A Christmas Carol
Het is niet onwaar dat het rijkere deel van de wereld, waartoe ook wij zouden behoren, een drastisch toenemende armoede kent op het vlak van het niet-materiële. Maar soms herhaalt men dat zo dikwijls dat het wel lijkt alsof de materiële armoede voltooid verleden tijd was. Niets is minder waar.
Voor een groot stuk komen de zogenaamd geestelijke noden rechtstreeks voort uit materiële. Bovendien zorgt een met enorme taboes omringde verbloeming ervoor dat geestelijke nood sinds oudsher rijkdom heet. Een één-oog in het land der blinden kan dit weliswaar opmerken; een ziende echter zou terstond het voorbeeld volgen van Sophocles Oedipus, en zich meteen eigenhandig van het zicht beroven. En niets is minder waar dan dat dit land van melk en honing geen zienden meer verdraagt. Seattles profetie werd zowaar allang bewaarheid. Het zien van uw steden doet pijn aan de ogen.
De mens, ooit diep verbonden met zijn natuur, door hem aanbeden als een gemalin, werd verdreven uit de bossen en van de akkers verjaagd. Het volk, ooit samen-levend in stamverband en in familiekring, werd uit zijn biotoop gerukt en gekazerneerd in steden, om daar te worden verbruikt als arbeidskracht, precies zoals het vee in zijn stallen van weleer. Ik hoef Marx niet te herhalen, maar zelfs Marx is heden achterhaald.
Ook uit de eigen stenen huizen werd het volk verdreven. Wij huren nu, of wij betalen eeuwig af, wat op hetzelfde neerkomt. Wij huren een dak, een burgerschap, en zelfs een eigen identiteit, of wat daarvoor moet doorgaan. En of ik dat meen?
Mijn beste: de meest fundamentele nood van een mens, is zijn nood aan medemensen: zijn nood aan menselijk contact. En zijn ergste gebrek is dat hij de schijn hoog wil houden dat hij dat zou kunnen missen. Het allerergste is, te moeten leven in gevangenschap. De isoleercel is nog wreedaardiger. In een mum van tijd maakt ze van een mens een wrak - doeltreffender dan de zogenaamde cold turkey voor de drugsverslaafde is. Welnu, voor het bevredigen van die fundamentele nood wordt heden geld geëist, veel geld.
Waar zijn de meidoorns waaronder men s avonds samentroepte rond de oude vertellers van het dorp, terwijl de kwajongens meikevers vingen? Waar zijn de staminees - ooit was er om het andere huis eentje - waar elkeen welkom was voor een oude jenever en een praatje van een uur of twee - de dag was lang. Waar is de tijd dat je iemand nieuw kon aanspreken zonder vanaf dat moment door te moeten gaan voor niet goed snik? Euros moet je heden hebben, want de zaken moeten draaien, en als de bankkaart leeg is, sta je zo weer op straat. En zelfs daar ben je niet langer welkom.
Leven wij niet in een tijd waarin het volk tot een verzameling van enkelingen is teruggebracht? Elke zot in zijn eigen kot, zoals de wevers ooit zegden bij het haspelen van de draden door de hevels. Of wij het willen of niet: het algemene contacttaboe is reeds een feit dat over deze rijke wereld heerst, en wee diegene die het te schenden durft. Elke zot zit nu voorgoed in zijn eigen kot met zijn peeceetje dat straks de regering gratis uitdeelt aan wie het vooralsnog niet mist.
Ik ga de rapporten nu niet citeren, maar wetenschappelijk onderzoek heeft overtuigend aangetoond dat virtuele werelden, hoe fantasierijk ook, de werkelijkheid niet kunnen vervangen zonder dat zij tevens hun bewoners virtualiseren. En het neologisme dat u hier prompt ziet staan, is inderdaad een synoniem voor gek maken. De maandelijkse huur die wij betalen voor het internet is klein bier vergeleken bij zijn ware tol. Het kuieren in droomwerelden is slechts mogelijk voor uit dezelfde droomstof samengestelde identiteiten.
De gevaren van intensief internetgebruik zijn vergelijkbaar met die van gokverslaving, drugsverslaving, of eender welke vorm van verregaande afhankelijkheid. Het zich kluisteren aan een computerscherm verschaft het slachtoffer daarvan een zich eindeloos verkappende vorm van een illusie van vrijheid. In niets onderscheidt zich de freak nog van Dickens Ebenezer Scrooge, die zijn grootste geluk denkt te beleven in het tellen en hertellen van zijn centen. En het leven zelf moet eraan geloven.
U kent A Christmas Carol wel, beste mede-internetter: naarmate het verhaal vordert, wordt Scrooge bezocht door steeds gruwelijkere fantomen. Zij waarschuwen hem dat hij het echte leven mist, dat op hem wacht. Dickens, de brave man, zorgt voor een 'happy end' - het is tenslotte een kerstverhaal.
|