Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
21-01-2017
Het Vrijheidsbeeld in de schaduw van Trump
Het
Vrijheidsbeeld in de schaduw van Trump
De
belangrijkste vernieuwing die het christendom in de wereld bracht, is
deze van de universaliteit: de gelijkheid van alle mensen, uitgedrukt
in de zin dat alle mensen kinderen zijn van één en dezelfde god.
Hiermee overstijgt de mensheid in één klap het nationalisme dat
immers alleen de leden van het eigen volk als (te verdedigen)
broeders en zusters beschouwt. In zekere zin deint het christendom
dan verder uit naar onder meer het humanisme en het
internationalisme, waarover onmiddellijk een woordje meer.
Het
nationalisme is niet alleen een aanleiding bij uitstek tot oorlog
waarbij het sterkere land het zwakkere poogt te verslinden, het staat
ook de humaniteit in de weg en het fundament voor de verdediging van
de rechten van de mens. Het is immers pas vanuit een universalistische
visie dat men daadwerkelijk kan pogen om in te grijpen wanneer in andere
landen bijvoorbeeld kinderen worden uitgebuit, slavernij wordt in
stand gehouden of vrouwen worden verminkt. Wie zich daarentegen
terugplooien op de eigen natie economisch maar ook politiek en
moreel zullen geneigd zijn om te oordelen dat andere naties maar
zelf moeten beslissen hoe zij de mensenrechten opvatten en zij zullen
niet opkomen voor de rechten van de burgers van andere naties, ook al
worden daar mensen massaal vermoord, laat staan dat zij zouden
opkomen voor de 'rechtenlozen' of de mensen zonder papieren.
Het
nationalisme is een verlengstuk van het individuele recht van de
sterkste, dat men overigens ook in de dierenwereld kan ontwaren in
het groepsinstinct en gedeeltelijk ook inzake het soortbehoud. In die
zin kan men het internationalisme overigens veeleer beschouwen als
een emanatie van het soortbehoud dan als iets typisch menselijks
terwijl het christendom niet het behoud van de soort op het oog heeft
maar het recht van elke mens die uiteraard de mensheid nodig
heeft om een persoon te kunnen zijn.
Wanneer de
nieuwe president van de Verenigde Staten van Amerika aan de wereld
verklaart dat hij wil dat het land dat hij op grond van een
meerderheidsbeslissing van het volk vertegenwoordigt, zich voortaan
niet meer zal inlaten met wat er in andere landen gebeurt, terwijl
hij welhaast in één en dezelfde adem belooft dat hij de huidige
terreurorganisaties zal uitroeien, spreekt hij zichzelf uiteraard
aardig tegen. Tenzij hij het terrorisme enkel viseert vanuit het
oogpunt van het nadeel dat dit kan berokkenen aan de eigen natie.
Edoch, waar het een niet door landsgrenzen gebonden terreur betreft,
zal vroeg of laat en eerder vroeg dan laat gaan blijken dat
een internationale terreur zeker niet kan gestopt worden door één
(zich van de rest van de wereld isolerende) natie: een wereldwijde
terreur moet met een internationale coalitie bestreden worden, wil
deze strijd ook maar enige kans op slagen hebben.
Wat betreft
nu de binnenlandse aangelegenheden, wil de nieuwe president het land
beschermen tegen immigranten en wel door het bouwen van hoge muren.
Een zich bijzonder tromperende visie is dat en zij zou ook bijzonder
lachwekkend zijn indien zij niet zo rampzalig was, want de huidige
Verenigde Staten bestaan uitsluitend uit immigranten: de
oorspronkelijke bevolking de zogenaamde Indianen werden
enkele eeuwen geleden immers uitgemoord door de kolonisatoren en het
restant van deze autochtone volkeren werd ondergebracht in reservaten
alwaar men hen nog steeds kan gaan bezichtigen. Voor de geschiedenis
hiervan, zie ons artikel De
Verenigde Staten van Amerika. Een beknopte historiek.
Weg dus met
dat Vrijheidsbeeld, dat naast de vrijheid ook de verwelkoming
symboliseert van terugkerende landgenoten, van gasten en van
immigranten.
(Jan
Bauwens, 21 januari 2017)
18-01-2017
Democratie, een paradox
Democratie,
een paradox
Een volk
dat vrijheid en gelijkheid hoog in het vaandel voert, vindt de
democratie of de volksheerschappij ongetwijfeld de ideale
bestuursvorm maar vandaag rijst steeds vaker de vraag of de
democratie haar beste tijd niet heeft gehad. De kwestie is niet of de
democratie al dan niet wenselijk is dat ze dat is, lijdt weinig
twijfel de vraag luidt of zij in deze tijd niet a priori
gecorrumpeerd wordt.
Politieke
partijen en hun executeurs zijn immers in hetzelfde bedje ziek als
alle andere koopwaar: als het er om doen is zichzelf aan te prijzen,
zetten zij er hun beste beentje voor zij beloven de hemel op
aarde maar uiteindelijk koopt men een kat in een zak.
Het actuele
probleem is niet anders inzake politiek dan inzake alle andere
producten en diensten: de prijs-kwaliteitverhouding deugt niet omdat
alles moet wijken voor het winstbejag dat steunt op het principe van
zoveel mogelijk krijgen en daar zo weinig mogelijk voor teruggeven.
Politici willen geld, aanzien en macht maar missen steeds vaker de
vereiste bekwaamheden, precies zoals al onze andere spullen die wel
duur genoeg zijn maar helaas niet deugen.
De diagnose
is simpel en de oplossing evenzeer: spullen horen eerst getest te
worden en navenant geprijsd en als zij niet deugen, mogen zij de
markt niet in. Zoals ieder ander zouden ook politici zich moeten
scholen voor de job en zou hun lot verbonden moeten worden met de
resultaten van hun werk of van hun werkeloos toezien.
En hier
rijst uiteraard een jammerlijke paradox in de vraag of het volk wel
bekwaam is om zichzelf te besturen: dat de mensen macht willen over
zichzelf, klinkt vanzelfsprekend maar voor de uitoefening daarvan
zijn afgevaardigden nodig, specialisten in wie men zijn vertrouwen
moet kunnen stellen. En wie gaat heersen in naam van het volk, heerst
onvermijdelijk reeds over het volk: hij onderscheidt zich van
zijn onderdanen en daar gaat onze autonomie!
Op de keper
beschouwd is ware democratie, zelfbeheersing maar een volk dat deze
kunst machtig is een beschaafd volk dus heeft helemaal geen
politiek meer nodig.
(J.B.,
18 januari 2017)
07-01-2017
âDe buit rechtvaardigt de diefstalâ â over een nieuwe (fascistische) leuze
De
buit rechtvaardigt de diefstal
over een nieuwe
(fascistische) leuze
Nadat
in de Tweede Wereldoorlog zes miljoen mensen in concentratiekampen
omkwamen, werden op 15 april 1945 de bewoners van Weimar door de
geallieerden verplicht om daar in de buurt het pas bevrijde
concentratiekamp van Buchenwald te bezoeken. Toen zij de gruwel
aanschouwden, herhaalden ze alsmaar de historische woorden: Wir
haben es nicht gewuszt We wisten het niet. Uit later
onderzoek van de joodse vorser David Bankier bleek echter dat deze
volkerenmoord een publiek geheim was want het Duitse volk had er al
dan niet bewust aan meegewerkt en zou onwetendheid hebben geveinsd om
aldus de schijn van zijn onschuld staande te kunnen houden. De joodse
filosofe Hannah Arendt spreekt in dit verband over de banaliteit
van het kwaad: evenmin als Adolf Eichmann die de deportaties, de
moordmethode en de hele genocide organiseerde, stond het Duitse volk
stil bij de immoraliteit van wat men deed (*): een bevel was nu
eenmaal een bevel. (**) Stanley Millgram toonde in 1963
proefondervindelijk aan dat ruim twee derden van de mensen
probleemloos in staat is tot foltering en zelfs moord als de
slachtoffers geen verweer hebben. (***)
Onverschilligheid
ten aanzien van weerloze slachtoffers wordt door auteur en
Nobelprijswinnaar Elie Wiesel, die Auschwitz overleefde, beschouwd
als nog erger dan de genocide zelf. (****) En onverschilligheid
jegens het leed van weerlozen is helaas ook vandaag schering en
inslag. Die onverschilligheid komt op een bijzonder cynische manier
aan het licht waar zij zich godbetert ook nog poogt te rechtvaardigen
middels het voorwenden van allerlei (bij uitstek economische)
voordelen welke de immoraliteit vergezellen, alsof de buit ooit de
diefstal kon rechtvaardigen.
Bekend
in dat verband is de affiche ten tijde van de heerschappij van de
nazi-ideologie waarop een door een medicus geflankeerde zieke
afgebeeld wordt samen met de ophitsende tekst:
60.000
Reichsmark, zoveel kost deze zieke aan het volk.
En
dat is úw geld, medeburgers!
Diezelfde
immoraliteit sluipt vandaag onze wereld verkapt maar gestaag op
allerlei manieren opnieuw naar binnen.
Zo
dreigt het huidige regime aan werkzoekenden de ultieme
bestaansmiddelen te ontnemen van zodra zij ethische bezwaren laten
prevaleren op het verkrijgen of op het behoud van een job. Een door
een arbeidsbemiddelaar op het matje geroepen leraar moet zich
verantwoorden voor het feit dat zijn protest tegen een immorele gang
van zaken in het onderwijs hem kennelijk zijn job kost, alsof de
plicht tot het aanvaarden van een job, het toebrengen van schade aan
derden kon legitimeren inderdaad: alsof de buit de diefstal kon
rechtvaardigen. De godsdienstleraar die de holebi discriminatie in de
leerstof van zijn vak niet pikt, verliest derhalve niet alleen zijn
job maar zet tevens zijn werkloosheidsvergoeding op de helling.
Hetzelfde lot deelt de leraar die zich verzet tegen de aanmaning
vanwege de schooldirectie om het de leerlingen zo makkelijk mogelijk
te maken omdat elke leerling anderhalf lesuur waard is en dus
met het oog op het veilig stellen van de jobs van het lerarenkorps,
ook als dat moet gaan ten koste van het onderwijs als zodanig: de
leerlingen zijn er voor de leraars in plaats van andersom je
reinste middel-doelomkering.
Een
regime dat het protest tegen dergelijke perversies op zo'n laffe
manier in de kiem smoort, handhaaft dwang en is volstrekt respectloos
de benaming voor zo'n regime is fascisme.
(J.B.,
7 januari 2017)
Verwijzingen:
(*)
Vader, vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen.
(****)
The opposite of love is not hate, it's indifference
Indifference is the epitome of evil. We
must take sides. Neutrality helps the oppressor, never the victim.
Silence encourages the tormentor, never the tormented.
De interne
contradictie van het fascisme ligt in het feit dat deze 'ideologie'
het recht van de (fysiek) sterkste huldigt zodat zij in feite de
ontkenning is van elke ideologie. Ideeën staan immers in functie van
de cultuur, welke de brute natuur met als eerste en belangrijkste
emanatie het principe van het recht van de sterkste dient
ongedaan te maken en te overstijgen. De interne contradictie in het
concept van de 'ideologie van het fascisme' is dezelfde als deze in
het concept van het 'recht van de sterkste' aangezien ook in het
laatst genoemde geval geen sprake kan zijn van rechten waar het
geweld het laatste woord heeft. En zoals het zogenaamde 'recht van de
sterkste' geen plaats heeft in de verzameling van alle mogelijke
rechten, zo ook heeft het fascisme de ideologie van het geweld
geen plaats in de verzameling van alle mogelijke ideologieën.
Bijgevolg
is ook de verheerlijking van het fascisme welke binnen het
culturele domein plaats heeft intern contradictorisch of, eerder
nog, pervers: omdat het geweld niet-cultureel is, is een cultuur die
het geweld verheerlijkt, een ontkenning van zichzelf en waar zij zich
alsnog opdringt en zich middels geweld doorzet, verkracht zij
in feite de cultuur binnen haar eigen ruimte, precies zoals het
immoralisme het ethische binnen haar eigen ruimte verkracht waar het
zichzelf profileert als een geldige strekking binnen de verschillende
opvattingen over moraal. Er bestaat met andere woorden geen enkel
onderscheid tussen goed en kwaad waar het recht van de sterkste
heerst Friedrich Nietzsche sprak in dat verband over het Jenseits
von Gut und Böse en daar is derhalve ook geen ethiek en geen
cultuur mogelijk: de reeds bestaande cultuur waarop het fascisme
parasiteert, is derhalve gedoemd om ten onder te gaan zolang dat
fascisme standhoudt.
Zeer
begrijpelijk is het fascisme vaak onderwerp van spot omdat intern
contradictorische toestanden wezenlijk lachwekkend zijn tenminste
waar men zelf niet als slachtoffer betrokken is of waar die
'onmogelijke' toestand zich voordoet als onecht, als een spel of op
het toneel. Het ballet van Hynkel (Hitler) met zijn ballon-wereldbol
of de pompeuze optocht van de grootheidswaanzinnige Napaloni
(Mussolini) in de satire The great dictator van Charlie
Chaplin garanderen om die reden een tijdloos succes.
Tegelijk is
de belachelijkheid van het fascisme ook de reden waarom dergelijke
regimes er als de kippen bij zijn om de persvrijheid aan banden te
leggen: als de leugen paradeert en derhalve de hilariteit wekt bij
elkeen afzonderlijk, terwijl het alsnog streng verboden is dit
authentieke gevoel te communiceren, wordt er effectief helemaal niet
gelachen en zolang er niet gelachen wordt, kan men het regime er ook
niet openlijk op betrappen dat het belachelijk is. De hierachter
liggende psychosociale wet bekend van De nieuwe kleren van de
keizer (1) schuilt
overigens ook achter de omerta of de zwijgplicht opgelegd door de
maffia en zij wordt eveneens benut binnen de kerk onder
kloosterlingen of onder andere verdrukten, zoals bijvoorbeeld de
geschiedenissen van in kloosters verstopte ongehuwde moeders dat
laten zien. Zolang er niet gesproken wordt over het kwaad, lijkt het
wel alsof het helemaal niet bestaat en situeert zijn bestaan zich ook
wezenlijk in een schemerzone (van weliswaar veel reële
ellende) omdat pas het woord de dingen in het bewustzijn brengt en ze
zo in het bestaan naar binnen loodst. In dat verband spreekt Martin
Heidegger over de waarheid als onverborgenheid ( aletheia)
inzake het aan het licht brengen ervan een (filosofische)
activiteit, bedreven met de taal en dus in de communicatie, welke
reeds werd beoefend door Socrates die in 399 vóór Christus voor het
spreken van de waarheid betaalde met zijn eigen leven. De waarheid,
aldus Socrates, dient (met de juiste vragen) uit de menselijke ziel
opgedolven te worden door de vroedvrouw van de filosofie die zodoende
een verloskunst is: de filosofie helpt de waarheid geboren te worden.
Verhinderen dat de waarheid aan het licht komt en met repressie de
wereld onderduwen in het moeras van donkere onbewustheid en ellende,
is wat fascistische regimes gedoemd zijn te doen omdat zij bestaan
bij de gratie van de leugen, waarvan de enige kracht deze is van het
geweld. De waarheid komt immers net zoals het leven vanzelf aan het
licht zodat de leugen enkel met geweld (en dan nog slechts zeer
tijdelijk) kan regeren.
Vandaag is
de wereld beland in een tijdperk waarin overal neofascistische
regimes de kop opsteken, ook op het Europese continent dat nog louter
lippendienst bewijst aan de democratie en de mensenrechten in een
volgende fase zal ook die lippendienst wegvallen. Redenen en
argumenten zijn niet langer van tel, zelfs niet wanneer zij onder een
consensus van de regeringen van principieel alle landen ter wereld
werden omgesmeed tot wetten; wetten en mensenrechten worden zonder
kritiek genegeerd en zij die om hun rechten bedelen worden, net zoals
ten tijde van de concentratiekampen en de goelags, vergast op het
geweld van prikkeldraad. Is er soms onder u een vader die aan zijn
zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt?, zo vraagt
Jezus aan zijn leerlingen, maar het antwoord op deze oratorische
vraag blijkt helaas niet langer vanzelfsprekend. (2)
Zeer
beangstigend is de kentering die zich voordoet in het noordelijke
gedeelte van de zogenaamde 'nieuwe wereld': in de geestesloosheid van
het per definitie door geen enkel beginsel meer gedragen populisme,
verklaart de aanstaande president van de Verenigde Staten dat het
land zich in de toekomst niet meer zal bemoeien met wat er in andere
streken gaande is. Fascisten alom ter wereld krijgen van deze
grootmacht aldus vrij spel om hun gang te gaan en mensen van wie de
rechten worden geschonden, worden overgelaten aan hun lot door
volkeren die er nochtans prat op gaan de idealen van vrijheid en
broederlijkheid menselijke universaliteit hoog in het vaandel
te voeren. Making America great again, namelijk door de
idealen die de grootheid van het land uitmaken te gaan loochenen? Het
lijkt wel een grap maar het is ook aan de vooravond van deze Kerstmis
die wereldwijd de heilige familie op de vlucht herdenkt,
helaas de bittere realiteit.
(Jan
Bauwens, 18 december 2016)
Verwijzingen:
(1) De
nieuwe kleren van de keizer is een sprookje van Hans Christian
Andersen.
(2)
Context: In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Stel dat
iemand van u een vriend heeft. Midden in de nacht gaat hij naar hem
toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is
van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te
zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: Val me niet
lastig; de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed;
ik kan niet opstaan om het u te geven? Ik zeg u, als hij al niet
opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch
opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden
aandringen. Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden;
zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al
wie vraagt verkrijgt; wie zoekt vindt; en voor wie klopt doet men
open. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal
geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt zal hij
hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt
zal hij hem toch geen schorpioen geven? Als gij dus ofschoon ge
slecht zijt goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te
meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem
erom vragen. (Het Evangelie volgens Lucas: 11,5-13)
10-12-2016
De trias politica of de dictatuur
De
trias politica of de
dictatuur
In een
reactie tegen de onbeperkte macht van de vorsten, formuleerde de
Franse Verlichtingsfilosoof Montesquieu (1689-1755) het principe van
de scheiding der machten: de wetgevende, de uitvoerende en de
rechterlijke macht moeten elkaar bewaken om een afglijding naar de
dictatuur onmogelijk te maken en het principe drong door na de Franse
revolutie van 1789.
Volgens
Montesquieu nam het despotisme toe niet door de macht van de
adel, zoals men geneigd kon zijn te denken, maar net andersom
ingevolge haar tanende macht: de adel beschermt namelijk het volk
door de handhaving van edele principes maar onder de toenemende
invloed van de handelaren, verdwenen die principes en moest alles
wijken voor de macht van het geld. In zijn Perzische brieven (
een satire uit 1721 op de Franse staat via de commentaren van twee
Perzen op bezoek in Europa NB: de Perzen woonden samen met nog
andere volkeren zoals de Meden voornamelijk in het huidige Iran)noemt Montesquieu de monarchie wegens haar absolutistisch karakter
een 'fataal wapen'. In Over de geest van de wetten (De
l'Esprit des Lois) uit 1774 werkt hij dit uit en keert hij zich
tegen slavernij en tirannie.
Het huidige
tijdperk vertoont een opvallende gelijkenis met dat van de absolute
vorsten van Versailles, waarvan de zonnekoning het toonbeeld is en
het doet ook denken aan het despotisme van de waanzinnige keizer
Nero. In de beide historische gevallen gaat het in wezen om de
zelfvergoddelijking van de mens, welke paradoxaal genoeg getuigt van
zijn tegendeel, met name het morele verval of de verdierlijking.
Kenmerkend voor het morele verval is het totaal verdwijnen van de
waarden en van alle kwaliteiten, zodat uiteindelijk alleen nog de
lege kwantiteit rest, welke het best verbeeld wordt in het boven
alles aanbeden geld. Het geld is god, de religie is de onverzadigbare
hebzucht een verslaving en de mens is voortaan wat hij bezit,
wat wil zeggen dat hij gereduceerd werd tot een ding en dan nog een
per definitie altijd onaf ding precies omdat hij nooit genoeg
heeft. Men is wat men bezit maar dat bezit is nooit groot genoeg en
zo is men altijd het tekort eigen aan de onverzadigbaarheid of de
verslaving. Daarom ook valt men niet zozeer samen met wat men heeft
maar veeleer met wat men zal blijven missen, namelijk 'alles', en zo
is de mens die god wil zijn, uiteindelijk de zielige slaaf van een
onverzadigbare grootheidswaan. Waar hier in het westen de voorgaande
generaties die de oorlog hebben beleefd, nog de deugd van de
tevredenheid hoog in het vaandel voerden, zweren hun kinderen en hun
kleinkinderen met nog veel meer vuur bij de ontevredenheid als
hoogste deugd, want men gelooft dat de kiemen van de vooruitgang
liggen in de strijd om altijd meer en beter. Altijd meer en beter dan
de anderen, meer bepaald, wat betekent dat de concurrentie de
plaats heeft ingenomen van de samenwerking. De medemens heeft zich
getransformeerd van compagnon tot tegenstrever of van vriend tot
vijand en zo ook heeft nog voor het verdwijnen van de laatste
getuigen de vrede opnieuw plaats gemaakt voor de oorlog.
De oorlog:
Hitler is terug, de despoot, de megalomaan die de blinde heers- en
hebzucht van de afgestompte massamens verbeeldt. De massamens is
afgestompt, blasé, door overdadig genot ongevoelig geworden. De
massamens is niet het groepsdier, dat immers nog empathisch reageert:
de massamens mist elke empathie, hij is de exponent van de
psychopaat. Waar in de jaren onmiddellijk na de jongste wereldoorlog
de Verenigde Naties het roerend eens waren dat men aan mensen die hun
land moeten ontvluchten, asiel verschuldigd is, onderdak, bescherming
en hulp, gelooft de nieuwe generatie, de generatie der onwetenden,
dat zij rechtmatig handelt als zij aan hen die smeken om een brood,
een steen geeft. Het geloof in het principe van de liefde en in de
vermenigvuldiging van de broden en de vissen, is ver zoek en heeft
plaats geruimd voor de vermenigvuldiging van het geweld door het
principe van de wraak. In de met vrees en haat beladen uitlatingen
van door een blinde massa verkozen beleidslieden, toont zich de
lelijkheid van onwetendheid, luiheid en lafheid die voor misdadigers
kenmerkend is: zij beroven, verkrachten, mishandelen en vermoorden in
de regel niet hun meerderen of hun gelijken doch wie zwakker zijn dan
zijzelf. Alleen het recht en de rechtspraak staan hen nog in de weg,
het liefst willen zij zichzelf beoordelen, zoals ook Lodewijk XIV dat
deed en Nero: zij vonden van zichzelf dat zij grote dichters,
kunstenaars en geleerden waren, dat zij de waarheid in pacht hadden
en dat zij geen rechters nodig hadden, dat zij hun eigen rechters
hoorden te zijn, precies zoals de despoten van voorheen. Naar de hel
met Montesquieu, zo scanderen zij: naar de hel met de scheiding der
machten, en aan ons de absolute willekeur! Naar de hel met de
asielzoekers en de sukkelaars! En reeds zijn ze terug, de
concentratiekampen van Adolf Hitler, de prikkeldraad, de muren, de
honger, de ziekten en de massagraven. Maar hoe kan het ook anders in
het tijdperk van het gouden kalf?
Hermaakte mensen: een gevolg van onverdraagzaamheid. Over de waanzin van de 'maakbare mens'
Hermaakte
mensen: een gevolg van onverdraagzaamheid
Over
de waanzin van de 'maakbare mens'
Stel eens dat nieuwe
bouwnormen eisen dat alle gebouwen en voorwerpen dienen gemaakt te
worden op maat van mensen met een gemiddelde lichaamslengte, wat hier
ten lande zowat 175 cm zal zijn (*) en stel dat uitzonderingen niet
geduld worden. Een probleem rijst dan voor kabouters en voor reuzen
een probleem dat op het eerste gezicht niet zo enorm lijkt (kabouters
lopen met gemak onder deuropeningen van 175 cm door) maar dat bij
nader toezien het leven van een aantal mensen bijzonder lastig maakt.
Want niet alleen het
deurportaal vereist dat reuzen zich moeten bukken: ook de hoogte van
de zolderingen, niet alleen in openbare gebouwen maar ook in de eigen
woonst, moet aan die bouwnormen voldoen en een persoon met een
lichaamslengte van 200 cm moet zodoende ook overal gebukt lopen. De
ene leert wat door de knieën gebogen te stappen, een ander kromt
zijn rug, een derde combineert die beide compensaties. Moeite hebben
reuzen ook om plaats te nemen op stoelen achter tafels die alleen
voor normale mensen passen of in auto's, trams, vliegtuigen en
bussen.
Het is makkelijk te
voorspellen: ten gevolge van die intolerante doch strenge bouwnormen
zouden bepaalde mensen zodanig lijden dat ze er misschien wel zouden
gaan aan denken om aan hun lichaamslengte te laten sleutelen.
Langdurige en pijnlijke operaties dus en zonder garantie op succes,
maar lukt het wél en is een min of meer normale lengte het gevolg,
dan blijft men voortaan gespaard van de hel die het ongepast-zijn
meebrengt in een wereld die abnormaliteit zo bitter hard bestraft.
Zoals elkeen die over
een heel klein beetje gezond verstand beschikt, zal opmerken, had wat
meer verdraagzaamheid en soepelheid inzake bouwnormen, de ellende van
die pijnlijke operaties met ook nog eens de onvermijdelijke
verminkingen, kunnen voorkomen. Het is de primitieve idiotie van het
aloude hokjesdenken welke mensen dwingt zich in vooraf ontworpen
vakjes te gaan wurmen: de vakjes zijn er niet voor de mens maar de
mens is er voor de vakjes; de vakjes moeten niet passen rond de mens
maar de mens moet passen in de vakjes; de vakjes zijn niet te klein
voor de mens maar de mens is te groot voor de vakjes en past men niet
in een vakje dan dient niet het vakje doch de mens te worden
veranderd ziedaar een gedaante van de aloude middel-doelomkering
die niet alleen rampzalig is voor mens en natuur maar die zich
bovendien wil voordoen als vooruitgang, bevrijding en emancipatie!
Nieuwe wetenschappelijke
ontwikkelingen maken het vandaag mogelijk dat mannen worden omgebouwd
tot vrouwen en omgekeerd. Maar dat zijzelf die willen omgebouwd
worden nu vragen om (enkele van) de ooit vereiste onomkeerbare
operatieve ingrepen achterwege te mogen laten, brengt een waanzin en
een enorme vergissing aan het licht. Deze wens, welke nu ook wordt
ingewilligd door de wetgever, (**) toont namelijk aan dat niet zozeer
het fysieke man- of vrouw-zijn de oorzaak is van het persoonlijke
leed van wie zich niet in het eigen lichaam thuis voelen maar wel de
perceptie van hun ambivalente fysieke verschijning bij derden... in
een maatschappij die van mensen eist dat ze hetzij man hetzij vrouw
zijn en niets daartussen of daarvan verschillend!
Met de nieuwe wetten
lijkt de categorie van de transgenders in zekere zin overigens een
beetje meer naar die van de travestieten over te hellen en travestie
heeft in de eerste plaats met rolmodellen te maken: het volstaat daar
om van naam en van kleren te wisselen teneinde de rol te krijgen van
een personage waarin men zich beter voelt.
Maakt de man de mens
zoals de kleren de man maken (en zo ook de vrouw) of moet men veeleer
het aloude essentialisme aanhangen en de buitenkant bestempelen als
niet wezenlijk voor het zijn? De wetenschap neigt er vandaag alvast
toe het eerste voor waar aan te nemen: men zegt steeds vaker dat de
(uiterlijke) komedie vooraf gaat aan de innerlijkheid en dat de ziel
een product is van sociale interactie. Vooral acteurs en
gedragspsychologen hangen deze mening aan daar zij ondervinden dat
het uitlokken van de lach, mensen opvrolijkt terwijl het uiten van
jammerklachten ons bedroeft. De ziel is maakbaar, zo zeggen zij: onze
literatuur, muziek en andere kunsten bepalen haar inhoud. Ook
schoonheidsspecialisten en mensen uit de modewereld weten dat we ons
inderdaad ook beter voelen als we er goed uitzien.
Maar uiteraard is die
menig even kortzichtig als de essentialistische: het staat weliswaar
vast dat tranen verdrietig maken en dat het lachen opvrolijkt, maar
dit verschijnsel zegt helemaal niets over de maakbaarheid van onze
ziel, het werpt slechts licht op het feit dat de uitingen van onze
gevoelens in functie staan van de overdracht ervan op derden. Als we
triest zijn, moeten we huilen teneinde anderen over onze specifieke
gemoedstoestand te kunnen informeren op een manier die onmiddellijk
hun empathie uitlokt; zij nemen onze mimiek over en voelen dan wat
ook wij voelen omdat met een specifiek innerlijk gevoel ook een
specifieke mimiek overeenkomt. Het gaat dus om een
tweerichtingsverkeer dat door onze communicatie vereist wordt. En
iets gelijkaardigs zal ook wel spelen inzake de problematiek van de
genderidentiteit wat de zaak er niet makkelijker op maakt.
Alvast staat als een
paal boven water dat de nu snelle wetsaanpassingen voor
geslachtsverandering niet zozeer getuigen van een toegenomen
tolerantie inzake onze menselijke diversiteit of voor een toename van
de menselijke autonomie ingevolge de wetenschappelijke vooruitgang.
Als men bedenkt dat mensen aan zichzelf gaan sleutelen omdat de
maatschappij van hen eist dat ze man of vrouw zijn en niets
daartussen, dan wil zulks zeggen dat onze maatschappij intolerant is,
zelfs zodanig intolerant dat zij mensen ertoe dwingt om een door de
natuur gemaakt lichaam om te bouwen volgens de modellen waarvan
zijzelf de architect is, zijnde de enge categorieën van man en
vrouw.
Het mag worden gezegd
dat met deze vormen van hoogheidswaanzin de staat steeds vaker de
kerk naar de troon steekt.
Wanneer
dictatoriale regeringsvormen in een staat naar binnen sluipen, zijn
de eerste tekenen hiervan vaak te vinden in zich als mededelingen
verkappende bevelschriften. De burgers worden aangesproken door een
overheid die verklaart het goed te menen met de bevolking, terwijl de
regering in feite elke mogelijkheid op het in vraag stellen van haar
(al dan niet expliciet medegedeelde) beslissingen en bevelen a
priori onmogelijk maakt en zij doet dat middels het inbouwen van
een dreiging met sancties die de onderdanen om het zo te zeggen tot
een quasi blinde gehoorzaamheid aanmaant.
Een brief
is een schriftelijke mededeling van een persoon de afzender,
namelijk de persoon die de brief geschreven heeft aan een ander
de geadresseerde, zijnde de persoon van wie verwacht wordt dat hij de
brief zal lezen, maar als de geadresseerde ontbreekt, kan er geen
sprake zijn van een brief omdat er dan geen sprake kan zijn van een
mededeling aangezien diegene aan wie de mededeling gedaan wordt,
ontbreekt. (°) Pamfletten verkeren in dat geval en zij worden
gelezen door degenen op wiens territorium de wind hen blaast
tenminste indien de strooibrieven de nieuwsgierigheid van hun vinders
kunnen wekken. Meer hedendaagse verschijningsvormen van dergelijke
'mededelingen' zijn radio, televisie, internet en nog andere
gedaanten van wat in wezen louter 'reclame' is wat overigens
'omroep' betekent en het gaat daar nota bene om een niet
officiële en derhalve tot niets verplichtende 'belleman'. Maar
reclame, televisie en via deze kanalen ook allerhande mededelingen,
tegelijk aan iedereen en aan niemand, zijn alles behalve onschuldig
en blijven helemaal niet zonder invloed.
Brieven en
mededelingen zonder geadresseerde, zijn geen mededelingen maar dat
zijn ze evenmin indien de naam van de afzender ontbreekt, er
is dan immers geen persoon die de mededeling doet terwijl
mededelingen zichzelf niet kunnen doen, zij worden per definitie
gedaan door personen. Brieven waaraan de naam van de afzender
ontbreekt, noemt men ook wel anonieme brieven: het zijn vaak
dreigbrieven, waarbij diegene die zijn bestemmeling voor schut zet,
zichzelf verbergt; de bestemmeling moet veronderstellen dat de
afzender bestaat aangezien er een mededeling wordt gesuggereerd, maar
hij kan hem niet ter verantwoording roepen omdat zijn naam ontbreekt
en hij is derhalve het slachtoffer van geweld.
De
convocatie welke het wezen is van de intermenselijke communicatie
ontbreekt eveneens in 'mededelingen' waarbij de afzender zich
verschuilt achter de naam van een groep of een bende, zoals de
bende van Jan De Lichte, of ISIS, maar het kan ook gaan om een
officiële instantie. In dat laatste geval is er helemaal niets aan
de hand waar de instantie haar mededeling doet via een van haar
vertegenwoordigers, die zich zodoende borg stelt voor de mededeling
en voor haar inhoud en tot wie men zich kan richten om de mededeling
te beantwoorden per definitie persoonlijk omdat een onbeklede
functie niet functioneert en er derhalve geen is. Ontbreekt echter de
vertegenwoordiger, dan gebiedt het beginsel van de voorzichtigheid de
bestemmeling om geen acht te slaan op de 'brief' omdat hij de
authenticiteit ervan niet kan achterhalen, hij kent immers de naam
van de briefschrijver niet en niemand heeft zich voor de mededeling
borg gesteld.
Vergelijkbaar
met anonieme mededelingen en met mededelingen door een groep zonder
persoonlijke vertegenwoordiger, zijn de mededelingen die uitgaan van
een groep zonder een vaste vertegenwoordiging. Het gaat dan om
een groep die weliswaar vertegenwoordigd wordt maar dan wel door
steeds wisselende individuen. Het effect daarvan is dat de
aansprakelijkheid of de verantwoordelijkheid van de groep aldus
verdeeld wordt over verschillende, wisselende individuen en daardoor
in feite zeer sterk gereduceerd wordt of zelfs geheel de mist ingaat.
Men kan iemand van de vertegenwoordigers ter verantwoording roepen,
maar die kan op zijn beurt de verantwoordelijkheid doorschuiven naar
een ander en uiteindelijk is er niemand die effectief de
verantwoordelijkheid neemt, zodat het antwoord op de vraag die men
stelt, wegblijft: The answer is blowing in the wind. Een
individu dat door een bende lastiggevallen wordt, nu eens door het
ene bendelid, dan door een ander, vervolgens door weer en ander, en
zo voort, vanuit steeds wisselende en onverwachte hoeken, kan zich
niet verdedigen en geraakt op de lange duur uitgeput. Dat is
bijvoorbeeld het geval waar iemand herhaaldelijke plagerijen of
verwijten moet aanhoren van steeds wisselende onbekenden: hun gedrag
getuigt ervan dat de plagerijen uitgaan van een gecoördineerde groep
en dat ze gepland zijn, maar het slachtoffer weet niet tot wie zich
te richten, mogelijkerwijze krijgt hij het brein van de bende zelf
nooit te zien. Verdeelde verantwoordelijkheid of
onverantwoordelijkheid is er ook waar beslissingen het resultaat zijn
van een stemming, ook als deze wordt voorafgegaan door discussies met
redelijke argumenten, omdat die redelijkheid een kwaliteit
geheel wordt teniet gedaan door de uitkomst van de stemming welke nog
louter een getal is een kwantiteit en zo bevat elke
democratie die zich nochtans zozeer beroept op redelijkheid en
overleg, in zich de kiemen van de volstrekte redeloosheid van het
toeval en van het recht van de sterkste.
Stelt
niemand zich persoonlijk borg voor de mededeling of de brief, dan
gaat het niet om een mededeling. Suggereert de 'brief' alsnog dat de
afzender bestaat, zij het verborgen achter bijvoorbeeld een zekere
(al dan niet officiële) instantie, dan gaat het ook hier niet om een
mededeling maar bijvoorbeeld wel om een bevel. De zaak is nu
dat in een wereld van steeds meer gesofisticeerd bedrog, heel wat
bevelen zich op een bijzonder verraderlijke manier verkappen als
mededelingen en zo ook verkapt zich de dictatuur in de democratie.
Nu kan een
bevel enkel nog beantwoord worden met een daad. Een bevel
wordt al dan niet opgevolgd. Gaat het bevel uit van een machtige
instantie en wordt het opgevolgd, dan handelt diegene die het bevel
uitvoert, onder dwang; hij handelt immers niet zelf want door het
bevel uit te voeren, geeft hij zijn eigen wil op, depersonaliseert
hij zichzelf en wordt hij een gewillig of willoos instrument van
degene die hem beveelt. Weigert hij daarentegen om zijn
persoonlijkheid op te geven, dan dient hij te weerstaan aan het bevel
en betaalt hij daarvoor met het gedwongen ondergaan van een sanctie
of dus met de prijs van (een stuk van) zijn vrijheid. Maar het is
duidelijk dat in een dergelijke communicatie tussen partijen met
onderlinge machtsverschillen, niet langer sprake kan zijn van
intermenselijke communicatie: hier is het recht van de sterkste aan
de orde, de dictatuur, de dwingelandij, de volstrekte onvrijheid,
waarbij onze daden niet langer bepaald worden door inzicht en
redelijkheid maar door dwang.
Voorbeelden
van verkapte dwingelandij vindt men vandaag in heel wat communicaties
van de regering aan het volk. Zeer uitgesproken
misdadig is het onder druk zetten van minder weerbare sectoren van de
bevolking om 'vrijwillig' afstand te doen van bepaalde rechten. Zo
worden minder mondige mensen ertoe aangezet om vormen van arbeid te
aanvaarden buiten het normale circuit dat de toekenning van allerlei
rechten moet garanderen. Via de zogenaamde 'werkwinkel' vraagt de
regering aan werkzoekenden om in ruil voor de uitkering die zij
genieten, iets voor de gemeenschap terug te doen en aldus een nepjob
te aanvaarden, die neerkomt op een werkzaamheid welke niet strookt
met de vrije keuze, de capaciteiten en de opleiding van de
werkzoekende (zoals door de Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens wordt vereist) en waarbij aan het minimumloon en aan de
andere sociale rechten al helemaal niet meer gedacht wordt. De
regering die verantwoordelijk is voor het voorzien van voldoende
arbeid aan de bevolking de belastingbetaler onderhoudt de
werknemers van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en die zich
van deze taak niet kwijt ingevolge een onkunde welke onvermijdelijk
resulteert uit de algemene vriendjespolitiek, schuift de schuld voor
de werkloosheid in de schoenen van de burgers alsof het de taak was
van een smid om naast zijn stiel ook nog eens onderlegd te zijn in
allerlei marketing-taken, in briefschrijverij en in boekhouding, want
hij dient ook nog eens een boekhouding aan te leggen van de
inspanningen die hij levert om aan werk te komen nadat een onbekwame
regering ervoor gezorgd heeft dat hij zijn producten niet meer aan de
straatstenen kwijt kan. Boekhoudkundige, literaire en marketing-taken
behoren helemaal niet tot het werk van de smid, het zijn plichten van
de overheid jegens de burgers: de smid moet
kunnen smeden, de leraar moet kunnen lesgeven en de verpleger moet
kunnen verplegen maar het scheppen van de mogelijkheden tot het
uitoefenen van het beroep behoort tot de taken van de overheid en
waar zij aan deze plichten verzaakt, pleegt die overheid broodroof op
het volk. Het is erger dan pervers wanneer een regering het
volk niet alleen broodrooft maar het bovendien ook nog eens bestraft
nadat zij het eerst tot slachtoffer heeft gemaakt van aan haar
corruptie. (°°)
Waar de
overheid zich tot werklozen richt met zogenaamde werkwinkels,
camoufleert zij in wezen de invoering van het kastenstelsel in het
westen van de eenentwintigste eeuw, wat neerkomt op de terugkeer van
de slavernij.
(°)
Dergelijke mededelingen worden evenwel als zodanig getolereerd in de
geheel onschuldige vorm van het gebed, waarbij zij gericht zijn aan
een persoon wiens bestaan afhankelijk is van het geloof van zijn
aanspreker tenminste indien het gaat om een communicatie binnen
de context van een (erkende) religie [in de praktijken omtrent de
(joodse) klaagmuur of in allerlei gebedsvormen] omdat wie zich
richten tot niet erkende onzichtbare personen, dreigen als
krankzinnig te worden bestempeld.
(°°)
Wanneer in een geschrift dat zich presenteert als een brief terwijl
het in feite een pamflet is omdat de naam van de afzender ontbreekt,
de anonieme veronderstelde briefschrijver aan de geadresseerde
vertelt dat hij hem aanschrijft met de bedoeling om hem een brief te
leren schrijven bijvoorbeeld een sollicitatiebrief zou men al
bijzonder naïef moeten zijn om een dergelijk geschrift ernstig te
nemen. Gaat het bovendien om een geschrift dat zich voordoet als
zijnde afkomstig van een officiële instantie, dan zou het ernstig
nemen van dat geschrift impliceren dat men het mogelijk, ja feitelijk
acht dat de regering zelf geheel onbekwaam is inzake een van haar
belangrijkste functies, met name de communicatie met de burgers.
Edoch, kennelijk worden dergelijke, zich als officiële brieven
presenterende pamfletten, heden ten dage onder de bevolking
verspreid, bijvoorbeeld daar waar zij werklozen op stang jagen door
hen met het dreigement van algehele financiële drooglegging, te
dwingen tot het volgen van, jawel, cursussen waarin zij brieven
sollicitatiebrieven zullen leren schrijven. En ofschoon de
betrokken instanties beweren dat zij voor een geïndividualiseerde
aanpak gaan, sturen zij die brieven niet alleen naar analfabeten maar
evenzeer naar universitair geschoolden en zelfs naar
beroepsschrijvers. Met andere woorden wil
een regering die dergelijke praktijken beoefent, de taak van de
werkvoorziening, welke uiteraard toekomt zoals de naam zelf het
zegt aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en dus aan de
regering, in de schoenen van de werknemers schuiven, precies zoals de
magazijnen de kopers van hun waren steeds vaker opzadelen met de taak
die voordien door betaalde kassiersters werd volbracht.
(°°°)
Tweehonderd jaar geleden, meer bepaald in 1813, en dat is nog vijf
jaar vóór de geboorte van Karl Marx, richtte Napoleon Bonaparte een
solidariteitsfonds op voor invalide mijnwerkers en voor hun
achterblijvende gezinnen. Een verzekering voor gezinnen van zeelieden
volgde in 1844. Dan kwamen de eerste voorbereidselen tot de
oprichting van de vakbonden (het Communistisch Manifest dateert van
1848) en pas een eeuw geleden kregen de eerste sociale wetten in
België vorm, met onder meer de belangrijke wet op de bescherming van
het loon van 1896. Nu, amper honderd jaar oud, dreigt ons sociaal
stelsel op sluikse wijze en mede door een maatschappij die Orwell's
1984
naar de kroon steekt, zonder al te veel verzet en in geen tijd
volledig ondermijnd te worden.
Uitgerekend
in het geboorteland van Marx behoren de minimumlonen dankzij de CDU
van Merkel al tot het verleden: jobs worden steeds vaker toegekend
aan die werknemers die geen looneisen stellen, zodat geleidelijk al
het sociaal beschermde werk muteert in slavenarbeid. Maar ook bij ons
worden de sociale wetten heden feitelijk
afgeschaft.
Enerzijds door het onbestraft laten van onderbetaald werk, verricht
hetzij door illegalen, hetzij in landen waar geen sociale wetten
gelden, maar anderzijds ook en vooral door het onder druk zetten van
werklozen die dan in allerlei nepstatuten worden geperst.
Werkzoekenden worden een eerste keer gestraft waar zij van een
falende regering geen werk krijgen aangeboden, een tweede keer waar
diezelfde regering hen onder druk zet om feitelijk ongeacht welk werk
te aanvaarden tegen vergoedingen die het wettelijke minimumloon niet
eens benaderen. Het PWA of de zogenaamde werkwinkel is hiervan een
schoolvoorbeeld. Deze instelling zwaait naar de 'werknemers' toe met
de welluidende terminologie van het "maatschappelijk
engagement", terwijl alle participanten aan dit verraderlijke
systeem zich de
facto aansluiten
bij de actieve ondermijning van het sociale zekerheidsstelsel op
dezelfde manier waarop illegalen dit doen of werkgevers die
produceren in wetteloze streken.
De
huidige macht toont haar dictatoriaal, fascistisch en totalitair
karakter vooral in haar onduldzaamheid jegens kritiek, oppositie of
tegenkanting, alsook in de achterbakse manier waarop zij zichzelf
bestendigt en uitbreidt. Voor de slechte verstaander: het gaat hier
om de macht van het volstrekt anonieme geld dat zich voor haar
blinde, onmenselijke en ontmenselijkende bewegingen helemaal niet
verantwoordt en daartoe ook niet gedwongen kan worden. Het is die
macht van de banken die ons Europa door de strot ramde met de
bedoeling dat deze dictatuur van onverkozen ambtenaren zou fungeren
als haar feilloze verzekeringsmaatschappij. Immers, banken halen hun
winst uit leningen die corrupte politici in de naam der burgers bij
hen aangaan en wanneer een land naar het failliet afglijdt en de
banken dreigen te zullen moeten fluiten naar hun centen, worden de
'solidaire' buurlanden aangesproken om de tekorten bij te passen. Het
rad dat de Europeanen vandaag voor de ogen wordt gedraaid, verkapt
slechts die ongebreidelde roof van rijk op arm.
In
Griekenland protesteerde Papandreou tegen deze vreselijke
volksverlakkerij en hij werd prompt vervangen door gewezen
bankdirecteur Papadimos. Hier ten lande riep ABVV-voorzitter Rudy De
Leeuw op tot staking en hij werd door de kennelijk in het gareel van
het gouden kalf lopende media publiekelijk aangevallen en hoe dan ook
besmeurd zonder dat daartoe ook maar enige wettige grond bestond. Dit
alles is uiteraard pas mogelijk door een grondige verdraaiing van de
feiten in de beeldvorming van de huidige media, die ooit "de
vierde macht" werd genoemd een macht met name naast de
wetgevende, de rechterlijke en de uitvoerende. Vandaag controleert
het systeem niet alleen de media (en dat was heus niet alleen in het
voormalige Italië van Berlusconi het geval) maar bovendien bewijzen
de dagelijkse schandalen onder politici dat van het principe van
Montesquieu de driedeling der machten in de praktijk niet
veel meer overschiet.
Journalisten
en mediafiguren die hun boekje te buiten gaan, worden afgezet, en
sinds de affaire rond Tsjernobyl in 1986, toen weerman Armand Pien
door Miet Smet gedwongen werd te liegen over de radio-actieve
neerslag over ons land, weten we ook voor eens en voor altijd dat
onze media leugens verkondigen onder politieke druk. De professionele
selectie van bekwame lui via het mechanisme van de hogere studies
wordt stelselmatig opzij geschoven en vervangen door de zich
opdringende willekeur van politieke benoemingen, zodat geschoolde lui
kunnen vervangen worden door meegaande marionetten. Om bij het
onschuldige onderwerp van het weer te blijven: in de winter van 2012
verkondigden een aantal weermannen voor miljoenen televisiekijkers
dat het zeventig jaar geleden was dat het in februari nog zo hard
vroor, waaruit men met kritisch observator Dirk Biddeloo in de Gazet
van Antwerpen kan besluiten dat ze ofwel de winter van 1956 over het
hoofd zagen, ofwel niet eens meer kunnen tellen. En als Het Laatste
Nieuws vertelt aan zijn lezers dat de mensen hun vakbonden de rug
hebben toegekeerd, gaan ze het op de koop toe geloven en sluiten zij
zich alras bij de fictieve vakbondslozen aan, zodat middels dit
louter psychologische trucje dat zinspeelt op de massahysterie, de
vakbonden effectief worden geraakt. Ja, zo redeloos werkt macht, zo
makkelijk laten wij ons in de doeken doen.
En
nu ook echt de honger in Europa intreedt en de Grieken met steeds
grimmiger massa's door de straten spoken van dit zopas nog cultureel
zo hoog verheven land van Hellas de bakermat onzer beschaving!
zal het er ook hier niet makkelijker op worden. In een land dat niet
zo lang geleden de pilaren van de aula van een universiteit door
zogenaamde kunstenaars heeft laten behangen met plakjes ham, wordt er
om honger ten hemel geschreeuwd, zo wil het nu eenmaal de wet van de
hubris.
(*) Ja, nu ligt hij in al zijn glorie uitgerold, de rode loper, voor
de intrede der slavernij. (J.B.,
17 februari 2012) Noten:
(*) Zie bijvoorbeeld Kris Vansteenbrugge, Uit
het schuim van de zee. De Griekse Mythologie in 136 verhalen:
http://www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=1188773
.
22-11-2016
Het klimaat: 10 jaar van leugens
Het klimaat: 10 jaar van leugens
Het klimaat: 10 jaar van leugens
Over de klimaatsverandering
Niets is zo onvoorspelbaar als het weer. Als het in Frankrijk regent, en de wind waait uit het Zuid-Westen, dan is het waarschijnlijk dat de buien na een poos ook boven België hangen. Ziedaar de wetenschappelijke basis voor de weersvoorspelling. Het volstaat echter dat plotseling de wind gaat liggen, ofwel van richting verandert, opdat die voorspelling fout zou blijken.
Het weerbericht geeft voorspellingen die een welbepaalde graad van waarschijnlijkheid hebben, maar zekerheid bieden ze nooit. Bovendien kunnen die voorspellingen slechts worden gedaan over een zeer korte termijn. We kunnen met een relatief grote zekerheid iets zeggen over het weer van morgen, en misschien over dat van overmorgen, maar wat er na overmorgen zal gebeuren, is al onzeker, en een voorspelling van vier dagen is zowat de grens van het geloofwaardige. Dat is de waarheid, en zelfs een kind kan dit vaststellen.
Het weer is onvoorspelbaar, omdat de bewegingen in en van de atmosfeer fundamenteel chaotisch zijn. En het weer is niet het enige gebeuren dat onderhevig is aan chaos. Ook de economie deelt in de klappen - denk aan het probleem van de beleggingen en de beurscijfers. En met onze gezondheid is het al eender.
In feite zijn principieel alle mogelijke gebeurtenissen onderhevig aan chaos. Waar wij relatief betrouwbare voorspellingen doen, hebben we dat veeleer te danken aan een zekere inertie in de gebeurtenissen die we bestuderen, dan wel aan een vermeende afwezigheid van chaos.
Chaos, of wanorde, is het oerprincipe van alle dingen. Het woord "Chaos" is van oorsprong Grieks, en stamt uit de Helleense mythologie: Chaos, die aan de oorsprong der tijden die enige werkelijkheid was, vulde het ganse heelal als een ongeordende, dode oermassa. De vraag rijst, hoe uit die chaos dan ooit "orde" kon voortkomen - tenminste: als er orde uit voortgekomen is.
Het antwoord van de Oude Grieken luidt dat er, naast Chaos, nog een andere werkelijkheid was - of is - met name een orde-brengende werkelijkheid, "Eros" genaamd.
Eros wordt getypeerd als een kracht die de chaos bezielt en die aldus de ongeordende, dode oermassa tot leven brengt. Door de inwerking van Eros op de chaos, krijgt het ongeordende ineens structuur of vaste vorm. En de allereerste manifestatie van die vaste vorm was vanzelfsprekend de Aarde. Tegelijk met de aarde ontstond zo de ruimte daarboven - de hemel - en die daaronder - de hel. In het Grieks heten zij: Gaia, Ouranos en Tartaros.
Toeval of niet, maar deze gang van zaken, zoals hij wordt beschreven in de volstrekt onwetenschappelijk geachte mythen, doet denken aan een vormeloze eicel dewelke door een zaadcel wordt bevrucht, en die na de bevruchting structuur, vorm en leven ontvangt. De cel splitst zich eerst in twee, dan in vier, en zo differentieert ze steeds verder, totdat een bijzonder geordend wezen met biljoenen gespecialiseerde lichaamscellen daaruit voortkomt. Ook over die voortdurende differentiatie hebben de Griekse oorsprongsmythen het, maar dat is een onderwerp apart.
Eros, het bezielende of leven brengende principe, is vanzelfsprekend de geest, en we kunnen dat ook heel letterlijk nemen, bijvoorbeeld inzake het klimaat, de economie, de gezondheid, of met betrekking tot alles wat ons van buitenaf tegemoet komt. Alles is chaos, totdat de geest het benadert, analyseert, bestudeert.
Een jong kind is als het ware één met zijn omgeving, het maakt nauwelijks onderscheid tussen zichzelf en de dingen om zich heen, het zwemt als het ware in de wereld rond zoals een vis in het water, en zelfs droom en werkelijkheid worden door het kind nauwelijks onderscheiden.
Hetzelfde geldt in zekere zin ook nog voor heel wat volwassenen die niet participeren aan de cultuur van de geest: zij schrijven natuurverschijnselen toe aan innerlijke zielstoestanden (schuld en boete), ze projecteren hun innerlijk op de buitenwereld en ze haspelen droom (angsten en wensen) en werkelijkheid door elkaar. Pas het vooropstellen van de rede, welke gedragen wordt door de taal, maakt een duidelijk onderscheid tussen het onechte en het ware mogelijk: "De droomwereld is voor elk mens verschillend, maar de rede is voor iedereen dezelfde", zo klinkt een van de meest oorspronkelijke verwoordingen van de Verlichtingsgedachte. Wat iemand beweert, dient principieel (door allen) op zijn waarheidswaarde gecontroleerd te kunnen worden. En dit vormt dan de basis voor het tribunaal, het openbaar overleg, de grondslag van de zogenaamde positieve wetenschappen, die in wezen een zaak van rechtspraak is: rechtspraak inzake het zo kostbare goed van de Waarheid.
Met betrekking nu tot het onderwerp van de zogenaamde klimaatsverandering, kunnen analoge opmerkingen gemaakt worden. Vooreerst dient gezegd dat, met betrekking tot het principieel chaotische klimaat, er enige orde verschijnt op het ogenblik dat mensen het nauwlettend gaan bestuderen: Eros brengt orde, structuur en leven in de chaos. In het weer onderscheiden wij de temperatuur, de windkracht en zijn richting, de luchtvochtigheid, de luchtdruk, en tal van dergelijke zaken meer. Met behulp van de fysica, de geologie, de statistiek en nog andere wetenschappen, worden de genoemde en nog andere begrippen aan elkaar gerelateerd, en er wordt gezocht naar regelmatig terugkerende patronen of wetten, welke het doen van betrouwbare voorspellingen min of meer mogelijk maken.
Maar ook hier geldt dat het onderscheidingsvermogen soms het onderspit moet delven voor een 'restant' van het primitieve, pre-rationele denken dat - zoals alom aantoonbaar - ook volwassenen nog parten kan spelen, en - andermaal zoals de feiten bewijzen - dit primitieve 'restant' kan relatief groot zijn en geleerdheid garandeert geen immuniteit daartegen. Concreet betekent dit, dat de (noodzakelijke) interpretaties van 'feitelijke' gegevens sowieso 'besmet' zijn met de resultaten die wij hetzij vrezen, hetzij wenselijk achten. Met andere woorden: we blijven nillens willens onze gevoelens van schuld en boete, onze angsten en onze verlangens, een te grote rol laten spelen in onze (noodzakelijke) interpretaties van de 'feiten'. Nogmaals: naakte feiten zijn er nooit: de interpretatie ervan is een zaak van "Eros" - de bezieling, of de geest - en zo zal de specifieke kleur van de geest van de betreffende onderzoeker terug te vinden zijn in wat hij uiteindelijk als 'feit' gaat erkennen.
Enkele mooie, want extreme voorbeelden vindt men in de interpretaties van de (al dan niet vermeende) klimaatsverandering bij fundamentalistische aanhangers van bepaalde religies. Sinds jaar en dag zien zij in de zogenaamde veranderingen van de natuur duidelijke tekenen dat "het Einde" nadert. Ook de economie, de wetenschappelijke ontwikkeling, de politiek, de ethiek en zo meer ontsnappen niet aan de specifieke 'kleuren' welke zij aan hun interpretaties toevoegen. En zij kunnen het niet laten om hun interpretaties op die welbepaalde manier te kleuren, omdat er nu eenmaal geen 'feiten' kunnen bestaan dan via de ordenende werking van Eros - de geest: de geest geeft betekenis aan wat aanvankelijk chaotisch is, en de specifieke 'kleur' van de geest zal altijd in de betekenisgeving, en dus ook in de (nooit naakte) 'feiten' terug te vinden zijn.
Maar niet alleen religies kunnen fundamentalistisch zijn: alle overtuigingen en geloofssystemen - religieus of niet - kennen dat gevaar, en nog vaker onderkennen ze het niet. De 'New-Age'-beweging is een voorbeeld van een niet klassiek religieus geloofssysteem. Niettemin deze naam een veel te bonte lading dekt om zomaar eenduidig omschrijfbaar te zijn, kan hij als voorbeeld dienen. Een ander voorbeeld is dat van het fysicalisme - een uitloper van het materialisme dat, op een scheve en schotse manier, enkele zaken uit de gezaghebbende positieve wetenschappen te baat heeft genomen om zichzelf mee te tooien: niettemin het er heel wetenschappelijk uitziet, is het sciëntisme een 'ordinair' geloofssysteem zoals een ander, en ook niets meer of niets minder dan dat. In feite zijn de mogelijke geloofssystemen die een rol spelen in het interpreteren van 'feiten' - en men moet eigenlijk zeggen dat zij onmisbaar zijn op straffe van het wegblijven van 'feiten' en van het zich doorzetten van de chaos - ontelbaar in aantal.
Bekend zijn echter alleen die geloofssystemen die zich hebben weten te handhaven door zich te verweven met de heersende machten - denk aan het katholicisme, het kapitalisme, de islam, het jodendom, het vooruitgangsgeloof, allerlei vormen van doemdenken, het geloof in "Moeder Aarde", en zo voort. Zij zijn - in bepaalde tijdsperioden en in bepaalde streken - dominant en daardoor is de kleur die ze aan de 'feiten' hebben gegeven, zo goed als onzichtbaar geworden: hun interpretaties gelden bijgevolg als "vanzelfsprekend". Onterecht, zo kan men opmerken, maar wat is onrecht als geen mens, en zelfs niet de slachtoffers daarvan, er tegen protesteren? De kwestie is geen sinecure.
Maar keren we nu terug naar het probleem van de zogenaamde "klimaatsverandering", en merken we vooreerst op dat het begrip een wanbegrip is, want een contradictio in terminis. Het klimaat verandert immers per definitie. Het verandert op korte of op lange termijn, maar veranderen doet het, omdat nu eenmaal alles verandert, zoals de allereerste Oud-Griekse wijsgeer, Herakleitos al zei, met zijn beroemd geworden slagzin: "Panta rei": "Alles stroomt", "Alles verandert". Maar er is meer aan de hand.
Een klimaat drukt een geheel uit van gemiddelde weerstoestanden welke voorkomen in een welbepaalde streek, in een welbepaalde tijdsperiode. Als we spreken over het huidige Middellandse-Zeeklimaat of over dat van Noord-West Europa, dan hebben we een algemeen, vaag doch welbepaald beeld, dat duidelijk onderscheiden is van bijvoorbeeld het huidige klimaat in de Tropen of op Antarctica. Dat klimaatbeeld wordt uitgedrukt in een aantal vaste parameters, welke aangeven wat bijvoorbeeld de gemiddelde dag- en nachttemperaturen zijn in bepaalde perioden van het jaar, steunend op metingen die worden verricht op een welbepaald aantal tijdstippen en plekken, onder welbepaalde omstandigheden. Die metingen gebeuren niet willekeurig en ook niet 'neutraal' (neutraliteit is een onding op mening terrein): ze gebeuren eigenlijk in functie van hun bruikbaarheid, hun direct nut, en zo bijvoorbeeld zijn ze gerelateerd aan de landbouw en aan de condities die vereist zijn voor een rijke oogst, of aan de gezondheid van de streekbewoners. En zo is het uiteindelijk de natuur zelf die ons inspireert, of conditioneert, inzake het hanteren van welbepaalde interpretatiemodellen van de 'feiten'. Het klimaatbegrip is dus vaag, maar het is voldoende welomlijnd om voor ons bruikbaar te kunnen zijn; het maakt dat we ons plan kunnen trekken.
Echter, als men zijn vleugels wat wijder wil open slaan, en men het terrein van het directe nut wil overstijgen - wat theoretisch perfect mogelijk is - komt men aardig in de problemen. Inzake het klimaat kunnen dan meer bepaald vragen rijzen die eigenlijk hun boekje te buiten gaan, en die een loopje nemen met de onderzoeker, in die zin dat zij danig vaag of chaotisch worden dat zij een veel en veel te vrij spel geven aan de "Eros" - het bezielende, ordenende principe - ter herinnering: het principe zonder hetwelke van 'feiten' geen sprake kan zijn. En met zijn (al dan niet vermeende) overschot aan energie, heeft de mens vaker de neiging om zijn vleugels wat wijder te gaan open slaan. Deze keer echter - inzake het klimaat - ligt niet een overschot aan energie, doch een gevoel van bedreigd worden aan de basis van de grote maneuvers waartoe hij zich nu verplicht weet.
De gletsers wijken alom ter wereld terug, de poolkappen smelten nu heel snel af, tsunami's volgen elkaar op en oogsten dreigen overal te mislukken. En in een golf van paniek, slaat men aan het meten, doet men metingen, en fabriceert men theorieën over deze weliswaar geheel onverwachte en bedreigende schommelingen. In zekere zin reageert men aldus een beetje zoals iemand doet die het plotseling warm krijgt, die zich daarop naar de thermometer spoedt teneinde zich ervan te verzekeren dat de temperatuur inderdaad gestegen is, om vervolgens te besluiten dat de gestegen temperatuur de oorzaak is van het feit dat hij het warm kreeg.
De man die zo handelt heeft natuurlijk niet helemaal ongelijk, maar de zaak is wel dat - uiteindelijk - het warmtegevoel van de man in het geding is, en niet de temperatuur: die "temperatuur" - hoe fysisch correct die ook is - is slechts een door de man uitgevonden hulpmiddel in dienst van zijn warmtegevoel - zijn comfort. De eindwaarde is het comfort van de man, en aan dat comfort dient alles zich per definitie te onderwerpen. Het is omwille van dat comfort dat thermometers werden uitgevonden, windrichtingen, luchtdrukmeters en weerberichten. De paniek bij de man is dus gerechtvaardigd in zoverre zijn waarnemingen zijn comfort bedreigen; hij is echter volstrekt onterecht waar het alleen maar "afwijkingen van de norm" betreft. En dan rijst de vraag: wat is de norm? Of, nog sterker: is er een norm? En is die norm wel kenbaar?
In juni 2006 verscheen een wetenschappelijk artikel, getiteld: "Does a Global Temperature Exist?" In dat artikel bewijzen drie wetenschappers - met name: Christopher Essex (wiskundige, van de University of Western Ontario), Ross McKitrick (Econoom van de University of Guelph) en Bjarne Andresen (van het Niels Bohr Institute of Copenhagen) dat er noch fysische, noch wiskundige, noch proefondervindelijke gronden bestaan om inzake het vraagstuk van de vermeende opwarming op een zinnige manier te spreken over een "globale temperatuur van de aarde". Het artikel in kwestie telt vierentwintig A4-tjes en kan geraadpleegd worden op het internet. Het zal hier niet worden vertaald, maar wie het leest, ziet dat daar beweerd wordt dat het onmogelijk is om wetenschappelijk vast te stellen dat de gemiddelde temperatuur van de aarde gestegen is, alleen al omdat het volstrekt onmogelijk is om op een of andere manier vast te stellen wat de globale, gemiddelde temperatuur van de aarde dan wel mag zijn. En als er al zoiets zou bestaan als de "globale aardtemperatuur", dan ware die zelfs niet bij benadering vast te stellen.
Vanzelfsprekend is het onjuist om, zoals onder meer auteur Christoffer Essex doet, op grond van dit onderzoek te gaan ontkennen dat er wat schort met het klimaat. Essex gedraagt zich in feite zoals de man, hoger beschreven, die het warm krijgt, doch die ontkent dat het warmer geworden is... omdat hij nu eenmaal niet over een thermometer beschikt! Wat echter wél correct is - en laten we voor een keer niet het kind met het badwater buitengooien - is het feit dat de zogenaamde klimaatsverandering een (al dan niet vermeende) gebeurtenis is die vrijwel volkomen aan de greep van het huidige wetenschappelijk onderzoek ontsnapt. De bocht van honderdtachtig graden die het wetenschappelijk establishment inzake enige consensusvorming gemaakt heeft in de jongste jaren en zelfs maanden, doet zelfs de volslagen leek zijn wenkbrauwen fronsen en dreigt de vooralsnog 'heilig' geachte positieve wetenschappen flink in discrediet te brengen. Te meer wanneer men vaststelt dat de 'zaak' van de klimaatverandering pas aan het rollen ging nadat een Amerikaans toppoliticus zich daarmee in meerdere betekenissen is gaan verrijken. Nu het wantrouwen eens en voorgoed werd gevoed, en aangezien genoeglijk bekend is dat naakte feiten niet bestaan, krijgen ook de critici van de milieubewegingen de wind in de zeilen, want het chaotisch karakter van het weer is misschien wel het enig overblijvende feit. Dat de interpretaties ervan vrij spel krijgen, spreekt vanzelf, alsook het feit dat de interpretaties van de machtigsten (diegenen die het luidste kunnen roepen) het uiteindelijk zullen halen op de rest. Een feit is dat de reputatie van Al Gore wel vaarde bij zijn 'engagement'. Een feit is dat men erin geslaagd blijkt de niet te overwinnen vijand tot vriend te maken. Een feit is dat naast de milieubewegingen, ook tegenbewegingen uit de grond rijzen, die er op hameren dat de hele heisa rond de volgens hen geheel vermeende klimaatverandering zal dienen om de belastingdruk te verhogen voor nog meer "wetenschappelijk onderzoek", dat misschien hoofdzakelijk aan het leger ten goede zal komen, en tegelijk het volk in de ellende zal storten. Want het is nu 'bon ton' om milieumaatregelen te gaan verdedigen, ook als men niet weet of ze wel gaan helpen, zoals het ooit 'bon ton' was om te vechten voor de kerk en voor het zielenheil. Wat er ook van zij: de machthebber heeft zich vandaag het milieu-item toegeëigend en het lijdt geen twijfel dat hij het zal aanwenden in functie van zijn macht. [Voor de slechte verstaander: men kan zich verwachten aan de promotie van kernenergie.] De waarheid daarentegen zal, zoals gewoonlijk, verdwijnen in het ongewisse en in de chaos van de gebeurtenissen die rommelig nog wel ergens liggen opgeslagen in het geheugen van de mensheid, maar die niemand zich ooit nog zal kunnen herinneren. Wie herinnert zich nog de motieven voor de golfoorlog? Voor de jodenvervolging? Wie heeft nog weet van de genocide door de katholieke kerk op de Albigenzen? Wie maalt er nog om de veroordeling van Giordano Bruno? De geschiedenis is gewoon doorgegaan, bijna alsof deze ware zaken er helemaal niet toe deden.
Het plan achter de gebeurtenissen - een beknopte beschouwing bij de presidentsverkiezingen in de VS
Het
plan achter de gebeurtenissen
Een
beknopte beschouwing bij de presidentsverkiezingen in de VS
Het
volk van de zo moeizaam verworven rechten en vrijheden beroven en de
massa opnieuw tot het gehoorzame trekpaard maken niets minder dan
dat is in twee woorden het plan van een financiële elite achter de
gebeurtenissen in de nieuwste wereldgeschiedenis.
Het
is ontegensprekelijk zo dat de mens zich op menig vlak heel duidelijk
van de (andere) dieren onderscheidt en even onbetwistbaar is het dat
dit onderscheid hem slechts zelden siert. Om het met een enkel beeld
te zeggen, ziet men in een school vissen de kleintjes in het midden
zwemmen, aldus beschermd door een schild van volwassen exemplaren aan
de buitenkant, terwijl in mensenscholen de kinderen en de weerlozen
het levend schild uitmaken omheen een kern met daarin veilig
geborgen: koningen, presidenten en politici.
In nood zal een
moederdier nog haar leven schenken aan haar jong en min of meer
primitieve en derhalve nog natuurlijk levende ouders zullen zich in
oorlogstijd het voedsel uit de mond sparen om hun kroost te redden
maar de zogenaamd beschaafde leiders vreten en zuipen totdat zij uit
hun maatpakken barsten terwijl zij de fijne neus ophalen voor de
groeiende groep armlastigen die zij pluimen en ontvlezen tot op het
bot. Tevens maken zij ook nog eens de botten zelf ten gelde, precies
zoals slagers dat met slachtvee doen en zo is er geen misdaad om de
heel eenvoudige reden dat er ook geen slachtoffers zijn want van de
prooi rest helemaal niets meer. En gebeurlijke toeschouwers kijken
voor de verandering wel een keertje de andere kant op.
De zelfbevrijding van
(een deel van) het volk heeft vele eeuwen van niet aflatende strijd
gekost en het bloed van talloze martelaren maar de geëmancipeerde
mens is een doorn in het oog van het tanende potentatendom omdat de
onverzadigbaarheid nu eenmaal het kenteken bij uitstek van de
hebzucht is: zelfverklaarde koningen, edellieden en andere rovers
willen hun buit van weleer terugnemen, zij wanen zich nog ver
verheven boven alle anderen alsof dezen niet hun soortgenoten waren
en morren nijdig bij het zien van zoveel kampioenen van modeste komaf
aan wiens kunsten zij niet eens tippen kunnen: wetenschapslui
afkomstig van vluchtelingen, homofiele uitvinders aan wie zij de
computer danken en de overwinning op de nazi's, joden die met quasi
alle Nobelprijzen aan de haal gaan en ongeëvenaarde virtuozen uit de
favelas op wiens Bach-interpretaties zij tegen heug en meug
verslingerd raken. Groot zijn de frustraties bij een elite die,
geheel blasé, nog slechts beschikt over haar eigendommen en haar
allergrootste en ook meest geheime wapen, zijnde de volstrekte
immoraliteit.
Want listigheid, vals
spelen, verraad en immoraliteit zijn een en hetzelfde, terwijl de
list tot het strikken van 'het plebs' dit keer bestaat in een complex
spel dat zich voltrekt in verschillende fasen. In een eerste fase
wordt het volk van zijn vrijheden beroofd middels een wel beproefde
list: eerst wordt angst geschapen met de creatie van een gevaar tegen
welk het volk beschermd moet worden, terwijl het waarborgen van de
veiligheid onmogelijk is zonder een inperking van de vrijheid: is men
achter de tralies dan niet veilig tegen wilde dieren?
In een tweede fase wordt
het volk 'ontvet' of dus ontdaan van zijn reserves (namelijk:
reserves aan financiële middelen) zodat het nooit meer
tegenpruttelen kan lees: nooit meer staken. Daartoe werken de
corrupte regeringen samen met de banken die hun electorale
overwinningen garanderen en zij voltrekken hun strooptocht haast
sneller dan het licht, want tegen de tijd dat het goed en wel gaat
doordringen tot het volk dat het bestolen werd, is het al veel te
laat voor verweer. Men dwingt het volk om de banken te redden, die
echter hun verborgen schatten in belastingparadijzen blijken te
verstoppen het wit te wassen misdaadgeld van de politici die naar
hun pijpen dansen. Het stakingsrecht wordt onderuit gehaald, de
minimumlonen worden ondergraven en middels bombardementen op
probleemgebieden wordt een vluchtelingenstroom op gang gebracht,
bestaande uit werkkrachten die in de slavernij belanden omdat zij
illegaal arbeiden en derhalve niet protesteren kunnen terwijl zij
evenwel zoals elk ander hun honger moeten stillen. En dan komt de
kers op de taart, de superlist.
In de superlist laat de
elite het volk zichzelf in de boeien slaan en alvast in de VS blijkt
dit bedrog echt kinderspel: een populist die álle wensen van het
volk belooft in te willigen, wordt met zekerheid tot president
verkozen; hij faalt uiteraard in de uitvoering van zijn beloften maar
precies dat was de bedoeling, want een afspraak waarvan wij niet op
de hoogte waren, luidt dat hij als vicepresident een agent van de elite
zou aanduiden, een dwingeland die zonder die doortrapte aanstelling
door één man, geen enkele kans maakte op ook maar één stem.
Reeds kort nadat de
deportatieplannen van Trump (met betrekking tot maar eventjes een
paar miljoen zuiderlingen) naar de papiermand zijn verwezen wegens
totaal onuitvoerbaar zonder genocide, zal de man aan het verstand
worden gebracht dat hij maar best aftreedt en dan treedt Pence als
nieuwe president naar voren. Of hoe in de grootste democratie ter
wereld de meest afschuwelijke dictatuur schuilgaat.
Van de gouverneur van
Indiana weet men dat hij als rechtse katholiek niet alleen het
homohuwelijk terug zal schroeven: in zijn eigen staat heeft de jurist
er reeds voor gezorgd dat verhuurders van huizen of winkeliers,
homofiele klanten kunnen weigeren met als argument... de
godsdienstvrijheid! (*) Uitgerekend datgene wat men het meeste
verafschuwt bij uitheemse fundamentalisten, plant en kweekt men
voortaan prompt op eigen grondgebied. Maar dat is slechts één
voorproefje van een bedoeld repressief beleid dat in geen tijd voor
een heuse burgeroorlog zorgen zal, eerst in de VS en vervolgens in
Europa, een makkelijke prooi voor de communist die zijn likkebaarden
al niet verbergen kan.
Nu zal snel duidelijk worden wat een groot president Barack Obama was.
13-10-2016
Abraham Lincoln en de hedendaagse politiek
Abraham
Lincoln en de hedendaagse politiek
Dictator
en massamoordenaar Adolf Hitler kwam niet ondemocratisch aan de macht
maar menig andere despoot installeerde zich middels een staatsgreep:
het is niet noodzakelijk de democratie op zich die faalt waar een
gevaarlijk individu verkozen wordt want het volk kan zich door een
bedrieger in de doeken laten doen zoals reeds Abraham Lincoln impliciet beweerde toen hij zegde dat men een heel volk
een korte tijd kan bedriegen en sommige mensen de hele tijd maar niet
alle mensen de hele tijd. (°) Lincoln had een droom waarin hij
iemand in het witte huis opgebaard zag liggen en toen hij aan een
soldaat vroeg wie dat was, antwoordde deze dat de president was
vermoord; enkele dagen later 14 april 1865 joeg een
fanatiekeling hem een kogel door het hoofd.
De
wereld is aan de durvers, brave mensen worden niet geduld op hoge
posten en het mag dan ook niemand meer verwonderen dat
presidentskandidaten geen watjes zijn. Maar het spektakel in de
aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 heeft een
nog wrangere waarheid in de verf gezet: wie nog gelooft dat de
hoogste posten worden bekleed door de meest eerbiedwaardige heren en
dames, is gewoon niet bij de tijd.
Wanneer
men nu dit gegeven combineert met nog een ander schrikbarend feit,
kan men inzien waarom er zoveel wanhoop bestaat bij hedendaagse
westerlingen en dan vooral bij jongvolwassenen, want het rampzalige
van de hele toestand kan niet worden geminimaliseerd, en dat tweede
feit is een resultante van het jammerlijke doch onoverkomelijke
onvermogen van de huidige, hoger beschreven politici om hun zaakjes
te runnen, met name de algemene verrechtsing.
Onder
die 'verrechtsing' verstaan we hier vooral een specifieke tendens die
voortspruit uit het onverstand en het onvermogen om aan nieuwe
situaties het hoofd te bieden een tekort aan aanpassingsvermogen
of dus een gebrek aan intelligentie gekenmerkt door de neiging om
dat gebrek aan eigen aanpassingsvermogen te compenseren met de (tot
mislukken gedoemde) poging om de veranderende wereld te 'bevriezen'.
Politici
die niet in staat zijn om zich aan te passen aan een veranderende
wereld, proberen met andere woorden om die wereld met allerlei
absurde verbodsbepalingen, boetes en straffen, alsook met dreigingen
en politiegeweld, tot stilstand te dwingen. Het is de politiek van
God ziet u, hier vloekt men niet, de controlepolitiek (**) welke de
vrijheid fnuikt, zogezegd ten behoeve van de veiligheid, een politiek
die de onwereld van Big Brother inluidt en daarmee ook de wereld van
de onmens: de mens die door de machthebber tot zelfverraad wordt
gebracht en aldus tot willoosheid en tot volledige onderwerping aan
de nieuwe dictatuur. (°°)
Het
voor de huidige generatie politici kenmerkende schromelijke gebrek
aan kennis en verstand is vanzelfsprekend een direct en
onvermijdelijk gevolg van het feit dat niet de meest bekwamen doch de
economisch meest welstellenden ook de meest machtigen worden. Grote
rijkdom wordt immers niet zozeer verworven door hard labeur en
zelfopoffering maar veeleer door bedrieglijke praktijken en de
opoffering van anderen aan het eigen doel. (*) Eenmaal aan de macht,
hebben toppolitici hun competentieniveau allang overschreden: zij
zijn beland op posities die zij niet meester kunnen en waarvan zij de
taken aan derden moeten delegeren derden die dan op hun beurt
misbruik maken van het genoemde onverstand om niet in de eerste
plaats de staatsdoelen te dienen maar de eigen welvaart.
Ten
prooi aan deze perversie, wordt de gemeenschap de staat in
een mum van tijd gepluimd door een klasse van zakkenvullers en heel
terecht verliest zij vrijwel simultaan het vertrouwen van alle
burgers die niet zelf behoren tot de tafelschuimers en de bedriegers.
Deze laatsten zullen uiteraard tot hun laatste snik het louter
papieren bestel blijven verdedigen, desnoods met de meest absurde
leugens.
Edoch,
andermaal Abraham Lincoln: Men kan een heel volk een korte tijd
bedriegen en sommige mensen de hele tijd maar niet alle mensen de
hele tijd.
(°°)
Zie de historie rond de mysterieuze 'kamer 101' in: George Orwell,
1984.
(*) Kris Vansteenbrugge commentarieert de huidige schaamteloze 'politiek' als volgt: "Trump is rijk en heeft geen belastingen betaald 'omdat hij slim is', zoals hij zelf zegde, waaruit dan zou moeten afgeleid worden dat alle Amerikanen even rijk zouden zijn als Trump als ze maar even slim waren..."
Een exclusieve disjunctie: godsdienstvrijheid of menselijke vrijheid
Een
exclusieve disjunctie: godsdienstvrijheid of menselijke vrijheid
We
kennen de beelden van op televisie: de tweede wereldoorlog is voorbij
en in onze contreien begaan de verzetsstrijders gruweldaden jegens
gewezen collaborateurs; vrouwen worden uitgejouwd en kaalgeschoren,
mensen worden ondersteboven opgehangen, te pletter gegooid, verminkt,
geëxecuteerd. Ook in een rechtsstaat blijkt niet veel nodig voor een
toestand van volstrekte straffeloosheid: het volstaat kennelijk dat
een meerderheid haar woede wil koelen en kiest voor de wraak, en de
ordehandhavers kijken de andere kant op voor de duur van wat men dan
de 'genoegdoening' noemt. Oog om oog, tand om tand: het is een
principe dat ook in sinds oudsher gekerstende streken op alle begrip
kan rekenen. Tenslotte steunt het hele rechtssysteem erop want het is
de logica van schuld en boete, loon naar werk of voor wat
hoort wat de logica waarbij alle burgers zweren die zich
hebben neergelegd bij het systeem van kopen en betalen dat onze
levens regelt van voor de geboorte tot in het graf.
In
een democratie ligt de wetgevende macht bij (de koning en) het volk
dat zich laat vertegenwoordigen door het parlement, de uitvoerende
macht is in handen van (de koning en) de ministers (en
staatssecretarissen) en de rechterlijke macht ligt bij de
magistratuur ( de hoven en rechtbanken). Het verlichte principe
van Montesqieu zegt dat deze machten gescheiden moeten blijven:
regeerders mogen zichzelf niet berechten want dat ware dictatuur.
Maar alleen straffen garanderen de gehoorzaamheid aan de wetten: de
geschiedenis leert ons dat zonder straffen, wetten belachelijke
voorschriften worden en dat dan quasi alle burgers despotische
trekken krijgen.
Edoch,
de ordehandhaving faalt waar straffen niet langer afschrikken omdat
zij niet kunnen tippen aan de gruwel van outlaws die hun eigen wetten
opleggen. Criminele bendes danken hun succes aan het feit dat hun
leden hun leiders gehoorzamen in weerwil van de wet omdat zij die
leiders meer vrezen dan de arm der wet. Door hun meedogenloze
vergeldingen maken misdadigers burgers tot hun handlangers en trekken
zij zodoende de macht die de staat over de burgers uitoefent naar
zich toe; zij nemen in het leven van de burgers de plaats in die
toekomt aan de staat en het brave burgerschap dat geconstitueerd werd
door middels sancties bekrachtigde wetten, maakt plaats voor het
trouwe lidmaatschap aan de bende, samen met een onverschilligheid
tegenover de staat en haar wetten. Het gedrag van de burger wordt
niet langer gestuurd door de wet van de staat: het is de wet van de
bende die bepaalt wat de gewezen brave burger voortaan verlangt, wil,
denkt en doet.
We
kennen de recente histories van leden van criminele motorbendes die
op het matje geroepen worden maar die zwijgen als vermoord omdat zij
effectief vermoord worden door hun leider als zij het aandurven om te
spreken wat immers wordt bestempeld als verraad. En op geen
andere manier verwerven criminele bendes die zich Islamitische Staat
noemen, Al Nusra of Boko Haram, hun macht over mensen die ooit
burgers waren zoals u en ik: zij dwingen mensen middels
afschrikwekkende straffen tot blinde gehoorzaamheid en zo
instrumentaliseren zij hun slachtoffers, zo ontmenselijken zij hen.
Het
moet gezegd dat ook de staat het gedrag van haar burgers stuurt maar
dan wel met onder meer dit grote verschil dat althans in een
democratie de wetten principieel door de burgers zelf worden gemaakt
terwijl het denken en doen binnen de criminele bendes afgedwongen
wordt met chantage door gewetenloze potentaten die sluw uit het
vizier blijven.
Een
staat die niet ten dode wil opgeschreven zijn, moet derhalve tot elke
prijs vermijden dat zich groepen gaan vormen rond al dan niet
geschreven regels of wetten welke met reële sancties bekrachtigd
worden; zo niet laat zij toe dat de effectiviteit van de eigen wetten
ondermijnd wordt. Dat immers is het geval waar bijvoorbeeld de sharia
heerst of bendes die hun leden in het gareel houden middels geweld.
Het is al erg genoeg dat bepaalde sekten erin slagen om staten te
ondermijnen door met fantastische sancties het gedrag van hun
'gelovigen' te conditioneren. Tot die fantastische sancties behoren
bijvoorbeeld de dreiging van de hel voor hen die zich niet aan de
religieuze geboden houden: de straffen die deze sekten uitvoeren om
hun wil door te drukken, omzeilen als het ware het verbod op het
gebruik van fysiek geweld omdat het op de keper beschouwd niet gaat
om lichamelijke folteringen. Religieuze leiders kunnen zich in
extremis immers verdedigen met het argument dat hun leden tenslotte
vrij zijn om hun verhalen over de hemel en de hel al dan niet te
geloven en als zij ervoor kiezen om dat wél te doen, dan handelen
zij in feite op dezelfde manier als dezen die zich onderwerpen aan de
regels van het gokken of van eender welk ander spel.
Een
aanpassing van de wet dringt zich in deze tijden op omdat het effect
van niet-fysieke druk, marteling of straf niet langer kan
gelijkgesteld worden met een irreële, onbestaande of ingebeelde
straf: het is met zekerheid bekend dat psychische en sociale
drukmechanismen zelfs meer effect kunnen sorteren dan lichamelijk
martelingen, terwijl de wet op de godsdienstvrijheid deze
noodzakelijke aanpassingen in de weg staat. De feitelijkheid vandaag
is zo, dat despoten van allerlei allooi achter de zogenaamde wet van
de godsdienstvrijheid dekking zoeken om ongestoord leden te kunnen
werven en behouden; zij slagen er wonderwel in om die burgers af te
snoepen van de staat, welke gevoeliger zijn voor psycho-sociale
martelingen dan voor fysieke folteringen. Het sluiten van de ogen
voor deze actuele problematiek of het onvermogen om deze gang van
zaken te onderkennen, is fataal voor het voortbestaan van de staat
waarvan de wetten tenslotte de ultieme garantie vormen voor de
menselijke vrijheid.
(J.B.,
28 september 2016)
03-09-2016
Opvoeding, eerlijkheid, verantwoordelijkheid en charlatanerie
Opvoeding,
eerlijkheid, verantwoordelijkheid en charlatanerie
Een beknopte beschouwing bij
de aanvang van het nieuwe schooljaar
Op
15 juni 2016 berichtten de kranten dat paus Franciscus uit de handen
van de Argentijnse president Macri de gulle gift van 1.666.000
Argentijnse pesos (ca. 1 miljoen euro) ten gunste van de noodlijdende
Scholas Occurentes weigert te ontvangen met het argument dat hij niet
van het getal 666 houdt. Voor leken: 666 is het Bijbelse 'getal van
het beest', sinds oudsher bron van allerlei fantastische speculaties,
paranoia en bijgeloof. (*)
Op
24 augustus 2016 vernemen wij via de kranten dat Peter Malfliet van
het bisdom Gent ons over het 'mirakel van de bloedende hostie' te
Aalst prompt de uitleg verschaft dat het hier gaat om delicate
zaken waarover we nog te weinig weten om er iets zinnigs over te
zeggen. (**) Dit terwijl op grond van wetenschappelijk onderzoek
bij gelijkaardige gevallen sinds jaar en dag bekend is dat zo'n
verkleuring wordt veroorzaakt door een biochemische reactie ingevolge
de bacterie Serratia marcescens, de schimmel Monilia steophila of de
schimmel Oidium. (***)
Wat
betreft dit laatste rijst de vraag of de 'pedagogen', gezagsdragers
en woordvoerders van de katholieke kerk zich kunnen beroepen op
onwetendheid omtrent zaken waarover uitgerekend zij een goede kennis
horen te bezitten. Beslist niet: zulke 'onwetendheid' is onmiskenbaar
geveinsd en dit kan derhalve niet anders worden bestempeld dan als
schaamteloos immoreel. Nog erger is de (bovendien uiteraard bijzonder
onverstandige) poging om het publiek alsnog voor te liegen dat men
ook nog in naam van de wetenschap spreekt, want wat anders doet
iemand die beweert: Wij weten momenteel nog te weinig om hierover
iets zinnigs te kunnen zeggen?
Op
1 september 2016 ging het nieuwe schooljaar van start. Het katholieke
onderwijsnet is veruit het grootste van Vlaanderen en de vraag dringt
zich op of het anno 2016 nog wel verantwoord is om de opvoeding van
sowieso weerloze en goedgelovige kinderen toe te vertrouwen aan lui
die lichtzinnig omspringen met de plicht om aan de aan hen
toevertrouwde kinderen de waarheid te vertellen? Is het subsidiëren
van lieden die onder het mom van opvoeding de jeugd indoctrineren om
aldus de macht van de eigen zuil te kunnen bestendigen nog wel van
deze tijd?
De
zaak is dermate ernstig dat zij moeilijk overschat kan worden omdat
de uitspraken die hier aan de orde zijn, getuigen van een volstrekt
gemis aan verantwoordelijkheidszin en dan nog bij dezen die zichzelf
als de goede voorbeelden bij uitstek profileren en die daarvoor ook
nog eens fikse weddes opstrijken. Laat de mondig geachte burger zich
dan in die mate voor de gek houden dat hij het verderf van het eigen
kroost ook nog zelf financiert? Of wensen wij onze kinderen dan zo op
te voeden dat zij bij elke confrontatie met drie zessen hysterisch
worden? En wat moeten zij denken over hun leraren als duidelijk wordt
dat zij hen voorgelogen hebben? Is er dan niets grondig mis met een
mensheid die via een vermeende 'opvoeding' in feite gegijzeld blijft
door charlatans?
Bij
ons valt niemand uit de boot!, zo bazuint de baas van het
katholieke onderwijsnet het uit, maar wat gezegd over de niet
aflatende discriminatie van jongeren met een 'abnormale' geaardheid?
Is het geen daad van lafheid, begaan door alle aanhangers van de
religies van het Boek, om de schuld voor hun moordende veroordelingen
te gaan schuiven in de schoenen van het zogenaamde Oude Testament,
alsof teksten aftandse griezelverhalen in staat waren om
verantwoordelijkheid te dragen?
Kinderen
verdienen beter dan leugens en opvoeding is vooreerst een zaak van
eerlijkheid. Maar zolang de staat sekten financiert om opvoedelingen
op te zadelen met waanzinnige angsten en wensdromen die
schuldcomplexen, uitsluiting, racisme, depressies, suïcidale
neigingen en nog meer van die ellende teweegbrengen, is het dweilen
met de kraan open.
De Olympische Spelen en de ondergang van de cultuur
De Olympische
Spelen en de ondergang van de cultuur
Birmingham is Engelands
tweede grootste stad, gelegen in Shorpshire in het graafschap West
Midlands. Zij ontleent haar bijnaam van 'Black Country' of 'Zwarte
Stad' aan de rokende fabrieksschoorstenen van de metaalindustrie uit
de tijd van de Industriële Revolutie. Het was een tijd van
stinkend rijke edellieden die het grootkapitaal beheerden en die de
straatarme fabrieksarbeiders uitbuitten. Kinderarbeid, verdrukking,
honger en tering naast riante kastelen en blasé barons op zoek naar
een exotisch tijdverdrijf in de exquise Engelse tuinen. Het is deze
ellende die Friedrich Engels zo verschrikkelijk vond dat hij er
(samen met Karl Marx) zijn levenswerk van maakte om ze te bestrijden:
in 1845 publiceerde hij Toestand van de arbeidersklasse in
Engeland in 1844 het Communistisch Manifest verscheen
in 1848.
Op amper dertig mijl van
Birmingham ligt Much Wenlock en daar was het dat ene dokter William
Penny Brookes voor de fabrieksarbeiders naast een soort van
leerschool (de Wenlock Agricultural Reading Society
WARS in 1841) ook de zogenaamde Wenlock Olympian Class (in
1850) oprichtte met wedstrijden: de Wenlock Olympian Society Annual
Games. Brookes kwam in contact met de gelijkgestemde Franse baron de
Coubertin, die in 1894 het Internationaal Olympisch Comité stichtte,
waaruit in 1896 de eerste moderne Olympische Spelen, gehouden op hun
plaats van oorsprong in Athene.
De Helleense Olympische
Spelen bestonden gedurende meer dan duizend jaar van 776 voor
Christus tot 394 na Christus, toen keizer Theodosius II ze verbood
omdat de christelijke staatsgodsdienst ze als heidens beschouwde.
Alle hoogdravende verantwoordingen ten spijt waren ze een
tegemoetkoming aan de pronkzucht van naakt strijdende vrije
jongemannen omzeggens 'hogere burgerij' want slaven en
vreemdelingen hadden geen toegang tot de Spelen. Evenmin als vrouwen
die zelfs niet tot het publiek werden toegelaten, op uitzondering van
de ongehuwde maagden. Het klinkt wellicht oneerbiedig om te spreken
over hanengevechten voor de menselijke soort, maar competitie is nu
eenmaal het mechanisme achter de 'survival of the fittest'.
Chauvinisme, omkoperij
en geldgewin waren schering en inslag, getuige het relaas van
geschiedschrijver Pausanias (VI 3.11) over de Kauloniaanse
loopvedette Dikon die geld kreeg aangeboden om het publiek voor te
liegen dat hij uit Syracuse afkomstig was. Ook geweld werd niet
geschuwd en zo had de gevreesde vechtkampioen Sostratus de bijnaam
van 'Vingerbreker'. (Pausanias VI 4.1)
Of de geest van de
moderne Olympische Spelen veel verschilt van die van toentertijd,
valt alle propaganda ten spijt heel sterk te betwijfelen. Om te
beginnen gaat het nog steeds om een bijzonder duur vermaak waaraan
sowieso geen arme drommels kunnen deelnemen. Het plebs wordt
gewapenderhand verjaagd van de plekken waar de stadions en de
amfitheaters voor het miljardenfestijn van de wereldtop bovenop
platgewalste favella's worden gebouwd voor eenmalig gebruik
daarna is het vaak niet meer dan schroot.
De Spelen van 1936 in
Berlijn werden voor de kar van de nazi's gespannen maar de zwarte
viervoudige gouden medaillewinnaar Jesse Owens ontkrachtte Hitler's
krankzinnige rassentheorieën in één klap. De weigering van de
Führer om de zwarte topatleet te feliciteren situeert het historisch
record van onsportiviteit binnen de Olympische Spelen. Uit protest
tegen dit fascisme organiseerde het Spaanse Volksfront in Barcelona
als alternatieve spelen de Olympiade van het Volk. Meer dan 6000
atleten uit 22 landen schreven zich in maar net voor het begin van de
Spelen brak de Spaanse burgeroorlog uit meer dan 200 buitenlandse
atleten bleven in Spanje om mee te vechten voor de republiek.
Er waren boycots van de
Spelen in Melbourne 1956, München 1972, Montreal 1976, Moskou 1980,
Los Angeles 1984 en Peking 2008. In Peking werden sloppenwijken
opgeofferd aan de luxeterreinen die amper enkele weken dienst doen en
ook voor de Winterspelen in Sotsji 2012 werden plaatselijke bewoners
voorgoed uit hun huizen verjaagd. Rio kreeg van hetzelfde laken een
broek: de superrijken kwamen de grote jan uithangen pal naast de
krottenwijken.
We hebben het nog niet
gehad over het druggebruik dat Olympisch goud moet garanderen; de
gesofisticeerde doping waarvan elke ingewijde weet dat het zónder
niet meer kan: de topsport als laboratorium voor het uitproberen van
superdrugs. Want we weten dat in de topsport niet de atleten met
elkaar wedijveren maar wel de naties. Maar bovendien heeft het er
alle schijn van dat de naties dat helemaal niet meer doen middels
atleten, die nog slechts gebruiksvoorwerpen zijn en uithangborden: de
eigenlijke wedstrijd zou een competitie zijn onder de topdokters van
de deelnemende landen. Alvast is het een feit dat de farmaceutische
industrie schatrijk wordt als leverancier van 'sportieve'
overwinningen.
Uiteraard wordt dat
spokerige spektakel keer op keer betaald door Jan met de pet. De op 2 juli laatstleden overleden Elie Wiesel die de concentratiekampen overleefde, benadrukte dat het allerergste van de genocide ligt in de onverschilligheid: "Er zijn momenten dat we onrecht niet kunnen voorkomen, maar er mag nooit een moment zijn dat we er niet tegen protesteren." Jammer genoeg is het steeds vaker die alle cultuur met de voeten tredende onverschilligheid welke de Olympische Spelen bij uitstek tentoonspreiden en propageren.
Het
is waar dat maatschappijen evolueren of zich ontwikkelen, maar het is
niet vanzelfsprekend dat dit gebeurt in de gewenste richting en dus
naar een steeds hogere, een meer verfijnde of een edeler vorm van
samenleven. Een cruciale voorwaarde voor een goede maatschappelijke
ontwikkeling heeft te maken met het simpele feit dat een maatschappij
als zodanig niet anders bestaat dan als de som en het product van
enkelingen, waarbij dan vooreerst de sterfelijkheid van deze
enkelingen bijzondere aandacht verdient. Dit houdt vooral in dat het
sociale, morele, politieke, wetenschappelijk-technische niveau van
een samenleving nooit eens en voorgoed bereikt wordt: het dient
daarentegen te worden in stand gehouden door het onderwerpen
van alle enkelingen die er deel van uitmaken aan een niet aflatende
opvoeding.
Onder
de 'opvoeding' van kinderen wordt meestal verstaan het aan hen
doorgeven (door opvoeders) van de maatschappelijke normen en waarden
met het oog op hun participatie aan de samenleving. Vandaag komt in
de zich moreel neutraal wanende westerse samenlevingen al te zeer de
nadruk te liggen op het doorgeven van technische vaardigheden veeleer
dan op het zich eigen maken van normen en waarden, en wel in die mate
dat het aanleren van vaardigheden de enig resterende norm wordt
de prestatie is de ultieme waarde.
Maar
het mag meteen duidelijk zijn dat wat men eerst als moreel neutraal
beschouwde, in feite neerkomt op een alles monopoliserend
utilitarisme: de eigen bruikbaarheid of het eigen nut wordt het enig
resterende zinvol gegeven. De mens wordt herleid tot een
gebruiksvoorwerp. Edoch, omdat de gebruiker zelf van alle nuttige
individuen geen persoon is maar een machinerie de maatschappij
zijn mensen nog slechts nuttige machine-onderdelen. Uiteindelijk zal
een welbepaalde elite zich onbezorgd van deze machine weten te
bedienen.
Dat
mensen aldus herleid worden tot nuttige machine-onderdelen betekent
onder meer dat aan wie niet of niet meer naar behoren functioneren,
geen zin en dus ook geen bestaansreden meer kan worden toegekend. En
in een moderne rechtsstaat waarin men zich in de eerste plaats moet
kunnen verantwoorden, betekent een waardesysteem met slechts het nut
als eindwaarde, de doodsteek voor wie anderen tot last zijn.
De
paradox van het hele verhaal wordt apert waar in de eerste plaats
kinderen kunnen worden bestempeld als onnuttig, lastig of zelfs
overbodig bijvoorbeeld in het licht van een voorgewende
overbevolking. Verder ook al degenen die niet langer nuttig zijn en
uiteraard ook zij die nooit enig nut hadden of zullen hebben.
Nu
is nut een volstrekt zinledig begrip als niet tegelijk gegeven is in
functie waarvan dat nut dan wel staat. Bovendien dient men voor ogen
te houden dat van het nut in kwestie uiteindelijk dient genoten
te kunnen worden, wat uiteraard vereist dat de genieter een persoon
is. Zo bijvoorbeeld kan men bezwaarlijk zeggen dat de creatie van
jobs nuttig is voor de economie, als men daarbij niet meteen de
opmerking maakt dat de economie in dienst moet staan van de mensen
een stellingname die niet helemaal gespeend is van problemen, in acht
genomen het gegeven dat in onze economie mensen per definitie lui
zijn aangezien zij door de band een maximale winst beogen in een
minimale tijdspanne: luiheid verlangt immers niet naar meer werk maar
daarentegen naar minder.
Maar
waar luiheid nagestreefd wordt, kan men bezwaarlijk degenen die er
sowieso reeds van genieten, veroordelen: zij die om de een of andere
reden niet of niet langer nuttig zijn, zijn gedoemd tot dezelfde
luiheid die door de werkenden wordt nagestreefd en die door hen
uiteindelijk ook wordt bekomen, hetzij via het bereiken van een
pensioengerechtigde leeftijd, hetzij door een of andere vorm van
invaliditeit waarvan de oude dag de meest voor de hand liggende is.
Edoch,
na een grondige analyse blijkt de 'luiaard' niet zozeer de inspanning
als zodanig te schuwen: de grond van het verlangen om zo weinig
mogelijk te werken (voor hetzelfde geld), ligt in de drang naar
autonomie. Niet de inspanningen worden geschuwd maar wel de
onderworpenheid aan andermans wil, het voltooien van andermans
projecten, het brengen van offers aan werkzaamheden waarvan
uiteindelijk volslagen onbekenden de vruchten plukken. En nu is het
uitgerekend de taak van de opvoeding om mensen dermate te vormen of
misschien veeleer om te vormen, dat zij in staat zijn tot het
prijsgeven van hun autonomie: zonder veel weerstand te bieden,
blijken welopgevoede mensen in staat om zich aan de wil van een ander
te onderwerpen.
Waar
het algemeen belang prevaleert, valt er zeker en vast wat te zeggen
voor wat men in deze context een goede opvoeding mag heten, omdat het
ondergeschikt maken van het eigenbelang aan het belang van de
gemeenschap veeleer als een overwinning op het egoïsme wordt gezien
dan als een prijsgeven van de autonomie, en een Spinozistische rede
helpt ons alvast om wat noodzakelijk is ook als onvermijdelijk te
gaan beschouwen en om het bijgevolg te aanvaarden. Echter, waar het
algemeen belang met de voeten wordt getreden, zoals dat pertinent het
geval is in een kapitalistisch bestel, spant de sluwe deugniet de
domme goedzak voor zijn kar en kan ook de opvoeding als zodanig niet
langer beschouwd worden als ondubbelzinnig goed en wenselijk omdat
zij, zoals gezegd, voor een flink deel een training is in altruïsme,
in dienstbaarheid of in de bereidheid tot het zichzelf beperken tot
zijn functionaliteit of nut.
Het
verloningssysteem zorgt weliswaar voor zekere compensaties maar al
bij al blijft men geconfronteerd worden met een pijnlijke heteronomie
omdat de vergoedingen voor de gebrachte offers geen andere gedaante
aannemen dan die van geld, wat betekent dat men slechts gecompenseerd
wordt met koopwaar. En wij weten allemaal heel goed dat de
belangrijkste dingen niet voor geld te koop zijn: in de arbeid offert
men zijn tijd op en zijn jeugdige kracht maar met het verdiende geld
kan men tijd noch jeugd noch gezondheid terugkopen hooguit kan
men een vakantie bekostigen, een vals gebit of een pruik. Andermaal:
dit ware allemaal nog niet zo erg indien de gebrachte offers ook ten
goede kwamen aan zaken waarin men ook kon geloven zoals het
algemeen belang maar in de westerse samenleving dient men
bijvoorbeeld het belang van Coca-Cola, terwijl dat niet eens een
belang kan zijn omdat het de overconsumptie van suiker in de hand
werkt.
Waar
opvoeding een bijzonder problematische zaak wordt omdat zij de
instrumentalisering van de massa in functie van spoken bevordert
terwijl zij tegelijk volstrekt onmisbaar is voor het voortbestaan van
de samenleving als zodanig, staat deze maatschappij voor een immens
dilemma. Het lijkt wel onvermijdelijk dat zij in fragmenten uiteen
zal vallen.
(J.B.,
17 augustus 2016)
04-08-2016
De terugkeer van de Nazoreeër
De terugkeer van de
Nazoreeër
Ludo
Noens, De terugkeer van de Nazoreeër. Fabuleuze lotsbestemming
van een bliksemsjamaan, Aspekt, Soesterberg 2016, ISBN
8789461539960.
Middenin
een wereldomvattende islamterreur verklaart paus Franciscus I dat een
wereldoorlog gaande is maar dat het in geen geval om een
godsdienstoorlog gaat (1) (2): "Coca-cola bindt de strijd aan
met obesitas"! En uitgerekend in het licht van zoveel
absurditeit is het meest recente boekwerk van de onafhankelijke
Vlaamse onderzoeker Ludo Noens warempel een 'godsgeschenk': in een
bijzonder goed gedocumenteerde studie van 260 bladzijden schetst hij
een aantal historische, psycho-sociale, religieuze en
wetenschappelijke contexten welke de centrale figuur van het nog
steeds de hele wereld dominerende christendom eens en voorgoed
ontdoen van zijn kerkelijke omhullingen en vervalsingen om hem dan
geheel gerelativeerd tot zijn recht te laten komen weliswaar van
zijn aloude voetstuk gehaald maar tevens als een veel geloofwaardiger
beeld opnieuw neergezet.
We zijn er intussen
bijna aan gewoon geraakt: leugens die zichzelf even ostentatief als
onbeschaamd tegenspreken doch van geen wijken willen weten op het
wereldtoneel, die het been stijf houden en die prompt doorgaan met
het ons door het strot rammen van steeds meer absurde onzin in
deze tijd blijkt wel alles te zijn herleid tot botweg domme reclame.
Maar eenmaal de gewenning een zekere drempel overschrijdt, blijken
haar slachtoffers zelfs volslagen blind geworden voor het meest
aperte bedrog. (3) Toen het rebellerende christendom na vele bloedige
opstanden uiteindelijk een plaats kreeg in het Romeinse Rijk, werd
deze religie aan het wereldse rijk dermate aangepast dat zij niet
alleen onschadelijk werd maar bovendien geheel in dienst gesteld van
de wereldse machten. Mensen geloven nu eenmaal in het bovenzinnelijke
en misschien hebben zij niet eens ongelijk.
Jezus,
de zoon van god, is na zijn dood verrezen en de verrezen heer zou
menigmaal verschenen zijn, zoals vele bronnen getuigen. En dat
gegeven trekt Ludo Noens ook helemaal niet in twijfel, alleen blijken
de doden vaker aan hun nabestaanden te verschijnen en menig strenge
wetenschapper heeft daarvan getuigd, ofschoon niemand daarvoor ooit
een bevredigende verklaring vond. Maar dat is geen bezwaar, zo blijkt
immers uit het feit dat ook het leven zelf, dat onderwerp is van de
biologie en van menige andere wetenschap, het met slechts
beschrijvingen moet doen terwijl de grondvraag naar wat het leven is
en hoe het dan überhaupt mogelijk is, uiteindelijk onbeantwoord
blijft.
Het christendom is een
mysteriegodsdienst, maar het is lang niet de eerste en evenmin de
enige: over de mysterieculten licht ons dit boek uitgebreid in maar
ook over de daarmee samenhangende problematiek van de
Bijna-Dood-Ervaringen (BDE) die een empirische grond geven voor het
geloof in wat het louter stoffelijke en het tijdelijke te boven gaat.
De geschiedenis staat bol van sekten, geschriften en getuigenissen
afkomstig uit alle hoeken van de wereld waarin sprake is over steeds
weer hetzelfde fenomeen dat wij ook in het ons min of meer vertrouwde
christendom ontwaren, alleen blijkt het bijzonder verhelderend om
zich te realiseren dat naast de door de kerken erkende geschriften en
documenten, nog andere bronnen bestaan: teksten die verdonkeremaand
werden omdat zij de potentaten niet in de kaarten speelden maar die
onontbeerlijk zijn om de waarheid dichterbij te komen omtrent in
dit geval de Nazoreeër.
Noens' nauwgezette
duiding van het sjamanisme laat er geen twijfel over bestaan dat ook
de Nazoreeër in deze groep thuishoort een groep van bijzondere
figuren die de link verzorgen met de wereld aan gene zijde zonder
welke ons bestaan aan deze zijde uiteindelijk belofteloos blijft.
Waren de goden
buitenaardse kosmonauten? Wat leert ons het onderzoek naar Ufo's
daarover? En zijn de wonderen die de bijbel mediamiek maken dan geen
spiritistische verschijnselen zoals alle andere, ook als de jaloerse
Bijbelse god die voor zichzelf opeist en tovenarij van elke andere
oorsprong veroordeelt, ja zelfs aanzet tot moord op de aanbidders van
andere goden? Een en ander suggereert dat in de oudheid meer
rivaliserende goden en geesten de wereld bevolkten goden op zoek
naar geschikte mediums om hun wil kenbaar te maken aan de mens die
toen, zoals J. Jaynes stelt, zijn gedachten nog niet van externe
stemmen onderscheidde maar uit het onderzoek van ene professor
Bennett bleek evenwel dat de stemmen van het medium Leslie Flint
alsnog van externe oorsprong waren...
Onze hoogtechnologische
wereld ontspruit aan de verbeeldingswereld van enkelingen, zo stelt
Ludo Noens met Jules Verne vast, maar valt ons huidige wereldbeeld
dan met de werkelijkheid zelf samen of is het niet veeleer zo dat
elke tijd niet alleen zijn eigen wereldbeeld heeft maar ook zijn
eigen wereld? En de auteur maakt hier een uitstapje naar de
filosofie, de culturele antropologie en de linguïstiek, opmerkend
met onder meer Paul Feyerabend dat iemands wereldbeeld zijn
moedertaal weerspiegelt.
Jaloerse goden: het
lijkt wel alsof hun bestaan van het geloof zelf afhangt en volgens de
Vlaamse jeugdschijver John Flanders begonnen de Griekse goden prompt
uit te sterven toen de mensen aan hun bestaan gingen twijfelen. Het
zijn zaken die te denken geven in het licht van de kwantumtheorie,
aldus de auteur, die dit ook toepast op de Bijbelse personages.
De Bijbelse profeten, de
apostelen en tenslotte ook Jezus baden in het paranormale. Evenals
bij Homeros wordt in de bijbel verhaald over de dodenbezwering en
zoals in vele andere culturen is ook in de heilige schrift sprake van
de magie van 'tafeltje-dek-je', de opwekking van doden, exorcisme,
het uitlokken van natuurfenomenen, de verdwijntruc en vele andere
wonderen zoals de nederdaling van de heilige geest over de apostelen
die terstond alle talen gaan spreken en de vele genezingen
fenomenen die echter vaak worden voorzien van wetenschappelijke
verklaringen (natuurfenomenen, epilepsie...) zelfs de
'neurotheologie' wordt erbij gehaald. Met een bijzondere aandacht en
een fenomenaal geheugen voor deze zaken verzamelt Noens ze en hij
verbindt ze bijzonder verhelderend met vergelijkbare feiten elders in
het wereldgebeuren.
(...)
Wat men in onze alsmaar rationeler wordende samenleving meer en meer
onder de mat schuift, zal de essentie van Jezus' betekenis blijken te
zijn.
Deze paranormale doener
van zowat veertig gerapporteerde (en dankzij de kracht van de heilige
geest verrichte) wonderen, zegt dat in principe iedereen kan doen wat
de messias doet, mits zijn geloof maar sterk genoeg is en zo deed Don
Bosco in 1860 de vermenigvuldiging van de broden nog eens over. Dit
geloof zou immers ook een rol spelen in zogenaamd strikt
wetenschappelijke experimenten. Het paranormale blijkt inherent aan
de werkelijkheid, zoals Noens laat verstaan met een treffend citaat
van Kenneth Bacheldor: Het is alsof het
universum nu en dan psi fenomenen toelaat, redelijk vlot en snel, op
voorwaarde dat zij accidenteel gebeuren en niet onder bewuste
controle. Wellicht zou bij een andere gang van zaken de realiteit te
onstabiel zijn. (p. 171) Er wordt verhaald hoe de
zestiende-eeuwse Filippus Romolo Neri door een bol van vuur een
bolbliksem? die zijn mond in vliegt en zich in zijn hart nestelt,
geheiligd wordt. Exorcisme, transfiguraties, reanimaties: het blijken
sjamanistische praktijken, evenals het doorgeven van de levenskracht
door het eten van het vlees van de sjamaan en het drinken van zijn
bloed de eucharistie blijkt allerminst een uniek gebeuren.
In het negende en
laatste hoofdstuk over de terugkeer van de Nazoreeër, volgt eerst
een uitgebreide behandeling van de BDE als zeer ingrijpende
gebeurtenis die het leven verandert zoals ook wel gebeurt bij
blikseminslag in het lichaam door natuurvolkeren beschouwd als
sjamanistische roeping, zoals wellicht bij Paulus die op weg naar
Damascus van zijn paard gebliksemd (?) werd en die zich als gevolg
daarvan bekeerde. Ook de Nazoreeër vertoont alle gedragskenmerken
van de bliksemsjamaan en van de BDEr waarover vooral de apocriefe
teksten het hebben, zoals Filippus voor wie de ziende en de blinde
slechts in het donker gelijken zijn. (p. 229)
De waarheid blijft
verborgen voor de verstandigen en wordt slechts aan de eenvoudigen
onthuld; het koninkrijk Gods is slechts voor wie bereid zijn al het
wereldse achter te laten. Is de verrijzenis van Christus als een
eenmalig gebeuren voorgoed achterhaald? Het lijkt erop dat het
biologische sowieso bestemd is om uit het leven een post-biologische
ziel te laten geboren worden...
(2) Er valt wat te
zeggen voor de stelling dat alle oorlogen in wezen godsdienstoorlogen
zijn of oorlogen gevoerd omwille van het geloof. De gruwelijkste
oorlog aller tijden, de Tweede Wereldoorlog met zijn pakweg 75
miljoen doden, draaide om de nazi-ideologie: het geloof in een
zichzelf verheerlijkend superras aan hetwelke de wereldheerschappij
zou toekomen en dat daarom alle andere rassen maar ook alle
rivaliserende ideologieën en geloofssystemen aan zich onderwierp met
alle middelen, tot en met koelbloedige massamoord. Op de tweede
plaats met veertigduizend slachtoffers staat de dertiende-eeuwse
Mongoolse invasie onder Gengis Kahn, met een gelijkaardige gezindheid
als die van het nazisme. (°) Op nummer drie staat de Tweede
Chinees-Japanse oorlog (voor en tijdens WOII en daarmee samenhangend)
met 35 miljoen doden en op nummer vier de zogenaamde Taiping Rebellie
(1850-1864) met 20 miljoen doden, ontketend door Hong Yiuquan die
beweerde de broer van Jezus te zijn. Ons nu het meest bekend zijn de
godsdienstoorlogen in het Midden-Oosten , te beginnen bij de
kruistochten, de vervolgingen ten tijde van de inquisitie en de
strijd tussen katholieken en protestanten, zowel in de middeleeuwen
als in het Ierland aan het eind van de twintigste en aan het begin
van de eenentwintigste eeuw. (°°)
(3) De trouw aan een
liefhebbende en barmhartige god wordt verwisseld met moord voor geld,
invloed en macht en zij die geloven te feesten, drinken het bloed en
eten het vlees van hun dode messias; zij beweren praktisch ingesteld
te zijn als zij omheen hun stad een ijzerdraad of 'heilige eroev'
spannen teneinde aldus een religieuze wet te kunnen omzeilen. [Zie:
http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=2904790
]
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: