Een
halve eeuw geleden, in een college ergens te lande, spelde een oude
pater Jezuïet in het dagelijkse uurtje godsdienst aan zijn
leerlingen de volgende les: Waar moet gij op letten als ge in
nood zijt en ge zoekt hulp? Twee zaken, kindertjes! Niet één maar
wel twee zaken! En dat zijn de volgende. Vooreerst moet ge u wenden
tot iemand met kennis van zaken. Met buikpijn moet ge niet naar een
handlezer gaan! Hoort gij dat goed? We zijn nu in het jaar 1973 maar
nog altijd sterven massa's mensen door bijgeloof, mensen die gered
hadden kunnen worden. Erg voor mensen die niet naar een dokter toe
kunnen omdat er geen dokter is of omdat zij die niet kunnen betalen,
maar nog veel erger voor mensen die dat wel kunnen maar die liever
naar een astroloog gaan of naar een pendelaar! Dus onthoud het goed:
met maagpijn gaat gij naar een dokter toe, iemand die geneeskunde
gestudeerd heeft!
De
pater Jezuïet kijkt of zijn leerlingen nog volgen, hij herademt en
gaat door: Raadpleeg iemand met kennis van zaken, dat is dus de
eerste regel die gij in acht moet nemen. Maar luister nu goed: er is
nog een tweede regel en die is zo mogelijk nog belangrijker dan de
eerste. Heeft er iemand een idee? Niemand? Luister nu dus maar heel
goed!
De
leerlingen zetten zich schrap, de pater vervolgt: Degene die
gij raadpleegt moet kennis van zaken hebben maar alleen kennis van
zaken volstaat niet: een raadgever moet u niet alleen kùnnen
helpen, hij moet het ook nog willen
doen! Ja, gij hoort mij goed want het is geen vanzelfsprekendheid dat
mensen hun kennis gebruiken om het goede te doen! Steeds vaker
gebruiken mensen hun kennis... niet om anderen te helpen maar om er
zichzelf mee te verrijken en andere mensen te bedriegen! Kennis is
een verrukkelijk goed... als die ook nog in goede handen is en
vanzelfsprekend is dat niet: wetenschap en techniek worden in één
adem genoemd met de vooruitgang maar als de ethiek ontbreekt, dient
de kennis om wapentuig te fabriceren!
De
leerlingen zijn nu een en al aandacht. Wat de pater zegt, lijkt
eenvoudig maar dat is het allerminst. En hij opent nu zijn doos met
voorbeelden: Er bestaan malafide artsen die u kunnen maar niet
willen helpen omdat het hun eerste zorg is om zich middels uw ziekte
te verrijken en zij houden u aan het lijntje en dan doen ze uiteraard
het tegenovergestelde van datgene waarvoor zij gestudeerd hebben want
ze hebben er baat bij dat gij ziek zijt en dat ge ziek blijft
omdat ge dan op consultatie blijft
komen en pillen blijft
nemen. Steeds meer artsen schrijven hun patiënten verslavende
middelen voor en het gebeurt wel in die mate dat vandaag een vierde
van alle mensen in de geïndustrialiseerde wereld geregeld
tranquillizers nemen, pepmiddelen, slaappillen, pijnstillers of
antidepressiva en de farmaceutische industrie, die hier een
gigantische bedrijvigheid vertegenwoordigt, zou iedereen wel kunnen
helpen maar het hoofddoel wordt steeds vaker winst... en dus mensen
ziek maken!
Knoop
het dus goed in uw oren: niet één doch twéé voorwaarden moeten
voldaan zijn als gij bij iemand om hulp gaat: de helper moet u kunnen
helpen maar hij moet dat ook nog willen
doen en die tweede voorwaarde wordt mettertijd belangrijker om in het
oog te houden omdat de wereld onmenselijker wordt onder invloed van
de nieuwe religie, het bijgeloof aan de mammon. Hebt gij dat allemaal
goed begrepen?
Een
halve eeuw later, in het jaar 2023, blokken de kranten: Artificiële
intelligentie belt eenzame ouderen in Madrid
en in het artikel leest men: Oudere mensen
zullen automatisch worden opgebeld. De stem van de AI zal bijzonder
realistisch klinken.1
Inderdaad, met kennis,
met wetenschap, met artificiële intelligentie worden de oudjes in de
waan gebracht dat iemand naar hen luistert, ja, dat een medemens
medelijden met hen heeft en weldra iets zal doen om hen uit hun
benarde situatie te bevrijden. Misschien zal hij of zij de betrokken
senior wel een bezoekje brengen? Misschien zal die er wel voor zorgen
dat de maaltijden morgen wat steviger worden want van een budget van
twee euro daags kan men zich bezwaarlijk gezond voeden? Misschien zal
hij of zij, hem of haar wel weghalen uit dat vervloekte tehuis en
worden de ouderen dan elders ondergebracht waar zij niet zo betutteld
worden alsof zij kleine kleuters waren? Wie zal het zeggen!
Edoch, artificiële
intelligentie belt niemand op want artificiële intelligentie is geen
mens, artificiële intelligentie denkt niet na en voelt ook niet,
maakt geen plannen en zeker geen plannen om bij de 'gesprekspartner'
op bezoek te komen, laat staan om die bij te springen en uit zijn
benarde toestand te bevrijden. Artificiële intelligentie is een
louter instrument, een ding dat doet alsof het spreekt en luistert,
meeleeft en belooft. Het doet alsof, het is een stukje
hoogtechnologie bedoeld om anderen laag te houden, om hen om de tuin
te leiden, rustig te houden, op het verkeerde been te zetten, te
manipuleren of in een waan te brengen die alleen profijt bezorgt aan
wie het technologisch snufje in kwestie kopen en verkopen.
En is dit niet de te
verwachten logische stap na de aan de gang zijnde ontmenselijking van
de mens? Want aan de kassa van het warenhuis zit een juffrouw zich
zwaarlijvig te drinken in de cola terwijl zij voldoet aan de eis van
haar werkgever: zij glimlacht, rekent af en wenst de klant die zij
van haar noch pluimen kent, een fijne dag. Het is niet uitgesloten
dat die wens vanuit het diepste van haar hart komt maar (en nu volgt
een paradox:) veel waarschijnlijker is het dat zij zich gedraagt
precies zoals het door haar baas van haar wordt gevraagd, wat wil
zeggen: als een robot want zij is tenslotte ook maar een mens. De
kassajuf maar ook de gerant, de rekkenvullers, de mensen aan de
beenhouwerij, de bakkers in de winkels en de leraren op school, de
politiemensen op straat, de dokters en de advocaten, kortom allen die
aan de slag zijn in een maatschappij die doet denken aan wat
Dostojevski typeerde als het 'kristallen paradijs', waarmee de grote
automaat bedoeld wordt waarop de staat is gaan gelijken en waarvan
wij allen steeds vaker louter onderdelen zijn, ontmenselijkte mensen
en derhalve massamensen, in de economie elkaar beconcurrerende
automaten die gestaag evolueren naar in de oorlog elkaar dodende
soldaten.
De
robot of de niet-mens die onvermijdelijk de onmens is, volgt
logischerwijze uit de mens als die ontmenselijkt wordt en zo ziet men
na de rage van de modepoppen, zoals vrouwen maar ook mannen steeds
vaker worden getypeerd, dat echte poppen nu hun plaats gaan innemen.
Bejaarde doch stinkend rijke potentaten pronken op de foto met aan
hun zijde een jeugdige filmster; zij geven alle anderen het nakijken
maar dat doet de filmster op den duur ook met hen omdat zij nu
eenmaal werd betaald om te acteren en omdat zij daar ook mee ophoudt
als de input stopt of als een concurrent van haar bestuurder méér
biedt.
De
eerste fase is dus die waarbij mensen onder druk van het bestuur van
geld en macht zichzelf herleiden tot in dit geval een modepop en in
de tweede fase die daar logischerwijze op volgt, houden mensen gewoon
op met trouwen en schaffen zij zich een pop aan van plastiek die
echter échter lijkt dan de onbetaalbare eega van de potentaat.
Inderdaad, steeds meer jonge mensen
blijven single en getrouwde koppels slapen apart.2
In de kranten leest men almaar vaker: Mannen en vrouwen
weten niet meer hoe ze elkaar kunnen verleiden. Maar ook de virtuele
en fictieve wereld waarin velen leven is een rem. Jongens worden
verliefd op manga-figuren. Fysiek contact in het openbaar is taboe.3
Prostitutie, telefoonseks en sekspoppen van siliconen nemen de plaats
in van de onder druk van de hegemonie van het geld sowieso al
geacteerde partners.4
Zelfs filosofieprofessor Etienne Vermeersch geloofde in het
zogenaamde Turing-criterium: van een machine moet aangenomen worden
dat zij kan denken vanaf het ogenblik dat men niet langer in staat is
om (in casu: bij contact middels chatten) de machine erop te
betrappen dat zij géén mens is. En is dit niet de omgekeerde
wereld?
Jawel,
op geacteerde partners of ontmenselijkte mensen volgt geheel
logischerwijze de Artificial Intelligence want met die
ronkende titel pakken de sales managers van die perverse
producten uit terwijl zij het vervolg van de ontmenselijkte mensen op
de markt brengen en dat zijn de niet-mensen, de robots. Gij hoort het
goed en het is de klaspater van weleer die ons vanuit het graf herinnert
aan de les: Het lijkt er hoe langer hoe meer op dat de robots
die volgen op de ontmenselijkte mensen, waarachtig intelligent zijn
en als geen ander kennis van zaken hebben maar het staat als een paal
boven water dat al wie dat geloven en het bovendien slikken dat zij
ook nog de wil hebben
om te helpen, de bal helemaal mis slaan: van een wil kan daar slechts
sprake zijn in de zin waarin men ook aan een valstrik een wil kon
toeschrijven want in wezen gaat het hier om uiterst bedrieglijke
tuigen, koelbloedige moordtuigen zelfs, geprogrammeerd om bij hun
cliënten - zeg maar slachtoffers - dezelfde waan te creëren die het
lokaas schept voor de vis net vooraleer die toehapt en aan de hengel
bengelt!
In
de vierde eeuw beschreef Augustinus van Hippo drie stadia in de
menselijk evolutie gezien door de bril van wat de katholieke
theologie zou worden. Het eerste stadium dateert van voor de
zondeval, waarin de mens nog vrij was om te "kunnen
zondigen", hij kon immers nog steeds kiezen om al dan niet
van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten. Dit was het
stadium van "posse peccare". Edoch, eenmaal hij
gegeten had van de appel, eenmaal hij ongehoorzaam geweest was,
eenmaal hij gezondigd had, was hij eens en voorgoed een zondaar en
kon hij er niet meer voor kiezen om niét te zondigen: hij was niet
langer totaal vrij. Dit
tweede stadium is volgens Augustinus het stadium van het "niet
(meer) kunnen niet zondigen"of "non posse
non peccare". Als derde en laatste stadium zag Augustinus
het stadium van na de wederkomst van Christus op de nieuwe aarde waar
mensen niet meer kunnen (en ook niet meer willen) zondigen, het
stadium van het "non posse peccare"dat
het paradijs in glorie nog zou overtreffen.
Wij
willen Augustinus niet naar de kroon steken maar de werkelijkheid van
alledag toont overtuigend en jammer genoeg aan dat het derde stadium
van het "niet (meer) kunnen zondigen" of het non
posse peccarezich nu inderdaad aandient, maar dan
helemaal niet in die betekenis die Augustinus eraan gaf. Immers, niet
Christus is teruggekomen maar wel Lucifer en de nieuwe aarde
overtreft het paradijs van weleer ook niet, zij is daarentegen de hel
zelf met al haar attributen, het vuur en de duivels incluis. Het "non
posse peccare" is er nu immers in de ooit ondenkbare
betekenis van het allergrootste kwaad waarbij alle waarden omgekeerd
werden, gehoor gevend naar het gebod: "De duivel ziet u, hier
vloekt men niet". En men moet blind zijn om dit niet te
zien.
"Orde
der Artsen wil dat u uw dokter verwittigt wanneer u een consultatie
opneemt met smartphone"1,
zo blokt HLN van
gisteren en dat wil zeggen dat voortaan iedereen gecontroleerd wordt
en wel door iedereen
en ook nog met betrekking tot alle gestelde en niet gestelde
handelingen en gesproken én niet gesproken woorden. De camera's alom
en het BurgerInformatieNetwerk met als het op de planken naar binnen
geslopen motto van "iedereen spion van
iedereen", blijkt helemaal niet de
uitkomst van de veiligheid die men oorspronkelijk beweerde na te
streven maar wel die van het waterdichte wantrouwen: het vertrouwen
immers werd definitief onmogelijk gemaakt, iedereen gaat nu
principieel altijd en overal bij de duivel te biechten en men kan
zich het beste de situatie voorstellen van de biechteling in de
biechtstoel waarin de biechtvader werd vervangen door een camera die
de bekentenissen opneemt en ook stante pede
uitzendt naar de verste uithoeken der aarde
(op ieders smartphone en pc).
Hiermee rijft de sluwe
Lucifer uit Vondels gelijknamige toneelspel de overwinning binnen met
als resultaat het einde van de vrijheid, wat nota bene ook het einde
is van de mens. In het jaar 1654 beschrijft Joost van den Vondel hoe
Lucifer, aangesteld als stadhouder over de schepping, het afkeurt dat
God de engelen, die toch zuivere geesten zijn, de opdracht geeft om
de mens die deels van stof is, te dienen. In zijn Lucifer schreeuwt
de jaloerse Belzebub het uit nadat de gezant Apollion verslag
uitbracht over hoe de mens door de schepper op handen wordt gedragen:
"Men zou ons
Paradys om Adams hof verwenschen.
't Geluck der
Engelen moet wycken voor de menschen'."
Uiteraard
is de bovenstaande gedachtegang oneigenlijk: de eigenschap van
sterfelijkheid of onsterfelijkheid is irrelevant met betrekking tot
de idee 'mens'. Een idee kan niet sterfelijk of onsterfelijk
zijn, evenmin als een vorm, een archetype, het DNA van een soort of
een getal: al die zaken zijn immaterieel, zij hebben een stoffelijk
en derhalve een vergankelijk medium nodig dat bovendien verwisselbaar
is maar hun essentie is onstoffelijk van aard. En dat houdt uiteraard
in dat zowel de zondeval waarmee Adam de mens als zodanig sterfelijk
zou hebben gemaakt als het verlossingswerk waarmee de 'tweede Adam'
de onsterfelijkheid van 'de' mens hersteld zou hebben, irrelevant
zijn: de eigenschappen van sterfelijkheid of onsterfelijkheid zijn
irrelevant met betrekking tot ideeën en de theorieën van zondeval
en verlossing zijn in dat licht nog maar moeilijk te begrijpen.
Vandaar
moet dan ook een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de
mensheid en anderzijds de mens of de idee 'mens' en de
mensheid moet dan noodzakelijkerwijze gezien worden als een nieuw,
stoffelijk organisme, bestaande uit al de stoffelijke mensen. Het
gaat niet om de soort of om het soortbegrip maar om het tot stand
komen of het opnieuw tot stand komen van een organisme, namelijk het
lichaam van een nieuw wezen - de mensheid - waartoe alle
afzonderlijke menselijke individuen dienst doen als cellen.
Onmiddellijk
moet hierbij opgemerkt worden dat het nieuwe wezen dat aldus tot
stand komt en dat de hele aarde zou omvatten, zal gekarakteriseerd
worden door een specifieke orde waaraan al de afzonderlijke cellen
gehoorzamen en die orde wordt tot stand gebracht en in stand gehouden
door regels en wetten. Gaat het om puur natuurlijke wetten, meer
bepaald om de wetten van de jungle gehoorzamend aan het recht van de
sterkste, dan kan er bezwaarlijk sprake zijn van een nieuw lichaam
omdat het geheel van alle mensen dan gewoon resulteert in de soort.
Gaat het om een totalitair systeem dat gehoorzaamt aan een potentaat,
dan worden alle cellen geëgaliseerd tot een massa van volgelingen,
robots of soldaten. Is er echter sprake van een gecoördineerd
samenwerkingsverband tussen alle cellen die functionele weefsels en
organen vormen, dan kan men misschien al spreken over 'een mensheid'.
Nu
is er helemaal geen religie nodig en zeker geen christendom om 'een
mensheid' in een of andere vorm tot stand te brengen: het communisme
streeft met het wereldcommunisme exact hetzelfde na als de
Islamitische Staat, het Katholicisme en de liberale wereldhandel die
zich vertrouwt op de 'onzichtbare hand' van Adam Smith. Maar allemaal
willen zij dat iedereen hùn ideologie aanneemt. In het geval waarbij
alle individuen gekerstend zijn, zou het zogenaamde verrezen lichaam
van Christus tot stand komen. Waar allen zich tot het communisme
bekeren, wordt de wereld één staat zoals beschreven door Orwell in
zijn 1984. En ook de theocratieën streven de
wereldheerschappij na. Het resultaat is echter nimmer de mensheid
onder een of andere ideologie maar wel een strijd van de aanhangers
van de vele verschillende ideologieën en dat wil zeggen: oorlog.
(J.B.,
14 oktober 2023)
13-10-2023
Plato en de opstanding (aflevering 5)
Plato
en de opstanding (aflevering 5)
Het
geloof in de opstanding van het vlees is eigen aan de Zoroastriërs
uit Perzië (het huidige Iran - Zarathustra leefde ca. 1000 voor
Christus en vandaag telt het Zoroastrisme nog steeds ca. 300.000
gelovigen) en aan de religies van het Boek, dat wil zeggen: het
jodendom, het christendom en de islam maar niet alle joden geloven in
de opstanding (de farizeeën deden dat, de sadduceeën echter niet)
en ook in het christendom wordt over de opstanding niet veel gezegd,
behalve dan bij Paulus in zijn brieven aan de Korintiërs (1
Korintiërs 15:12-581)
en aan de Romeinen (Romeinen 4:23-252
en Romeinen 10:93)
en het
Paulinische christendom is dan ook de kern van het katholicisme. De
derde-eeuwse exegeet Origenes (die Mattheüs 19:124
toepaste en zichzelf castreerde) heeft het over de verrijzenis in
een vergeestelijkte mens en niet over de verrijzenis van het vlees,
de kerkvader Methodius van Olympos (311) spreekt over de
verrijzenis als over het het opnieuw 'gieten' van de mens, die door
de dood 'gesmolten' is, in zijn oorspronkelijke 'vorm' en de heilige
Gregorius van Nyssa (335-394) ziet, zoals ook Paulus, de verrijzenis
als een herstelproces: zoals de zonde van Adam de mens sterfelijke
maakte, zo is Christus de tweede Adam die door het uitboeten van de
zonde aan de mens zijn staat van onsterfelijkheid teruggeeft.
Echter,
men kan zich hierbij de bedenking maken dat hier niet de persoonlijke
onsterfelijkheid van elke mens bedoeld kan worden aangezien de
voorgestelde vergelijking wat betreft het eerste deel slaat op Adam
en derhalve op de mensheid als zodanig die ten val komt, zodat ook
met het tweede deel van de vergelijking, namelijk betreffende de
verlossing en de opstanding, niet de afzonderlijke mensen bedoeld
kunnen worden maar wel opnieuw de mensheid als zodanig die dan immers
via het als kerk verrezen lichaam van Christus diens eeuwig leven of
diens onsterfelijkheid realiseert.
Dat
laatste brengt ons terug bij Plato's vormenleer en bij de gedachte om
de individuele mensen te beschouwen als onvolmaakte en vergankelijke
emanaties van de volmaakte en onsterfelijke idee 'mens'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
13 oktober 2023)
1
1 Korintiërs 15:12-58, Statenvertaling: 12
Indien nu Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt
is, hoe zeggen sommigen onder u, dat er geen opstanding der doden
is?/13 En indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook
niet opgewekt./14 En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan
onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof./15 En zo worden wij
ook bevonden valse getuigen Gods; want wij hebben van God getuigd,
dat Hij Christus opgewekt heeft, Dien Hij niet heeft opgewekt, zo
namelijk de doden niet opgewekt worden./16 Want indien de doden niet
opgewekt worden, zo is ook Christus niet opgewekt./17 En indien
Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij
nog in uw zonden./18 Zo zijn dan ook verloren, die in Christus
ontslapen zijn./19 Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus
zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen./20 Maar
nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden
dergenen, die ontslapen zijn./21 Want dewijl de dood door een mens
is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens./22 Want gelijk
zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen
levend gemaakt worden./23 Maar een iegelijk in zijn orde: de
eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn
toekomst./24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk
aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet
gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht./25 Want
Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn
voeten zal gelegd hebben./26 De laatste vijand, die te niet gedaan
wordt, is de dood./27 Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten
onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen
zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle
dingen onderworpen heeft./28 En wanneer Hem alle dingen zullen
onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien,
Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in
allen./29 Anders, wat zullen zij doen, die voor de doden gedoopt
worden, indien de doden ganselijk niet opgewekt worden? Waarom
worden zij voor de doden ook gedoopt?/30 Waarom zijn ook wij alle
ure in gevaar?/31 Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onzen
roem, dien ik heb in Christus Jezus, onzen Heere./32 Zo ik, naar den
mens, tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het
mij, indien de doden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken,
want morgen sterven wij./33 Dwaalt niet. Kwade samensprekingen
verderven goede zeden./34 Waakt op rechtvaardiglijk, en zondigt
niet. Want sommigen hebben de kennis van God niet. Ik zeg het u tot
schaamte./35 Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt
worden, en met hoedanig een lichaam zullen zij komen?/36 Gij dwaas,
hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven
is;/37 En hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat
worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of
van enig der andere granen./38 Maar God geeft hetzelve een lichaam,
gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam./39 Alle
vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der
mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander der
vissen, en een ander der vogelen./40 En er zijn hemelse lichamen, en
er zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid der
hemelse, en een andere der aardse./41 Een andere is de heerlijkheid
der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is
de heerlijkheid der sterren; want de ene ster verschilt in
heerlijkheid van de andere ster./42 Alzo zal ook de opstanding der
doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt
opgewekt in onverderfelijkheid;/43 Het wordt gezaaid in oneer, het
wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het
wordt opgewekt in kracht./44 Een natuurlijk lichaam wordt er
gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een
natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam./45 Alzo is er
ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende
ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest./46 Doch het
geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het
geestelijke./47 De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede
Mens is de Heere uit den Hemel./48 Hoedanig de aardse is, zodanige
zijn ook de aardsen; en hoedanig de Hemelse is, zodanige zijn ook de
hemelsen./49 En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen
hebben, alzo zullen wij ook het beeld des Hemelsen dragen./50 Doch
dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet
beërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de
onverderfelijkheid niet./51 Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij
zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd
worden;/52 In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste
bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk
opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden./53 Want dit
verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke
moet onsterfelijkheid aandoen./54 En wanneer dit verderfelijke zal
onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal
onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden,
dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning./55 Dood,
waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?/56 De prikkel nu
des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet./57 Maar
Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus
Christus./58 Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig,
onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als
die weet dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere.
2
Romeinen 4:23-25, Statenvertaling: 23
Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem
toegerekend is;/24 Maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend
worden, namelijk dengenen, die geloven in Hem, Die Jezus, onzen
Heere, uit de doden opgewekt heeft;/25 Welke overgeleverd is om onze
zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
3
Romeinen 10:9, Statenvertaling: 9 Namelijk,
indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart
geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig
worden.
4
Mattheüs 19:12, Statenvertaling: Want
er zijn gesnedenen, die uit moeders lijf alzo geboren zijn; en er
zijn gesnedenen, die van de mensen gesneden zijn; en er zijn
gesnedenen, die zichzelven gesneden hebben, om het Koninkrijk der
hemelen. Die dit vatten kan, vatte het.
11-10-2023
Plato en de opstanding (aflevering 4: Agustinus)
Plato
en de opstanding (aflevering 4: Augustinus)
Een
redelijke benadering van het geloof in een wereld waarin het geloof
ten onrechte als onredelijk afgeschilderd wordt, wordt ons reeds in
de eerste eeuwen na Christus geboden door kerkvaders die gepoogd
hebben om aan de christelijke leer gestalte te geven in een Grieks,
filosofisch denkkader, vooral gebaseerd op Plato en de neoplatonici.
Wellicht de grootste christelijke filosoof uit die vroegere periode,
die de (periode van de) Patristiek genoemd wordt (van het
Latijnse woord pater dat betekent: vader, en dat hier
betekent: kerkvader), is de in Noord-Afrika geboren Aurelius
Augustinus (354-430), bisschop van Hippo (in het huidige Algerije).
Augustinus
noemde zijn eigen jeugd losbandig, en hij zocht naar een verklaring
voor het kwaad. Eerst vond hij die bij de sekte van Mani
(216-276/77), de zogenaamde manicheeërs, in hun uit christelijke en
zoroastrische elementen opgebouwde theorie die stelt dat er zowel een
goede als een kwade god bestond; het kwaad zou alleen door ascese
overwonnen kunnen worden. Op zijn drieëndertigste wordt Augustinus
christen. Hij wil het Christendom in een filosofisch (Platoons en
neo-Platoons) denkkader plaatsen.
God
is het goede, en de bron van alles wat is; de ware werkelijkheid is
geestelijk en de ware gids tot geluk en kennis is de Heilige Schrift.
De ziel is eeuwig, maar zij wordt al dan niet gered in de tijd.
Religie speelt zich af tussen onze ziel, die geschapen is naar Gods
beeld, en God zelf: zelfkennis is daarom een weg naar kennis van God
- het doel van ons bestaan.
God
is de schepper, maar hij grijpt ook in de wereld in. Hij verlicht ons
verstand om de waarheid te kennen. God wordt ons geopenbaard in de
Schrift, maar ook in de orde en de schoonheid van de natuur. Ons
verlangen naar geluk wordt pas bevredigd door onze vereniging met
God.
Het
kwaad is niet (door God) geschapen: het is slechts een tekort aan het
goede, net zoals wanorde een gebrek aan orde is. God bedoelde de mens
als medewerker in vrijheid, en de mogelijkheid tot misbruik van die
vrijheid is een onvermijdelijk gevolg daarvan. De erfzonde deed de
ganse mensheid vallen en maakte haar onderhevig aan verleidingen.
Toch hebben verleidingen de zonde niet veroorzaakt: zij zijn alleen
een gevolg ervan. Bovendien gaf God de mens de middelen om tot
verlossing te komen: hij moet namelijk God aanvaarden.
Het
is de overtuiging van Augustinus dat men eerst moet geloven om te
kunnen begrijpen. Tevens is de rede de mogelijkheidsvoorwaarde tot
het geloof. Naar het beeld van God geschapen, kunnen wij redelijk
denken, maar het is pas door oefening dat wij intelligentie
verwerven. Eerst is er dus rede, dan intelligentie of begrip,
tenslotte geloof. Zoals Plato aantoonde in zijn Meno, is de rede in
staat om te herkennen wat men haar toont: de slaaf Meno 'herinnert
zich' het bewijs van de stelling van Pythagoras; het bewijs is een
waarheid die reeds in zijn ziel aanwezig is, en die hem duidelijk
wordt door de gerichte (zelf)ondervraging. De erfzonde heeft de
onmacht van de rede veroorzaakt. Augustinus zegt: "Begrijp
mijn woorden teneinde te kunnen geloven, maar om te begrijpen, geloof
in het woord van God". Anders uitgedrukt: "Crede ut
intelligas" ("geloof opdat je zou (kunnen)
begrijpen"). Eerst is er het geloof dat als het ware een
vermoeden heeft van de waarheid: het geloof zoekt, en dit zoeken is
noodzakelijk voor het vinden (van de waarheid): "Fides
quaerit, intellectus invenit". Zo is het begrip de beloning
voor het geloof ("Intellectus merces est fidei").
Wat is dan geloven? Geloven in God ("croire en Dieu")
is leven zoals God het wil. Dit is iets anders dan geloven dat God
bestaat ("croire à Dieu"), want dat doet ook de
duivel. Om in God te geloven, moet men eerst God beminnen. Alleen de
gelukzaligen weten wat wij slechts kunnen geloven. Als ge niet
gelooft, zult ge niet vinden; zoekt en gij zult vinden; het zoeken
verschilt van het vinden zoals het geloven verschilt van het
begrijpen; het geloof zoekt, het verstand vindt; het geloof is een
weg naar het kennen of het begrijpen. Want als het zo is dat het
geloof zoekt en het verstand vindt, dan is Diegene die gevonden wordt
zodanig dat, eenmaal Hij gevonden is, men Hem nog zoekt. Onze kennis
van de tijdelijke én van de eeuwige zaken steunt op geloof en hoop:
we kennen het verleden door geloof, de toekomst door hoop, het heden
door geloof in getuigen; het onzichtbare (zoals de Rechtvaardigheid
en de Wijsheid, ) geloven en hopen we ooit te zien, en 'zien' we nu
reeds door het licht van de intelligentie, waarbij de rede even zeker
is als datgene wat we door de rede kennen. Wat we zien met het
verstand is zekerder dan wat we zien met de zintuigen. Altijd wordt
het begrijpen, het denken, gedragen door de liefde voor de waarheid
of de wijsheid (filo-sofie). Daarom is ware filosofie ook
christelijke filosofie. Wat we zintuiglijk kennen is onzeker; wat we
kennen met het verstand is zekerder; maar wat we kennen met het
geloof (de liefde) is het zekerste, en die kennis overtreft alle
argumenten; we ervaren dit in de liefdesverklaring van wie zegt:
"Geloof me, dat ik van je hou".
We
kunnen ons vergissen inzake zintuiglijke kennis, maar we weten wel
zeker dat we 'iets' waarnemen: zelfs als we ons vergissen, mogen we
besluiten dat we bestaan: "Si enim fallor, sum". René
Descartes zal dit 1200 jaar later herhalen. Onze twijfel leidt tot
een zekerheid: wij denken, wij hebben een ziel. Wat is de ziel?
De
mens bestaat uit een lichaam en een ziel, zo stelt Augustinus. De
ziel is reeds volmaakt en onsterfelijk; zij moet het lichaam leiden.
De mens is een redelijke ziel die zich van het lichaam bedient (zoals
de werkman een werktuig bedient) en die het lichaam begeestert. Hoe
de twee verbonden zijn, is een groot mysterie. De ziel bezielt het
lichaam zoals zijzelf bezield wordt door de goddelijke ideeën, en
alleen zo blijft het lichaam in leven. Dat de ziel waarneemt,
betekent dat zij een bepaald gebruik maakt van het lichaam. We kunnen
niet gewaarworden zonder tegelijk te kennen (of waar te nemen):
"sentire non est corporis sed animae per corpus".
Het hogere veroorzaakt het lagere en niet andersom. Het is de ziel
die het lichaam doet leven en doet voelen (ze 'bezielt' het lichaam)
teneinde het deelachtig te maken aan het hogere: de ziel wil het
lichaam laten leven en doen verrijzen. De pijn illustreert dit: het
pijngevoel is een verhoogde aandacht van de (beschermende) ziel voor
het lichaam dat in gevaar verkeert.
De
analyse van de waarnemingskennis toont het bestaan van de ziel aan,
en zo ook toont de analyse van de ziel het bestaan van God aan. Wij
maken onze gedachten immers niet zelf. Ze komen tot ons via woorden,
maar ze vallen er niet mee samen. Het bewijs: soms kan een toehoorder
een woord beter begrijpen dan diegene die het uitspreekt. Men
begrijpt een woord pas als men de betekenis ervan reeds kent. Waar
komt die kennis dan vandaan? Men moet ze in zichzelf ontdekken, zo
zegt Augustinus. Onze woorden en onze leraren kunnen ons slechts
uitnodigen tot het raadplegen van de waarheid in onszelf. Die
waarheid is niet ons eigen bezit, want zij wordt door allen gedeeld,
net zoals het licht, dat geen product is van onze ogen. Dat licht is
God, of Christus. Waarheid vinden is daarom God ontmoeten (het licht
zien). Zoals de zon de dingen belicht voor het oog, zo belicht God de
waarheid voor onze ziel. God is dus het licht van ons verstand. Wij
kunnen zien wat verlicht wordt (het denken), maar wij kunnen ook het
licht zelf zien (de mystiek). Zintuiglijke kennis dient slechts om
ons naar binnen te doen kijken, namelijk naar de ideeën die aan de
oorsprong liggen van de zintuiglijk waargenomen dingen. Het ganse
universum is doordrongen van de goddelijke waarheid, en verkeert in
een perfecte orde, die (afhankelijk van onze graad van volmaaktheid)
gekend kan worden.
Omdat
we moeten zoeken om te kunnen vinden, is ons vinden een herkennen van
wat we al kenden, en van wat we ons herinneren. De ziel zoekt nu haar
eigen natuur, die gelukzaligheid is, en die ze (door de erfzonde)
vergat, te herkennen. De ziel zoekt spontaan het geluk (God) omdat ze
het zich herinnert. Zich God herinneren betekent: aandacht hebben
voor zijn voortdurende aanwezigheid (Alomtegenwoordigheid). God doet
de ziel leven zoals de ziel het lichaam doet leven. Veeleer dan God
te bewijzen, moeten we Hem vinden. Die wijsheid is het einddoel van
onze kennis. Ons leven is een voorbereiding op de mystieke
contemplatie van God; wijsheid is een overgave aan die contemplatie.
Waar wij begeren, doen wij kwaad; het grootste kwaad van de mens is
dat hij zichzelf als einddoel van Gods schepping beschouwt.
Wijsheid
(geweten) en wetenschap (verstand) openbaren dezelfde waarheid, maar
elk op een ander niveau, want eenzelfde licht verlicht het hogere en
het lagere. De mens ondergaat de goddelijke orde maar hij kiest
vrijwillig voor of tegen de morele orde. Anders gezegd: de morele
orde vraagt de vrijwillige medewerking van de mens. Zoals alle
lichamen geordend worden door hun zwaarte, zo ook worden de zielen
geordend door de liefde, die hen naar hun natuurlijke plaats brengt:
de mens wordt door zijn liefde bewogen (ook wanneer hij kwaad doet).
De vraag luidt dus wat hij moet beminnen, met andere woorden: wat is
de deugd? De deugd is: willen wat we moeten willen, beminnen wat we
moeten beminnen. De liefde bepaalt de wil, de wil bepaalt de daad.
Wanneer is een daad goed of slecht? Augustinus zegt dat er geen goede
of kwade passies of voorwerpen zijn, wel zijn er goede en kwade
intenties. Het hoogste goed is de liefde van een persoon voor
een andere persoon. Dit is de 'liefdadigheid': de liefde waardoor men
bemint wat men moet beminnen, en die is gericht op God. In de liefde
tot de dingen, bemint men slechts zichzelf; personen bemint men
daarentegen om henzelf (dit is: 'intrinsiek'). De naastenliefde
steunt op de menselijke gelijkwaardigheid, en zij maakt daarom één.
Deze liefde kent geen maat: "perdre son âme, c'est le
sauver". Wie het hoogste goed bezit, bezit alles. Dit is: de
liefde tot God, of: het mateloze geven van zichzelf ("Deus
charitas est"). "De prijs van het graan is uw geld;
de prijs van een stuk land is uw zilver; de prijs van een parel is uw
grond; maar de prijs van de naastenliefde zijt gijzelf". Dat
betekent: iets is zoveel waard als gij ervoor moet betalen, en het
meest waardevolle is dus datgene waarmee ge met uzelf betaalt. "Uw
schepper eist alles van u" ("Totum exigit te, qui fecit
te"). "Bemin en doe wat je wil" ("Dilige,
et quod vis fac"). Alle moraal vloeit vanzelf voort uit
alles wat uitdrukking geeft aan de liefde van God.
Verwijzingen:
Bovenstaande
tekst komt grotendeels overeen met het zesde hoofdstuk van ons
geschrift, getiteld: Het goede zoeken (Serskamp,
2003). De integrale tekst daarvan vindt men hier:
Augustinus,
Aurelius, A
treatise on faith and the creed (De
Fidei et Symbolo),
Christian Classics Ethereal Library, at Calvin College, upd. 27 May
1999.
Gilson,
E., Introduction
à l'étude de Saint-Augustin,
J. Vrin, Paris 1949.
Plato,
Verzameld
werk,
ingeleid en geannoteerd door X. De Win, DNB,
Antwerpen 1980.
VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE - Over de uitbraak van WOIII
VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE - Over de uitbraak van WOIII
Jan Bauwens Serskamp maart 2023
09-10-2023
Plato en de opstanding (aflevering 3)
Plato
en de opstanding (aflevering 3)
Is
het geloof als zodanig vergezocht en verraadt het een paranoïde
ingesteldheid, ja, een geestesziekte, zoals sommigen het stellen? Een
soort van achterdocht, een wantrouwen tegenover al datgene wat voor
de hand ligt en het zoeken naar een andere betekenis daarachter,
misschien ook omdat men stiekem hoopt op een verrassing van formaat
die 'eindelijk' een antwoord kon bieden op de duisternissen van
onwetendheid en wanhoop waarin mensen dan toch verstrikt en verstikt
zitten sinds het begin der tijden, zoals onder meer de oude
tragediespelen het verraden welke de contraproductiviteit van al ons
streven etaleren?
Plato
is lang niet de enige die de materiële, zintuiglijke en zo
vergankelijke wereld wantrouwt om daarachter dan te gaan zoeken naar
een andere, hogere en onvergankelijke werkelijkheid. In de vierde
eeuw (na Christus) heeft Augustinus van Hippo hem herhaald met zijn
symbolisme, zijn leer over de schepping als symbool van een
daarachter verborgen goddelijke realiteit die ontdekt wil worden -
een leer die model stond voor de grondslag van de katholieke
theologie van zeshonderd jaar later, namelijk het Thomisme, het
wereldbeeld van Thomas Aquinas, met daarin enerzijds de aardse
werkelijkheid (civitas
terrena)
en anderzijds de Godsstaat (civitas
Dei) waarbij
de kerk dan als lichaam van Christus met één been in de ene,
vergankelijke, en met het andere been in de andere, onvergankelijke
realiteit staat zoals ook de mens als evenbeeld van God (imago
Dei) een
sterfelijk lichaam heeft en een onvergankelijke ziel.
De
idee dat de mens naast een lichaam ook nog een ziel zou hebben, alsof
dat lichaam alleen niet genoeg was, is waarschijnlijk ontstaan vanuit
allerlei ervaringen die te maken hebben met extase, ek-stasis, wat
betekent: het buiten zichzelf treden - een toestand die uiteraard
vereist dat men zichzelf (of zijn ziel) van zijn lichaam ontkoppelt.1
In
feite heeft ieder mens de ervaring van extase wanneer hij (al dan
niet slapend) droomt en zich daarbij met zijn geest als het ware
verplaatst zonder daarvoor aanspraak te maken op (de krachten van)
zijn lichaam. Maar ook de intermenselijke communicatie brengt een
vorm van extase teweeg en wel een hogere vorm omdat zij wezenlijk
bestaat in het delen van de eigen ervaringen en gedachten met
anderen. Beter uitgedrukt: de communicatie bestaat in het delen van
de eigen geest met de geest van anderen waarbij men, terwijl men met
anderen converseert, kan ervaren hoe de eigen gedachten niet
vastzitten aan het eigen lichaam maar middels de taal overgaan van
het eigen lichaam naar dat van de gespreksgenoot en omgekeerd, zodat
dezelfde geest, die dan aanwezig lijkt in de inhoud van de woorden
die men spreekt en hoort, gedeeld wordt met de ander.
Men
gelooft zijn lichaam te verlaten in de droom maar mogelijkerwijze ook
in de dans of in de zang en in de vele vormen van communicatie die
nota bene een dermate extatisch karakter kunnen hebben dat zij het
vermogen om op het eerste gezicht onmogelijke zaken te realiseren en
meer bepaald blijken zij onmetelijke afstanden in tijd en ruimte te
kunnen overbruggen, zoals dat bijvoorbeeld het geval is waar wij
vandaag de Politeia
lezen die Plato schreef in de vierde eeuw voor Christus of daar waar
Pythagoras de wiskundige stelling neerschrijft die hij op dat
eigenste ogenblik bewust deelt met principieel alle mensen in de
toekomst van de mensheid en in feite nog meer met degenen die nog
niet bestaan dan met zijn Helleense tijdgenoten.
Door
te communiceren wordt men zich bewust van het bestaan van zijn ziel
maar tevens ervaart men dan dat de eigen ziel in feite geen
persoonlijk bezit is doch dat zij met anderen gedeeld kan worden. En
wat bij uitstek met anderen gedeeld kan worden, is de rede, die in de
filosofie - 'moeder van alle wetenschappen' - ontwikkeld wordt. In de
Dialogen van Plato
komt nu heel duidelijk tot uiting dat de rede of het redeneren in
wezen ontstaat in de conversatie, in het tweegesprek, de dialoog,
waarvan het redeneren of kortom het denken een verinnerlijking is.
Denken is spreken met zichzelf. Maar denken is ook meer dan dat.
Immers,
over dromen zou men eveneens kunnen zeggen dat het spreken is met
zichzelf, doch de droom onderscheidt zich van de werkelijkheid omdat
men in de droom alleen staat terwijl men de wakkere wereld deelt met
iedereen en dat doet men meer bepaald met de rede. Meer nog: zoals
Socrates dat in de Dialogen
aantoont, kan in principe ieder mens de stelling van Pythagoras in
zichzelf terugvinden en de waarheid ervan bewijzen middels eenvoudig,
waarachtig redeneren. Op die manier is de redelijke ziel van de mens
niet alleen in staat om buiten zichzelf te treden of om haar inhouden
met anderen te delen maar bovendien kan zij participeren aan een zaak
die haar en ook de ziel van alle anderen overstijgt, namelijk de
Waarheid als zodanig, waarvan derhalve de oorsprong goddelijk geacht
wordt: de Waarheid bestaat los van het individuele, zij is voor
iedereen dezelfde, zij bestaat derhalve onafhankelijk van ons allen,
boven ons allen en op zichzelf. De extase middels de rede brengt de
mens dichter bij de Waarheid die een identiteit is van God zelf en
waar mensen zich als redelijke wezens verenigen, waar zij dialogeren,
filosoferen of wetenschap beoefenen, verenigen zij zich - alvast voor
de duur van deze bezigheden - met de godheid.
Het
verband met de opstanding zal nu meteen al duidelijker worden omdat
de sterfelijkheid waarmee het lichaam behept is, in geen geval geldt
voor de ziel die zich immers noch door individualiteit, noch door
tijd en ruimte laat beperken: wie zich inlaten met de redelijke ziel,
treden buiten zichzelf, zij verliezen hun individualiteit omdat zij
hun zijn met allen anderen delen en tevens versmelten zij met de
Waarheid waar zij deze ook zoeken en derhalve met het goddelijke.
De
tactiek die de leraar Socrates in de Dialogen
aanwendt om zijn leerlingen tot het niveau van de waarheid te
verheffen, is deze van de maieutiek of de vroedkunde, waarbij men
zichzelf systematisch vragen stelt en ze beantwoordt met het oog op
het laten geboren worden van de waarheid in de ziel van de leerling
die zodoende op zijn beurt in de onsterfelijke waarheid herboren
wordt waar hij haar vindt.
Zoals
Plato betoogt is er naast de wereld van de materiële en
vergankelijke dingen nog de wereld van de wiskundige objecten - de
getallen en de meetkundige figuren - die op zich geheel onstoffelijk
zijn terwijl zij toch (ongeacht welke) materiële zaken nodig hebben
om die dan te tellen maar daarnaast is er ook nog de geheel
immateriële wereld van het goddelijke, waarbij deze drie werelden
zich dan onderling verhouden als volgt: de wiskundige wereld is een
schaduw van de goddelijke en de materiële wereld is een schaduw van
de wiskundige. Met de allegorie van de grot die het eerste stuk
beslaat van het zevende boek van Plato's Politeia
verduidelijkt hij met Socrates hoe wij slechts de materiële
afschaduwing zien van de ware, goddelijke werkelijkheid die zelf aan
ons oog onttrokken blijft omdat wij gevangen zitten in ruimte en tijd
en gebonden zijn aan onze zintuigen en aan de rest van onze
lichamelijkheid. Wij
zitten als het ware gevangen in een grot, de echte wereld buiten de
grot blijft aan ons oog onttrokken en wij zien slechts op de
grotwanden geprojecteerde schaduwen die wij verkeerdelijk voor de
echte dingen houden.
Die
leer is in feite afkomstig van de wiskundige Pythagoras (570-500
A.X.) die (volgens Jamblicus) geboren was uit de maagd Parthenis als
zoon van de zonnegod Apollo om de mensheid te verlossen. De
gelijkenis met Jezus is opvallend en zo belanden we bij de leer der
archetypen van de Zwitserse dieptepsycholoog Carl Gustav Jung
(1875-1961). Want messiasfiguren zijn er doorheen de geschiedenis bij
de vleet en hun levensverhalen volgen opvallend genoeg vaak tot in de
kleinste details hetzelfde patroon. Messiasfiguren maar ook alle
andere archetypen die dan opduiken in sprookjes, tragedies, epossen
en zo meer.
Pythagoras
kreeg onderricht van Anaximander alsook van de negentigjarige Thales
die op zijn beurt zijn kennis opdeed bij Egyptische astronomen
terwijl hij voor de getallenleer ook bij de Phoeniciërs en de
Chaldeeën in de leer ging en bij de magiërs uit Perzië, de thuis
van Zarathustra. Hij richtte een religieus broederschap op om de
geest van de mens van zijn ketenen te bevrijden. In zijn
mysterieschool onderwees hij in het kader van de astronomie
bijvoorbeeld dat het planetenstelsel een toonladder vormde, de
zogenaamde 'harmonie der sferen', waarvan gezegd werd dat Pythagoras
die kon horen.
In
zijn geheime leer verkondigde Pythagoras onder invloed van onder meer
de Orfische mysteriecultus de onsterfelijkheid van de ziel en het
geloof in de reïncarnatie, de metempsychosis of de zielsverhuizing.
'Re-in-carnatie' betekent letterlijk het 'terug in het vlees
(komen)'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
8 oktober 2023)
07-10-2023
Plato en de opstanding (aflevering 1)
Plato
en de opstanding (aflevering 1)
Quasi
alle grote wijsgeren zijn het erover eens dat de ganse geschiedenis
van de filosofie niet meer kan zijn dan een voetnoot bij Plato. De
Griekse wijsgeer Plato leefde en werkte in Athene van 427 tot 347
voor Christus en wij kennen hem vooral van zijn zogenaamde
ideeënleer, ons bijgebracht door het hoofdpersonage van zijn
dialogen, Socrates, en dan in het bijzonder in de allegorie van de
grot.1
Dat
alle mensen en dingen uit deze wereld ook nog, en wel eerst en
vooral, bestaan als volmaakte vormen in een ideeënwereld is een
theorie waaraan ook vandaag nog herinnerd wordt met de regelmaat van
de klok en zo bijvoorbeeld kennen wij in de dieptepsychologie (van
Carl Gustav Jung) de archetypen of de oervormen waarvan in alle
tijden en culturen emanaties opduiken; in de biologie spreken wij
over het in elke celkern aanwezige DNA dat in staat is om (als ei)
het wezen in kwestie integraal te reproduceren; in de informatica
hebben we het over de immateriële vormen die zich volledig boven elk
materieel medium verheffen en in de ideologieën kwam nog niet zo
lang geleden de term 'meme' in zwang: allemaal geven zij uitdrukking
aan een bijzondere waarheid welke verwijst naar een immer en alom
ervaarbare werkelijkheid of zelfs naar de essentie van al wat is.
Wanneer
vandaag vorsers aan de universiteit kikkerdril mixen om daarop vast
te stellen dat de onderdelen van de vernielde cellen elkaar opnieuw
gaan opzoeken om zichzelf te herorganiseren volgens een vastgestelde
orde die bijna onnaspeurbaar maar even daadwerkelijk in alles wat
leeft aanwezig blijkt, lijkt het wel alsof de dood onbestaande is of
eerder nog een illusie die plaats moet maken voor de idee van een wel
bijzonder hardnekkige levensdrang die van veel dieper komt dan tot nu
toe kon worden vermoed. Men zou haast gaan vrezen voor wie zich na
hun dood willen laten verassen omdat het er in het licht van die
recente proef gaat op gelijken dat men de sporen van het leven nog
wat speling of krediet dient te geven na de dood voor het geval dat
het geloof in de opstanding van het vlees mettertijd terecht zou
blijken. Eerder maakten we de vergelijking met de engerlingen die na
een onderaards bestaan van drie of vier jaar, zich een weg graven
naar het licht en meikevers worden2
en ook denkt men nu aan de verzen van Dante Alighieri over de rups
die verpopt en vlinder wordt3
maar wellicht nog veel meer dingen die wij niet denken en die wij
helemaal niet denken kunnen, zijn waar en manifesteren zich terwijl
wij alsnog niet in staat zijn om dit ook vast te stellen en te
beamen.
Minister
Van Quickenborne speelt luchtgitaar en Theo Francken op stap met Bart
De Wever vindt geen muur om tegen te wateren, het voltallige Vlaams
Belang adverteert op grote reclameborden op straat ongegeneerd zijn
afkeer voor al wie uit den vreemde komen en illustreert die afkeer
ook met een bezem, Dries Van Langenhove noemt de regenboogvlaggen
'pedofielenvlaggen', nog andere rechts extremisten brengen de groet
aan Adolf Hitler die zes miljoen joden, Roma-zigeuners en homo's
vermoordde, de burgemeester van Aalst weigert zebrapaden in
regenboogkleuren onder het motto 'ik ben normaal' maar als Conner
Rousseau onder vrienden op café het woord Roma in zijn mond durft te
nemen in een context van netheid op de openbare weg, lijkt een
hedendaagse Gestapo of een of ander BurgerInformatieNetwerk in actie
te zijn geschoten en blijken al zijn bewegingen met bodycams gefilmd
te worden en zijn woorden opgenomen, ten vierden male met het oog op
het klissen van de door jaloerse politieke rivalen gevreesde
toekomstige leider van dit land.
Omsk Van Togenbirger en het vaccin Uit: âPanopticum Coronaâ, pp. 1060-1065. ( Tekst d.d. Pasen 2021)
Omsk
Van Togenbirger en het vaccin
Uit:
Panopticum
Corona, pp.
1060-1065.(
Tekst d.d. Pasen 2021)
- Omsk Van Togenbirger! Loop niet weg, wij hebben u
nodig: heb je twee minuten alsjeblieft?
OVT: Een heel goeie avond ook ja! Wat nu weer?
- Ik wil niet vervelend zijn maar...
OVT: Aber die Weltnisse sind nicht so?
Je neemt mij de woorden uit de mond!
OVT: Ga gerust uw gang, ik ben een en al aandacht!
Ik wilde graag weten of je nog steeds voet bij
stuk houdt inzake vaccinatie...
OVT: Jij wilt weten of ik nu alsnog een vaccin wil?
Neen, dat wil ik niet!
En waarom niet?
OVT: Ik ben al oud maar ik wil graag toch nog een
tijdje mee, zie je?
Hoezo?
OVT: Ik volg degenen niet die de waarde van een
mensenleven reduceren tot wat men gemiddeld nog te gaan heeft,
begrijp je? Ik weet dat er zo'n heertjes rondlopen die alles door een
geldbrilletje bekijken en die ook willen dat wij dat brilletje
allemaal gaan dragen, alsof het ook nog normaal was om dat te doen.
Wat bedoel je?
OVT: Mensen zijn net zoveel waard als ze nog kunnen
opbrengen, zo beweren zij, en daarom denken zij niet in termen van
mensenlevens maar in termen van levensjaren en meer bepaald:
levensjaren die men nog te gaan heeft. Daarom vinden ze het niet zo
erg om een mens van jaren te verliezen.
Vreemd dat u dit zegt want de vaccinatie is er
net op gericht om senioren te sparen!
OVT: Jazeker, dat is het uithangbord! Indien dat waar
was, ik liet me onmiddellijk vaccineren!
Jij denkt dat het niet waar is?
OVT: Hebben we het niet al eens uitgebreid gehad over
de middeldoelomkering?1
Het sparen van senioren: dat is het voorwendsel, niet het doel. Het
doel wordt immers verkapt omdat men wil dat het onttrokken blijft aan
de ogen van het volk. Het doel, mijn beste, is vaccineren! Je kijkt
verwonderd?
Waar zie jij die middeldoelomkering dan?
OVT: Jagers zeggen dat zij een haas willen schieten,
om die dan op te eten, nietwaar? Want wat zouden ze anders aanvangen
met een geschoten haas? Het doel, zo vertellen zij ons, is de haas,
het stillen van de honger, en is dat niet een zaak van leven of dood
en dus een goede en rechtvaardige zaak? En het middel is de jacht.
Wij weten wel beter, nietwaar? Het schieten van de haas is niet het
doel maar het voorwendsel! Het doel is jagen! Het botvieren van een
primitief instinct! Moordlust! Of vergis ik mij? Het idee en het
voorbeeld zijn afkomstig uit Pensées van Blaise Pascal2
en je weet dat Pascal niet de eerste de beste is! Je ziet nu
natuurlijk direct het verband met die vaccins, nietwaar? Het doel is
niet het bedwingen van een virus: het virus is allang rondgegaan en
wie ermee in contact kwamen, zijn reeds natuurlijkerwijze
gevaccineerd ofwel gestorven, zoals dat gaat met elke griep. Het
bedwingen van het virus is het voorwendsel; het doel is vaccineren!
Ligt het motief niet voor de hand?
Winstbejag?
OVT: Sinds jaar en dag staat de sector van de
farmaceutische industrie met ruime voorsprong op kop in de ranglijst
van de winstmakers.
Is dat zo?
OVT: Een ranglijst met de gemiddelde brutolonen per
sector laat er geen twijfel over bestaan: op nummer één staat de
sector Chemie & farmaceutische industrie. Wie in die sector
werken, verdienen gemiddeld 4279 euro bruto per maand. Op twee staat
de sector Energie en milieu met een maandloon van 3926 euro en
op drie, de sector Bank en verzekeringen met 3812 euro.3
Ook het hoogste bedrijfsresultaat vindt men in de farmaceutische
industrie: volgens een ranglijst uit 2015 staat de sector van de
farmacie op nummer één, gevolgd door de tabaksindustrie, de
drankensector, die van de machines en die van de kleding.4
Gezondheidszorg is wel belangrijk: levensreddende
medicijnen zijn toch onbetaalbaar?
OVT: Die recordwinsten zijn voor een groot stuk te
danken aan reclame! U weet net zo goed als ik dat er slechts een
handvol werkzame medicijnen bestaan. Zeker niet genoeg om een kleine
apotheek mee te vullen en een winkel moet een beetje volume hebben,
toch? Reclame dus, vooral via de media, waar verhalen over kwalen de
mensen bang maken, hen benevelen zeg maar, om hen dan makkelijk geld
afhandig te kunnen maken. Als die verhalen dan wat wetenschappelijk
klinken, worden de prullen die zij aanbevelen algauw een must.
Prullen, zeg je?
OVT: Schoonheidsproducten, dieetkoekjes en allerlei
homeopathische middelen: ze bezetten steeds meer ruimte in de winkel
van de apotheker en ze mogen ook niet ontbreken in de huisapotheek
waarvan de waarde concurreert met die van de provisiekast. De cijfers
liegen er niet om: de voedingsindustrie hinkt ver achterop bij die
van de pillen. Voor een doosje pillen bij de apotheek betaal je alras
vijftig euro en met dat bedrag kun je makkelijk een winkelkarretje
vullen bij de supermarkt. Ik herhaal: dit is voor een groot stuk te
danken aan reclame. Maar het punt is nu dat sinds de komst van de
pandemie, de farmacie helemaal geen reclame meer hoeft te maken!
Is dat zo?
OVT: Haar gigantische vermogens worden wereldwijd
integraal geïnvesteerd in de aanbouw van reusachtige
medicijnenfabrieken omdat zij de vaccins en de andere
coronamedicamenten niet meer tijdig kan leveren! De vraag is dermate
groot en dringend dat zij zelfs het meest reusachtige aanbod op de
markt ruimschoots overtreft! En wat meer is: gezien de aard van de
nieuwe te verhelpen kwalen, ziet het ernaar uit dat het in de
toekomst almaar moeilijker zal worden voor de productie om de vraag
bij te benen want zoals je weet, muteren de nieuwste virussen dat het
een lieve lust is! Nog maar een paar percent van de wereldbevolking
heeft het vaccin tegen het eerste virus gekregen of er moeten al een
tweede, een derde, een vierde en een vijfde vaccin gemaakt worden
tegen de mutanten en we zijn pas één jaar ver! Vaccinatie zal niet
eenmaal worden toegediend maar jaarlijks, ja, trimesterieel en zelfs
nog vaker! En het is gratis, wat wil zeggen dat de staten alles
voorschieten zodat wie niet kunnen betalen, schuldenaren worden!
Waarom ben je zo zeker van je gelijk? Artsen zijn
gebonden aan een zeer strenge beroepsethiek!
OVT: Mijn beste, het spijt mij maar wij vallen in
herhaling. Mag ik u verwijzen naar onze eerdere overdenkingen ter
zake? 5
1Zie
de afleveringen 26 tot en met 35 van het hoofdstuk, getiteld: Corona
en de heilige zaak.
2M.b.t.
Pascal, zie vooral het hoofdstuk 27, getiteld: Een
met voorwendsels geperverteerde werkelijkheid:
Bauwens, Jan. (2021), deel V, par. 26: Pandora
en het panopticum.
Over de uitroeiing van bejaarden Uit: âPanopticum Coronaâ, deel I, paragraaf 16. ( Tekst d.d. 29 oktober 2018)
Over
de uitroeiing van bejaarden
Uit:
Panopticum
Corona, deel
I, paragraaf
16.(
Tekst d.d. 29 oktober 2018)
1. De naaste
Grote geleerden uit de voorgaande decennia hebben
erop gewezen dat de zorg voor het kroost geen zelfopoffering zou
vergen vanwege de ouders omdat mensen zich hierin allerminst
onderscheiden van de andere dieren die immers amoreel handelen
terwijl het er anders zou aan toe gaan inzake de zorg van de kinderen
voor hun ouders: alleen mensen zouden hiertoe in staat zijn.
Inmiddels hebben etiologen ook bij niet-menselijke dieren
altruïstisch gedrag ontdekt dat niet direct zou te maken hebben met
het soortbehoud en andersom blijken ook mensen in staat tot vormen
van egoïsme die men zelfs bij wreedaardige dieren niet terugvindt
maar de interpretaties van die bevindingen blijken nogal uiteen te
lopen. Volgens sommigen staat niet het mens-zijn garant voor het
overstijgen van het recht van de sterkste maar veeleer het
christendom en de daaruit voortvloeiende beschaving die zich immers
sterk onderscheidt van talrijke meedogenloze en barbaarse culturen:
het ethisch besef is naar hun zeggen niet afkomstig van de menselijke
natuur doch van de bovennatuur welke door de Godmens Christus in de
natuurlijke wereld wordt naar binnen gebracht om deze op te tillen
naar een hoger bestaansniveau. Hoe dan ook ziet men hoe in werelden
die niet of nog niet gechristianiseerd werden, vaak een volkomen
afwezigheid van de belangeloosheid welke de christelijke caritas
kenmerkt waaraan men zo gewoon geworden was. Edoch, nog veel
frappanter en tevens redelijk angstwekkend is het in het westen
terugkerende egoïsme dat gestaag het wegebben van het christendom
begeleidt. Het lugubere verschijnsel blijft voor velen vooralsnog
verborgen omdat het verkapt wordt door een sociaal en politiek
geïnstitutionaliseerde solidariteit die eveneens haar wortels in het
christendom heeft gehad en die men 'normaal' is gaan vinden terwijl
zij eigenlijk allerminst natuurlijk is. Maar samen met de
christelijke ethiek ziet men in onze contreien deze solidariteit
sinds enkele decennia afbrokkelen en dat proces zet zich in met het
verdwijnen van het universaliteitsbeginsel: de menselijke
solidariteit is niet langer de solidariteit onder alle mensen wat
bij uitstek een christelijk idee is, een gedachte die zich
kristalliseert in de betekenis van de term 'katholicisme' want
'katholicos' betekent 'universeel' maar zij beperkt zich tot de
mensen van het eigen werelddeel, tot de landgenoten, tot de
streekgenoten of nog enger, zoals bijvoorbeeld daar waar zij zich
beperkt tot de leeftijdgenoten. En die verenging houdt allerminst
halt bij het egoïsme want ook het ego wordt nog verder opgedeeld,
zoals dat het geval is bij allerlei verslavingen, waar deelsystemen
van een individu eisen stellen welke de persoon in kwestie moet
inwilligen en soms zelfs met zijn leven moet betalen: de maag
controleert de hersenen, de morfine-, alcohol- of nicotinereceptoren
bepalen de gedachten en de ideologie van het betrokken individu en
zij controleren zijn gedrag. En ook in de andere richting extern
aan de mens geldt niet langer het personalisme de ideologie
waarbij de (menselijke) persoon centraal staat en waar diens geluk
het einddoel is van alle streven maar een volkomen
gefragmenteerde en gedepersonaliseerde werkelijkheid die niet langer
bestuurd wordt door een wil maar door onpersoonlijke, anonieme en
blinde tendensen zoals de koers van een munt, allerlei
belangengroepen welke als abstracte eenheden hun belanghebbers
overleven en overstijgen, economieën en industrieën, wisselende
modes en mentaliteiten of 'geesten' die in feite datgene gemeen
hebben met kanker dat aan hun groei nooit een einde kan komen omdat
zij als zodanig onverzadigbaar zijn: men kan nooit rijk genoeg zijn,
het genot moet zonder grenzen opgedreven kunnen worden, het
energieverbruik moet samen met de economische groei eindeloos
aangezwengeld worden, het enige moto luidt: altius, citius,
fortius en concurrentie vervangt samenwerking, leidt tot
monopolievorming, dictatuur en oorlog met als uiteindelijke uitkomst
de dood voor allen.
Vreemd genoeg is het pas de bewustwording van onze
eindigheid die als enige met een krachtdadige stem aan deze waanzin
een halt kan toeroepen: het bewustzijn van de eindigheid gaat gepaard
met het zich realiseren van het bedrog van de droom waarin wij het
echte leven voor een spel geloofden te mogen houden. De ernst keert
pas terug als het de tijd menens wordt, als de krachten beperkt
blijken en bijna op, als de bodem van de geldbeugel in zicht komt,
als de voorraad aan grondstoffen slinkt, als de krachten uitgeput
raken en de honger zich laat voelen. Pas de pijn drukt ons weer met
de neus op de feiten, wekt ons abrupt uit het bedrog van de droom,
herinnert ons aan de afspraken die ons bestaan dragen en die wij
vergaten terwijl zij op hun beurt ons allerminst kunnen vergeten
omdat het leven nu eenmaal niet wordt gedragen door wensen en
verlangens maar door harde regels en door overeenkomsten met een
geheugen zo feilloos als de natuurwetten zelf. En de bevinding van de
eindigheid van het bestaan concentreert zich in de bejaarde, in de
mens die zijn jaren begint te tellen en die vaststelt dat zijn tijd
er bijna op zit: hij kan de verblinding niet langer handhaven, hij
wordt met hoogdringendheid en tegen heug en meug tot ziener gemaakt
en als hij zich niet in het verderf stort maar daarentegen rechtuit
spreekt, blijkt hij in het bezit van een wetenschap waarvoor alle
anderen op de vlucht zijn. En dat is ook de eigenlijke reden waarom
de bejaarde uiteraard op onvoorstelbaar gesofisticeerde manieren
door elke beschaving die haar illusies wenst te handhaven,
uitgeschakeld wordt.
2. De dissident
In feite is de bejaarde de door de natuur tot
dissident verheven mens 'verheven', want het heersende regime is
alles behalve goed, het is repressief omdat het haar ontmaskering
niet kan dulden. Reeds in het jonge christendom wordt bij de
vierde-eeuwse Augustinus van Hippo een onderscheid gemaakt tussen het
rijk van de wereld (civitas terrena) en het rijk van God
(civitas caelestis of
civitas Dei), uitvoerig uitgewerkt in de waanzinnige dertiende
eeuw door Thomas Aquinas. In de katholieke theologie kan men het
geluk pas bereiken doorheen het lijden dat in de navolging van
Christus uit de wereldse beproevingen volgt aan welke men dient te
verzaken en ook in de hedendaagse theologie geldt dat er zonder de
kruisdood geen opstanding mogelijk is. In de Faustlegende ruilt het
hoofdpersonage zijn eeuwige ziel voor tijdelijk aards voordeel, wat
suggereert dat de twee elkaar uitsluiten en dat derhalve het leed een
noodzaak is voor het hemelse geluk waaraan het wereldse moet
opgeofferd worden. Atheïsten zien in die opvatting enkel zelfbedrog:
de gelovige probeert het lijden te aanvaarden en goed te praten door
er een zin aan toe te kennen en het als noodzakelijk uit te leggen
maar ook die atheïstische verklaring doet niets af aan de realiteit
van het lijden waarmee wij nu eenmaal moeten leven, alle
'pijnstillers' ten spijt. De dood te aanvaarden als de ultieme
pijnstiller is een onverstand vanjewelste en te spreken van het
meesterschap over het leven waar het euthanasie betreft, is de zaken
op hun kop zetten omdat er voor moord nu eenmaal geen andere kennis
vereist wordt dan deze waarover zelfs de laagste dieren beschikken,
maar wij leven nu eenmaal in de waanzinnige eenentwintigste eeuw.
Alleen al door er te zijn confronteert de bejaarde de
mens met de onafwendbaarheid van zijn lot tenminste als hij
zichtbaar is want precies daar ligt het paard gebonden: onze
bedrieglijke samenleving doet er alles aan om haar bejaarden
onzichtbaar te maken. Zij worden uit het actieve leven gehaald, naar
hun mening wordt niet meer gevraagd, zij worden door de jongere en
onwetende generaties paternalistisch benaderd, behandeld met
pedanterie, betutteld en geïnfantiliseerd. Maar dat is slechts een
fase welke voorafgaat aan de eigenlijke doodsteek.
Sinds jaar en dag weten wij allen dat sociale
uitsluiting en moord een en dezelfde handeling zijn: karaktermoord
gaat vooraf aan moord en bestaat erin dat het slachtoffer niet langer
als mens benaderd wordt en het lot deelt van wie zichzelf hebben
overleefd. De geschiedenis van de heksen van Salem waarbij weerlozen
gedemoniseerd worden en op grond daarvan veroordeeld en omgebracht is
het archetype van deze gruwelijke vorm van misdaad. Zij herhaalt zich
telkenmale daar waar een bejaarde dement verklaard wordt op grond van
het feit dat zijn prestatievermogen achteruitgaat, dat hij trager en
vergeetachtiger wordt en zich vaker vergist allemaal normale
verschijnselen bij mensen op jaren. Of ware het dan veeleer normaal
wanneer men op tachtigjarige leeftijd rapper kon lopen of spraakzamer
was dan als jonge twintiger?
De vernietiging van de oude mens start met het tot
patiënt verklaren van de persoon in kwestie de geneeskundige
sector wil immers van elke burger een dossier zoals ook de banksector
van iedereen een fiche aanlegt van klanten én van potentiële
klanten en dat is al de rest en zoals de staat iedereen tot het
burgerschap heeft veroordeeld nog van voor zijn geboorte. Soms is dat
een zegen, soms ook niet, maar het probleem is wel dat al deze
instellingen welke aanvankelijk ten dienste stonden van de mensen,
mede onder de invloed van het tanende christendom, het middel met het
doel hebben verwisseld zodat zij vandaag in heel wat gevallen de
mensen tot hun eigen nut hebben gemaakt. De toestand is dermate
ernstig dat ook de directe toekomst van de mensheid aan de haak wordt
gehangen: vaak staan zelfs onze scholen niet langer ten dienste van
de opvoedelingen maar worden daarentegen de kinderen door hen
feitelijk als klanten beschouwd, getuige hun verborgen agenda waarin
zij de leerkrachten ertoe aanzetten om geen eisen meer te stellen aan
de leerlingen en dat met de verborgen reden dat zij anders de school
zullen verlaten zodat het personeel werkloos achterblijft: Denk
eraan dat elke leerling anderhalf lesuur waard is! zo klinkt
het tijdens de besloten vergaderingen van de leerkrachten uit de mond
van een voor zijn eigen job bezorgde directeur, weliswaar nadat deze
eerst gewaarschuwd heeft dat voor al het in de vergadering besprokene
geheimhouding geldt. Leerkrachten die zich daar niet aan houden,
verliezen sowieso hun werk en op deze manier speelt de macht van het
geld haar troeven uit... in de civitas terrena. Met betrekking
tot de bejaarden die helemaal geen zorgzame ouders meer hebben en
vaak ook geen kinderen waarin zij hun vertrouwen kunnen stellen,
wordt vanzelfsprekend een nog veel omvangrijker carrousel op touw
gezet, temeer daar zij behalve weerloos vaak ook gefortuneerd zijn,
wat concreet betekent dat zich plotseling allerlei menslievende
personages en instellingen komen aandienen om de last voor de zorg
voor dat fortuin van hun schouders te nemen of te helpen dragen. Dat
zal de bejaarde waarschijnlijk worst wezen omdat zijn tijd op aarde
er bijna op zit maar op de drempel van de civitas caelestis,
is het zijn gelatenheid ter zake welke onmiskenbaar waarschuwt voor
een lot waaraan geen mens ooit is ontsnapt.
3. Het onrecht
Oud worden als zodanig is niet per se problematisch
maar dat wordt het wel vanaf het ogenblik dat men het opgeplakte
etiket 'oud' beaamt omdat betutteling heteronoom maakt, de
zelfzekerheid aantast en daardoor ook de zelfstandigheid: men wordt
afhankelijk van derden die er in feite op uit zijn om zich boven de
betuttelden te positioneren in een pikorde waarvan zij de agenda
bepalen. Bejaarden worden dikwijls genoeg valselijk voor onverstandig
gehouden terwijl zij alleen maar niet antwoorden op vragen omdat ze
hardhorig zijn. Bejaarden zijn vaak minder spraakzaam, niet uit
onwetendheid maar omdat de staat van hun gebit hun de spraak
bemoeilijkt ofwel omdat zij geleerd hebben dat zwijgen soms het beste
is. Bejaarden zijn slecht te been terwijl er vaak niets mis is met
hun benen, het ontbreekt hen alleen aan ruimte om te lopen in de
zorginstelling zonder tuin waarin zij opgesloten zitten. Als
gevangenen worden zij onwillekeurig beschouwd als onzelfstandigen of
als (geestes)zieken en onder meer om die reden krijgen zij in
instellingen zelden bezoek. Zelf hebben zij ook moeite met het
overbruggen van de afstanden die hen scheiden van hun bekenden, zodat
zij minder converseren en het daardoor op den duur dan ook verleren
om te communiceren, precies zoals zij het verleren om te lopen bij
gebrek aan ruimte. Het lichaam en de geest zijn er nog maar bejaarden
worden al te vaak beroofd van de mogelijkheden om die twee te laten
functioneren met reeds na zeer korte tijd het teniet gaan van die
bekwaamheden want bijvoorbeeld de atrofie van het spierapparaat dat
ons in staat stelt om te lopen, treedt al in na twee weken
bedlegerigheid. Voor hun gebreken zijn bejaarden aldus zelden zelf
verantwoordelijk: de schuldige is meestal de allerminst
bejaardenvriendelijke maatschappij die de schijn hoog wil houden van
een aards paradijs met als wetenschappelijk hoogstandje de eeuwige
jeugd alles wat niet beantwoordt aan de bedrieglijke droom,
verdwijnt achter de façade in vergeetputten en crypten. En het
aantal van die 'verdwijningen' neemt hals over kop toe: in 2016 telde
België bijna drie miljoen zestigplussers bijna een derde van de
bevolking en in 2050 zullen dat er vier miljoen zijn of bijna de
helft van de bevolking. In 2060 zal de helft van de Belgen met
pensioen zijn. Maar misschien zal dat het tij doen keren, want de
bejaarden worden gewis een meerderheid en wij leven in een
democratie...12
Honger is niet ver meer af Uit: âPanopticum Coronaâ, deel V, paragraaf 9. ( Tekst d.d. 30 december 2020)
Honger is niet ver meer af
Uit:
Panopticum
Corona, deel
V, paragraaf
9.(
Tekst d.d. 30 december 2020)
Of
beter: honger voor iedereen is niet ver meer af, want velen
lijden al honger, ook al maken zij daarrond niet veel reclame.
Ongeveer
een derde van het voedsel of zelfs iets meer wordt weggegooid, dat
werd nog niet zo heel lang geleden berekend.1
Er was toen nog geen sprake van corona, geen mens zou het in zijn
hoofd hebben gehaald dat amper enkele maanden later de wereld zou
getroffen worden door de plaag en nog steeds zijn er mensen tot wie
dit niet is doorgedrongen. De negationisten wringen zich alsnog in de
meest onmogelijke bochten om de visie te verdedigen dat het alleen in
onze hoofden zit en dat het gaat om een 'reset' geënsceneerd door de
machtigen der aarde. Daar zal natuurlijk ongetwijfeld iets van aan
zijn in een wereld waarin het opportunisme bloeit als nooit voorheen:
opportunisten zijn een soort van veredelde gauwdieven die zowat
overal hun voordeel weten mee te doen en dus ook met de plaag die nu
door de wereld trekt en die, gelijk de grote tsunami van intussen
exact zestien jaar geleden, een spoor van vernieling achter zich aan
sleept. Maar deze plaag die alle straten ter wereld leeg doet lopen,
doet ons de tsunami vergeten alsook het bombardement op de Twin
Towers van straks twintig jaar geleden en alle andere
terreuraanslagen die alle straten wereldwijd met protesterende mensen
vulden. Vandaag protesteren de microben tegen de mensen en de
fantastische gruwel uit La Peste van de Nobelprijswinnaar
Literatuur uit 1957, Albert Camus, is uit de droomwereld uitgebroken
en zwerft nu rond over dezelfde aarde die wij met onze lichamen
bewonen: zowel de fysieke plaag als de verrechtsing waar het de
schrijver toentertijd eigenlijk om doen was. Geen van de twee plagen
kan nog met muren of met prikkeldraad bedwongen worden.
Zoals
gezegd wordt meer dan een derde van het geproduceerde voedsel
weggegooid of dan toch tot voor kort want de kentering heeft tot
gevolg dat de verkoop van voedsel nu met een derde terugloopt. Een
derde van de voedselproducenten verliezen hun baan, samen met een
derde van de voedseltransporteurs, de magazijnbedienden, de
afvalverwerkers en ga zo maar door langsheen de hele voedselketen.
Omdat zowat alles om voedsel draait terwijl dat draaien heden danig
in de war raakt dat het een vierkant draaien wordt, ligt de honger al
een tijdje op de loer en slaat hij reeds toe bij de minst beschermden
onder de mensen: de bewoners van de derde en de vierde wereld, de
illegalen, de zieken, de ouderen en de kinderen, kortom de zwaksten,
want als puntje bij paaltje komt, moeten zij het bekopen in een
wereld waarin alles om het recht van de sterkste draait.
Voedsel
is een groot mysterie. Toen bij het laatste avondmaal de Nazoreeër
het brood brak en zegende, sprak hij tot zijn aanhangers: Neemt
en eet want dit zijn mijn lichaam en toen hij de beker nam,
sprak hij: Neemt en drinkt want dit is mijn bloed. En blijft
dit doen om mij te gedenken.2
Zijn volgelingen die deze woorden al te letterlijk namen, geloofden
hieruit te mogen afleiden dat hun meester had bedoeld dat hij het
brood had veranderd in zijn lichaam en de wijn in zijn bloed
en zij hadden het over het wonder van de transsubstantiatie waarover
doorheen heel de geschiedenis zoveel te doen is geweest en dat nog
steeds de kern uitmaakt van de consecratie, die het wezen is van de
heilige mis: precies zoals de kannibalen die ook hun overleden
voorouders als voedsel tot zich namen, wilden de apostelen hun
verloren meester vanbinnen in zich hebben. En uiteraard ook
vanbuiten, in de kerk die dan zijn verrezen lichaam wezen moet
waaraan de afzonderlijke cellen hun bloed offeren: de martelaren uit
de eerste eeuwen die het voorbeeld geven met de ganse
geloofsgemeenschap in hun spoor. Of dan toch in theorie.
Maar
zeer waarschijnlijk hoeft men helemaal niet aan een wonderlijke
transsubstantiatie te denken omdat wellicht niets anders bedoeld werd
dan wat ook feitelijk werd gezegd, met andere woorden: Dit brood,
deze wijn, kortom: het voedsel dat gij dagelijks tot u neemt, dat ben
ik, uw godheid, die het leven zelf is en aan wie gij het leven dankt.
Ik immers ben de weg, de waarheid en het leven. Het wonder van het
voedsel is aldus al groot genoeg, men moet er niet een tweede wonder
bij verzinnen, dat overigens alleen maar de aandacht van het echte,
oorspronkelijke en natuurlijke wonder afleiden kan. Het wonder van
het voedsel ligt hierin dat dit klaar en duidelijk laat zien hoe
niets van al wat leeft, het leven aan zichzelf te danken heeft. In
het wonder van het voedsel openbaart zich de schenker van het leven
zelf en hij wil dat wij, terwijl wij eten, aan dit wonder denken.
Maar
dat gebeurt helaas niet altijd meer: de mensen eten dat het een lieve
lust is en hun gedachten blijven hangen bij het eten zelf: bij de
aard van het voedsel, de kwaliteit, de prijs, de
prijs-kwaliteitverhouding, de bereiding, de koks van op Tv, de
kookboeken en de vele gidsen over kruiden en allerlei specerijen,
lekkernijen, snoepgoed, chocolade, digestieven, aperitieven en noem
maar op. Naar de bron van het voedsel die het leven geeft, gaan
zelden nog gedachten uit. De dankbaarheid immers verdwijnt uit een
wereld waarin men alles ook en vooral het voedsel koopt:
kopen betekent betalen, een tol vereffenen, een ruilhandel voeren,
een goed tegen een goed, een oog voor een oog, een tand voor een tand
en het principe van de wraak is van een andere orde dan dat van de
dank en van het gulle geven. Want uitgerekend dat, het gulle groeien
van het voedsel op de akkers, het aanzwellen van het wildbestand in
de wereldwouden en van de kudden en het vee in onze stallen
uitgerekend dat geschiedde altijd al helemaal gratis.
Vandaar
de honger, zo spreekt de logica zelf, want de gulle schenker moet
herinnerd worden opdat men hem niet per ongeluk voor een prooi zou
aanzien en doden. De gulle schenker werd vergeten en onzichtbaar,
alleen de honger kan weliswaar in het allerbeste geval het
mysterie opnieuw aan het licht brengen. Het gaat om la présence
de l' absent, zoals de filosofen het noemen: wat vergeten werd
komt pas weer aan het licht wanneer wij het moeten missen want dan
voelen wij het tegen heug en meug. En daartoe dient de honger.
Althans, zo zeggen sommigen. En misschien hebben zij gelijk.3
Uit:
Panopticum Corona,
deel II, paragraaf
43:(Tekst
d.d. 4 mei 2020)
In
tijden van coronagekte leest men in de kranten over de uit de States
overgewaaide drive-ins: drive-in cinema's, drive-in super- markten en
nu ook drive-in biechtstoelen. In verre landen weliswaar maar in
feite is het echt niet om mee te lachen want als die social
distancing
of eender wat de biecht onmogelijk maakt, verliest de katholieke kerk
haar reden van bestaan en kan om het even welke belastingbetaler van
een land dat aan die kerk subsidies toekent, eisen dat die financiële
aderlating ophoudt.
Velen
van de jongste generaties zullen bij het vernemen van die
aankondiging de wenkbrauwen fronsen omdat de kennis ook op dat vlak
achterwege blijft maar de bestaansreden van de kerk ligt in het feit
dat zij als staatsgodsdienst of dan toch als door de staat erkende
godsdienst een soort van verzekeringsmaatschappij vormt voor het
postpensioen van de burger. Het postpensioen is de termijn die na
('post') het pensioen komt, de tijdspanne die volgt op die van het
pensioen en omdat het pen-sioen loopt tot de dood van de
gepensioneerde, betreft het hier de eeuwigheid en dat is gewis niet
niks.
Hoezo?
- zouden de niet langer ingewijden vragen. Welnu, het katholieke
geloof leert, in het kort, dat de mens geschapen is als een
onsterfelijk wezen dat door eigen zonde sterfelijk werd en dat
derhalve de tussenkomst van een redder nodig heeft om alsnog de
eeuwigheid terug te kunnen winnen. Die redder kwam 2020 jaar geleden
op aarde als Jezus van Nazareth die zich de zoon van God liet noemen,
om die zonde van de mens die veel te groot was voor vergeving, uit te
boeten in zijn plaats en zo zijn onsterfelijkheid te herstellen. Dit
goddelijke offer ligt overigens aan de basis van de grootste
kunstwerken aller tijden zoals de passies van Johann Sebastian Bach.
Een
voorwaarde is wel dat wie aldus gered willen worden van de eeuwige
dood, ook echt geloven, wat inhoudt dat zij gehoorzaam zijn aan
zekere geboden zoals door de kerk geopenbaard. Een onmogelijke opgave
weliswaar omdat geen mens zonder zonde is en precies daarom heeft
Christus zijn macht om zonden kwijt te schelden overgedragen aan zijn
apostelen en in de eerste plaats aan zijn plaatsvervanger Petrus, de
eerste paus, die deze macht, die nota bene de sleutel is tot het
koninkrijk der hemelen, delegeerde aan de bisschoppen en aan de hele
clerus. Wie zondigen, verliezen het recht op eeuwig leven maar door
hun zonde te belijden in het sacrament van de biecht, kunnen zij
absolutie krijgen en dat recht terugwinnen en dit zo dikwijls als zij
dat nodig achten. En zo zijn er voorbeelden bij de vleet van
historische figuren die een leven lang hebben gemoord en gebrand om
dan op hun sterfbed na het opbiechten van al die gruwel, van een
priester absolutie te ontvangen en 'zo recht als een sikkel' ten
hemel te varen. Of dat is alvast wat de katholieke kerk voorhoudt te
geloven - een verzekeringspolis die kan tellen.
Omdat
onwetendheid omtrent de zaken des geloof zich heeft verspreid zoals
een ware pandemie, dient hierbij ook nog verduidelijkt te worden dat
het sacrament van de biecht traditioneel plaatsheeft in een
biechtstoel: een vaak met fraai beeldhouwwerk in hout omkaderd meubel
waarin men kan gaan zitten of knielen en waarin zich de biechteling
en de priester elk in een andere ruimte bevinden, half verduisterd
omwille van de onherkenbaarheid, en gescheiden door een houten plaat
met kleine gaatjes om de overdracht van de stemgeluiden maar helaas
ook die van het coronavirus mogelijk te maken.
Het
kon weliswaar veel eenvoudiger dan met een drive-in, als men maar
gedacht had aan de nieuwe technologie van de telefonie en de
elektronische spraakoverdracht, zo zullen mensen van deze tijd
opmerken. Edoch, dan hebben zij helemaal geen rekening gehouden met
de voorwaarde van de geheimhouding die essentieel is voor de biecht
omdat het daar in wezen een gesprek betreft tussen de zondaar en zijn
redder - Christus zelf, wiens plaats door het bestaan van dit heilig
sacrament kan ingenomen worden door de priester. In de dialoog tussen
het schepsel en zijn Schepper is luistervinken uitgesloten en de zaak
is nu dat de hoogtechnologische spullen waarvan sprake zeer vatbaar
zijn voor corruptie zodat geheimhouding niet langer kan verzekerd
worden of gezien de toestand van de wereld zelfs helemaal uitgesloten
is, waardoor de biecht zijn geldigheid verliest. En, eens te meer, de
kerk haar reden van bestaan.
Dat
hete hangijzer hangt de machtigste religie aller tijden overigens al
langer boven het hoofd want sinds het schandaal van het
kindermisbruik is de staat van de kerk gaan eisen dat zij dergelijke
aan haar opgebiechte misdaden voortaan op haar beurt moet gaan
'opbiechten' en wel bij het gerecht. Maar als zij dat doet, erkent
zij uiteraard meteen dat de wereld niet bestuurd wordt door de
Schepper van hemel en aarde (of althans door zijn délégués) maar
door de wereldheerser die het in het evangelie op een hoge berg
zonder enige tegenspraak van zijn broer Christus had over zijn rijk
dat hij Hem in ruil voor een simpele kniebuiging schenken zou. Nog
ter verduidelijking: iedereen weet dat in het Oudtestamentische boek
Job, Satan wordt genoemd als een van de zonen van God.
Ingevolge
de zaak Vangheluwe willen een groot aantal mensen zich laten
schrappen uit het doopregister maar volgens de kerk is dat krachtens
de geloofsleer onmogelijk omdat een toegediend sacrament niet
ongedaan gemaakt kan worden. Tevens zou het schrappen van de namen
van de gedoopten gelijkstaan aan het vernietigen van historische
documenten, wat verboden is.
Voor
gelovigen is een sacrament een geloofsgeheim, een gewijde handeling,
een handeling gesteld in de naam van Christus, het is een toenadering
van God tot de mens en aldus een tegenbeweging van het gebed en het
offer die een toenadering zijn van de mens tot God. Voor ongelovigen
is een sacrament uiteraard een zinledig gebaar maar dat de kerk een
erkende staatsgodsdienst is, houdt in dat zij erkent dat de kerk haar
sacramenten heeft, haar eigen regels als het ware, welke echter
vanzelfsprekend niet in tegenspraak mogen zijn met de wet.
Het
doopsel is een sacrament en kan derhalve niet ongedaan gemaakt
worden. Ook het priesterschap is een sacrament maar het is tevens een
ambt. De eerste paragraaf van artikel 181 van de Belgische grondwet
bepaalt: De
wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten komen ten
laste van de Staat; de daartoe vereiste bedragen worden jaarlijks op
de begroting uitgetrokken. (Volgens
de tweede paragraaf van hetzelfde artikel geldt overigens hetzelfde
voor de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen
op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing.) En als
gedoopten zich niet kunnen laten 'ont-dopen', dan kunnen ook alle
andere gewijde handelingen niet ongedaan gemaakt worden en derhalve
is men ook priester tot in de eeuwen der eeuwen.
Edoch, zoals het
priesterschap naast een gewijde status ingevolge de toediening van
een sacrament tevens een ambt is - en dat wil hier zeggen: het beroep
van een kerkelijk bediende in een door de staat erkende godsdienst en
derhalve een door de staat betaald beroep - zo ook is het doopsel
naast een sacrament tevens een handeling welke van invloed is op de
som van alle dopelingen en derhalve ook op de geldsom die wordt
toegekend aan de godsdienst of aan de kerk in kwestie. In België
gaat het om een vast bedrag waarop schommelingen van het aantal namen
op het doopregister geen invloed kunnen uitoefenen maar in bepaalde
andere landen kunnen burgers ter gelegenheid van de verkiezingen zelf
bepalen of hun aandeel van een voor erediensten of humanitaire hulp
bestemde som al dan niet naar de kerk zal gaan en waarschijnlijk
zullen door de recente perikelen in de nabije toekomst pogingen
gedaan worden om ook hier te lande dat systeem te gaan toepassen.
Een ander sacrament is
de biecht, de voor de gelovigen verplichte belijdenis van de zonden
aan een biechtvader, wat doorheen de eeuwen de clerus wereldwijd een
macht heeft verschaft die zo mogelijk nog doortastender is dan die
van de beheerders van de ontelbare camera's en de
BuurtInformatieNetwerken welke onder het voorwendsel van de
veiligheid, de vrijheid van principieel alle wereldburgers fnuiken,
zodat wij inderdaad afstevenen op de toestand van non
posse peccare: het niet
meer kunnen zondigen of dus het van alle
vrijheid beroofd zijn en meteen het beroofd zijn van zijn mens-zijn
als zodanig. Men herinnere zich met Aureloius Augustinus dat de
paradijslijke toestand van de mens er een was van posse
peccare of kunnen
zondigen, wat betekent: vrijheid, terwijl
na de zondeval die toestand overging in het non
posse non peccare, niet kunnen niet zondigen
of het zich niet kunnen onttrekken aan zijn zondigheid. Met de
eindtijd in het verschiet verdwijnt de vrijheid daar de tijd ten
einde is en de mens zichzelf dan helemaal bepaald zal hebben zodat
hij niet meer kan zondigen omdat hij ook niet langer de vrijheid
bezit om dat te doen. Het sacrament van de biecht zal dan geen
relevantie meer hebben en voor gelovigen betekent die toestand dan
uiteraard ook echt het einde der tijden.1
Schuldig
verzuim of schuldig hulpverzuim is een misdrijf in het Belgisch recht
waarvan sprake is wanneer iemand het nalaat een ander te helpen die
in groot gevaar verkeert, terwijl men kon helpen zonder zichzelf in
gevaar te brengen.1
Inzake
schuldig verzuim wordt meestal de misdaad van een particulier bedoeld
maar wanneer een collectief de misdaad begaat of wanneer er
autoriteiten en wetten mee gemoeid zijn, wordt de (massa)moord
uiteraard veel beter verkapt en dan ook veel vlotter verkocht. En wie
er het wetboek op naslaan, zullen er overigens versteld van staan hoe
goedkoop men ervan af komt met een misdaad die per slot van rekening
de dood van een ander tot gevolg heeft. In het merendeel van de
gevallen wordt er over misdadigheid zelfs helemaal niet gerept.
Terwijl
alle verkeersveiligheidsindicatoren al jaren dalen, blijft het aantal
fietsers dat betrokken is bij verkeersongevallen stijgen,2
zo deelt de Belgische overheid ons op 15 juni laatstleden mee en
kennelijk komt het bij die overheid niet op dat zijzelf de
verantwoordelijkheid draagt over dat alsmaar stijgende aantal
fietsers wiens leven aan haar nalatigheid moet opgeofferd worden
omdat zij het verzuimt om bijvoorbeeld de moordstrookjes door veilige
fietspaden te vervangen: in 2023 steeg het aantal op de weg gedode
fietsers vergeleken bij de cijfers van drie jaar voordien met maar
liefst 7,5 percent naar 102 per jaar.
Een
ander voorbeeld is de wereldwijde massamoord op jaarlijks 44 miljoen
ongeboren baby's en wel bijzonder cynisch is daarbij de gigantische
menselijke onverschilligheid blijkens het feit dat de helft van die
abortussen 'veilig' worden genoemd, alsof het een vergissing zou zijn
om in dat jammerlijke gebeuren ook de eerste slachtoffers, de
kinderen zelf dus, mee te tellen. En in het zog van die massamoord
wordt alras een tweede voorbereid die zo mogelijk de eerste qua
omvang en qua cynisme nog overschrijdt: onlangs verkondigde in de
Vlaamse media een voorzitster van de zorginstellingen voor senioren
alhier dat men eens ernstig moet gaan nadenken over euthanasie voor
demente bejaarden - wel te verstaan eveneens zonder de toestemming
van de betrokken slachtoffers.
Tevens
merkt men alras dat de kloof tussen enerzijds de nalatigheid of het
verzuim om hulp te bieden aan noodlijdenden en anderzijds het actief
'opruimen' van mensen wel bijzonder smal lijkt maar in wezen is die
kloof uiteraard geheel onbestaande en - om nog een vierde voorbeeld
aan te halen - rust de verantwoordelijkheid voor de transformatie van
de Middellandse Zee in het massagraf van de Afrikaanse vluchtelingen
en slachtoffers van mensenhandel nergens anders dan bij de leiders
van de Europese Unie.
En
dan hebben we het nog niet gehad over de honger in de wereld die geen
tegenslag is maar een aanslag en over de oorlog, altijd zo lafhartig
gevoerd door schurken die zich leiders wanen terwijl zij altijd
uiterst bezorgd om het eigen hachje, het volk geheel ongestraft
blijven behandelen als louter kanonnenvlees. En het feit dat wie
teveel hebben - getuige de navenante verspilling - verantwoordelijk
zijn voor andermans tekorten, omdat de rijkdommen der aarde nu
eenmaal eindig zijn en derhalve verdeeld dienen te worden.
In
al deze gevallen is sprake van slachtoffers - doden dus - door
toedoen van derden maar het moordwapen lijkt onzichtbaar omdat het nu
eenmaal geen hakbijl is of geen kalasjnikov en om die geheel absurde
reden kunnen deze moorden, vaak massamoorden, gewoon ongestoord
blijven doorgaan.
Wie
de dingen met eerlijke ogen bekijken en ze ook bij naam durven te
noemen, weten echter dat de sterfgevallen in de hoger genoemde
tragedies in wezen neerkomen op doodslag en (massa)moord en dat de
moordwapens als instituties verankerd liggen in de staatkundige
instellingen van onze eigen beschaving ingevolge de aanbidding van
niemand minder dan de geldgod.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: