Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
03-11-2014
Matthias Storme's simplistische begrip van moraal
Waarom discriminatie uit den boze is. Enkele bedenkingen bij Matthias Storme's 'fundamenteelste vrijheid'.
(2°) Matthias Storme's simplistische begrip van moraal
In zijn tekst De fundamenteelste vrijheid (1), beweert Matthias Storme dat in een vrije democratie, recht en ethiek, moraal of fatsoen moeten worden onderscheiden en dat de reden waarom het door een meerderheid als onfatsoenlijk beschouwde alsnog kan worden getolereerd, ligt in het beginsel van het voordeel van de twijfel (in dubiis libertas).
Het lijkt echter niet bij hem op te komen dat fatsoen ( fashion, façon, face, imago, mode...) te maken heeft met schaamte of dus met openbaarheid en met recht(spraak) terwijl daarentegen het geweten een innerlijkheid is welke te maken heeft met schuld(beleving) en met gerechtigheid of geloof ( en vandaar ook met moraal). De (moderne) rechtspraak immers vereist de openbaarheid zoals ook het beginsel van de experimentele methode de positieve wetenschappen fundeert en schaamte ontstaat met het openbaar worden van schuld (handelingen strijdig met de wet), waardoor de 'valsspeler' ontmaskerd wordt, terwijl het schuldbewustzijn niet door een volkstribunaal wordt gewekt maar door het (eigen) geweten dat gebeurlijk gehoorzaamt aan goddelijke wetten of alvast aan wetten die strijden met de maatschappelijke een probleem dat uitsluitend in een regio waar bijvoorbeeld de sharia heerst (en dan nog enkel met alleen maar vrijwillig gehoorzamende burgers) denkbeeldig ware. En het blijft dan nog de (wellicht voor immer onbeslisbare) vraag of het geweten moet worden beschouwd als de resultante van een interiorisering van de (bijvoorbeeld door democratische stemming verkregen) wetten ofwel als een door god aan de mens meegegeven innerlijkheid met andere woorden de vraag naar het al dan niet objectief en absoluut karakter van goed en kwaad. Het moet overigens gezegd dat zij die zich aansluiten bij dit laatste, zich tevens door eigen toedoen aan een (ingebeeld?) totalitaristisch universum onderwerpen. Met andere woorden blijken wij niet te kunnen ontsnappen aan het dilemma tussen een wereldlijk en een bovenaards totalitarisme.
De vraag naar het bestaan van god is onbeslisbaar en omdat het antwoord op die vraag afhangt van een individuele overtuiging of voorkeur, heeft zij pas maatschappelijk zin waar zij naar de privésfeer wordt verwezen: elkeen is vrij om ongeacht welke overtuiging te hebben, als hij die maar binnen de perken van de wet beleeft.
Volgens Storme is het helemaal niet intolerant om wettelijk toegestaan gedrag te laken, maar dan rijst uiteraard de vraag naar de waarde van de argumenten tegen dat gedrag, die immers noodzakelijkerwijze betrekking zullen hebben op gebieden buiten dat van het recht, wat wil zeggen dat die argumenten enkel nog kunnen slaan op persoonlijke voorkeuren en/of overtuigingen. En betekent het moderne tolerantiebegrip nu niet precies het eerbiedigen van elkaars voorkeuren op grond van het inzicht dat wij allen verschillend maar tevens gelijkwaardig zijn? Want waartoe kon de afkeuring (op grond van de eigen preferenties) van andermans gedrag anders leiden dan tot het verbieden ervan of dus tot de onderwerping van andermans preferenties aan degene die men zelf voorstaat? En welke goede reden bestaat er om toe te laten dat mensen hun persoonlijke voorkeuren opleggen aan anderen? Waarom zou men dulden dat mensen onderworpen worden aan andermans smaken of inzichten als men dan toch de vrijheid voorstaat en het beginsel van de gelijkwaardigheid van alle individuen? Een dergelijke 'tolerantie' diende tot absoluut niets behalve dan tot de bevestiging van elk zijn gelijk maatschappelijk gezien een absurditeit.
Waar de vrijheid van gedrag mag beperkt worden, bijvoorbeeld omdat een gedrag onfatsoenlijk wordt geacht, geldt dat veel minder voor de vrijheid van bijvoorbeeld onfatsoenlijke meningsuitingen, zo vindt Storme, en nog minder voor de vrijheid van (onfatsoenlijke zo verplicht ons een consequent redeneren hier aan toe te voegen) gedachten. En Storme gooit hier een en ander door elkaar.
Dat de handelingsvrijheid door de wet beperkt wordt, heeft immers niets te maken met fatsoen de wetten komen er daarentegen ondanks het fatsoen (van dat ogenblik) precies om er voor te zorgen dat de zwakkeren en de minderheden geen onrecht moeten lijden: waar het als onfatsoenlijk wordt ervaren dat een neger met het openbaar vervoer reist, is een wet nodig die garandeert dat hij dit recht behoudt in weerwil van bepaalde irrationele overtuigingen welke hem onder druk konden zetten. De wetten komen er het fatsoen ten spijt en meer nog: zij zijn quasi overbodig waar zij zaken gebieden die algemeen worden ervaren als fatsoenlijk of als vanzelfsprekend! En wat betreft de vrijheid van (onfatsoenlijk geachte) gedachten, waarbij Storme speelt met een wanhoopskreet van de joden, kan worden opgemerkt dat in Die Gedanken sind frei bezwaarlijk onfatsoenlijke gedachten kunnen worden bedoeld, terwijl men zich met enige empathie ook wel kon indenken dat dit inderdaad een uiting is geweest van diepe wanhoop omdat van denken bezwaarlijk nog sprake kan zijn waar men van ellende omkomt laat staan van het vrije denken. Gewis slechts weinige illustraties spreken de regel tegen uit Die Dreigroschenoper van Bertolt Brecht, Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral, wetende dat reeds Stanley Milgram onomstotelijk aantoonde dat zowat vijfentachtig percent van de burgers helemaal geen geweten blijkt te hebben en wel meer bepaald onder invloed van de gevoeligheid aan een autoriteit een gegeven dat het geloof op zich in een godheid, in een alles behalve opbeurend daglicht stelt, aangezien het geloof de navolging van ongeacht welk goddelijk gebod betreft, wat wij heden helaas dagelijks bewezen zien in de afschuwelijkste vormen van religieus extremisme. Precies omdat het persoonlijke geweten of de individuele motieven irrelevant zijn inzake rechtspraak, moet de rechter oordelen op grond van handelingen en het al dan niet in overeenstemming zijn daarvan met de wet. En meningsuitingen zijn handelingen, zij bevinden zich in onze wereld precies zoals messen en vorken dat doen: iemand heeft ze gemaakt met een welbepaald doel. Bij uitstek in het geval van het gebod of het bevel, geldt dat woorden of uitspraken gelijkwaardig zijn aan handelingen en deze zelfs nog kunnen overtreffen in daadkracht. Hun vrijheid kan dus evenals de vrijheid van alle andere handelingen op een te verantwoorden manier aan regels worden onderworpen.
Waarom discriminatie uit den boze is. Enkele bedenkingen bij Matthias Storme's 'fundamenteelste vrijheid'.
(1°) Matthias Storme's luguber tolerantiebegrip
In zijn tekst, getiteld De fundamenteelste vrijheid: de vrijheid om te discrimineren (1) bedoelt Storme de discriminatievrijheid. Hij zegt ervan uit te gaan dat onze (Westerse) vrijheden door strijd verworven zaken zijn welke derhalve ook altijd door strijd kunnen worden teniet gedaan. En zijns inziens is het vooral het totalitarisme dat onze vrijheden bedreigt. Het totalitarisme is altijd simpel, zo schrijft hij: goed en kwaad zijn er strikt onderscheiden, er is geen moraal meer mogelijk naast het recht, het hoogste goed wordt door de overheid opgelegd en het kwaad moet bestreden worden, niet getolereerd. Maar als het totalitarisme simpel is, dan kan het tegendeel ervan dat niet zijn, zo vervolgt Storme: democratie, recht en tolerantie zijn geen vaste begrippen maar zij moeten ruimte laten voor een zekere (te institutionaliseren) twijfel, voor debat en pluralisme teneinde niet in hun tegendeel te verkeren want bijvoorbeeld verabsoluteerde tolerantie is intolerantie. Storme spreekt van 'perverse tolerantie' waar men iemand verbiedt om wat hij moet tolereren een kwaad te vinden.
Kennelijk ontgaat het de auteur van De fundamenteelste vrijheid dat een oneigenlijk gebruik van de middeleeuwse stelling welke hij beschouwt als een sleutel tot begrip van het wezen van de tolerantie, namelijk "dat een kwaad wordt getolereerd omdat het bestrijden ervan een groter kwaad is dan het verdragen ervan" hooguit een beter begrip van zijn eigen onbegrip kan opleveren. Elke aandachtige lezer zal immers onmiddellijk opmerken dat wie die stelling aanwendt zoals Storme dat doet, er volstrekt illegitiem van uitgaat dat tolerantie a priori een kwaad tot lijdend voorwerp heeft. En oordeel nu zelf: maakt het bestaan van tolerantie voor negers, andersdenkenden of medemensen zonder meer, deze medemensen of onze medemensen zonder meer tot een kwaad? Pas waar het egoïsme als een vanzelfsprekendheid kon gelden, kon ook worden gezegd dat de ander een (te tolereren) kwaad was, maar dit solipsisme maakte dan ook elke aanspraak op moraal of op recht ongeldig.
Wie Reimond van Peñaforte's hoger geciteerde tolerantiestelling aanwendt zoals Storme dat doet, gaat er wezenlijk van uit dat de ander een kwaad is, en is dat behalve een kaduke toch ook niet een wat lugubere invalshoek: dat men de ander verdraagt omdat men hem niet verslaan kan terwijl het een groter kwaad is om het onderspit te moeten delven?
Het paard van Troje, de doos van Pandora, de verrijzenis van Hitler
Het paard van Troje, de doos van Pandora, de verrijzenis van Hitler
In Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog beschrijft dr. L. de Jong hoe Verdinaso-oprichter Joris Van Severen, Hitler nog veel te zachtzinnig vond jegens de joden. (1) Begrijpe wie kan, maar aan deze fascist worden vandaag weer colloquia gewijd waaraan kamerleden van N-VA en CD&V zoals Koenraad Degroote en Ward Kennes deelnemen die daar hun dorst lessen op kosten van de belastingbetaler. (2) Onlangs nog bleken leden van de N-VA het verjaardagsfeestje van VMO-stichter Bob Maes te hebben bijgewoond. De extreemrechtse Vlaamse Militanten Orde (/Organisatie) (1950-1983) pleegde geweld tegen gastarbeiders, Walen en links-progressieven en zij sympathiseerden met figuren zoals VNV-leider en collaborateur Staf de Clercq van wie zij het lijk opgroeven om het in Vlaanderen te herbegraven.
Het Vlaams Nationaal Verbond was een rechts-radicale en fascistische groep van collaborateurs: vanaf 1937 kreeg het VNV van Hitler een toelage van aanvankelijk (omgerekend) 5.000 euro die in 1939 opliep tot 15.000 euro. Het VNV deed echter alsof het met Duitsland niets te maken had maar van zodra Duitsland België binnenviel, kwam de aap uit de mouw: Staf de Clercq bood aan Hitler zijn diensten aan en zijn VNV nam deel aan de jodenvervolging en leverde manschappen voor de Waffen-SS. (4) Toen in 1942 een eerste convooi joden uit Mechelen naar Auschwitz werd gebracht, schreef de VNV-krant Volk en Staat over haar opluchtingingevolge deze zuiveringsmaatregelen. (5) Met de medewerking van verschillende predikende pastoors werden soldaten naar het beruchte Oostfront gelokt (een strijd aan de zijde van Hitler, tegen de Russen) waar zij merendeels ook sneuvelden. (6)
Terwijl na het neerschieten van allochtonen in Antwerpen door Hans Van Themse zelfs het Vlaams Belang zich op haar partijcongres in 2006 distantieerde van neonazi's, skin-heads en extreem-rechts, blijkt vandaag de N-VA het beruchte extremisme openlijk te kunnen steunen en toejuichen. (7) Als voorlopige klap op de vuurpijl werd zopas N-VA-lid Matthias Storme benoemd tot bestuurder van het Interfederaal Gelijkekansencentrum: de man noemt discriminatie een fundamentele vrijheid! (8)
(Jan Bauwens, 25 oktober 2014)
Verwijzingen:
(1) Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Joris_van_Severen , in de voetnoten: "Dr. L. de Jong "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog", deel 1, hoofdstuk 10 "Het rechts-autoritair protest", "Katholiek fascisme", blz. 240: "Hitler was volgens Van Severen nog te zachtzinnig: veel te langzaam joeg hij de Joden Duitsland uit (...)"
(3) De extreemrechtse Vlaamse Militanten Orde (/Organisatie) werd gesticht in 1950, heropgericht als Vlaamse Militanten Organisatie in 1967 om vervolgens weer Vlaamse Militanten Orde te heten tot 1983.
Als gezegd wordt dat het in een maatschappij slechter begint te gaan, dan zoekt men naar een zondebok die van al het kwaad de schuld krijgt en die daarvoor moet boeten. Dat is alvast de heersende opvatting vandaag, een vanzelfsprekendheid intussen waarbij kennelijk niemand nog stilstaat.
Maar op zijn zachtst gezegd is die opvatting wel bijzonder ongenuanceerd, want wat is het geval in een maatschappij die achteruit boert, zoals men dat vandaag over de onze zegt? De economie slabakt, de werkloosheid neemt toe, de staat maakt torenhoge schulden bij de banken en alom breken onlusten uit. Maar bij nader toezien is het slechts een deel van de bevolking dat daaronder lijdt het armste deel. De rijken daarentegen halen uit die nota bene door hen zelf veroorzaakte wantoestand alleen maar voordeel.
In een maatschappij die achteruitboert, blijken alleen de armen achteruit te boeren, de rijken daarentegen spinnen daar garen bij en dit is het geval omdat in tijden van zogenaamde achteruitgang, de kloof tussen rijk en arm steeds groter wordt: de rijken worden rijker maar de armen worden armer.
Tegelijk blijkt het een feit dat de wrevel welke naar een zondebok doet grijpen, helemaal niet in het kamp van de armen ontstaat: het is de wrevel van de rijken. En ofschoon zij het zijn die de armen uitzuigen, schuiven ze de schuld in de schoenen van de armen. Ze klagen dat ze de werklozen moeten onderhouden terwijl zij het zijn die zich alle jobs toe-eigenen alleen het onbetaalde werk laten zij aan de armen over.
Zo zijn het de jongste tijd in ons land, in Europa of kortweg in het Westen niet de werklozen, de gepensioneerden, de asielzoekers of de gehandicapten die amok maken: het verdeel-en-heers-principe indachtig, worden deze noodlijdenden daarentegen wel de schietschijf van een financiële elite, een steeds rijker wordende klasse ten prooi aan een onbevredigbare hebzucht de bron bij uitstek van wrevel.
Dat een maatschappij achteruit boert, betekent in feite dat het staatsapparaat verarmt, maar tegelijk wordt dat gedeelte van de burgerij dat zich onafhankelijk van de staat waant, rijker. Een maatschappij boert achteruit wanneer de middelen welke toekomen aan de staat, door onverzadigbare enkelingen worden opgeslokt. Dat is dan ook fataal voor de samenhang van een staat omdat met het geld, de macht wegebt uit het brein van de staat; het geld komt terecht bij egocentrische cellen die zichzelf vetmesten.
In concreto ziet men dan hoe corrupte ministers zich in de naam der burgers bij de banken in de schulden steken door leningen aan te gaan welke tot in de eeuwigheid moeten worden afgelost omdat ze zo gigantisch zijn. Een subklasse van de zelfstandigen gebruikt de hele infrastructuur en alle diensten van de staat maar weigert ook maar een cent bij te dragen aan de maatschappij en daar hebben we dan de belastingontduikers.
Van achteruitgang is derhalve sprake waar de rijken rijker worden en de armen armer, want waar dat het geval is, zijn niet zozeer de middelen geslonken maar verloopt de verdeling ervan niet langer naar behoren: een verarmde regering mist dan de middelen om orde op zaken te houden en het land desintegreert, het valt uiteen in partikels die als doelen op zichzelf alle middelen naar zich toe trekken zodat het centrale gezag niet langer in staat is om alles in goede banen te houden.
Een analoog verhaal is ons overigens welbekend met betrekking tot de honger in de wereld: dat er per dag nog steeds twintigduizend kinderen omkomen door ondervoeding, is immers helemaal geen kwestie van voedseltekort met de huidige wereldvoedselproductie konden niet zeven maar meer dan tien miljard mensen worden gevoed. De honger is een kwestie van een onrechtvaardige verdeling van het voedsel. De rijke koopt het brood van de arme op en gooit het weg daar komt het moordende onrecht op neer.
Die toestand is inderdaad onvermijdelijk waar men tot elke prijs het gangbare geldwezen wil vrijwaren omdat het geld dwingt, precies zoals de zweep. De rijke wil de arme voor zich laten werken en hij kan dat doen zolang hij de arme letterlijk op zijn honger kan laten zitten, wat hij meer bepaald doet door het loon achter te houden dat nodig is om voedsel te bemachtigen terwijl in feite menselijkerwijze de honger zelf recht geeft op voedsel.
De werkloosheid is in hetzelfde bedje ziek: aan werk is er nooit gebrek, vooruitgang kent immers geen grenzen en alles kan altijd beter. Het is niet werk waaraan sommigen een tekort hebben, het zijn jobs, met andere woorden: werk dat ook nog eens verloond wordt. En aan verloond werk aan jobs dus is in wezen net zomin een tekort als aan voedsel, maar precies zoals het voedsel worden ook de jobs onrechtvaardig verdeeld.
Dat het betaald werk onrechtvaardig wordt verdeeld, wil zeggen dat weliswaar iedereen werk te over heeft maar dat slechts een deel van het volk voor de gepresteerde arbeid wordt beloond, terwijl een ander deel daarvoor wordt gestraft en dat laatste deel leeft derhalve feitelijk in slavernij. Het probleem van de werkloosheid wordt voorgesteld als een onrechtvaardigheid die erin bestaat dat een deel van de bevolking werkt om ook de niet-werkenden in leven te houden maar de waarheid is een ander verhaal. Andermaal, het probleem van de werkloosheid bestaat hierin dat allen werken maar niet allen voor hun prestaties worden vergoed: sommigen worden ervoor gestraft.
Immers, zij die voor hun werk geen loon ontvangen, kampen met het verwijt dat zij teren op het zweet van anderen: onbetaald werk wordt niet als werk erkend. Slaven werken zonder recht op compensatie of zelfs maar op dankbaarheid. De logica hierachter is zo doortrapt als het kapitalisme zelf en luidt dat de waarde der dingen gelijk is aan hun prijs op de markt: wat gratis is, is derhalve waardeloos, zoals de zuivere lucht, onze gezondheid en tenslotte het leven zelf. Het leven wordt geminacht omdat het vooralsnog geen exclusiviteit is voor de rijken en die waanzin toont zich treffend in het gegeven dat het zelfmoordcijfer het hoogst is bij de financiële elite terwijl hongerlijders er niet aan denken om aan het leven eisen te gaan stellen.
Eenmaal de verknechting van de zwaksten onder het volk op dreef komt, doet een subversieve logica zijn intrede. De nieuwe liberale regering ramt dit deel van het volk door de strot dat de werkloosheidssteun alleen toekomt aan wie al sociale bijdragen hebben betaald: nieuwelingen op de arbeidsmarkt mogen in de armoede worden geduwd, aldus de regering Michel I. Edoch, sinds wanneer is de arbeidsvoorziening de verantwoordelijkheid van de werknemers? En als het voorzien van een job voor iedereen de verantwoordelijkheid is van de werknemers zelf, waarvoor wordt een regering dan betaald?
Het verkeren van de solidariteit in het recht van de sterkste is in een democratie pas aan de orde waar de zwakkeren de minderheid uitmaken en dus waar een meerderheid in rijkdom leeft. Een democratie heeft haar maatschappelijke moraal met andere woorden te danken aan het feit dat de verdrukten alsnog in de meerderheid zijn. Waar de verdrukten een minderheid gaan vormen, keert de hele staat zich tegen hen omdat zij dan geen enkele bedreiging meer vormen voor de rijken: vooreerst hebben zij de natuur niet aan hun kant omdat zij nu eenmaal zwakker zijn maar bovendien missen zij dan ook elke maatschappelijke kracht omdat in een democratie de minderheden uiteindelijk het onderspit delven daar de meerderheid het voor het zeggen heeft. Het populisme is in een democratie dan ook de regel.
En het zijn inderdaad de allerrijkste landen die de meest schrijnende armoede voortbrengen en dat is de paradox die zich vertaalt in bijvoorbeeld het uitzicht van onze hedendaagse steden van glitter en glamour omringd door bidonvilles, krottenwijken en favela's. De extremen keren zich tegen elkaar en zo gaan machtige staten ten onder aan de burgeroorlogen die zij onvermijdelijk produceren.
De kloof met de oorlogslogica van het Derde Rijk is nu zo goed als overbrugd. Er is met andere woorden niet zo heel veel meer nodig om de stap te zetten van de logica van Michel I naar die van Hitler. De zwakste wordt tot zondebok veroordeeld en de woestijn ingestuurd ge-euthanaseerd. Alras worden ook ónze media bestookt met slogans in de lijn van Himmler's 'verzen': "50.000 Duitse mark kost de verzorging van één psychiatrische patiënt per jaar en het zijn úw centen, landgenoten!" En wat gezegd van de door de Führer zelf vertolkte 'verontwaardiging' over het feit dat de jonge en gezonde burgers moeten gaan sneuvelen aan het front om de zieken en de ouderlingen in leven te houden?
De sterken die de zwakken verdedigen: deze heilige plicht, stammend uit de christelijke ethiek, krijgt nu prompt het etiket 'pervers' want hij wordt voortaan als onrechtvaardig aangevoeld om niet te moeten zeggen dat de zin voor gerechtigheid op een dwaalspoor is beland.
Dat de ouders zorgen voor hun jongen is een gedrag dat mens en dier gemeen hebben, maar dat de ouderen en de zwakkeren in het algemeen door de sterkeren worden verdedigd, ziet men slechts bij mensen en dan nog alleen in bepaalde culturen, zoals bij uitstek in de gekerstende werelddelen. Met de ontkerstening keert de wildernis weer, want wat het recht van de sterkste heet, is niets anders dan wat in christelijke termen onrecht was gaan heten.
Vandaag verkopen kinderen hun ouders steeds vaker van zodra zij hun niet anders meer van nut kunnen zijn dan als bezorgers van een financiële erfenis. Zij betalen een arts die moeder of vader dement verklaart en vervolgens geven ze hun ouder letterlijk levenslang, want omwille van verzekeringsperikelen mogen dement verklaarden het zorgcentrum dat hen huisvest alleen nog als stoffelijk overschot verlaten. Ze hebben alles wat zij nodig hebben in die gespecialiseerde zorgcentra, zo liegt men zichzelf voor als men zich van zijn bejaarde ouders ontdoet. Zij worden aldus ontmenselijkt en zo niet vermoord dan toch monddood gemaakt nog vooraleer zij sterven. Er zijn geen schuldigen want er is geen lijk; geen wet wordt overtreden dan de onzichtbare wet van God.
(J.B., 12 oktober 2014)
26-09-2014
Nieuwe publicatie: "De onderwereld"
Nieuwe publicatie: "De onderwereld"
25-09-2014
Nieuwe publicatie: "Het eeuwige vuur en andere verhalen"
Nieuwe publicatie: "Het eeuwige vuur en andere verhalen"
Nieuwe publicatie: "Zo zweeft de wereld en andere artikels"
Nieuwe publicatie: "Zo zweeft de wereld en andere artikels"
Nieuwe publicatie: "Van ruilmiddel tot god"
Nieuwe publicatie: "Van ruilmiddel tot god"
07-09-2014
Nieuwe uitgave: "Mathematica Christiana" (Jan Bauwens, 2003)
Nieuwe uitgave: "Mathematica Christiana" (Jan Bauwens, 2003)
02-09-2014
Nieuwe uitgave: Trans-atheïsme (Jan Bauwens, 2003)
Nieuwe uitgave: Trans-atheïsme (Jan Bauwens, 2003)
20-08-2014
Het boontje van loontje
Het boontje van loontje
Politici blijken de eigen geschiedenis helemaal niet meer te kennen, ook niet als ze zelf historicus zijn en, wat nog erger is: het blijkt hen niet eens te deren, getuige bijvoorbeeld de recente klacht van ene Luckas Vander Taelen over niet-geïntegreerde vreemdelingen in Vorst die naar zijn eigen zeggen zijn dochter uitschelden op straat en die hem aldaar beschouwen als een indringer op hun privéterrein.
De politicus maakt in zijn eerste boek over Brussel (en in een tekstfragment dat nu ook via omzendbrieven per e-mail rondgaat) de wens kenbaar dat wij aan deze allochtonen onze normen en waarden zouden opleggen. De vraag is alleen wat deze klager, geboren in de priester Daensstad, nu precies op het oog heeft: bedoelt hij onze wérkelijke normen en waarden ofwel de voorgewende?
Want inzake onze wérkelijke normen en waarden doet alvast de geschiedenis er geen doekjes om, tenminste als men zijn licht gaat opsteken bij de echte geschiedschrijvers. Of weet de historicus dan niet hoe wij aan de vreemdelingen onze normen en waarden reeds metterdaad diets hebben gemaakt in het gastarbeiderstijdperk dat hij toch zelf nog heeft beleefd? Is de bestseller "Ganz Unten" (in het Nederlands verschenen onder de titel "Ik, Ali") uit 1985 van zijn collega-journalist en meer bepaald de allereerste undercover-journalist die Günther Wallraff heet, dan aan de neus van de toen jonge historicus ongemerkt voorbijgegaan? Het boek zou voor minder een bestseller wezen, want elkeen weet dat het niet niks was wat Wallraff aan het licht bracht: onze feitelijke normen en waarden.
Iedereen weet intussen wel wat de zogenaamde "dubbele moraal" betekent maar het behoort uiteraard ook tot de essentie van die 'moraal' om niet uit de biecht te klappen en al liegende het been stokstijf te houden. In de "dubbele moraal" wordt gezworen bij hoogstaande principes... terwijl het eerste feitelijke principe de meineed is. Het Victoriaanse tijdperk geldt als het schoolvoorbeeld voor deze feesten van de hypocrisie, ons evenmin onbekend van (bij uitstek strenge) godsdiensten en van totalitaire politieke regimes.
Voor wie het nog mochten hebben gemist: de moedige Duitse journalist Günter Wallraff (°1942) werkte (voor Bild) vermomd als Turkse gastarbeider en tekende de feitelijk gehanteerde normen en waarden van onze voorgewend christelijke samenleving op, meer bepaald: de mensonwaardige behandeling en werkomstandigheden van gastarbeiders in de industrie.
Als hij tenminste niet overloopt naar extreem rechts, weze het Vander Taelen vergeven dat hij niet deelt in de moed van Wallraff: het aan het licht brengen van de waarheid wordt door het leugenachtige kapitalisme uiteraard beschouwd als verraad en de nu 71-jarige Wallraff heeft derhalve nog steeds te kampen met haat-campagnes vanwege de 'Victorianen'. En ook hier te lande vindt men lieden die maar het liefst een zogenoemde 'grote kuis' zouden willen houden onder de bevolking en in het Europese parlement zweren extreem rechtse partijen al samen en zij doen dat steeds vaker onder de noemer van alleen maar rechts om alsnog als politiek correct te kunnen blijven doorgaan. Door hun met populisme verworven bijval en derhalve door het totaal aantal kiezers dat zij kunnen pretenderen te vertegenwoordigen, zijn zij intussen een gevaar geworden voor Europa daar zij door vreemde krachten worden gestut welke Europa van binnenuit willen kelderen. Iedereen kan overigens zien wie er zoal garen zouden kunnen spinnen bij het verdwijnen van de Euro.
De zaak is uiteraard deze: wie gelooft te mogen verwachten van de kinderen en de kleinkinderen van de door Wallraff beschreven hier uitgebuite gastarbeiders dat zij onze dubbele moraal kunnen appreciëren, is ofwel niet goed snik, ofwel is hij een struisvogel, ofwel kent hij de geschiedenis niet. Bovendien is het trieste feit dat men er van overheidswege kennelijk niet meer in slaagt om overal te lande de orde te handhaven, een rechtstreeks gevolg van dezelfde hypocrisie en meer bepaald een gevolg van algemene onbekwaamheid welke uiteraard de nasleep is van een wijd verbreide vriendjespolitiek waarmee het bedrog zichzelf bestraft.
(Jan Bauwens, 20 augustus 2014)
08-07-2014
Het recht om te doden: het fundament van onze 'samenleving'...
Het recht om te doden: het fundament van onze 'samenleving'...
Eigendom kan bezwaarlijk worden bestempeld als diefstal omdat diefstal reeds het bestaan van eigendom veronderstelt, namelijk: eigendom die in dat geval ontvreemd werd. Privaatbezit mag echter wel volstrekt immoreel en zelfs moorddadig heten waar het gaat om een overschot aan levensnoodzakelijke goederen en middelen waartoe de bezitters ervan de toegang blokkeren voor mensen die aan deze goederen een levensbedreigend tekort hebben.
Dezelfde wet die ons ertoe verplicht om een burger in nood te helpen, lijkt om die reden wel in tegenspraak met de wet op de bescherming van het privaatbezit omdat men wel verplicht lijkt om aan een burger die bijvoorbeeld honger lijdt, een brood uit eigen zak te schenken. Maar uitgerekend het bestaan van instellingen die het maatschappelijke welzijn moeten garanderen, ontslaat ons van dergelijke verplichtingen en garandeert aldus tegelijk de toekomst van het privaatbezit.
Het kapitalistische systeem heeft met andere woorden haar ideologie in moreel opzicht op het droge weten te brengen door de creatie van instellingen van collectieve liefdadigheid die moeten garanderen dat in principe niemand nog van honger hoeft te sterven. De uitvinding van de Openbare Onderstand of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn dient in de eerste plaats ter rechtvaardiging van het principe van het privaatbezit of, nog correcter gesteld, moet de installatie van het OCMW het verwijt van immoraliteit aan het adres van een ideologie die steunt op het beginsel van het privébezit, in de kiem smoren.
Edoch, dat een mens niet leeft van brood alleen, lijkt hier een geheel vergeten zaak: men acht zich jegens zijn naaste tot niets meer verplicht van zodra men hem verwijst naar de instelling die water en brood verschaft aan bedelaars alsook aan de vogeltjes in de wintertuin. Er wordt met andere woorden helemaal niet meer gesproken over het gelijkheidsbeginsel dat nochtans de inzet bij uitstek was van de Franse Revolutie op het einde van de achttiende eeuw en het christelijke beginsel van de naastenliefde dat gebiedt om het beste te reserveren voor de ander, lijkt al helemaal van een andere planeet.
Maar de invoering van het eigendomsprincipe heeft goede gronden: het vormt de ultieme conditio sine quanon en derhalve de fundering voor het concurrentieprincipe die handige verkapping van het beginsel van de twistzaaiing dat de weg baant naar de heerschappij over de ruziemakers en dat wij van oudsher kennen als het devies divide et impera: verdeel en heers! Ruzie is immers ondenkbaar zonder een al dan niet tastbare zaak waarover wordt getwist of die men in de wacht probeert te slepen. Er is met andere woorden geen onenigheid denkbaar zonder een of ander privaat bezit dat op het spel staat. Zonder het eigendomsbeginsel kan men geen mensen tegen elkaar opzetten en zolang zij niet verdeeld zijn, kan men hen ook niet overheersen: elke tiran moet verdeeldheid scheppen en moet daartoe eerst het privaatbezit invoeren. Het privaatbezit is een uitvinding van de tiran, het is allerminst een aan het volk verleende gunst; het is daarentegen het ultieme middel tot verknechting van het volk.
Derhalve zal een volk dat zich bevrijden wil van het juk van de tirannie in ongeacht welke gedaante, vooraf werk moeten maken van de ontwapening van de tiran en dat betekent uiteraard vooreerst de afschaffing van het privébezit en zelfs het strikte verbod op het hebben van private bezittingen. Het kan vreemd klinken in de oren van mensen die gewend geraakt zijn aan het 'recht' op eigen bezittingen zoals dat bestaat in een kapitalistische wereld, maar is het niet heel wat vreemder om een recht te erkennen om aan anderen levensnoodzakelijke goederen te onthouden, wat in feite neerkomt op het recht om zijn medemensen te doden?
(J.B., 8 juli 2014)
29-06-2014
Het bezuinigingsscenario en wat het verbergt
Het bezuinigingsscenario en wat het verbergt
Het is haast niet te geloven maar tot de allerlaatste man blijkt er gewoon in te trappen, in het zo lustig gezongen wijsje van de levensnoodzakelijke bezuinigingen. Het werkwoord alleen al 'bezuinigen' klinkt dermate redelijk en moederlijk, dat geen zinnig mens kan tegenpruttelen zonder zich onnoemelijk schuldig te gaan voelen. Geen mens haalt het in zijn hoofd om achter het besparingsscenario iets heel anders, iets bedrieglijks te gaan zoeken. Het gezond verstand verbiedt het om het goede van bezuinigingen in twijfel te trekken. Nochtans is het een feit dat de zogenaamde bezuinigingen een verkapping zijn van een heel andere en veel minder fraaie activiteit, namelijk ordinaire diefstal.
Bezuinigen is het beperken van de uitgaven met het oog op het tegengaan van verliezen. Maar iedereen begrijpt uiteraard dat in een economie die rijkdom identificeert met een kapitaal aan geld, de verliezen van werkelijke rijkdommen helemaal niet kunnen worden bestreden met het beperken van de geldelijke uitgaven. Waar dit inzicht ontbreekt, gedraagt men zich zoals lieden die geloven dat zij armoede kunnen bestrijden door geldbiljetten bij te drukken. In dat laatste geval krimpt de waarde van het geld in dezelfde mate waarin er meer geld in omloop wordt gebracht. In het eerste geval waar men zijn uitgaven terugschroeft treedt de krimp op in het geld dat men op die manier meer overhoudt. Wie geloven dat bezuinigingen de rijkdom doen toenemen, zijn even naïef als wie denken dat men datzelfde bereikt met het in omloop brengen van meer geld.
Een goede koop sluiten is een uitgave doen van een som geld waarvoor men een waar terugkrijgt die de koopsom waard of meer dan waard is en in dat geval wint men bij elke koop of bij elke goede uitgave. De logica zelf gebiedt om aan te nemen dat daar waar men bezuinigt, men de kans op het maken van de genoemde winst a priori volledig uitsluit. En omdat in een economie zoals de huidige elke stilstand in feite een achteruitgang betekent, zal het effect van bezuinigingen dan ook exact tegenovergesteld zijn aan de bedoelingen van de bespaarder: naarmate er meer bezuinigd wordt, nemen de momenten van economische stilstand toe, met het onvermijdelijke gevolg van verarming.
Bezuinigingen kunnen de feitelijke rijkdom helemaal niet doen toenemen en het tegendeel is veeleer het geval omdat bij elke aankoop waarbij met gelden wordt betaald, een slechts veronderstelde waarde wordt geruild tegen een reële. En hier dient men oog te hebben voor een bijzonderheid die zich verbergt achter de schermen: mensen met macht kunnen de geldmassa doen toenemen maar niet de rijkdom, die immers alleen door arbeid groter wordt arbeid geleverd door mensen zonder macht. Mensen zonder macht daarentegen kunnen aan de geldmassa helemaal niets wijzigen. En die bijzondere ongelijkheid resulteert in een onrecht dat zich in onze economie verbergt: machthebbers zijn in staat om alle reële rijkdom naar zich toe te halen doordat alleen zij beschikken over de mogelijkheid om de geldmassa te manipuleren en daardoor ook diegenen die zij hebben kunnen doen geloven dat zij van het geld afhankelijk zijn. Door bezuinigingen op te leggen aan het volk, wordt het volk in de illusie gebracht dat het meer overhoudt voor zichzelf, terwijl in werkelijkheid uiteraard precies het tegenovergestelde het geval is: bezuinigen is geld onthouden aan het volk waardoor het minder rijkdom naar zich toe kan trekken zodat er nog meer rijkdom overblijft voor wie het volk manipuleren.
Bezuinigingen gebeuren immers niet door politici in naam van het volk dat scenario is enkel schijn. Politici gehoorzamen zoals elk ander aan de regel dat men het woord spreekt van wie men het brood eet: zij dienen wie hen aan de macht brachten en dat zijn de kapitaalkrachtigen, de banken. De banken teren op het volk middels een vernuftig doch eenvoudig systeem. Zij werken niet en produceren daarom ook helemaal geen reële rijkdom. Zij verdienen wel geld en zij doen dat door het installeren van een opmerkelijke ongelijkheid. Voor het geld dat zij uitlenen aan het volk vragen zij immers intresten die veel hoger liggen dan deze die zij geven aan het volk wanneer het zijn eigen gelden uitleent aan de banken. Als het volk zijn gelden uitleent aan de banken, wordt zulks niet 'uitlenen' genoemd maar wel 'beleggen' en die benaming verbloemt het feit dat de banken in feite geld lenen bij het volk en derhalve even noodlijdend zijn als alle anderen die gaan lenen. De verraderlijke term 'beleggen' suggereert dat het volk dankbaarheid zou verschuldigd zijn aan de banken die aldus het volk in de gelegenheid zouden stellen iets te verdienen aan deze handel, terwijl het tegendeel het geval is omwille van de genoemde ongelijkheid. De intresten die de banken vragen aan het volk voor het lenen van gelden, liggen immers heel wat hoger dan deze die zij aan het volk teruggeven wanneer zij bij het volk gaan lenen en die ongelijkheid verkapt niets minder dan een georganiseerde roof. Die roof wordt bovendien aangezwengeld met de carroussel van de staatsschuld, die inhoudt dat het volk tot in de eeuwigheid door politici in haar naam gemaakte schulden moet aflossen bij de banken.
Het bezuinigingsscenario houdt in: het plaatsen van een rem op het aangaan van nog meer leningen bij de banken om die ene reden dat men in het andere geval niet meer in staat zal zijn om de gemaakte schulden in te lossen. Dat de schuldeisers de banken herhaaldelijk dienen gered te worden door het volk en wel middels overheveling door politici van enorme kapitalen uit de aan het volk toebehorende staatskas naar de banken, is een feit dat het geldspel en de politiek in al hun potsierlijkheid aan de kaak stelt. Dat het volk dit laat gebeuren, getuigt misschien niet zozeer van domheid maar daarentegen van de diepe wijsheid die de waarde van de dingen kent en ook begrijpt: alle rijkdom stamt uit arbeid die om die reden adelt en geld is volstrekt waardeloos waar onder de mensen liefde heerst.
(J.B., 28 juni 2014)
25-06-2014
Verborgen onrecht â Over de verdoezeling van verantwoordelijkheid door de spreiding van schuld
Verborgen onrecht Over de verdoezeling van verantwoordelijkheid door de spreiding van schuld
Er is de misdaad de inbreuk op de wet met een dader, een slachtoffer en een eerlijke getuige waarbij die misdaad door daartoe bevoegde instanties vastgesteld wordt, de dader opgepakt, openbaar berecht en gestraft en het slachtoffer vergoed. Maar er is ook het kwaad dat mensen aan elkaar berokkenen, geheel ongezien en binnen de perken van de legaliteit; het slachtoffer vertoont geen wonden daar hij of zij psychisch wordt geschaad, sociaal wordt uitgesloten of in het merendeel van die vooralsnog totaal miskende gevallen zelfmoord pleegt ofwel 'verongelukt' zoals men het omwille van de goede toon en om zichzelf van zijn onschuld te overtuigen, zo dikwijls formuleert.
Dat dit ongeziene kwaad waartoe ook een deel van het geïnstitutionaliseerde geweld kan gerekend worden, veruit de hoofdmoot uitmaakt van al het onrecht dat geschiedt en dat het nog voortdurend aan succes wint, is goed te begrijpen vanuit het perspectief van uiterlijke straffeloosheid dat het voor de misdadigers biedt: schaamte en schande hoeven zij immers niet langer te vrezen vaak katapulteren zij die last op de koop toe naar het kamp van hun slachtoffers er rest alleen nog de 'onzichtbare' schuld. Edoch, er bestaan sinds oudsher niet alleen bijzonder doeltreffende methodes om de schuld onzichtbaar te maken, er zijn ook methodes om die schuld of althans het schuldgevoel zo goed als volledig wég te nemen. En zo overwint het kwaad het goede. Of voorlopig dan toch, want er is misschien ook nog het alziend oog van God, al doet men vaak het onmogelijke om ook Hem systemisch om te brengen, en dit nadat men Hem al eens veroordeeld en gekruisigd heeft, exact tweeduizend jaar geleden.
Voor misdadigers die zich ook nog willen ontdoen van de schuld de straf die zij nillens willens aan zichzelf berokkenen rest nog het alziend oog uit te schakelen, wat zij zo ijverig betrachten door collectief aan God het recht op leven te ontzeggen, maar ook dan nog blijkt een gevoel van schuld roet in het eten te blijven gooien. En ter bekamping van dat schuld-gevoel is er nu de beproefde methode van de spreiding van de schuld met name over meerdere schuldenaren, zo mogelijk een hele massa. Maar de crimineel legt pas de kers op de taart waar hij erin slaagt om de schuld af te wentelen op de nek van een geheel abstract systeem waarop ten slotte geen mens nog vat kan hebben.
Het klinkt misschien abstract, dat mechanisme van de spreiding van schuld met het oog op het ontlopen ervan, maar de praktijk is des te harder: een gezaghebbend en ook machtig religieus systeem sluit mensen uit die niet beantwoorden aan het door haar voorgehouden ideaalbeeld, bijvoorbeeld omdat zij homo zijn of zelfs alleen maar vrouw; vervolgens belanden deze uitgeslotenen in de marge van de maatschappij omdat zij bijvoorbeeld niet aan de bak komen op de arbeidsmarkt en ten slotte geven de naastbestaanden aan de uitgeslotenen zelf de schuld voor hun uitsluiting.
Zo kan iedereen nagaan dat tot voor kort onderwijzeressen in katholieke scholen juffrouwen dienden te zijn en te blijven: hoe paradoxaal het ook moge klinken, maar de staat van het gehuwd zijn werd door de kerk onverenigbaar geacht met de taak van de opvoeding van kinderen! Een onderwijzeres die huwde, verloor prompt haar baan en werd zodoende effectief afhankelijk van de inkomsten van haar echtgenoot. Maar in de praktijk kon dat haar in bijzonder nauwe schoentjes brengen: kreeg zij slaag van haar man, dan kon zij niet van hem scheiden omdat het ambt van onderwijzeres ook aan gescheiden vrouwen werd ontzegd in scholen welke in de regel onder het gezag vielen van een bisschop. Wie weigerde zich bij dit onrecht neer te leggen, viel uit de boot en geen werk betekende meteen geen inkomen en derhalve geen maatschappelijke status, terwijl het een feit is dat mensen mét geld zich reppen om zich van de bezitlozen te onderscheiden en jammer genoeg doen zij dat vaak ook als het hun naaste familieleden betreft.
Vrouwen, homo's maar ook 'vreemdelingen' zijn vandaag nog steeds de dupe van het kwaad van de uitsluiting dat zich zo makkelijk handhaaft door de spreiding van de schuld: het katholieke instituut weigert homo's voor de klas te zetten en waar de wet discriminatie verbiedt, grijpt de kerk zonder scrupules naar drogredenen. Als diezelfde homo's vervolgens werkloos worden of van 'den bijstand' moeten leven, worden zij geminacht door het eigen volk, en hier ziet men ook duidelijk hoe sluw het racisme zich weet te verbergen: de reden voor iemands werkloosheid wordt spontaan gelegd bij zijn vermeende luiheid zodat hijzelf er de schuld van krijgt, terwijl zij direct volgt uit een racistische misdaad in het verborgene gepleegd door bij uitstek de kerk. En homo's die niet langer aan de bak komen in het katholieke net, krijgen bij navraag naar de wettigheid van het gebeuren van het ministerie van onderwijs te horen dat de werkgever bij de aanstelling van zijn onderwijzend personeel aan niemand verantwoording verschuldigd is.
De absolute willekeur en de misdaad van het racisme verbergen zich aldus in een bedrijf dat aan de andere kant gefinancierd wordt door de staat welke geconstitueerd wordt door wetten die het racisme ten stelligste veroordelen en wie zich daar niet tegen verzetten, werken eraan mee. En niet alleen de aanstelling van het personeel verloopt naar willekeur: ook het cliënteel wat de leerlingen vandaag de facto zijn wordt op grond van racistische criteria gerekruteerd terwijl eenzelfde dubbele boekhouding wel zorgt voor volstrekt legale redenen. Zo is het allang geen geheim meer dat men op de banken van religieus geleide scholen weinig of zelfs helemaal geen 'vreemde' leerlingen kan vinden terwijl zij in staatsscholen dikwijls oververtegenwoordigd zijn.
Maar niet alleen vrouwen, homo's en 'vreemdelingen' worden aldus uitgerangeerd: het allerergste is misschien wel dat ook mensen die zich tegen de misdaad van dit afschuwelijke en vaak racistische cliëntelisme durven te verzetten, genadeloos worden afgestraft. De kritiek wordt in de kiem gesmoord; wie verbeteringen beogen, worden gedemoniseerd. Ten slotte kan het dan uiteraard alleen nog bergaf gaan met de wagen.
Dertig jaar na de kruisiging van Jezus Christus kwamen de joden in opstand tegen de Romeinse bezetter. In 70 na Christus werd die opstand onderdrukt waarbij Jeruzalem verwoest werd en geplunderd en de 'Tweede Tempel' in brand gestoken. (1) Van 72 tot 80 werd met de buit van die plundering van Jeruzalem in het centrum van Rome het Flavisch amfitheater (het Colosseum) gebouwd, het grootste circus ter wereld, voor het vermaak van het Romeinse volk. De grote Romeinse satiredichter Juvenalis (°60 en tussen 133 en 140) die het wangedrag van de heidense rijke Romeinen aan de kaak stelde en sympathiseerde met de armen op wiens kap zij grote sier maakten, spreekt in dat verband in Satire X (vers 81) over panem et circenses ("brood en spelen"). (2)
Tweeduizend jaar later zijn dezelfde barbaarse taferelen nog steeds schering en inslag. Tegen het WK Voetbal 2014 in de luxueuze massacontainer van het Maracaña-stadion (3) naast de favelas (de krottenwijken) in het Braziliaanse Rio de Janeiro werd reeds geprotesteerd in de zogenaamde Braziliaanse Lente of de Azijnopstand van 2013 die meer dan twee miljoen Brazilianen op de been bracht (4) en bij de protesten in mei 2014 werd geëist dat het WK-voetbalgeld zowat tien miljard euro zou gaan naar gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting. (5)
(J.B., 18 juni 2014)
Verwijzingen:
(1) Eén muur van die tempel staat nog overeind: het is de zogenaamde Klaagmuur.
(4) De benaming 'Azijnopstand' vindt zijn oorsprong hierin dat de betogers azijn meenamen om zich te beschermen tegen traangas tientallen betogers werden gearresteerd voor het bezit van een fles azijn... http://nl.wikipedia.org/wiki/ Azijnopstand
Zoals vandaag heel wat invloedrijke politici het hebben over het probleem van de overbevolking als zijnde een ziekte van het mensdom welke ten spoedigste bestreden dient te worden, waarbij zij kennelijk niet begrijpen dat inzake de aanpak van problemen het verwisselen van mensen met maatschappijen een bijzonder kwalijke vergissing is met dramatische gevolgen, zo ook maakten in de eerste helft van de twintigste eeuw politici de fout om het maatschappelijke met het individueel menselijke te gaan vergelijken of om in wat andere bewoordingen zich helemaal geen rekenschap te geven van de onvergelijkbaarheid van de mens met de dingen.
Een mens kan beschouwd worden als een ding in functie van bijvoorbeeld zijn gezondheid omdat deze een fysiek aspect van ons mens-zijn betreft terwijl het fysieke als een aan natuurwetten onderworpen systeem kan worden beschreven in functie van een medische behandeling vanuit inzichten in wetmatigheden die regeren over het stoffelijke. Wij zijn weliswaar meer dan stof maar voor zover wij van stof zijn, zijn wij onderworpen aan de wetten die de stof regeren: wij dienen aan de stof te geven wat de stof toekomt op straffe van de dreiging van een omkering van de natuurlijke hiërarchie. Een heer moet zijn plichten jegens zijn dienaar vervullen omdat hij anders mag vrezen dat zijn knecht zich tegen hem keert en hem overmeestert. Evengoed is sprake van een geperverteerde orde waar personen in functie staan van wat eigenlijk hun middelen horen te zijn en tot die middelen behoort het maatschappelijke apparaat: waar personen worden beschouwd als niets meer dan de bouwstenen van een maatschappij zoals ook onze cellen de bouwstenen van ons organisme zijn, is sprake van een bijzondere middel-doelomkering.
De hier genoemde omkering resulteert vrij vlotjes uit het poneren van geheel onterechte analogieën. Men kan er namelijk toe worden verleid om enkelingen te gaan beschouwen als ondergeschikt aan de groep waartoe zij behoren van zodra men mens en maatschappij onderling gaat vergelijken. Weliswaar mogen het menselijke en het maatschappelijke organisme onderling worden vergeleken maar dat is zeker niet het geval met het wezen van de twee: de mens is het doel en zowel zijn eigen organisme als het maatschappelijke zijn slechts middelen tot dat doel. Het wezenlijke verschil tussen beide blijkt inderdaad pas waar men inziet dat het maatschappelijke organisme met de maatschappij als zodanig samenvalt terwijl mens en menselijke organisme twee volstrekt onvergelijkbare zaken blijven.
De maatschappij of het maatschappelijke apparaat is niet wezenlijk verschillend van ongeacht welk ander apparaat of werktuig. Een scheerapparaat, bijvoorbeeld, bestaat uit tandwieltjes, mesjes en nog andere onderdelen, door een creatieve geest zodanig samengesteld dat men er iemand de baard kan mee afdoen. Het maatschappelijke apparaat bestaat uit mensen die voor allerlei onderdelen spelen in een door creatieve geesten uitgevonden spel met een (meervoudige) functionaliteit en zin. Zoals men zich kan bedienen van een scheerapparaat, een tandenborstel of een boek, zo ook kan men zich bedienen van de geneeskunde, het onderwijs of het gerecht, maar dan in respect voor de menselijke persoon voor wie de zelfbeperking tot een specifieke rol tijdens de uitoefening van het beroep in een welbepaald ethisch perspectief kan worden beschouwd als zelfontplooiing en als zelfoverstijging. Dit laatste echter kan uiteraard pas van toepassing zijn op voorwaarde dat het gaat om mensen die handelen uit vrije wil en derhalve vanuit inzicht, maar precies die voorwaarde ontbreekt waar sprake is van een dictatoriaal regime. Het verschil tussen een door de wet opgelegde solidariteit en een altruïsme dat grondt in een persoonlijk geloof blijft derhalve ook daar waar men er vergelijkbare objectieve consequenties aan toeschrijft, hemelsbreed omdat het ene geval ervaren wordt als een dwang, het andere als een gunst.
Wanneer de genoemde, bijzondere middel-doelomkering aan de orde is terwijl zij tevens wordt miskend, wordt zodoende de opoffering van personen aan de staat gelegitimeerd. Terwijl die toestand weliswaar onvermijdelijk kan zijn in oorlogssituaties, wijst zij in vredestijd op repressie en fascisme. En dat blijkt heel vaak het geval in maatschappijen die gestuurd worden door lui die zich beroepen op de rede, wat er in feite op wijst dat een welluidend maatschappelijke rationalisme goed samengaat met zekere vormen van fascisme. Als een elite becijfert dat het loont en zij dan ook oordeelt dat het derhalve kan, mag en zelfs moet om een deel van de samenleving op te offeren aan het geheel, dan kan het voor de gedupeerden heel moeilijk worden om zich daar tegen nog te verzetten.
Om te beginnen is de wil om een samenleving te gaan sturen eigen aan lieden met geldingsdrang: zij hebben het over stuurmanskunst of cybernetica maar in feite gaat het hen om de uitoefening van persoonlijke macht over andermans leven terwijl zij zichzelf allang op het droge hebben geholpen. De eigenlijke motivering of het doel van die elite is het botvieren van machtswellust en het voorgehouden doel, de verantwoording of de reden, is een of ander goed voor de gemeenschap, zoals bijvoorbeeld de volksgezondheid, de morele waarden en de opvoeding. De rechtvaardiging van het voorgehouden doel vereist verantwoording en dat betekent redelijkheid en argumentatie. In maatschappijen hebben zich sinds oudsher elitaire kringen gevormd die de kunst verstonden om ervoor te zorgen dat anderen voor hen gingen werken terwijl zij hen voorhielden dat zijzelf zich moesten wijden aan belangrijke en noodzakelijke taken. Deze elites waren oorspronkelijk priesters die zich bezig hielden met bijvoorbeeld het gunstig stemmen van de goden en het bezweren van het kwaad; vandaag zijn zij technocraten, politici en steeds vaker ook wetenschappers die in feite steeds vaker spelen met de rest van de bevolking: het volk moet zich laten doorlichten en onderzoeken (in de psycho-medisch-sociale centra van weleer) en vervolgens moet het zich laten bijsturen in een van bovenuit bepaalde richting: van kindsbeen af wordt men ingeënt, met laat zich scannen, voorlichten, adviseren, behandelen, genezen en onderwijzen allemaal in het teken van het algemeen welzijn. Een dubbele boekhouding, dubbele moraal of noem het maar volksverlakkerij, kenmerkt wellicht het bestuur van elke samenleving maar waar dit bedrog de perken te buiten gaat, kan men terecht spreken van fascisme.
In grote trekken zijn twee onderling tegenstrijdige maatschappelijke tendenzen werkzaam. De eerste is geënt op een christelijk model en wordt ook wel een verzorgingsstaat genoemd; omdat de menselijke persoon er centraal staat, stellen de sterkeren zich er in dienst van de zwakkeren en er wordt gestreefd naar meer menselijkheid. Het tweede model gehoorzaamt aan het recht van de sterkste; de overheersende overtuiging luidt dat enkelingen in hun bestaan afhankelijk zijn van een groep en dat de groep derhalve het recht heeft zichzelf te redden én te versterken ten koste van enkelingen. Al te gemakkelijk neemt men nu aan dat het democratische maatschappijmodel garant staat voor het behoud van de verzorgingsstaat waarin allen sterken én zwakken aan hun trekken komen, terwijl in de praktijk blijkt dat waar de sterkeren in de meerderheid zijn, zij vaak zonder scrupules de zwakkeren verdrukken.
Onze huidige democratieën zijn zodanig over het paard getild dat zij erin slagen om niet alleen aan anderen maar ook aan zichzelf voor te liegen dat zij onfeilbaar zijn en een oogverblindend arsenaal aan voorzieningen, wetten en rechten voor iedereen, alle minderheden incluis, verkapt de toenemende en vaak ten hemel schreiende misbruiken en het geweld gepleegd tegen de zwaksten. Op het ogenblik dat die dubbele moraal wordt aangeklaagd, verschijnt het kijvende vingertje dat waarschuwt voor een drastisch verlies aan welvaart voor de sterksten als zij geloven dat zij zonder grote opofferingen de zwakken onder hun vleugels kunnen nemen en die waarschuwing blijkt ook nog quasi feilloos haar werk te doen: de aanklachten verstommen en de bedrieglijke indruk dat alles naar behoren verloopt, wordt nog versterkt. Intussen stelt men vast dat het toenemen van de rijkdom gepaard gaat met het toenemen van de armoede; de rijken worden rijker en tegelijk worden de armen armer; voor elke welgestelde burger moeten zowat vijftig slaven opdraaien en steeds vaker zijn dat kindslaven.
Het vandaag meest sprekende voorbeeld van toenemende ongelijkheid is Azië. Van de naar schatting tweehonderdvijftig miljoen kindslaven leven er twee derden in Azië. De forse klim van de Chinese, wat verwesterde en kapitalistisch geworden economie, blijkt tegen de verwachtingen in, hand in hand te gaan met een toename van extreme armoede en slavernij. Steeds luider klinken in de media stemmen van beroemdheden die genadeloos komaf willen maken met de derde en de vierde wereld door de massa ertoe aan te zetten de armen aan hun lot over te laten: Sir David Attenborough gelooft dat voedselhulp aan Afrika de armoede slechts kan doen toenemen en bij ons is er beroepsethicus Etienne Vermeersch die de arme Haïtiaanse vrouwen (die tussen haakjes de nazaten van de Afrikaanse negerslaven zijn die vele eeuwen lang aan het Westen ontzaglijke rijkdommen hebben geschonken (1)) maar het liefst zou willen steriliseren. Tevens blijken vooral de superrijken zich kennelijk geheel probleemloos van slaven te bedienen zoals ook in eigen land mocht blijken uit recente schandalen met personeel van hoge ambtenaren.
In zijn Pleidooien voor moord (2) beschrijft Dick van Galen Last de auteur van De zwarte schande (3) hoe moeiteloos de wetenschap zich in dienst stelde van het wrede nazisme: in 1933 zwoeren zevenhonderd professoren trouw aan Hitler die de kweek plande van een superras. De maatschappij werd gezien als een organisme dat gezond gemaakt moest worden, onder meer door de bestrijding van parasieten, waaronder dan verstaan werd: bevolkingsgroepen zoals gehandicapten en geesteszieken. Met de gezondmaking en de versterking van de staat in het vaandel en de vaststelling dat de armste gezinnen de meeste kinderen telden, meende Hitler het vermeende probleem te moeten oplossen door de armlastigen op de een of andere manier te elimineren, en zo ontstonden 'eugenetica' en 'rassenhygiëne'. In werkelijkheid had een elite van wetenschappers dit idee al veel eerder opgevat en zo bijvoorbeeld publiceerden psychiater Alfred Hoche en jurist Karl Binding reeds in 1920 het boek getiteld Het vrije recht om onwaardig leven te beëindigen (4) en zij wachtten slechts totdat een beleid aan de macht kwam dat voor de uitvoering van die plannen zou zorgen.
Wanneer vandaag, anno 2014, de rechts-extremisten de macht in Europa reeds gegrepen hebben, kan men eerlang het allerergste verwachten met de uitvoering van plannen die immers niet langer het christelijke ideaal van de verzorgingsstaat op het oog hebben maar wel de berensterk geachte doch genadeloze superstaat, gegrondvest op de fundamenten van een niets of niemand ontziende economie. Maar ook een economie waarvan de spoedige ondergang nu reeds vaststaat...
(4) Oorspronkelijke titel: Die Freigabe der Vernichtung lebensunwerten Lebens (1920).
10-06-2014
Onze economie...
Onze economie...
Vandaag is het allemaal economie wat de klok slaat; economie wordt beschouwd als de onmisbare grondslag van ons bestaan; regeringsleiders saneren en reorganiseren, maken banken gezond en herschikken de uitgaven, brengen de import en de export in evenwicht en houden het reilen en zeilen van de munt in de gaten want zonder de economie is niets mogelijk, zo houden zij ons voor: de economie is de basis voor al wat is. En zo dikwijls hebben zij ons dit refrein voorgezegd dat wij het inmiddels in koor zijn gaan meezingen. En kijk: de pastoor werd vervangen door de filiaalhouder van de bank, zoals de bankgebouwen ook de hedendaagse kathedralen zijn gaan vervangen; want daar is het dat de biecht wordt afgenomen, dat de schulden worden gemaakt en vereffend, dat het leven wordt gepland alsook de dood én het hiernamaals. En andermaal weze het onder de aandacht gebracht dat het ons zo dikwijls werd voorgezegd dat wij het zijn gaan nazingen in koor: de economie is de grondslag van het leven, zij is onze moeder; het gouden kalf voorwaar is onze vader die wij dan ook aanbidden en voor wie wij bereid zijn het eigen leven te geven en, in navolging van de aartsvader, ook dat van onze kinderen.
De oorsprong van die gemene leugen ligt uiteraard in de verwisseling van de middelen met de doelen. Ooit trok men naar de markt met aardappelen geladen, aldaar verkocht men die voor een som geld en men kocht er een mand eieren mee. De ene waar werd tegen de andere geruild en het ruilmiddel was geld. Vandaag trekt men naar de markt met een som geld, men koopt daarmee en mand eieren die men daar weer verkoopt, waarna men terugkeert met een grotere som geld. Het bezit van de handelaar is niet langer een vracht aardappelen, eieren of nog een andere waar: het is zijn geld. En het ruilmiddel is niet langer geld: het zijn de waren. De waren zijn tot middel gedegradeerd en het middel werd verheven tot doel. Aardappelen mogen vernietigd worden om schaarste te creëren en aldus hun prijs de hoogte in te jagen, want steeds meer geld is het doel, het geld moet 'groeien'. Intussen wordt vergeten dat deze caroussel wel zot moet draaien want men mag dan alles in het werk stellen om het geld te laten groeien: de groei van het geld is een illusie, geld leeft immers niet, geld is oneetbaar en volstrekt onbruikbaar als men zich (collectief) niet voorliegt dat het anders is, al moet worden toegegeven dat men met een munt wel een tafel kan stutten als deze lijdt aan een zwevende vierde poot.
Het geld vertegenwoordigt waren, bijvoorbeeld eetwaren, maar niet het geld doch die waren zelf hebben wij nodig om te kunnen leven. Dat wij aan het leven kunnen participeren of dat wij kunnen leven zonder meer, is niet te danken aan het geld, of aan de economie, maar aan ons dagelijks brood. Brood voedt ons, als wij het hebben, maar er zijn lieden die ons de weg proberen te versperren om het te verwerven, en zij doen dat met geweld. Vandaag heeft dat geweld de gedaante gekregen van het geld.
Brood is gebakken meel uit graan dat op de akkers groeit. Wie zich wensen te voeden, behoeven naast arbeid in principe niets meer dan graan en land en dat alles vindt men naar hartelust in de natuur. Edoch, sinds geruime tijd hebben geweldenaars beslag gelegd op de natuur: zij weigeren te erkennen dat het land er is voor wie het bewerken en ze eigenen het zich toe met geweld terwijl ze zelf allerminst bereid zijn tot arbeid in het zweet van hun aanschijn. En zo gaat het er gestaag op gelijken dat het geld is wat men nodig heeft om zich te voeden: men aanbidt niet langer moeder natuur, het land of de koe die melk geeft, doch een kalf vervaardigd uit goud. Geweldenaars zijn erin geslaagd om het gros van ons te laten geloven dat zijzelf de goddelijke schenkers van het leven zijn; het is immers bij hen dat men voortaan moet aankloppen om gebruik te kunnen maken van middelen die oorspronkelijk natuurlijk zijn van aard zoals ook wijzelf natuur zijn. De natuur behoort ons toe omdat wij zelf tot de natuur behoren maar een zeker kwaad heeft die natuurlijke eenheid gespleten en pleegt systematisch chantage. Als wij erkennen dat de economie de basis is van ons leven, dan kapituleren wij voor een geweldenaar die het allerminst goed voorheeft met ons, met de natuur en met het leven. En dat de natuur systematisch om zeep gaat, is geen toeval: aan de vruchten kent men de boom. Edoch, hier zijn geen vruchten want hier is ook geen boom; hier is alleen de duivel doende die in zijn naijver de Schepper zelf naar de kroon steekt: hij neemt de schepping te baat zoals het hem uitkomt en derhalve degradeert hij haar van doel tot middel tot zijn middel waarmee hij een wereld 'herschept' waarvan hijzelf de god kan spelen. Maar is het geen onwereld, daar hij aan wie hem tegenspreken, alras het leven ontneemt?
En zo is het vandaag allemaal economie wat de klok slaat. We zijn immers bang voor het eigen hachje en dus belijden wij dat het niet zuurstof is wat wij nodig hebben om in leven te kunnen blijven, doch geld. Met dat geld immers kunnen wij ademen aan de automaten die ophangen in de straten van onze steden, onleefbaar door smog uit de geprivatiseerde natuur die onze fabrieken zijn. De toegang tot de akkers die wij nodig hebben voor ons dagelijks brood, wordt versperd door huurlingen met geweren. Niet door mensen, wel te verstaan, maar door huurlingen, want ook zij geloven dat zij niet kunnen zonder het geld waarmee zij worden ingehuurd om aan allen die niet betalen, de toegang tot de akkers te versperren. Men ziet wel dat dit plaatje in wezen makkelijk te doorprikken is; dat het volstaat om te verzaken aan het gouden kalf teneinde weer vrij toegang te verkrijgen tot de koe die melk en leven schenkt, tot de akkers, tot het dagelijks brood en tot het leven zonder meer. Wat houdt ons tegen?
Maar de leugen hier ter sprake is zo groot dat ze wel zichzelf de das moet omdoen. Onze economie draait op bedrijven die er hoe langer hoe minder naar streven om het goede voort te brengen of om ook maar iets voort te brengen zonder meer; zij wensen daarentegen alleen nog op te slokken of winst te maken. Winst maken betekent wezenlijk: meer nemen dan wat men geeft. Rijk wordt men als het verschil in waarde tussen het gegevene en wat men ervoor terugvordert, groter is dan het werk dat men daarin investeert maar is dat niet een vorm van diefstal? Onze economie elimineert genadeloos bedrijven die geen winst maken, maar het is helemaal niet moeilijk om te begrijpen dat een economie met slechts bedrijven die meer nemen dan ze geven, helemaal geen zoden aan de dijk kan brengen en dat de 'winst' die aldus wordt geboekt, van érgens komen moet en daarom ook een kostelijke illusie zal zijn als niet tegelijk een ongeziene slavernij, desnoods aan de andere kant van de aardbol, in stand gehouden wordt. Het standpunt bijtreden dat wij ons leven danken aan onze economie, betekent daarom tevens instemmen met het systeem van de slavernij, het in stand houden en bevorderen. Niets meer en ook niets minder dan dat.
(J.B., 10 juni 2014)
08-06-2014
Het 'Beest' en het Sinksenvuur
Het 'Beest' en het Sinksenvuur
Men spreekt van "groot machtsvertoon" wanneer men het anno mei 2014 heeft over de landing in Melsbroek van de president van de Verenigde Staten en over zijn verplaatsingen in een gepantserde limousine geflankeerd door veiligheidsagenten; de straten worden afgezet, het presidentiële hotel hermetisch afgesloten en het verkeer ligt lam in heel Brussel. Maar getuigt het van macht als men er fortuinen tegenaan moet gooien om zich wat te kunnen beveiligen of getuigt dat juist van angst en onmacht? De allersterkste en derhalve de meest gevreesde man ter wereld blijkt ook de meest bevreesde; zijn allerkostbaarst geachte leven blijkt het meest kwetsbare. En wie denkt dan niet aan de bijbelse spreuk dat wie het zwaard hanteren, ook zullen omkomen door het zwaard?
Potentaten of machtswellustelingen zijn controlefreaks, wat wil zeggen dat zij elk vertrouwen in hun medemensen missen, die zij om die reden dan ook tot het uiterste manipuleren en waar blijkt dat zij van de goodwill van derden afhankelijk worden, kunnen zij ook relatief vlotjes overgaan tot een of andere vorm van doodslag. Om anderen aan zich ondergeschikt te maken, zullen potentaten zich het liefst als helden profileren terwijl zij in werkelijkheid uit benauwdheid handelen en de psychologie van dit gedrag is meermaals overduidelijk gebleken ter gelegenheid van rampen.
Uit het huidige onderzoek naar het vergaan in de nacht van 14 op 15 april 1912 van de 'unsinkable' Titanic met 1522 slachtoffers blijkt dat bij de reddingsoperatie de zwaksten het moesten ontgelden en ook nadat op 6 maart 1987 in Oostende 193 mensen het leven lieten bij het vergaan van de Herald of Free Enterprise, doken getuigenissen op van overlevenden die zeker geen gestand konden doen aan de verzuchting om eerst de vrouwen en de kinderen te redden. Bij het zinken van de Costa Concordia voor de Toscaanse kust op 13 januari 2012 waarbij 32 opvarenden het leven lieten, bleek de kapitein eerst zichzelf in veiligheid te hebben gebracht.
Eerst zichzelf op het droge brengen, doen kennelijk ook het merendeel van de kapiteins van onze naties: zij vergeten alvast nooit om de eigen 'prestaties' riant te vergoeden terwijl de cijfers onomstotelijk bewijzen dat de besparingen die zij menen te moeten doorvoeren, eerst de meest noodlijdenden treffen zieken, minder-validen, ouderen en kinderen en er hoeft nog maar gewag te worden gemaakt over een rijkentaks, of de 'ondernemers' die niet zelden hun fortuin danken aan kinderslavernij in veraf gelegen gebieden, dreigen ermee te zullen uitwijken.
Alleen in de romantische cinema van Charlie Chaplin worden bloedmooie vrouwen op zwervers verliefd in het échte leven echter zijn armlastigen geheel onzichtbaar en dit ingevolge de wet uit de waarnemingspsychologie die stelt dat pas datgene wordt opgemerkt wat een gevaar inhoudt. Met andere woorden geldt in deze perverse wereld dat respect iets is wat moet afgedwongen worden zodat slechts zij worden ontzien die anderen bedreigen.
Hoe paradoxaal het ook moge klinken: machtsvertoon is blijk geven van vrees en zwakte en wellicht om deze reden wil alvast de God van het Christendom in deze wereld de machteloze bij uitstek zijn. Machtsvertoon is daarom ook even onverenigbaar met macht als de schijn der dingen met hun wezen, en die wet lijkt wel voortgesproten uit het zo gladde probleem van de zelfreferentie waar geen mens omheen kan.
Kennelijk alleen in de taal wordt zichtbaar wat anders fataal aan elke blik ontsnapt en op die wijze wordt het kwaad dat, zoals Dante het betoogt, als een worm vreet aan het hart der aarde, enigszins getemd. Vurige tongen banen zich een weg waar de dood de tongen van vlees het zwijgen oplegt en zij vermenigvuldigen zich omdat dit het wezen van de waarheid is, dat zij niet zwijgen kan. En zij heeft geen praalwagens nodig en geen tanks geflankeerd met veiligheidsagenten.
(J.B., Sinksen 2014)
02-06-2014
Overbevolking of niet? Geboortebeperking of niet? Een interview met Omsk Van Togenbirger
Overbevolking of niet?
Geboortebeperking of niet?
Een interview met Omsk Van Togenbirger
- Omsk Van Togenbirger, het lijkt erop dat men inzake het probleem van de overbevolking maar wat blijft aanmodderen, terwijl de omvang van deze dreiging voor de gehele mensheid onmiskenbaar danig groot is; hebt gij een uitleg voor dit talmen? Is hier sprake van defaitisme? Of is het lethargie? Of nog iets anders?
OVT: - Laat ik eerst herhalen dat men pas kan spreken over een overbevolking van zodra de bevolking van een stuk grond te groot is om met de opbrengst van die grond gevoed te kunnen worden. In feite is dit uiteraard onmogelijk, maar goed, we willen de hongerdood de zogenaamde 'Malthusiaanse catastrofe' voor zijn. Wel, om te beginnen moet een onderscheid gemaakt worden tussen noden en preferenties, want wat wil het volk dan eten, nietwaar? En ik bedoel: is men tevreden met graan en groenten of wil men vlees in de kuip? Iedereen weet immers dat vleeseters vele keren meer grond nodig hebben dan vegetariërs. Heel concreet betekent dit dat als de aarde tien miljard vleeseters kan dragen, zij omzeggens voor hetzelfde geld misschien wel in de behoeften van honderd miljard vegetariërs kon voorzien. Iedereen weet ook dat de helft van het voedsel gewoon wordt weggegooid en vaak reeds vooraleer het verkocht wordt, bijvoorbeeld om de marktprijs te beïnvloeden met het oog op geldelijk gewin. Zonder het kapitalistische systeem dat deze verspilling veroorzaakt, kon de aarde derhalve twééhonderd miljard vegetariërs voeden. Iedereen weet dat vele mensen zich gewoon dood eten: zij eten soms zeven keer meer dan nodig, worden daardoor ook zeer zwaar en omdat zij dan zo zwaar zijn, moeten ze ook veel meer blijven eten om hun lichaamsfuncties in stand te houden. De helft van de mensen zijn te dik: zonder hen zouden er op aarde dus nog eens zevenhonderd miljard bij kunnen. En hebt u al eens iemand horen klagen over de honden en de vele andere huisdieren die men er op na houdt, of zeg maar dat men ze kweekt, louter voor de luxe? Edoch, gezelschapsdieren waren geheel overbodig indien wij het wat beter konden vinden met elkaar. En dan is er naast het verbruik uiteraard nog het afval. Vandaag wordt het afval nog steeds niet verrekend in de verbruikskosten. Jaarlijks wordt bijvoorbeeld zowat zeshonderdvijftig miljoen ton aan plastics geproduceerd waarvan geen gram recycleerbaar is. Het gaat dus om de onophoudelijke productie van een gigantische afvalberg die ruimte inneemt en die derhalve de beschikbare ruimte gestaag doet inkrimpen, wat eigenlijk wil zeggen dat het afval onze aarde almaar kleiner maakt. En we hebben het nog niet eens gehad over afval als vergif, want ook alles wat door het afval vergiftigd wordt, is niet langer eetbaar. En hiermee wil ik alleen maar dit zeggen: vooraleer men gaat denken aan het verbieden of het onmogelijk maken van geboortes door geboortenbeperking, sterilisatie en nog andere drastische maatregelen die raken aan de fundamentele vrijheden van de mens, zou men eerst eens moeten kijken waar het schoentje knelt. Ik weet het wel, de rijken willen vlees blijven eten, zij willen duizend keer meer kunnen blijven verbruiken dan de paria's, en om die voorrechten te beschermen, moet de wereldbevolking dan maar worden ingeperkt, maar wie durft dat nog ethisch verantwoord te noemen in een tijd waarin de waarde van de gelijkheid van de Franse Revolutie nu al ruim twee eeuwen tot ons collectief bewustzijn zou moeten doorgedrongen zijn?
- Maar beweert u nu dat de overbevolking geen probleem is?
OVT: - Ik beweer dat niet de overbevolking het probleem is. De zogenaamde overbevolking is een schijnprobleem dat wordt opgehangen door een bepaald segment van de bevolking met de bedoeling een ander probleem te verkappen, namelijk dat van de ongelijkheid, en het zijn uitgerekend de probleemvervalsers die de ongelijkheid in stand willen houden omdat zij behoren tot de bevoorrechte klasse. Op aarde is er plaats voor heel veel armen terwijl het aantal van de rijken beperkt moet blijven. In feite zijn er rijken teveel maar de rijken schuiven de schuld door naar de armen, die op deze wijze twee keer boeten: de gedupeerden krijgen de schuld voor wat hen wordt aangedaan. En zo kom ik tot een tweede punt: er zijn geen rijken denkbaar zonder armen omdat voor de rijkdom van elke rijke zowat vijftig slaven garant staan. Alle rijkdom immers is afkomstig uit arbeid, terwijl alle arbeid geleverd wordt door de armen. Zoals ook u wel weet, werken de mensen niet als zij daartoe niet worden gedwongen, en zodoende werken slechts diegenen die noodlijdend zijn, hongerig of armlastig. Eenmaal rijk, stopt een mens met al zijn werkzaamheden en amuseert hij zich met de meest vergezochte tijdverdrijfselen die geen enkel nut meer kunnen hebben. Rijkelui spelen alleen nog golf.
- Maar ontkent gij dan dat het in leven houden van de armen en het verhinderen van eventuele sterilisatieprogramma's het probleem alleen maar kan doen toenemen?
- OVT: Gelooft gij nu echt dat men de armoede kon uitroeien door het aantal armen terug te dringen middels bijvoorbeeld sterilisatie?
- Ten tijde van de natuurramp in Haïti pleitte een vooraanstaand Vlaams ethicus ervoor om aan de arme vrouwen aldaar een geldsom aan te bieden in ruil voor hun sterilisatie en de beroemde sir David Attenborough pleit zelfs voor het stopzetten van voedselhulp aan arme Afrikanen omdat zij zich anders vermenigvuldigen, wat zijns inziens het probleem van de armoede alleen maar kan doen toenemen.
- Allerlei beroemdheden vertellen allerlei onzin en die wordt uiteraard ook nog geslikt door een massa van meelopers; het populisme is een echte plaag geworden waar de armslag van het meerderheidsbeginsel tekort doet aan de rechten van de minderheden; maar laat ik eerst toch nog eens herhalen dat het een kostelijke illusie is, te wijten aan kortzichtigheid en onwetendheid, om te geloven dat er in deze wereld rijken konden bestaan zonder armen.
Zoals iedereen intussen ook wel weet, is het zogenaamde geluk want in feite gaat het om een bedrieglijk geluksgevoel alvast in onze contreien ongelukkiglijk een kwestie geworden van sociale vergelijking: mensen identificeren geluk hier namelijk verkeerdelijk met winnaarschap omdat zij in deze prestatiemaatschappij niet langer elkaars medewerkers zijn maar elkanders concurrenten. Op wedijver valt niets aan te merken zolang het allemaal een beetje sportief blijft en dat wil zeggen speels; maar buiten het spel, in de ongespeelde, harde werkelijkheid, gaan de verliezers uiteindelijk dood als een bijzondere regelgeving ontbreekt die zulks verhindert. Hoe dan ook zorgt de concurrentieslag voor een polarisering van de bevolking in, enerzijds, extreem rijken en, anderzijds, extreem armen.
Maar vaak wordt over het hoofd gezien dat die polarisering allerminst het gevolg is van een groot verschil in prestatiebekwaamheid bij de mensen onderling; veel vaker immers zorgen durf, valsspelen en een verregaande immoraliteit voor exuberante winsten en voor succes. Iedereen weet toch dat multinationals die miljardenwinsten boeken, hun succes heel vaak te danken hebben aan slavernij en kinderarbeid in gebieden waar de wetgeving en de controle op uitbuiting te wensen overlaat? Iedereen weet dat mensen die teveel hebben, hun geld via de banken tegen woekerintresten uitlenen aan mensen die tekorten lijden. Over het uitlenen van geld tegen woekerintresten kan men bezwaarlijk zeggen dat dit werken is, of vergis ik mij? En vertel mij dan ook eens hoe armen die leningen moeten aangaan hun schulden kunnen terugbetalen als ze het niet doen door hard te werken? Indien zij het konden doen zoals de rijken, dan waren zij immers helemaal niet arm! Dat er geen rijken denkbaar zijn zonder armen, wil daarom ook zeggen dat rijkdom meestal aan uitbuiting toe te schrijven is.
- Haïti is daar een schoolvoorbeeld van?
OVT: - Haïti is een land van slaven die sinds oudsher voor de rijkdommen van het Westen hebben gezorgd. Christoffel Columbus ontdekte het in 1492 en noemde het eiland waarvan Haïti de westelijke helft vormt, Hispaniola(La Isla de Españiola of Het Eiland van Spanje) het oostelijke stuk is de huidige Dominicaanse Republiek; het was bevolkt met Taíno-indianen die alras uitstierven ingevolge dwangarbeid en westerse ziekten; zij werden vervangen door honderdduizenden uit Afrika geïmporteerde slaven die er werkten op de suiker- en koffieplantages uitgebaat door de Fransen. Die slavernij duurde tot de slavenopstand die volgde op de Franse Revolutie, maar het land werd onder de knoet gehouden. Van 1915 tot 1934 werd Haïti door de VS bezet; er volgden jaren van instabiliteit en van 1957 tot 1986 regeerden de corrupte en repressieve regimes van Papa Doc en Baby Doc die zowat 50.000 Haïtianen vermoordden naast nog meer verkrachtingen en martelingen. Na enkele staatsgrepen kwam in 1991 Aristide met tussenpozen aan de macht en sinds 2006 is Préval er president met de hulp van VN-troepen. De huidige Haïtianen zijn de nazaten van de Afrikaanse negerslaven; er werken nog een half miljoen kindslaven, 'retaveks' genoemd. Haïti is zowat het armste land op aarde.
De ecologische voetafdruk van deze mensen hun verbruik en afvalproductie is quasi nihil: zij produceren welvaart voor anderen en zelf bevuilen zij helemaal niets, integendeel. U weet toch dat vrachtschepen onze afgedankte computers naar Haïti brengen alwaar ze belanden op een gigantisch vuilnisbelt waar kleine kinderen die niets te eten hebben er het koper en alles wat nog bruikbaar is weer uithalen en zij zodoende de kostbare en beperkte grondstoffen zo goed mogelijk recycleren? Wie durft te beweren dat het uitgerekend deze arme kinderen zijn die de wereld overbevolken en die dus alles opvreten en ook nog bergen afval voortbrengen? Het zullen alvast geen geleerden zijn die dergelijke onzin vertellen en evenmin lui met enig ethisch besef, maar ik heb het nog gezegd: om te weten hoe laat het is, moet men allerminst bij de horlogemaker wezen.
- Maar laten we eens een concreet voorbeeld nemen, het voorbeeld van het onvruchtbare land in barre weersomstandigheden die ervoor zorgen dat de oogsten keer op keer mislukken: kan men dulden dat een volk dat daar wil overleven, dat poogt te doen door zoveel mogelijk kinderen ter wereld te brengen in de hoop dat enkelen daarvan, de allersterksten, het wel zullen halen? Is het niet een beetje cynisch om daar het recht van de sterkste te laten spelen terwijl wij toch over de mogelijkheid beschikken om in te grijpen, bij voorbeeld met sterilisatie of met anticonceptiva?
OVT: - De zaak is wel dat de mensen van ter plekke sterilisatie en anticonceptiva afwijzen omdat zij nu eenmaal kinderen willen. Om heel begrijpelijke redenen, want kinderen zijn in dergelijke streken de enige rijkdom in de betekenis van een verzekering voor de toekomst: er is ginder namelijk geen sociale zekerheid en dus ook geen pensioen! Wie in die gebieden kinderloos oud wordt, is ten dode opgeschreven want wie zal voor hem of voor haar zorgen? Dat probleem lost men niet op door geboortebeperking omdat dit vloekt met de wet van het soortbehoud; men lost het op met het pensioenrecht. En ga maar na: in landen waar mensen financieel onafhankelijk zijn van hun kinderen, worden de gezinnen kleiner; soms zelfs zo klein dat de betaalbaarheid van de pensioenen op de helling komt te staan. Sociale zekerheid is een element van onze beschaving en waar beschaving ontbreekt, neemt de natuur het over en geldt het recht van de sterkste: men houdt zoveel mogelijk kinderen om de kans op het voortbestaan van de soort zo groot mogelijk te maken, alle individuele leed ten spijt. Het getuigt van een jammerlijke zelfoverschatting om te geloven dat men aan de natuur een verbod kon opleggen; de enige remedie bestaat erin haar te verschalken... middels een betrouwbaar solidariteitsstelsel.
(J.B., 2 en 3 juni 2014)
28-05-2014
Verkiezingen 2014 [9]: Barst de hel nu los?
Verkiezingen 2014 [9]: Barst de hel nu los?
In de week voor de verkiezingen van 2014 stelde de auteur dezer aan een kandidaat politicus voor de N-VA de vraag of hij dan niet langer bereid was om het asielrecht te verdedigen zoals overeengekomen binnen de Verenigde Naties in 1948. De inschrijving van het asielrecht in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens kwam er immers nadat in de Tweede Wereldoorlog 600.000 joden stierven in de concentratiekampen van de nazi's en miljoenen mensen op de vlucht voor Hitler verborgen werden in de huizen van barmhartige burgers die aldus hun eigen leven riskeerden. Is het dan geen goede zaak dat de VN, waartoe intussen alle landen ter wereld behoren (behalve dan die 'onlanden' zoals Antarctica, de bezette Sahara en het Vaticaan) zich engageren om mensen op de vlucht voor nieuwe Hitlers op te vangen? Zijn antwoord luidde prompt dat dit wel heel lang geleden was! Maar kijk, reeds de volgende dag, op de vooravond van de verkiezingen, is er in het hart van de Europese hoofdstad een politieke aanslag met drie doden in het joods museum. [1]
Rechts wint de verkiezingen. Vooreerst dient opgemerkt dat 'rechts' een veel te verbloemende term is om die bloeddorstige partijen aan te duiden die plooien voor de nieuwe dictaturen van het geld. In Frankrijk werd het extreem-rechtse Front National van Marine Le Pen de grootste partij van het land [2], in België is er de N-VA maar ook de achterban van VLD-er Maggie De Block, in Oostenrijk de FPO, in Italië de Lega Nord en in Nederland de PVV van Wilders: deze extreem-rechtse partijen, samen goed voor straks een derde van de Europese stemmen, blijken achter de schermen allemaal handen op één buik. [3] De tellingen zijn nog niet rond of reeds op dinsdag 28 mei 2014 maakt de Franse politie zich op om met groots machtsvertoon een dreigende schurftuitbraak te gaan bekampen in Calais. Daar immers bevinden zich in vluchtelingenkampen zowat achthonderd mensen die er wachten op een oversteek naar Engeland. Zij worden omsingeld om vervolgens te worden verjaagd. [4]
Het is beslist geen toeval dat intussen in Oost-Europa de hel is losgebarsten: Oekraïne is nu in een echte oorlog met Rusland verzeild geraakt. De situatie is best complex maar niet alleen volgens Vladimir Putin is ook daar extreem-rechts verantwoordelijk voor de onlusten.
Het nieuwe rechts-extremisme lijkt wel een (misplaatste) reactie van het rijke Westen op de toevloed van armlastige vluchtelingen en het is vooral verontwaardigend wegens de ongehoorde genadeloosheid waarmee zijn aanhangers waarvan velen heden veeleer in kathedralen dan in huizen wonen, de geheel dakloze bedelaars bejegenen. De escalatie van die polarisering kan slechts in oorlog resulteren en alleen een al onverhoopt ethisch reveil kan de zich vandaag ontwikkelende en even genadeloze oorlogslogica nog breken...
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: