Daags na de
terreuraanslag in London meteen de verjaardag van de aanslag in
de Brusselse metro ontsnappen wij wellicht ternauwernood aan een
nieuw drama: En plots staat er een zetel op de
E19, zo blokt heden Het Nieuwsblad. Een
vrachtwagenbestuurder stopte om het moordwapen onschadelijk te
maken... nadat dit een kwartier lang op de snelweg stond. (1)
Hoeveel wagens passeren in Mechelen langs
de E19 in een kwartier?
Een zetel
van de snelweg halen in de vroege ochtend is uiteraard niet de taak
van toevallige passanten en het argument dat de wegpolitie hiervoor
verantwoordelijk is, snijdt zeker hout maar het voorval waarschuwt
ons dat slechts een klein percentage van de burgers oog in oog met
een ernstige doodsdreiging voor anderen,
bereid is om in te grijpen, ook als de risico's van de ingreep niet
opwegen tegen een gewisse ramp waarvan de voltrekking slechts een
kwestie is van (enkele minuten) tijd.
Het mag ons
niet verwonderen, want met hetzelfde gemak lopen in een drukke
winkelstraat passanten gedurende vele lange minuten met een boogje
omheen een in elkaar gezakte medeburger kennelijk bestaan
barmhartige Samaritanen vooral in parabels. Reeds in de jaren zestig
toonde de sociaal psycholoog Stanley Milgram met zijn beroemde
gehoorzaamheidsexperiment aan hoe het gesteld is met onze empathie:
twee derden onder ons blijken psychopaten. (2)
Het
verhaaltje van de zetel op de snelweg leert ons dat er nooit meer een
einde komt aan de terreuraanslagen en dat de frequentie ervan nog zal
toenemen en de reden daarvoor is onverschilligheid. Het is die
onverschilligheid waarover menig Holocaust-overlevende zegt dat zij
nog erger is dan de nazi-terreur zelf. Wie geloven de bekommernis om
anderen te kunnen overlaten aan een automaat want dat beoogt ons
staatsapparaat te zijn zien over het hoofd dat automaten helemaal
niet in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen.
De staat
zoals wij hem kennen is niet alleen een automaat: het is bovendien
een automaat met menselijke onderdelen. Die onderdelen kunnen op de
koop toe pas naar behoren functioneren als zij het menselijke in zich
uitschakelen de empathie, het medeleven, het geweten want
alleen zo kunnen zij volledige gehoorzaamheid bieden aan de automaat.
Uitgerekend dit is de terreur van de automaat of de staatsterreur.
De
staatsterreur maakt ook dat wij sommige zaken als gevaarlijk zien die
dat niet zijn en dat wij het gevaar van andere zaken minimaliseren en
ook het bestaan van deze gevaarlijke vorm van discriminatie toonde
Milgram aan met zijn brievenexperiment. (2) De kans om het leven te
verliezen in een terreuraanslag is bijzonder miniem terwijl de
dreiging onnoemelijk veel geld en aandacht opslokt maar de kans dat
onze kinderen sneuvelen in het verkeer is danig groot, terwijl elk
zinnig geacht mens zich kennelijk zonder veel moeite bij dit
vreselijke risico neerlegt. (3)
Het
demoniseren van een persoon is het opzettelijk smaden of belasteren
van die persoon waarbij deze dan voorgesteld wordt als een demon, een
duivel of een booswicht. De lasteraar probeert om zijn slachtoffer in
de ogen van anderen tot een object van angst en afschuw te maken, met
de bedoeling dat zij hem kwaad aandoen en dat de lasteraar zelf
ongestraft kan blijven terwijl hij in wezen niet de beschermer en de
waarschuwer is voor wie hij wil doorgaan, doch de eigenlijke
boosdoener of demon.
Demonisering
is aldus een listige manier van kwaad doen en vaak ook moorden,
waarbij de dader als een soort van illusionist zijn slachtoffer in de
rol van dader weet te positioneren terwijl hij zichzelf verbergt in
de slachtoffersrol die hij dan, zoals door hem voorgesteld, met
anderen deelt. Demonisering is een kwaadaardig spel van verwisseling
van maskers: de duivel zet zijn slachtoffer een duivelsmasker op en
eigent zichzelf het onschuldige gezicht van zijn slachtoffer toe.
Demonisering is ook wat dieven en bij uitstek parasieten doen: zij
nemen de plaats in van hun slachtoffer zoals het moederkoren een
zwarte parasiet in de vorm van een graankorrel de plaats inneemt
van de graankorrel welke hij verteert. Wie demoniseert, spant aldus
anderen voor zijn kar om het vuile werk dat hij in zijn zinnen heeft,
op te knappen.
Demonisering
toont zich meermaals waar karaktermoord voorafgaat aan fysieke moord
en van dergelijke gesofisticeerde moordpartijen staat de geschiedenis
bol. Het historisch veruit meest beruchte geval van demonisering
betreft de heksenprocessen van Salem die van start gingen in 1692 met
vierentwintig ter dood veroordelingen van onschuldigen. Een ander
bekend geval van demonisering is de afschildering van de profeet
Mohammed als de antichrist. Ook joden werden meermaals tot
zondebokken gemaakt en derhalve tot slachtoffers van genocide in
de concentratiekampen van Hitler stierven zo maar eventjes zes
miljoen mensen nadat zij eerst door de nazi's gedemoniseerd werden.
In sommige religies worden vrouwen gedemoniseerd want beschouwd als
handlangers van de duivel die mensen verleiden tot het kwade en die
aldus het heil in de weg kunnen staan om die reden worden zij dan
onzichtbaar gemaakt met versluierende kledij maar ook door opsluiting
en zij worden zelfs vaker verminkt. Vandaag worden opnieuw christenen
gedemoniseerd om het christendom te kunnen uitroeien en de weg vrij
te maken voor de praktijken van de oorlogslogica.
Sinds
Augustinus van Hippo een van de grootste filosofen aller tijden
duidelijk gemaakt heeft dat het kwaad allerminst een aanwezigheid is,
een persoon of een demon, maar daarentegen een afwezigheid en meer
bepaald een tekort aan het goede, dient men zich bij het ter sprake
komen van demonen vooreerst af te vragen wiens creaturen zij dan wel
zijn en in wat voor een wereld zij kunnen gedijen. Want als een demon
een maaksel is, een masker op een onschuldig gezicht, dan heeft elke
demon een maker en zoals hoger gezegd is die maker de eigenlijke
booswicht. En verder kunnen maskers pas gedijen in een
carnavalsstoet, wat wil zeggen: in een wereld waarin allen gemaskerd
door het leven gaan.
Edoch, de
paradox wil nu wel dat het Griekse woord voor masker, 'persona' is,
waaruit ons woord en ook ons begrip 'persoon' werd afgeleid, wat
suggereert dat personen sowieso maskers zijn of dus niet-personen.
Die paradox maakt alvast duidelijk dat het onderscheid tussen
werkelijkheid en schijn ónduidelijk is en zo ook het verschil tussen
goed en kwaad een zaak waarover iedereen altijd al een maximale
duidelijkheid heeft nagestreefd. En daar waar de zaken onklaar
blijven en de meningen verdeeld, wordt een rechter aangesteld:
onafhankelijk van alle andere machten verheft hij zich zoals een
magiër om alle onduidelijkheid eens en voorgoed van tafel te vegen
met de vrijspraak van de goeden en de veroordeling van de bozen.
Zoals men de boom kent aan zijn vruchten, zo ook onderscheidt men dan
de weldoeners van de booswichten aan de respectievelijke beloningen
en de straffen die hen te beurt vallen.
Andermaal
echter doemt hieruit een paradox op. Een paradox die de rede van de
adem beneemt, want hoe dan wel kan het succes een beloning van het
goede zijn als de wereld des duivels is en de wereldse rijkdommen
veeleer de booswichten sieren terwijl de rechtvaardigen veroordeeld
zijn tot het kruis van hun Heiland zonder hetwelk er geen opstanding
mogelijk is?
Maar
uitgerekend dat is demonisering: de dader verwisselt zijn gezicht met
dat van zijn slachtoffer en de ganse wereld blijkt gedoemd om in
datzelfde bedje ziek te zijn. Geen rechter kan het pleit beslechten
en de schapen van de bokken scheiden dan de ene opperrechter bij het
einde van de tijden en tot dan blijven goed en kwaad verzegeld: zij
zijn uitsluitend kenbaar in de intentie van hun daders en op geen
enkele andere manier, ook al behoort alles wat wij, mensen,
intenderen op geen enkele wijze tot de tastbare wereld.
En zo
ontpopt zich een derde paradox: de werkelijke wereld is een
onzichtbare realiteit; de waarheid manifesteert zich niet in het
concrete bestaan; goed en kwaad worden bewaard in een innerlijkheid
en zij zullen niet eerder aan het licht treden totdat dit licht
voorgoed alle duisternis uit de wereld heeft verdreven. En tot zolang
zullen het hebben en het krijgen van gelijk onverenigbaar blijven.
Tot zolang zal geen mens in staat zijn om de waarheid te zien, om te
oordelen, te geven of te ontvangen. Tot zolang zal er een scheur
bestaan in ons bestaan en zal er een binnenste zijn en een buitenste,
onderling verwikkeld in een niet aflatende strijd.
(J.B., 6
maart 2017)
05-03-2017
Chomsky over Trump
Chomsky over Trump
25-02-2017
Persvrijheid!?!
Persvrijheid!?!
De
persvrijheid (in België ingeschreven in de grondwet van 7 februari
1831) is het fundamentele recht van elke mens om gevoelens en
gedachten kenbaar te maken en niemand wiens naam en woonplaats in
België bekend is, kan daarvoor worden vervolgd.
Het verbod
op censuur werd vaak omzeild door de kranten voor jan met de pet
onbetaalbaar te maken door de invoering van het dagbladzegel dat
werd in België in 1848 afgeschaft.
Censuur
of persbreidel is het inperken van de persvrijheid, vooral door de
staat zelf en vaak onder het mom van de bescherming van de burgers.
De Amerikaanse president Thomas Jefferson zei daarover dat alleen leugens de steun
van de regering nodig hebben: de waarheid overleeft wel op eigen
kracht. (*) Zeer toepasselijk op het huiveringwekkende nieuws in de USA vandaag:
http://money.cnn.com/2017/02/24/media/cnn-blocked-white-house-gaggle/index.html
(J.B.,
25 februari 2017)
Verwijzingen:
(*) "It
is error alone which needs the support of government. Truth can stand
by itself."
Onze
ziel is datgene wat ons de toegang verschaft tot de waarheid. Tot dit
besluit komt men ontegenzeggelijk van zodra men getuige wordt van
gebeurtenissen waarbij mensen kennelijk terechtgekomen zijn in
situaties die hen verhinderen om de waarheid te spreken. Het
kunnen spreken van de waarheid is niet vanzelf-sprekend omdat de
waarheid er pas is als zij gesproken wordt per definitie door de
mond van personen. Wie de waarheid verzwijgt of moet verzwijgen,
voelt zich een beetje doden én sterven, hij voelt hoe hij monddood
maakt wie geen schuld dragen.
Om
het bij de actualiteit te houden en meer bepaald bij de graaicultuur,
kan men zich indenken dat bepaalde opportunisten grote sommen geld
aanvaard hebben uiteraard niet zomaar gratis maar in ruil voor
toekomstige, nog te specifiëren wederdiensten. Zo bijvoorbeeld
besluiten sommigen uit het feit dat onze kamervoorzitter gezegd heeft
dat hij zijn advies aan Telenet ook gratis zou hebben gegeven, dat
hij inderdaad geld ontvangen heeft van deze maatschappij. Echter,
daags na die verklaring, beweert dezelfde man dat hij helemaal niets
ontving. Allerlei vragen rijzen: heeft hij zijn rekeningen dan niet
nagekeken? Heeft hij geen factuur gemaakt en werd hij betaald met
contanten uit een zwarte kas? Werd hij vergoed in natura?
Er wordt op gewezen dat de man in kwestie een logebroeder is en
men
herinnert zich uit een interview met Stijn Meuris hoe hij op een dag
de gouverneur op bezoek kreeg met de uitnodiging om tot de loge toe
te treden met als lokaas de belofte dat men daar in geval van
nood altijd wel wat kan regelen. Gaat het immers niet om
een organisatie van kapitaalkrachtigen en machthebbers die ook geen
enkel ander concreet ideaal nastreven dan geld en macht? En zweren
zij niet samen de dure eed om elkaar door dik en door dun en met alle
middelen de hand boven het hoofd te zullen houden? Welnu, zo zeggen
sommigen: wordt het mysterie niet opgelost als
men veronderstelt dat de kamervoorzitter inderdaad geld op zijn
rekening gestort kreeg terwijl in het uur van de nood hocus-pocus
alle bewijzen vernietigd werden? Onmogelijk, zegt u, maar
ongetwijfeld zijn het allemaal broeders: de bazen van de betrokken
distributiemaatschappij en de CEO van de betrokken
bank. Zeer zeker zullen ook alle betrokken agenten zwijgen omdat zij anders de afscheidspremie mislopen welke zij
ontvangen als ze met pensioen gaan: dit zwijggeld voor filiaalhouders
van banken bedraagt makkelijk een paar honderdduizend euro, zo gaan de geruchten.
Ze
kunnen het niet hard maken en daarom mogen ze het ook niet hardop
zeggen, maar deze kwatongen suggereren in feite dat alle
schuldbewijzen de bewijsstukken voor geldtransacties aan de
kamervoorzitter door de broeders vernietigd werden. Zodat de
kamervoorzitter nu ook kan verklaren dat hij helemaal niets ontvangen
heeft en meer zelfs: dat hij daar de eerste en enige eerlijke man in
jaren is. Edoch, op de vraag waarom de loge dan zo'n enorme risico's
neemt, kan een antwoord pas hout snijden als het aanneemt dat de
politieke partij in het geding, zélf een constructie van de loge is:
als zij besmet wordt, is het afgelopen met haar politieke macht.
Gesteld
dat het allemaal gelopen is zoals door deze kwatongen werd
verondersteld, dan betekent zulks dat de loge aan een kamervoorzitter
in nauwe schoentjes een cadeau gegeven heeft die zelfs een god hem
niet kon schenken: de macht om ongezien en ongestraft de leugen op de
waarheid te doen zegevieren.
De
betrokkene liegt dan in het volle besef dat hij liegt en tevens in
het volle besef dat niemand hem op die leugen kan betrappen. Behalve
hijzelf, zijn samenzweerders en God, uiteraard, maar sinds de satan
Onze-Lieve-Heer meenam naar een hoge berg en Hem daar beloofde dat
Hij mits een knieval alles mocht hebben wat Hij van daaruit kon
overschouwen, weet iedereen dat de wereld van de duivel is. Christus
immers sprak de duivel niet tegen, zoals Mattheüs getuigt: Hij
herinnerde er slechts aan dat er geschreven staat dat gij de Heer uw
God niet zult verzoeken. De leugenaar verzaakt aldus aan de waarheid
in ruil voor geld en macht en hij doet dat omdat hij dat ook
ongestraft kan doen. Of dat zou hij althans graag geloven.
De
waarheid kennen is één zaak, de waarheid kunnen of willen spreken,
een andere. Het kennen van de waarheid voltrekt zich in ons
binnenste, in onze ziel, en omdat wij daar oog in oog staan met de
waarheid, kunnen en moeten wij die daar ook kennen. Maar door de
waarheid te spreken, brengt men ze ook naar buiten in de
wereld, men openbaart ze, men ontsluiert ze, men brengt waarheid aan
het licht, men brengt de wereld een beetje meer in overeenstemming
met wat waar is, het is een beetje God-met-ons, waardoor het leven
levendiger wordt, waarachtiger, minder schimmig en daardoor in feite
ook een beetje onsterfelijker. Liegt men daarentegen, dan miskent men
de waarheid terwijl men die nochtans kent in zijn ziel en aldus
verknoeit men in feite de echtheid van zijn wereld: die wordt
schimmiger, doodser en onbetrouwbaarder.
Hoe
fataal de toestand is waarbij men uit onrecht munt slaat, wordt pas
goed duidelijk op het ogenblik dat de duivel de ziel van de zondaar
ook effectief komt halen en dat gebeurt helemaal niet zoals bij
Faustus aan de drempel van onze fysieke dood: het gebeurt van zodra
wij liegen en het wordt bestraft met de dood van de ziel van zodra
wij tot de vaststelling komen dat wij niet meer in staat zijn om de
waarheid te spreken.
In
het veronderstelde geval van een kamervoorzitter die zich dankzij
wereldse samenzweerders denkt te kunnen veroorloven om ongestraft
boven de waarheid te gaan staan, zal het vroeg of laat ook gebeuren
dat de samenzweerders op een welbepaald ogenblik om een wederdienst
komen verzoeken, wat hij dan uiteraard niet meer kan weigeren. De
betekenis van die wederdienst bestaat er vanzelfsprekend in dat de
bevoordeelde de verloochening van de waarheid nu ook zelf bevestigt
door op zijn beurt schuld op de schouders van
onschuldigen te leggen. Er is immers geen buit zonder een bestolene
en een dief. Het kwaad in de wereld is een feit, het wordt gesticht
en de schuld is even werkelijk als het kwaad zelf. De schuld eist een
schuldenaar die moet worden gestraft en alleen een valse getuigenis
een leugen die de schuld in de schoenen van onschuldigen schuift
kan de schuldigen die samenzweren, behoeden voor straf. Onze
gevangenissen puilen uit van onschuldigen en zij zorgen ervoor dat de
misdadigers in wiens plaats zij veroordeeld werden, geen vervolging
meer hoeven te vrezen. Gelijk hebben is een zaak, gelijk krijgen een
heel andere.
Toch
kan de misdadiger zijn straf niet ontlopen: het onverdiende voordeel
van de opportunist moet op een dag door hemzelf worden betaald met
het eigenhandig uitvoeren van een kwaad, wat tot effect heeft
dat de betrokkene voortaan zijn misdaad onmogelijk nog kan ontkennen.
Zijn straf bestaat erin dat hij de waarheid kent terwijl hij haar
niet meer kán spreken en deze vaststelling is meteen de vaststelling
van het verlies van zijn ziel. De betrokkene leeft fysiek verder maar
dat baat hem niet omdat zijn ziel dood is en alleen hijzelf is zich
hiervan ten volle bewust. Een grotere eenzaamheid is wellicht
ondenkbaar en misschien is dat wel de hel.
(J.B.,
22 februari 2017)
20-02-2017
Vergane glorie, eigenliefde en oorlog
Vergane
glorie, eigenliefde en oorlog
(Tekening, vrij naar Ingres)
Making
America great again. De straks meest gescandeerde slogan aller
tijden is uiteraard het bedrog waar degenen om vragen die zich niet
kunnen neerleggen bij vergane glories. Zij gelijken op oudjes die
zich opdirken, niet om erbij te kunnen blijven horen maar om de jeugd
naar de kroon te steken, terwijl alles aan hen de ouderdom verraadt
en het groteske van hun verzuchtingen: niet dat ze oud zijn, is
lachwekkend, maar wel het aperte gebrek aan de levenswijsheid die van
hen toch verwacht mag worden, het onvermogen om zichzelf te zijn en
te berusten in een lot dat voor allen en voor alles eender is: panta
rei, alles gaat voorbij, er is een opgang en een ondergang, de
tijd van toen keert nimmer weder, niets herhaalt zich, alles vergaat,
sic transit gloria mundi. De Duitse filosoof Arthur
Schopenhauer spotte niet geheel onterecht met de hardnekkigheid
waarmee wij in onze oude dag nog datgene nastreven waarvan wij zelfs
in onze jeugd niet konden dromen.
Een gebrek
aan realiteitszin heet ook wel waanzin en het is inderdaad de waanzin
die zich manifesteert wanneer bij staatslieden de intelligentie
blijkt te ontbreken om zich aan te passen aan nieuwe situaties, aan
een nieuwe wereld, een wereld waarin plotseling andere regels zijn
gaan gelden dan deze die men ooit zelf uitvond en oplegde aan anderen
anderen die men met de eigen wetten kon overheersen, verdrukken
en uitmelken.
Uiteraard
is niet alleen een gebrek aan intelligentie in het geding want naast
de verarmde geestkracht die een natie in het onvermogen plaatst om te
erkennen dat ze zichzelf heeft overleefd, is er ook nog de
futloosheid, de stuurloosheid en het volslagen gebrek aan visie,
omdat het oude nu helemaal niet meer van tel is. Er zijn immers
nieuwe krachten opgedoken, ze hebben de oude machten aangevallen in
de rug, precies zoals zijzelf dat ooit deden met wie ze aan zich
onderworpen in lang vervlogen oorlogen, alsof het van hen was dat ze
het leerden. Het nieuwe paradigma kan door de vertegenwoordigers van
de oude wetten niet langer worden begrepen, de vaardigheden
ontbreken, de oude garde is te bekrompen voor de nieuwgeboren geest,
de vingers te stram om de jonge muziek te kunnen vertolken: het
gebrek aan geestkracht kadert in een algehele krachteloosheid.
Het Heilig
Roomse Rijk van de Duitse Natie heeft 844 jaar stand gehouden van
962 tot 1806; het Duitse Keizerrijk of het Tweede Rijk van 1871 tot
1918 amper 47 jaar; het Derde Rijk of Nazi-Duitsland van 1933 tot
1945 12 jaar: de nostalgie naar de vergane glorie van het Eerste
Rijk mondde uit in een van de grootste slachtingen aller tijden. Maar
vooraleer dit geschiedde, moordde Hitler in 1934 in de zogenaamde
Röhm-Putsch of de Nacht der langen Messer zijn
tegenstanders binnen zijn eigen regering uit, zijnde de top van de
Sturmabteilung. Men zegt dat hij hen niet kon vergeven dat zij
hem het rijkskanselierschap niet gunden Adolf Hitler was een
narcist in hart en nieren, net zoals Donald Trump.
Donald
Trump mag dan al een narcist zijn hij blijkt daarmee
representatief voor de rest van de bevolking. Volgens recent
onderzoek immers is in het huidige tijdperk sprake van een epidemie
van het narcisme. Geld, succes, roem en uiterlijk vertoon hebben
de plaats ingenomen van alle andere waarden; we hebben het ware, het
goede en het schone ingeruild voor de nep. Narcisme kan onschuldig
lijken, maar het is een door de geschiedenis herhaaldelijk gestaafd
en een bekend gegeven in de psychiatrie dat narcisme de voorbode is
van agressie.
(J.B.,
20 februari 2017)
19-02-2017
De terugkeer van de onmens?
De
terugkeer van de onmens?
Sinds
geruime tijd groeit inzake het maatschappelijke functioneren het
inzicht dat een inclusieve samenleving de voorkeur verdient boven het
validisme van weleer dat mensen op grond van hun handicaps verdrukt.
Abnormalen werden uit de maatschappij geweerd, opgesloten, behandeld
of tot onmogelijke aanpassingen gedwongen totdat het inzicht rijpte
dat er geen objectieve normen bestaan, dat de natuur diversifieert,
dat verscheidenheid een rijkdom is en dat een maatschappij zich moet
aanpassen aan de natuur van haar burgers in plaats van andersom.
Inclusie is erkenning van mensen ongeacht de individuele verschillen:
niet de zieken, de werklozen of de vreemdelingen worden geweerd, het
zijn de ziekten die aangepakt worden, de werkgelegenheid en de
xenofobie.
Ten tijde
van nazi-Duitsland maar ook voordien hingen vele onnadenkenden het
geloof aan dat het de maatschappij was die gezond moest zijn en dat
het middel bij uitstek daartoe bestond in het verwijderen van de
zieke cellen in casu mensen. Is het geen schande, zo
declameerde de Führer, dat jonge en gezonde mensen moeten
sneuvelen aan het front om de oude en zieke thuisblijvers te redden?
Een perverse logica die er echter in ging als zoete koek, vooral daar
waar men een beroep deed op de hebberigheid van de massa, zoals via
grote propaganda-affiches voor euthanasie met daarop de afbeelding
van een zieke geflankeerd door een dokter en de tekst: 60.000
Reichsmark kost deze zieke jaarlijks aan de staat; en dat is nota
bene úw geld, volksgenoten!
Daarop werden prompt zes miljoen 'zieke cellen' in gaskamers
vernietigd.
De
misvatting is het zoveelste voorbeeld van een middel-doelomkering
waaraan ook het huidige tijdperk zich in toenemende mate schuldig
maakt met rampzalige gevolgen: de economie wordt centraal
gesteld, de mens staat in functie van de economie in plaats van
andersom, de job is het meest begeerde artikel op de markt geworden
en pas afgestudeerden worden aangespoord om zichzelf te verkopen want
werkkrachten zijn niet langer mensen doch dingen zoals alle andere
marktartikelen: zij worden geproduceerd, klaargestoomd, gekocht en
verkocht, gehuurd en verhuurd, verzekerd, gerepareerd, herschoold en
afgedankt. De creatie van zoveel mogelijk werk jobs staat
centraal omdat het doel voortaan een economie is die draait met
maximale intensiteit. Vandaar worden arbeidskrachten het liefst zo
snel mogelijk opgebruikt of versleten, precies zoals alle andere
producten die immers ook wegwerpartikelen zijn: hoe meer er
weggeworpen wordt, des te meer er geproduceerd kan worden ziedaar
de nieuwe logica.
Dat
dit principe regelrecht in strijd is met het wezen zelf van de
economie die immers streeft naar een maximale opbrengst met een
minimum aan middelen wordt gewoon genegeerd en moet ook worden
genegeerd, wil men het middel tot doel verheffen. Maar aan deze
innerlijke tegenspraak moet en zal de economie en mét de
economie ook de ganse maatschappij en de mens ten gronde gaan. De
mens is immers niet langer het doel van de maatschappij, hij is een
middel en het eigenlijke doel wordt verborgen gehouden. De
voorgehouden doelen zijn de staat, de economie, de wetenschap, de
kunst en dergelijke abstracte zaken meer die in wezen slechts
middelen kunnen zijn. Zij verkappen echter het eigenlijke doel dat
bestaat in de (onmogelijke) bevrediging van de zuchten en de
verslavingen van een op de maatschappij parasiterende en volstrekt
gewetenloze 'elite'. Het eigenlijke doel is aldus het vullen van een
bodemloze put, wat zich manifesteert in hopeloosheid, depressie,
repressie, tegendoelmatigheid, heteronomie, onrecht, ziekte en
waanzin.
De
hedendaagse samenlevingen zijn vergeten dat zij in wezen kinderen
zijn van het christendom, dat immers de mens centraal stelt en dat
het universaliteitsbeginsel huldigt in de vorm van de intermenselijke
gelijkheid, uitgedrukt in de zin dat alle mensen kinderen zijn van
één en dezelfde god. Het gelijkheidsbeginsel werd dermate
vanzelfsprekend dat men vergat hoe onvanzelfsprekend het in feite is
eenmaal men het geloof terzijde schuift en men zich richt naar wat de
natuur voorschrijft. Reeds met Nietzsche werd duidelijk hoe broos de
waarden van gelijkwaardigheid en naastenliefde wel zijn en na de val
van het Derde Rijk kon de wereld aanschouwen hoe makkelijk en hoe
snel men zich overgeeft aan een heel andere, onmenselijke en
afschuwelijke logica. Nu de 'laatste getuigen' van de Shoah ons
verlaten hebben, wordt het steeds moeilijker om aan te tonen dat er
geen heil is in maatschappijvormen welke het validisme prijzen en
reeds vandaag dreigen nieuwe vormen van de holocaust, de muur, de
uitsluiting, het racisme en de waanzin.
(J.B.,
19 februari 2017)
10-02-2017
Vernichtungslagern 2017
Vernichtungslagern
2017
Wie
heeft nooit ervaren, bij een terugkeer na jaren naar een plaats uit
zijn kindertijd, dat de gebouwen daar gekrompen lijken? De
bedrieglijke indruk ontstaat uiteraard door een veranderd
referentiepunt: je bent gegroeid. Je bent een reus in Madurodam maar
een kathedraal verplettert je. Bedreigde
dieren wapenen zich door zichzelf op te blazen of groter te maken dan
ze in feite zijn en een staat doet hetzelfde: op het randje van het
faillissement gedraagt hij zich zoals een gokker en maakt nog meer
schulden.
De
bouw
van de Sint-Martinuskerk te Aalst, gestart in 1480, moest gestopt
worden in 1660, toen amper een klein deel voltooid was: wat de
hoogste kathedraaltoren van het land moest worden, bleef een tekening
op papier. Een enorme vertraging liep ook de mastodont op met de
bijnaam Basiliek van Koekelberg (1905-1970). En middenin de
hedendaagse armoede krijgen wij eenzelfde fenomeen: de financietoren
(1982) liep vertraging op door een gebrek aan middelen, het Brugse
concertgebouw (2002), het Antwerpse gerechtsgebouw (2006) en het
Gentse gerechtsgebouw (2007) kostten respectievelijk 500, 280 en 155
miljoen euro en ze doen denken aan de waanzin van despoten.
Megalomanen
veroorzaken met hun imposante gebouwen het
stendhalsyndroom: het aanzicht volstaat om de toeschouwer te
vermorzelen. Dat is onverminderd het geval met het Gentse Virginie
Lovelinggebouw (2014) dat alvast qua hoogte de middeleeuwse
kathedralen naar de kroon steekt. Precies 101 jaar geleden, op 31
juli 1916, schreef deze dichteres, terug van een uitstapje op het
platteland, bij haar aankomst in het bezette Gent:
Hoor
die trommelslagen, die sterke passen van rekruten op den terugtocht
van het oefeningsplein.
Volop staan we in den krijg en op een vuurberg, die ten allen stond
uitbarsten kan. (1)
Soldaten
alom, de dreiging van een bom: het kon vandaag geschreven zijn. Ook
in het gedicht Begoocheling
heeft
zij het over de onzekerheid: onze dromen kunnen in één klap worden
onttoverd. (2)
De
Lovelingtoren geeft onderdak aan onder meer de kantoren van de VDAB,
waar arbeidsbemiddelaars onder druk van de huidige ultrarechtse
regering de werkloosheidscijfers moeten opkrikken en zij doen dat
zoals Adolf Hitler het hen voordeed, namelijk niet door de kwaal te
bestrijden maar door de slachtoffers van de kwaal op te ruimen: niet
de werkloosheid wordt aangepakt maar de werklozen. Het is zoals een
ziekte bestrijden, niet door de ziekte uit te roeien maar de zieken.
De
werkzoekende die in de toren uitgenodigd wordt, dient via een elegant
wandelpad op te stijgen naar wat eruit ziet als een waar
stadsparadijs, maar niet zelden keert hij van een kwalijke reis
terug. In de toren immers proberen speciaal opgeleide ambtenaren hem
te beroven van wat hem toelaat mens te zijn zijn inkomen en
zij doen dat sluw door van hem een mea
culpa
af te dwingen: de bekentenis dat hij door eigen schuld de staat ten
laste is precies zoals een crimineel. Alsof niet de regering doch
hijzelf verantwoordelijk was voor de werkgelegenheid. Bij zijn
terugkeer nederwaarts via datzelfde wandelpad, dringt gestaag het
besef tot hem door dat hij gereduceerd werd tot een uitwerpsel van de
staat: zijn vernietiging als mens is nu een feit.
Boven
de ingang van de toren hoort het opschrift uit Dante's Hel
te hangen: Laat
varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
want de naar de dichteres genoemde toren is niets minder dan een
vernietigingskamp. Een heruitgave van het Vernichtungslager,
dat een speciaal concentratiekamp was, bedoeld om zoveel mogelijk
mensen te vermoorden, ook 'dodenkamp' genoemd. Het mag tevens
duidelijk zijn dat de megalomane mastodonten worden gefinancierd met
de levensmiddelen van wie daarheen worden gedeporteerd en zo zijn
deze kankerachtige constructies, eigen aan de eindtijd van een
beschaving, op de koop toe zelfbedruipend.
(Jan
Bauwens, 10 februari 2017)
Verwijzingen:
(1)
Virginie
Loveling, In
oorlogsnood.
(2)
Virginie
Loveling, Begoocheling,
gedicht. Ziehier enkele strofen:
(...)
Wonderzoete tooverdroomen,
Waar de geest zich in
verdwaalt;
Droomen, die de toekomst
maalt,
En onzek're levensdagen
Met
den glans des heils bestraalt!
( )
- Och, indien het waar zou
wezen
Dat onttoovring komen moet
En het heil verdwijnen doet;
Zoo de waarheid kan
bedroeven,
Toch
de droom is wonderzoet!
07-02-2017
Het kwaad in de nieuwe media: van suggestie, over bevel, tot verkrachting
Het
kwaad in de nieuwe media:
van
suggestie, over bevel, tot verkrachting
Teneinde
vanwege enkelingen het gewenste gedrag te verkrijgen, oefent een
groep druk op hen uit de zogenaamde groepsdruk of sociale druk.
Dat gebeurt via door sancties bekrachtigde wetten maar ook door het
onderwijzen of propageren van welbepaalde normen. Wetten verplichten
en verbieden op straffe van sancties en zo kan men niet door een rood
licht rijden zonder op de bon te gaan maar normen moeten worden
nageleefd vanwege groepsdruk en zij worden ook niet door een rechter
bestraft maar door de groep zelf waarin zij gelden.
Daarbij
kunnen wetten en normen elkaar ook tegenspreken en zo bijvoorbeeld
kan roken in openbare ruimten wettelijk verboden zijn en bestraft
worden met een geldboete doch tegelijk een must zijn bij jongeren in
een bepaald stadskwartier. Inzake dit laatste verschijnsel dient
opgemerkt te worden dat groepsdruk vaak sterker is dan de druk die
wetten uitoefenen, enerzijds omdat groepsgedrag vaak beter
controleerbaar is maar anderzijds ook omdat wettelijke straffen
dikwijls als veel minder erg ervaren worden dan groepssancties welke
immers neerkomen op uitsluiting of verbanning, gaande van
demonisering, pesterijen en spot tot karaktermoord en openbare
lynchpartijen.
Nu
hebben in de hedendaagse gedigitaliseerde wereld het merendeel der
burgers stilaan een dubbelleven dat zich, zoals bekend, enerzijds
uiteraard nog steeds afspeelt in het ruimtelijk, fysiek en biologisch
gedefinieerde biotoop maar nu, anderzijds, ook in de virtuele en
derhalve even bedrieglijke als begoochelende wereld van het internet.
In een ziekelijke hang naar simplificatie en nog andere verwerpelijke
attitudes gekenmerkt door de verleiding van een irrationeel
wensdenken, stellen velen middels exuberante investeringen van tijd
en energie hun fysieke, authentieke bestaan bijna helemaal ten
dienste van het imago dat zij verwerven en ook trachten te beschermen
op het net.
Dat
ook deze verleidingen en neigingen worden uitgebuit door gehaaide
commerçanten, mag niemand meer verwonderen maar de onvoorstelbaar
drastische mate waarin dat steeds vaker gebeurt, roept grote vragen
op, niet alleen inzake de veiligheid van onze persoonlijke
bezittingen maar meer nog inzake de plotseling zeer sterk toegenomen
dreiging tot volstrekt zelfverlies, tot voor kort vrijwel enkel
bekend binnen het wereldje van de georganiseerde zware misdaad.
In
de handen van criminelen is het internet een instrument dat hen in de
verwerpelijke mogelijkheid stelt om het fysieke gedrag van steeds
meer mensen te gaan manipuleren via de virtuele maskers waarvoor
mensen zich zozeer blijken uit te sloven. De uitbating van een
aanvankelijk onschuldige en gezonde geldingsdrang van enkelingen die
zich ingevolge overbevolking en niets ontziende concurrentie in
toenemende mate door de massa en de heersende machten versmacht
weten, geschiedt zoals welbekend door de politiek van de regie en de
distributie van deze nieuwe technologieën, van computerhardware en
software tot internetdistributie en aanverwanten. Maar naast de
legale uit-bating vindt ook een toenemende uit-buiting plaats,
balancerend op het randje van het legale of zelfs gedijend in de
volstrekte illegaliteit. Zo worden louter technische bedreigingen
internetvirussen gecreëerd om vervolgens verholpen te worden
middels dure antivirussoftware of door interventies van specifiek
technologisch geschoold personeel. Maar daarnaast nemen ook de
psychologische bedreigingen en manipulaties een steeds omvangrijker
plaats in en zij richten zich niet langer op de materiële
instrumenten of op de software: zij proberen greep te krijgen op de
bedienaars van deze apparaten, op hun klieren, op hun zenuwen en op
hun hele psyche.
Zoals
de schuilnaam de plaats inneemt van de echte naam en zoals de
zogenaamde 'avatar' het portret vervangt, zo neemt het virtuele
bestaan gestaag de plaats in van het werkelijke leven, welhaast zoals
de zwarte schimmel genaamd 'moederkoren' de vorm aanneemt van het
graantje waarvan het ook de plaats inneemt. Maar het masker dat men
van zichzelf op het internet boetseert, is onderhevig aan complexe
wetten die slechts in zeer beperkte mate beheerst worden door de
internetgebruikers terwijl de mis-bruikers daar momenteel de slag van
hun leven slaan. Waar kledij en mode nog materieel van aard en aldus
door hun fysieke kopers relatief beheersbaar waren, zijn
internettrends hoe langer hoe minder aan de stof gebonden: zij
slanken af tot louter imperatieven zoals op ons afgevuurd door
reclame, media, onderwijs en allerlei volkshelden of voorbeelden en
vedetten. Het taalgebruik wijkt schaamteloos af van de algemene
regels en verkeert in een jargon, een Bargoens, een dialect of een
geheimtaal. Met de vervanging van de suggestie door de imperatief,
verdwijnen ook het esthetische en het rationele welke immers niet
verdragen worden door het despotisme dat geheel wars van het schone,
het ware en het goede, bevelen uitschreeuwt en het is volgen of
achtervolgd worden, zich affiliëren of uitgerangeerd worden,
zichzelf onderdompelen in de massa of door de massa vertrappeld
worden.
Suggesties
werden stelselmatig vervangen door bevelen en in een nieuwe fase die
zich nu doorzet, worden de bevelen nog agressiever: zij nemen de
gedaante aan van regelrechte verwijten, welke gesofisticeerde vormen
van verkrachting zijn. Het herbenoemen, herdefiniëren, demoniseren,
bespotten, taxeren, psychiatriseren, of commercialiseren van de
menselijke slachtoffers, betekent hun inbedding in een nieuwe,
artificiële groep welke aanhoudend druk uitoefent tot aanpassing van
wie aldus 'verkracht' worden. De frustratie die ontstaat door de
discrepantie tussen de persoon die iemand werkelijk is en diegene
voor wie hij gehouden wordt door de groep die hem in zijn greep
houdt, kan danig tiranniserend werken dat zij onhoudbaar wordt zodat
het slachtoffer van de manipulatiepoging bezwijkt voor de verleiding
om de gecreëerde spanning op te heffen door toe te geven aan de
neiging om zich te schikken naar het model dat de groep hem middels
de verwijten (benoeming, demonisering, bespotting...) voorschotelt.
Immers, alleen door zich te schikken naar de wensen van de groep, kan
de frustratie welke ontstaan is door de kloof tussen, enerzijds, wie
iemand werkelijk is en, anderzijds, wie iemand hoort te zijn,
opgeheven worden. Bezwijken voor de verwijten is erin toestemmen en
zich identificeren met het door de groep opgedrongen model en slechts
op die manier verdwijnt het leed van een frustratie die immers
onmenselijk zwaar kan worden.
Als
geen weerwerk wordt geboden tegen de nieuwe vormen van criminaliteit
die zich nu in een steeds versnellend tempo manifesteren, dreigen de
rampzalige bijwerkingen van het internet, de voordelen geheel te
verdringen, met door nog niemand in kaart gebrachte gevolgen. Precies
zoals ten tijde van de eerste gevallen van aftapping van elektrische
stroom van het net door burgers, het begrip 'diefstal' opnieuw diende
gedefinieerd te worden, dringt zich nu met spoed de noodzaak op om
een en ander in wetteksten te gieten inzake een ethisch verantwoorde
omgang met de allernieuwste media. En aangezien die media een
internationaal fenomeen zijn, kan het misbruik ter zake enkel
efficiënt bestreden worden door wetgevingen die de goedkeuring van
de ganse wereldgemeenschap wegdragen. De verbrokkeling van de grotere
gehelen welke zich in de jongste decennia gevormd hebben in de
recente terugval naar het nationalisme, zou een mogelijke remediëring
van de nieuwsoortige misdaad zeer bemoeilijken.
(Jan
Bauwens, 7 februari 2017)
31-01-2017
Kali
Kali
Het
reduceren van de mogelijke samenlevingsvormen tot twee modellen,
respectievelijk het samenwerkingsmodel en het concurrentiemodel, is
een simplistische benadering van de maatschappelijke werkelijkheid
omdat de beide elementen steeds aanwezig kunnen en moeten zijn in een
juiste samenhang, zoals dat bij uitstek het geval is in de sport.
Concurrentie is met andere woorden voordelig voor de samenwerking
zolang zij wordt opgevat als een sport of als een spel; waar zij
echter overgaat in ernst wordt zij vernietigend voor de samenwerking.
Het concurreren ten koste van de samenwerking heeft zijn oorzaak in
feite in een schromelijk tekort aan inzicht, in een ronduit
ziekelijke kortzichtigheid van de betrokkenen.
Een
gelijkaardige kortzichtigheid maakt onze economie inconsistent, die
dan ten onder gaat aan een innerlijke tegenspraak. Economie betekent
het nastreven van maximaal nut, wat wil zeggen: het grootst mogelijke
voordeel mits zo gering mogelijk inspanningen of kosten. Edoch, een
economie die bezeten is van het creëren van jobs het creëren
van werk creëert wat ze in wezen wil bestrijden. De zotheid van
de werkcreatie zit ook ingebakken in de neiging om niet duurzame
producten voort te brengen, zaken die zo rap mogelijk verslijten:
niet de economie vaart wel bij die gang van zaken, maar wel bepaalde
particulieren, die immers al datgene wat bedoeld is als economie,
aanwenden als een instrument voor hun persoonlijke verrijking.
Deze
aberraties zijn maatschappelijk suïcidaal. Jammer genoeg steken ze
in de jongste jaren alsmaar vaker de kop op met als schrijnende
climax de machtsgreep van een blinde bende in de V.S. en in steeds
meer Europese staten. In de taal van het oude Indië zou men zeggen
dat in deze tijden de godin Kali aan zet is.
(J.B.,
31 januari 2017)
21-01-2017
De Verenigde Staten van Amerika - een zeer summiere historiek
De
belangrijkste vernieuwing die het christendom in de wereld bracht, is
deze van de universaliteit: de gelijkheid van alle mensen, uitgedrukt
in de zin dat alle mensen kinderen zijn van één en dezelfde god.
Hiermee overstijgt de mensheid in één klap het nationalisme dat
immers alleen de leden van het eigen volk als (te verdedigen)
broeders en zusters beschouwt. In zekere zin deint het christendom
dan verder uit naar onder meer het humanisme en het
internationalisme, waarover onmiddellijk een woordje meer.
Het
nationalisme is niet alleen een aanleiding bij uitstek tot oorlog
waarbij het sterkere land het zwakkere poogt te verslinden, het staat
ook de humaniteit in de weg en het fundament voor de verdediging van
de rechten van de mens. Het is immers pas vanuit een universalistische
visie dat men daadwerkelijk kan pogen om in te grijpen wanneer in andere
landen bijvoorbeeld kinderen worden uitgebuit, slavernij wordt in
stand gehouden of vrouwen worden verminkt. Wie zich daarentegen
terugplooien op de eigen natie economisch maar ook politiek en
moreel zullen geneigd zijn om te oordelen dat andere naties maar
zelf moeten beslissen hoe zij de mensenrechten opvatten en zij zullen
niet opkomen voor de rechten van de burgers van andere naties, ook al
worden daar mensen massaal vermoord, laat staan dat zij zouden
opkomen voor de 'rechtenlozen' of de mensen zonder papieren.
Het
nationalisme is een verlengstuk van het individuele recht van de
sterkste, dat men overigens ook in de dierenwereld kan ontwaren in
het groepsinstinct en gedeeltelijk ook inzake het soortbehoud. In die
zin kan men het internationalisme overigens veeleer beschouwen als
een emanatie van het soortbehoud dan als iets typisch menselijks
terwijl het christendom niet het behoud van de soort op het oog heeft
maar het recht van elke mens die uiteraard de mensheid nodig
heeft om een persoon te kunnen zijn.
Wanneer de
nieuwe president van de Verenigde Staten van Amerika aan de wereld
verklaart dat hij wil dat het land dat hij op grond van een
meerderheidsbeslissing van het volk vertegenwoordigt, zich voortaan
niet meer zal inlaten met wat er in andere landen gebeurt, terwijl
hij welhaast in één en dezelfde adem belooft dat hij de huidige
terreurorganisaties zal uitroeien, spreekt hij zichzelf uiteraard
aardig tegen. Tenzij hij het terrorisme enkel viseert vanuit het
oogpunt van het nadeel dat dit kan berokkenen aan de eigen natie.
Edoch, waar het een niet door landsgrenzen gebonden terreur betreft,
zal vroeg of laat en eerder vroeg dan laat gaan blijken dat
een internationale terreur zeker niet kan gestopt worden door één
(zich van de rest van de wereld isolerende) natie: een wereldwijde
terreur moet met een internationale coalitie bestreden worden, wil
deze strijd ook maar enige kans op slagen hebben.
Wat betreft
nu de binnenlandse aangelegenheden, wil de nieuwe president het land
beschermen tegen immigranten en wel door het bouwen van hoge muren.
Een zich bijzonder tromperende visie is dat en zij zou ook bijzonder
lachwekkend zijn indien zij niet zo rampzalig was, want de huidige
Verenigde Staten bestaan uitsluitend uit immigranten: de
oorspronkelijke bevolking de zogenaamde Indianen werden
enkele eeuwen geleden immers uitgemoord door de kolonisatoren en het
restant van deze autochtone volkeren werd ondergebracht in reservaten
alwaar men hen nog steeds kan gaan bezichtigen. Voor de geschiedenis
hiervan, zie ons artikel De
Verenigde Staten van Amerika. Een beknopte historiek.
Weg dus met
dat Vrijheidsbeeld, dat naast de vrijheid ook de verwelkoming
symboliseert van terugkerende landgenoten, van gasten en van
immigranten.
(Jan
Bauwens, 21 januari 2017)
18-01-2017
Democratie, een paradox
Democratie,
een paradox
Een volk
dat vrijheid en gelijkheid hoog in het vaandel voert, vindt de
democratie of de volksheerschappij ongetwijfeld de ideale
bestuursvorm maar vandaag rijst steeds vaker de vraag of de
democratie haar beste tijd niet heeft gehad. De kwestie is niet of de
democratie al dan niet wenselijk is dat ze dat is, lijdt weinig
twijfel de vraag luidt of zij in deze tijd niet a priori
gecorrumpeerd wordt.
Politieke
partijen en hun executeurs zijn immers in hetzelfde bedje ziek als
alle andere koopwaar: als het er om doen is zichzelf aan te prijzen,
zetten zij er hun beste beentje voor zij beloven de hemel op
aarde maar uiteindelijk koopt men een kat in een zak.
Het actuele
probleem is niet anders inzake politiek dan inzake alle andere
producten en diensten: de prijs-kwaliteitverhouding deugt niet omdat
alles moet wijken voor het winstbejag dat steunt op het principe van
zoveel mogelijk krijgen en daar zo weinig mogelijk voor teruggeven.
Politici willen geld, aanzien en macht maar missen steeds vaker de
vereiste bekwaamheden, precies zoals al onze andere spullen die wel
duur genoeg zijn maar helaas niet deugen.
De diagnose
is simpel en de oplossing evenzeer: spullen horen eerst getest te
worden en navenant geprijsd en als zij niet deugen, mogen zij de
markt niet in. Zoals ieder ander zouden ook politici zich moeten
scholen voor de job en zou hun lot verbonden moeten worden met de
resultaten van hun werk of van hun werkeloos toezien.
En hier
rijst uiteraard een jammerlijke paradox in de vraag of het volk wel
bekwaam is om zichzelf te besturen: dat de mensen macht willen over
zichzelf, klinkt vanzelfsprekend maar voor de uitoefening daarvan
zijn afgevaardigden nodig, specialisten in wie men zijn vertrouwen
moet kunnen stellen. En wie gaat heersen in naam van het volk, heerst
onvermijdelijk reeds over het volk: hij onderscheidt zich van
zijn onderdanen en daar gaat onze autonomie!
Op de keper
beschouwd is ware democratie, zelfbeheersing maar een volk dat deze
kunst machtig is een beschaafd volk dus heeft helemaal geen
politiek meer nodig.
(J.B.,
18 januari 2017)
07-01-2017
âDe buit rechtvaardigt de diefstalâ â over een nieuwe (fascistische) leuze
De
buit rechtvaardigt de diefstal
over een nieuwe
(fascistische) leuze
Nadat
in de Tweede Wereldoorlog zes miljoen mensen in concentratiekampen
omkwamen, werden op 15 april 1945 de bewoners van Weimar door de
geallieerden verplicht om daar in de buurt het pas bevrijde
concentratiekamp van Buchenwald te bezoeken. Toen zij de gruwel
aanschouwden, herhaalden ze alsmaar de historische woorden: Wir
haben es nicht gewuszt We wisten het niet. Uit later
onderzoek van de joodse vorser David Bankier bleek echter dat deze
volkerenmoord een publiek geheim was want het Duitse volk had er al
dan niet bewust aan meegewerkt en zou onwetendheid hebben geveinsd om
aldus de schijn van zijn onschuld staande te kunnen houden. De joodse
filosofe Hannah Arendt spreekt in dit verband over de banaliteit
van het kwaad: evenmin als Adolf Eichmann die de deportaties, de
moordmethode en de hele genocide organiseerde, stond het Duitse volk
stil bij de immoraliteit van wat men deed (*): een bevel was nu
eenmaal een bevel. (**) Stanley Millgram toonde in 1963
proefondervindelijk aan dat ruim twee derden van de mensen
probleemloos in staat is tot foltering en zelfs moord als de
slachtoffers geen verweer hebben. (***)
Onverschilligheid
ten aanzien van weerloze slachtoffers wordt door auteur en
Nobelprijswinnaar Elie Wiesel, die Auschwitz overleefde, beschouwd
als nog erger dan de genocide zelf. (****) En onverschilligheid
jegens het leed van weerlozen is helaas ook vandaag schering en
inslag. Die onverschilligheid komt op een bijzonder cynische manier
aan het licht waar zij zich godbetert ook nog poogt te rechtvaardigen
middels het voorwenden van allerlei (bij uitstek economische)
voordelen welke de immoraliteit vergezellen, alsof de buit ooit de
diefstal kon rechtvaardigen.
Bekend
in dat verband is de affiche ten tijde van de heerschappij van de
nazi-ideologie waarop een door een medicus geflankeerde zieke
afgebeeld wordt samen met de ophitsende tekst:
60.000
Reichsmark, zoveel kost deze zieke aan het volk.
En
dat is úw geld, medeburgers!
Diezelfde
immoraliteit sluipt vandaag onze wereld verkapt maar gestaag op
allerlei manieren opnieuw naar binnen.
Zo
dreigt het huidige regime aan werkzoekenden de ultieme
bestaansmiddelen te ontnemen van zodra zij ethische bezwaren laten
prevaleren op het verkrijgen of op het behoud van een job. Een door
een arbeidsbemiddelaar op het matje geroepen leraar moet zich
verantwoorden voor het feit dat zijn protest tegen een immorele gang
van zaken in het onderwijs hem kennelijk zijn job kost, alsof de
plicht tot het aanvaarden van een job, het toebrengen van schade aan
derden kon legitimeren inderdaad: alsof de buit de diefstal kon
rechtvaardigen. De godsdienstleraar die de holebi discriminatie in de
leerstof van zijn vak niet pikt, verliest derhalve niet alleen zijn
job maar zet tevens zijn werkloosheidsvergoeding op de helling.
Hetzelfde lot deelt de leraar die zich verzet tegen de aanmaning
vanwege de schooldirectie om het de leerlingen zo makkelijk mogelijk
te maken omdat elke leerling anderhalf lesuur waard is en dus
met het oog op het veilig stellen van de jobs van het lerarenkorps,
ook als dat moet gaan ten koste van het onderwijs als zodanig: de
leerlingen zijn er voor de leraars in plaats van andersom je
reinste middel-doelomkering.
Een
regime dat het protest tegen dergelijke perversies op zo'n laffe
manier in de kiem smoort, handhaaft dwang en is volstrekt respectloos
de benaming voor zo'n regime is fascisme.
(J.B.,
7 januari 2017)
Verwijzingen:
(*)
Vader, vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen.
(****)
The opposite of love is not hate, it's indifference
Indifference is the epitome of evil. We
must take sides. Neutrality helps the oppressor, never the victim.
Silence encourages the tormentor, never the tormented.
De interne
contradictie van het fascisme ligt in het feit dat deze 'ideologie'
het recht van de (fysiek) sterkste huldigt zodat zij in feite de
ontkenning is van elke ideologie. Ideeën staan immers in functie van
de cultuur, welke de brute natuur met als eerste en belangrijkste
emanatie het principe van het recht van de sterkste dient
ongedaan te maken en te overstijgen. De interne contradictie in het
concept van de 'ideologie van het fascisme' is dezelfde als deze in
het concept van het 'recht van de sterkste' aangezien ook in het
laatst genoemde geval geen sprake kan zijn van rechten waar het
geweld het laatste woord heeft. En zoals het zogenaamde 'recht van de
sterkste' geen plaats heeft in de verzameling van alle mogelijke
rechten, zo ook heeft het fascisme de ideologie van het geweld
geen plaats in de verzameling van alle mogelijke ideologieën.
Bijgevolg
is ook de verheerlijking van het fascisme welke binnen het
culturele domein plaats heeft intern contradictorisch of, eerder
nog, pervers: omdat het geweld niet-cultureel is, is een cultuur die
het geweld verheerlijkt, een ontkenning van zichzelf en waar zij zich
alsnog opdringt en zich middels geweld doorzet, verkracht zij
in feite de cultuur binnen haar eigen ruimte, precies zoals het
immoralisme het ethische binnen haar eigen ruimte verkracht waar het
zichzelf profileert als een geldige strekking binnen de verschillende
opvattingen over moraal. Er bestaat met andere woorden geen enkel
onderscheid tussen goed en kwaad waar het recht van de sterkste
heerst Friedrich Nietzsche sprak in dat verband over het Jenseits
von Gut und Böse en daar is derhalve ook geen ethiek en geen
cultuur mogelijk: de reeds bestaande cultuur waarop het fascisme
parasiteert, is derhalve gedoemd om ten onder te gaan zolang dat
fascisme standhoudt.
Zeer
begrijpelijk is het fascisme vaak onderwerp van spot omdat intern
contradictorische toestanden wezenlijk lachwekkend zijn tenminste
waar men zelf niet als slachtoffer betrokken is of waar die
'onmogelijke' toestand zich voordoet als onecht, als een spel of op
het toneel. Het ballet van Hynkel (Hitler) met zijn ballon-wereldbol
of de pompeuze optocht van de grootheidswaanzinnige Napaloni
(Mussolini) in de satire The great dictator van Charlie
Chaplin garanderen om die reden een tijdloos succes.
Tegelijk is
de belachelijkheid van het fascisme ook de reden waarom dergelijke
regimes er als de kippen bij zijn om de persvrijheid aan banden te
leggen: als de leugen paradeert en derhalve de hilariteit wekt bij
elkeen afzonderlijk, terwijl het alsnog streng verboden is dit
authentieke gevoel te communiceren, wordt er effectief helemaal niet
gelachen en zolang er niet gelachen wordt, kan men het regime er ook
niet openlijk op betrappen dat het belachelijk is. De hierachter
liggende psychosociale wet bekend van De nieuwe kleren van de
keizer (1) schuilt
overigens ook achter de omerta of de zwijgplicht opgelegd door de
maffia en zij wordt eveneens benut binnen de kerk onder
kloosterlingen of onder andere verdrukten, zoals bijvoorbeeld de
geschiedenissen van in kloosters verstopte ongehuwde moeders dat
laten zien. Zolang er niet gesproken wordt over het kwaad, lijkt het
wel alsof het helemaal niet bestaat en situeert zijn bestaan zich ook
wezenlijk in een schemerzone (van weliswaar veel reële
ellende) omdat pas het woord de dingen in het bewustzijn brengt en ze
zo in het bestaan naar binnen loodst. In dat verband spreekt Martin
Heidegger over de waarheid als onverborgenheid ( aletheia)
inzake het aan het licht brengen ervan een (filosofische)
activiteit, bedreven met de taal en dus in de communicatie, welke
reeds werd beoefend door Socrates die in 399 vóór Christus voor het
spreken van de waarheid betaalde met zijn eigen leven. De waarheid,
aldus Socrates, dient (met de juiste vragen) uit de menselijke ziel
opgedolven te worden door de vroedvrouw van de filosofie die zodoende
een verloskunst is: de filosofie helpt de waarheid geboren te worden.
Verhinderen dat de waarheid aan het licht komt en met repressie de
wereld onderduwen in het moeras van donkere onbewustheid en ellende,
is wat fascistische regimes gedoemd zijn te doen omdat zij bestaan
bij de gratie van de leugen, waarvan de enige kracht deze is van het
geweld. De waarheid komt immers net zoals het leven vanzelf aan het
licht zodat de leugen enkel met geweld (en dan nog slechts zeer
tijdelijk) kan regeren.
Vandaag is
de wereld beland in een tijdperk waarin overal neofascistische
regimes de kop opsteken, ook op het Europese continent dat nog louter
lippendienst bewijst aan de democratie en de mensenrechten in een
volgende fase zal ook die lippendienst wegvallen. Redenen en
argumenten zijn niet langer van tel, zelfs niet wanneer zij onder een
consensus van de regeringen van principieel alle landen ter wereld
werden omgesmeed tot wetten; wetten en mensenrechten worden zonder
kritiek genegeerd en zij die om hun rechten bedelen worden, net zoals
ten tijde van de concentratiekampen en de goelags, vergast op het
geweld van prikkeldraad. Is er soms onder u een vader die aan zijn
zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt?, zo vraagt
Jezus aan zijn leerlingen, maar het antwoord op deze oratorische
vraag blijkt helaas niet langer vanzelfsprekend. (2)
Zeer
beangstigend is de kentering die zich voordoet in het noordelijke
gedeelte van de zogenaamde 'nieuwe wereld': in de geestesloosheid van
het per definitie door geen enkel beginsel meer gedragen populisme,
verklaart de aanstaande president van de Verenigde Staten dat het
land zich in de toekomst niet meer zal bemoeien met wat er in andere
streken gaande is. Fascisten alom ter wereld krijgen van deze
grootmacht aldus vrij spel om hun gang te gaan en mensen van wie de
rechten worden geschonden, worden overgelaten aan hun lot door
volkeren die er nochtans prat op gaan de idealen van vrijheid en
broederlijkheid menselijke universaliteit hoog in het vaandel
te voeren. Making America great again, namelijk door de
idealen die de grootheid van het land uitmaken te gaan loochenen? Het
lijkt wel een grap maar het is ook aan de vooravond van deze Kerstmis
die wereldwijd de heilige familie op de vlucht herdenkt,
helaas de bittere realiteit.
(Jan
Bauwens, 18 december 2016)
Verwijzingen:
(1) De
nieuwe kleren van de keizer is een sprookje van Hans Christian
Andersen.
(2)
Context: In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Stel dat
iemand van u een vriend heeft. Midden in de nacht gaat hij naar hem
toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is
van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te
zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: Val me niet
lastig; de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed;
ik kan niet opstaan om het u te geven? Ik zeg u, als hij al niet
opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch
opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden
aandringen. Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden;
zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al
wie vraagt verkrijgt; wie zoekt vindt; en voor wie klopt doet men
open. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal
geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt zal hij
hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt
zal hij hem toch geen schorpioen geven? Als gij dus ofschoon ge
slecht zijt goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te
meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem
erom vragen. (Het Evangelie volgens Lucas: 11,5-13)
10-12-2016
De trias politica of de dictatuur
De
trias politica of de
dictatuur
In een
reactie tegen de onbeperkte macht van de vorsten, formuleerde de
Franse Verlichtingsfilosoof Montesquieu (1689-1755) het principe van
de scheiding der machten: de wetgevende, de uitvoerende en de
rechterlijke macht moeten elkaar bewaken om een afglijding naar de
dictatuur onmogelijk te maken en het principe drong door na de Franse
revolutie van 1789.
Volgens
Montesquieu nam het despotisme toe niet door de macht van de
adel, zoals men geneigd kon zijn te denken, maar net andersom
ingevolge haar tanende macht: de adel beschermt namelijk het volk
door de handhaving van edele principes maar onder de toenemende
invloed van de handelaren, verdwenen die principes en moest alles
wijken voor de macht van het geld. In zijn Perzische brieven (
een satire uit 1721 op de Franse staat via de commentaren van twee
Perzen op bezoek in Europa NB: de Perzen woonden samen met nog
andere volkeren zoals de Meden voornamelijk in het huidige Iran)noemt Montesquieu de monarchie wegens haar absolutistisch karakter
een 'fataal wapen'. In Over de geest van de wetten (De
l'Esprit des Lois) uit 1774 werkt hij dit uit en keert hij zich
tegen slavernij en tirannie.
Het huidige
tijdperk vertoont een opvallende gelijkenis met dat van de absolute
vorsten van Versailles, waarvan de zonnekoning het toonbeeld is en
het doet ook denken aan het despotisme van de waanzinnige keizer
Nero. In de beide historische gevallen gaat het in wezen om de
zelfvergoddelijking van de mens, welke paradoxaal genoeg getuigt van
zijn tegendeel, met name het morele verval of de verdierlijking.
Kenmerkend voor het morele verval is het totaal verdwijnen van de
waarden en van alle kwaliteiten, zodat uiteindelijk alleen nog de
lege kwantiteit rest, welke het best verbeeld wordt in het boven
alles aanbeden geld. Het geld is god, de religie is de onverzadigbare
hebzucht een verslaving en de mens is voortaan wat hij bezit,
wat wil zeggen dat hij gereduceerd werd tot een ding en dan nog een
per definitie altijd onaf ding precies omdat hij nooit genoeg
heeft. Men is wat men bezit maar dat bezit is nooit groot genoeg en
zo is men altijd het tekort eigen aan de onverzadigbaarheid of de
verslaving. Daarom ook valt men niet zozeer samen met wat men heeft
maar veeleer met wat men zal blijven missen, namelijk 'alles', en zo
is de mens die god wil zijn, uiteindelijk de zielige slaaf van een
onverzadigbare grootheidswaan. Waar hier in het westen de voorgaande
generaties die de oorlog hebben beleefd, nog de deugd van de
tevredenheid hoog in het vaandel voerden, zweren hun kinderen en hun
kleinkinderen met nog veel meer vuur bij de ontevredenheid als
hoogste deugd, want men gelooft dat de kiemen van de vooruitgang
liggen in de strijd om altijd meer en beter. Altijd meer en beter dan
de anderen, meer bepaald, wat betekent dat de concurrentie de
plaats heeft ingenomen van de samenwerking. De medemens heeft zich
getransformeerd van compagnon tot tegenstrever of van vriend tot
vijand en zo ook heeft nog voor het verdwijnen van de laatste
getuigen de vrede opnieuw plaats gemaakt voor de oorlog.
De oorlog:
Hitler is terug, de despoot, de megalomaan die de blinde heers- en
hebzucht van de afgestompte massamens verbeeldt. De massamens is
afgestompt, blasé, door overdadig genot ongevoelig geworden. De
massamens is niet het groepsdier, dat immers nog empathisch reageert:
de massamens mist elke empathie, hij is de exponent van de
psychopaat. Waar in de jaren onmiddellijk na de jongste wereldoorlog
de Verenigde Naties het roerend eens waren dat men aan mensen die hun
land moeten ontvluchten, asiel verschuldigd is, onderdak, bescherming
en hulp, gelooft de nieuwe generatie, de generatie der onwetenden,
dat zij rechtmatig handelt als zij aan hen die smeken om een brood,
een steen geeft. Het geloof in het principe van de liefde en in de
vermenigvuldiging van de broden en de vissen, is ver zoek en heeft
plaats geruimd voor de vermenigvuldiging van het geweld door het
principe van de wraak. In de met vrees en haat beladen uitlatingen
van door een blinde massa verkozen beleidslieden, toont zich de
lelijkheid van onwetendheid, luiheid en lafheid die voor misdadigers
kenmerkend is: zij beroven, verkrachten, mishandelen en vermoorden in
de regel niet hun meerderen of hun gelijken doch wie zwakker zijn dan
zijzelf. Alleen het recht en de rechtspraak staan hen nog in de weg,
het liefst willen zij zichzelf beoordelen, zoals ook Lodewijk XIV dat
deed en Nero: zij vonden van zichzelf dat zij grote dichters,
kunstenaars en geleerden waren, dat zij de waarheid in pacht hadden
en dat zij geen rechters nodig hadden, dat zij hun eigen rechters
hoorden te zijn, precies zoals de despoten van voorheen. Naar de hel
met Montesquieu, zo scanderen zij: naar de hel met de scheiding der
machten, en aan ons de absolute willekeur! Naar de hel met de
asielzoekers en de sukkelaars! En reeds zijn ze terug, de
concentratiekampen van Adolf Hitler, de prikkeldraad, de muren, de
honger, de ziekten en de massagraven. Maar hoe kan het ook anders in
het tijdperk van het gouden kalf?
Hermaakte mensen: een gevolg van onverdraagzaamheid. Over de waanzin van de 'maakbare mens'
Hermaakte
mensen: een gevolg van onverdraagzaamheid
Over
de waanzin van de 'maakbare mens'
Stel eens dat nieuwe
bouwnormen eisen dat alle gebouwen en voorwerpen dienen gemaakt te
worden op maat van mensen met een gemiddelde lichaamslengte, wat hier
ten lande zowat 175 cm zal zijn (*) en stel dat uitzonderingen niet
geduld worden. Een probleem rijst dan voor kabouters en voor reuzen
een probleem dat op het eerste gezicht niet zo enorm lijkt (kabouters
lopen met gemak onder deuropeningen van 175 cm door) maar dat bij
nader toezien het leven van een aantal mensen bijzonder lastig maakt.
Want niet alleen het
deurportaal vereist dat reuzen zich moeten bukken: ook de hoogte van
de zolderingen, niet alleen in openbare gebouwen maar ook in de eigen
woonst, moet aan die bouwnormen voldoen en een persoon met een
lichaamslengte van 200 cm moet zodoende ook overal gebukt lopen. De
ene leert wat door de knieën gebogen te stappen, een ander kromt
zijn rug, een derde combineert die beide compensaties. Moeite hebben
reuzen ook om plaats te nemen op stoelen achter tafels die alleen
voor normale mensen passen of in auto's, trams, vliegtuigen en
bussen.
Het is makkelijk te
voorspellen: ten gevolge van die intolerante doch strenge bouwnormen
zouden bepaalde mensen zodanig lijden dat ze er misschien wel zouden
gaan aan denken om aan hun lichaamslengte te laten sleutelen.
Langdurige en pijnlijke operaties dus en zonder garantie op succes,
maar lukt het wél en is een min of meer normale lengte het gevolg,
dan blijft men voortaan gespaard van de hel die het ongepast-zijn
meebrengt in een wereld die abnormaliteit zo bitter hard bestraft.
Zoals elkeen die over
een heel klein beetje gezond verstand beschikt, zal opmerken, had wat
meer verdraagzaamheid en soepelheid inzake bouwnormen, de ellende van
die pijnlijke operaties met ook nog eens de onvermijdelijke
verminkingen, kunnen voorkomen. Het is de primitieve idiotie van het
aloude hokjesdenken welke mensen dwingt zich in vooraf ontworpen
vakjes te gaan wurmen: de vakjes zijn er niet voor de mens maar de
mens is er voor de vakjes; de vakjes moeten niet passen rond de mens
maar de mens moet passen in de vakjes; de vakjes zijn niet te klein
voor de mens maar de mens is te groot voor de vakjes en past men niet
in een vakje dan dient niet het vakje doch de mens te worden
veranderd ziedaar een gedaante van de aloude middel-doelomkering
die niet alleen rampzalig is voor mens en natuur maar die zich
bovendien wil voordoen als vooruitgang, bevrijding en emancipatie!
Nieuwe wetenschappelijke
ontwikkelingen maken het vandaag mogelijk dat mannen worden omgebouwd
tot vrouwen en omgekeerd. Maar dat zijzelf die willen omgebouwd
worden nu vragen om (enkele van) de ooit vereiste onomkeerbare
operatieve ingrepen achterwege te mogen laten, brengt een waanzin en
een enorme vergissing aan het licht. Deze wens, welke nu ook wordt
ingewilligd door de wetgever, (**) toont namelijk aan dat niet zozeer
het fysieke man- of vrouw-zijn de oorzaak is van het persoonlijke
leed van wie zich niet in het eigen lichaam thuis voelen maar wel de
perceptie van hun ambivalente fysieke verschijning bij derden... in
een maatschappij die van mensen eist dat ze hetzij man hetzij vrouw
zijn en niets daartussen of daarvan verschillend!
Met de nieuwe wetten
lijkt de categorie van de transgenders in zekere zin overigens een
beetje meer naar die van de travestieten over te hellen en travestie
heeft in de eerste plaats met rolmodellen te maken: het volstaat daar
om van naam en van kleren te wisselen teneinde de rol te krijgen van
een personage waarin men zich beter voelt.
Maakt de man de mens
zoals de kleren de man maken (en zo ook de vrouw) of moet men veeleer
het aloude essentialisme aanhangen en de buitenkant bestempelen als
niet wezenlijk voor het zijn? De wetenschap neigt er vandaag alvast
toe het eerste voor waar aan te nemen: men zegt steeds vaker dat de
(uiterlijke) komedie vooraf gaat aan de innerlijkheid en dat de ziel
een product is van sociale interactie. Vooral acteurs en
gedragspsychologen hangen deze mening aan daar zij ondervinden dat
het uitlokken van de lach, mensen opvrolijkt terwijl het uiten van
jammerklachten ons bedroeft. De ziel is maakbaar, zo zeggen zij: onze
literatuur, muziek en andere kunsten bepalen haar inhoud. Ook
schoonheidsspecialisten en mensen uit de modewereld weten dat we ons
inderdaad ook beter voelen als we er goed uitzien.
Maar uiteraard is die
menig even kortzichtig als de essentialistische: het staat weliswaar
vast dat tranen verdrietig maken en dat het lachen opvrolijkt, maar
dit verschijnsel zegt helemaal niets over de maakbaarheid van onze
ziel, het werpt slechts licht op het feit dat de uitingen van onze
gevoelens in functie staan van de overdracht ervan op derden. Als we
triest zijn, moeten we huilen teneinde anderen over onze specifieke
gemoedstoestand te kunnen informeren op een manier die onmiddellijk
hun empathie uitlokt; zij nemen onze mimiek over en voelen dan wat
ook wij voelen omdat met een specifiek innerlijk gevoel ook een
specifieke mimiek overeenkomt. Het gaat dus om een
tweerichtingsverkeer dat door onze communicatie vereist wordt. En
iets gelijkaardigs zal ook wel spelen inzake de problematiek van de
genderidentiteit wat de zaak er niet makkelijker op maakt.
Alvast staat als een
paal boven water dat de nu snelle wetsaanpassingen voor
geslachtsverandering niet zozeer getuigen van een toegenomen
tolerantie inzake onze menselijke diversiteit of voor een toename van
de menselijke autonomie ingevolge de wetenschappelijke vooruitgang.
Als men bedenkt dat mensen aan zichzelf gaan sleutelen omdat de
maatschappij van hen eist dat ze man of vrouw zijn en niets
daartussen, dan wil zulks zeggen dat onze maatschappij intolerant is,
zelfs zodanig intolerant dat zij mensen ertoe dwingt om een door de
natuur gemaakt lichaam om te bouwen volgens de modellen waarvan
zijzelf de architect is, zijnde de enge categorieën van man en
vrouw.
Het mag worden gezegd
dat met deze vormen van hoogheidswaanzin de staat steeds vaker de
kerk naar de troon steekt.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: