens de wereld voor de prijs van het paradijs, waarvoor hij
voortaan blind is omdat hij kijkt met de ogen van de duivel. De
verslaafdheid aan de wereld is een verslaafdheid aan een droom. De
droom verslaaft omdat hij lust geeft, en daarom zal de bevrijding
leed meebrengen. Bevrijding vergt daarom inzicht en toewijding: de
mens moet ophouden met objectiveren; hij moet afstand doen van zijn
vermeende macht en tot de erkenning van de ander komen. Het denken
zelf is niet verwerpelijk, maar wel het instrumentaliserend denken
tegenover de medemens, tegenover God, en tegenover de schepping als
zodanig: respect sluit objectivering uit. Alle zijn is de vrucht van
erkenning, of de liefde. Het einddoel van waarachtige kennis is niet
bezit maar wel verwondering of aanbidding: wie aanbidt, objectiveert
niet langer: hij staat tegenover een Gij - een persoon. De zin
van het denken is de verwondering, die een aanbidding is. In de
aanbidding vindt de mens zijn bestemming. Zonder de verwondering, de
aanbidding, of de intersubjectieve dimensie, is het denken volkomen
inhoudsloos. In de mystieke geest wordt niet afgebeeld maar wel
uitgenodigd - tot gemeenschap. Het betreft niet louter een
gemeenschap van gedachten of een consensus, maar wel een één-zijn
met het wezen zelf van wat niet langer afbeeldbaar is: het heilige.
Taal verenigt haar gebruikers. Elk ding is zijn zin, tastbaar
geworden in een patroon, en alle patronen zitten in hogere patronen
ingebed. Bewegingen maken steeds deel uit van omvattender bewegingen.
Tot op zekere hoogte is dat ook het geval met de taal, die dan louter
interactie is. Interacties vertonen geen breekpunten: ze zijn
continu, ze bepalen elkaar of worden door elkaar bepaald. Alleen hun
ultieme oorsprong en hun ultiem doel ontsnappen daaraan. Taal als
louter interactie spiegelt ons het beeld voor van een
structuralistische wereld. Maar de taal vindt haar hoogste zin en dus
haar eigenlijke wezen in communicatie: communicatie is een vorm van
interactie, maar interactie is niet noodzakelijk communicatie.
Interactie bevindt zich op het niveau van de natuurwetten;
communicatie verbreekt deze wetten. Afspraken onder personen, en dus
ook afspraken met zichzelf, leiden tot activiteiten die ontsnappen
aan de traagheidswet. In wezen zijn zij naamgevingen, identificaties
van dingen met namen, die deze dingen verheffen naar een hoger
betekenisniveau. Ze zijn mogelijk dank zij de trouw. De trouw
fundeert de mogelijkheid tot het maken van afspraken, welke de
communicatie funderen. Interacties zijn continu, maar afspraken
verbreken deze continuïteit en vergen specifieke inspanningen van de
betrokkenen die aldus ingrijpen in het louter interactieve. Het is
het vermogen tot trouw, dat aan de oorsprong ligt van elk nieuw
betekenispatroon. Zo ligt aan de oorsprong van de alles omvattende
werkelijkheid, de trouw van God jegens zijn schepselen, en niet
bepaalde fundamentele natuurwetten, zoals het materialisme gelooft.
Communicatie is geen voortgezette interactie, maar is een totaal
nieuwe en andere activiteit dan het interageren. Elk universum
ontspringt aan een gegeven woord, en alle dingen zijn door het Woord
geworden. Taal is in wezen trouw, of: gegeven woord. Trouw is
wezenlijk discontinu, want hij overwint de natuurwetten.
Intersubjectieve afspraken constitueren universa voor de betrokken
subjecten, en zo ook werd het Universum bij uitstek geconstitueerd.
De menselijke taal is als een schaduw van Gods woord, die het
goddelijke in de wereld naar binnen brengt, en hem daardoor verlicht.
Cruciaal in de communicatie of de dialoog is de aanspreking, waarvan
de naamgeving hun fundament is: ze betekent een erkenning of een
ont-objectivering, een verheffing van het object tot subject. In de
erkenning, in de naamgeving, wordt de persoon geschapen - in Gods
erkenning en in onze erkenning van de medemens. Zoals het woord,
verwijst ook de naam naar iets afwezigs, en hij is daarom een
belofte. Iemand erkennen betekent: iemands bestaan-voor-ons beloven,
en daarom is de naamgeving wezenlijk een persoonlijk engagement. In
de naamgeving nodigt men de ander uit om zijn aanspreekbaarheid te
aanvaarden, en om zich zodoende te positioneren in de geestelijke
werkelijkheid, met het oog op eenwording. Men aanvaardt dan tevens de
onvoltooidheid van de gegeven werkelijkheid én de plicht tot
participatie aan de voltooiing. Aanspreken is gebieden tot trouw aan
het te voltooien project van de liefde. Uit de oorspronkelijke
aanspreking vloeien de tien geboden voort. In de structuur van de
taal vindt men de structuur van de werkelijkheid zelf terug. De
structuur van de taal weerspiegelt haar betekenis: de tekens worden
door betekenissen bepaald, en niet andersom. In het geestelijke gaat
het doel vooraf aan de middelen en lijkt de tijd omgekeerd te zijn.
Maar omdat het hogere het lagere fundeert, is het de tastbare wereld
zelf die wij omgekeerd waarnemen. De orde van de taal keert de
orde van een vervallende wereld om. Diep in de structuren van de taal
zelf, ligt het geheim van het leven. Maar tot de boom des levens mag
de mens geen toegang hebben. De werkelijkheid is overvol van taal.
Omdat wij pas kunnen zien wat wij kennen, weerspiegelt de
werkelijkheid onze eigen ziel. Tegelijk is de werkelijkheid een
uitnodiging: elke eerlijke vorser verwondert zich; hij staat voor een
mysterie dat hem aanspreekt; hij ontmoet Iemand. Het object van onze
waarneming is een betekenisvol patroon. Betekenissen zitten verweven
in steeds weer hogere en dwingendere betekenispatronen, waaraan wij
al dan niet participeren. Zo zal hetzelfde object voor de goede een
totaal andere betekenis hebben als voor de boze, en het zal dus ook
een totaal ander ding zijn: de dingen zijn slechts datgene
waarvoor ze bestemd worden. We geven een eigen kijk op het dogma van
de transsubstantiatie, en we besluiten dat onze participatie aan de
liefde de werkelijkheid kan verenigen in zijn voltooiing. (J.
Bauwens, Transatheïsme.
Een
christelijk geïnspireerde verrijzenis uit
het hedendaags materialisme,
Serskamp 2003,
samenvatting hoofdstuk II.4, pp. 734-737.)
Zie: 168587.pdf
(seniorennet.be) .
12-09-2022
mr pc
mr pc
ds pc
ds pc
fp c2p
fp c2p
11-09-2022
mr b
mr b
ab t
ab t
ab c
ab c
a d
ab d
10-09-2022
Gevaccineerde kinderen hebben 5100 pct. meer kans om te overlijden dan ongevaccineerde kinderen
Gevaccineerde
kinderen hebben 5100 pct. meer kans om te overlijden dan
ongevaccineerde kinderen:
David en Goliath - Andermaal over de hetze rond Mattias Desmet
David
en Goliath
Andermaal
over de hetze rond Mattias Desmet
Dat Mattias
Desmet zich in het oververhitte interview met de Amerikaanse
complotdenker Alex Jones zou laten ontvallen hebben dat hij
persoonlijk een openhartoperatie zag plaatshebben onder hypnose en
zonder verdoving is een 'simplificatie' die hem door zijn
tegenstanders niet gauw zal vergeven worden maar die hij zeer zeker
deed in functie van de toegankelijkheid van de inhoud van niet
eenvoudige doch ware wetenschappelijke stellingen voor een groot en
niet altijd even geleerd publiek. Het is een methode waarvan bij
uitstek politici zich bedienen - tot in het absurde waar zij met een
enkele slogan immers een hele ideologie proberen te omvatten maar zij
doen het uiteraard omdat in een democratie de middenmoot doorweegt.
Dat hypnose
bij operaties verdoving kan vervangen is overigens een feit en wie
daarvan op de hoogte is en meteen ook weet dat het om een voor velen
moeilijk voorstelbaar gegeven gaat, zal door omstandigheden
noodgedwongen wel zijn toevlucht moeten nemen tot simplificaties want
anders dreigt zijn betoog niet op te schieten en ik durf niet te
gokken hoeveel één seconde zendtijd in de States wel kosten
kan!
Als zijn
tegenstanders daar graten in zien (en uiteraard willen zij niets
minder dan zijn vel want in zijn optreden ontwaren zij gewis een
schending van een door hen geheiligd taboe - met name de [soms
wettelijk bekrachtigde] onschendbaarheid van hun gezag), dan eisen
zij in feite dat Desmet aan een door de band ongeletterd,
onaandachtig en massaal Tv-publiek in een tijdspanne van luttele
seconden uiterst moeilijk toegankelijk wetenschappelijk materiaal
gaat doceren en koesteren zij bovendien de absurde verwachting dat
ook maar iemand daarin kon slagen. Dat die verwachting welke een eis
is, op zijn zachtst gezegd onrealistisch moet heten, wordt al bewezen
door het feit dat de betrokken leerstof zelfs voor heel wat
psychologiestudenten te moeilijk blijkt, daar zij zich te vierklauw
naar de media spoeden om daar hun beklag te doen over wat zij dan
bestempelen als 'onverstaanbaar'. Indien het feit dat zekere
studenten zakken voor het examen de verantwoordelijkheid was van de
prof die het dan allemaal niet duidelijk genoeg zou uitgelegd hebben,
dan kon men dat ook met zekerheid zeggen met betrekking tot een
Tv-publiek maar het talent en de inspanningen moeten uiteraard van
twee kanten komen, ook in culturen waarin mensen eraan gewend geraakt
zijn om alles ingelepeld te krijgen. Neen, die eis van Desmets
tegenstanders is niet onrealistisch doch zonder meer malafide en dat
zelfs het door hun vermeende 'tegenstander' aangebrachte excuus van
de 'expert-blindness' hen nog bezwaarlijk als verontschuldiging kan
dienen is uiteraard hun eigen verantwoordelijkheid.
Het feit
dat Desmets vergelijkingen van het 'coronatotalitarisme' met dat van
de nazi's bij sommigen verbijstering wekken, kan slechts worden
toegeschreven aan de ongeletterdheid van de laatstgenoemden: zij
blijken geheel onwetend omtrent het optreden van exact dezelfde
verbijstering reeds meer dan een halve eeuw geleden bij de
Amerikaanse psycholoog Stanley Millgram die dan beroemd werd met zijn
zogenaamde 'gehoorzaamheidexperiment' dat met altijd eendere
resultaten tot in den treure werd herhaald.
Desmet
deelt de afmattende frustratie welke erin bestaat de moeilijk
toegankelijke waarheid met zekerheid te kennen en niet te kunnen
mededelen omdat er geen oren naar zijn, met tal van
waarheidssprekers, zowel politieke dissidenten als grote geleerden in
het zog van Copernicus. Maar dat de theorie van Desmet allerminst
nieuw is doch slechts een toepassing van wat onder gestudeerde mensen
bijna een eeuw lang verworven kennis zou moeten zijn, laat zien hoe
ver een door arrogantie aangetaste samenleving kan afglijden naar de
blindheid van het onverstand.
(J.B.,
10 september 2022)
Mattias Desmet over groepsaffiliatie
In de coronacrisis
is de publieke opinie in de greep van absurde oordelen
Totalitarisme ten voeten uit - De vervolging van Mattias Desmet, symptoom van de totalitaire staat
Totalitarisme
ten voeten uit
De
vervolging van Mattias Desmet, symptoom van de totalitaire staat
Onder
de titel: Onzinnig
en wetenschappelijk ondermaats: ook lesmateriaal van Mattias
Desmet nu onder vuur
schrijft de krant De Morgen d.d. 9 september 2022:
Psychologieprofessor
Mattias Desmet (UGent) gebruikt zijn eigen boek [n.v.d.a.:
Het betreft het in januari van dit jaar verschenen werk getiteld: De
psychologie van het totalitarisme"] als
leermateriaal voor het vak dat hij onderwijst. Is dat wel geoorloofd
voor een boek dat zo gecontesteerd is. Het is compleet onzinnig en
wetenschappelijk volledig ondermaats.
Filosofieprofessor
Etienne Vermeersch publiceerde in 1988 De
ogen van de panda,
een bestseller die overigens nog steeds in de handel verkrijgbaar is,
en in zijn colleges kondigde de auteur telkenjare dit boekje aan als
te kennen leerstof waaruit tenminste één examenvraag zou gesteld
worden. Als deze 'toonaangevende filosoof', zoals hij door velen
terecht wordt genoemd, een boek van zijn handals
leermateriaal gebruikt voor het vak dat hij onderwijst,
waarom dan zou professor Mattias Desmet dat dan niet mogen doen? De
Morgen suggereert dat dit misschien wel niet geoorloofd is voor
een boek dat zo gecontesteerd is maar
dat was De
ogen van de panda
ook en wel om meer dan één reden. Afgezien van het feit dat dit
essay over milieu-ethiek volgens Vermeersch' collega Rudolf Boehm
niet bijster origineel was daar het zich zou geïnspireerd hebben op
een eerder artikel van Boehm in diens tijdschrift Kritiek
waarin deze de problematiek van het WTK-bestel
aankaartte, meer bepaald de marxistisch geïnspireerde theorie dat
het samenspel van Wetenschap,
Techniek
en Kapitalisme
rampzalig is voor het milieu, waarbij Boehm wel degelijk verwijst
naar de bron, met name het maatschappijkritisch werk van Herbert
Marcuse uit de zestiger jaren - afgezien daarvan kan men zich de
vraag stellen of het wetenschappelijk gerechtvaardigd zijn van de
aanwending van ideologisch gekleurde teksten als te kennen leerstof
aan een universiteit niet sowieso betwistbaar is, al moet men dan ook
de regel dat niet mag gemeten worden met twee maten en met twee
gewichten in acht nemen voor op eender welk geloof geïnspireerde
publicatie: in hoeverre is die niet onzinnig en niet wetenschappelijk
ondermaats en waar eindigt de heksenjacht als men die lijn doortrekt?
Maatschappijkritiek
is per definitie volstrekt onmogelijk van zodra het taboe wordt
geheiligd om gangbare praktijken (in dit geval: de aanpak van de
coronacrisis door de WHO)
te contesteren en is niet precies dat het kenmerk bij uitstek van een
totalitair regime? En waarschuwt uitgerekend De
ogen van de panda ons
niet met aandrang voor de actuele praktijken onder het juk van het
gouden kalf dat immers maakt dat het Kapitaal
de Techniek
en de Wetenschap
corrumpeert?
(Jan
Bauwens, 9 september 2022)
07-09-2022
Over het verkapte grootschalige pesten
Over
het verkapte grootschalige pesten
Over
pesten werd al heel veel geschreven maar opvallend genoeg gaat men in
de meeste definities eigenlijk totaal voorbij aan de essentie van
pestgedrag. Pesten heeft weliswaar te maken met het berokkenen van
kwaad aan een ander maar het bijzondere aan pesten is wel dat de
dader ervoor weet te zorgen dat hijzelf altijd buiten schot blijft:
hij handelt zodanig dat men hem niet kan aanwrijven wat hij doet, hij
let erop dat zijn slachtoffer zich niet kan verweren, dat niemand hem
met de vinger kan wijzen: hij komt met zijn misdaad weg.
Dat
is ook wat zijn slachtoffer, dat vaak ook de enige getuige is,
mateloos frustreert en tot wanhoop drijft. Het woord 'pesten' bevat
nochtans deze kern waar het betekent dat men iemand de pest aandoet
of met de pest besmet want wie iemand besmet, in
casu met de pest,
kan in feite moeilijk met de vinger worden gewezen omdat het gaat om
een kwaal waarmee men eerst zelf besmet moet worden vooraleer men ze
kan doorgeven, zodat ook in dit geval de eigenlijke aanstoker van het
kwaad niet aanwijsbaar en dus onvindbaar blijft en ongestraft,
onaangepakt, altijd onverholpen. Pesten is in wezen aan een ander
kwaad verrichten en er daarbij op toezien dat men zelf straffeloos
blijft en, meer dan dat, ook vrij van schuld - of dan toch van
mogelijke beschuldigingen. Pesten heeft derhalve te maken met recht
en onrecht: pesten is mogelijk waar recht onmogelijk werd.
Er
is dezer dagen wat te doen omtrent gepersonifieerde autonummerplaten
welke door hun houder worden gebruikt om zekere kwade intenties aan
anderen en dan uiteraard vooreerst aan de slachtoffers daarvan
duidelijk te maken terwijl tegelijk gezorgd wordt voor voldoende
dubbelzinnigheid zodat beschuldigingen altijd onterecht gaan lijken
wegens het beginsel van het voordeel van de twijfel.
Met
bijvoorbeeld het verspreiden van verholen want dubieus gehouden
nazisymboliek in het verkeer en dus in de openbaarheid worden
welbepaald door pesters beoogde slachtoffers getroffen en wel op zo'n
wijze dat zij hiertegen helemaal geen verweer hebben omdat de daders
zich, als puntje bij paaltje komt, zullen verschuilen achter het
dubieus karakter aangaande hun malafide uitlatingen. Zolang de letter
van de wet gerespecteerd wordt en precies doordat die wordt
gerespecteerd, kan haar geest worden verkracht en dat dit continu
gebeurt op grote schaal, is een publiek geheim.
Gepersonifieerde
nummerplaten zijn eigenlijk klein bier vergeleken bij heel wat dieper
wortelende handelwijzen waarbij men niet meteen aan pesterijen zal
denken als men, zoals hoger reeds gezegd, voorbijgaat aan de essentie
van het pestgedrag dat immers ligt in de listigheid van de dader die
zelf buiten schot weet te blijven en die derhalve geheel straffeloos
aan een ander kwaad kan (blijven) berokkenen. Die blindheid voor de
essentie van het pesten maakt dat dit kwaad in de openbaarheid kan
geschieden terwijl geen haan er zal naar kraaien.
Een
schrijnend voorbeeld is het populisme bij zekere politici die
bijvoorbeeld aan langdurige werklozen, geheel strijdig met de
mensenrechten, pensioen willen ontzeggen of hen tot ongeacht welk
karwei willen kunnen verplichten - het populisme waarvan gezegd moet
worden dat het wezenlijk behoort tot de ergste misdaden van deze tijd
en wel vooral omdat het onmiskenbaar genocidale effecten heeft.
Politici die zich hiervan bedienen, verdienen niets minder dan
onmiddellijke ontzetting uit hun ambt, levenslang verbod om nog
politieke functies waar te nemen, vermeerderd met de
vrijheidsberoving waarmee zij feitelijk hun talloze slachtoffers
opzadelen.
In de
hedendaagse theologie wordt de hel niet zonder redenen gedefinieerd
als een toestand waarbij men beroofd is van elk contact met anderen:
de isolatie van mensen of hun sociale uitsluiting is namelijk de
allerergste straf gebleken die men iemand kan doen ondergaan. Nu
participeren mensen aan de samenleving pas middels hun persoonlijke
bijdrage naar best vermogen en dat is hun arbeid, waarvan in de
huidige constellatie een geldige waardering zich quasi uitsluitend
manifesteert als de financiële vergoeding in de vorm van loon.
Arbeid is dan ook in de allereerste plaats een elementair mensenrecht
en uitgerekend politici moeten ervoor instaan dat aan alle burgers
zonder uitzondering dit recht zal worden verschaft.
De
veroordeling van mensen aan wie dit recht ontzegd wordt, is de
reinste pesterij omdat aan de slachtoffers aldus niet één maar twéé
keer onrecht wordt gedaan: een eerste keer waar zij geen toegang
krijgen tot de arbeidsmarkt en een tweede keer waar zij daarvoor zelf
verantwoordelijk gehouden
worden (zij worden
aldus nota bene vals beschuldigd) en wel uitgerekend door degenen die
voor de werkgelegenheid verantwoordelijk zijn
(waardoor dezen de eigen schuld verdonkeremanen) en dat zijn de
politici.
Politici
die middels hun alom gekende openbare uitlatingen (welke zij geheel
onterecht bestempelen als vrije meningsuitingen) deze slachtoffers
pesten, houden zichzelf buiten schot door de schuld van het kwaad in
de schoenen van hun slachtoffers te schuiven en zij weten het gelijk
aan hun kant te krijgen middels de instemming van een helaas immer in
aantal toenemende, onnadenkende en immorele massa met stemrecht.
Deze
verkrachters van de geest van de wet dreigen verkozen te worden zoals
ooit Adolf Hitler en zijn trawanten verkozen werden waarna de
ondergrondse misdaden eensklaps wet werden: zes miljoen joden,
zigeuners, homo's en nog andere in de ideologie van het nazisme
ongewenste categorieën van mensen werden ondergebracht in kampen en
aldaar vergast met de medewerking van het voltallige staatsapparaat:
deskundige artsen, scheikundigen en nog andersoortige geleerden
werkten de massamoordplannen concreet uit, gerenommeerde bedrijven
leverden het gas en de uitrusting bedoeld om in de kortst mogelijke
tijd zo veel mogelijk mensen om te brengen, nette burgers achtten het
hun plicht om gehoorzaam de bevelen uit te voeren die niet langer van
ondergronds kwamen maar van hogerhand omdat een gewetenloze
kiezersmassa de criminelen aan de macht bracht: de bevelen om
miljoenen mensen op te ruimen - een betere oplossing konden deze
politici niet bedenken, het was hun 'Endlösung', hun eindoplossing.
De
massa aan zelfmoordenaars die bij uitstek ons eigen land bezwaart en
waarvan geweten is dat zij hun wanhoopsdaad steeds vaker stellen
ingevolge een gebrek aan waardering voor hun elementaire rechten -
deze eindeloos aanwassende colonne aan jammerlijke doden heeft, voor
wie het nog niet zouden gesnapt hebben, uiteraard ook daders.
En
deze daders weten zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheid, in
hun listigheid weten zij zelf buiten schot te blijven, zij slagen
erin om hun slachtoffers te beschuldigen van de misdaden die niet
deze slachtoffers maar zijzelf begaan en zij kunnen dat doen omdat
zij het volgen van de wet naar de letter benutten om aldus haar geest
geweld te kunnen aandoen. Deze massamoordenaars gaan vrijuit omdat
zij als geen ander niet alleen de retorica beheersen of de kunst van
het liegen maar ook nog uitmunten in die andere kunst, met name de
'kunst' van het pesten. Homo
homini lupus is een
spreuk die, getuige de dode taal waarin wij haar onthouden hebben,
uit reeds lang vervlogen tijden stamt.
Nog
meer verborgen dan het pesten middels verholen symbolen en het pesten
middels populisme, is die vorm van pesten welke erin bestaat het volk
te pluimen ('bestelen' is een veel te onschuldige term) 'op pesters
wijze', wat dus wil zeggen: zonder dat de bestolenen zich kunnen
verweren, en dit alleen al omdat zij het niet door hebben dat zij
bestolen worden.
Zoals
algemeen bekend, wordt van het arbeidersloon van elke burger een
groot deel bij de bron afgehouden om de kas van de sociale zekerheid
te spijzen, waaronder de ziekenkas. Het geld van de ziekenkas is het
bezit van het volk, het is een solidariteitskas, bedoeld om wie ziek
worden, bij te staan. De ganse medische sector leeft derhalve quasi
uitsluitend van het geld uit deze kas dat door alle arbeidende mensen
werd verdiend. Het zijn omzeggens de arbeiders die de medici
tewerkstellen.
Als
iemand ziek wordt, gaat hij naar de huisdokter en die stuurt hem door
naar de kliniek voor een onderzoek of, vaker nog, voor een ganse
reeks van onderzoeken. Dan volgen de behandelingen door specialisten.
In principe doen al deze geleerde vaklieden hun uiterste best om hun
patiënten te helpen om weer gezond te worden of om hun lijden te
verlichten maar het probleem is dat zij allen arbeiden met middelen
die niet de hunne zijn, zoals peperdure machines voor het nemen van
röntgenfoto's, scanners en nierdialysetoestellen alsook een
gigantische wereldwijd georganiseerde en georkestreerde
infrastructuur, een netwerk van ziekenhuizen, verbonden aan
universitaire opleidingen en een zich alom vertakkende en voortdurend
vernieuwende farmaceutische industrie. De medici zelf zijn slechts
arbeiders in een systeem van een georganiseerde specialistische
bedrijvigheid welke in feite volledig aan hun controle ontsnapt en
aldus bevinden zij zich in de positie waarin sinds de aanvang van de
industriële revolutie ook de fabrieksarbeiders zich bevinden: zij
werden van langs om meer herleid tot verlengstukken van machines die
ver boven hun hoofd uit tornen en die een eigen dynamiek volgen welke
uiteindelijk gestuurd wordt door de moordende wetten van een
kapitalistische economie. Zij werden opgeleid om eigenhandig hun
patiënten te helpen maar als puntje bij paaltje komt, dienen zij
blindelings te gehoorzamen aan bevelen 'van hogerhand' die, zoals ook
onlangs ter gelegenheid van een wereldwijde gezondheidscrisis blijken
mocht, niet altijd stroken met de opgedane inzichten en met de te
volgen ethische regels, als zij daar niet al regelrecht tegenin
druisen.
Er
bestaat een kaste van mensen die zich, te oordelen naar hun
ogenschijnlijke gigantische rijkdom, in feite geheel onttrekken aan
de wetten die het volk als zodanig in de pas houden en omdat macht
ervoor zorgt dat zij onzichtbaar blijft, weten wij weinig of niets
over die andere wereld waarvan niemand het bestaan kan ontkennen
zonder de ogen te sluiten voor het licht. Een en ander gaat lekken
van zodra onderzoeksjournalisten erin slagen om bijvoorbeeld aan te
tonen dat - om in de medische sector te blijven - het somtijds
helemaal niet de bedoeling is om mensen te genezen: steeds vaker
heeft het er de schijn van dat patiënten worden aangewend als louter
middel voor het versassen van kapitalen van de ziekenkas naar de niet
nader te noemen organisatie welke zich in deze tijden positioneert op
die plekken die tot voor kort nog ingenomen werden door de kerk met
haar voorgewende macht over niet alleen het leven maar bovendien het
eeuwige leven. Die fabels over het hiernamaals doen het sinds kort
niet meer in alvast een goed deel van de meer ontwikkelde wereld maar
andere fabels over het hiernumaals nemen vandaag hun plaats in en zij
zijn zo mogelijk nog absurder dan de verzinsels van weleer. Zo kon
men onlangs lezen dat gerenommeerde astronomen (die nota bene met
miljarden spelen) bekenden hoe beelden van het heelal, zogezegd
gemaakt met ruimtetelescopen, in feite foto's waren van een schijfje
salami. Over de onverschilligheid over dergelijke toestanden die
mensen met gezond verstand tot wanhoop drijven, schrijft Primo Lévy,
die de concentratiekampen overleefde, dat zij nog erger zijn dan de
holocaust: zij maken dat die pest welke alle andere plagen in hoge
mate overtreft, kan doorgaan totdat al het schone wordt
gebagatelliseerd en alleen nog het geweld van de oorlog zal
overschieten.
Ivan
Illich was met onder meer zijn Medical
Nemesis een van de
stoute tongen die het aandurfde om een tipje op te lichten van de
sluier die een kwaad bedekt dat groter is dan het geloof van
stervelingen kan bevatten maar vandaag zijn deze zogenaamde
verspreiders van nepnieuws een beetje verstomd of dan toch onhoorbaar
geworden, onder meer ingevolge welbepaalde soorten van vervolging
waarvan men zou denken dat zij alleen in China gepraktiseerd worden
of in het Rusland van Vladimir Poetin. Uiteraard past in dit plaatje
de nog niet verleden coronahistorie waarbij een bijzonder kleine
groep van superpesters de voltallige wereldbevolking den duvel heeft
aangedaan, gewis voor nog een niet te tellen aantal jaren. En in het
verlengde daarvan duikt dan uiteraard het spook op van de oorlog,
schitterend vertolkt als de hyena met de hoge hoed die over lijken
gaat in de collage van John Heartfields Krieg
und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen.
In het Westen applaudisseren de katholieke bisschoppen voor de
Oekraïners die met onze wapens aan het front tegen het Oosten gaan
sneuvelen omdat zij aldus de naastenliefde als geen ander zouden
dienen en in het Oosten jaagt de orthodoxe patriarch de Russen de
dood in naar datzelfde front tegen het Westen. Poetin rekruteert
kanonnenvlees bij daklozen en schooiers zoals men ook doet in Amerika
of in het vreemdelingenlegioen in Frankrijk waar gevangenen kunnen
kiezen voor de gevaarlijke vrijheid van de frontstrijd. Altijd al
heeft men de 'nuttelozen' als kanonnenvlees verschoten, getuige de
begraafplaatsen uit de beide wereldoorlogen in de westhoek waar de
bordjes op de zerken bijna uitsluitend Afrikaanse en Aziatische namen
van uit de kolonies gerekruteerde frontsoldaten dragen.
De
medische sector is een dankbaar voorbeeld omdat gezondheid ons ook
aanspreekt door onze natuurlijke afschuw voor het lijden maar in
feite is elke sector aangetast door die niet nader te benoemen pest:
het onderwijs beschouwt haar leerlingen als klanten, de economie
reduceert mensen tot producenten-consumenten; kortom: zijn werktuigen
heersen over de mens en het is dan uiteraard de vraag of die kaste
van supermensen die zich aan elke wet lijken te onttrekken wel echt
bestaat, met andere woorden: of zij niet een fata morgana is, terwijl
in werkelijkheid een volstrekt anoniem en onpersoonlijk systeem het
mensdom beheerst en beheert: de onpersoon bij uitstek, de gewezen
stadhouder van de Schepper van hemel en aarde, die sinds oudsher
bekend staat als zijn tegenstrever, de diabolos,
de superpester of de duivel.
(J.B.,
7 september 2022)
04-09-2022
Kunst als wapen - Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen
Kunst
als wapen
Krieg
und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen
De
Antwerpse stadsdichteres Ruth Lasters is lang niet de enige artiest
die gemuilkorfd wordt omdat zij kunst als wapen gebruikt tegen de
moordende dwaasheid van de machthebbers. Kunst als zodanig verdient
die naam niet langer als zij zich niet engageert omdat elke vorm van
negationisme slechts een vervalst beeld van de werkelijkheid kan
brengen. Exemplarisch is de zieke en moordende droom van het
nationaalsocialisme dat in dat verband waarheidsgetrouwe kunst
veroordeelde als 'entartete Kunst': kunst kon nog slechts als
staatspropaganda. Het nationaalsocialisme werd inzake de aanwending
van kunst als instrument van de macht voorafgegaan door bijvoorbeeld
het bastion van de katholieke kerk met haar belachelijke 'index'.
Het
begrip 'extreem rechts' stamt uit de Franse Revolutie en verwijst
naar personen of occasionele verenigingen die het verdwijnen van de
maatschappij van het Ancien Regime [waarbij
de macht zich zogezegd 'naar Gods wil' situeert bij de adel en in de
kerk] betreuren en zich tijdens de eerste parlementaire
vergaderingen resoluut rechts positioneren (ten opzichte van het
bureau van de voorzitter). (1)
Extreemrechts
wil dus geen revolutie, het wil terugkeren naar de simpele 'orde' van
weleer met erkenning van het gezag van koning en paus. Extreemrechts
heet dan 'contrarevolutionair' te zijn of teruggrijpend naar vroeger,
'reactionair'. Het begrip 'extreemrechts' is intussen danig
geëvolueerd dat men er alle kanten mee uit kan, zoals dat ook het
geval is met de andere posities in het politieke spectrum en zo
bijvoorbeeld zegt men over het anarchisme dat er zoveel anarchismen
zijn als er anarchisten zijn. Er zijn vele soorten liberalisme,
socialisme enzovoort. Vandaag echter blijken extreemrechts en
extreemlinks elkaar te vinden in hun afkeer voor het kapitalisme maar
ook dat is niet meer het geval omdat afkeer van staatsinmenging vrij
spel geeft aan liberalisme en derhalve aan kapitalisme. Dezelfde
paradox vindt men trouwens terug waar men ziet hoe extreme vrijheid
resulteert in monopolievorming (economische dictatuur) en derhalve in
absolute onvrijheid.
De
kwestie van het rechtse extremisme wordt al te vaak verkeerd gesteld
als een zaak van samenscholing rond een zekere ideologie welke te
vrezen valt. In werkelijkheid gaat het oorspronkelijk veeleer om de
verwerping van zekere ideologieën, waarna een leegte ontstaat die
dan wordt opgevuld met een al te simplistische ideologie en dat is
vaker de opvatting dat men de natuur als voorbeeld moet nemen en dat
men die best een handje helpt, wat neerkomt op een hulde aan het
recht van de sterkste, een miskleun van een ideologie die Hitler
inspireerde voor de installatie van zijn concentratiekampen maar die
tevens vrij spel geeft aan het ongeremde liberalisme met zijn
kapitalistische economie waarvan het onafwendbare verlengstuk de
regelrechte oorlog is.
Extreemrechts
vindt weliswaar dikwijls zijn bron bij een gevoel van groeiende
onzekerheid dat voortspruit uit maatschappelijke onduidelijkheid die
grondt in de vaststelling dat bewindslieden onbetrouwbaar zijn en
niet capabel om bijvoorbeeld de belangen van het volk te verdedigen
en dan gaat het heel vaak om de veiligheid. Maar dat is niet wat
extreemrechts van andere ideologieën onderscheidt want in een
onvrede met het bestaande vinden ze zowat allemaal hun voedingsbodem.
De
voedingsbodem van revolutionaire partijen is weliswaar een bewind dat
niet langer het krediet van het volk geniet omdat het dat ook niet
verdient. Bewindslieden zijn vooralsnog op legale wijze aan de macht
gekomen en zij weten zich telkenmale opnieuw verkiesbaar te maken
middels een zekere macht en allerlei invloedssferen waarmee zij
kiezers onder druk zetten en hun in feite in een keurslijf dwingen.
Katholieke partijen zijn hiervan het schoolvoorbeeld omdat zij
onderwijsinstellingen, klinieken, ouderlingentehuizen en vele andere
instituten besturen en derhalve de lakens uitdelen inzake jobs,
inkomens en dus materiële bestaanscondities. De socialistische
partij heeft vergelijkbare handelwijzen en ook de liberale en de
andere zuilen: allemaal dwingen zij het deel van het volk dat uit hun
handen eten moet tot een stemgedrag dat niet steunt op vrije wil en
op verstandelijk overleg maar dat zich louter oriënteert op
materieel gewin of op vooruitzichten inzake bestaansmogelijkheden. De
ideologische argumenten of de partijstandpunten, voortspruitend uit
een specifieke retorica of leugenaarskunst, dienen bijna alleen nog
om de eigenlijke, hierboven genoemde motieven te verkappen en dit
aperte gebrek aan ideologie dat maakt dat er als het ware nog slechts
één koek overschiet waarmee iedereen elke richting uit kan,
enerveert de kiezers dermate dat zij overgaan tot een zekere
weigering, een zeker verzet. In feite verzet men zich tegen de
huichelarij welke ontstaat waar argumenten vloeken met motieven, men
verzet zich tegen onbetrouwbaarheid, men pikt het niet langer dat
politici weg komen met gemeen bedrog. Omdat men er niet in slaagt om
via de geëigende wegen hieraan iets verhelpen daar deze wegen bezet
worden door wie de macht hebben, gaat men als het ware ondergronds.
Het is nu dit zich ondergrondse ophouden dat onrust veroorzaakt
alsook angst voor het onzichtbare complot, voor de verborgen
samenzwering.
In feite
ontbreekt in principe elke organisatie van de massa die niet langer
tevreden is maar deze massa wordt gedetecteerd door lieden die
zichzelf dan als leiders naar voor schuiven, soms zonder dat zij zelf
deel uitmaakten van de ontevreden burgers als zodanig. Deze leiders
komen ofwel uit het niets ofwel uit een eerdere mislukte 'wettige'
politieke carrière en zij slagen daarin omdat zij niet via
verkiezingen aan de macht komen maar via allerlei sluikwegen welke
alleen gedijen waar partijvorming ondergronds gebeurt. De motieven
van ook deze 'politici' zijn niet altijd even edel en men kan
bijvoorbeeld denken aan de leden van extreemrechts in de Amerikaanse
burgeroorlog zo'n 160 jaar geleden: zij vormden het zuiden van de
V.S., waren racistisch en voor het behoud van de (neger)slavernij
omdat zij daar (overigens meestal van thuis uit en dus door hen
beschouwd als een verworven recht) grof geld mee verdienden terwijl
de abolitionisten in het noorden minder afhankelijk waren van
uitbuiting en mensenhandel. De partijvorming in het zuiden betrof
gedeelde belangen, met name rauw materieel gewin, terwijl de
abolitionisten in het noorden met grote woorden schermden en met
hoogstaande morele principes. Zij konden het zich veroorloven, zo
fluisterden wellicht de stoute tongen en een vergelijking met de
toestand vandaag is misschien niet eens zo ver naast de waarheid
gegrepen: ontevreden burgers zijn vaker mensen die alvast geloven dat
hun levensstandaard zal te lijden hebben onder bijvoorbeeld
immigratie, omdat migranten beneden de prijs werken, overuren
kloppen, kortom: 'vals spelen' op de arbeidsmarkt die mensen van hier
niet langer controleren. De leden van de meer gesettelde burgerij
zijn geschoold en hebben banen die geen concurrentie hoeven te vrezen
van de veelal ongeschoolde immigranten en daarom ook kunnen zij het
zich veroorloven om ethische principes om u tegen te zeggen te
blijven verdedigen. Eenzelfde kloof gaapt tussen het volk en de elite
waar het de veiligheid betreft: rijkelui resideren in goed bewaakte
wijken, zij hebben ruimte en hun leefruimte is ook overzichtelijk;
armen daarentegen zitten opeen gepakt in flatgebouwen waar heel vaak
misdaad aan het oog (van de politie) onttrokken blijft.
Edoch,
opvallend genoeg is het niet zo dat het racisme zich beperkt tot de
armere lagen van de bevolking: de (zelfverklaarde) leiders van
bijvoorbeeld extreemrechts zijn vaker rijkelui en bovendien
opportunisten. Misschien is het wel zo dat het volk door zijn
zelfverklaarde leiders wordt misleid in een zeer specifieke zin. Het
gaat immers slechts schijnbaar om een strijd van het eigen volk tegen
de andere omdat de plots opduikende leiders dat zo voorstellen. Zij
doen dat om de aandacht af te wenden van de feiten want als men beter
toekijkt, ziet men het om een klassenstrijd gaat: het is de elite die
vreest voor machtsverlies omdat zij op een vreemde kudde helemaal
geen vat hebben. Zij gebruiken de eigen kudde om de vreemde die zij
niet beheersen kunnen te bestrijden en zij doen door middels de
beproefde methode van demonisering, zij zaaien angst en zij creëren
vijanden waar er geen zijn. Het volk als zodanig is immers best
bereid om samen met andere volkeren in zee te gaan, zij hebben immers
allen dezelfde 'eenvoudige' doelstellingen en problemen, het is pas
de 'elite', het soort van mensen dat zich verveelt en dat nooit
genoeg heeft, welke tweestrijd zaait vanuit haar beveiligde
schuilkelders. En dit doet denken aan het Kunstwerk uit 1932 van de
Berlijnse dadaïst John Heartfield (Helmut Herzfeld), een fotomontage
getiteld: Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen.
(°)
"Het
stadsdichterschap moet verbindend zijn", zo werpt de Antwerpse
schepen van cultuur tegen.
Alsof het
gedicht ook maar iets anders deed dan verbinden wie de politici
uiteen dreven! Van het gedicht dat zij samen met haar leerlingen
maakte, ziehier het eerste vers:
Olie-,
oliedomme staat die leerlingen vanaf twaalf jaar nog altijd
letterlijk met A labelt of B. Welkom in het middelbaar!
29-08-2022
Oplichters: aldus beroven de rijken de armen Aflevering 4: een voorbeeld van apert bedrog uit de coronaperiode
Oplichters:
aldus beroven de rijken de armen
Aflevering
4: een voorbeeld van apert bedrog uit de coronaperiode
De
waarheid over vaccins als heiligschennis en de medische plicht
tot wereldwijd bedrog (1)
De
eed van Hippocrates bestaat niet meer. Die eed die elke arts moet
afleggen, houdt de belofte in nooit iemand kwaad te zullen doen. Maar
een heel andere eed blijkt vandaag te worden gezworen: de eed op de
medische plicht tot wereldwijd bedrog. Op haar webstek vraagt de
advocate meester Carine Knapen die zich in de context van de
rechtsstaat inzet voor de waarheid inzake het coronagebeuren zich af
of het stijgende aantal coronagevallen in het UK en ook elders iets
te maken kan hebben met de vaccinatiecampagne aldaar, aangezien het
tijdstip van de aanvang van de beide gebeurtenissen hetzelfde is. (2)
En kijk: het National Center for
Biotechnology Information in
Rockville Pike, USA, laat weten via een dringende publicatie dat in
een studie over het Covid-19-vaccin werd ontdekt hoe de huidige
vaccins mensen ziek maken. Maar als kers op de taart wordt vervolgens
de zaak 'getemperd' met het commentaar dat het betrokken mechanisme
te ingewikkeld is om de argwaan van het publiek te kunnen wekken. Het
ziek-maken gebeurt via
antilichaamafhankelijke versterking,
zo luidt het en dat staat er: Dit
risico wordt voldoende verdoezeld in protocollen voor klinische
onderzoeken en toestemmingsformulieren voor lopende
covid-19-vaccinonderzoeken dat het onwaarschijnlijk is dat de patiënt
dit risico voldoende begrijpt, waardoor werkelijk geïnformeerde
toestemming van proefpersonen in deze onderzoeken wordt vermeden.
(sic!) Dat deze risico's niet werden
medegedeeld aan proefpersonen en nu evenmin worden medegedeeld aan
patiënten die zich laten vaccineren, druist uiteraard in tegen alle
medische en ethische regels.(3) Mocht Hippocrates dit weten, hij
draaide zich om in zijn graf.(4)
Verwijzingen:
(1)
Uit: Panopticum
Corona, pp. 905-906 (J. Bauwens, Serskamp 2021).
Oplichters: aldus beroven de rijken de armen - Aflevering 3: de waarheid over de oorlog
Oplichters: aldus beroven de rijken de armen
Aflevering 3: de waarheid over de oorlog
Een kind vraagt aan een zaaier waarom hij zaait en de man antwoordt: als je dat wil weten, moet je kijken naar het resultaat van wat ik doe: waar ik gezaaid heb, kan ik oogsten. Ik zaai om te kunnen oogsten.
Om dezelfde reden begint men ook een oorlog: om het waarom te begrijpen, moet men kijken naar het resultaat en het resultaat van een oorlog is een volk dat voor de ene helft uitgemoord is en voor de andere helft opnieuw in het gareel loopt en gedwee zijn leiders volgt. Men voert oorlog om het volk terug aan banden te leggen.
Nu lijkt het erop dat in een oorlog het ene volk het andere uitmoordt maar niets is minder waar: in een oorlog vechten niet de volkeren tegen elkaar; het is de klasse die de oorlog in gang zet, welke strijdt tegen de klasse die naar het front wordt gestuurd. De elites van de strijdende partijen sparen elkaar maar zij zijn even meedogenloos voor het eigen volk als voor het volk van de vijandige natie.
Toen de Franse Revolutie uitbrak, sprongen de edellieden uit het rivaliserende Duitsland hun klassegenoten in Frankrijk bij: in de verklaring van Pillnitz d.d. 27 augustus 1791 stellen koning Frederik Willem II van Pruisen en Keizer Leopold II van het Heilig Roomse Rijk dat zij hun troepen klaar houden om de troon van koning Lodewijk XVI van Frankrijk te verdedigen. En wie weigeren kanonnenvoer te zijn, zijn deserteurs, verraders: zij worden bestraft met de dood met de kogel.
Er zijn derhalve niet één maar wel twee gevechten aan de gang: het eerste gevecht speelt zich af onder het volk en het lijkt er dan op dat de ene natie de andere bestrijdt maar het andere gevecht is meer fundamenteel: het is de strijd van de heersende klasse tegen haar onderdanen. De elite ontketent een strijd onder het volk om het op die manier te kunnen blijven beheersen. Andermaal uiteraard ingevolge het principe van 'verdeel en heers'.
De ene, zichtbare strijd verkapt de andere die men helemaal niet kan zien maar die wel de kern vormt van het eigenlijke gebeuren. Dat Rusland met het Westen vecht, is wat men allen laat geloven maar in feite gaat het om de machtsstrijd van zowel de Russische als de Westerse elite tegen zowel het Russische als het Westerse volk. De Russische oligarchen en de Europese en Amerikaanse miljardairs kunnen het best met elkaar vinden, zij blijven immers zaken doen en aan elkaar wapens leveren - denk aan Frankrijk - en dit achter een toneel van huichelachtige sancties, terwijl Poetin zijn eigen soldaten inzet met dezelfde meedogenloosheid waarmee hij de Oekraïners afslacht. Ook Biden en de Europese top zien er geen graten in om massaal Oekraïners op te offeren bij de verdediging van de Europese grenzen. Stalins optrekkende leger was voorzien van een achterhoede om zijn rechtsomkeer makende frontsoldaten neer te schieten en ook hier wordt desertie bestraft met de dood met de kogel.
Achter de oorlog schuilt een klassenstrijd. Ligt de oorlog dan niet in het verlengde van de kapitalistische economie, die immers concurrentie is met andere middelen? Niet oorlog is de uitzonderingstoestand maar wel vrede: het kapitalisme houdt de wereld onafgebroken in oorlog. Warren Buffet, de nu 92-jarige Amerikaan met een vermogen van 109 miljard dollar, schrijft hierover op een sarcastische wijze in The New York Times van 26 november 2006: Er is wel degelijk klassenstrijd gaande, maar het is mijn klasse, de rijken, die de strijd voeren, en we zijn aan de winnende hand (1) En spoort dat ook allemaal niet met wat in de zogeheten complottheorieën verkondigd werd over een verborgen wereldregering van kapitalisten ten tijde van de coronacrisis?
(J.B., 29 augustus 2022)
Verwijzingen:
(1) Het gaat hier om het zich onttrekken aan de belastingplicht door rijke Amerikanen. Zie: In Class Warfare, Guess Which Class Is Winning, The New York Times, 26 november 2006. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Klassenstrijd
20-08-2022
Oplichters: aldus beroven de rijken de armen - Aflevering 2: de waarheid over 'overbevolking'
Oplichters:
aldus beroven de rijken de armen
Aflevering
2: de waarheid over 'overbevolking'
Structurele
werkloosheid is werkloosheid die totaal los staat van de
gezondheidstoestand van de economie en die dus niet veroorzaakt wordt
door economische gebreken. Er worden allerlei oorzaken aan
toegeschreven en zo bijvoorbeeld zegt men dat machines die nu al het
werk doen, de mensen van hun job beroven. Vervolgens doet men alsof
men die fictieve oorzaken wil bestrijden, bijvoorbeeld met de creatie
van jobs en met nog andere middelen, te gek om los te lopen. Aan
herverdeling van het werk doet men niet, voor de hand liggende
oplossingen zijn taboe. De waarheid echter is dat dit allemaal
schijnbewegingen zijn en voorgewende motieven omdat men in feite deze
vorm van werkloosheid helemaal niet wil bestrijden:
structurele werkloosheid is een toestand die in de verborgen agenda
van de kapitalistische staat welbewust in stand wordt gehouden en wel
met zeer specifieke bedoelingen.
Inzake
het leger van werklozen wordt in de marxistische economie de term
"industrieel reserveleger" gebruikt. Marx en Engels
formuleerden hun kritiek op de kapitalistische maatschappij naar
aanleiding van de schrijnende sociale wantoestanden die een gevolg
waren van de absolute immoraliteit die werkgevers aan de dag legden
jegens hun werknemers sinds de aanvang van de zogenaamde Industriële
Revolutie en welke niet anders kunnen bestempeld worden dan als
regelrechte uitbuiting. Uitbuiting was er sinds eeuwen op
onbeschrijflijke wijze vanwege een Europese 'elite' jegens door hen
gekoloniseerde gebieden in vooral Amerika, Afrika en Azië maar
evenzeer jegens de eigen bevolking welke geen andere keuze restte dan
te gaan werken in hun fabrieken omdat alleen de rijken machines
konden aanschaffen voor de massaproductie van goederen die geen
concurrentie meer te vrezen had vanwege de vroegere ambachtslieden.
Vaklui werden aldus gedegradeerd tot fabrieksarbeiders of dus tot
'verlengstukken van de machines van de rijken'. Zij moesten het doen
met een hongerloon en het kroost moest bijspringen om rond te kunnen
komen, kinderarbeid werd de regel, sociale voorzieningen en
ziekenzorg bestonden niet, samen met het analfabetisme nam de
kindersterfte enorm toe door allerlei kwalen ingevolge ondervoeding
en milieuproblemen. Het was de Duitser Friedrich Engels, wiens vader
in Manchester fabrieken beheerde, aan wie een van hun arbeidsters de
ellende openbaarde, wat zijn sociaal engagement (dat hij deelde met
Karl Marx) verklaart.
In 1847
(1) had Marx het reeds over het zogenaamde 'industrieel reserveleger'
of het leger van werklozen, het massale overschot aan
arbeidskrachten: dat was en is nog steeds één van de meest te
vrezen wapens van de machtige elite waarmee zij hun intussen
bijzonder geperfectioneerde systeem van uitbuiting kunnen
continueren. De gouden regel van de schaarste die stelt dat waren
duurder worden naarmate zij schaarser zijn, geldt immers ook voor de
arbeiders die door de elite immers beschouwd worden als waren, want
als instrumenten, als 'verlengstukken van hun machines'. Waar er een
teveel is aan arbeiders, zijn arbeiders vervangbaar en derhalve
goedkoop. De elite wil de kostprijs van de arbeid zo laag mogelijk
houden en zij doet dat door een overschot aan werkvolk te creëren
met als resultaat dat werklui inderdaad spotgoedkoop worden. De kerk,
via de eerwaarde dorpspastoors, zette de vrouwen onder druk om zoveel
mogelijk kinderen te krijgen met uitgerekend de bedoeling om aldus
een overschot aan potentieel goedkoop werkvolk te bekomen. De
bevolkingsexplosie die zoveel ophef maakt, vindt hier haar oorsprong.
Er wordt gezegd dat de Industriële Revolutie de bevolkingsexplosie
heeft opgevangen met haar massaproductie die immers ook de productie
van voedsel en andere levensmiddelen betreft maar in feite wil die
uitleg slechts het systeem van uitbuiting goedpraten. De waarheid
luidt net andersom, namelijk dat de creatie van een zo goedkoop
mogelijke fabrieksmens aan de oorsprong ligt van de
bevolkingsexplosie. De overbevolking is een product van het
kapitalisme, net zoals de overproductie en de overconsumptie dat
zijn. Net zoals alle andere waren, werd ook de mens massaal
'geproduceerd'.
Toch is
er van overbevolking helemaal geen sprake: het overschot aan werkvolk
is een maaksel, een aperte leugen en zoals critici van het systeem
het eindeloos herhalen, volstaat een herverdeling van het beschikbare
werk om de werkloosheidscrisis op te lossen. 'Overbevolking' is een
leugenachtig idee dat in het leven werd geroepen en dat wordt in
stand gehouden om 'argumenten' te kunnen oproepen welke de waarde van
de mens kunnen degraderen. Als men de leugen kan verkopen dat er een
teveel is aan arbeidskrachten, kan alras ook makkelijker
gezegd worden dat er een teveel is aan mensen. Mensen zijn
hier reeds tot arbeidskrachten gedegradeerd. Het heet dan dat de
economie het met minder mensen een stuk beter zou doen. Vervolgens
neigt men ertoe om maatregelen te nemen, niet om het aantal arbeiders
te beperken (of om het aantal beschikbare jobs te vermeerderen)
maar om het aantal mensen te beperken. Daarbij wordt uiteraard
als geheel vanzelfsprekend voorondersteld dat de mens ten dienste
staat van de economie, wat een absurde vooropstelling is. De economie
is een instrument van de mens en in geen geval kan de mens beschouwd
worden als een instrument van de economie. Het is nu de hebzucht, die
het gouden kalf, het geldwezen, in leven houdt (heel concreet door
het letterlijk te voeden met menselijk bloed) die een blindheid
creëert voor de meest eenvoudige waarheden en zo gaat men beamen dat
zijn werktuigen belangrijker zijn dan de mens. Het kunstmatig creëren
van een overschot aan arbeidskrachten (eenvoudig weg door het aantal
jobs systematisch beperkter te houden dan het aantal potentiële
arbeiders) of dus de creatie van de werklozenmassa, is een van de
meest verblindende wapens van de elite waarmee zij de mensen kan doen
geloven dat zij 'met teveel' zijn en dat zij dus veel minder waard
zijn dan zij wellicht hadden gedacht of gehoopt. Op die manier immers
wordt onder het volk concurrentie geschapen (men gaat vechten om een
job te kunnen bemachtigen) en dus tweedracht, wat van de overheersing
kinderspel maakt en dit volgens het welbekende principe: 'Verdeel en
heers!'
(J.B.,
20 augustus 2022)
Verwijzingen:
(1)
Karl Marx, Arbeitslohn, Manuskript (Brüssel, Dezember
1847), aus dem handschriftlichen Nachlaß, MEW (Marx Engels
Werke), Band. 6 (1961), S. 552-553.
17-08-2022
Oplichters: aldus beroven de rijken de armen
Oplichters:
aldus beroven de rijken de armen
De
raaf en de vos is een van de mooiste (dieren)fabels van de
zeventiende-eeuwse Franse schrijver Jean de La Fontaine (die zich
inspireerde op de Helleense Aesopus en Phaedrus en op de Indiase
Pañcatantra) en het illustreert met brio wat oplichting is. "Meester
raaf zat in een eikeboom", aldus het eerste vers van het
gedicht. "Hij klemde in zijn bek een heerlijk brokje Gouda"
en de vos spreekt hem aan met "Doctor honoris causa"
, hij vleit: "Als
ook uw stemorgaan zo mooi is als uw veren, dan moet toch ieder dier u
als een feniks eren!" De
raaf begint te zingen, de kaas valt uit zijn bek en de vos is ermee
weg. (1)
De
oplichter maakt gebruik van de zwakheden van zijn slachtoffer (in het
geval van de onderhavige fabel is dat de ijdelheid) en hij licht zijn
slachtoffer op, hij tilt hem als het ware van de grond, hij doet hem
zweven, spiegelt hem een droom voor waarin die gaat geloven. De
bekendste Belgische oplichter was wellicht Jean-Pierre Van Rossem met
zijn 'Moneytron' waarmee hij zogezegd de koers van de beurs kon
voorspellen en zijn slachtoffers werden uiteraard verblind door hun
eigen hebzucht.
De
meest schrijnende vormen van oplichting treffen mensen die in een
noodsituatie verkeren, die daardoor met de rug tegen de muur staan en
geen andere 'oplossing' zien dan wat de oplichter hen voorhoudt:
uitgeprocedeerde asielzoekers schenken hun fortuin aan
mensenhandelaars; zogenaamde 'helderzienden' ontfutselen kapitalen
van mensen die wanhopig een vermist kind proberen op te sporen;
'wonderdokters' maar ook allerlei religieuzen ontfermen zich mits
'vrijwillige schenkingen' over het lot van ongeneeslijk zieken.
Soms
worden aan mensen fictieve ziekten, gevaren of bedreigingen
aangepraat die dan door aan te kopen producten kunnen worden afgewend
en de meest bekende Belgische oplichter in dezer is wellicht
ondernemer Marc Coucke met zijn op de gsm-toestellen te bevestigen
stukje metaal dat ziekmakende straling onschadelijk zou maken - een
farce die toentertijd het televisiejournaal haalde.
Minder
zichtbaar en derhalve veel schadelijker zijn echter de
geïnstitutionaliseerde vormen van oplichterij. Frappant zijn de
gevallen van cliëntelisme in scholen waarbij opvoedelingen feitelijk
tot klanten worden herleid die moeten renderen ten koste
van hun onderwijs en waarbij het
onderwijzend personeel door de directie onder druk wordt gezet om de
lat inzake de aan leerlingen te stellen studie-eisen zo laag te
leggen dat in de praktijk het getuigschrift quasi zonder inspanningen
bekomen wordt, waarbij dan verondersteld wordt dat de meerderheid van
de leerlingen gemak boven kennis verkiezen en waarbij gehoopt wordt
dat met deze 'troef' de concurrentie de loef kan worden afgestoken,
wat dan allemaal wordt aangemoedigd met het argument, gericht aan het
onderwijzend personeel, "dat elke leerling anderhalf lesuur
waard is". (2)
Nog
minder zichtbaar is de meest grootschalige oplichting die de hele
bevolking betreft en waarbij via in de eerste plaats de politici, het
recht van de sterkste wordt gediend en waar met andere woorden de
rijken leven op kosten van de armen terwijl dit door gesofisticeerde
monetaire en subsidiaire systemen wordt voorgesteld alsof het
tegendeel het geval was.
Men
zou het hier kunnen hebben over pensioengelden die grotendeels door
de rijken worden opgeslorpt omdat die veel langer leven dan de armen
of over allerlei sanitaire voorzieningen waarvan armen geen gebruik
kunnen maken omdat de remgelden alsnog te hoog zijn, wegens
onwetendheid ook of omdat de zorg met twee snelheden werkt. Maar
beperken we ons hier tot een goed zichtbare en concrete
aangelegenheid.
Met
gemeenschapsgelden worden parken en pleinen aangelegd, groene zones
met lommerrijke dreven, bossen, weilanden, sport- en speelterreinen
en dat allemaal in zones waar alleen de rijken kunnen wonen omdat de
prijs van de bouwgronden er de pan uitrijst. Principieel of dus in
theorie zijn deze (vaak peperdure en immer door de staat onderhouden)
faciliteiten voor alle burgers toegankelijk maar in de praktijk zal
uiteraard geen enkele bewoner van een armtierig flatgebouw in de stad
het in zijn hoofd halen om dagelijks zijn ochtendwandeling te gaan
maken tien kilometer verderop in de lanen en de bossen waar de meer
begoeden hun optrekje (lees: hun villaatje of hun kasteel) hebben. Die
verplaatsing is te duur voor armelui, tijdrovend ook en dus praktisch
onmogelijk. Komt daarbij dat de vandaag als paddenstoelen uit de
grond rijzende zogenaamde 'burgerinformatienetwerken' of
'burgerwachten' weliswaar clandestien maar met de feitelijke steun
van de plaatselijke politici op een quasi legale manier het deze
wandelaars die alsnog gebruik willen maken van hun genoemde rechten,
onmogelijk maken omdat zij hen vrijwel straffeloos kunnen
stigmatiseren als 'verdachte personen'. Gezeten burgers alarmeren de
politie die in een mum van tijd arriveert en die aan de wandelaars
vraagt wat ze daar te zoeken hebben, aangezien zij daar inderdaad
niet wonen...
Het
door een meerderheid van armen betaalde maar door een kleine
minderheid van rijken genoten territorium is nog het makkelijkste
voorbeeld van deze vorm van oplichting. Nog minder zichtbaar immers
zijn de gemeenschappelijke faciliteiten met een abstracter karakter,
zoals allerlei infrastructuren waarvan armen geen gebruik maken omdat
zij er vanwege hun armoedige toestand niet eens voor in aanmerking
komen: universiteiten, musea, kunstzinnige happenings, bibliotheken
en nog meer dergelijke voorzieningen: zij zijn alleen louter
theoretisch voor iedereen toegankelijk; in de praktijk worden zij
betaald door de armen maar genoten door de rijken.
En
dan hebben we het nog helemaal niet gehad over ons gesofisticeerde
monetair systeem dat in staat blijkt om de ganse bevolking te foppen
zoals men een ezel fopt door hem een wortel voor de neus te hangen.
Stoute tongen beweren zelfs dat aan de trucs die hier aan de orde
zijn, zelfs meester-oplichters zoals Jean-Pierre Van Rossem niet
kunnen tippen.
(J.B.,
17 augustus 2022)
Verwijzingen:
(1) De
fragmenten zijn ontleend aan een uitgave van een bloemlezing in
Nederlandse vertaling bij Davidsfonds/Clauwaert, Leuven 1994,
getiteld: Fabels van La Fontaine. Over leven, liefde en dood,
(Bijeengelezen door Jan van den Berg),
pag. 43.
(2) Van
die frauduleuze praktijk was de auteur dezer directe getuige en
werden toentertijd door hem dienaangaande artikels in de media
verspreid.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: