Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
17-02-2019
Over seks en samenleving (delen 1-4)
Over
seks en samenleving
(delen 1-4)
1.
Seks
en macht
Vandaag
vragen steeds meer mensen zich verontwaardigd af waarom in 's
hemelsnaam derden moeten betrokken worden in de overeenkomst die twee
volwassenen met elkaar sluiten om samen door het leven te gaan: met
welk recht dringen volstrekt onbekende machthebbers zich via totaal
onpersoonlijke instituten op om hun zegen te geven over de meest
serieuze en intieme relaties die mensen met elkaar kunnen aangaan?
Want het huwelijk is een contract waarbij de partners in feite bij de
staat dit allerintiemste gaan opbiechten, zodat zij daarvoor dus als
het ware zo niet aan vreemden dan toch aan een onpersoonlijke
instantie de toelating vragen en zodoende beamen dat hun onderlinge
intieme relaties ondergeschikt worden aan hun relaties met die
instantie. Door te trouwen, belijden zij dat hun huwelijk in dienst
staat van de staat; zij maken hun onderlinge intimiteit ondergeschikt
aan de volstrekt onpersoonlijke relatie die zij als burger hebben met
de staat. Door middels onder meer sociale druk het huwelijk af te
dwingen, pleegt de staat in feite een machtsgreep op de burger: de
staat vernietigt de persoonlijke intimiteit tussen mensen door deze
aan een onpersoonlijke machtsrelatie ondergeschikt te maken.
Misschien
staat men er niet bij stil dat dit alleen maar kan gebeuren omdat
mensen als het ware van in den beginne in de klauwen van potentaten
gevangen zitten, voor wie het erom te doen is beslag te leggen op het
leven zelf: het levend wezen 'mens' dankt zijn bestaan aan zijn
burgerschap; het burgerschap gaat aan het mens-zijn vooraf; men kan
pas mens zijn als men eerst burger is, wat betekent: als men eerst
zijn mens-zijn aan de staat heeft verkocht, wat zich bijvoorbeeld
manifesteert in de problematiek van de sans-papiers: wie niet over
identiteitsbewijzen beschikken, bestaan ook niet want wij bestaan
niet bij de gratie van onze schepper maar dankzij 'vadertje staat',
'het vaderland'. Analoog aan de problematiek van de sans-papiers
volgt uit diezelfde perversie de armoedeproblematiek: de mens is wat
hij heeft, hij is niets meer dan zijn bezit, een getal op zijn
bankrekening en hij dwingt pas respect af als eigenaar; men is eerst
eigenaar en dan pas mens. Een gevolg daarvan is dat wie geen ander
bezit hebben dan het eigen leven, gedood kunnen worden zonder dat een
haan daar naar kraait, bezitsloze mensen kunnen immers geen rechten
doen gelden. Een bijzonder geval daarvan is de onbestrafte moord op
het ongeboren kind dat immers nog geen burger is.
De
machtsuitoefening over menselijke intieme relaties is slechts een
onderdeel van een alles en allen omvattende beheersing van onderdanen
en een verklaring in de vorm van een beschrijving van de historische
evolutie daarvan vindt men bij Michel Foucault: vroeger had de vorst
het recht over leven en dood van zijn onderdanen zoals ook de pater
familias
die, omdat hij aan zijn kinderen en slaven het leven schonk, ook het
recht had het hen weer te ontnemen. Dit uit zich tot vandaag
bijvoorbeeld in het recht van de staat om van de burgers te eisen dat
ze in oorlogstijd naar het front gaan vechten weigeraars krijgen
de dood met de kogel al kan dit ook worden uitgelegd als een
afgeleide van het recht op zelfverdediging. In de zeventiende eeuw is
dit recht om te doden 'omwille van het leven' verschoven naar het
recht om het leven te maximaliseren, wat in feite neerkomt op het
recht om het uit te buiten: de macht organiseert de staat met het oog
op het uitoefenen van controle over alle beschikbare energieën die
aan personen onttrokken worden door hun wil uit te schakelen en deze
te vervangen door de wil van de staat. Zo zijn de burgers eraan
gewend geraakt dat zij tewerkgesteld worden en dat zij aldus in feite
het meesterschap over hun fysieke en mentale krachten uit handen
geven aan een overheid die hun gebiedt in welke activiteiten zij die
krachten dienen om te zetten, wat betekent dat de overheid haar
burgers gebiedt wat te doen en te laten. De machtsgreep gebeurt via
de politiek, de economie, de opvoeding en noem maar op en een
bijzondere toepassing daarvan is de macht die de staat uitoefent over
de intieme relaties van mensen onderling. (1) Een ontleding van het
samenspel van staat en kerk op dit vlak brengt een duizelingwekkende
beheersing door de machthebbers van de meest innerlijke kern van de
mensen aan het licht. En in wezen gaat het in dezer over niets minder
dan fascisme.
Seks
en fascisme
In
een artikel getiteld Soldatenhardheid
en opofferende moeders. Over gezin en seksualiteit tijdens 'De Nieuwe
Orde',
schrijft Bob Carlier (1931-1990) "in
Vlaanderen de meest prominente vertolker van een progressief
perspectief op seksualiteit en relaties"
(2) hoe in de periode 1930-1940 Europa in de ban kwam van het
fascisme, alhier bekend als 'De Nieuwe Orde': een "autoritair
systeem waarnaar de burgerij grijpt om haar belangen in
crisisperiodes te verdedigen als dit met democratische middelen niet
(meer) gaat" (3)
Op vlak van relaties en seksualiteit worden de traditioneel
burgerlijke waarden gehuldigd; het gezin als hoeksteen van de staat
vormt een staat in het klein, gebouwd op een levenslange monogame
relatie waarin de vrouw bij de haard, onderworpen aan haar man, in
feite haar bestaansrecht ontleent aan haar functie als 'broedmachine'
van de staat. Alle vormen van seks die dit politiek vooropgesteld
einddoel niet dienen zijn daarom uit den boze, en dus ook praktijken
zoals anticonceptie, prostitutie, abortus, masturbatie en
homoseksualiteit zelfs al te frequente (en dus niet functionele)
seksuele betrekkingen binnen
het
huwelijk worden om die reden afgekeurd: (...)
een overdaad aan geslachtsverkeer [is] de doodsteek van alle hogere
liefde (4)en
de toenmalige kardinaal Mercier spreekt dan over doodzonden.
Tegenover die repressie vanwege de staat, kweekt de overheid in het
nazisme koel berekend en ongeremd 'raszuivere' specimen in
Lebensborn.
Fascistische mannen vrezen de vrouwelijke erotiek vanwege onder meer
geslachtsziekten en zij beantwoorden die met de 'verstarring tot een
rots' een schild van gevoelloosheid en geweld. Hun moraal is de
katholieke zedenleer met bijvoorbeeld de aanmaningen gericht tot de
vrouwen van Cyriel Verschaeve, die propageert dat de vrouw
ondergeschikt is aan de man en het gezin aan de staat. Vrouwen moeten
zich oefenen in versterving en zelfbeheersing, alleen in het
moederschap vinden zij hun bestaansrecht, in dienst van het volk, het
ras en de toekomst; 'kinderloze dames' en 'moderne moeders' (met één
kind) worden gehekeld en vrouwenarbeid in fabrieken en kantoren wordt
verboden omwille van de goede zeden. Homoseksualiteit wordt volledig
afgewezen, homo's worden vervolgd, in kampen opgesloten en uitgeroeid
en dit geschiedt feitelijk ingevolge de burgerlijke en kerkelijke
moraal. [N.B.: sinds de publicatie in 2015 van Psychogenocide
van psychiater Erik Thys weten wij ook dat homo's in België tot 1971
naar de katholieke Willibrordusstichting in Heiloo gebracht werden
waar ene dokter Aimé Wijffels hen castreerde (5)]. Dat lesbische
vrouwen het minder hard te verduren krijgen, volgt slechts uit een
geringschatting van de vrouwelijke seksualiteit. De seksuele
opvoeding uit die tijd weerklinkt uit repressieve publicaties met
titels zoals Mijn
jongen, nu wordt gij man! waarin
verhaald wordt hoe ontelbaren ingevolge zelfbevlekking krankzinnig
werden; er wordt een Bond
voor openbare moraliteit opgericht
met het lijfblad Zedenadel.
Heel wat boeken worden verboden alsook het bioscoopbezoek en de kerk
sticht een Katholieke
Filmcentraleen
een Katholieke
Filmligamet
eigen propagandafilms en voorlichting. In zijn artikel wijst Bob
Carlier erop dat we inzake de fascistische ideeën over gezin en
seksualiteit, ook onze periode moeten betrekken: de vermeende
emancipatie van de sixties bleef immers vaak elitair en louter
verbaal. Bob Carlier overleed veel te vroeg bijna dertig jaar
geleden maar zijn waarschuwing blijft actueel. (6)
2.
Machthebbers
dringen door tot in de intiemste wezenskern van mensen en zij doen
dat door zelfs de meest hechte en persoonlijke banden die mensen
onderling met elkaar kunnen hebben, ondergeschikt te maken aan hun
relatie met elk individu afzonderlijk. Het is bekend dat machthebbers
beducht zijn voor samenscholing of bendevorming en om die reden
moeten wie verenigingen stichten van welke aard dan ook, hiervoor
eerst de goedkeuring van de overheid bekomen en geregeld verslag
uitbrengen over de gevoerde activiteiten. Persoonlijke contacten
tussen twee mensen kunnen uiteraard moeilijk verboden worden, al is
de kerk erin geslaagd om dit alsnog te realiseren binnen de
kloostermuren middels de regel numquam
duo semper tres (wat
wil zeggen: groepjes
van twee zijn verboden, zij moeten altijd uit tenminste drie personen
bestaan)
een
regel die ervoor zorgt dat als twee mensen samenzijn en misschien wel
wat vertellen of bekokstoven, er altijd een mogelijk oog van het
gezag aanwezig is in de vorm van de verplicht aanwezige derde. Maar
ook contacten tussen twee mensen worden aan banden gelegd,
bijvoorbeeld als zij van langdurige aard zijn of als zij een
economische betekenis hebben. Het instituut van het huwelijk werd
niet in het leven geroepen om mensen bij te staan doch om volledige
controle uit te oefenen over alle mogelijke activiteiten die zich in
dergelijke engagementen kunnen ontplooien en dan vooral inzake het
kroost: de opvoeding van kinderen tot gehoorzame burgers
arbeidskrachten in vredestijd, soldaten in tijd van oorlog. In 1984
moeit
de overheid zich met principieel alle intieme relaties en die worden
in feite in de kiem gesmoord met de meest gruwelijke middelen: Big
Brother bespioneert intieme contacten en vernietigt ze door de
partners er middels folteringen toe te brengen dat ze elkaar verraden
( in de distopische roman van Orwell geschiedt dat in de gevreesde
room
101).
Hedendaags
fascisme
Vandaag
zorgt het internet ervoor dat zelfs de intieme relatie van mensen met
zichzelf onmogelijk wordt: ingevolge de verregaande controle van onze
activiteiten op het internet kan niemand nog zeggen: die
Gedanken sind frei.
En de psychologie leert ons dat als mensen weten dat zij gevolgd
worden, zij hun gedrag gaan aanpassen aan de verwachtingen van wie
hen volgen. Dit betekent zonder meer het definitieve einde van onze
vrijheid.
Het
hedendaagse fascisme manifesteert zich niet langer met stokken of met
geweren maar met het veel efficiëntere middel van de spionage die in
feite de diefstal is van de privacy. Iemand zijn privacy ontnemen, is
hem zijn wil ontnemen en wie willoos worden gemaakt, worden van
zichzelf beroofd: zij doen slaafs wat van hen wordt verwacht door wie
hen controleren, precies zoals degenen doen die onder hypnose zijn.
De fascist van vandaag is hij aan wiens blik men zich niet kan
onttrekken en zijn macht is nog groter dan die van de biechtvader van
weleer die in feite zijn prototype is omdat men ongewild bij hem te
biechten gaat hij is de god uit de spreuk God
ziet u, hier vloekt men niet.
Welbeschouwd
is het hedendaagse fascisme in feite een nabootsing van de dwang die
ook uitgaat van de wetten welke in een staat van kracht zijn. De
wetten waarborgen de vrijheid van de burgers doordat zij met sancties
van eenieder een gewenst gedrag afdwingen en vaak is het alleen de
wetenschap dat men gadegeslagen kan worden welke burgers aanzet tot
een gedweeë volgzaamheid aan de wetten.
Wat
hier werd omschreven als het hedendaagse fascisme is dan noodzakelijk
een praktijk welke zich aan de controle van de wet onttrekt: het zijn
de vrijwel onzichtbare vormen van gesofisticeerd geweld die in feite
uitsluitend het slachtoffer tot getuige hebben. Precies omdat zij
zich onttrekken aan het oog van alle anderen, zodat er geen getuigen
zijn, gaan ze vrij hun gang en brengen ze het slachtoffer niet zelden
in een toestand van complete wanhoop, wat dan ook hun wreedheid
uitmaakt. De meest gangbare vorm van hedendaagse fascisme is het
pestgedrag en de zaak wordt nog verergerd waar de betrokken pesters
vaak blinde en verwisselbare actoren zijn van een systeem waaraan
discriminatie inherent is een systeem dat binnen de staat geduld
wordt omdat zijn vernietigende effecten zich aan elke controle van
derden onttrekken.
Zo
bijvoorbeeld bestond er tot voor kort in het westen vaak helemaal
geen tolerantie voor holebi's zodat zij straffeloos konden worden
achtergesteld en compleet weerloos waren tegen openbaar verbaal en
fysiek geweld. Sinds het van kracht zijn van de
antidiscriminatiewetten wordt intolerantie en homofoob gedrag
bestraft maar een gevolg daarvan is dat fascistoïde individuen
daardoor gefrustreerd raken: zij onderdrukken hun geweldplegingen
niet doch verplaatsen ze van de openbaarheid naar de privésfeer en
van de arena naar de plekken waar geen getuigen meer zijn. Zij plegen
vormen van geweld waarvan alleen het slachtoffer getuige is en
bovendien zorgen zij ervoor dat dit geweld geen uiterlijke sporen
nalaat.
Pesterijen
gebeuren inderdaad per definitie onttrokken aan het oog van derden en
zij hebben een voor derden onnaspeurbaar effect op het lichaam van
het slachtoffer. Pesters brengen hun slachtoffer zo vaak als zij
kunnen in een stresstoestand. Het staat vandaag wetenschappelijk vast
dat mensen die herhaalde en langdurig grote stress moeten ondergaan,
hiervan ernstige fysieke gevolgen dragen: hun lichaam produceert
stresshormoon dat in grote hoeveelheden bijzonder giftig is; stress
jaagt de stofwisseling op, de hartslag en de bloeddruk, stress doodt
hersencellen, zorgt (vooral bij nog onvolgroeide individuen) voor
onherstelbare hersenschade en achterlijkheid en jaagt wellicht nog
veel vaker dan men kan bewijzen het slachtoffer de zelfmoord in.
Insiders spreken het sterke vermoeden uit dat heel wat ongevallen in
feite zelfmoorden zijn terwijl wellicht heel wat zelfmoorden in feite
moorden zijn. Het ongeval blijkt een uitgelezen schuilplaats voor de
moordenaar. Fascisten opereren vandaag onttrokken aan de openbaarheid
in een subcultuur waar straffeloos gemoord wordt.
3.
De
staat controleert de meest intieme relaties tussen mensen en
degradeert ze zodoende tot levenszaken van secundair belang: wat
primeert, is immers de relatie tussen burger en staat. Deze controle
van de intiemste relaties betreft in de eerste plaats uiteraard de
koppelvorming en de seksualiteit welke immers vaak de kern
uitmaken van alle verdere 'economische' relaties en zij wordt
georganiseerd vanuit het opleggen van welbepaalde wetten en normen
naar welke men zich dient te schikken. Deze wetten en normen zijn
bedoeld om de controle de overheersing, de macht ingang te
doen vinden, te handhaven en te versterken: wie tegen de wetten en de
normen zondigen, wacht een gewisse straf en aldus gaan burgers zich
noodgedwongen schikken naar wat de wet voorschrijft, ook en vooral
inzake relatievorming en seksualiteit.
De
legitimering van waarden middels onwaarheden
Edoch,
er is in dezer uiteraard ook een natuurlijke dwang werkzaam welke de
opgelegde wetten en normen kan tegenspreken, zodat een machthebber
die gehoorzame burgers wil, er moet voor zorgen dat de door de staat
uitgeoefende druk groter is dan elke andere mogelijke dwang en meer
bepaald moet hier worden gedacht aan natuurlijke dwang. Maar in vele
gevallen volstaat voor de machthebber zelfs de doodstraf niet om
bijvoorbeeld homoseksualiteit onmogelijk te maken omdat aldaar nog
twee krachten werkzaam zijn die in de gestelde situatie elkaar
tegenwerken, namelijk die van het zelfbehoud en die van het
(veronderstelde) soortbehoud. Want de doodstraf kan bij degenen aan
wie zij wetten oplegt weliswaar de drang tot zelfbehoud van de
betrokkenen aanspreken, maar die ene natuurlijke drang botst in dat
geval met een andere, met name de (onterecht) veronderstelde
drang tot soortbehoud die immers (verkeerdelijk) geacht
wordt aan
de basis te liggen van de seksuele aantrekkingskracht.
Want
meteen moet hier opgemerkt worden dat de klassieke voorstelling van
zaken een welbepaalde perversie bevat omdat daar waar men de seksuele
aantrekkingskracht wetenschappelijk gelooft te verklaren middels de
drang tot soortbehoud, men exact hetzelfde doet als wat de bioloog
van weleer deed waar hij stelde dat vogels nesten bouwen vanuit een
nestbouwinstinct. En precies zoals men heeft leren inzien dat deze
uitleg strandt in het spelletje van de kip en het ei, moet men ook
toegeven dat het poneren van de zogenaamde drang tot soortbehoud als
basis van de seksualiteit, geen wezenlijke verklaring kan zijn voor
het verschijnsel als zodanig: het verklaart noch de
heteroseksualiteit (die achteraf gezien wel het soortbehoud tot
gevolg heeft maar dan helemaal onbedoeld) noch de homoseksualiteit
uiteraard niet. Waar koppelvorming, 'geslachtelijke liefde' en paring
de voortplanting in de hand werken, gebeurt zulks geheel onbedoeld
door de betrokkenen en indien dan gesteld wordt dat het aldus bedoeld
zou worden door de soort of door de natuur, begaat men dezelfde
redeneerfout ('inductie' genaamd) welke ook gemaakt wordt door wie
inzake de evolutie de theorie van het Intelligent Design aanhangen.
Werden paarden speciaal geschapen om de karren van de mensen mee
voort te trekken? Zijn bepaalde grassoorten genetisch veranderd in
granen om mensen te kunnen voeden? Dienen appels en peren om ons van
vitamine C te voorzien? Of benutten wij paarden, granen en vruchten
omdat zij nu eenmaal voorhanden zijn, terwijl er ook heel andere
omstandigheden hadden kunnen zijn welke van ons heel andere wezens
hadden gemaakt? Deze laatste stelling lijkt ons het meest voor de
hand liggende omdat zij geen geloof vergt in veronderstelde doch
onbewezen krachten en zo beantwoordt zij veel beter aan de eis van
simpliciteit waarmee uiteraard rekening moet worden gehouden in de
keuze van een optimaal verklaringsmodel.
Met
betrekking tot de seksualiteit welke de staat probeert te normeren en
te controleren, moet men besluiten dat men tegen alle
wetenschappelijke inzichten in handelt waar men gelooft te mogen
verwijzen naar de veronderstelde natuurwet van het soortbehoud waar
men de heteroseksualiteit als enige norm vooropstelt. Heteroseksuelen
hebben er geen enkele persoonlijke verdienste aan waar zij door de
beleving van hun seksualiteit kinderen voortbrengen. Ofschoon zij
weten dat hun specifieke seksuele betrekkingen kunnen resulteren in
het voortbrengen van nakomelingen, stellen zij deze daden niet
noodzakelijk met dat doel in het merendeel van de gevallen moeten
zij daarentegen zelfs bekennen dat zij seksuele contacten hebben
ondanks
het risico dat
er kinderen van komen of ook nog ondanks
het besef dat
zij geen kinderen (meer) kunnen krijgen. Net zoals homoseksuele
betrekkingen, worden heteroseksuele betrekkingen aangegaan omwille
van zichzelf en omdat ze op de een of andere manier 'goed' zijn voor
de participanten, zoals ook mensen dagelijks voedsel tot zich nemen,
voldoende slapen, aan sport doen en muziek maken omdat zij zich daar
goed bij voelen,
ook als zij weten
dat zij voedsel en slaap nodig hebben om te leven sport en muziek
kunnen zij op de keper beschouwd missen. Mensen beschermen zich tegen
honger, tegen kou, tegen eenzaamheid door te eten, door zich te
kleden en door intieme relaties met anderen aan te gaan; zij gaan
relaties aan met die bedoelingen en niet omdat zij vermoedens hebben
over een of andere natuurlijke noodzaak daarvan. Mensen zullen niet
nalaten om piano te leren spelen op het ogenblik dat men hen vertelt
dat onze vingers niet gemaakt zijn met dat doel omdat een
pianoklavier nu eenmaal een maaksel is uit een welbepaalde cultuur en
helemaal geen natuurproduct. De tegenstelling tussen natuur en
cultuur is nu eenmaal een theoretisch maaksel uit vervlogen eeuwen,
in wezen een al te grove theorie van lui op zoek naar de gewenste
verklaringen voor allerlei verschijnselen, op zoek naar ordentelijke
indelingen van de chaos, op zoek naar middelen om controle te
handhaven, macht uit te oefenen en naar zich toe te trekken, op zoek
naar redenen om oorlog te kunnen voeren en wat niet al meer.
Wetten
en normen worden door machthebbers opgelegd, niet omdat zij absoluut
zijn en opgesteld worden vanuit absolute waarheden en waarden maar
als en omdat zij nuttig voor hen zijn en in dit geval dienen zij ter
controle van de burgers. Waar immers de wetten en normen hun doel
voorbij schieten, blijken zij met het grootste gemak van de wereld
bijgesteld te kunnen worden of zelfs helemaal omgekeerd en het
homohuwelijk is daarvan een uitnemend voorbeeld. Waar verboden
burgerlijke praktijken zich sowieso aan de controle van de macht
onttrekken, weigert de machthebber alsnog te bekennen dat hij de
teugels niet langer in handen houdt en hij probeert dan maar de kool
én de geit te sparen door het betreffende verbod op te heffen
alle voordien op handen gedragen waarden ten spijt zodat het
lijkt alsof de praktijken veeleer dan een overtreding van een verbod
of dus van een aanfluiting van zijn macht, een gevolg zijn van zijn
toestemming en een bevestiging van zijn macht. De machthebber
gedraagt zich dan zoals de pantoffelheld uit het werk van de grote
Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo, die uitroept: Als ik zeg: ik doe
de afwas, dan doe
ik de afwas!
4.
Het
geweten en de wet
Het
machtsinstituut bij uitstek dat het ganse westen gedurende twee
millennia onder de duim hield en dat in het bijzonder het gedrag van
mensen stuurt daar waar de controle van de wereldlijke macht op haar
grenzen botst (met name onder het beddenlaken en onder het
schedeldak) heeft het in haar catechismus over het menselijk geweten
als over een door God geschreven wet vanbinnen in zijn hart (7) en
zij opponeert dan ook deze onveranderlijke goddelijke wet aan de
externe wetten uitgevaardigd door koningen en parlementen die van
wereldlijke aard zijn, arbitrair en veranderlijk.
Aan
atheïsten die immers een ethiek wensen te grondvesten op
bijvoorbeeld wetenschappelijke basis wordt verweten dat zij het
geweten reduceren tot een interiorisering van externe wetten maar bij
die gelegenheid blijken zij te vergeten dat de apostel Paulus in zijn
Brief
aan de Romeinen het
feit benadrukt dat er geen (innerlijke) kennis van goed en kwaad
mogelijk is zonder de (externe) wet. Ik
zou de zonde niet hebben leren kennen zonder de wet,
zo zegt Paulus het letterlijk. (8) Driehonderd jaar later herhaalt de
kerkvader Augustinus hetzelfde in zijn Belijdenissen
waar hij zich een roof van peren uit zijn jeugd herinnert en waar hij
zegt dat de zonde niet ligt in de lust in zoete peren doch in de lust
om de wet Gij
zult niet stelen!
te overtreden.
Paradoxaal
genoeg wordt het feit dat het geweten zijn grond vindt in een aan
onszelf externe wet, door katholieke hedendaagse filosofen zoals
Rüdiger Safranski aangehaald (9) en dat geschiedt terwijl de
waarheden, de wetten en de geboden van de katholieke kerk doorheen de
geschiedenis onder de druk van de feiten bij bosjes moeten sneuvelen:
in weerwil van de pauselijke mening van destijds draait de aarde rond
de zon en niet andersom, ook niet als wie hem tegenspreken op de
brandstapel belanden wegens ketterij. (10) En dan hebben we het nog
niet gehad over het geweten in relatie tot de wetten in het jodendom,
een zaak welke bijvoorbeeld in verband met de heilige eroev dan toch
wel proporties aanneemt die alvast bij buitenstanders de wenkbrauwen
doen fronsen. (11)
Als
nu de kerk zelf bij monde van haar apostelen en kerkvaders de zonde
definieert als de overtreding van de (externe) wet haar wet
terwijl de wetenschappen ons voortdurend tot de bijsturing van
waarheden en wetten dwingen, sneuvelt daardoor niet alleen de
vermeend onveranderlijke innerlijke wet of het geweten maar gaat
evenzeer het boven de tijd verheven onderscheid tussen goed en kwaad
onder de hamer.
Tot
op zekere hoogte kon de kerk zich nog uit de slag trekken met de
uitleg dat de veranderlijkheid van goed en kwaad slechts schijn is
ingevolge een niet altijd naar behoren in acht genomen onderscheid
tussen de letter en de geest van de wet want waar het ooit goed was
om veel kinderen te krijgen en slecht om er helemaal geen te krijgen
terwijl de paus vandaag mensen vermaant dat wij niet moeten kweken
zoals de konijnen dat doen, kan men nog zeggen dat het achterliggende
goed in wezen hetzelfde is gebleven, namelijk het op het ideale peil
houden van de bevolkingsdruk.
Op
gelijkaardige gronden kon men zelfs veranderlijke wetten inzake het
al dan niet geoorloofd zijn van het gebruik van voorbehoedsmiddelen
verdedigen. Maar ook rest om diezelfde reden geen enkel argument
waarom men dezelfde logica niet zou doortrekken inzake de
discriminatie van homoseksualiteit. Als de kerk volhoudt dat de
seksualiteit van heteroseksuele echtparen gelegitimeerd wordt door
hun intentie om kinderen te krijgen ook als zij onvruchtbaar zijn
dan onderscheiden zich met betrekking tot dit criterium de
hetero- en de homoseksualiteit niet van elkaar en dat doen ze al
helemaal niet van zodra gedacht wordt aan adoptie. Overigens, in acht
genomen de schokkende onthullingen over het verleden van (vaak
katholieke) weeshuizen, zal voor een kind dat wordt geadopteerd door
een homopaar de kans op een gelukkige jeugd waarschijnlijk veel
groter zijn dan voor een kind dat zijn jeugd in een weeshuis moet
doorbrengen.
[J.B.,
30.01 tot 14.02.2019 (delen 1-4)]
Noten
(1)
Michel Foucault, Geschiedenis
van de seksualiteit,
Boom Amsterdam 2018. (Oorspronkelijk verscheen deel 1 van Histoire
de la sexualité in
1976 onder de titel: La
volonté de savoir).
(2)
Wim De Temmerman, uitgever en redacteur van Bob
Carlier. Diep en duizendvoudig leven. Over seksualiteit, relaties en
ethiek,
VUBPRESS, Brussel 1993 (een bundel met teksten van Bob Carlier) in
zijn Ten
geleide
op het boek.
(3)
Carlier, Bob, Diep
en duizendvoudig leven. Over seksualiteit, relaties en ethiek,
VUBPRESS, Brussel 1993:24 haalt onder meer deze economisch
deterministische definitie aan van P. Aycoberry 1979.
(8)
Rom:7,7:
Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik
zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers
ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei:
U zult niet begeren."
(9)
Rüdiger Safranski, Het
kwaad,
2011 (1997): 21 resp. 41.
(10)
In het jaar 1600 hing de kerk het geocentrisme aan en Bruno het
heliocentrisme en of het die ketterij was ofwel een andere welke de
dominicaan op de brandstapel deed belanden, kan vandaag bezwaarlijk
gelden als verschoning voor de kerk.
(11)
De heilige eroev is een ijzerdraad die op zes meter hoogte een gebied
omspant (bijvoorbeeld de stad Antwerpen) dat dan beschouwd kan worden
als 'binnenshuis'; volgens het joodse geloof mag immers op de sabbath
alleen binnenshuis gewerkt worden.
Niets is zo
onvoorspelbaar als het weer. Als het in Frankrijk regent, en de wind
waait uit het Zuid-Westen, dan is het waarschijnlijk dat de buien na
een poos ook boven België hangen. Ziedaar de wetenschappelijke basis
voor de weersvoorspelling. Het volstaat echter dat plotseling de wind
gaat liggen, ofwel van richting verandert, opdat die voorspelling
fout zou blijken.
Het weerbericht geeft
voorspellingen die een welbepaalde graad van waarschijnlijkheid
hebben, maar zekerheid bieden ze nooit. Bovendien kunnen die
voorspellingen slechts worden gedaan over een zeer korte termijn. We
kunnen met een relatief grote zekerheid iets zeggen over het weer van
morgen, en misschien over dat van overmorgen, maar wat er na
overmorgen zal gebeuren, is al onzeker, en een voorspelling van vier
dagen is zowat de grens van het geloofwaardige. Dat is de waarheid,
en zelfs een kind kan dit vaststellen.
Het weer is
onvoorspelbaar, omdat de bewegingen in en van de atmosfeer
fundamenteel chaotisch zijn. En het weer is niet het enige gebeuren
dat onderhevig is aan chaos. Ook de economie deelt in de klappen -
denk aan het probleem van de beleggingen en de beurscijfers. En met
onze gezondheid is het al eender.
In feite zijn
principieel alle mogelijke gebeurtenissen onderhevig aan chaos. Waar
wij relatief betrouwbare voorspellingen doen, hebben we dat veeleer
te danken aan een zekere inertie in de gebeurtenissen die we
bestuderen, dan wel aan een vermeende afwezigheid van chaos.
Chaos, of wanorde, is
het oerprincipe van alle dingen. Het woord "Chaos" is van
oorsprong Grieks, en stamt uit de Helleense mythologie: Chaos, die
aan de oorsprong der tijden die enige werkelijkheid was, vulde het
ganse heelal als een ongeordende, dode oermassa. De vraag rijst, hoe
uit die chaos dan ooit "orde" kon voortkomen - tenminste:
als er orde uit voortgekomen is.
Het antwoord van de Oude
Grieken luidt dat er, naast Chaos, nog een andere werkelijkheid was -
of is - met name een orde-brengende werkelijkheid, "Eros"
genaamd.
Eros wordt getypeerd als
een kracht die de chaos bezielt en die aldus de ongeordende, dode
oermassa tot leven brengt. Door de inwerking van Eros op de chaos,
krijgt het ongeordende ineens structuur of vaste vorm. En de
allereerste manifestatie van die vaste vorm was vanzelfsprekend de
Aarde. Tegelijk met de aarde ontstond zo de ruimte daarboven - de
hemel - en die daaronder - de hel. In het Grieks heten zij: Gaia,
Ouranos en Tartaros.
Toeval of niet, maar
deze gang van zaken, zoals hij wordt beschreven in de volstrekt
onwetenschappelijk geachte mythen, doet denken aan een vormeloze
eicel dewelke door een zaadcel wordt bevrucht, en die na de
bevruchting structuur, vorm en leven ontvangt. De cel splitst zich
eerst in twee, dan in vier, en zo differentieert ze steeds verder,
totdat een bijzonder geordend wezen met biljoenen gespecialiseerde
lichaamscellen daaruit voortkomt. Ook over die voortdurende
differentiatie hebben de Griekse oorsprongsmythen het, maar dat is
een onderwerp apart.
Eros, het bezielende of
leven brengende principe, is vanzelfsprekend de geest, en we kunnen
dat ook heel letterlijk nemen, bijvoorbeeld inzake het klimaat, de
economie, de gezondheid, of met betrekking tot alles wat ons van
buitenaf tegemoet komt. Alles is chaos, totdat de geest het benadert,
analyseert, bestudeert.
Een jong kind is als het
ware één met zijn omgeving, het maakt nauwelijks onderscheid tussen
zichzelf en de dingen om zich heen, het zwemt als het ware in de
wereld rond zoals een vis in het water, en zelfs droom en
werkelijkheid worden door het kind nauwelijks onderscheiden.
Hetzelfde geldt in
zekere zin ook nog voor heel wat volwassenen die niet participeren
aan de cultuur van de geest: zij schrijven natuurverschijnselen toe
aan innerlijke zielstoestanden (schuld en boete), ze projecteren hun
innerlijk op de buitenwereld en ze haspelen droom (angsten en wensen)
en werkelijkheid door elkaar. Pas het vooropstellen van de rede,
welke gedragen wordt door de taal, maakt een duidelijk onderscheid
tussen het onechte en het ware mogelijk: "De droomwereld is voor
elk mens verschillend, maar de rede is voor iedereen dezelfde",
zo klinkt een van de meest oorspronkelijke verwoordingen van de
Verlichtingsgedachte. Wat iemand beweert, dient principieel (door
allen) op zijn waarheidswaarde gecontroleerd te kunnen worden. En dit
vormt dan de basis voor het tribunaal, het openbaar overleg, de
grondslag van de zogenaamde positieve wetenschappen, die in wezen een
zaak van rechtspraak is: rechtspraak inzake het zo kostbare goed van
de Waarheid.
Met betrekking nu tot
het onderwerp van de zogenaamde klimaatsverandering, kunnen analoge
opmerkingen gemaakt worden. Vooreerst dient gezegd dat, met
betrekking tot het principieel chaotische klimaat, er enige orde
verschijnt op het ogenblik dat mensen het nauwlettend gaan
bestuderen: Eros brengt orde, structuur en leven in de chaos. In het
weer onderscheiden wij de temperatuur, de windkracht en zijn
richting, de luchtvochtigheid, de luchtdruk, en tal van dergelijke
zaken meer. Met behulp van de fysica, de geologie, de statistiek en
nog andere wetenschappen, worden de genoemde en nog andere begrippen
aan elkaar gerelateerd, en er wordt gezocht naar regelmatig
terugkerende patronen of wetten, welke het doen van betrouwbare
voorspellingen min of meer mogelijk maken.
Maar ook hier geldt dat
het onderscheidingsvermogen soms het onderspit moet delven voor een
'restant' van het primitieve, pre-rationele denken dat - zoals alom
aantoonbaar - ook volwassenen nog parten kan spelen, en - andermaal
zoals de feiten bewijzen - dit primitieve 'restant' kan relatief
groot zijn en geleerdheid garandeert geen immuniteit daartegen.
Concreet betekent dit, dat de (noodzakelijke) interpretaties van
'feitelijke' gegevens sowieso 'besmet' zijn met de resultaten die wij
hetzij vrezen, hetzij wenselijk achten. Met andere woorden: we
blijven nillens willens onze gevoelens van schuld en boete, onze
angsten en onze verlangens, een te grote rol laten spelen in onze
(noodzakelijke) interpretaties van de 'feiten'. Nogmaals: naakte
feiten zijn er nooit: de interpretatie ervan is een zaak van "Eros"
- de bezieling, of de geest - en zo zal de specifieke kleur van de
geest van de betreffende onderzoeker terug te vinden zijn in wat hij
uiteindelijk als 'feit' gaat erkennen.
Enkele mooie, want
extreme voorbeelden vindt men in de interpretaties van de (al dan
niet vermeende) klimaatsverandering bij fundamentalistische
aanhangers van bepaalde religies. Sinds jaar en dag zien zij in de
zogenaamde veranderingen van de natuur duidelijke tekenen dat "het
Einde" nadert. Ook de economie, de wetenschappelijke
ontwikkeling, de politiek, de ethiek en zo meer ontsnappen niet aan
de specifieke 'kleuren' welke zij aan hun interpretaties toevoegen.
En zij kunnen het niet laten om hun interpretaties op die welbepaalde
manier te kleuren, omdat er nu eenmaal geen 'feiten' kunnen bestaan
dan via de ordenende werking van Eros - de geest: de geest geeft
betekenis aan wat aanvankelijk chaotisch is, en de specifieke 'kleur'
van de geest zal altijd in de betekenisgeving, en dus ook in de
(nooit naakte) 'feiten' terug te vinden zijn.
Maar niet alleen
religies kunnen fundamentalistisch zijn: alle overtuigingen en
geloofssystemen - religieus of niet - kennen dat gevaar, en nog vaker
onderkennen ze het niet. De 'New-Age'-beweging is een voorbeeld van
een niet klassiek religieus geloofssysteem. Niettemin deze naam een
veel te bonte lading dekt om zomaar eenduidig omschrijfbaar te zijn,
kan hij als voorbeeld dienen. Een ander voorbeeld is dat van het
fysicalisme - een uitloper van het materialisme dat, op een scheve en
schotse manier, enkele zaken uit de gezaghebbende positieve
wetenschappen te baat heeft genomen om zichzelf mee te tooien:
niettemin het er heel wetenschappelijk uitziet, is het sciëntisme
een 'ordinair' geloofssysteem zoals een ander, en ook niets meer of
niets minder dan dat. In feite zijn de mogelijke geloofssystemen die
een rol spelen in het interpreteren van 'feiten' - en men moet
eigenlijk zeggen dat zij onmisbaar zijn op straffe van het wegblijven
van 'feiten' en van het zich doorzetten van de chaos - ontelbaar in
aantal.
Bekend zijn echter
alleen die geloofssystemen die zich hebben weten te handhaven door
zich te verweven met de heersende machten - denk aan het
katholicisme, het kapitalisme, de islam, het jodendom, het
vooruitgangsgeloof, allerlei vormen van doemdenken, het geloof in
"Moeder Aarde", en zo voort. Zij zijn - in bepaalde
tijdsperioden en in bepaalde streken - dominant en daardoor is de
kleur die ze aan de 'feiten' hebben gegeven, zo goed als onzichtbaar
geworden: hun interpretaties gelden bijgevolg als "vanzelfsprekend".
Onterecht, zo kan men opmerken, maar wat is onrecht als geen mens, en
zelfs niet de slachtoffers daarvan, er tegen protesteren? De kwestie
is geen sinecure.
Maar keren we nu terug
naar het probleem van de zogenaamde "klimaatsverandering",
en merken we vooreerst op dat het begrip een wanbegrip is, want een
contradictio in terminis. Het klimaat verandert immers per
definitie. Het verandert op korte of op lange termijn, maar
veranderen doet het, omdat nu eenmaal alles verandert, zoals de
allereerste Oud-Griekse wijsgeer, Herakleitos al zei, met zijn
beroemd geworden slagzin: "Panta rei": "Alles
stroomt", "Alles verandert". Maar er is meer aan de
hand.
Een klimaat drukt een
geheel uit van gemiddelde weerstoestanden welke voorkomen in een
welbepaalde streek, in een welbepaalde tijdsperiode. Als we spreken
over het huidige Middellandse-Zeeklimaat of over dat van Noord-West
Europa, dan hebben we een algemeen, vaag doch welbepaald beeld, dat
duidelijk onderscheiden is van bijvoorbeeld het huidige klimaat in de
Tropen of op Antarctica. Dat klimaatbeeld wordt uitgedrukt in een
aantal vaste parameters, welke aangeven wat bijvoorbeeld de
gemiddelde dag- en nachttemperaturen zijn in bepaalde perioden van
het jaar, steunend op metingen die worden verricht op een welbepaald
aantal tijdstippen en plekken, onder welbepaalde omstandigheden. Die
metingen gebeuren niet willekeurig en ook niet 'neutraal'
(neutraliteit is een onding op mening terrein): ze gebeuren eigenlijk
in functie van hun bruikbaarheid, hun direct nut, en zo
bijvoorbeeld zijn ze gerelateerd aan de landbouw en aan de condities
die vereist zijn voor een rijke oogst, of aan de gezondheid van de
streekbewoners. En zo is het uiteindelijk de natuur zelf die
ons inspireert, of conditioneert, inzake het hanteren van welbepaalde
interpretatiemodellen van de 'feiten'. Het klimaatbegrip is dus vaag,
maar het is voldoende welomlijnd om voor ons bruikbaar te kunnen
zijn; het maakt dat we ons plan kunnen trekken.
Echter, als men zijn
vleugels wat wijder wil open slaan, en men het terrein van het
directe nut wil overstijgen - wat theoretisch perfect mogelijk
is - komt men aardig in de problemen. Inzake het klimaat kunnen dan
meer bepaald vragen rijzen die eigenlijk hun boekje te buiten gaan,
en die een loopje nemen met de onderzoeker, in die zin dat zij danig
vaag of chaotisch worden dat zij een veel en veel te vrij spel geven
aan de "Eros" - het bezielende, ordenende principe - ter
herinnering: het principe zonder hetwelke van 'feiten' geen sprake
kan zijn. En met zijn (al dan niet vermeende) overschot aan energie,
heeft de mens vaker de neiging om zijn vleugels wat wijder te gaan
open slaan. Deze keer echter - inzake het klimaat - ligt niet een
overschot aan energie, doch een gevoel van bedreigd worden aan de
basis van de grote maneuvers waartoe hij zich nu verplicht weet.
De gletsers wijken alom
ter wereld terug, de poolkappen smelten nu heel snel af, tsunami's
volgen elkaar op en oogsten dreigen overal te mislukken. En in een
golf van paniek, slaat men aan het meten, doet men metingen, en
fabriceert men theorieën over deze weliswaar geheel onverwachte en
bedreigende schommelingen. In zekere zin reageert men aldus een
beetje zoals iemand doet die het plotseling warm krijgt, die zich
daarop naar de thermometer spoedt teneinde zich ervan te verzekeren
dat de temperatuur inderdaad gestegen is, om vervolgens te besluiten
dat de gestegen temperatuur de oorzaak is van het feit dat hij het
warm kreeg.
De man die zo handelt
heeft natuurlijk niet helemaal ongelijk, maar de zaak is wel dat -
uiteindelijk - het warmtegevoel van de man in het geding is, en niet
de temperatuur: die "temperatuur" - hoe fysisch correct die
ook is - is slechts een door de man uitgevonden hulpmiddel in dienst
van zijn warmtegevoel - zijn comfort. De eindwaarde is het comfort
van de man, en aan dat comfort dient alles zich per definitie te
onderwerpen. Het is omwille van dat comfort dat thermometers werden
uitgevonden, windrichtingen, luchtdrukmeters en weerberichten. De
paniek bij de man is dus gerechtvaardigd in zoverre zijn waarnemingen
zijn comfort bedreigen; hij is echter volstrekt onterecht waar het
alleen maar "afwijkingen van de norm" betreft. En dan rijst
de vraag: wat is de norm? Of, nog sterker: is er een norm? En is die
norm wel kenbaar?
In juni 2006 verscheen
een wetenschappelijk artikel, getiteld: "Does a Global
Temperature Exist?" In dat artikel bewijzen drie
wetenschappers - met name: Christopher Essex (wiskundige, van de
University of Western Ontario), Ross McKitrick (Econoom van de
University of Guelph) en Bjarne Andresen (van het Niels
Bohr Institute of Copenhagen) dat er noch fysische, noch
wiskundige, noch proefondervindelijke gronden bestaan om inzake het
vraagstuk van de vermeende opwarming op een zinnige manier te spreken
over een "globale temperatuur van de aarde". Het artikel in
kwestie telt vierentwintig A4-tjes en kan geraadpleegd worden op het
internet. Het zal hier niet worden vertaald, maar wie het leest, ziet
dat daar beweerd wordt dat het onmogelijk is om wetenschappelijk vast
te stellen dat de gemiddelde temperatuur van de aarde gestegen is,
alleen al omdat het volstrekt onmogelijk is om op een of andere
manier vast te stellen wat de globale, gemiddelde temperatuur van de
aarde dan wel mag zijn. En als er al zoiets zou bestaan als de
"globale aardtemperatuur", dan ware die zelfs niet bij
benadering vast te stellen.
Vanzelfsprekend is het
onjuist om, zoals onder meer auteur Christoffer Essex doet, op grond
van dit onderzoek te gaan ontkennen dat er wat schort met het
klimaat. Essex gedraagt zich in feite zoals de man, hoger beschreven,
die het warm krijgt, doch die ontkent dat het warmer geworden is...
omdat hij nu eenmaal niet over een thermometer beschikt! Wat echter
wél correct is - en laten we voor een keer niet het kind met het
badwater buitengooien - is het feit dat de zogenaamde
klimaatsverandering een (al dan niet vermeende) gebeurtenis is die
vrijwel volkomen aan de greep van het huidige wetenschappelijk
onderzoek ontsnapt. De bocht van honderdtachtig graden die het
wetenschappelijk establishment inzake enige consensusvorming gemaakt
heeft in de jongste jaren en zelfs maanden, doet zelfs de volslagen
leek zijn wenkbrauwen fronsen en dreigt de vooralsnog 'heilig'
geachte positieve wetenschappen flink in discrediet te brengen. Te
meer wanneer men vaststelt dat de 'zaak' van de klimaatverandering
pas aan het rollen ging nadat een Amerikaans toppoliticus zich
daarmee in meerdere betekenissen is gaan verrijken. Nu het wantrouwen
eens en voorgoed werd gevoed, en aangezien genoeglijk bekend is dat
naakte feiten niet bestaan, krijgen ook de critici van de
milieubewegingen de wind in de zeilen, want het chaotisch karakter
van het weer is misschien wel het enig overblijvende feit. Dat de
interpretaties ervan vrij spel krijgen, spreekt vanzelf, alsook het
feit dat de interpretaties van de machtigsten (diegenen die het
luidste kunnen roepen) het uiteindelijk zullen halen op de rest. Een
feit is dat de reputatie van Al Gore wel vaarde bij zijn
'engagement'. Een feit is dat men erin geslaagd blijkt de niet te
overwinnen vijand tot vriend te maken. Een feit is dat naast de
milieubewegingen, ook tegenbewegingen uit de grond rijzen, die er op
hameren dat de hele heisa rond de volgens hen geheel vermeende
klimaatverandering zal dienen om de belastingdruk te verhogen voor
nog meer "wetenschappelijk onderzoek", dat misschien
hoofdzakelijk aan het leger ten goede zal komen, en tegelijk het volk
in de ellende zal storten. Want het is nu 'bon ton' om
milieumaatregelen te gaan verdedigen, ook als men niet weet of ze wel
gaan helpen, zoals het ooit 'bon ton' was om te vechten voor de kerk
en voor het zielenheil. Wat er ook van zij: de machthebber heeft zich
vandaag het milieu-item toegeëigend en het lijdt geen twijfel dat
hij het zal aanwenden in functie van zijn macht. [Voor
de slechte verstaander: men kan zich verwachten aan de promotie van
kernenergie.] De waarheid daarentegen zal,
zoals gewoonlijk, verdwijnen in het ongewisse en in de chaos van de
gebeurtenissen die rommelig nog wel ergens liggen opgeslagen in het
geheugen van de mensheid, maar die niemand zich ooit nog zal kunnen
herinneren. Wie herinnert zich nog de motieven voor de golfoorlog?
Voor de jodenvervolging? Wie heeft nog weet van de genocide door de
katholieke kerk op de Albigenzen? Wie maalt er nog om de veroordeling
van Giordano Bruno? De geschiedenis is gewoon doorgegaan, bijna alsof
deze ware zaken er helemaal niet toe deden.
J.B.
(3 mei 2007)
25-01-2019
Terug naar de middeleeuwen (delen 1-5)
Terug
naar de middeleeuwen (delen 1-5)
1.
Iemand had,
zo geloof ik mij te herinneren, een reusachtige boete gekregen voor
een ontbrekend achterlicht op de fiets bij valavond en het was toen
ik dat voorval vertelde aan een vriend, een veel te jong overleden,
grote Vlaamse schrijver, dat hij mij een bijzonder geheim verklapte.
Als iemands
misdaden maar groot genoeg zijn, zo stelde hij, dan wordt de dader
niet langer beschouwd als een crimineel. Misdaden die dermate groot
zijn dat ze eigenlijk ons bevattingsvermogen te boven gaan, krijgen
wonderlijk genoeg het uitzicht van hun tegendeel; ze worden dan
veeleer beschouwd als heldendaden en de misdadiger in kwestie wordt
door het volk op de handen gedragen en op een voetstuk geplaatst.
Neem
bijvoorbeeld een van de grootste massamoordenaars aller tijden, zo
repliceerde de wijze man op mijn ongeloof en hij noemde er een bij
naam: Napoleon Bonaparte! Hoeveel standbeelden van deze
supercrimineel sieren de grootste pleinen alom ter wereld? Werden van
hem niet ontzaglijk veel meer portretten geschilderd dan van de
heilige Antonius, om maar iemand te noemen? Wordt de naam van deze
onbarmhartige slachter niet geschonken aan de meest prominente lanen
en pleinen in onze wereldsteden? Luisteren ontelbare restaurants en
cafés dan niet naar zijn naam? En wat dacht u van sterke dranken,
koekjes, pralines en bonbons Napoleon? Met het guitige hoofddeksel en
in de hem kenmerkende pose situeren wij Bonaparte prompt naast
sinterklaas en de kerstman! De bijwoorden 'berucht' en 'beroemd'
lijken ineens synoniemen geworden.
Mijn zeer
belezen vriend had het gewis bij het rechte eind en wat meer is: ik
ontdekte dat zijn stelling niet enkel gold voor exuberante misdaden;
ze blijkt ook toepasselijk op buitensporige onzin.
Mensen die
beweren dat er ooit kabouters en vuurspuwende draken rondliepen op
deze aarde, worden scheef bekeken of dat was dan toch tot voor kort
het geval want bijvoorbeeld in Harari's jongste 'wereldwijde
bestseller' wordt verteld hoe deze kleine mensensoort de Sapiens
vergezelde tot een paar duizend jaar geleden overigens samen met
nog andere soorten en het is intussen ook geen geheim meer dat
niet alleen draken maar ook gewone kevers vandaag de dag nog
vuurspuwend vijanden te lijf gaan, net zoals diepzeevissen dat doen
met stroomstoten om u tegen te zeggen.
Maar wat
hier gezegd moest worden: voor kleine onzin wordt men beslist
veroordeeld, zelfs als die helemaal geen onzin blijkt te zijn,
terwijl daar tegenover staat dat het overgrote deel van het mensdom
zijn gedrag laat bepalen inzake leven én dood door fabels
waarvan men maar moeilijk kan geloven dat een mens ze ooit heeft
kunnen verzinnen. En dan heeft men het over oorlogen aangevoerd door
jaloerse goden die hun priesters gebieden dat zij hun trouw bewijzen
door het bloedeigen kroost om te brengen.
U raadt
inderdaad goed als u vermoedt dat hier de bijbel wordt bedoeld en
meer bepaald het zogenaamde Oude Testament, dat Christenen,
Joden en Moslims delen. Meer dan zeven van de acht miljard mensen die
momenteel de aarde bevolken, geloven hun ganse leven te kunnen en te
moeten verantwoorden aan de hand van de verhalen die men leest in de
bijbel en in gelijkaardige geschriften uit de tijd dat de uilen nog
spraken.
Edoch, dit
verhaal wordt nog sterker eens men zich realiseert dat dit feit
dienst doet als argument ter verdediging van de waarde van de
betrokken fabels. En zo hebben ook hier te lande recentelijk de
bisschoppen beslist om de lectuur van de bijbel weer bovenaan op de
agenda te plaatsen voor de lessen godsdienst op school.
2.
Wij
willen terug de bijbel gaan lezen, aldus spreken de bisschoppen
vandaag in koor: de Joden leren de Thora uit het hoofd en de Moslims
kunnen moeiteloos de Koran reciteren terwijl wij onze eigen Bijbelse
verhalen vergaten en zo kan het beslist niet verder. En zij krijgen
bijval, zelfs van atheïsten en in het bijzonder van taal- en
cultuurkundigen, die er immers op wijzen dat wij ons taaleigen en
onze beschaving voor een flink stuk aan die bijbel te danken hebben.
Edoch,
als dat zo is, dan blijft het wel zeer de vraag of dat deel van onze
cultuur dat wij aan de bijbel te danken hebben of moet men
veeleer zeggen 'te wijten' wel wenselijk is in functie van onze
toekomst en van ons geluk, want is dat uiteindelijk niet de inzet als
het gaat om de opvoeding van kinderen?
Zo
bijvoorbeeld staat te lezen in het Bijbelboek Genesis dat God de mens
heeft geschapen als Adam en Eva, als man en vrouw, en wel uit
kleiaarde. Geen probleem voor mensen van nu die immers weten dat alle
leven op aarde uiteindelijk uit de aarde zelf voortkomt, zij het
wellicht via een proces van scheppende evolutie. Maar niet veel
verder in datzelfde boek dat kennelijk meer dan één auteur had,
leest men dat Eva werd gemaakt uit een rib van Adam. Moderne
theologen wijzen er dan wel op dat 'rib' wellicht een wat ongelukkige
vertaling is van een woord dat veeleer 'deel' betekent maar het
probleem van de zaak ligt elders. Vooreerst blijken mensen niet enkel
te bestaan uit twee strikt gescheiden geslachten en vervolgens ware
het wellicht geloofwaardiger indien gezegd werd dat de man was
voortgekomen uit een deel van de vrouw in plaats van andersom. Want
de eer van het moederschap wordt hier aan de vrouw ontzegd en
aangezien daarvoor geen goede argumenten te vinden zijn, kan men niet
anders dan besluiten dat hier de man die eer naar zich toe trekt
omdat hij nu eenmaal de sterkste is van de twee. Iedereen weet dat
alle mensen uit vrouwen geboren worden maar welke vrouw zal de man
tegenspreken als hij het been stijf houdt en beweert dat zij
gemaakt is uit een deel van de man? Of zal het zwakkere schepsel dan
met het sterkere ruzie zoeken als haar leven haar lief is?
Andermaal
krijgt het zwakkere geslacht een dreun in het verhaal van de zondeval
want het is niet Adam die zich laat verleiden door de slang: de mens
wordt ten val gebracht door de zwakte van de vrouw, die op haar
beurt, als het ware als een vermomming van de slang, de man ten val
brengt en daardoor de mens als zodanig.
Wat
verderop kan men lezen dat de aartsvader Abraham een harem vol met
vrouwen had, zij behoorden omzeggens tot zijn bezittingen. De vraag
rijst uiteraard of in onze toekomstige wereld ons geluk dan echt op
het spel staat als wij eraan verzaken om die oude Bijbelse
ongelijkheid en rivaliteit tussen man en vrouw in ere te herstellen.
Immers,
heel anders dan Genesis wijzen genetici erop dat bijvoorbeeld
inzake sportwedstrijden het onderscheid tussen man en vrouw vandaag
in feite irrelevant is geworden: andere categorieën dringen zich op
sinds men kennis heeft van het spel der hormonen dat het sterkere
geslacht tot het sterkere maakt en men oppert het invoeren van
categorieën al naar gelang het testosterongehalte in het bloed van
de deelnemers ongeacht of zij 'man' dan wel 'vrouw' zijn. In
welke zin kan men dan nog spreken over het nut van de bijbel of over
de wijsheid van het boek als daar van een derde geslacht dat zich
gestaag doch gewis aan ons opdringt, geen sprake kan zijn en wat met
de rechten van homo's, lesbiennes en transgenders? In de fabel over
Sodom en Gomorra wordt dit dan toch aanzienlijke segment van de
wereldbevolking meedogenloos veroordeeld en in de zevende hellekring
in zijn Commedia laat Dante de straf die de sodomieters reeds
op aarde te verduren krijgen door de algemene haat ingevolge de
veroordeling van hun bestaan door de bijbel, onbarmhartig voortduren:
onder een regen van vuur lopen zij over hete kolen en krijgen aldus
nimmer de rust die zelfs de simpelste dieren genieten:
'O
zoon', sprak hij, 'alwie van deze kudde
één
oogwenk stilhoudt, ligt dan honderd jaren
hier
hulpeloos, terwijl het vuur hem geselt. (1)
Het
Oude Testament is het wetboek van de Joden en de fundamentele
wet aldaar is die van de vergelding of de wraak: een oog voor een oog
en een tand voor een tand. In het Nieuwe Testament daarentegen
breekt de jood Jezus van Nazareth categoriek met die zeden: hij
onderwijst de Schriftgeleerden, noemt hen witgekalkte graven en hij
vervangt hun wet door de wet van de naastenliefde met het loodrecht
daarop staande principe van de vergeving. Die breuk met alle
voorgaande Bijbelboeken is van dezelfde orde van grootte als de
tegenstelling tussen de inzet van de twee rivaliserende
engelenscharen, respectievelijk geleid door Gabriël en Lucifer, in
de hemelse oorlog zoals beschreven door Joost van den Vondel
(°1587-1679): de stadhouder Gods wenst recht en orde en
veroordeelt de 'gril' van de Schepper om de engelen die zuiver
geestelijke wezens zijn, in dienst te stellen van de mens die behalve
uit geest ook nog gemaakt is... uit stof:
'Men zou ons Paradys om Adams
hof verwenschen.
't
Geluck der Engelen moet wycken voor de menschen' (2)
3.
En
laat de Eerwaarde Heren Monseigneurs nu vooral niet komen aandraven
met het excuus dat die Bijbelse verhalen die veelwijverij propageren
alsook moord in naam van God en de veroordeling van homo's,
onschuldig zijn daar zij 'uiteraard' niet letterlijk mogen worden
genomen! Laat hen nu vooral niet proberen ons te paaien met de uitleg
dat het dikke boek vol beeldspraak
staat en dat het niet de bedoeling is om van de nieuwe kinderen
fundamentalisten te maken! Laat hen nu ons niet komen vertellen dat
het hier slechts om mythen gaat zoals ook Hellas, het Oude Egypte en
de beschaving van de Inca's die hebben want als puntje bij paaltje
komt, citeert vanuit zijn Heilige Stoel de paus van Rome, tevens
staatshoofd van het Vaticaan, onverbiddelijk letterlijk
'het woord van God'. Als het er werkelijk op aan komt, prevelt de
zelfverklaarde plaatsbekleder van de stoel van Christus op aarde in
Rome langs de ene kant weliswaar iets in de zin van: Wie ben ik om
homo's te gaan veroordelen? maar enkele dagen later tijdens een
trans-Atlantisch uitstapje vervoegt hij daar op straat prompt een
massa fundamentalisten die protesteren tegen
het homohuwelijk, de wereld eraan herinnerend dat in de bijbel staat
geschreven dat Onze-Lieve-Heer Adam
and Eve geschapen heeft en niet Adam
and Steve.
Neen,
die bisschoppelijke excuses zijn echt misselijk makend want o zo
bedrieglijk leiden ze ons om de tuin: het gaat om verhaaltjes, zeker
niet letterlijk te nemen, die onze woordenschat verrijken en die
behoren tot de fundamenten van onze beschaving... tot op het ogenblik
dat men moet ondervinden dat men in die sectoren die alsnog onder de
kerkelijke macht staan, niet aan de bak komt omdat men vrouw is,
homoseksueel, transgender en noem maar op: geen jobs voor wie behoren
tot dit segment van de mensheid en dus voor hen geen inkomen en geen
menswaardig bestaan en klinkt daar onder de mijters van de haters van
de moeders en de sodomieters dan niet verborgen en gedempt doch nog
heel duidelijk hoorbaar en gestemd niet een of andere christelijke
hymne doch het ketterse lied uit jawel de Driestuiversopera
van Kurt Weill en Bertolt Brecht?
Erst
kommt das Fressen, und dann kommt die Moral.(3)
Tegelijk
etaleren de doortrapte excuses dat die bijbel ons toch ook alleen al
omwille van zijn rijke fabels ten goede komt, de erbarmelijke
situatie waarin het machtsinstituut van de kerk na de Verlichting
beland is: men ziet het huis helemaal afbranden en men probeert nog
rap enkele meubels te redden; in zijn wanhoop poogt men alsnog iets
te verkopen van die dingen waarvan men niet langer de eigenaar is; in
de misleidende verpakking van 'allerlei
culturele lekkernijen, spreuken en zegswijzen, voor elk wat wils'
tracht men ons nog rap te doen tekenen voor ontvangst van een
meedogenloos discriminerende zending vol met zedenwetten uit de
middeleeuwen. En andermaal: de bisschop van Rome zal niet nalaten om
te gepasten tijde letterlijk te citeren uit dit wetboek en wel met
dezelfde ijver waarmee de schuldeiser voor de schuldenaar citeert uit
de ellenlange tekst met minuscule lettertjes onder welke hij geheel
te goeder trouw zijn naam neerkrabbelde ter vermeende bezegeling van
een luchtige grap van de geslepen commerçant.
4.
Maar
til toch niet zo zwaar aan wat de paus allemaal uitkraamt, zo
proberen ons de lagere echelons bij de clerus alsnog te bezweren:
pauselijke encyclieken zijn louter theorie, niet al te serieus te
nemen; het zijn hoogdravende epistels; het echte werk gebeurt in de
pastoraal en daar is de toon beslist heel anders!
Edoch,
over de feitelijke invloed op het volk van wat autoriteiten allemaal
'uitkramen' wordt altijd listig gezwegen omdat potentaten zelden
verantwoordelijk handelen. Herinneren wij ons bij deze gelegenheid
maar een keer de verbanden tussen enerzijds de extremistische
theoretici die niet echt lijken te handelen en die derhalve
onschuldig lijken en anderzijds zij die met deze ideeën plannen
smeden om ze ook in de praktijk te brengen de uitvoerders of de
beulen. Het zijn verbanden die verborgen blijven... zolang zij zich
niet manifesteren in een of ander bloedbad!
Een
voorbeeld van net geen acht jaar geleden biedt ons de zaak van de
Noorse massamoordenaar Anders Breivik uit wiens geschriften bleek dat
tot diens grootste inspiratiebronnen de teksten behoorden van
Vlaams-nationalist Paul Belien die na de calamiteiten en na de
bekendmaking van de inhoud van het racistische manifest van Breivik,
zijn verwondering uitte over het feit dat hij door de moordenaar meer
dan tachtig keer geciteerd werd. Dat de man niet leek te kunnen
begrijpen dat hij de muze was geweest van een massamoordenaar,
illustreert uitnemend het schromelijke tekort aan mensenkennis en aan
realiteitszin bij haat zaaiende politici en ofschoon de gedachten
vrij zijn, volgt daaruit niet zo vanzelfsprekend dat ook de
uitgesproken of de neergeschreven woorden dat zijn zij zijn
immers specifieke daden en derhalve kan men stellen dat de
psychopathie welke wordt toegeschreven aan blinde volgers van
dergelijke profeten, evenzeer deze profeten zelf treft, en zeker daar
waar zij kunnen geacht worden het impact in te schatten van de
selectieve misantropie die racisme heet en die uiteraard wordt
vergezeld van en uitgelokt door een zekere verschijningsvorm van de
immer verblindende megalomanie.
Want
het is een wetenschappelijk gegeven dat mensen kuddedieren zijn en
dat de kuddegeest zich uit in onder meer een sterke afhankelijkheid
van autoriteiten; in de navenante volgzaamheid worden dikwijls
onnadenkend en aldus geheel gewetenloos de bevelen van de autoriteit
ten uitvoer gebracht onder meer het zogenaamde
gehoorzaamheidsexperiment van Stanley Milgram uit 1963 illustreert
dit overtuigend. Vandaag worden wij jammer genoeg met talloze
modellen van deze waarheid geconfronteerd in het verschijnsel van het
zogenaamde islamterrorisme.
God
is voor velen de autoriteit bij uitstek en zij die aan een boek het
auteurschap van die allerhoogste autoriteit toeschrijven en dat
zijn nota bene geen goden doch mensen dragen
zodoende een wel bijzonder grote verantwoordelijkheid; het is een
verantwoordelijkheid die op de keper beschouwd geen mens in staat is
om te dragen en het getuigt daarom van een volstrekt onverantwoord
gedrag waar een mens beweert die link te kunnen leggen.
Een
mens of veeleer mensen, in het meervoud, omdat gedeelde
verantwoordelijkheid zo kenmerkend is voor de
verantwoordelijkheidsvlucht of voor het onverantwoordelijk gedrag dat
we bijvoorbeeld kennen van de fusillade; daarbij wordt immers een
truc gebruikt om iemand ter dood te kunnen brengen zonder de
mogelijkheid om de schuldigen aan te wijzen in het vuurpeloton
wordt namelijk één van de geweren geladen met een losse flodder. In
dit geval wordt de verantwoordelijkheid gevlucht door hem te verdelen
onder de clerus en meer specifiek onder de ('door God geïnspireerde')
kerkvaders: zij kiezen de teksten welke zullen worden erkend als het
woord van God; zij benoemen auteurs tot profeten en aldus schuiven
zij het auteurschap voor door hen gekozen teksten in de schoenen van
hun schepper; zij vertellen aan het volk dat zij beweren te weten dat
God gesproken heeft en wat hij dan precies gezegd heeft en meer
bepaald beweren zij te weten wat God aan de mensen bevolen heeft om
te geloven, te hopen, te denken, te doen en te laten.
Edoch,
wie dat plaatje aandachtig bekijken en ook weigeren om tegen de
logica te zondigen, zien noodzakelijkerwijze een groep van lieden aan
het werk die zelf voor god spelen, een bende die alle anderen
proberen te dwingen om te erkennen dat zij God zelf zijn. En in wezen
is dit niets anders dan de reinste dictatuur.
5.
We
moeten terug naar de bijbel, zo haasten zich de bisschoppen, en zij
hebben het over Mozes, Abraham, Job en talloze andere figuren uit de
geschiedenis van een volk dat sinds de oudste tijden in oorlog is en
dat niets minder dan de wereldheerschappij nastreeft, waarin het zich
van talloze andere volken helemaal niet onderscheidt. Tegen die eer-
en wraakzucht reageerde een wijze uit het eigen joodse volk, Jezus
van Nazareth, die helemaal niets optekende maar over wie verslag werd
uitgebracht door anderen het werd zijn dood. En Hij verrees in de
gedaante van zijn aanhangers, zoals dat met echte helden meestal het
geval is. Edoch, de politieke heersers zagen Hem als een rivaal, zij
vreesden voor het verlies van hun wereldlijke macht die Hij immers
des duivels noemde en zij deden verwoede pogingen om de christenen
uit te moorden. De volgelingen van de Opstandeling tegen het
wereldlijke gezag verborgen zich in catacomben, zij werden afgeslacht
doch hun aantal slonk geenszins, zij vermenigvuldigden zich zoals hun
Leidsman het hun had opgedragen. Het wereldlijke gezag zag geen
andere oplossing meer dan de nieuwe sekte in te lijven: de kerk van
het zogenaamde christendom werd een erkende staatsgodsdienst in het
Romeinse Rijk en vanaf die dag smeedden de koning en de paus samen en
niet zelden verenigden zij zich in de gang der tijden in het
keizerschap dat onder meer Napoleon te beurt viel de man wiens
misdaden dermate groot zijn dat hij welhaast met de kerstman werd
vereenzelvigd. Niet te geloven! Ha, stel eens dat Jezus van Nazareth
nu terugkwam!
Ja,
stel dat eens. Een groot Russisch schrijver liet de Messias naar deze
wereld wederkeren en wel in een van zijn wereldberoemde romans die
bestonden uit de vervolgverhalen die hij voor de kranten schreef om
zijn schulden af te betalen want Dostojevski was een verwoed gokker
maar desalniettemin en misschien precies daardoor, gedreven door de
noodzaak, maakte hij wereldliteratuur. In een raamvertelling in De
gebroeders Karamazov zette hij naar het voorbeeld van Christus
zelf, een heuse parabel neer, De grootinquisiteur van Sevilla.
(4) De inhoud ervan is een openbaring:
In Sevilla ten tijde van de Inquisitie worden de ketters
verbrand; Jezus is teruggekeerd en wordt door de grootinquisiteur
betrapt bij de opwekking uit de dood van een zevenjarig meisje. De
kerkvorst laat Jezus gevangennemen en vermaant Hem dat Hij op aarde
niets meer te zoeken heeft, daar Hij lang geleden zijn macht heeft
overgedragen aan de kerk; Hij noemt Hem de allergrootste ketter en
dreigt Hem op de brandstapel te gooien. De grootinquisiteur herinnert
Jezus eraan dat tijdens zijn vasten in de woestijn de duivel Hem
verzocht om stenen in brood te veranderen maar dat Hij weigerde,
zeggende dat de mens niet leeft van brood alleen doch van Gods woord;
verder weigerde Hij te erkennen dat de mens een kuddedier wil zijn en
het er beter af brengt zonder vrijheid en geheel onderworpen aan het
kerkelijke gezag. Tenslotte wees Jezus de Hem door de duivel
aangeboden heerschappij over de wereld af. En de grootinquisiteur maakt nu zijn standpunt duidelijk: wij (de kerk van Rome) zijn niet met U doch met hem
(doelend op de duivel), ziedaar ons geheim! En wij zullen de mensen
bedriegen en hun zeggen dat wij in Uw naam heersen. U bezit de
uitverkorenen maar wij bezitten alle mensen. De mensen zijn zwak en
willen gedomineerd worden; wij zullen hun toestaan te zondigen en we
zullen hun zonden vergeven als zij maar met onze toestemming bedreven
worden. Zo zullen zij uiteindelijk gelukkig zijn dankzij ons die hen
bedriegen en die ons geluk aan hen opofferen.
Het
enige antwoord van Christus op de woorden van de grootinquisiteur is
een kus; de kerkvorst jaagt Hem weg en bezweert Hem nooit meer terug
te komen.
(J.B.,
23-25 januari 2019)
Verwijzingen:
Verwijzingen:
(1)
Dante's leermeester Brunetti Latini aan het woord in Dante Alighieri,
De goddelijke komedie, De hel, Vijftiende zang, verzen 37-42,
in de Nederlandse vertaling uit 1929-'30 van Christinus Kops O.F.M.
(°1877-1951), De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen 1985, p. 94.
(2)
De woorden van Belzebub nadat Apollion teruggekeerd van het aards
paradijs aan de andere engelen verslag heeft uitgebracht over het
nieuwe schepsel dat de mens is.
(3)
Kurt Weill en Bertolt Brecht, Die Dreigroschenoper, 1928. Het
stuk in kwestie is geïnspireerd op de exact tweehonderd jaar oudere
The Beggar's Opera van John Gay.
(4)
Fjodor Dostojevski, De
gebroeders Karamazov,
II-5.5.
22-01-2019
Boris Blacher
Boris Blacher
15-01-2019
De ruk naar rechts
De
ruk naar rechts
Steeds
meer opportunisten doen zich de politiek in stemmen en horen zichzelf
o zo graag aan het woord en als het maar even kan ook op de buis met
de mond vol over wat we met zijn allen wel zullen moeten gaan doen om
onze levensstandaard in stand te houden en daarvoor zullen zij
zorgen.
Om
te beginnen kunnen de meeste mensen makkelijk aan de slag blijven tot
hun zeventigste dat staat wetenschappelijk vast, evenals het feit
dat de bedreiging van onze welvaart niet te wijten is
aan de omkoperij en de onbekwaamheid van politici maar aan de sociale
fraude gepleegd door de armen. Langdurig zieken zullen opnieuw een
kans krijgen op de arbeidsmarkt, de herinvoering van de dienstplicht
zal onze burgerzin ten goede komen en het milieu vereist dat opnieuw
geïnvesteerd wordt in kernenergie. Alle stages kunnen best wat
worden uitgebreid en niet te vergeten komt er ook nog een verplichte
burgerdienst van één of twee jaar, daar zijn we nog niet uit, als
voorbereiding op de participatie aan het maatschappelijke leven.
Lui
die ontegenzeggelijk ter kwader trouw zijn beweren dat de nieuwe
'politici' er niet in slagen om een enkele zin te vormen die minder
dan drie fouten tegen het Nederlands bevat, weliswaar, doch dit, zo
antwoorden zij, is vanzelfsprekend ook niet nodig aangezien het niet
de taal is waarover zij beloven zich te zullen buigen: hun
altruïstisch engagement betreft de politiek en de economie; onze
economie moet blijven groeien, zo zegt het eerst de ene en vervolgens
de andere; we moeten jobs creëren, jobs, jobs, jobs voor iedereen.
En zij behartigen zich het lot van de medeburgers, de toekomst van
onze kinderen en van de hele natie, onze plaats in de wereld van
morgen en als dat niet van heldhaftigheid getuigt!
De
regering slaagt er weliswaar niet in om de helft van de burgers van
een job te voorzien, laat staan van een passende job maar kijk, ook
voor dat probleem hebben de nieuwelingen een oplossing in petto: de
algehele onbekwaamheid tot regeren moet beantwoord worden vanwege de
burger met flexibiliteit!
Flexibiliteit
betekent: niet vies zijn van een overuurtje, wat avondwerk of eens
bijspringen in het weekend en betalingen in natura ter verkapping van
lonen die het minimum niet benaderen. Maar flexibiliteit betekent
ook: geneesheren die al eens het huisvuil ophalen als zij niet aan de
bak komen op de arbeidsmarkt én ijzervlechters die bereid zijn om
een snelcursus te volgen met het oog op het lerarenambt of wat dacht
u van ervaringsdeskundige parlementairen?
Flexibiliteit
is het negeren van de eindtermen als de concurrentie onder scholen
dit vereist maar het betekent ook de bereidheid om af te stappen van
het klassieke examensysteem; de bereidheid om voor de beoordeling van
examens de professoren van weleer te vervangen door weliswaar
onopgeleide doch door de autoriteiten als bevoegd bestempelde
krachten en laten we hen voor de gelegenheid 'human
resourcemanagement-experten' noemen: zij worden door onze legaal
verkozenen aangeworven op grond van hun 'competentie' waar in het
'oude stelsel' alleen maar diploma's werden vereist. Want ook mensen
die niet houden van studeren en die hun vak niet kennen, moeten aan
de bak kunnen komen en dan vooral diegenen onder hen die hand- en
spandiensten verlenen aan bevriende politici het kan toch niet
dat dergelijke engagementen onbezoldigd blijven? En zo galmt dan hun
frisse song al door een nieuwe dageraad:
Weg
met de blokbeesten die het allemaal voor zichzelf inpalmen; zij mogen
dan al vakkennis hebben: zij maken ons, nitwits en opportunisten, het
leven zuur! En de macht om aldus het land om zeep te helpen, vereist
van ons niet één examen, wij schamen ons niet analfabeet te zijn,
het volstaat dat wij gelijk de leurders doen, van deur tot deur gaan,
eens schoon lachen naar de mensen en hen beloven wat zij het liefst
horen; zo immers winnen wij hun stem en krijgen wij het voor het
zeggen: de juiste man op de juiste plaats! Jedem das Seine! En
opruimen geblazen voor wat onze kas niet spijzigt!
(J.B.,
15.01.2019)
06-01-2019
Weten en geweten
Weten en geweten
Wie zou een treinconducteur kunnen
dulden die reizigers mét geldig vervoerbewijs van de trein gooide en
die aan zijn vrienden gratis ritten aanbood? Onmogelijk, denkt u.
Maar realiseert u zich ook dat het niet een vermeende burgerzin is of
een persoonlijke moraliteit welke een dergelijk misbruik verhindert,
doch de openbaarheid waarin zich de beroepsdaden voltrekken? Er zijn
immers tal van postjes waar dit groteske machtsmisbruik de regel is,
eenvoudigweg omdat het scherm van de discretie en de privacy meteen
verkapt wat om heel andere redenen het licht niet mag zien. En de
arbitraire toekenning van jobs aan onbekwame vrienden gaat niet
alleen gepaard met de broodroof van vaklui: deze misdaad bezegelt
tevens de teloorgang van het product van de arbeid. En is dat niet
wraakroepend, vooral dan waar dat eindproduct een mens is,
bijvoorbeeld een opvoedeling? De arbeid als zodanig wordt dan
negatief, hij brengt niet langer iets voort maar hij maakt iets
kapot. Of iemand.
In het belang van de leerlingen wordt
over de vakbekwaamheid van kandidaat-leraren beslist door hoogleraren
of vakspecialisten aan universiteiten en aan hogescholen en wel op
een bijzonder scrupuleuze manier: wie als master afstudeert, heeft
met vrucht meer dan honderd examens afgelegd bij soms evenveel
professoren. Andermaal: in het belang van de leerlingen wordt over de
vakbekwaamheid van kandidaat-leraren beslist door professoren en niet
door bijvoorbeeld clerici, logebroeders, politici, ambtenaren van de
VDAB of schooldirecteuren. Laatst genoemden dienen zich te beperken
tot het aanbieden van de infrastructuur welke het lesgeven mogelijk
maakt: goed verluchte en verwarmde klaslokalen, propere toiletten,
werkbare uurroosters, orde en tucht. Waar schooldirecteuren zich
bemoeien met de aanwerving van leraren plegen zij hetzelfde
machtsmisbruik als de onmogelijke treinconducteur uit de bovenstaande
paragraaf.
De vriendjespolitiek en het
cliëntelisme maken dat scholen dreigen te verworden tot plekken waar
tot lesgeven onbekwaam personeel zijn eigen inkomen verzekert ten
koste van (de opvoeding van) de kinderen. De onderlinge concurrentie
tussen scholen zet bepaalde scholen ertoe aan om het lerarenkorps
onder druk te zetten om veel minder van de leerlingen te eisen dan
goed voor hen is. Want zij beschouwen hun leerlingen eigenlijk als
hun klanten terwijl zij geloven dat de leerlingen die scholen kiezen
die de minste eisen stellen voor het bekomen van een getuigschrift.
Intussen eisen zij van hun leerkrachten getuigschriften van
pedagogische bekwaamheid waarvan alle insiders weten dat deze louter
formeel zijn de buitenwereld verkijkt zich erop en dit spook
van de pedagogische bekwaamheid wordt stilzwijgend beaamd omdat het
de omvang van de wedde flink doet toenemen. De aanwerving van
vakonbekwame doch zogenaamd pedagogisch bekwame leerkrachten zit in
de lift in tijden van lerarentekort omdat het de burger zand in de
ogen strooit maar het doet denken aan wat bepaalde critici zegden
over het zogenaamde Copernicusplan van een paar decennia geleden:
politici delen veeleer aan competente dan aan gediplomeerde lui jobs
uit in ruil voor hun stem terwijl geschoolde mensen aan de kant
blijven staan en vervolgens eisen de ongeschoolden op de koop toe de
wedde die ook gediplomeerden trekken onder de slogan 'gelijk loon
voor gelijk werk'.
Niet aan een tekort aan vakmanschap
gaat een land ten onder maar aan een tekort aan ethiek. Niet het
weten moet worden verbeterd doch het geweten. Er zijn er die zeggen
dat men de mensen een geweten moet schoppen en inzake deze zeer
ernstige aangelegenheden hebben zij misschien wel overschot van
gelijk.
(J.B., Driekoningen 2019)
04-01-2019
Wensdenken
Wensdenken
De apokatastasis (*) of de leer dat ooit alles zal
hersteld worden in zijn oorspronkelijke toestand en meer bepaald in
de toestand van voor de zondeval met andere woorden de leer van
de terugkeer naar het paradijs mag dan wel hoopgevend lijken in
tijden van rampspoed en ellende maar hij is uiteindelijk in hetzelfde
bedje ziek als pakweg de reïncarnatieleer met zijn karmabegrip, het
vooruitgangsgeloof en de meritocratie om er maar enkele te
noemen.
De meritocratie of de leer dat iedereen loon naar werken
ontvangt, is de (vooral in de VS heel sterk verspreide)
maatschappelijke variant van de apocalyptische leer van de scheiding
van de bokken van de schapen of dus het geloof dat op het einde der
tijden het goede wordt beloond en het kwaad wordt bestraft. In feite
is die leer in strijd met de religie waaraan zij haar kern ontleent
omdat het christendom precies het tegenovergestelde predikt inzake
het aardse bestaan: de wereld is des duivels en derhalve loont het
kwaad en blijft het goede tijdens het aardse leven onbeloond terwijl
het kwaad dat de goeden overkomt, geldt als een maatstaf voor het
gewicht van de liefde zoals dat wordt verklaard in het boek Job.
Maar de meritocratie zorgt er wel voor dat allen die zij van haar
waarheid kan overtuigen, in de samenleving het beste van zichzelf
zullen geven, zij het in een jammer genoeg heel ijdele hoop; en wie
dan voor alle goed bedoelde inspanningen bestraft worden, kunnen
alsnog terugvallen op het geloof in het uiteindelijk geschieden van
recht bij het laatste oordeel waar god zelf hen zal belonen. Een
inconsistente en derhalve een toch wel bijzonder wankele om niet te
zeggen totaal onhoudbare theorie kortom een groteske leugen.
Het
vooruitgangsgeloof is dan weer verwant met de meritocratie en met de
reïncarnatieleer: hard werken wordt beloond, niet alleen met
persoonlijke maar tevens met maatschappelijke vooruitgang; het
leveren van inspanningen is verwant met het uitboeten van schulden en
wie gehoor geven aan de wet van schuld en boete, mogen dan rekenen op
een fikse beloning in een volgend leven: de promotie tot een hogere
levensvorm of kaste. In deze leer terug te vinden in de
uitdrukking van Jedem das Seine zoals
te lezen in smeedijzeren letters op het hek van Buchenwald is het
bieden van hulp aan noodlijdenden uiteraard uit den boze omdat het de
ongelukkigen aldus belet dat zij hun schuld uitboeten want dat kunnen
alleen zijzelf doen door voldoende te lijden. Die oosterse leer
vindt men vanzelfsprekend terug in de katholieke leer van het
vagevuur waar alleen persoonlijk leed in staat is om de zonden uit te
wissen. En alsof het nog niet erg genoeg was dat in deze optiek de
naastenliefde geheel onmogelijk wordt, blijkt die leer dan nog eens
in strijd met de leer van de apokatastasis of het geloof dat op het
einde de oorspronkelijke paradijselijke toestand wordt hersteld:
allen worden gered en de hel is helemaal leeg!
Er
bestaat een term voor dergelijke leugenachtige gedachteconstructies
en alvast in het geval van de theorie van de apokatastasis gaat het
om het zogenaamde wensdenken.
Wij wensen dat ten
langen leste alles goed zal komen en tegen alle logica in geloven wij
dan gewoon de stap te kunnen maken van de wens naar het feit: op het
eind van de rit zal
alles weer zijn zoals voorheen en wij geloven dit te weten
omdat wij het wensen.
Het
wensdenken mag dan de schijn hebben dat het troost biedt en daarom
niet te versmaden is maar tot spijt van wie het benijdt, is de
realiteit heel anders; het wensdenken is immers bijzonder gevaarlijk.
Wie zijn wensen voor werkelijkheid houdt, maakt abstractie van de
wetten die de werkelijkheid als zodanig constitueren en belandt
zodoende in een droom en dat is het schrikbeeld van wie hun toevlucht
zoeken in opium hetzij in de opium welke gewonnen wordt uit
papaver, hetzij in de zogenaamde 'opium voor het volk'.
De
wens onderscheidt zich van de wil uitgerekend hierin dat hij
abstractie maakt van de realiteit. Het is makkelijk om zichzelf of
ieder ander alle goeds toe te wensen maar
het is een heel ander paar mouwen om het goede ook werkelijk te
willen. In het eerste
geval volstaan enkele woorden en de kous is af een kous die doet
denken aan deze die gebreid wordt met de woorden 'ik hou van jou' of
'ik beloof u dat' de wens.
Het laatste geval daarentegen de wil
impliceert de totale verwerkelijking van wat men zegt te willen en
dat houdt een volgehouden engagement in dat een gans leven kan
overspannen en waarbij men al zijn tijd en zijn krachten in de
weegschaal werpt totdat het gewilde doel wordt bereikt. De realisatie
van het gewilde gebeurt niet in een droomwereld of in een fantasie
maar het heeft plaats in de tastbare werkelijkheid met zijn
onverbiddelijke wetten en regels, strikken en valputten, bijzondere
verleidingen, problemen, handicaps, tekorten, omwegen en doodlopende
paden. Als wij geloven dat op het einde alles sowieso
terecht zal komen omdat dan de oorspronkelijke paradijselijke
toestand hersteld zal zijn, dan beweren wij daarmee dat wij helemaal
niets meer hoeven te willen en te doen
en dat het volstaat om het beste te wensen.
Wij geloven dan dat de derde wet van de thermodynamica die van
het onverbiddelijke verval omkeerbaar zou zijn. Wij geloven dan
met andere woorden in de omkeerbaarheid van de tijd!
Nu
zullen alle fysici ons vertellen dat de tijd onomkeerbaar is maar
geheel los van dit argument tegen de theorie van de apokatastasis is
er nog een heel andere reden denkbaar om de omkeerbaarheid van de
tijd radicaal te verwerpen, namelijk een argument deels van ethische
aard: indien de tijd omkeerbaar was, dan zou ongedaan kunnen gemaakt
worden wat nu eenmaal geschied is en dan waren bijvoorbeeld de
rechtspraak en het recht volstrekt onmogelijk en in het zog daarvan
waren ook de waarheid en de leugen niet langer onderscheidbaar en
hetzelfde gold dan met betrekking tot de werkelijkheid en de droom en
met betrekking tot het leven en de dood.
Nog
anders gezegd zou in dat geval de chaos terugkeren waarvan gezegd
wordt dat die er voor het begin van de tijden was. Want het is de
onomkeerbaarheid van de tijd die ervoor zorgt dat er zoiets als het
verleden bestaat. En alleen de feitelijkheid van het verleden waakt
erover en staat er garant voor dat wat eenmaal gebeurd is, voorgoed
bewaard zal blijven, ook al kunnen wij er met onze veel te korte
benen en armpjes helemaal niet bij. Vooralsnog niet.
(J.B.,
4 januari 2019)
(*) De leer van de apokatastasis wordt vermeld in het
Nieuwe Testament in Handelingen 3,19-21. De context hieronder is van
de bijbeltekstversie van het NBG:
19 Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen
uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen
zijn van het aangezicht des Heeren,
20 En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u
tevoren gepredikt is;
21 Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der
wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den
mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw.
20-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?" - Aflevering 3: waarom populisten dictators zijn
"Waar
is Habel, uw broeder?"
Aflevering
3: waarom populisten dictators zijn
In
een artikel in MO* van 6 december 2018 getiteld De
grootste misdaad tegen de mensheid ooit, vat Louis De Jaeger
de misdadige kern van het consumptisme mooi samen: de mensen worden
(door onder meer de reclame) ongelukkig gemaakt en kunnen pas aan dat
ongeluk ontkomen door met zuur verdiend geld overbodige spullen te
gaan kopen.
Nu
de politiek zelf verworden is tot een industrie, vindt men een
toepassing van de valstrik van dit consumptisme terug bij de
populistische politici die zich immers bedienen van dezelfde list als
de misdadige reclamemakers. Zij maken hun kiezers wijs dat migratie
hen ongelukkig zal maken en dat hun partij een oplossing in
petto heeft welke hen te beurt zal vallen als zij het gedachtengoed
van die partij binnenhalen kopen en er derhalve op stemmen
teneinde deze criminelen aan de macht te brengen.
Het
bedrog is danig complex dat bijna de helft van de Europese bevolking
ziende blind in deze val trapt. Vooreerst is de 'reclame' in kwestie
doorspekt van leugens en de eerste leugen verschuilt zich in een
verzwegen tweevoudige premisse die enerzijds voorhoudt dat migratie
een kwaad is en anderzijds dat politieke machthebbers in staat zouden
zijn om migratie te manipuleren.
In elk van de twee gevallen wordt
kennis voorgewend die er gewoon niet is en in het tweede geval wordt
bovendien onbestaande macht voorgewend en deze leugens dienen
uiteindelijk geen ander doel dan aan de betrokken populisten een job
te gunnen waarvoor zij incompetent zijn: zij parasiteren quasi
straffeloos op ons democratische systeem middels elementaire
volksverlakkerij.
Zij verdienen daarvoor uiteraard de zwaarste straf
maar het feit dat ze die niet krijgen, toont aan dat hier in feite geen
scheiding der machten meer mogelijk is: de zieke democratie brengt
onafwendbaar de dictatuur.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20.12.2018)
17-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?" - Aflevering 2: het nationalisme en de mensenrechten
"Waar
is Habel, uw broeder?"
Aflevering
2: het nationalisme en de mensenrechten
Het
nationalisme ziet de staat als een socio-cultureel gegroeid geheel
met een eigen identiteit, welhaast zoals een levend organisme. Een
misvatting uiteraard omdat voor de vorming van een staat, een
constitutie volstaat, precies zoals spelregels volstaan voor het
spelen van een spel. Paradoxaal genoeg zien nationalisten de staat
bovendien vaak als een volgroeid organisme, daar zij de eigen
natie geen verdere verandering of ontwikkeling meer gunnen,
wat eigenlijk een naïef essentialisme verkapt: de opvatting dat een
staat een bevroren of onveranderlijk (geworden?) wezen is, geheel
onafhankelijk van de rest van de wereld. Maar staten komen niet tot
stand zoals individuen tot stand komen en zij leven ook niet, het
zijn geen schepselen maar constructies, werktuigen die hun
functioneren danken aan spelregels wetten.
Het
nationalisme heeft als zorg de eigen natie en dit beginsel
impliceert meteen een onafwendbare verdeling van de wereldgemeenschap
in twee kampen: wij versus de anderen. De interne contradictie
van die leer wordt apert van zodra men zich ook realiseert dat als
alle andere staten het nationalisme zouden aanhangen, er uiteraard
geen twee kampen ontstaan maar net zoveel kampen als er staten zijn,
wat betekent dat deze opvatting de facto de ideologie van de
versnippering is en dus een misvatting van dezelfde orde als het
egoïsme.
Het
egoïsme is niet slechts een morele keuze, het is vooreerst een
misvatting en een miskleun omdat het de hefboomfunctie van het
principe van de solidariteit miskent. Want zoals de geschiedenis
aantoont, creëert het beginsel van de onderlinge solidariteit in
casu de solidariteit tussen staten zelfs geheel los van het
veld van het ethische handelen een win-winperspectief, zoals dat het
geval is in alle mogelijke vormen van het internationalisme. Echt
eumoreel wordt de onderlinge samenwerking tussen naties pas van zodra
zij in de eerste plaats een samenwerking van personen is en
dan betreft dit een universalisme, zoals bijvoorbeeld het
katholicisme dat althans in woord beweert te zijn, wat betekent dat
ongeacht wie er in principe kan tot toetreden: mensen van elke etnie,
van elk geslacht enzovoort. En daar waar ook maar één persoon van
toetreding uitgesloten wordt, kan geen sprake meer zijn van
universalisme en is het universele slechts een voorwendsel, een
leugen.
De
idee dat er mensenrechten bestaan, is in wezen een bijzonder
universalistische gedachte omdat zij impliceert dat deze rechten ook
verdedigd horen te worden ongeacht de wetten van de naties waar de
betrokken mensen het burgerschap genieten. De erkenning van de
mensenrechten door de Verenigde Naties impliceert de bereidheid van
de VN om naties die deze mensenrechten schenden, te veroordelen, te
sanctioneren of op nog andere manieren onder druk te zetten om daar
aldus de eerbiediging voor de mensenrechten af te dwingen. Politici
die ervan uitgaan dat elk land zelf mag bepalen welke rechten het aan
zijn burgers geeft, verzaken eraan zich het lot van medemensen die
geen eigen medeburgers zijn, te behartigen en in feite stellen zij
aldus het burgerschap boven het menszijn, wat een perversie is. Hun
opvatting impliceert de toelaatbaarheid van wetten wars van de
mensenrechten. Dergelijke politici zijn in wezen aanhangers van de
dictatuur. Het nationalisme is een staatsvorm die haaks staat op de
eerbiediging van de mensenrechten.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 17.12.2018)
15-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?"
"Waar
is Habel, uw broeder?"
"En
de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik
weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?" (1)
Deze
dialoog tussen God en Kaïn volgt op de moord en het antwoord van
Kaïn is bedoeld als een rechtvaardiging: Kaïn erkent geen schuld,
hij stelt dat elk voor zichzelf moet zorgen: "Jedem das
seine", zoals het in grote smeedijzeren letters boven het
hek van het concentratiekamp van Buchenwald staat. (2)
(2) Daar werden reeds in 1937 communisten, Jehova's
getuigen, Roma, Sinti, criminelen, homoseksuelen en later ook
gehandicapten gevangen gezet en in 1938 werden daar samen met
daklozen en vooraanstaande joodse kunstenaars en wetenschappers ook
duizenden zogenaamde 'werkschuwen' geïnterneerd. Er waren executies,
dwangarbeid, kou en ontbering en nadat in 1939 de oorlog was
uitgebroken werd een crematorium gebouwd om de talloze lijken te
verbranden die eerst werden beroofd van wat er nog bruikbaar aan was
van gouden tanden tot hoofdharen.
Alleen
al in Buchenwald verbleven 238.979 gevangenen een derde waren
kinderen jonger dan 20 jaar waarvan er 56.545 omkwamen en in alle
concentratiekampen samen lieten zowat zes miljoen mensen het leven.
(3)
"Wir
haben es nicht gewusst", zo beweerden de Duitsers na de
oorlog. (4)
(4) Zij werden hierin in het gelijk gesteld
door "de naoorlogse Duitse bondspresident Richard von Weizsäcker
die tijdens de oorlog in de Wehrmacht
diende" zijn vader Ernst "was voor het naziregime eerst
staatssecretaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken en later
ambassadeur in het Vaticaan". (Zie:
https://historiek.net/wir-haben-es-nicht-gewusst-de-duitsers-en-de-holocaust/63703/
)
"Ik
weet het niet", zo antwoordde Kaïn: "ben ik dan
mijn broeders hoeder?" Een uitspraak die ook naar onze tijd
gecatapulteerd werd: "Zijn wij dan verantwoordelijk voor de
vluchtelingen? Is het dan onze plicht om voor hen te zorgen?"
aldus schuift de N-VA-voorzitter de verantwoordelijkheid van
zich af en hij doet dat in naam van een steeds groeiende massa
kiezers.
Maar
hoe kan het ook anders, het christendom immers is niet langer
vanzelfsprekend; de gelijkheid van alle mensen vanuit de overtuiging
dat wij allemaal kinderen van God zijn, geldt kennelijk niet meer;
steeds vaker hoort en leest men dat alleen gekken geloven dat het hunplicht is om voor wildvreemden
zorg te dragen en nu de handelaars huishouden in de tempels, (5)
weerklinken
nergens nog de woorden uit de parabel van de barmhartige Samaritaan:
de gift om niet bestaat niet langer, voortaan weergalmen heel andere
wetten waarvan sprake in de Apocalyps, over
de aanbidding van de onmens die al degenen doodt die hem weigeren te
aanbidden de onmens, de afgod, het geld want wie de macht van
het geld miskennen, aan hen wordt de toegang tot de wereld ontzegd
die immers des duivels is. (6)
(6)
Apocalyps van Johannes,
hoofdstuk 13: "En ik zag uit de zee een beest opkomen,
(...) en op zijn hoofden was een naam van godslastering. (...) En ik
zag een ander beest uit de aarde opkomen (...) En het maakt, dat de
aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden (...) En
verleidt degenen, die op de aarde wonen, (...) dat zij voor het beest
(...) een beeld zouden maken. (...) En hetzelve werd macht gegeven om
het beeld van het beest een geest te geven, opdat het (...) zou
spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet zouden
aanbidden, gedood zouden worden. En het maakt, dat het aan allen,
kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten,
een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; En dat
niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den
naam van het beest, of het getal zijns naams. Hier is de wijsheid:
die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is
een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig."
Dat de wereld het
terrein van de duivel is, spreekt uit het verhaal van de verzoeking
van Jezus door de duivel want wanneer deze laatste zich als eigenaar
van de aardse koninkrijken opwerpt, spreekt Jezus dit geenszins
tegen. Zie: Matteüs 4:8-10:
"De duivel nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge
berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht
en zei: Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij
aanbidt. Daarop zei Jezus tegen hem: Ga weg, Satan! Want er
staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.
Zie ook: Lucas
4:5-8: "Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen
plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van
de wereld zien. De duivel zei tegen hem: Ik geef u de macht over
dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover
beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als u in aanbidding voor
mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn. Maar Jezus antwoordde:
Er staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen
hem.
De
geschiedenis heeft een vreemde wending genomen. De welluidende
staatsvorm van de democratie of het recht van de
meerderheid is niets anders dan
een verschijningsvorm van het onwelluidende recht van de
sterkste. Ook vandaag zijn het
de sterkeren die heersen over de zwakkeren en dit door middel van de
uitbuiting die de kloof tussen beide steeds groter maakt. Alleen het
christendom is in staat gebleken om met de wet van de liefde weerwerk
te bieden aan de natuur en die wet maakt het christendom dan ook
bovennatuurlijk. Mede door de politieke werking van de kerk is het
christelijke handelen deels vanzelfsprekend geworden maar evenzeer is
het tot de sfeer van het onbewuste en het onpersoonlijke handelen en
denken gaan behoren in die zin dat het doen en laten van de door de
kerk gevormde menigten in een christelijk gekleurde trend verliep met
dezelfde spontaneïteit waarmee elke trend zich doorzet als zijn tijd
daar is. Veeleer dan de overtuiging was het dan de wet van de
gewoonte die het gedrag van de massa's stuurde en het is dan ook niet
verwonderlijk dat het verdwijnen van deze grotendeels onbewuste
tendens zich quasi onopgemerkt voltrokken heeft. Verbaasd zoals
langslapers die uit een droom ontwaken, staan plotseling fel
aanzwellende menigten op die zich afvragen waarom ze eigenlijk nog
langer hun naaste zouden beminnen nu ze zijn gaan beseffen dat hun
zelfverrijking er aanzienlijk beter zou bij varen indien ze hun
naaste zouden beconcurreren, uitbuiten of gewoon verorberen met huid
en haar. Een aanzwellende groep ouders wenst niet langer dat hun
kinderen goede mensen worden, zij verkiezen zonen en dochters die hun
plan kunnen trekken in de strijd welke in de wereld wordt gevoerd om
de macht maar ook gewoon om een plaats, een dak en een boterham want
de te verdelen koek wordt kleiner en het aantal hongerigen neemt
gestaag toe. De idealen van de barmhartige Samaritaan die zich buigt
over de beroofde vreemdeling en die hem verzorgt, Sint Maarten die
met een stuk van zijn mantel de naakte bekleedt en pater Damiaan die
zijn leven deelt met de leprozen, zijn museumstukken geworden en de
helden van vandaag heten Bill Gates, Mark Zuckerberg, Madonna en
Cristiano Ronaldo. De goedheid heeft plaats gemaakt voor de roem, de
schijn heeft de plaats ingenomen van het zijn, het hemelse geluk van
weleer dat men pas kan verdienen met opoffering, volharding en
toewijding staat voortaan in de schaduw van de 'chance' die aan het
blinde lot is toe te schrijven en zo ook zetelt dat blinde en
onrechtvaardige lot vandaag op de troon van de vermiste, alziende,
rechtvaardige god.
Het
stoort ons niet meer wanneer rechtvaardigen die zich het lot van de
medemens behartigen, koelbloedig worden vermoord het stoort ons
niet meer in die mate dat we ervan wakker liggen, het is nog slechts
'nieuws' voor een dag, hooguit een week, om vervolgens te verdwijnen
in een rugzak gevuld met duizend dergelijke verhalen, het ene
feitelijk, het andere fictief, het lijkt niet meer uit te maken,
alsof de grens tussen werkelijkheid en droom zelf fictief was zoals
ook die tussen wil en wens dat steeds vaker wenst te zijn.
Haatdragenden verkiezen geheel democratisch'leiders'
die aan hun haat gestalte geven door de uitingen ervan middels nieuwe
wetten te verheffen tot de legitieme praktijk. Populisten die de
laagste verzuchtingen van het volk vertegenwoordigen laten zich
bijstaan door leugenachtige praatbarakken die zij tot professoren
benoemen om aldus de verkrachting van het redelijke door het louter
autoritaire te kunnen bewerkstelligen. Zij vullen de media met hun
oeverloos gedreun van steeds misselijker makende onzin en zij
verplichten de massa's hun lelijke spel toe te schouwen en hen te
gaan quoteren in het kiesbureau. Op die manier vernederen de massa's
zichzelf, suïcideert zich het mensdom en staat een beest op uit de
aarde een beest dat alsnog spreekt zoals een mens spreekt, echter
zonder een mens te zijn: de onmens, de afgod, het geld want wie
de macht van het geld miskennen, aan hen wordt de toegang tot de
wereld ontzegd die immers des duivels is.
"En
de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik
weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?"
De waarheid en de politiek. (N.a.v. de heisa over het meebesturen van PVDA in Zelzate na de verkiezingen van 2018)
De
waarheid en de politiek.
(N.a.v. de
heisa over het meebesturen van PVDA in Zelzate na de verkiezingen van
2018)
Het belangrijkste punt in de hele heisa
is dat er nooit een cordon sanitair is opgetrokken tegen een andere
partij dan het Vlaams Blok. Wil men dat doen, dan moet dit gebeuren
via een rechterlijke uitspraak, precies zoals dat gebeurd is tegen
het Vlaams Blok van weleer: op grond van strafrechterlijke feiten en
na een onderzoek de rechtsstaat waardig. Spreken over een
'feitelijk' cordon sanitair inzake andere partijen, is liegen:
men verkapt het niet bestaan ervan en men poogt de achterklap te
verheffen tot het niveau van de rechtspraak. Of moet men terug naar
de tijd van het 'feitelijk' cordon sanitair tegen mensen met een
andere huidskleur? Terug naar het 'feitelijk' cordon sanitair tegen
vrouwen, tegen homo's, tegen anders-validen en noem maar op? Wil men
terug naar die toestanden van wetteloosheid en verdrukking dan
belandt men alras in de middeleeuwen: men beseft niet langer dat
wetten er zijn ter bevrijding van het volk en ter bescherming van
alle burgers tegen allerlei vormen van geweld onder meer tegen
het geweld dat de waarheid wordt aangedaan. Buiten de wet opererende
actoren oefenen druk uit om niet te zeggen dat zij geweld
gebruiken om de rechtsstaat buiten werking te stellen: politici
roepen zichzelf publiekelijk uit tot burgemeester vooraleer zij als
zodanig rechtsmatig werden benoemd en verliezers van de verkiezingen
manifesteren op straat in een poging om zich alsnog door het gezag
als winnaars te doen erkennen; allerlei benoemingen gebeuren steeds
vaker 'in den duik'; misdadigers gebruiken massamedia
desinformatie om hun aanklagers een hak te zetten. En helaas ziet
men steeds vaker de rechtsstaat bezwijken voor het geld van
criminelen misdaadgeld. Het is de zwakte van dit ruilmiddel dat
er niet op vermeld staat waar het vandaan komt en zo kan allerlei
geboefte zijn straf trachten af te kopen van belastingontduikers
tot topgangsters. Een staat die toehapt, gelooft verkeerdelijk aldus
winst te kunnen boeken: met haar onverstandig opportunisme
capituleert zij voor de middel-doelomkering (een Augustiniaans begrip
dat werd overgenomen door jawel Karl Marx!) welke die misdaad
mogelijk maakt en zij verwerpt mét haar geloofwaardigheid niets
minder dan het eigen voortbestaan.
Maar in de
politiek wordt de waarheid nu eenmaal verkracht en het ergste is
dixit Primo Levi dat men er massaal onverschillig voor blijft
zodat het ganse volk medeplichtig is aan de schanddaden van haar
leiders. Indien zoals bij Pinokkio ook de neuzen van de echte mensen
langer werden van het liegen, het zou geen zicht meer zijn. Jamal
Khashoggi deelt het lot van Lumumba en dat van zijn twaalf miljoen
landgenoten op de koloniale rietsuiker- en rubberplantages van
Belgisch Congo; het lot van de joden, de roma en de homo's uit de
Nazitijd wiens lijken men bij het einde van de oorlog nog rap wilde
opgraven om ze te laten verdwijnen; het lot van de Armeniërs onder
de Turken en dat van de eerste Christenen onder de Romeinen; het lot
van Socrates in het Athene van meer dan tweeduizend jaar geleden
teveel om op te noemen. In alle gevallen heeft men kennelijk geloofd
de waarheid mét haar vertegenwoordigers te kunnen uitschakelen.
Hoopgevend is dat dit gewis en zeker nooit helemaal zal lukken.
(J.B., 12.11.2018)
03-11-2018
Over de uitroeiing van bejaarden
Over
de uitroeiing van bejaarden
1.
Grote
geleerden uit de voorgaande decennia hebben erop gewezen dat de zorg
voor het kroost geen zelfopoffering zou vergen vanwege de ouders
omdat mensen zich hierin allerminst onderscheiden van de andere
dieren die immers amoreel handelen terwijl het er anders zou
aan toe gaan inzake de zorg van de kinderen voor hun ouders: alleen
mensen zouden hiertoe in staat zijn. Inmiddels hebben etiologen ook
bij niet-menselijke dieren altruïstisch gedrag ontdekt dat niet
direct zou te maken hebben met het soortbehoud en andersom blijken
ook mensen in staat tot vormen van egoïsme die men zelfs bij
wreedaardige dieren niet terugvindt maar de interpretaties van die
bevindingen blijken nogal uiteen te lopen. Volgens sommigen staat
niet het mens-zijn garant voor het overstijgen van het recht van de
sterkste maar veeleer het christendom en de daaruit voortvloeiende
beschaving die zich immers sterk onderscheidt van talrijke
meedogenloze en barbaarse culturen: het ethisch besef is naar hun
zeggen niet afkomstig van de menselijke natuur doch van de
bovennatuur welke door de Godmens Christus in de natuurlijke wereld
wordt naar binnen gebracht om deze op te tillen naar een hoger
bestaansniveau. Hoe dan ook ziet men hoe in werelden die niet of nog
niet gechristianiseerd werden, vaak een volkomen afwezigheid van de
belangeloosheid welke de christelijke caritas kenmerkt waaraan men zo
gewoon geworden was. Edoch, nog veel frappanter en tevens redelijk
angstwekkend is het in het westen terugkerende egoïsme dat gestaag
het wegebben van het christendom begeleidt. Het lugubere verschijnsel
blijft voor velen vooralsnog verborgen omdat het verkapt wordt door
een sociaal en politiek geïnstitutionaliseerde solidariteit die
eveneens haar wortels in het christendom heeft gehad en die men
'normaal' is gaan vinden terwijl zij eigenlijk allerminst natuurlijk
is. Maar samen met de christelijke ethiek ziet men in onze contreien
deze solidariteit sinds enkele decennia afbrokkelen en dat proces zet
zich in met het verdwijnen van het universaliteitsbeginsel: de
menselijke solidariteit is niet langer de solidariteit onder alle
mensen wat bij uitstek een christelijk idee is, een gedachte die
zich kristalliseert in de betekenis van de term 'katholicisme' want
'katholicos' betekent 'universeel' maar zij beperkt zich tot de
mensen van het eigen werelddeel, tot de landgenoten, tot de
streekgenoten of nog enger, zoals bijvoorbeeld daar waar zij zich
beperkt tot de leeftijdgenoten. En die verenging houdt allerminst
halt bij het egoïsme want ook het ego wordt nog verder opgedeeld,
zoals dat het geval is bij allerlei verslavingen, waar deelsystemen
van een individu eisen stellen welke de persoon in kwestie moet
inwilligen en soms zelfs met zijn leven moet betalen: de maag
controleert de hersenen, de morfine-, alcohol- of nicotinereceptoren
bepalen de gedachten en de ideologie van het betrokken individu en
zij controleren zijn gedrag. En ook in de andere richting extern
aan de mens geldt niet langer het personalisme de ideologie
waarbij de (menselijke) persoon centraal staat en waar diens geluk
het einddoel is van alle streven maar een volkomen
gefragmenteerde en gedepersonaliseerde werkelijkheid die niet langer
bestuurd wordt door een wil maar door onpersoonlijke, anonieme en
blinde tendensen zoals de koers van een munt, allerlei
belangengroepen welke als abstracte eenheden hun belanghebbers
overleven en overstijgen, economieën en industrieën, wisselende
modes en mentaliteiten of 'geesten' die in feite datgene gemeen
hebben met kanker dat aan hun groei nooit een einde kan komen omdat
zij als zodanig onverzadigbaar zijn: men kan nooit rijk genoeg zijn,
het genot moet zonder grenzen opgedreven kunnen worden, het
energieverbruik moet samen met de economische groei eindeloos
aangezwengeld worden, het enige moto luidt: altius, citius,
fortius en concurrentie vervangt samenwerking, leidt tot
monopolievorming, dictatuur en oorlog met als uiteindelijke uitkomst
de dood voor allen.
Vreemd
genoeg is het pas de bewustwording van onze eindigheid die als enige
met een krachtdadige stem aan deze waanzin een halt kan toeroepen:
het bewustzijn van de eindigheid gaat gepaard met het zich realiseren
van het bedrog van de droom waarin wij het echte leven voor een spel
geloofden te mogen houden. De ernst keert pas terug als het de tijd
menens wordt, als de krachten beperkt blijken en bijna op, als de
bodem van de geldbeugel in zicht komt, als de voorraad aan
grondstoffen slinkt, als de krachten uitgeput raken en de honger zich
laat voelen. Pas de pijn drukt ons weer met de neus op de feiten,
wekt ons abrupt uit het bedrog van de droom, herinnert ons aan de
afspraken die ons bestaan dragen en die wij vergaten terwijl zij op
hun beurt ons allerminst kunnen vergeten omdat het leven nu eenmaal
niet wordt gedragen door wensen en verlangens maar door harde regels
en door overeenkomsten met een geheugen zo feilloos als de
natuurwetten zelf. En de bevinding van de eindigheid van het bestaan
concentreert zich in de bejaarde, in de mens die zijn jaren begint te
tellen en die vaststelt dat zijn tijd er bijna op zit: hij kan de
verblinding niet langer handhaven, hij wordt met hoogdringendheid en
tegen heug en meug tot ziener gemaakt en als hij zich niet in het
verderf stort maar daarentegen rechtuit spreekt, blijkt hij in het
bezit van een wetenschap waarvoor alle anderen op de vlucht zijn. En
dat is ook de eigenlijke reden waarom de bejaarde uiteraard op
onvoorstelbaar gesofisticeerde manieren door elke beschaving die
haar illusies wenst te handhaven, uitgeschakeld wordt.
2.
In
feite is de bejaarde de door de natuur tot dissident verheven mens
'verheven', want het heersende regime is alles behalve goed, het is
repressief omdat het haar ontmaskering niet kan dulden. Reeds in het
jonge christendom wordt bij de vierde-eeuwse Augustinus van Hippo een
onderscheid gemaakt tussen het rijk van de wereld (civitas
terrena) en het rijk van God (civitas caelestis of civitas
Dei), uitvoerig uitgewerkt in de waanzinnige dertiende eeuw door
Thomas Aquinas. In de katholieke theologie kan men het geluk pas
bereiken doorheen het lijden dat in de navolging van Christus uit de
wereldse beproevingen volgt aan welke men dient te verzaken en ook in
de hedendaagse theologie geldt dat er zonder de kruisdood geen
opstanding mogelijk is. In de Faustlegende ruilt het hoofdpersonage
zijn eeuwige ziel voor tijdelijk aards voordeel, wat suggereert dat
de twee elkaar uitsluiten en dat derhalve het leed een noodzaak is
voor het hemelse geluk waaraan het wereldse moet opgeofferd worden.
Atheïsten zien in die opvatting enkel zelfbedrog: de gelovige
probeert het lijden te aanvaarden en goed te praten door er een zin
aan toe te kennen en het als noodzakelijk uit te leggen maar ook die
atheïstische verklaring doet niets af aan de realiteit van het
lijden waarmee wij nu eenmaal moeten leven, alle 'pijnstillers' ten
spijt. De dood te aanvaarden als de ultieme pijnstiller is een
onverstand vanjewelste en te spreken van het meesterschap over het
leven waar het euthanasie betreft, is de zaken op hun kop zetten
omdat er voor moord nu eenmaal geen andere kennis vereist wordt dan
deze waarover zelfs de laagste dieren beschikken, maar wij leven nu
eenmaal in de waanzinnige eenentwintigste eeuw.
Alleen
al door er te zijn confronteert de bejaarde de mens met de
onafwendbaarheid van zijn lot tenminste als hij zichtbaar is want
precies daar ligt het paard gebonden: onze bedrieglijke samenleving
doet er alles aan om haar bejaarden onzichtbaar te maken. Zij
worden uit het actieve leven gehaald, naar hun mening wordt niet meer
gevraagd, zij worden door de jongere en onwetende generaties
paternalistisch benaderd, behandeld met pedanterie, betutteld en
geïnfantiliseerd. Maar dat is slechts een fase welke voorafgaat aan
de eigenlijke doodsteek.
Sinds
jaar en dag weten wij allen dat sociale uitsluiting en moord een en
dezelfde handeling zijn: karaktermoord gaat vooraf aan moord en
bestaat erin dat het slachtoffer niet langer als mens benaderd wordt
en het lot deelt van wie zichzelf hebben overleefd. De geschiedenis
van de heksen van Salem waarbij weerlozen gedemoniseerd worden en op
grond daarvan veroordeeld en omgebracht is het archetype van deze
gruwelijke vorm van misdaad. Zij herhaalt zich telkenmale daar waar
een bejaarde dement verklaard wordt op grond van het feit dat zijn
prestatievermogen achteruitgaat, dat hij trager en vergeetachtiger
wordt en zich vaker vergist allemaal normale verschijnselen
bij mensen op jaren. Of ware het dan veeleer normaal wanneer men op
tachtigjarige leeftijd rapper kon lopen of spraakzamer was dan als
jonge twintiger?
De
vernietiging van de oude mens start met het tot patiënt verklaren
van de persoon in kwestie de geneeskundige sector wil immers van
elke burger een dossier zoals ook de banksector van iedereen een
fiche aanlegt van klanten én van potentiële klanten en dat is
al de rest en zoals de staat iedereen tot het burgerschap heeft
veroordeeld nog van voor zijn geboorte. Soms is dat een zegen, soms
ook niet, maar het probleem is wel dat al deze instellingen welke
aanvankelijk ten dienste stonden van de mensen, mede onder de invloed
van het tanende christendom, het middel met het doel hebben
verwisseld zodat zij vandaag in heel wat gevallen de mensen tot hun
eigen nut hebben gemaakt. De toestand is dermate ernstig dat ook de
directe toekomst van de mensheid aan de haak wordt gehangen: vaak
staan zelfs onze scholen niet langer ten dienste van de opvoedelingen
maar worden daarentegen de kinderen door hen feitelijk als klanten
beschouwd, getuige hun verborgen agenda waarin zij de leerkrachten
ertoe aanzetten om geen eisen meer te stellen aan de leerlingen en
dat met de verborgen reden dat zij anders de school zullen verlaten
zodat het personeel werkloos achterblijft: Denk eraan dat elke
leerling anderhalf lesuur waard is! zo klinkt het tijdens de
besloten vergaderingen van de leerkrachten uit de mond van een voor
zijn eigen job bezorgde directeur, weliswaar nadat deze eerst
gewaarschuwd heeft dat voor al het in de vergadering besprokene
geheimhouding geldt. Leerkrachten die zich daar niet aan houden,
verliezen sowieso hun werk en op deze manier speelt de macht van het
geld haar troeven uit... in de civitas terrena. Met
betrekking tot de bejaarden die helemaal geen zorgzame ouders meer
hebben en vaak ook geen kinderen waarin zij hun vertrouwen kunnen
stellen, wordt vanzelfsprekend een nog veel omvangrijker carrousel op
touw gezet, temeer daar zij behalve weerloos vaak ook gefortuneerd
zijn, wat concreet betekent dat zich plotseling allerlei menslievende
personages en instellingen komen aandienen om de last voor de zorg
voor dat fortuin van hun schouders te nemen of te helpen dragen. Dat
zal de bejaarde waarschijnlijk worst wezen omdat zijn tijd op aarde
er bijna op zit maar op de drempel van de civitas caelestis,
is het zijn gelatenheid ter zake welke onmiskenbaar waarschuwt voor
een lot waaraan geen mens ooit is ontsnapt.
3.
Oud worden als zodanig is niet per se problematisch maar
dat wordt het wel vanaf het ogenblik dat men het opgeplakte etiket
'oud' beaamt omdat betutteling heteronoom maakt, de zelfzekerheid
aantast en daardoor ook de zelfstandigheid: men wordt afhankelijk van
derden die er in feite op uit zijn om zich boven de betuttelden te
positioneren in een pikorde waarvan zij de agenda bepalen. Bejaarden
worden dikwijls genoeg valselijk voor onverstandig gehouden terwijl
zij alleen maar niet antwoorden op vragen omdat ze hardhorig zijn.
Bejaarden zijn vaak minder spraakzaam, niet uit onwetendheid maar
omdat de staat van hun gebit hun de spraak bemoeilijkt ofwel omdat
zij geleerd hebben dat zwijgen soms het beste is. Bejaarden zijn
slecht te been terwijl er vaak niets mis is met hun benen, het
ontbreekt hen alleen aan ruimte om te lopen in de zorginstelling
zonder tuin waarin zij opgesloten zitten. Als gevangenen worden zij
onwillekeurig beschouwd als onzelfstandigen of als (geestes)zieken en
onder meer om die reden krijgen zij in instellingen zelden bezoek.
Zelf hebben zij ook moeite met het overbruggen van de afstanden die
hen scheiden van hun bekenden, zodat zij minder converseren en het
daardoor op den duur dan ook verleren om te communiceren, precies
zoals zij het verleren om te lopen bij gebrek aan ruimte. Het lichaam
en de geest zijn er nog maar bejaarden worden al te vaak beroofd van
de mogelijkheden om die twee te laten functioneren met reeds na zeer
korte tijd het teniet gaan van die bekwaamheden want bijvoorbeeld de
atrofie van het spierapparaat dat ons in staat stelt om te lopen,
treedt al in na twee weken bedlegerigheid. Voor hun gebreken zijn
bejaarden aldus zelden zelf verantwoordelijk: de schuldige is meestal
de allerminst bejaardenvriendelijke maatschappij die de schijn hoog
wil houden van een aards paradijs met als wetenschappelijk
hoogstandje de eeuwige jeugd alles wat niet beantwoordt aan de
bedrieglijke droom, verdwijnt achter de façade in vergeetputten en
crypten. En het aantal van die 'verdwijningen' neemt hals over kop
toe: in 2016 telde België bijna drie miljoen zestig-plussers
bijna een derde van de bevolking en in 2050 zullen dat er vier
miljoen zijn of bijna de helft van de bevolking. In 2060 zal de helft
van de Belgen met pensioen zijn. (°) Maar misschien zal dat het tij
doen keren, want de bejaarden worden gewis een meerderheid en wij
leven in een democratie...
De hoge leeftijd wordt
in de westerse cultuur steeds vaker beschouwd als een ziekte en de
remedie daar tegen luidt steeds vaker euthanasie. Edoch, alleen al
omdat oud worden een teken is van een goede gezondheid, is de
medicalisering van de oude dag een absurditeit. De neiging om
negentigers en zelfs tachtigers en zeventigers als zieken te
benaderen en de tendens om de eigenheden van de oude dag als
abnormaliteiten te gaan catalogeren, verraadt een wel bijzonder
onnatuurlijke attitude en vandaar ook een niet wetenschappelijk te
verantwoorden houding tegenover het gegeven dat elk leven door de
band genomen een opgang en een ondergang kent. De medicalisering van
de ouderdom getuigt ervan dat men het gegeven van de fysieke
ondergang als attribuut van de levensloop weigert te aanvaarden. Deze
weigering toont de mens als een wezen dat in het onvermogen verkeert
om zijn eigen werkelijkheid en derhalve de realiteit zonder meer
onder ogen te zien. Het medisch behandelen van de ouderdom is
derhalve een wetenschappelijk niet te verantwoorden bedrijvigheid
welke helemaal niets te maken kan hebben met wat de geneeskunde hoort
te zijn in de oorspronkelijke zin. En de eerste slachtoffers van die
bedrijvigheid zijn de bejaarden zelf die, eenmaal zij als patiënten
geboekstaafd staan, het worden ingeprent dat zij niet alleen ziek
zijn maar dat zij bovendien lijden aan een zogenaamd ongeneeslijke
kwaal. Paradoxaal genoeg worden zij daarvoor dan alsnog behandeld,
bij uitstek in de geriatrie, en wel tot het einde, tenzij de
behandeling niet langer plausibel is wel te verstaan in
economische zin.
De ondergang als een aan
het leven inherente fase is bij de mens echter van louter fysieke
aard omdat alleen de lichamelijke component van het menszijn
materieel is en onderhevig aan entropie of aftakeling. De geest
daarentegen blijft in principe groeien en in een welbepaald religieus
opzicht vormt de fysieke neergang zelfs een onontbeerlijke component
voor de voltooiing van dat geestelijke groeiproces. Binnen het
christelijke geloof kunnen het lijden en de dood namelijk gezien
worden als noodzakelijk voor de heel-wording en de bevrijding van de
geestelijke mens. Het past weliswaar niet altijd meer even
vanzelfsprekend in het vandaag hier in het westen gangbare mensbeeld
maar niemand kan erom heen dat de ouderling slechts in de louter
fysieke zin als een naar de kindertijd teruggekeerde mens beschouwd
kan worden, met name in zijn toegenomen afhankelijkheid van andermans
hulp. Maar wat betreft het geestelijke kan het verschil tussen twee
mensen niet groter zijn dan zoals dat bestaat tussen het kind en de
bejaarde. Het lijkt erop dat de geestelijke groei betaald wordt met
de fysieke afgang of om het op een meer positieve manier uit te
drukken, blijkt het lichaam zich te offeren aan de voltooiing van de
geest zoals de was van de kaars zich offert aan de vlam die haar
verteert. Pas in dat licht wordt het mogelijk om de hoge leeftijd te
aanvaarden als een fysieke ondergang en om die ook naar zijn waarde
te schatten.
Het alternatief is de
pervertering van de geneeskunde en van de wetenschap in het algemeen,
welke dan niet langer de al dan niet vermeende ziekten uitschakelen
maar die hun pijlen richten op de zieken zelf. Hierin verschillen zij
dan helemaal niet meer van de krankzinnige Hitler en zijn trawanten
die van mening waren dat ongewenste mensen zijn zoals rotte appels in
een mand en dat zij eruit verwijderd moeten worden. In elk geval is
het veel makkelijker om zieken te doden dan om ziekten te bestrijden:
voor dat laatste heeft men hoog opgeleide artsen en geleerden nodig;
voor het eerste volstaan beulen. De tanende tolerantie jegens onze
bejaarden drukt zich uit in de medicalisering van de ouderdom en dat
gedoe lijkt wel het voorspel van een nieuwe holocaust.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 11: de meritocratie
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
11: de meritocratie
In
een schitterend artikel in het MO* nummer van 8 oktober 2018
beschrijft Mathieu Bokestael (onder meer docent Nederlandse
letterkunde en cultuur aan de universiteit van Riga) de leugen van de
meritocratie het maatschappijmodel dat voorhoudt dat de meest
verdienstelijke burgers het sociaaleconomisch ook het verst schoppen;
met andere woorden dat hard werken en succes altijd hand in hand
gaan. De meritocratie is ons bij uitstek bekend van de zogenaamde
American
Dream
welke ook in Europa gevierd wordt, namelijk als het neoliberalisme.
Bokestael illustreert het bedrog in kwestie middels Steinbecks The
Grapes of Wrath (over
immigranten die de Amerikaanse droom nalopend hun ongeluk tegemoet
gaan),
F. Scott. Fitzgeralds The
Great Gatsby (waarin
het hoofdpersonage anderszins ervaart hoe die droom helemaal geen
navenante realiteit garandeert),
het
geval Walt Withman (die zijn eigen American
dream
verwezenlijkte door zijn eigen recensies te schijven) en Leonard
Bernsteins West
Side Story
(dat het racisme hekelt en waarin de American
dream
de vrouwen betovert, hebberig maakt en ze ertoe aanzet hun man te
doen 'werken' tot aan zijn burn-out). De realiteit strookt niet met
de meritocratie omdat er, aldus Bokestael, structurele ongelijkheden
zijn (armoede en kansarmoede) en omdat ook geluk (in de betekenis van
toeval of 'chance') een grote rol speelt in het leven en de auteur
verwijst daarom naar de louterende werking van het Oudgriekse
wereldbeeld zoals tot uitdrukking gebracht in de Helleense tragedie.
De meritocratie is eigen aan het kapitalisme en aan het onbehouwen
liberalisme, het geloof in the
survival of the fittest
een illusie die overigens aan diggelen gaat bij elke beurscrash
en bij andere gigantische problemen zoals die inzake het milieu. De
meritocratie is verder in strijd met de bevinding dat de succesrijken
overwegend bestaan uit blanke heteroseksuele mannen: vrouwen, homo's
en kleurlingen verdienen minder of geraken niet aan de bak. Wie de
droom nahollen oogsten veeleer een voortijdige burn-out dan succes en
het maakt mensen ongelukkig te moeten leven in het zogenaamde 'dubbel
bewustzijn' van W.E.B. Dubois (1903) waarin de mens worstelt tussen
wie hij is en wie hij (in andermans ogen) zou moeten zijn de
frustratie dus die uit deze gigantische leugen volgt.
Mathieu
Bokestael, de moeite van het lezen waard. (Zie bij de verwijzingen
hieronder a.u.b.).
Als de
kranten vandaag blokken dat één op de twee vrouwen en één op de
drie mannen dement worden, ligt de reden voor het alarmerend karakter
van dit bericht in geen geval in het feit dat ouderen nu eenmaal niet
meer zo geïnteresseerd zijn in hun eigen toekomst op aarde dat
heel begrijpelijke fenomeen is immers de eigenlijke grondslag van het
proces dat met dat grote woord met zijn negatieve connotatie
'dementie' heet.
Als er in
dezer een reden voor ophef bestaat, dan ligt die hierin dat men
althans dezer dagen en in onze cultuur aan ouderen deze afgang
niet blijkt te gunnen, dat men van hen blijft eisen dat zij betrokken
blijven in de economie, dat zij zich blijven bijscholen, kortom dat
zij er moeten naar streven om, tegen beter weten in, eeuwig jong te
blijven en te doen alsof de dood alleen maar een kwalijke droom was.
En nu is het best mogelijk dat jongeren in staat zijn om het been
stijf te houden inzake de ontkenning van het levenseinde aan
mensen van jaren verkoopt men die onzin niet meer.
Omdat oud
worden ons aller deel is als wij tenminste dat geluk hebben
verraadt onze houding tegenover 'dementie' dat de 'beschaafde' mens
als zodanig zijn eindigheid niet aanvaardt. De westerse mens verwerpt
niet alleen de pijn en de moeite eigen aan het leven maar tevens kan
hij de eindigheid ervan niet dulden. En dat het leven eindig is,
betekent in de eerste plaats dat het wordt beëindigd buiten de wil
van wie aan het leven participeren.
De ervaring
dat ons bestaan wordt be-eindigd zonder dat daarvoor naar onze
toestemming wordt gevraagd, maakt ons ervan bewust dat het leven als
zodanig niet het onze is: wij hebben geen beslissingsmacht, noch over
onze geboorte hoe zou dat ook kunnen als wij er niet eens waren
noch over onze dood de 'geleerden' ten spijt die beweren dat
euthanasie het vermag om die beperking op te heffen.
De ervaring
dat het leven ons op een dag wordt ontnomen dat wij het moeten
teruggeven leert ons dat het bestaan een gift is en geen bezit
waarmee wij naar willekeur zouden kunnen handelen en de toestand van
hovaardij waarin het merendeel van de rijken leven, zorgt ervoor dat
dit gegeven van het onvermijdelijke én niet te voorziene sterven als
een vernedering wordt ervaren. En blijft het dan 'voorlopig'
onvermijdelijk, dan gaan sommigen er prat op dat men het nu wél kan
voorzien of schikken en dat heet dan 'euthanasie' of 'de goede dood'.
Intussen
neemt men het aan ouderen kwalijk dat zij, alleen maar door er te
zijn, ons allen eraan herinneren dat ons bestaan eindig is en dat
niemand ontsnapt aan de wet dat elke bloei gevolgd wordt door een
ondergang. Zij die uit de boot vallen in casu door de
ouderdom worden er welhaast van beschuldigd dat zij oud
worden alsof dit zaken waren die zij zelf in de hand hadden.
De
hypocriete waanzin van onze huidige westerse samenleving eist van
haar bejaarden dat zij zich op zijn minst onzichtbaar zouden maken,
dat zij zich zouden 'verkleden' misschien niet in jongelui maar
dan toch in mensen van zogenaamd 'middelbare leeftijd'. Op die manier
immers hoeven zij die vooralsnog aan de ouderdom ontsnappen, de
gewisse aftakeling niet meer voortdurend voor ogen te hebben. En wie
er niet in slagen om met gesofisticeerde opsmuk onze ondergang
onzichtbaar te maken, worden met huid en haar achter de muren van
gespecialiseerde instituten gestopt welke niet langer
'concentratiekampen' heten maar 'zorginstellingen'. In wezen zijn
deze instellingen nog gruwelijker dan de concentratiekampen van
weleer want hier komt niemand ooit anders uit dan horizontaal
en koud.
Maar hoe
geraakt men er in godsnaam in? Heel eenvoudig middels een examen bij
iemand die ooit de eed van Hippocrates aflegde maar die kennelijk de
betekenis ervan vergat, met name dat men zijn kennis en kunde als
arts nimmer zal aanwenden om een mens kwaad te doen. Een onderzoek
wordt het genoemd maar het is een heus examen en dan nog een vreemd
examen want er valt niets bij te winnen, er valt alleen wat bij te
verliezen en wat dan wel? Het allerkostbaarste bezit: onze
vrijheid!
"Je
hoeft helemaal niets te vrezen, mamma: je moet eens bij de dokter
voor een heel klein onderzoekje, het duurt amper tien minuten".
Edoch, wee
hen die voor het examen dat nog zo onschuldig leek, de helft van de
punten niet halen, want zij krijgen gewis en zeker levenslang. En de
geslaagden mogen, als alles eerlijk verloopt, hun vrijheid behouden.
Althans voorlopig, want ongetwijfeld komt er zes maanden later of
misschien al eerder een nieuw examen en dat houdt niet op totdat ook
zij voor dat examen zakken. In feite is het examen in kwestie een
hardnekkige poging tot liquidatie van een oudje. Een poging die
kadert in de alomvattende poging van de mens om de schijn op te
houden dat de eeuwige jeugd zijn deel is.
Alzo
bestaan er op aarde weliswaar dementverklaarden maar er zijn ook nog
de dementverklaarders. De eerste categorie van dementen is ons al
langer welbekend; de laatst genoemde mag het bij dezer zijn.
(J.B., 6
oktober 2018)
23-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 10: privacy
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
10: privacy
Privacy
is de mogelijkheid om zich af te zonderen met de zekerheid niet door
anderen (incluis de overheid) gestoord of bespied te zullen worden.
Het is het recht om met rust gelaten te worden (definitie uit
1879) en om aan derden informatie over zichzelf te onthouden. (1)
Informatie
is een onderdeel van kennis en kennis
is macht.
Zoals
de gelegenheid de dief schept, zo heeft een exponentiële toename van
de gelegenheid tot informatievergaring, dit vergaren zelf sterk in de
hand gewerkt, ook met betrekking tot het bekomen van informatie over
de medemens die dan in feite bespied wordt. De spionage neemt ook toe
evenredig met het recht op privacy.
Schendingen
van de privacy in de vorm van allerlei bemoeienissen hebben vaak de
vrije teugel omdat zij zich impliciet beroepen op een algemene angst
voor mogelijkerwijze gevaarlijke personen, waarbij men niet geneigd
is om wie waarschuwen voor gevaar daarvan te gaan verdenken dat zij
zelf gevaarlijk zijn. Nochtans zijn bemoeials in vele gevallen
levensgevaarlijk.
In
het protestantse Holland van enkele decennia geleden maakte men zich
verdacht als men bij valavond de gordijnen van zijn woonst dicht
trok: door ze open te laten, toonde men dat men niets te verbergen
had. Mensen die weten dat zij (kunnen) in de gaten gehouden worden,
passen hun gedrag daaraan aan: ze conformeren zich aan de
verwachtingen van hun toeschouwers; ze zijn zichzelf niet en moeten
bovendien vrezen zichzelf te zijn; ze verliezen hun eigenheid en
degraderen tot massamensen. Mensen aan wie privacy onthouden wordt,
verworden tot vee. Niet het alleen zijn maar het niet meer alleen
kunnen zijn, is het meest te vrezen kwaad dat getuigen alvast de
gevangenen en zij kunnen het weten.
Zo
blijken hier de bespieders gevaarlijk en niet hun prooien die zij als
gevaarlijk afschilderen zij doen dat slechts teneinde hen
ongehinderd te kúnnen bespieden. Bespieders schilderen hun prooien
af als gevaarlijk voor anderen of voor zichzelf en in dat laatste
geval spreekt men van paternalisme; vaker slaagt men erin iedereen op
zijn hand te krijgen als men beweert te handelen voor de bestwil van
de ander. Mensen worden aldus op slinkse wijze verdacht gemaakt,
gedemoniseerd, geïnfantiliseerd of gewoon 'gedownload' terwijl wie
hen bespieden in feite straffeloos lasteren, eerroof plegen of
diefstal. Informatie is een immaterieel goed en dat is alles behalve
niets.
De
vrees dat niet alle mensen altijd verantwoorde beslissingen (kunnen)
nemen terwijl zulks noodzakelijk is inzake onomkeerbare
beslissingen over kwesties van leven of dood, maakt velen tot
tegenstanders van de huidige Belgische euthanasiewet maar dat neemt
niet weg dat de verdedigers van het recht op 'waardig sterven' een
punt hebben. Niemand immers kan betwijfelen dat zij er volkomen
terecht op wijzen dat zieke, bedlegerige of bejaarde mensen die
lijden, die nog kunnen willen maar die niet meer in de mogelijkheid
verkeren om te handelen, in feite van hun privacy worden beroofd en
ook van hun leven(seinde) zelf waar derden op wie zij aangewezen
zijn, eraan verzaken om hun wil te respecteren. Men kan wel hopen
doch niemand mag verlangen dat men op vraag door medemensen zou
worden gedood; men kan echter wel eisen van derden dat zij die
handelingen staken die tegen de eigen wil het levenseinde uitstellen.
Hoe dan ook kan niemand rechten doen gelden over andermans tijd
laat staan over zijn of haar laatste dagen of uren. Terecht wordt de
schending van de privacy aangevoeld als een aanslag op het leven
zelf.
Ofschoon
het recht op privacy in de huidige tijd belangrijk wordt geacht,
wordt het als nooit voordien geschonden. De Securitate van de
Roemeense dictator Ceaușescu,
de KGB van Stalin en de Gestapo van Hitler mogen dan al
gebeurtenissen wezen ver van ons bed ook wij in ons vermeende
luilekkerland ontsnappen niet aan verregaande controle welke ons
gedrag stuurt in zo'n mate dat de eigen persoonlijkheid reeds voor
het bereiken van de volwassenheid als een illusie wordt beschouwd.
Het zich langer vasthechten aan een eigen 'unieke' identiteit, wordt
geïnterpreteerd als kinderachtig; het zich toe-eigenen van zichzelf
wordt steeds vaker beschouwd als een verraad en de leuze luidt:
Iederéén onderwerpt zich; doe het dus ook, anders ben je een
lafaard!
De
mogelijkheid om met rust gelaten te worden is essentieel voor de
geestelijke gezondheid. Mensen op wie om welke reden dan ook jacht
wordt gemaakt, missen deze rust en gaan gebukt onder een
verschrikkelijk leed. Nochtans deelt ook vandaag nog het merendeel
van de wereldbevolking in een of andere vorm van dit lijden. Maar
jammer genoeg is het verschil tussen de mensen die vervolgd worden en
alle anderen slechts illusoir: wie vervolgd worden, weten dat ook en
zij vluchten. Maar wie denken dat zij niet vervolgd worden, vergissen
zich: zij vluchten niet en zijn derhalve vogels voor de kat.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 9: godsdienstvrijheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
9: godsdienstvrijheid
Ongeacht
welke vrijheden kunnen nimmer gegarandeerd worden als niet tegelijk
welbepaalde beperkingen worden opgelegd zonder welke de garanties in
kwestie onbestaande zijn omdat garanties nu eenmaal beperkingen zijn.
Als een verkoper aan zijn koper de garantie biedt dat het verkochte
product degelijk is, dan beperkt hij zichzelf ertoe om een product
dat niet aan die belofte beantwoordt, te vervangen en zonder die
beperking in dit geval een zelfbeperking is de garantie een
spook. Edoch, de betreffende calculus dient wel 'winstgevend' te zijn
voor alle betrokken partijen, anders hebben de wetten helemaal geen
zin ofwel zijn zij onrechtvaardig en kunnen zij slechts de
voorrechten van enkelen dienen.
Zo
is het onjuist om te stellen dat de garantie van de veiligheid moet
betaald worden met een beperking van de vrijheid, zoals bepaalde
dictatoriale regimes ons vandaag willen laten geloven: onder de
belofte dat zij de veiligheid gaan verhogen en met het verzinsel dat
veiligheid moet betaald worden met vrijheid, weten zij ons quasi
ongemerkt van onze vrijheden te beroven. Daarentegen kunnen
(rechtvaardige) wetten in geen geval bedoeld zijn om te beperken
zij doelen steeds op bevrijding zodat ook de wetten welke de
veiligheid moeten garanderen, de vrijheid ten goede zullen komen.
Wetten
zijn door sancties bekrachtigde maatregelen welke onderling worden
afgesproken met geen ander oogmerk dan het bereiken van een hoger
niveau van vrijheid middels het stellen van beperkingen op een lager
niveau. Zoals een stuwdam het water tegenhoudt met geen andere
bedoeling om het wanneer men dit wenselijk acht met des te meer
kracht te kunnen laten stromen, zo perken wetten onze vrijheid in om
deze waar wenselijk te kunnen maximaliseren het eindresultaat van
de wet is niet beperkend doch bevrijdend en dat geldt zowel voor de
vrijheid als voor de veiligheid. Wetten zijn niet plausibel als zij
niet winstgevend zijn, wat wil zeggen dat het inleveren van bepaalde
vrijheden gecompenseerd moet worden met nog grotere vrijheden. Wetten
die niet bevrijdend zijn of waarvan het bevrijdende eindresultaat
niet kan verantwoord worden, horen alleen in dictaturen thuis.
Ook
bij het garanderen van de godsdienstvrijheid middels wetten, zijn die
wetten pas gerechtvaardigd als zij uiteindelijk resulteren in meer
bevrijding voor iedereen. De godsdienstvrijheid in kwestie wordt
uitgebreid binnen het persoonlijke leven maar wordt uiteraard
bevochten waar haar grenzen de contouren raken van concurrerende
religies. Het dulden van verschillende religies naast elkaar zal
bijgevolg de maatschappelijke relevantie van de betrokken religies
uithollen en wel in dezelfde mate waarin de betrokken wetten de
vrijheden van de verschillende godsdiensten garanderen.
De
toestand van vrede die aldus ontstaat is vergelijkbaar met de vrede
welke resulteert uit het atoomtijdperk: de kracht van de atoombom
verliest zijn relevantie waar het onmogelijk geworden is om hem te
gebruiken. Op analoge wijze verliest de vrijheid van religie haar
betekenis waar zij de met haar concurrerende religies als
gelijkwaardig moet erkennen. Bij godsdienstvrijheid worden religies
gedegradeerd tot onderling concurrerende ideologisch gekleurde en
navenant praktiserende gemeenschappen die reclame kunnen maken voor
zichzelf en die aanhangers kunnen winnen zoals de merken van ongeacht
welke andere producten dat op de vrije markt kunnen doen.
De
godsdienstvrijheid verheft de betrokken religies niet maar zij
degradeert hen tot marktproducten die zich zoals alle andere
consumptie-artikelen moeten weren om te kunnen blijven bestaan en om
succes te boeken. Om niet te hoeven zeggen dat de vrije markt van die
aard is dat zij garant staat voor het vroeg of laat sneuvelen van
uiteindelijk alle religies op uitzondering van de triomferende welke
het monopolie zal hebben verworven. Maar dat deze niet de meest
pacifistische van alle religies zal zijn, mag van meet af aan
duidelijk wezen.
Dat
godsdienstvrijheid als zodanig een goede zaak is voor de staat, valt
wellicht niet te betwisten met democratische argumenten maar door het
feit dat er vele onderling wedijverende godsdiensten gangbaar zijn,
ontneemt de godsdienstvrijheid aan de religie haar diepte en haar
inhoud. De wet die de godsdienstvrijheid garandeert is een van de
talloze manifestaties van een heel andere en meer fundamentele wet,
welke luidt: divide
et impera!
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
21 september 2018)
20-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 8: redelijkheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
8: redelijkheid
Er
bestaat zoiets als de ratio, de rede, de logica, de wiskunde en de
Verlichting maar de paradox is dat deze zaken raken aan het
zogenaamde 'gezond verstand' en aan wat men 'het vanzelfsprekende'
noemt en dat zijn nu net hun tegengestelden want deze miskleunen
vertegenwoordigen facetten van de onredelijkheid en van de waanzin.
De wiskunde, de logica en de welsprekendheid bieden een welbepaalde
vorm van zekerheid en van juistheid maar dan alleen binnen het altijd
vooraf bepaalde spel waarin zij zich verkneukelen en niet daarbuiten.
Een wiskunde beoefenen doet men per definitie binnen het axiomatische
kader dat haar constitueert, precies zoals men aan rechtspraak doet
in relatie tot een geheel van geldende wetten: worden de wetten op
een gegeven ogenblik en in een bepaalde staatsvorm te gortig, dan
gaat de rechtspraak vloeken met ons kompas voor goed en kwaad waarmee
normbesef en rechten op een dieper niveau correleren. Er ontstaan dan
begrippen zoals 'legale misdaad' en 'burgerlijke ongehoorzaamheid'
('illegale rechtvaardigheid') die ons ervan bewustmaken dat de
wiskunde, de logica en de rede niet hun eigen grondvesten kunnen zijn
maar uiteindelijk berusten op maatstaven die meer te maken hebben met
het gevoel en met nog andere duistere zaken met normen die
veranderlijk blijken, organisch haast. Het paradoxale van de hele
toestand uit zich binnen de wetenschappelijke context nog het best in
het opduiken van zogenaamde paraconsistente systemen, zoals ze
zichzelf betitelen grote woorden die eens te meer miskleunen
maskeren waaraan men immers niet ontkomt van zodra men gelooft de
kool en de geit te kunnen sparen. In een paraconsistente logica
bijvoorbeeld gelooft men de consistentie van het redeneersysteem
tijdelijk te kunnen verlaten in functie van een vooraf beoogde
uitkomst, waarmee men de kar voor het paard spant; men blijkt blind
voor het nochtans aperte feit dat de bewerkingen die men binnen het
paraconsistente uiteraard alsnog hanteert, hun geldigheid exclusief
ontlenen aan de consistentie van de redeneringen welke moeten
bewijzen dat deze bewerkingen van kracht zijn. Zo
ontsnappen die feitelijke inconsistenties dan ook niet aan
meta-inconsistenties (waarmee wij hier bedoelen: het gelijktijdige
gebruik van een consistent en een inconsistent systeem) ad
infinitum.
De
verwijzing naar het 'gezond verstand' maskeert al te vaak een
onwetendheid en vooral ook een verantwoordelijkheidsvlucht, een
onvermogen om persoonlijk te verantwoorden beslissingen te nemen. Wie
komt aandraven met het 'gezond verstand' verwijst op die manier
dikwijls genoeg naar vastgeroeste gewoonten, vaak lang
voorbijgestreefde en zelfs achterlijke denk- en handelwijzen en
andere heersende patronen van het moment waartegen elk verzet
beschouwd wordt als 'not done'. Het 'gezond verstand'
vertegenwoordigt aldus niets anders dan een instrument voor
het faciliteren van een zekere sociale druk die noopt tot
groepsaffiliatie en betekent zodoende gewoonweg repressie. Terwijl
men de goegemeente in de waan brengt dat men alleen maar de kerk in
het midden wil houden, worden meningen opgedrongen die allerminst het
recht dienen maar die slechts dienen om aan een gevreesde meerderheid
de garantie te bieden dat zij het naar haar zin zal blijven hebben,
ook al geschiedt zulks ten koste van de rechtvaardigheid. De koppen
die dan moeten rollen, zorgen voor de terugkeer van een zekere 'rust'
of 'vrede' zoals ook de wraak dat doet, wat betekent dat zij niets
anders zijn dan de kiemen voor een gegarandeerde wederwraak in
principe andermaal ad
infinitum.
Van
rationaliteit is al in het geheel geen sprake meer waar de
redelijkheid synoniem geworden is van de waarschijnlijkheid en het
wordt dan redelijk om iets voor waar aan te nemen als het alleen maar
waarschijnlijk is, ook al houdt het probabiliteitsbegrip sowieso in
dat de gevallen waarin de betrokken 'waarheden' onwaar zijn, ook
feitelijk zijn en bovendien zijn zij dat in gekende aantallen. Zelfs
het ganse hedendaagse werkelijkheidsbeeld van de fysica is op dit
drijfzand van waarschijnlijkheden gebouwd, zodat wie nog geloven in
het schone, het ware en het goede, doorgaan voor onredelijk
alleen de gokker handelt redelijk. Maar ook hier blijkt men volslagen
blind voor de nooit weg te werken contradictie in het feit dat die
waarschijnlijkheid dan wel mag gelden voor de inhoud van de theorie
terwijl aan de absolute waarheid van de theorie zelf uiteraard niet kan
getornd worden.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: