Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
23-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 17): De gouden corona van koning Midas
De
nieuwe pest (vervolg 17):
De
gouden corona van koning Midas
Als
ons nog een toekomst wacht, zal hier van het historische jaar 2020
gezegd worden dat de lente haar intrede deed, hand in hand met de
dood. Het bevreemdende koppel wandelt onrustbarend kalm door een tot
stilstand gekomen land en het Ministerie van Waarheid waarschuwt het
publiek bij monde van de woordvoerder van het Nationaal
Crisiscentrum, uitsluitend het officiële nieuws te aanhoren en zich
met zijn vragen te richten tot een speciaal door de Denkpolitie
opgeleid team. Voortaan mag niemand zich nog verplaatsen, elkeen moet
ter plekke blijven en aldaar verstenen zoals ook alles ogenblikkelijk
in het moment zelf bevroor wat door koning Midas werd aangeraakt,
alsof zijn dwaasheid het einde van de tijd had ingeluid.
In
het elfde boek van zijn Metamorphoses verhaalt de grote
Romeinse dichter Ovidius, tijdgenoot van Jezus Christus, over een
dwaasheid van de Frygische koning Midas die, nadat hij de sater
Silenus had gered, van de wijngod Dionysos een wens mocht doen en in
versvorm klinkt het als volgt:
"Toen
hem vergunde de God, voor het weerzien zijn pleegvaders dankbaar,
zelf zich te kiezen een gunst: onnut die verkiezing zou blijken!
Hij, die de gift zou misbruiken, toch zegt: ,,Maak, dat wat met
mijn lichaam 'k aanraken zal, zich terstond in glinsterend goud
zal verand'ren!"" (1)
Voortaan
veranderde alles wat Midas aanraakte terstond in goud, wat de koning
verblijdde maar die vreugde was van korte duur. Midas' eten en
drinken werd veranderd in goud en ook zijn dochter veranderde in een
beeld van goud:
"Door
't onverwachte verschrikt van die ramp, tracht die rijk is en tevens
arm, aan dien rijkdom te ontkomen. Hij haat wat zoo juist hij
begeerde. Want al die overvloed hem den honger niet stilt. Droog
de dorst hem brandt in de keel: door het hatelijk goud wordt naar
recht hij gefolterd." (1)
De
wens om alles wat en allen die men aanraakt in goud te veranderen,
blijkt een dwaze want tegendoelmatige verzuchting omdat daar de
middel-doelomkering in het geding is, welke de motor vormt van de
westerse suïcidale vrije-markteconomie die concurrentie is of strijd
en in wiens verlengstuk derhalve niets anders kan opdoemen dan
uitzichtloze oorlog. De aanbidding van de mammon die de afgod bij
uitstek is geworden, zelfs aanbeden in het hart van de kerk, zoals
Frédérick Martel verhaalt in Sodoma, zijn jongste boek over
het Vaticaan, ontsteekt in de aanbidders de wens om aan hun idool
gelijk te worden: zij apen hem na en zij worden van goud, het vlees
wordt van goud, de ziel wordt van goud, terwijl goud, ofschoon het
blinkt als de zon er op schijnt, een ijzig koud en levenloos metaal
is. In het spoor van Faust heeft de mensheid haar kloppend hart
geruild voor het goud van de wereld. Mephistopheles of de duivel, de
wereldheerser, in de theologie omschreven als de niet-persoon, de
zielloze of de dood, wil in zijn afgunst de plaats van het leven
innemen en zo acht het middel zich doel en wordt het dode geld het
jammerlijke eindpunt van elke hunker:
"(...)
De vermeende vruchtbaarheid die aan het geld wordt toegedicht, is
feitelijk even bedrieglijk als het wezen zelf van het geld, dat enkel
bestaat op grond van afspraken... die alleen maar nageleefd worden
uit dwang en die overtreden zúllen worden van zodra die dwang om de
een of andere reden wegvalt. Het beleggen van geld bij een bank wordt
vergeleken met het zaaien van graan op een akker, maar die
voorstelling is hoogst verfoeilijk en leugenachtig: geld
vermenigvuldigt zichzelf niet, het leeft immers niet, en banken zijn
geen vruchtbare akkers. Akkers schenken hun rijke bodem aan het graan
en laten het op die manier ook groeien, maar munten zijn geen
graantjes en banken geven niet omdat ze alleen maar worden opgericht
omwille van zichzelf: niet om te geven maar om te ontnemen. De gehele
voorstelling van het bankwezen, de kredietinstellingen, de
beleggingsmogelijkheden en alles wat daarmee te maken heeft, is een
fantoom dat zich bedient van de vormen van het levende, maar dat in
wezen nog doder is dan het stof en de stenen. En het bankwezen is
niet zomaar doods: het zuigt bovendien het leven uit zijn misleide
klanten weg, die zich immers ten dienste stellen van wat een middel
hoort te zijn. (...)" (2)
Dit
alles om te zeggen dat het nog steeds niet is doorgedrongen tot de
woordvoerders van deze crisis dat het punt in deze tijd waarop wij
heden beland zijn iets onomkeerbaars heeft. Wij bevinden ons niet in
een pauze, een kleine hapering van de gewone gang van zaken welke
zich na deze netelige doch hopelijk zeer kortstondige onderbreking
voortzetten zal. Het gebeuren dat het hele mensdom treft, kan met
geld niet ongedaan worden gemaakt en ook al klinken de beloofde
miljarden die ter bestrijding van deze 'crisis' gepompt zullen worden
in de economie, de industrie en alle andere activiteiten, velen als
muziek in de oren: het geld vermag slechts wat datgene vermag dat het per
afspraak vertegenwoordigt. De waarde van het geld beperkt zich strikt
tot de reële waren en de waarden waardoor het gedekt wordt en
eenmaal die onderliggende werkelijkheid verdwijnt - een noodlottig
proces dat reeds aan de gang is zoals een kar op een helling - is
het geld nog slechts een fantoom, een ijdel getal, een sprookje of
een verre herinnering, een teleurstelling, een straf zoals deze die
Midas te beurt viel.
(2)
Zie: J.B., Van
ruilmiddel tot god. Enkele bedenkingen over het geldwezen, 2014.
22-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 16): Abortus en de moordgriep
De
nieuwe pest (vervolg 16):
Abortus
en de moordgriep
Als
de zogenaamde groepsimmuniteit een wetenschappelijk gegeven is, wat
inhoudt dat het afweersysteem van kinderen in volle ontwikkeling op
een voortreffelijke wijze antistoffen kan aanmaken tegen sommige
virale infecties, dan wordt niet alleen duidelijk waarom de
coronagriep ontstaan is in China en zozeer woedt in Noord-Italië -
twee plekken waar weinig kinderen zijn - maar dan kan aan het
'Ministerie van Waarheid' ook nog een andere vraag worden gesteld.
Een vraag die zich bijzonder moeilijk laat stellen omdat de hele
kwestie nogal gevoelig ligt wegens het door velen aan moorddadigheid
gerelateerd karakter ervan en meer bepaald het feit dat het daar gaat
om een algemeen geaccepteerde vorm van massadoding welke intussen
door een aanzwellend deel van de wereldbevolking zowat beschouwd
wordt als een verworven recht.
Men
herinnere zich dat de officiële afschaffing van de slavernij in
Noord-Amerika zozeer stuitte op verzet vanwege de bevolking van de
Zuidelijke staten dat dezen zich als een zelfstandige Confederatie
afscheurden van de rest van de Unie. Dit leidde tot de beruchte
Amerikaanse burgeroorlog die woedde van 1861 tot 1865 en die aan meer
dan een half miljoen Amerikanen het leven heeft gekost.
De
eigenlijke reden tot de onlusten bestond hierin dat de gigantische
rijkdom van de Amerikaanse grootgrondbezitters en boeren aan die
slavernij te danken was, terwijl het houden van slaven stilzwijgend
beschouwd werd als een verworven recht. De slavernij was daar in
feite een praktijk die sinds de ontdekking van Amerika door
Christoffel Columbus in 1492 en mede door toedoen van de toenmalige
paus Adrianus VI gangbaar was geworden en waarbij, gespreid over een
periode van een drietal eeuwen, zowat dertien miljoen Afrikaanse
slaven met grote zeilschepen naar het Noord-Amerikaanse continent
werden verscheept om daar gebruikt te worden als onbetaalde
werkkrachten op de suikerriet- en katoenplantages waar zij, hetzij
door het harde labeur, hetzij door mishandeling en moord, heel
dikwijls binnen een termijn van luttele jaren omkwamen, als zij al de
oversteek van de Atlantische Oceaan overleefden.
Het
verzet voor het behoud van het verworven recht op het houden van
slaven was dermate hardnekkig en bloedig omdat het in wezen ging om
een strijd om het behoud van een voorrecht dat in de eerste plaats
een onrecht was. En zoals die strijd om het behoud van een
onrecht leidde tot een burgeroorlog met meer dan een half miljoen
doden, mag verwacht worden dat ook elke poging tot de afschaffing van
vergelijkbare vormen van onrecht, op een vergelijkbare tegenstand zal
botsen en navenante consequenties kan hebben.
Welnu,
de zaak die hier ter tafel ligt, is aan de boven beschreven kwestie
verwant in die zin dat zij door menigeen eveneens als een verworven
onrecht wordt beschouwd en dat derhalve elke poging om dit onrecht te
veroordelen naar alle waarschijnlijkheid gevolgen zal hebben waarvan
de ernst vergelijkbaar is met deze welke resulteerden uit de acties
van de abolitionisten destijds gedaan ter afschaffing van de
slavernij.
Om
welk verworven recht het hier gaat, mag intussen duidelijk wezen.
Want als het inderdaad zo is dat groepsimmuniteit een
wetenschappelijk gegeven is, dan kan ook niet worden betwist dat een
verstoring van het natuurlijke aantal van de geboorten tenminste een
mede-oorzaak zou kunnen zijn van de wereldwijde sterfte door de
huidige pandemie. In wat andere bewoordingen: indien behalve de
georganiseerde praktijk van de geboorteregeling ook de praktijk van
abortus (gepleegd op van mensenrechten gespeende want nog ongeboren
mensen) niet had bestaan, dan zou een natuurlijkerwijze tot stand
gekomen geboortecijfer met dus een groter aantal kinderen tot gevolg,
wellicht de groepsimmuniteit tegen het coronavirus hebben verzekerd
en dan zouden de slachtoffers die vandaag onder de (mensenrechten
genietende) burgers moeten vallen, wellicht niet hebben bestaan in de
orde van grootte waarin dat nu wel het geval is. Wie aldus beweren
dat geboortebeperking de sterfte kan indijken die plaatsgrijpt
ingevolge de hongerdood, kunnen dit keer niet ontkennen dat een
dergelijke verstoring van de natuurlijke gang van zaken geheel
tegendoelmatig blijkt.
Over
de moraliteit van het probleem worden hier alsnog geen verdere
uitspraken gedaan. Want in dit licht zou het zogenaamde 'hoogste
morele gezag ter wereld' de pandemie die vandaag de wereld treft,
gemakkelijk een zaak van 'immanente rechtvaardigheid' hebben kunnen
noemen in analogie met het beruchte en mensonwaardige 'verdict' over
de aids-epidemie. Dat de huidige paus van Rome dit vooralsnog niet
deed, zal (naast het feit dat dit oordeel zou botsen op zijn
arbitrair karakter omdat ook de kerk bepaalde vormen van
geboortebeperking toestaat) veeleer te maken hebben met een tekort
aan moed dan met een tekort aan dat vermeende inzicht waarvan hij
eerder het bezit verraadde; het is immers veel makkelijker om aan een
groep mensen de schuld te geven als zij een minderheid vormen: het
uitdagen van de meerderheid, daar zij in het bezit is van het recht
van de sterkste, is, zoals de geschiedenis voortdurend aantoont, een
heel ander paar mouwen. De paus blijft dezer dagen overigens veilig
in zijn kot, precies zoals een van zijn illustere voorgangers,
namelijk Clemens VI, die ten tijde van de zwarte dood (in de
veertiende eeuw) rondom zijn residentie in Avignon grote vuurhaarden
liet aanleggen voor de redding van zijn onfeilbaar vel.
(J.B.,
22 maart 2020)
21-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 15): 1984
De
nieuwe pest (vervolg 15):
1984
In
zijn dystopische roman 1984
verhaalt George Orwell over een leugenachtige éénpartijstaat die
het gedrag van de burgers volledig controleert, de waarheid
monopoliseert en de geschiedenis herschrijft. De dictator - 'Big
Brother' - heeft het brein van de burger uitgeschakeld, denkt in zijn
plaats en eist onderwerping. De
staat verdeelt de levensmiddelen en beknot de vrijheden. Het
hoofdpersonage wordt verliefd en overtreedt de regels door met zijn
lief naar bed te gaan maar Big Brother brengt de geliefden er middels
marteling toe elkaar te verraden. De waarheid is niet langer wat men
ziet maar wat Big Brother gebiedt wat men moet zien. Het volk wordt
arm en dom gehouden en de Denkpolitie bespioneert iedereen en
schakelt dissidenten uit zonder vorm van proces. Men leert leugens
te geloven en feiten te vergeten. Allen worden gecontroleerd op
verboden emoties. De ganse natuur wordt door de staat beheerst.
Dissidenten zijn geestesziek en de therapie luidt: hersenspoeling.
In
de corona-update van vandaag 21 maart gebiedt de woordvoerder van het
Nationaal Crisiscentrum Yves Stevens letterlijk: "Volg
eerst en vooral enkel het officiële nieuws op. Ga niet verder op
geruchten, vals nieuws, enzovoort, enzovoort. Dat kan alleen maar
onzekerheid veroorzaken."
Alsof er iets was dat meer onzekerheid kon zaaien dan het verbod op
vrije mening, want dat is het verbod op kritische bedenkingen en het
stellen van vragen. En meteen voegt hij daar aan toe dat een speciaal
opgeleid team psychosociale steun zal verlenen aan burgers die met
onzekerheden kampen.
Die
zullen ons immers vertellen dat het risico op besmetting voor skiërs
in Noord-Italië quasi nihil is om daags nadien alle reizen van en
naar Lombardije ten strengste te verbieden. Dat men meer moet testen
om het dan 's anderendaags al te hebben over een tekort aan testkits.
Dat men de kinderen van school moet houden om daarop te onderwijzen
dat kinderen natuurlijke buffers vormen tegen elke griep en daarna
weer dat het onmogelijk is om die ophokplicht voor de jeugd terug te
schroeven - hoezo onmogelijk? Zullen zij ons vertellen ook hoe men
kaarten moet lezen waarop de verspreiding van de griep wordt
uitgelegd en rara waarom Afrika gespaard is gebleven en waarom China
en Italië het meest getroffen zijn. De Britten kennen blijkbaar het
antwoord wel maar waar blijft dan de universitas
waarvan de wetenschapslui almaar gewagen?
De
totalitaire staat is geboren en hij strekt zich over de hele wereld
uit. De dictator is geen Big
maar
daarentegen een Little
Brother -
een onooglijk virus waarover hetzelfde gezegd kan worden als over de
despoot. De autocraat schakelt het verstand van de burger uit en legt
hem zijn eigen waarheid op zoals het virus het celbrein van de
gastheercel herprogrammeert maar ook de mens als zodanig én het
mensdom in zijn geheel. In de greep van de nieuwe pest blijven mensen
gedesoriënteerd achter. Zij herprogrammeren zichzelf: wat mag, wat
niet mag en wat moet, veranderen grondig individu en staat en wereld.
Ter plaatse blijven, niet samenscholen, afstand houden, quarantaine,
elke zot in zijn kot op straffe van reusachtige boetes en het ergste
is nog: het kan voortaan niet anders meer op straffe van de algehele
dood.
Een
legioen van superkleine partikels verslaat het legioen van de
wereldheersers met een wapen dat elk verstand te boven gaat. De
bedoeling, als die er al is, is lang niet in zicht, alleen de dood
doemt nu op, de man met de zeis die in het gezicht uitlacht wie
tegenstribbelen met de woorden dat zij er nog niet klaar voor zijn.
In Hong-Kong is reeds de tweede golf in opmars en zij zal zich
herhalen, ons nu en dan wat ademruimte schenkend, zoals ook diegenen
doen die martelen, omdat zij heel goed weten dat de doden niet langer
lijden kunnen. Waar staat het ook weer geschreven en wanneer zal het
geschieden dat de levenden de doden zullen benijden? Ja, ook het
delirium is een symptoom van deze fantasmagorische zoönose.
(J.B.,
21 maart 2020)
20-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 14): Het narrenschip
De
nieuwe pest (vervolg 14):
Het
narrenschip
In
het jaar 427 voor Christus werd in Athene de wijsgeer Plato
geboren die in zijn Politeia de verschillende staatsvormen
bespreekt en als de democratie aan de beurt is, vergelijkt hij deze
met een narrenschip. Hij vraagt zijn publiek zich in te beelden dat
zij zich op een schip bevinden waarvan de stuurlui weliswaar
charmante, welbespraakte of opvallende figuren zijn maar zij weten
helemaal niets af van de stuurmanskunst; zij worden door de
meerderheid van de opvarenden aangeduid om het schip te besturen maar
dan omwille van eigenschappen die met zeevaartaangelegenheden niets
te maken hebben. Tegelijk krijgen bekwame stuurlui zelfs geen kans om
aan het roer te gaan staan omdat zij bij de meerderheid niet in de
smaak vallen: zij worden prompt als nietsnutten aan de kant
geschoven. Plato zegt vervolgens dat men de (democratisch verkozen)
politici van dat ogenblik gerust mag vergelijken met de matrozen van
dit narrenschip en dat in een democratie de bekwame stuurlui
verplicht aan wal moeten blijven toezien hoe het dat narrenschip
vergaat. (1)
Dat
het narrenschip dreigt te zinken, moet men niet proberen onder
stoelen of banken te steken: het systeem van de suïcidale vrije
markteconomie en de moordende concurrentie toont in tijden van
oorlog, schemeroorlog en crisis haar grenzen en dat systeem moet dan
(tijdelijk) opgeheven worden en plaatsmaken voor
solidariteitsbeginselen welke door de concurrentiële economie
geschuwd worden als de pest. Dat terwijl de westerse economie zelf
een ernstige en besmettelijke ziekte blijkt of althans haar ideale
voedingsbodem. (2)
Van
de planeconomie uit het Oosten kan het Westen aardig nog wat
opsteken, zoals heden blijkt: China overwon het moeilijke griepvirus
in amper drie maanden tijd en het totaal aantal slachtoffers aldaar
is kleiner dan het aantal doden die jaarlijks te betreuren vallen
ingevolge een 'gewone' seizoensgriep. Om dat te presteren in een land
met anderhalf miljard inwoners, mogen inderdaad geen narren aan het
roer staan en ofschoon China momenteel geregeerd wordt door een
figuur aan wie dictatoriale trekken worden toegeschreven, moet
anderszijds ook erkend worden dat het communistische systeem erover
waakt dat haar politici kennis van zaken hebben. Veel kwaad schuilt
in de communistische leer die immers de staat belangrijker acht
dan de personen die haar burgers tenslotte zijn maar het is tegelijk
alvast niet de dictatuur van de meerderheid die er de poppen laat
dansen en die zich in het westen als de ultieme macht manifesteert.
Inzake
de coronacrisis werd en wordt alvast hier te lande al te onnadenkend
geïmproviseerd door al dan niet vermeende experten. De beelden uit
China van op straat neerstuikende burgers die op het internet
circuleerden werden door de autoriteiten alhier als nepnieuws van de
hand gedaan terwijl niet veel later bleek dat ook in onze contreien
de raadselachtige ziekte zich op deze wijze manifesteerde. Het
oordeel van geleerden dat skireizen naar Lombardije onschuldig waren,
moest binnen de paar dagen plaatsmaken voor een waarschuwing en een
reisverbod. Over de plaats en de rol van kinderen in het hele
virusverhaal bleken de specialisten in het duister te tasten, zij
spraken elkaar tegen, sloten de Belgische scholen maar moesten algauw
toegeven dat dit wellicht een zeer tegendoelmatige strategie
zou blijken. In dezelfde lijn werden ook de wereldkaarten met een
zonneklaar overzicht van de spreiding van het virus, verkeerd
geïnterpreteerd: er werd een oorzakelijk verband gelegd tussen
bevolkingsdichtheid en besmettingsgraad terwijl aldus de afwezigheid
van het griepvirus in onder meer het Afrikaanse continent geheel
onverklaard bleef: de link met nochtans voorhanden zijnde
demografische kaarten inzake het aantal kinderen per land werd niet
gelegd, terwijl het allang duidelijk moest zijn dat niet zozeer de
bevolkingsdichtheid maar vooral de concentratie aan kinderen per
regio de cijfers beïnvloedt: China als land bij uitstek van de
politiek der geboortebeperking is niet toevallig de bron van
allerhande griepvirussen en in Europa is Lombardije zowat de regio
met het geringste aantal kinderen.
Menselijke
samenwerking is een welkome factor bij de pogingen om uit deze hel te
herrijzen, maar medicamenten en vaccins zullen opnieuw het werk van
(teams van) bijzondere enkelingen zijn omdat, een vluchteling van
destijds - Spinoza - indachtig, het voortreffelijke nu eenmaal even
moeilijk als zeldzaam is.
(J.B.,
20 maart 2020)
Verwijzingen:
(1)
Zie: Plato, De
staat,
VI, 478-488. Zie ook: Het
narrenschip.
Wie
Wikipedia raadpleegt - het kost amper vijf minuten - weet dat de
gewone griep jaarlijks aan 250.000 tot 500.000 mensen het leven kost.
(*) Momenteel hebben we drie maanden of dus een kwartaal van een jaar
het coronagriepvirus gehad met wereldwijd ruim 6000 doden. Over een
jaar zijn er dat dus vier keer meer ofwel vijfentwintigduizend -
wereldwijd.
De
coronagriep maakt vijfentwintigduizend doden per jaar en dat is tien
tot twintig keer minder dan de gewone griepvirussen die ons jaarlijks
treffen. Corona lijkt dus helemaal geen erge griep. Maar waarom dan
al die heisa? Waarom die maatregelen die het leven grondig
ontwrichten en die ons opzadelen met torenhoge schulden?
Het
antwoord kon simpel zijn: zoals gewoonlijk wordt aan het volk de
waarheid onthouden. Het lijkt erop dat de maatregelen die getroffen
worden - ophokplicht op straffe van hoge boetes, isolering, gedwongen
werkloosheid, sluiting van bedrijven, rantsoenering van voedsel
binnenkort en zo meer -, niet anders kunnen geïnterpreteerd worden
dan als voorbereidselen op een oorlogstoestand.
Iedereen
weet intussen dat de gevechten in Syrië een oorlog zijn tussen de
Russen en de Navo of moet men zeggen de Amerikanen. De Syrische
president Assad wordt door Poetin gesteund en de Turken maken deel
uit van de Navo. Een navenante vluchtelingenstroom verlamt Europa.
Sinds Poetin in 2004 zonder veel moeite de Krim innam, is het westen
bang dat hij hetzelfde zal doen met Oekraïne, Polen, Roemenië, de
Baltische staten, Finland, Oost-Duitsland en noem maar op: de gewezen
agent van de KGB wil de vroegere landen van het Oostblok terug. En
Europa staat niet langer vijandig tegenover Rusland (en China) sinds
het van het oosten afhankelijker werd voor gas en andere
levensnoodzakelijke producten. Amerika ziet in Europa een overlopende
klant.
De
vijandschap tussen het communistische werelddeel en het zogenaamde
vrije westen is niet nieuw: het gaat om twee levens- en wereldvisies
die lijnrecht tegenover elkaar staan en die elkander radicaal
uitsluiten. De daaruit voortspruitende conflicten bestaan
onophoudelijk en wereldwijd. Nu en dan komt het tot een grote
uitbarsting en het ziet er naar uit dat het binnenkort weer tot
vuurwerk zal komen. Een andere verklaring voor de corona-gekte is er
vooralsnog niet.
Dat
China en Lombardije zoveel griepgevallen kennen, komt alleen hierdoor
dat daar relatief weinig kinderen zijn. Die vormen namelijk een
natuurlijke immuniteitsbron: zij krijgen het virus, worden niet ziek
maar bouwen wel een groepsafweer op. In Afrika en in Zuid-Amerika
zijn corona en andere vormen van griep eerder zeldzaam om diezelfde
reden: de bevolking daar is arm en armen houden zoveel mogelijk
kinderen omdat hun oude dag niet anders dan door het eigen kroost
verzekerd wordt.
Coronadoden vallen er in China kennelijk niet meer:
vandaag 19 maart 2020 geen enkel nieuw geval, zo melden de kranten.
Het virus heeft in de volksrepubliek China in 3 maanden tijd 3245
slachtoffers geëist. Op welgeteld 1,4 miljard inwoners en dat is
uitgerekend 2,3 doden op 1 miljoen mensen op drie maanden tijd of
bijna 10 per jaar. Ter vergelijking: aan de 'gewone' seizoensgriep bezweken
dit jaar wereldwijd 80.815 mensen en dat is in 3 maanden tijd 10 op 1 miljoen... (1)
De nieuwe pest (vervolg 11): Het tweede slachtoffer
De
nieuwe pest (vervolg 11):
Het
tweede slachtoffer
Ook bij corona is het eerste slachtoffer altijd de
waarheid, zo blokten amper een week geleden de kranten, want de onzin
en het bijgeloof tieren weer welig op alle sociale media. (1) Maar
jammer genoeg is de waarheid niet het enige slachtoffer en hebben de
sociale media niet het monopolie over de onzin: twijfel wordt ook
gezaaid door specialisten en maakt ook een slachtoffer van de
geloofwaardigheid van wetenschapslui. Ten onrechte want bij uitstek
wetenschappers doen hard hun best maar de zaak is dat als puntje bij
paaltje komt, de uitdrukking 'wetenschappelijke waarheid' alles
behalve verzekerend werkt: hij dreigt af te zwakken naar het niveau
van de theologische waarheid of de geloofszekerheid. Het tweede
slachtoffer is de (illusie van) zekerheid of de rust. Samen met de
morgenzon klimt voortaan de onrust ten hemel. Daar daagt de schuld.
Als het waar is dat alle stenen altijd naar beneden
vallen dan zullen wie deze waarheid kennen, elkaar hierin ook altijd
kunnen bijtreden. Spreken zij elkaar echter tegen terwijl zij beweren
de wetenschap te beoefenen, dan gelijkt hun geloofwaardigheid op die
van de theologen wiens neuzen immers in uiteenlopende richtingen
staan. Maar de geneeskunde is nu eenmaal geen exacte wetenschap, veel
kennis steunt op gissen en missen en dit corona-experiment is nieuw
en uitdagend: het mensdom zelf wordt het proefkonijn, helaas.
Reeds had de wetenschap de plaats van de religie
ingenomen, zij bood ons alvast een nieuwe zekerheid, doch die
'Verlichting' blijkt niet te zijn wat velen verhoopten: als er geen
waarheid is, dan ook geen zekerheid.
Geen waarheid zonder eerlijkheid en gelukkig koppen de
kranten vandaag dat virologen bekennen dat zij zich vergisten en dat
men de scholen nooit had mogen sluiten. (2) De zaak is dat in
tegenstelling tot de Belgische vorsers, de Nederlanders en de Britten
meer krediet geven aan de factor 'groepsimmuniteit': als het virus
wat speelruimte krijgt, worden mensen besmet, ze maken antistoffen en
van zodra zowat zestig percent die hebben, slinkt de besmettingskans.
Het nadeel is wel dat aldus vele doden vallen: de
sterfte in Italië bedraagt 7 percent. Toch zouden die wellicht ook
vallen waar met strenge quarantaine wordt gewerkt, zij het op langere
termijn... tenzij intussen een geneesmiddel verschijnt maar wie kan
dat voorspellen? Wil men zeker spelen dan is die spreiding op langere
termijn wel nodig om te vermijden dat velen ziek zijn op hetzelfde
moment. (3) En dan komt er misschien licht aan het einde van de
tunnel.
Blijkt immers plotseling dat kinderen het virus wel
dragen en doorgeven doch er zelf niet ziek van worden: misschien
kunnen zij worden 'ingezet' als buffer om te zorgen voor die reddende
groepsimmuniteit?
Sommigen spreken van Russische roulette. De dreiging van
een onbedoelde 'genosuïcide'? Het is eens wat anders dan een
wereldoorlog. Met de mensheid als proefkonijn kan geen grotere
verantwoordelijkheid worden bedacht dan deze die nu rust op de
schouders der geleerden en wie zei ook weer dat de schuld pas
intreedt met de pretentie van kennis?
Geen eeuw geleden waren het de veldmaarschalken op wie
de volkeren alle hoop moesten stellen. Hoe anders zijn nu de vijand
en de strijd! En men herinnere zich de woorden van moraalfilosoof
Jaap Kruithof: als een ramp dreigt, zullen wij nog van geluk spreken
als de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij ons berust.
Maar het noodlot stribbelt tegen en het verdict is hard:
de verantwoordelijkheid voor de afwending van de ramp blijft
onafwendbaar.
De nieuwe pest (vervolg 10): De ultieme complottheorie?
De
nieuwe pest (vervolg 10):
De
ultieme complottheorie?
Miljoenen Syrische oorlogsvluchtelingen, in kampen
opgesloten aan de grenzen van de EU, wachten al jaren ofwel op het
einde van een zoveelste aanslepende oorlog tussen Oost en West, ofwel
op de toestemming voor een doorreis naar Europa. Jammer genoeg is de
Europese bevolking onder de invloed van gewetenloze populisten die
enkel op eigen gewin uit zijn, danig geëvolueerd naar een extreem
rechts gedachtegoed, dat zij enkel nog politici verkiezen die beloven
om de grenzen gesloten te zullen houden.
In Turkije waar zich de miljoenen vluchtelingen ophouden
in kampen, regeert een corrupte dictator die nu door de EU betaald
wordt om de oorlogsslachtoffers daar gevangen te houden en uiteraard
zet hij deze onschuldigen in als menselijk wapen of als chantagemiddel.
Geleerden ter zake hebben vergaderd over de toestand en
meer bepaald rond de vraag of de xenofobe bevolking van het rijke
westen tot andere gedachten kon gebracht worden en hoe dan wel. Het
grootste probleem, waarvoor Primo Lévi die de concentratiekampen
onder de nazi's overleefde, al waarschuwde, is immers dat van de
onverschilligheid.
De meeste mensen immers blijven onverschillig voor het
leed van anderen zoals Stanley Millgram en in zijn spoor nog vele
anderen dat ook wetenschappelijk hebben aangetoond. Men is alleen
gevoelig voor het eigen leed en nadeel.
Misschien, aldus bedisselden de geleerden, heeft de
Europese bevolking alleen maar geen idee van wat het is om zo lang in
kampen opgesloten te moeten blijven, zij hebben immers nooit een
oorlog meegemaakt. Dat was anders in de Tweede Wereldoorlog, toen
mensen vrijwillig en op gevaar voor eigen leven aan de vervolgde
Joden onderdak gaven: dikwijls hadden zij zelf nog die Eerste
Wereldoorlog meegemaakt. Kunnen wij aan het ongevoelige westerse volk
die ervaring dan niet openbaren? - zo hebben zich de geleerden
afgevraagd.
Boeken, documentaires, zelfs getuigenissen op film
brachten geen aarde aan de dijk, geen empathie: het publiek bekijkt
die dingen alsof ze een eeuwigheid geleden zijn, alsof ze van de
andere kant van de wereld komen, uit een andere wereld en helemaal
ondenkbaar in de onze. Daarom besloten de geleerden om de bevolking
van het westen de ervaring van de vluchtelingen in de kampen zélf te
laten ondergaan. Maar hoe zet men zoiets in de praktijk op touw?
Welnu, de rijke westerling is niet alleen blasé, hij is
ook lichtgelovig. De religie mag dan al afgedaan hebben, de cultus
van vedetten tiert nog welig en de geneesheren hebben de plaats
ingenomen van de biechtvaders nu niet langer de duivels en het
hellevuur worden gevreesd doch de ziekte, de pijn en de dood. Laten
wij onze artsen verkondigen dat iedereen in quarantaine moet door een
hoge noodzaak, zo hebben de geleerden besloten.
Aan politici zal uiteraard geen kat nog gehoor willen
geven maar laten we de maatregelen aan de bevolking voorzeggen op
televisie door de vedetten van de dag. Wellicht volstaan amper een
paar weken om mensen te doen inzien dat quarantaine geen lachertje is
en als wij daarna de vraag stellen aan de Unie of zij bereid is om de
miljoenen ongelukkigen op te vangen, zullen de neuzen hopelijk
allemaal in dezelfde richting staan en zullen de mensen zeggen: laat
de vluchtelingen gauw binnen, die mensen hebben al genoeg moeten
doorstaan, wij zullen goed voor hen zorgen! Mooi meegenomen is dan
bovendien de schone lucht, wereldwijd.
Kunnen geleerden zo verstandig zijn? Misschien, als zij
onooglijk klein zijn en bijna niet bestaan, zoals ook de wezens uit
de sprookjes.
(J.B.,
18 maart 2020)
De nieuwe pest (vervolg 9): de angst, de ijver en de waan
De
nieuwe pest (vervolg 9):
De
angst, de ijver en de waan
In
België zijn er ongeveer 350 sterfgevallen per dag waarvan 100 mensen
sterven aan hart- en vaatziekten, 95 aan kanker, 34 aan longziekten,
21 sterven een niet natuurlijke dood (ongevallen, zelfmoorden en
moorden), 24 sterven aan een andere natuurlijke doodsoorzaak en de
overige 76 aan ziekten van de spijsvertering, het zenuwstelsel,
parasitaire aandoeningen en nog andere kwalen. Ongeveer 1 Belg sterft
om de andere dag aan griep. (1)
Ten
tijde van de Spaanse griep stierven in 2 jaar tijd nog eens 2,5
percent van de bevolking, wat in het huidige België met zijn 12
miljoen inwoners, zowat 500 extra sterfgevallen per dag zou betekenen
of dus nog iets meer dan een schijnbare verdubbeling van het aantal
sterfgevallen. Maar uiteraard zouden deze extra doden in de jaren
daarop geen schijn van kans meer maken om andermaal te overlijden,
zodat het aantal overlijdens in de daarop volgende decennia zou dalen
met een aantal gelijk aan het aantal griepdoden. Wonder genoeg vallen
op de lange termijn dus uiteindelijk evenveel doden mét als zonder
griep: de Spaanse griep, de corona griep of de pest maken
uiteindelijk geen extra doden, ze vervroegen slechts een deel van de
overlijdens, ze bezorgen aan mensen die anders door andere ziekten
sterven, door ongelukken of door hoge ouderdom, een andere
doodsoorzaak. Maar andermaal: noch de Spaanse griep, noch het nieuwe
coronavirus, noch ongeacht welke andere doodsoorzaak kan het aantal
overlijdens doen toenemen: er sterven altijd exact evenveel mensen
als er geboren worden - uiteraard: de ten hemel opgenomenen niet te
na gesproken.
Ofschoon
wij hiermee instemmen, kunnen wij ons hierover alsnog enigszins een
ogenblik verbazen en dat geschiedt omdat wij ons niet realiseren dat
de dood van elk van ons altijd het enige nimmer ontvreemdbare bezit
is. Het naarstige temmen van 'het virus' brengt ons in de zoete waan
dat wij warempel de dood zelf verslaan.
In 1969 formuleerde de Britse scheikundige en
geneeskundige vorser James Lovelock de zogenaamde Gaia-hypothese: de
wetenschappelijke theorie die stelt dat de aarde een zichzelf
regulerend systeem is, een superorganisme: de aarde zelf is een
levend wezen dat bij verstoringen zichzelf terug in evenwicht brengt,
zoals ook elk ander levend wezen tracht te doen en wat 'homeostase'
wordt genoemd. Het Gaia-model is complex en wordt nog niet helemaal
doorgrond. Lovelock alarmeerde de wereld inzake de algehele opwarming
van de planeet ingevolge het broeikas-effect maar toonde zich een
voorstander van kernenergie, een uiteraard nog aanslepende discussie
omdat men nog steeds niet weet waarheen met het radio-actief afval.
Toen Lovelock afgelopen zomer honderd jaar oud werd,
publiceerde hij het boek "Novaceen" waarin hij een beetje
fantastisch stelt dat robots het (ecologisch) bestuur over de aarde
van mensen zullen overnemen om haar te redden. Het klinkt inderdaad
een beetje fantastisch en het doet ook denken aan de betogen van
Harari maar robots of computers zijn instrumenten van menselijke
makelij: zij voeren uit wat mensen programmeren en niet wat Gaia wikt
en beschikt. Het lijkt er daarom eerder op dat niet menselijke
instrumenten of robots maar veeleer Gaia's eigen instrumenten zouden
kunnen pogen om het evenwicht van de planeet te herstellen. Wellicht is dat nu gaande. Alvast
blijkt nu reeds dat (alle menselijke ellende buiten beschouwing
gelaten) uitgerekend op dit kritieke moment van opwarming en
dreigende catastrofe, onze aarde wereldwijd gebaat blijkt met het
nieuwe coronavirus: de catastrofale luchtvervuiling houdt op, de
overproductie en de overconsumptie worden een halt toegeroepen en
onze suïcidale economie met haar vrije marktmodel en moordende
concurrentie krijgt eindelijk de klappen die zij allang verdient.
De nieuwe pest (vervolg 7): Het recht van de sterkste
De
nieuwe pest (vervolg 7):
Het
recht van de sterkste
Zeventienduizend, dat is
het aantal abortussen dat jaarlijks wordt uitgevoerd in
België, een land met twaalf miljoen inwoners. Als onder alle acht
miljard wereldburgers even ijverig geaborteerd wordt als in België,
betekent dat jaarlijks 17.000:12.000.000x8.000.000.000=11,3
miljoen doden per jaar.
Het aantal van honger
omkomende kinderen bedraagt 30.000 per dag of 30.000x365= 11
miljoen per jaar.
Het
aantal vluchtelingen wereldwijd bedraagt 60 miljoen.
Het
aantal slaven wereldwijd bedraagt 42 miljoen.
Het
aantal mensen dat sterft aan pandemieën die 50 tot 100
miljoen slachtoffers maken terwijl zij een keer in een eeuw opduiken,
bedraagt een half tot 1 miljoen per jaar.
Foetussen
zijn levende wezens van de menselijke soort, alleen hebben zij geen
burgerrechten. Het gemak - de straffeloosheid - waarmee men hen
doodt, hangt samen met de idee dat men pas mens is - en dat men pas
mensenrechten heeft - als men burger is en daarover kunnen de
'sans-papiers' of de 'illegalen' meepraten: zij zijn op de vlucht of
worden gevangen gehouden in concentratiekampen opgericht met
smeergelden. Foetussen, illegalen, slaven en verpauperde kinderen
zijn sociaal dood.
Terwijl men jaarlijks
wereldwijd met een obligate minuut stilte de eenmalig drieduizend
slachtoffers van de aanval op het Wereld Handels Centrum blijft
herdenken waar, tussen haakjes, de wereldeconomie geregeld wordt en
waar kennelijk wordt toegestaan dat aan die wereldeconomie dagelijks
dertigduizend kinderen worden geofferd met de hongerdood, worden de
dagelijkse dertigduizend hongerdoden met gemak genegeerd. Een
ongeschreven wet zegt dat iemands rechten gelijke tred houden met
zijn bezit - waarmee hij die immers kan afdwingen. Foetussen,
vluchtelingen, slaven en verpauperde kinderen hebben geen geld en
kunnen derhalve geen rechten afdwingen. Het recht is een koopwaar
geworden en is dus veranderd in een onrecht. Rechtspraak is de
facto corrupt. Bezitlozen zijn sociaal dood. De cijfers omtrent
de slachtoffers van onrecht kunnen de plegers van dat onrecht
kennelijk niet raken. Onder mensen heerst het recht van de sterkste.
Het aantal slachtoffers
van pandemieën is een peulschil
vergeleken bij het aantal slachtoffers van allerlei vormen van
bewuste moord. Zij doen diegenen duizelen die zich er door bedreigd
voelen. Het drama is dat niet het verrichten van kwaad de mens zorgen
baart maar slechts het ondergaan ervan. Maar inzake pandemieën is
helemaal geen sprake meer van recht en onrecht, goed en kwaad: zij
bevinden zich jenseits
von Gut und Böse. Rijk
en arm, geborenen en ongeborenen, vrijen en slaven, begoede burgers
en paupers: allen worden wij overgeleverd aan de willekeur van een
onooglijk wezentje dat alleen maar gebruik maakt van het recht van de
sterkste. En daartegen heeft de huidige 'beschaving' uiteraard geen
verhaal.
(J.B.,
15 maart 2020)
14-03-2020
De Spaanse griep - docu (Cambridge University)
De Spaanse griep - docu (Cambridge University)
De Spaanse griep - docu (
De Spaanse griep - docu (
De nieuwe pest (vervolg 6): Van struisvogelpolitiek naar massahysterie
De
nieuwe pest (vervolg 6):
Van
struisvogelpolitiek naar massahysterie
Wie
zich de ramp herinnert van 26 april 1986 met de kerncentrale in het
Oekraïense Tsjernobyl waarbij 31 mensen ter plekke stierven, zal
weten dat het 33 uur duurde vooraleer met de evacuatie begonnen werd
en toen op 2 mei van dat jaar een zeer hoge radio-activiteit gemeten
werd in België, verplichtte toenmalig minister Miet Smet de weerman
Armand Pien om daarover te liegen - het uiteindelijke aantal
slachtoffers ligt momenteel om en bij de 200.000. Toen op Tweede
Kerst 2004 een tsunami in de Indische Oceaan een vloedgolf
veroorzaakte, was aanvankelijk sprake van enkele tientallen doden
maar het werden er uiteindelijk 230.000. In zijn roman La peste
uit 1947 verhaalt Nobelprijswinnaar voor de Literatuur Albert
Camus hoe men het in de besmette stad Oran op de lange baan schuift
om het kwaad bij naam te noemen en het woord 'pest' valt dan ook pas
na vele hoofdstukken vol struisvogelpolitiek. De pest maakte
miljoenen slachtoffers, de pokken 5 miljoen, de Spaanse griep tussen
de 50 en de 100 miljoen. Voor een overzicht, zie:
https://vimeo.com/134233380
Wanneer
een kwaad ongewone proporties aanneemt, hebben wij de neiging om aan
struisvogelpolitiek te gaan doen, alsof het uberhaupt mogelijk was
dat het ook zou verdwijnen door de andere kant op te kijken.
Uiteraard is dat onmogelijk maar wat daarentegen wel kan gebeuren, is
dat een al te bruuske jobstijding een nog groter kwaad veroorzaakt en
zo vervalt men van de struisvogelpolitiek in het andere uiterste van
de massahysterie. Een brand in een cinemazaal is gevaarlijk maar voor
de tol aan mensenlevens is niet zelden veeleer de paniek dan de brand
zelf verantwoordelijk; een vermeende brand met vals alarm kan
dodelijker uitpakken dan een echte vuurzee.
Massahysterie
dreigt ook dit keer te zorgen voor talloze slachtoffers via de impact
van het gebeuren op de menselijke psyche en op de economie die een
ontwrichting te wachten staat. Zal net zoals ten tijde van de Spaanse
griep andermaal moeten blijken dat, als het er echt op aan komt, de
wetenschappen machteloos staan? Zullen bij deze historische
gebeurtenis net zoals ten tijde van de ondergang van de Titanic,
ethiek en heldendom droombeelden blijken terwijl egoïsme en cynisme
brandhout zullen maken van de hoogdravende leuzen van de
christelijkheid en de humaniteit?
(J.B.,
14 maart 2020)
11-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 5): Corona en de hongersnood
De
nieuwe pest (vervolg 5):
Corona
en de hongersnood
"Let
them starve" - aldus blokten enkele jaren geleden de kranten de
beruchte uitspraken van de beroemde sir David Attenborough waar hij
het had over de bestrijding van de overbevolking in Afrika: laat ze
verhongeren, anders blijven ze zich vermenigvuldigen! (1) En de
internationaal geaccepteerde definitie van genocide indachtig, welke
bepaalt dat ook maatregelen bedoeld om geboorten binnen de geviseerde
groep te voorkomen als genocide moeten bestempeld worden (2), keken
wij toentertijd aan tegen de uitlatingen van hooggeleerde heren zoals
moraalfilosoof Etienne Vermeersch die via specifieke
geboortebeperking zijn ideaal wenste te verwezenlijken van een wereld
zonder gehandicapten, zoals hij ook een wereld zonder honger wenste
te bekomen door de hongerigen over te laten aan hun bittere lot,
waarmee hij de prominente David Attenborough naar de mond praatte.
Beide geleerden konden alvast rekenen op enige bijval van eugenetici
en wereldverbeteraars in het zog van Thomas Malthus, over wie
literatuurprofessor David Paroissien schrijft dat de wereldberoemde
auteur en tijdgenoot van Malthus, Charles Dickens, hem middels zijn
misantrope vrek Ebenezer Scrooge een veeg uit de pan geeft: in A
Christmas Carol weigert Scrooge
aalmoezen aan de bedelaars met het argument dat ze maar beter
verhongeren omdat ze aldus nog meehelpen in de strijd tegen de
overbevolking. Dickens haatte kennelijk deze utilitaristen, vaak van
hogere komaf en zonder voeling met het volk, zoals Malthus, Bentham
en Mill en in romans zoals Hard Timesklaagt hij ze ook aan als
onrechtplegers en onmensen. (3) Het gaat daar in feite om de
verdedigers van het inhumane kapitalisme ten tijde van de industriële
revolutie in ellendige fabriekssteden zoals Manchester - toestanden
welke Friedrich Engels tot zijn sociaal engagement dreven.
Behalve
volstrekt immoreel zijn deze schandalige uitspraken ook
wetenschappelijke onzin. Immers, waar ondervoeding heerst, wapent
zich de natuur via vooralsnog onbekende mechanismen door meer meisjes
te laten geboren worden zodat een vermenigvuldigingstoename
ontstaat waarmee de soort de sterfte en de onvruchtbaarheid probeert
te compenseren. (4)
Maar
niet alleen op biologisch vlak, ook socio-economisch gezien kan een
oplossing van vermeende overpopulatie in streken waar armoede heerst
enkel bestaan in een versterking van de sociale zekerheid en in het
bijzonder door het garanderen van pensioenen zodat ouderen m.b.t. hun
overleving niet langer moeten terugvallen op hun kinderen.
Last
but not least is vermeende overbevolking allereerst een
ecologisch probleem en precies omdat overbevolking
een probleem is omwille van de ecologische voetafdruk (5) terwijl de
afdruk van de armen verwaarloosbaar is, snijdt het verwijt van
overbevolking van de rijken aan de armen helemaal geen hout: die
leugen is een puur repressiemiddel dat behoort tot de meest cynische
vormen van machtsmisbruik ooit. (6)
Nu
het ernaar uitziet dat de huidige pandemie wel eens zou kunnen zorgen
voor een terugloop van de aangroei van de wereldbevolking, zal echter
niet in de eerste plaats het aantal coronadoden daarvoor
verantwoordelijk zijn. Het is weliswaar zo dat het te verwachten
aantal slachtoffers van deze pandemie - gesteld dat zij niet tijdig
kan ingedijkt worden - de prognoses zoals die in de media bekend
werden gemaakt ver zal overtreffen. Het zogenaamde 'geruststellen'
van de bevolking waarin onverantwoordelijke beleidsvoerders zich bij
de aanvang van elke grote ramp welhaast lijken te verkneukelen,
verkapt vaker een catastrofaal minimaliseren van de ernst van de
toestand en zo blijkt men bij de eerste voorspellingen helemaal geen
rekening te hebben gehouden met de incubatietijd van de ziekte. Omdat
alleen mensen met ziektesymptomen op de aanwezigheid van het virus
worden getest, tonen de navenante statistieken niet de huidige
besmettingstoestand doch de situatie zoals deze was over een periode
gelijk aan de incubatietijd - bijvoorbeeld twee weken. Maar dat houdt
dan ook in dat de statistieken de verspreiding van het virus van twee
weken geleden weergeven. En de actuele verspreiding is dan
gelijk aan het aantal gevallen dat binnen twee weken zal gemeten
worden. Telt men bijvoorbeeld vandaag 100 gevallen terwijl men
weet dat de ziektegevallen zich dagelijks verdubbelen en dat de
incubatietijd twee weken bedraagt, dan moet daaruit afgeleid worden
dat het actuele aantal besmettingen niet 100 is doch 100x2[tot de
macht 14]=1638400.
Maar
wellicht zullen niet zozeer de coronadoden verantwoordelijk zijn voor
een inperking van de wereldbevolking (die, zoals eerder aangegeven,
uitsluitend op grond van de genoemde fatoren wellicht zou stagneren)
maar veeleer de slachtoffers van de onafwendbare hongersnood die zeer
binnenkort zal toeslaan zoals dat ook gebeurde bij eerdere
pandemieën. Omdat de complexiteit van een samenleving recht
evenredig is met haar kwetsbaarheid terwijl de wereldgemeenschap
almaar complexer wordt door toenemende specialisatie en
interdependentie, moet men zich ervoor hoeden de gevolgen te
onderschatten.
De nieuwe pest (vervolg 4): Hetcoronavirus en de bejaarden
De
nieuwe pest (vervolg 4):
Het
coronavirus en de bejaarden
Mensen met een sterk
immuunsysteem hebben een hogere levensverwachting, waaruit volgt dat
zij beter vertegenwoordigd zijn in de categorie van de bejaarden.
Nochtans blijkt vandaag (en dit was heel anders een eeuw geleden ten
tijde van de Spaanse griep) de meeste slachtoffers van corona onder
de bejaarden vallen. Edoch, te concluderen tot een oorzakelijk
verband tussen leeftijd en sterftekans is mogelijkerwijze een
serieuze misvatting: niet de ouderdom doch de leefomgeving kon wel
eens de oorzaak zijn van het opvallende verschil. Het biotoop van
bejaarden verschilt vandaag immers in niet geringe mate van dat van
een eeuw geleden.
Honderd jaar geleden
bleven de mensen thuis wonen tot aan hun dood, ze trokken bij hun
kinderen in ofwel bleven hun toekomstige erfgenamen bij hen inwonen
op het erf. Uit de sterftecijfers ten tijde van de Spaanse griep
blijkt dat ouderen ondervertegenwoordigd waren bij de
slachtoffers van de verschrikkelijke pandemie: het leeuwendeel van de
doden trof men aan onder de jonge mensen - de soldaten. Sommigen
wijten dat aan een overgeactiveerde afweer als uiteindelijke
doodsoorzaak maar dit lijkt bijzonder twijfelachtig. Meer zekerheid
heeft men over het feit dat hun huidige leefomgeving de bejaarden
extra gevoelig maakt voor besmettelijke ziekten.
Een groot gedeelte van
de bejaarden beëindigen vandaag hun leven immers in zorgcentra of
tehuizen en daar zijn wel meer factoren aanwijsbaar die hen kwestbaar
maken voor infectieziekten. Het uit de vertrouwde omgeving gerukt
worden van ouderlingen brengt desoriëntatie en depressie mee terwijl
die psycho-sociale malaise een nefaste weerslag heeft op de fysieke
conditie: een tekort aan levenslust ondermijnt de immuniteit van de
betrokkene.
Edoch, afgezien van deze
psycho-sociale factoren die de gezondheid onmiskenbaar kunnen
beïnvloeden, zijn in de eerste plaats uiteraard de lichamelijke en
de fysische omstandigheden verantwoordelijk voor een vandaag
toegenomen sterftekans onder de bejaarden.
Zorginstellingen voor
ouderlingen doen vaak denken aan klinieken - soms zelfs aan
gevangenissen - en waar mensen verblijven die aan dementie lijden,
zijn ze dat in feite ook. Uit veiligheidsoverwegingen zijn deze
gebouwen quasi hermetisch van de buitenwereld afgesloten zodat het
wel lijkt dat de bewoners daar in quarantaine zitten. Alle
gesofisticeerde airconditioning ten spijt, zorgen de uit voorzorg
gesloten ramen dan toch voor een broeierige atmosfeer waaraan
insiders wennen maar die bezoekers vaker commentariëren. Als de
lichaamsbeweging bij de bewoners onvoldoende wordt gestimuleerd,
vergroot niet alleen de kans op breuken maar baant de spieratrofie de
weg naar een algemene verzwakking van de afweer. Vooral de
onafgebroken dagelijkse in- en uitloop van medisch en paramedisch
personeel - huisartsen, verplegers, diëtisten, fysiotherapeuten,
kinesisten, voeten- en handen verzorgers - vergroot de infectiekansen
omdat deze beroepsgroepen onmogelijk de verspreiding van ziektekiemen
onder hun patiënten kunnen vermijden.
Scholen kunnen de deuren
sluiten voor de duur van de pandemie en ook crêches kunnen dat doen
maar voor zorginstellingen valt dat heel wat moeilijker en is het
praktisch gezien dikwijls geheel onuitvoerbaar: men kan slechts
aanbevelen om de ouderen waar mogelijk voor de duur van de pandemie
uit de instellingen weg te halen en bij familieleden te huisvesten.
(J.B., 10 maart 2020)
09-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 3): De boemerang
De
nieuwe pest (vervolg 3):
De
boemerang
Het ware geheel strijdig
met de christelijke leer van de vergeving om, zoals de huidige paus
doet, te geloven dat de plagen die de mensheid treffen iets konden te
maken hebben met een zogenaamde 'immanente rechtvaardigheid': God
wreekt zich niet en nog veel minder zal Hij onschuldigen straffen.
Maar de gang van de geschiedenis brengt vandaag wel andermaal de
verpletterende menselijke verantwoordelijkheid aan het licht wanneer
bij het uitbreken van een pandemie de onverbiddellijkheid van de
natuur gaat contrasteren met de onverschilligheid van het rijke
Noorden jegens de vluchtelingen uit het arme Zuiden. De natuurlijke
onverbiddelijkheid en de menselijke onverschilligheid mogen dan al
gelijkaardige gevolgen hebben: door het feit dat menselijke
onverschilligheid een gewilde en dus bewuste keuze is, rest de
onverschilligen zelf geen enkel verhaal meer tegen de
onverbiddelijkheid van de natuur.
Indien toeval bestond
dan zou men kunnen zeggen dat het toeval wil dat de belangrijkste
attributen van het ten hemel schreiende onrecht in natuurlijke en dus
in geheel onafwendbare vormen als een boemerang zijn teruggekeerd: de
oorlog onder mensen wordt een oorlog tussen mens en virus waarbij
voor de mens noch transcontinentale raketten noch geavanceerde
nucleaire wapens nog van enig nut kunnen zijn; de zogenaamde
vluchtelingenkampen waarin zeven miljoen mensen opgesloten werden en
die in feite concentratiekampen zijn, krijgt zijn evenbeeld in de
quarantaine waaraan steeds meer rijke steden zich op straffe van een
snelle en algehele ondergang moeten onderwerpen; de verdrinkingsdood
van zovele duizenden bootvluchtelingen in de Middellandse Zee keert
terug in de longpest welke de huidige griep vergezelt en waarbij de
longen zich vullen met bloed zodat de zieke in zijn eigen bloed
verdrinkt en tenslotte: van bij voorbaat delen de overheden aan de
bevolking mede dat de zieken niet welkom zijn bij hun huisdokters en
in de hospitalen omdat er voor hen geen plaats is.
(J.B., 9 maart 2020)
08-03-2020
De nieuwe pest (vervolg 2): De rode pest
De
nieuwe pest (vervolg 2):
De
rode pest
Toen exact honderd jaar
geleden de Spaanse griep was uitgewoed, had hij het derde deel van de
toenmalige wereldbevolking van anderhalf miljard mensen geïnfecteerd
en tussen de vijftig en honderd miljoen mensen gedood, wat 2,5 à 5
percent van de wereldbevolking betekende. Het sterftecijfer van het
huidige coronavirus blijkt in dezelfde orde van grootte te liggen en
als het virus niet kan ingedijkt worden zoals verhoopt, dreigt de
huidige wereldbevolking van 7,77 miljard mensen terug te lopen tot
7,58 à 7,57 miljard... gesteld dat de slachtoffers in één ogenblik
zouden vallen. Neemt men daarentegen aan dat de griep zich spreidt
over een periode van twee jaar (zoals dat het geval was met de
Spaanse griep) dan moet ook de normale bevolkingstoename in rekening
gebracht worden: de dagelijkse toename met 227.000 mensen betekent in
twee jaar tijd 165,71 miljoen mensen erbij. In dat geval zal tegen
2022 de wereldbevolking bestaan uit 7,54 à 7,73 miljard mensen, wat
bijna een stagnatie betekent.
Maar
het nauwelijks teruglopen van het wereldbevolkingsaantal houdt niet
in dat de pandemie helemaal geen invloed zou hebben op het
wereldgebeuren omdat de huidige wereldeconomie onderhevig is aan de
vrije markt, wat betekent dat zij pas kan blijven voortbestaan op
voorwaarde dat zij onafgebroken groeit en daarom ook spreekt men
inzake de vrije markteconomie over een suïcidale economie. Dat
betekent dat een economische stilstand rampzalig zal zijn voor de
westerse economie, terwijl China aan deze catastrofe ontsnapt omdat
dit communistisch land met 1,4 miljard inwoners een planeconomie
heeft.
Deze
prognose inzake de huidige pandemie mag dan wel simplistisch klinken
maar niemand kan om de feiten heen en de kleur van de beurzen is
vandaag al bloedrood.Een
pandemie lijkt warempel een zege voor de Chinese economie en zo zal
men binnenkort misschien wel spreken over de rode pest.
(J.B., 8 maart 2020)
07-03-2020
De nieuwe pest (vervolg)
De
nieuwe pest (vervolg)
In
gevolge de grote pestepidemie die Europa teisterde in de veertiende
eeuw, vielen tussen de 75 en de 100 miljoen doden. Dat aantal komt
overeen met het aantal slachtoffers wereldwijd van de Spaanse griep
uit 1918-19 dat geschat wordt op 50 tot 100 miljoen, wat vijf keer
meer is dan het aantal gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog die
eindigde middenin de tweede golf van de Spaanse griep, op 11 november
1918. De Spaanse griep kwam in drie golven en een eerste golf,
beginnende in maart 1918, was eerder mild; de tweede golf, in het
najaar van 1918, was echter des te dodelijker en het was toen dat de
meeste slachtoffers vielen.
In
1893 publiceerde de Benedictijner monnik en historicus, Francis Aidan
Gasquet (1846-1929), bij George Bell & sons in Londen een werk
over de zwarte dood in de veertiende eeuw, getiteld: "The black
death of 1348 en 1349". De ingescande tekst van de tweede editie
(1908) van de oorspronkelijke uitgave alsook een PDF en een ePub-bestand
kunnen hier gedownload worden:
Opvallend
genoeg begon ook deze verschrikkelijke pandemie in Azië en zette in
Europa voet aan wal in Italië. Als reden wordt vaak aangegeven dat
de grote handelsroutes uit het Oosten naar Italië voeren, denk maar
aan de havens van Genua en Venetië. Toch is dit nu niet langer het
geval en desalniettemin blijkt alweer Italië het eerste besmette
Europese land. Misschien moet men aan andere oorzaken denken, zoals
de trek van vogels, vissen of nog andere dieren? Het huidige
griepvirus zou volgens sommigen van een schubbendier afkomstig zijn
en sinds oudsher is het dierenrijk hoe dan ook het reservoir van
allerlei virussen en dat zou mogelijkerwijze ook de vele besmettingen
kunnen verklaren die kennelijk niet zijn geschied via intermenselijk
contact.
Ofschoon
sommige historici sterk twijfelen aan de onderlegdheid en de
accuraatheid van de historicus in kwestie, volgen hierna alsnog
enkele citaten uit het boek van kardinaal pater Gasquet: vooreerst
uit het voorwoord, vervolgens uit het eerste hoofdstuk over het begin
van de pestepidemie, uit het tweede hoofdstuk over de epidemie in
Italië, uit het derde hoofdstuk over het voortschrijden van de pest
in Frankrijk, uit het vierde hoofdstuk over de verspreiding van de
pest in de rest van Europa, uit het negende hoofdstuk over de
verlatenheid in Engeland en uit het tiende hoofdstuk over enkele
gevolgen van de grote sterfte.
Francis Aidan Gasquet, The Black death, George Bell & sons in Londen, 1908 (The Project Gutenberg EBook of The Great Pestilence (A.D. 1348-9), by Francis Aidan Gasquet), pag. xiii-xiv:
The
story of the Great Pestilence of 13489 has never been fully told.
In fact, until comparatively recent times, little attention was paid
to an event which, nevertheless, whether viewed in the magnitude of
the catastrophe, or in regard to its far-reaching results, is
certainly one of the most important in the history of our country.
Judged
by the ordinary manuals, the middle of the fourteenth century appears
as the time of England's greatest glory. Edward III. was at the very
height of his renown. The crushing defeat of France at Crecy, in
1346, followed the next year by the taking of Calais, had raised him
to the height of his fame. When, wearing the laurels of the most
brilliant victory of the age, he landed at Sandwich, on October 14th,
1347, the country, or at least the English courtiers, seemed
intoxicated by the success of his arms. "A new sun," says
the chronicler Walsingham, "seemed to have arisen over the
people, in the perfect peace, in the plenty of all things, and in the
glory of such victories. [p-xiv] There was hardly a woman of any name
who did not possess spoils of Caen, Calais and other French towns
across the sea;" and the English matrons proudly decked
themselves with the rich dresses and costly ornaments carried off
from foreign households. This was, moreover, the golden era of
chivalry, and here and there throughout the country tournaments
celebrated with exceptional pomp the establishment of the Order of
the Garter, instituted by King Edward to perpetuate the memory of his
martial successes. It is little wonder, then, that the Great
Pestilence, now known as the "Black Death," coming as it
does between Crecy and Poitiers, and at the very time of the creation
of the first Knights of the Garter, should seem to fall aside from
the general narrative as though something apart from, and not
consonant with, the natural course of events.
Francis Aidan Gasquet, pag. 1-3:
CHAPTER
I. THE COMMENCEMENT OF THE EPIDEMIC.
The
Great Pestilence, which first reached Europe in the autumn of 1347,
is said to have originated in the East some three or four years
previously. So far as actual history goes, however, the progress of
the disease can be traced only from the ports of the Black Sea and
possibly from those of the Mediterranean, to which traders along the
main roads of commerce with Asiatic countries brought their
merchandise for conveyance to the Western world. Reports at the time
spoke of great earthquakes and other physical disturbances as having
taken place in the far East, and these were said to have been
accompanied by peculiar conditions of the atmosphere, and followed by
a great mortality among the teeming populations of India and China.
Pope Clement VI. was informed that the pestilence then raging at
Avignon had had its origin in the East, and that, in the countries
included under that vague name, the infection had spread so rapidly,
and had proved to be so deadly, that the victims were calculated at
the enormous, and no doubt exaggerated, number of nearly
four-and-twenty millions.
A
Prague chronicle speaks of the epidemic in the kingdoms of China,
India, and Persia, and the contemporary historian, Matteo Villani,
reports its conveyance to Europe by Italian traders, who had fled
before it from the ports on the eastern shores of the Black Sea. The
same authority [p002] corroborates, by the testimony of one who had
been an eye-witness in Asia, the reports of certain Genoese merchants
as to earthquakes devastating the continent and pestilential fogs
covering the land. "A venerable friar minor of Florence, now a
bishop, declared," so says Villani, "that he was then in
that part of the country at the city of Lamech, where by the violence
of the shock part of the temple of Mahomet was thrown down."
A
quotation from Hecker's "Epidemics of the Middle Ages" will
be a sufficient summary of what was reported of the plague in eastern
countries before its arrival in Europe. "Cairo lost daily, when
the plague was raging with its greatest violence, from 10 to 15,000,
being as many as, in modern times, great plagues have carried off
during their whole course. In China more than thirteen millions are
said to have died, and this is in correspondence with the certainly
exaggerated accounts from the rest of Asia. India was depopulated.
Tartary, Mesopotamia, Syria, Armenia were covered with dead bodies;
the Kurds fled in vain to the mountains. In Caramania and Cæsarea
none were left alive. On the roads, in the camps, in the
caravansaries unburied bodies were alone to be seen. In Aleppo 500
died daily; 22,000 people and most of the animals were carried off in
Gaza within six weeks. Cyprus lost almost all its inhabitants; and
ships without crews were often seen in the Mediterranean, as
afterwards in the North Sea, driving about and spreading the plague
wherever they went ashore."
Francis Aidan Gasquet, pag. 16:
CHAPTER
II. THE EPIDEMIC IN ITALY.
The
great sickness reached Italy in the early days of 1348. The report at
Avignon at the time was that three plague-stricken vessels had put
into the port of Genoa in January, whilst from another source it
would appear that at the same time another ship brought the contagion
from the East to Venice. From these two places the epidemic quickly
spread over the entire country. What happened in the early days of
this frightful scourge is best told in the actual words of Gabriel
de' Mussi, who possessed special means of knowledge, and who has
until quite recently been looked upon, but incorrectly, as a
passenger by one of the very vessels which brought the plague from
the Crimea to Genoa. The history of the progress of the plague may be
gathered from the pages of the detailed chronicles, which at that
time recorded the principal events in the various large and
prosperous cities of the Italian peninsula, as well as from the
well-known account of the straits to which Florence was reduced by
the sickness, given in the introduction to the "Decameron"
of Boccaccio.
Francis Aidan Gasquet, pag. 34-35:
CHAPTER
III. PROGRESS OF THE PLAGUE IN FRANCE.
Almost
simultaneously with the outbreak of the pestilence in Italy it
obtained a foothold in the South of France. According to a
contemporary account, written at Avignon in 1348, the disease was
brought into Marseilles by one of the three Genoese ships, which had
been compelled to leave the port of Genoa when the inhabitants
discovered that by their means the dreaded plague had already
commenced its ravages in their city. It would consequently appear
most likely that the mortality began in Marseilles somewhere about
the first days of January, 1348, although one account places the
commencement of the sickness as early as All Saints' Day (November
1), 1347. The number of deaths in this great southern port of France
fully equalled that of the populous cities of Italy. In a month the
sickness is said to have carried off 57,000 of the inhabitants of
Marseilles and its neighbourhood. One chronicle says that "the
Bishop, with the entire chapter of the cathedral, and nearly all the
friars, Preachers and Minorites, together with two-thirds of the
inhabitants, perished" at this time; and adds that upon the sea
might be seen ships, laden with merchandise, driven about hither and
thither by the waves, the steersman and every sailor having been
carried off by the disease. Another, speaking of Marseilles after the
pestilence had passed, says that "so many died that it [p035]
remained like an uninhabited place."
Francis Aidan Gasquet, pag. 51-57:
After
speaking of the evidence given by a pilgrim to Santiago, Li Muisis
proceeds to relate his own experiences in Tournay in the summer of
1349. This he does in verse and prose. The poem, after speaking of
the manifestation of God's anger, describes the plague beginning in
the East and passing through France into Flanders. (...)
John
de Pratis, the Bishop of Tournay, was one of the first to be carried
off by the sickness. He had gone away for change of air, and on
Corpus Christi Day, June 11th, 1349, he carried the blessed Sacrament
in the procession at Arras. He left that city the next day for
Cambray, but died the day after almost suddenly. He was buried at
Tournay; and "time passed on," says our author, to the
beginning of August, up to which no other person of authority died in
Tournay. But after the feast of St. John the plague began in the
parish of St. Piat, in the quarter of Merdenchor, and afterwards in
other parishes. Every day the bodies of the dead were borne to the
churches, now five, now ten, now fifteen, and in the parish of St.
Brice sometimes twenty or thirty. In all parish churches the curates,
parish clerks, and sextons to get their fees, [p052] rang morning,
evening, and night the passing bells, and by this the whole people of
the city, both men and women, began to be filled with fear.
(...)
The bodies of the dead were to be buried immediately in graves at
least six feet deep. There was to be no tolling of any bell at
funerals. The corpse was not to be taken to the church, but at the
service only a pall was to be spread on the ground, whilst after the
service there was to be no gathering together at the houses of the
deceased. Further, all work after noon on Saturdays and during the
entire Sunday was prohibited, as also was the playing of dice and
making use of profane oaths.
(...)
I
have tried, says our author, to write what I know, "and let
future generations believe that in Tournay there was a marvellous
mortality. I heard from many about Christmas time who professed to
know it as a fact that more than 25,000 persons had died in Tournay,
and it was strange [p053] that the mortality was especially great
among the chief people and the rich. Of those who used wine and kept
away from the tainted air and visiting the sick few or none died. But
those visiting and frequenting the houses of the sick either became
grievously ill or died. Deaths were more numerous about the market
places and in poor narrow streets than in broader and more spacious
areas. And whenever one or two people died in any house, at once, or
at least in a short space of time, the rest of the household were
carried off. So much so, that very often in one home ten or more
ended their lives together, and in many houses the dogs and even cats
died. Hence no one, whether rich, in moderate circumstances, or poor,
was secure, but everyone from day to day waited on the will of the
Lord. And certainly great was the number of curates and chaplains
hearing confessions and administering the Sacraments, and even of
parish clerks visiting the sick with them, who died."
In
the parishes across the river, the mortality was as great as in
Tournay itself. Although death as a rule came so suddenly, still the
people for the most part were able to receive the Sacraments. The
rapidity of the disease, remarked upon by Petrarch and Boccaccio in
Italy, is also spoken of in the same terms by the Abbot of St.
Martin's. People that one had seen apparently well and had spoken to
one evening were reported dead next day. He specially remarks upon
the mortality among the clergy visiting the sick, and speaks of the
creation of two new cemeteries outside the walls of the town. One was
in a field near the Leper House De
Valle,
the other at the religious house of the Crutched Friars. Strange to
say Li Muisis speaks of the disfavour with which this necessary
precaution of establishing new grave-yards was regarded. People, he
says, grumbled because they were no longer [p054] allowed to be
buried in their own family vaults. The town authorities, however,
were firm, and as the pestilence increased deep pits were dug in
these two common burying places, and into them numbers of bodies were
constantly being thrown and covered up with a slight layer of earth.
Francis Aidan Gasquet, pag. 58-59:
CHAPTER
IV. THE PLAGUE IN OTHER EUROPEAN COUNTRIES.
(...)
From
Sicily, Sardinia, and Corsica the plague was carried to the Balearic
Islands. The three streams of infection met with destructive force at
Majorca. The historian Zurita declares that in less than a month
15,000 persons had perished on the island. Another writer estimates
the total loss of life during the epidemic at double that number, and
some ancient records have been quoted as stating that in the island
eight out of every ten people must have died, a proportion, of
course, exaggerated, but sufficient to show local tradition as to the
extent of the misfortune. In the monasteries and convents, according
to this authority, not one religious was left; and the Dominicans are
said to have been obliged to recruit their numbers by enrolling quite
young children.
The
scourge fell upon Spain in the early part of the year 1348. It is
supposed to have first appeared at Almeira, and in Barcelona whole
quarters of the city were depopulated and rendered desolate by it. In
May, 1348, it was already raging in Valencia, and by midsummer 300
persons a day are reported to have been buried in the city. At [p059]
Saragossa, where Pedro IV. then was, the malady was at its height in
September. The people here, as elsewhere, became hardened, and
charity died out in the presence of the terrors of death. They fled
from the sick, leaving them to die alone, and abandoned the corpses
of the dead in the streets. Most of the cities and villages of Spain
suffered more or less severely, and the sickness appears to have
lingered longer here than in most other countries. The new Queen of
Aragon had been one of the earliest victims; Alphonsus XI. was one of
the last. In March, 1350, he was laying siege to Gibraltar, when the
plague broke out suddenly with great violence amongst his troops. He
refused to retire, as his officers desired him to do, and fell a
victim to the epidemic on Good Friday, March 26th, 1350.
Francis Aidan Gasquet, pag. 58-67:
From
Flanders, where the pestilence was at Tournay in December, 1349, as
before reported, the epidemic spread into Holland. Here in the
following year its progress was marked by the same great mortality,
especially among those who lived together in monasteries and
convents. "At this time," writes the chronicler, "the
plague raged in Holland as furiously as has ever been seen. People
died walking in the streets. In the Monastery of Fleurchamps 80 died,
including monks and lay brethren. In the Abbey of Foswert, which was
a double monastery for men and women, 207 died, including monks,
nuns, lay brethren, and lay sisters.
Francis Aidan Gasquet, pag. 162-163:
CHAPTER
IX. THE DESOLATION OF THE COUNTRY.
So
far the course of the epidemic in England has been followed from
south to north. It is now necessary to consider some statistics and
immediate results of the plague.
The
diocese of Salisbury comprised the three counties of Dorset, Wilts,
and Berkshire. The total number of appointments made by the Bishop,
in his entire diocese, is said to have been 202 in the period from
March 25th, 1348, to March 25th, 1349; and 243 during the same time
in the year following. Of this total number of 445 it is safe to say
that two-thirds were institutions to vacancies due to the plague.
Roughly speaking, therefore, in these three counties, comprised in
the diocese of Sarum, some 300 beneficed clergy, at least, fell
victims to the scourge.
The
county of Dorset may first be taken. The list of institutions taken
from the Salisbury episcopal registers, given in Hutchins' history of
that county, numbers 211. During the incidence of the plague ninety
of these record a change of incumbent, so that, roughly, about half
the benefices were rendered vacant. In several cases, moreover,
during the progress of the epidemic changes are recorded twice or
three times, so that the total number of institutions made to
Dorsetshire livings at this time was 110. As regards the
non-beneficed clergy, secular and regular, their proportion to those
holding benefices will be considered in the [p163] concluding
chapter. Here it is sufficient to observe that the proportion
commonly suggested is far too low.
It
is almost by chance that any information is afforded as to the effect
of the visitation in the religious houses. All contemporary
authorities, both abroad and in England, agree in stating that the
disease was always most virulent and spread most rapidly where
numbers were gathered together, and that, when once it seized upon
any house, it usually claimed many victims. Consequently when it
appears that early in November, 1348, the abbot of Abbotsbury died,
and that about Christmas Day of that year John de Henton, the abbot
of the great monastery of Sherborne, also died, it is more than
probable that many of the brethren of those monasteries were also
carried off by the scourge.
In
the county of Wilts the average number of episcopal institutions, for
three years before and three years after the mortality, was only 26.
In the year 1348 there are 73 institutions recorded in the registers,
and in 1349 no less a number than 103, so that of the 176 vacancies
filled in the two years the deaths of only some 52 incumbents were
probably due to normal causes, and the rest, or some 125 priests
holding benefices in the county, may be said to have died from the
plague.
Francis Aidan Gasquet, pag. 194-195:
CHAPTER
X. SOME CONSEQUENCES OF THE GREAT MORTALITY.
It
will be evident to all who have followed the summary of the history
of the epidemic of 1349, given in the preceding chapters, that
throughout England the mortality must have been very great. Those
who, having examined the records themselves, have the best right to
form an opinion, are practically unanimous in considering that the
disease swept away fully one-half of the entire population of England
and Wales.
But
whilst it is easy enough to state in general terms the proportion of
the entire population which probably perished in the epidemic, any
attempt to give even approximate numbers is attended with the
greatest difficulty and can hardly be satisfactory. At present we do
not possess data sufficient to enable us to form the basis of any
calculation worthy of the name. From the Subsidy Roll of 1377or
some 27 years after the great mortalityit has been estimated that
the population at the close of the reign of Edward III. was about
2,350,000 in England and Wales. The intervening years were marked by
several more or less severe outbreaks of Eastern plague; and one
year, 1361, would have been accounted most calamitous had not the
memory of the fatal year 1349 somewhat overshadowed it. At the same
time the French war continued to tax the strength of the country and
levy its tithe upon the lives of Englishmen. It may consequently be
believed that the losses during the thirty years which followed the
plague of 1349 would be sufficient to prevent any actual increase of
the population, and that somewhere about two and a half millions of
people were left in the country after the [p195] epidemic had ceased.
If this be so, it is probable that previously to the mortality the
entire population of the country consisted of from four to five
millions, half of whom perished in the fatal year.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: