Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
06-01-2022
Marcuse's eendimensionale mens - Aflevering 1
Marcuse's
eendimensionale mens (1)
Aflevering
1
We
maken het vandaag opnieuw mee: dit keer onder het voorwendsel van de
pandemie, verandert de wereld in een panopticum, de privacy wordt
vernietigd, de leugen regeert, de waanzin van het fascisme
schuimbekt, een totalitaire wereldregering verbergt zich en in de
ochtend van deze eindtijd verrijst aan de kim gelijk een zwarte zon
een afzichtelijke dystopie.
Kritiek
wordt niet langer geduld, de oppositie is zoek, meningen die het
'officiële nieuws' weerspreken, zijn uit de media weggeplukt, de
boekverbranding is terug, het internet filtert de critici en de
klokkenluiders eruit en op karaktermoord volgt alras moord zoals een
eeuw geleden de dichter Heine waarschuwde: waar men boeken verbrandt,
zal men uiteindelijk ook mensen verbranden.
De
zieners van weleer zijn derhalve opnieuw actueel: de grondlegger van
de dystopische roman Jevgeni Zamjatin (Wij, 1920), Oswald
Spengler (De ondergang van het avondland, 1918 en 1922) die
reageert op het vooruitgangsgeloof en de Verlichting, die aldus het
irrationeel karakter van de rationaliteit aan het licht brengt en die
betreurt dat de mens verworden is tot een door het geld
geconditioneerde burger, Aldous Huxley (Brave New World, 1932)
die de apathie aanklaagt, Charley Chaplin (Modern Times,
1936), Max Horkheimer (Traditionele en kritische theorie,
1937), die samen met Max Horkheimer De dialectiek van de
Verlichting schreef (1944-1947), George Orwell (1984,
1948), Hannah Arendt (Totalitarisme, 1951), Herbert Marcuse
(De eendimensionele mens, 1964).
Allen
zijn ze uiteraard schatplichtig aan eerdere denkers zoals Charles
Dickens die in Hard Times (1854) de loonslavernij aanklaagt,
Karl Marx (Het Kapitaal, 1867) maar ook de feitelijke
antimarxist Fjodor Dostojevski (De grootinquisiteur van Sevilla,
een raamvertelling in De gebroeders Karamazov, 1879 en
1880) en zelfs Friedrich Nietzsche die immers de kuddegeest
veroordeelt (Aldus sprak Zarathustra, 1885). Want terwijl Marx
de bourgeoisie tegenover het proletariaat plaatst, maken anderen
duidelijk dat de massamens zelf schuld heeft aan de maatschappelijke
malaise.
Hedendaagse
critici voegen in feite weinig toe aan wat deze denkers allang aan
het licht brachten, er is immers niets nieuws onder de zon, na de
industriële revolutie en het computertijdperk, schakelt met de
ingang der biowapens de demonische aanslag op de 'kroon van de
schepping' alleen maar naar een versnelling hoger.
De
studentenprotesten van 1968 maakten van Herbert Marcuse de meest
populaire aanklager van de systematische ontmenselijking en zijn
Eendimensionele mens verdient het daarom om opnieuw gelezen te
worden.
Herbert
Marcuse (1898-1979) maakt deel uit van de Frankfurter
Schule,
een groep maatschappijkritische denkers die door de
Nazi's uit Duitsland werden verjaagd en naar de VS vluchtten.
In
de inleiding van het genoemde hoofdwerk legt Marcuse meteen de vinger
op de wonde: het grootste kwaad schuilt in de afwezigheid van
maatschappelijke oppositie en kritiek.
De
tweede wereldoorlog werd beëindigd met de eerste atoombommen, door
de Amerikanen gedropt op Hiroshima en Nagasaki: met de technologie
bestemd om de natuur te temmen, wordt de massa overmeesterd. Deze
dreiging die nooit meer zal wijken, verlamt voortaan alle mensen.
Maar
we moeten ervan uitgaan dat het leven de moeite waard is, zegt
Marcuse, en we moeten ons inspannen om het te verbeteren want ook het
door Marx aangeklaagde onrecht is geïnstitutionaliseerd en men
berust erin. Onder dwang geeft men zich over aan de heersende machten
wiens extreme rationaliteit zelf irrationeel is. (Daarover schreef
ook Hannah Arendt, die in de realiteit van de concentratiekampen de
onafwendbare consequentie van de 'rationaliteit' van de nazi's zag).
Heersers
maken dat mensen handelen tegen hun eigen wensen en belangen in waar
zij zich onechte behoeften (en hun te kopen bevrediging) laten
aanpraten. "De
mensen moeten het tenslotte zelf leren
zien en zo zelf hun weg leren kiezen van onecht naar echt bewustzijn,
van hun onmiddellijk naar hun werkelijk belang."
(pag. 7) "Dat
kunnen zij alleen als zij de behoefte voelen om hun
leven te veranderen, het positieve te ontkennen, weerstand te bieden.
Juist deze behoefte weet de gevestigde samenleving des te beter te
onderdrukken, naarmate zij beter in staat is goederen te leveren
op grote schaal en de wetenschappelijke overmeestering der natuur te
gebruiken voor
de wetenschappelijke overmeestering van de mens." (pag. 7)
De
privacy wordt opgeheven: "In
deze samenleving heeft het productieapparaat de neiging totalitair te
worden; en wel in die mate, dat zij niet alleen de voor de
samenleving noodzakelijke beroepen, vaardigheden en mentaliteit
bepaalt, maar ook de individuele behoeften en verlangens. Zo wist zij
de tegenstelling tussen het privé bestaan en het openbare leven,
tussen de individuele en de sociale behoeften uit. (pag. 9) We
kunnen de technologie niet meer los denken van de wijze waarop zij
wordt gebruikt; de technologische samenleving is een systeem van
overheersing dat reeds op de opzet en structuur der technieken
zijn invloed uitoefent." (pag. 9)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
Driekoningen 2022)
Verwijzingen:
(1)
Herbert Marcuse, De eendimensionale mens. Studies over de
ideologie van de hoogindustriële samenleving, uitg. Paul Brand,
1968. Oorspr.: One Dimensional Man - Studies in the Ideology of
Advanced Industrial Society, Beacon Press Boston 1964.
04-01-2022
Herbert Marcuse, De eendimensionale mens, 1964 (citaat)
Herbert Marcuse, De eendimensionale mens, 1964 (citaat)
Volgens de
Nederlandse onafhankelijke nieuwssite voor
financieel-economische onderzoeksjournalistiek (1) FTM
(Follow The Money) die onder meer de voetbalfraude aan het
licht bracht (1) en die zich tot doel stelt onderzoek te doen
naar mensen ( ) die zich, vooral financieel-economisch, misdragen
of de samenleving zwaar benadelen (1) ontduikt het Amerikaanse
bedrijf Pfizer via belastingparadijzen zoals Nederland waarschijnlijk
miljarden aan belastinggeld: de miljarden aan subsidies van de
overheid alsook de miljarden die buit worden gemaakt met vaccins. Uit
een onderzoek van de UvA bleek begin dit jaar dat ook andere
Amerikaanse bedrijven deze praktijk delen. Zo versluisde Google in
acht jaar tijd 128 miljard euro via Nederland naar Bermuda. (2) In
enkele uitzendingen van het Nederlandse televisieprogramma Zembla
wordt uitgelegd hoe multinationals geheime belastingdeals sluiten met
Nederland. (3)
Men
herinnere zich de uitspraken van de Vlaamse meester van de
tragie-komedie, Dirk Biddeloo, over het tweetal misdaad en
kampioenschap. Als misdaden maar groot genoeg zijn, worden zij alras
beschouwd als heldendaden; het gaat dan immers niet langer om
criminelen doch om kampioenen in de misdaad. Zo worden
massamoordenaars zoals Nero, Napoleon, Gengis Khan en Mao nog steeds
vereerd met standbeelden en naamplaatsen, dure alcoholische dranken;
bonbons en restaurants worden naar hen vernoemd. Pfizer maar wellicht
ook vele andere farmareuzen passen in hetzelfde plaatje. Via corrupte
politici bestelen zij in dit tijdperk zonder meer iedereen terwijl
zij het klaarspelen om door te gaan voor filantropen en voor helden.
Dat is uiteraard alleen mogelijk dankzij de kuddegeest en het geweld
van de conditionering die ervoor zorgen dat quasi allen braafjes
belijden dat ze uitkijken naar de volgens 'prik' of booster', dat ook
kinderen tot proefkonijn kunnen worden herleid en dat de beloofde
weldaad van de vaccinatie uitblijft of resulteert in haar tegendeel.
En collega-kampioenen in de belastingontduiking, meer bepaald de
eigenaren van het internet, zijn nu de nieuwe kampioenen in de
boekverbranding: zij zorgen er wel voor dat door de burgers via het
internet opgezette opstanden zoals enkele jaren geleden in het
Noord-Afrikaanse continent, zich niet meer zullen herhalen. Andermaal
de dichter Heinrich Heine: Dort
wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen."
(4)
Een zekere kwestie inzake de verplichting van vaccinatie
Een
zekere kwestie inzake de verplichting van vaccinatie
Iedereen
kent wel het verhaal van de man die onder de lantaarn naar zijn
sleutelbos staat te zoeken. Een voorbijganger vraagt hem waar hij de
sleutels verloren heeft. De man wijst naar een plek, een tiental
meter verderop. Maar waarom zoek je dan hier? - zo vraagt de
passant. En de man antwoordt: omdat het hier onder de lantaarn klaar
is.
Inzake het
zoeken naar maatregelen voor het indijken van staatsgevaarlijke
toestanden (zoals de huidige pandemie of wat daarvoor moet doorgaan)
gedragen heel wat regeringen zich op een gelijkaardige manier, in die
zin dat zij naar meer veiligheid zoeken waar zij die sowieso niet
kunnen vinden terwijl zij andere plekken waar mits relatief
eenvoudige maatregelen grote veiligheidsproblemen onmiddellijk
oplosbaar zijn, links laten liggen.
Zekere
regeringen gaan heel vaak ongegrond selectief te werk bij het bepalen
van die domeinen die als eerste in aanmerking moeten komen voor
regelvorming ter bevordering van goederen zoals staatsveiligheid en
volksgezondheid. Meer bepaald blijkt er dikwijls een niet
onaanzienlijke wanverhouding te bestaan tussen enerzijds geplande
maatregelen (en de te investeren middelen) en anderzijds de navenante
effecten. Zo krijgen somtijds die domeinen waar van doortastende
(vrijheidsbeperkende) maatregelen slechts een geringe impact kan
verwacht worden, de voorrang boven domeinen waar middels relatief
eenvoudige ingrepen ontelbare levens kunnen gered worden en
onnoemelijk leed vermeden.
Is het
verantwoord dat de verkoop en het gebruik van de harddrug alcohol
aangemoedigd wordt terwijl het gevaar daarvan voor het leven van
niet-gebruikers (aangetoond) gigantisch is? Alcohol, tabak en andere
drugs?
Tegelijk
wordt van regeringswege eindeloos getalmd waar het erop aankomt om de
productie en de lozing in het milieu van vergiften (verantwoordelijk
voor een alsmaar groeiend aantal 'kankerkinderen') aan banden te
leggen, als het al niet zo is dat deze vergiften niet als zodanig
kunnen worden erkend omdat het voorzichtigheidsprincipe, dat zegt dat
iets als schadelijk moet worden beschouwd zolang zijn
onschadelijkheid onbewezen is, door wie alleen uit zijn op gewin
geperverteerd werd tot een gedrocht, namelijk: dat iets onschadelijk
is zolang zijn schadelijkheid onbewezen blijft!
De
bewijslast wordt hier geheel schaamteloos in de schoenen geschoven
van de partij van de slachtoffers die uiteraard onschuldig zijn,
terwijl het in de rechtspraak een heilig principe is dat iemand als
onschuldig moet worden beschouwd zolang zijn schuld onbewezen blijft.
Bovendien geldt alom het zogenaamde voordeel van de twijfel om een
onrechtmatige veroordeling uit te sluiten.
Getuigt het
van een verantwoordelijk beleid dat ondanks de vele verkeersdoden,
het verstrekken van veilige accommodatie en maatregelen voor zwakke
weggebruikers (zoals de aanleg van veilige fietspaden en
oversteekplaatsen en het verbod op de verkoop van alcohol) achterwege
blijft?
Of die
selectieve aanpak te wijten is aan onkunde of aan corruptie is een
vraag maar een vaststelling is alvast dat hij feitelijk is in de
schoot van zekere regeringen. Echter, waar een selectieve aanpak
apert ongegrond is omdat met betrekking tot het individuele handelen
dat schadelijk kan zijn voor derden, vrijheidsbeperkende maatregelen
alles behalve in verhouding staan tot hun effecten (wat het geval is
telkenmale dringender en relatief makkelijk oplosbare kwesties ter
zake onbehandeld blijven) moet geconcludeerd worden tot onbekwaamheid
en/of onwil (mogelijkerwijze in gevolge corruptie) van regeringswege,
en in dat geval betreft het wel degelijk onkunde of onwil die met
mensenlevens moet worden betaald!
Kortom, een
regering die niet in staat blijkt om inzake deze kwesties selecties
te maken met maximale efficiëntie, verspilt haar middelen ten koste
van vele mensenlevens en moet derhalve met hoogdringendheid worden
afgevoerd terwijl haar leden moeten worden veroordeeld voor
uitgerekend datgene waarvoor zij anderen, en dan nog zonder grond,
wensen te veroordelen.
In de
zopas verschenen tekst van
het 'Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek',
getiteld:'Advies
nr. 80 van 13 december 2021 betreffende de ethische uitdagingen van
een verplichte vaccinatie van de volwassen bevolking (18 jaar en
ouder) tijdens een pandemie' (1),
komt deze ons inziens fundamentele kwestie niet aan bod. Onwil of
onkunde? Of is het gewoon de verblinding ingevolge de massapsychose?
Wie zal het zeggen!
Het
atomiseren van mensen teneinde hen te kunnen reduceren tot de
partikels van een massa die vervolgens kan worden uitgebaat gebeurt,
zoals Hannah Arendt beschrijft, door hen van elkaar te isoleren en
dus door hun onderlinge communicatie te bemoeilijken of zelfs
onmogelijk te maken. Dat kan middels gevangenzetting en afzondering,
zoals dat vandaag wereldwijd gebeurt in het kader van de zogenaamde
pandemie, maar het is ook mogelijk om dit doel te bereiken met alleen
maar een psychosociaal en politiek instrumentarium dat zich dan
vertaalt in een aantal voorschriften welke verplicht moeten worden
nageleefd en waarvan de zwijgplicht of het spreekverbod niet alleen
als de omerta onder misdadigers wordt toegepast maar ook de regel is
in kloostergemeenschappen en in nog tal van andere al dan niet
geheime genootschappen, politieke verenigingen, holdings en
industrieën en wel in die mate dat het zich bezondigen aan spreken
er beschouwd zal worden als verraad, vals spel of spionage.
Naast
het spreekverbod, kunnen ook het lees- en schrijfverbod genoemd
worden of eerder nog het bevorderen van zaken zoals het analfabetisme
en de onderontwikkeling in het algemeen: alle hebben zij tot doel de
waarheid te doden en hem te vervangen door elkaar overstelpende
leugenachtigheden.
Ook
het onderling verdelen van de individuen om te vermijden dat zij
vriendschappelijke banden zouden smeden en dat zij zich zouden
verenigen, is een beproefde methode lang voorafgaand aan het in voege
treden van het Latijnse gezegde: Divide
et impera!
Dat gezegde drukt in feite kort en bondig uit wat Hannah Arendt zo
gedocumenteerd doceert in haar Totalitarianism:
de isolering van mensen welke hun eendracht breekt en daardoor ook
hun weerstand tegen vreemde overheersers.
Mensen
die behoren tot dezelfde groep staan van nature helemaal niet
vijandig tegenover elkaar omdat hun bezit evenals hun werk een zaak
is van de gemeenschap maar de installatie van het privaatbezit
gecombineerd met het schaars houden van de goederen die men in bezit
kan nemen, verdelen de oorspronkelijke gemeenschap in allemaal
individuen die dan niet langer samen werken maar die plotseling een
bijzonder onnatuurlijk gedrag gaan vertonen: zij proberen elk
afzonderlijk zoveel mogelijk bezit naar zich toe trekken, vandaag
meestal in de vorm van geld, waarmee ze bij de overheid of althans
bij de door de overheid bestuurde en gecontroleerde organen zaken
kunnen aanschaffen waarmee ze hun individuele noden kunnen lenigen.
Het concurrentiële karakter van de economie is een alom ingeburgerde
hefboom welke de gezagsdragers faciliteert in het geatomiseerd houden
van de massa's die dan als menselijk vee tot hun beschikking staan.
De
methodes om de productie van massamensen op te drijven zijn legio.
Het aan mensen ontnemen van hun moedertaal en de verplichting tot het
gebruik van een vreemde taal die zij echter nooit voldoende zullen
kunnen beheersen om zich in alle spontaniteit uit te drukken, maakt
de communicatie danig gebrekkig dat men er vanzelf van afziet
teneinde de frustraties die dergelijke folteringen meebrengen, te
kunnen ontlopen.
Het
induceren van allerlei tegennatuurlijke plichtplegingen,
beleefdheidsregels en protocollen of juist het afschaffen of het
verbieden ervan kan de communicatie stremmen en zelfs stopzetten,
zoals dat het geval is na de invoer van de nieuwste
hoogtechnologische 'communicatiemiddelen' die beschouwd moeten worden
als een vooruitgang terwijl zij precies het tegendeel bewerken
aangezien zij directe gesprekken van mens tot mens in de vlotste taal
en ondersteund door spontane mimiek en gebaren, vervangen door sterk
vertraagde, vervormde en gecodeerde mededelingen via instrumenten
welke bediend worden door een klavier dat pas middels bijzonder
tegennatuurlijke en ziekmakende bewegingen te bespelen valt. In wezen
gaat het hier allerminst om communicatiemiddelen maar wel om precies
het tegendeel: isoleringsmiddelen.
De
persoonlijkheid wordt weggewist mét het lichaam, het natuurlijke
communicatie-instrument bij uitstek waarin de mededeling en de
mededeler in een perfecte harmonie coëxisteren. De stem, het gelaat,
de mimiek, de gebaren, de bewegingen en de uitingen van het hele
lichaam dat daar waar communicatie aan de orde is, vereist wordt,
doch de grote afwezige is.
De
stemverheffingen zijn voortaan onhoorbaar en daarmee wordt ook niet
langer de ernst van het gezegde aan de lijve ondervonden; het
gefluister dat als een saus over de geheimen lag en dat ons de oren
deed spitsen in het verlangen naar een weten dat voor ons de
toegangspoorten tot de wereld opende, behoort al tot een ver
verleden. De productie van onpersoonlijke standaardlettertekens via
het getik op een standaardklavier is de doodsteek aan het handschrift
dat naast betekenisdrager ook tekening was of persoonlijke
illustratie, dat kanttekeningen toeliet, vergissingen en
verschrijvingen.
Naar
het geslacht van de gespreksgenoot moet voortaan expliciet worden
gevraagd, hij of zij kan de ander voor de gek houden, de leeftijd
blijft verborgen, de bibber of de vaste hand, de stemming, het
karakter, de voorzichtigheid of de hoogdringendheid, de schaamte, het
gevaar: alle persoonlijke nuances worden opgeofferd aan een
standaardtype waartoe elke mens herleid wordt.
De
belediging van het lichaam en die van het gevoel is moordend en van
de mens schiet niets meer over dan een afgietsel van een
standaardvorm dat dan ook vervangbaar is en derhalve overbodig. Het
zal worden teruggebracht tot een beheersbaar getal dat zo nodig
vermenigvuldigd kan worden ofwel gedecimeerd. De vraag rest echter:
waartoe bestaat het dan nog allemaal? Zal wat overschiet van wat eens
mensen waren, in die eindeloze ellende van zichzelf beroofd, dan niet
streven naar een spoedig einde aan het on-leven waarin het hopeloos
gevangen zit?
Het
volstaat om zich een ogenblik te bezinnen over het wonder van het
menselijk lichaam om zonder de geringste twijfel te kunnen inzien dat
de vervanging en derhalve de uitschakeling ervan door middel van
instrumenten die men de mensen doet begeren en waarvoor zij moeten
werken totdat zij er hun gezondheid bij inschieten en hun geluk,
zonde is. Steeds groter wordt de massa van degenen die het helemaal
niet erg meer vinden om in het eigen lichaamsvet gevangen te zitten
als zij maar de beschikking hebben over een Porsche om zich mee te
verplaatsen en te vertonen.
De
auto, de machine, het instrument dat gemak belooft maar wel in ruil
voor dikwijls onomkeerbare verminking, verblindt en vermoordt de mens
als zodanig en wat rest van de mens van voorheen is, paradoxaal
genoeg, een louter instrument, een ding, een onderdeeltje van de
massa die gehoor geeft aan een vreemd bevel, die zich in huiver
schikt naar de hem voorgeschreven regels, die zelfs niet meer van
vrijheid dromen kan omdat hij zich niet langer onderscheidt van de
werktuigen die hij hanteert met precisie volgens de voorschriften van
vreemde heersers. Hij is verdwenen 'zoals een gelaat in het zand aan
de grens van de zee'.1
(BRON:
Jan Bauwens, Het
grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de
totalitaire wereld, pp.
127v.)
Onlangs dook in het
nieuws het lugubere verhaal op van een Belg die op reis in Indië
onwel geworden, werd afgevoerd en nog voor zijn aankomst in de
kliniek aldaar overleed. Het gebeuren had plaats in februari 2016.
Het lijk van de ongelukkige werd overgebracht naar België en een
autopsie hier ten lande wees uit dat het lichaam een schedelwonde
vertoonde als van een slag van een stomp voorwerp en bovendien bleken
het hart en de beide nieren te ontbreken.1
Aan
de verhalen over rijke westerlingen die dringend een ruilorgaan nodig
hebben en die dat dan voor een grote som geld kopen bij een
gespecialiseerde bende die het wegsnijdt uit het lichaam van een
Indische paria, hebben we in de afgelopen decennia al kunnen wennen.
Ter gelegenheid van zijn verzoek aan de Europese Commissie om de
illegale handel in menselijke organen te bestrijden, stelde Aldo
Patriciello van de Europese Volkspartij op 25 mei 2010 onder meer het
volgende: (...)
Onder de landen waar illegale handel in menselijke organen
plaatsvindt bevinden zich rijke industrielanden waar tegen betaling
illegaal verwijderde organen worden ingevoerd, en arme landen, waar
deze organen vandaan komen. ( ) volgens een onderzoek wordt geschat
dat het om 15000 nieren per jaar gaat, en dat de meeste daarvan
afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden, omdat daar nog veel armoede
heerst en de illegale handel in organen soms de enige manier is om
geld te verdienen. ( ) De handel in organen is meestal in handen
van criminele organisaties (...)2
Dit in acht genomen is
het niet ondenkbaar dat derde wereldburgers die in hun leefkring
moordpartijen om organen en derhalve om grof geld moeten dulden, wel
eens het plan konden opvatten om niet langer het eigen volk te
slachtofferen maar in de plaats daarvan de westerlingen die de
organen ook bestellen het is alvast een veronderstelling die niet
gespeend is van een zekere logica, zij het dan een oorlogslogica. Het
klinkt zelfs plausibel als bovendien een ander feit in rekening wordt
gebracht waarvan de gruwel zo mogelijk nog meer verbijstert.
In het eigen westen
blijkt men namelijk de vitale organen voor transplantatie weg te
nemen uit de nog levende lichamen van donoren terwijl wie zich als
donor laten registreren, in de waan verkeren dat hun organen pas na
hun dood zullen worden weggehaald. De waarheid immers is dat organen
worden weggehaald uit doodverklaarde maar niettemin nog levende
lichamen. Doodverklaring geschiedt van zodra het elektro-encefalogram
vlak is en dat heet 'hersendood'. Hersendood wordt gelijkgesteld aan
dood, terwijl een aantal hersendoden (soms na vele jaren) zijn
opgestaan en dikwijls zonder enig letsel.
In dat verband reist de
nu vijfentachtigjarige kinderarts Paul A. Byrne de wereld rond met
lezingen over het onderwerp. Hij stelt dat de term 'hersendood'
slechts aanduidt dat de ziekenhuisapparatuur niet meer in staat is om
nog hersenactiviteit te registreren en dat de dood van orgaandonoren
pas intreedt op het ogenblik dat hun organen worden weggehaald.3
Ook de Nederlander Ger
Lodewick schreef een schokkend boek over orgaandonatie en klaagt
daarin aan dat de ganse bevolking inzake orgaandonatie belogen wordt.
De donoren van organen zijn immers helemaal niet dood, zo stelt hij;
ze zijn wel doodverklaard omdat de hersenactiviteit niet meer kan
gemeten worden terwijl de rest van de lichaamsfuncties onaangetast
blijft en wel in die mate dat zwangere vrouwen nog kinderen kunnen
baren en dat donoren op het ogenblik dat men in hun lichaam gaat
snijden om hun organen te verwijderen, felle reacties vertonen: de
pols en de bloeddruk stijgen significant en soms komt de donor
overeind en maakt hij afwerende gebaren.4
We weten dat in het
verleden mensen vaker onterecht werden doodverklaard en zo vindt men
op begraafplaatsen soms sporen van verwoede pogingen van 'levende
doden' om uit hun kist te komen. Sommigen stonden op als ze al in het
dodenhuisje lagen of in het graf denk maar aan Jezus van
Nazareth5
en enkelen werden uit de dood opgewekt zeer zeker omdat ze
helemaal niet dood waren en Lazarus die vier dagen na zijn al dan
niet vermeend overlijden door Jezus werd opgewekt, is hiervan het
typevoorbeeld.6
Het criterium om iemand
dood te verklaren werd immers lange tijd geassocieerd met de
ademhaling en de hartslag die soms bijzonder moeilijk kunnen
gedetecteerd worden en geslaagde reanimatiepogingen alsook de nood
aan orgaandonoren vereisten een nieuw criterium en zo kwam vanaf de
jaren zestig van de voorgaande eeuw stilaan het begrip 'hersendood'
in voege. Echter, zoals reeds gezegd, blijkt het probleem hiermee
slechts te zijn verschoven want het is niet omdat men iets niet
waarnemen of meten kan, dat men ook mag besluiten dat het er niet is
en dat geldt behalve voor de ademhaling en de pols ook voor de
hersenfunctie.
Marie Curie overleed
ingevolge de onzichtbare Röntgenstraling in verband waarmee zij in
1903 de Nobelprijs voor de Fysica ontving en dat zij vaak seances
bijwoonde, toont aan dat zij ook de mogelijkheid van de onzichtbare
aanwezigheid van overledenen ernstig nam en alvast onderzocht: zoals
het elke authentieke man of vrouw van de wetenschap past, wachtte zij
zich ervoor om te concluderen dat wat wij niet of nog niet kennen,
ook niet kan bestaan.
Van zodra wordt
aangenomen dat de hersenen niet de producenten van ons bewustzijn
zijn maar slechts de ontvangers, verschuift niet alleen ons mensbeeld
maar vergt evenzeer het criterium waarmee men doodverklaard wordt een
grondige aanpassing. Een en ander wordt besproken door de Nederlandse
cardioloog Pim Van Lommel die er onderzoek naar deed en ook over
publiceerde.7
Wie echter blijven zweren bij de genoemde materialistische hypothese,
moeten vanzelfsprekend het feit van de beperktheid van onze
meetapparatuur erkennen. Ofschoon de geschiedenis aantoont dat dit
veeleer de regel is dan de uitzondering, blijft het verbazingwekkend
hoe makkelijk 'wetenschapslui' mensen van wie mag aangenomen
worden dat zij de waarheid zoeken ermee weg blijken te kunnen
komen als zij, verblind door winstbejag, de meest elementaire logica
onder de mat vegen. Wie doodverklaard zijn, hebben niet tegen te
pruttelen, ze delen bijna hetzelfde lot als de sans-papiers, die
allemaal tegen een gelijkaardig door onze bureaucratie gemodelleerd
antwoord aankijken: Excuseer, mevrouw, meneer, maar u bestaat
helaas niet of niet meer.8
(BRON: Jan Bauwens,
Excuseer mijnheer maar u bestaat niet meer,
Serskamp
2018, pp. 538v.)
In het jaar
360 voor het begin van onze jaartelling werd in het Griekse Elis de
filosoof Pyrrho geboren die, samen met Anaxarchos, Alexander de Grote
vergezelde op diens reizen naar onder meer Indië waar hij de
ascetische sadhoe's ontmoette, de gymnosofisten. Zij praktiseerden
radicale onthechting, inbegrepen het opgeven van de waarheid. Zo
onderwijst Pyrrho de acalepsia: omdat uit elke uitspraak
redelijkerwijze kan besloten worden tot het tegendeel, is het beter
nooit te oordelen. Kennis is onmogelijk (agnosticisme) en zo
ook waardeoordelen; het enige gepaste antwoord is de
onverstoorbaarheid (ataraxia).
Men vindt
die opvatting later terug in de zogenaamde vijf tropen, toegeschreven
aan Sextus Empiricus of aan Agrippa, die de basis vormen voor het
scepticisme: meningsverschillen, het ontbreken van een uiteindelijke
bewezen grond, de eigen relatie tot de dingen, veronderstellingen en
circulaire redeneringen maken kennis onmogelijk en derhalve bestaat
er geen uiteindelijke waarheid.
Kennelijk
was Pontius Pilatus een aanhanger van deze leer, zoals uitnemend
geïllustreerd middels het schilderij uit 1890 van Nikolai Ge,
getiteld met de vraag waarmee de toenmalige prefect van Judea zich
tot de te veroordelen Godmens richt (in: Johannes 18:36): 'Quid est
Veritas?' ('Wat is waarheid?') en die door Augustinus met een anagram
daarvan beantwoord wordt: 'Est vir qui adest' ('Het is de man die
voor u staat').
Dit
antwoordt bevrijdt de vraag uit de wereld van de loutere taal en
verwijst naar de Getuige die krachtens zijn getuigenis de waarheid in
het leven zelf aanwezig brengt. De kwestie ontworstelt zich tegelijk
uit het relativisme van Pyrrho van Elis en de sceptici die geloofden
zich uit de slag te kunnen trekken met de ataraxia die naast
onverstoorbaarheid, ook onverschilligheid betekent. Het getuigenis
van de waarheid daarentegen vergt de hoogst denkbare onmiddellijke
betrokkenheid of passie daar de getuige zich met zijn leven zelf borg
stelt voor het uitspreken ervan.
(J.B.,
22 december 2021).
Ziekenzorg en ziekten-industrie
Ziekenzorg
en ziekten-industrie
De uitdrukking dat men
zijn ogen niet kan geloven, moet helaas dikwijls heel letterlijk
genomen worden: mensen reageren vaak zeer furieus op wantoestanden
maar rampen kunnen ook echt te groot zijn voor het menselijke
bevattingsvermogen en in die gevallen blijven reacties vreemd genoeg
gewoon uit.
Tot de dingen die het
voorstellingsvermogen te boven gaan, behoren feitelijke genociden,
gepleegd door de superrijken: het weigeren van de toegang tot Europa
aan miljoenen oorlogsvluchtelingen en het onderbrengen ervan in
concentratiekampen in Turkije. De moord op dertigduizend mensen,
meestal kinderen, met het wapen van de honger - wel te verstaan: elke
dag opnieuw dertigduizend. De massamoord op ongeboren kinderen welke
vandaag alom wordt beschouwd als een mensenrecht.
Geheel onvoorstelbaar
voor velen is het feit dat de top van de gezondheidszorg - alom ter
wereld de caritatieve instelling bij uitstek - gedomineerd blijkt
door een industrie die vooral bekommerd blijkt om het eigen gewin. In
plaats van zorg te dragen voor de aan hen toevertrouwde
psychiatrische patiënten, werkte onder de nazi's in Vlaanderen het
medische corps zonder protest mee aan hun massale uitroeiing en dit
gebeurde middels de verkapte en feilloze moordmethode van het vetloze
dieet.1
De gezondheidszorg wordt
gedomineerd door de farmaceutische industrie die in de top van de
meest winstgevende bedrijven van het land op de allereerste plaats
staat. Ziekenzorg werd sinds jaar en dag verdrongen door
klantenwerving en als puntje bij paaltje komt, blijkt het van geen
belang of de pillen genezen of ziek maken, zoals bijvoorbeeld blijkt
uit de softenonhistorie.
Op
7 augustus 2015 overleed op de leeftijd van 101 jaar de Canadese
fysicus Frances Oldham Kelsey die werkzaam was voor de Amerikaanse
FDA en die bekend werd omdat zij verhinderde dat het kalmeermiddel
Thalidomide, met als bekendste merknaam Softenon, in Amerika
slachtoffers zou kunnen maken: zij bewees de schadelijkheid ervan in
1961. Wereldwijd zijn er vele duizenden Softenonkinderen of kinderen
die geboren werden met misvormde ledematen (focomelie) als gevolg van
de toediening van dit medicijn aan hun moeder tijdens de
zwangerschap. Het
eerste slachtoffer - een kind dat geboren werd zonder oren - viel op
25 december 1956 maar het middel bleef op de markt tot eind 1961.
De producent van Softenon, Chemie Grünenthal, probeerde de waarheid
te verdoezelen maar onderzoeksjournalist Morton Mintz van The
Washington Post
bracht alles naar buiten in 1962. Pas in 2012 excuseerde Chemie
Grünenthal zich voor de aangerichte schade, nadat het medicijn
opnieuw op de markt kwam, onder meer als middel tegen kanker.2
Dat een economie die
winst als hoogste goed in het vaandel draagt, gespeend is van ethiek,
spreekt vanzelf maar bij het inbedden van de gezondheidszorg binnen
een dergelijke economie, is het onvermijdelijk dat de zorgethiek door
het winstbejag geheel wordt opgeslorpt en geperverteerd: de
zogenaamde gezondheidsindustrie maakt massaal mensen ziek om hen
daarop geneesmiddelen te kunnen verkopen en daar grove winsten uit te
slaan. Of dat ook met het coronavirus het geval is, zal nog moeten
blijken maar alvast is het zo dat farmareuzen zich reeds in de handen
wrijven.
Het
is hoe dan ook een feit dat in fel contrast met de kloosterzusters
van amper enkele decennia geleden die onbezoldigd en vaak ten koste
van de eigen gezondheid in hospitalen werkzaam waren en van wie de
huidige verzorgers en verplegers met hun slopende job en met hun
minimumloontje nauwelijks verschillen, een industrie bloeit die op de
kap van zieken én verzorgers gigantische winsten boekt. De greep van
deze industrie op dokters, verplegers en andere ziekenverzorgers kan
tegengehouden worden door gewetensvolle ziekenverzorgers aan de top
zoals toentertijd Frances Oldham Kelsey maar de geschiedenis toont
helaas ook gevallen van het omgekeerde en de intussen courant
geworden moorden op de klokkenluiders maken de strijd tegen dit kwaad
er niet gemakkelijker op. Wellicht kan alleen de inplanting van een
heel andere economie een oplossing brengen maar voor het aan banden
leggen van de hebzucht zal meer nodig zijn dan alleen maar een
vrijblijvende ethiek.34
(Tekst d.d. 30 april
2020)
(BRON: Jan Bauwens,
Panopticum Corona,
Serskamp 2021, pp. 511v.)
Ze kwamen naar binnen
wandelen, hier, in de huiskamer, alsof het de meest normale zaak van
de wereld was, ja, alsof ze hier ook woonden en thuis waren:
insecten, zo groot als schildpadden, en welhaast even traag en
houterig als deze laatsten, verplaatsten ze zich. Ze begaven zich
naar de keuken en beklommen het aanrecht, op zoek naar iets om te
eten.
Je kon niet kwaad op hen
zijn en je had ook niet de neiging om ze te doden: niet omdat ze
enorme bloedvlekken zouden achterlaten op het parket, maar omdat ze
bij je een soort van medelijden opwekten, vooral dan door hun
bewegingen die iets hadden van de manier waarop ouderlingen zich
voortbewegen. Als je naar hen toe stapte, van plan om hen te pletten
met de schoenzool, bedacht je je meteen: ze keken immers op, ze keken
je aan, recht in de ogen, zoals katten dat kunnen, en het leek alsof
ze vol vertrouwen waren, en dat vertrouwen wilde je op de een of
andere manier niet beschamen, en daarom zag je af van je
aanvankelijke neiging, en liet je hen begaan. Je deed een stap terug,
en je keek alleen maar toe hoe ze naar binnen wandelden en zich
doorheen de woonplaats werkten, over de harige tapijten waaraan de
uiteinden van hun poten veelvuldig bleven haken, of welhaast even
moeizaam over het gladde parket waarop de uitrusting van hun
ledematen duidelijk niet voorzien was. Ja, heel even kwam het in je
op dat je hen beter wat helpen zou, bijvoorbeeld door krantenbladen
uit te spreiden over de vloer ten einde hen de moeizame verplaatsing
gemakkelijker te maken, want het leed geen twijfel dat ze er al een
heel lange tocht hadden opzitten.
Ze waren ongetwijfeld
meegekomen met de helse winden die nu overal woedden, ze waren een
product van het natte, klamme weer, van het veranderde klimaat, om zo
te zeggen, want of ze alleen maar exotisch waren ofwel geheel nieuw,
dat had geen mens kunnen uitmaken. Je had hen alvast nooit eerder
gezien, je wist niet hoe ze heetten, of ze denken konden niets
wist je over hen. Spinnen boezemen angst in, padden afkeer, katten
verwekken gevoelens van zorg, maar deze dieren, op de hun eigen
manier, verwekten medelijden.
Met velen waren ze: er
liepen er al zeker dertig in de kamer rond toen je bemerkte dat ze er
waren, maar ze bleven binnenkomen, met ganse colonnes, traag doch
gestaag, en toen je door het raam naar buiten keek, zag je dat de
voortuin er helemaal zwart van zag en, verderop, ook de straat, de
velden.
Overal gingen ze de
huizen binnen, en klaarblijkelijk liet elkeen hen begaan, omdat ze
bij elkeen dezelfde wrange gevoelens van compassie verwekten:
voorbijgangers bleven staan en keken de beesten na met open mond.
Kinderen gingen hurken en negen zich met het gezicht tot bij de
koppen van de beesten, die hen dan aankeken, recht in de ogen, en de
kinderen dropen af en trachtten zich, voorzichtig, een weg terug te
banen, naar huis, waar ze ook waren. Ze waren overal, ze beklommen
muren, struiken, bomen, lantaarnpalen, daken
En toen begonnen ze te
eten, uiteraard, en nog meer medelijden kreeg je met hen, omdat je
zag dat ze echt honger hadden, en je haalde alles uit de kast om ze
te voeren: eerst hondenbrokken van de hond die nergens meer te
bespeuren was, of het voeder voor de kat die evenmin nog was te zien,
en dan opende je een blik sardienen, een doos melk, een blokje kaas.
Ten slotte zette je de deur van de koelkast gewoon open, en die van
de kelder, waar het fruit lag en de aardappelen
In geen tijd was alles
verorberd en, zoals je had gevreesd, begonnen ze nu ook te knagen aan
je voeten.
Lomp waren ze niet: ze
kwamen tot vlak voor je zitten, hieven de kop, en keken je aan, recht
in de ogen, en wat kon je dan nog doen?! Wat kon je nog beginnen, als
je hun getormenteerde blikken zag, zo vol van verdriet?! Zeg mij
eens: wat viel hier tegen te beginnen?!
Een slijmerig vocht
scheidden ze eerst af, dat ze op je schoenen lieten druipen en dat
door het leer heen drong, waarna je het gewaar werd: je voeten werden
geheel ongevoelig. Ze keken je weer aan, recht in de ogen, als om te
vragen: Werkt het al?; Werkt de verdoving al?; Ben je
klaar? Mag ik beginnen bijten? En wat kon je dan nog
antwoorden? Wat anders kon je antwoorden dan: Bijt maar, beestje,
ga je gang en bijt maar, want je hebt ongetwijfeld honger nu, en
elkeen moet leven in deze wereld, en het is tenslotte geen aardigheid
dat de ene de andere opeet. Tast dus maar flink toe, en laat het je
smaken!
Pijn deden ze je niet,
en het verdovend slijm gaf je zelfs een allerzaligst gevoel, het
maakte je slaperig zonder dat je er meteen ook van in slaap viel,
want je kon het gebeuren helemaal volgen tot op het eind.
Toen ze aan je ogen
gekomen waren, keken ze je een allerlaatste keer aan, recht in de
ogen, en dan wachtten ze geduldig nog een poos, als om je de
gelegenheid te geven om nog eens rond te kijken, een allerlaatste
keer. Kijken naar de wereld die ineens niet meer de onze was, want
het was allemaal voorbij, en zij zij waren nu de nieuwe mens.
Eric
A. Blair kon het weten hoe potentaten te werk gaan: hij was de zoon
van de Schot Richard Blair die werkte voor het opiumdepartement van
de Civil
Service in
de toenmalige Britse kolonie India. Zijn afkeer van de uitbuiting was
danig groot dat hij zich als journalist en schrijver ging inzetten
voor het arme Engelse werkvolk. Op zijn drieëndertigste ging hij
deelnemen aan de Spaanse burgeroorlog aan de zijde van een
communistische partij maar nadat hij er gewond raakte, was hij
getuige van de meedogenloze heksenjachten van de stalinisten en
keerde hij zich ertegen voor de rest van zijn leven, vooral in zijn
Animal
farm:
de dierencommune ontaardt er in een dictatuur zoals ook het geval was
met het communisme onder Stalin. De inspiratie voor zijn roman 1984
haalde hij uit zijn job bij de BBC
Eastern Service welke
samenwerkte met het
Engelse Ministerie voor Informatie. Het totalitarisme was het
schrikbeeld bij uitstek in zijn werk.
Hoe
de commune ontaardt in een dictatuur, verhaalt ook de Nederlandse
historicus Bas Van Bavel in De
onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en vergaan:de
vrije markt ontstaat weliswaar vanuit een door het volk verworven
onafhankelijke zelforganisatie en vrijheid maar paradoxaal genoeg
resulteert zij dan via concurrentie, monopolievorming en politieke
invloed uiteindelijk in onvrijheid: de rijke elite koopt politieke
macht die de regels in haar voordeel verandert en zo worden
onomkeerbaar rijken rijker en armen armer.
Edoch,
ons inziens geheel onterecht schuift Van Bavel het euvel dan in de
schoenen van 'het systeem', het kapitalisme, want de oorsprong van
dit systeem berust uiteindelijk bij de kapitalist en dat is een mens
gedreven door hebzucht vanuit de onderliggende perverse 'ethiek' van
de middel-doelomkeringdie
eigenlijk ontstaat vanuit het beginsel van de wraak:
voor
wat hoort wat; een oog voor een oog, een tand voor een tand.
Daar ontstaat ook de notie 'bezit':
iets is van mij omdat ik het verworven heb. En men verwerft
dingen middels strijd of oorlog:
het 'recht
van de sterkste'.
De specifieke
economie die
daaruit voortkomt, doet uiteindelijk zichzelf de das om omdat die
intern
contradictorisch is.
Het
resterende structurele kwaad in de hele bedoening werd aan het licht
gebracht door Max Weber waar hij stelt dat het kapitaal geheel
onbedoeld tot stand komt vanuit de Calvinistische moraal met
enerzijds de arbeidsplicht en anderzijds het als zondig afwijzen van
het genot van de vruchten van zijn arbeid vanuit de overtuiging dat
met de arbeid een schuld wordt afgelost zoals bevolen in Genesis
3 vers 19:
"In
het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde
wederkeert."1Maar
ook hier is niet een onzichtbare doch een menselijke hand aan het
werk, met name de hand die niet uitdeelt doch oppot. Werd daarentegen
het Evangelische principe gehuldigd dat zich concentreert in het
devies: Laat
uw linker hand niet weten wat uw rechter hand geeft2,
dan kreeg het kapitalisme geen schijn van kans.
Er
is geen dictatuur zonder dictator, het totalitarisme wordt niet tot
stand gebracht door de onzichtbare hand waarvan beweerd werd dat zij
de vrije markt regelt: ook vandaag blijkt dat de vrije markt
ontspoort ingevolge de onbevredigbaarheid van de hebzucht die
vooreerst een zucht is, dat wil zeggen een verslaving, een tot slaaf
worden en dat is iets heel anders dan een meesterschap. Het
totalitarisme is een slavernij en het wordt gevoed door die waanzin
van onbevredigbare verzuchtingen die ook Napoleon, Stalin en Hitler
tot hun slaaf hadden: blinde gebiedsuitbreiding waaraan alles moest
worden opgeofferd, zoals ook de drugsverslaafde alles opoffert aan
zijn drug.
Depersonalisatie
is uiteraard kenmerkend voor verslaving: het verlies van het
meesterschap over zijn handelen is een zelfverlies; de verslaafde
dient een deelsysteem van zichzelf dat hem als persoon volledig ten
gronde richt; hij offert het geheel op aan een deel dat dan uiteraard
eveneens mét het geheel waarop het berust, vergaat; hij zaagt de tak
af waarop hij zit.
Verslaving
depersonaliseert maar dit mechanisme werkt ook omgekeerd:
depersonalisatie werkt verslaving in de hand omdat bij afwezigheid
van een stuurman, het schip op drift raakt. Op die manier kan het
depersonaliseren van het volk wellicht in een veel sterkere mate dan
men geneigd is aan te nemen, bijdragen tot de algehele onderwerping
of de verslaving van dat volk. Vergelijk het met de in middens van
acteurs ontstane psychologische theorie dat emoties en hun uitingen
elkaar
veroorzaken: droefheid veroorzaakt wenen en blijheid de lach maar ook
omgekeerd wekken tranen het verdriet op en brengt de lach vrolijkheid
teweeg omdat wij nu eenmaal relationele en met empathie begaafde
wezens zijn.
Maatregelen
die al dan niet bedoeld de uniformisering in de hand werken,
schakelen niet alleen mensen gelijk
maar zij schakelen ze ook uit
omdat mens-zijn samenvalt met persoonlijk-zijn en met uniek-zijn. Het
archetype van het totalitarisme dat alle mensen gelijkschakelt en
derhalve uitschakelt, is wellicht de godsdienst, die zich dan
afspiegelt in het maatschappelijke model van de dictatuur, de
theocratie, welke vandaag kennelijk wordt vervangen een seculiere
verschijningsvorm in een zich uitrollend systeem waarvan sommigen
zeggen dat het gestuurd wordt door een onzichtbare hand, terwijl
anderen er de hand van de duivel in zien en nog anderen een snood
plan van een zich verbergende elite.3
(Tekst d.d. 14 december 2020)
(BRON: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp. 869-872).
Het eeuwige vuur en andere verhalen (Jan Bauwens, Serskamp 2014)
Het eeuwige vuur en andere verhalen (Jan Bauwens, Serskamp 2014)
De tuinen
De
tuinen
Wel!?
Zijt ge daar alweer!?
Omsk wist niet goed wat te zeggen. Het was al de
tweede keer die nacht, en ook gisterennacht was hij daar geweest,
misschien wel al zeven keer die week.
Daar stond hij dan, in die mist. Eigenlijk was het
geen mist, want het voelde niet koud aan of niet nat; het had alleen
het witte, het half-doorzichtige van mist. Maar met mist kon je het
wel het beste vergelijken.
De man tegenover hem hij keek eigenlijk op hem
neer, want hij stond wat hoger dan Omsk werd nu eens door het
mistgordijn omhuld, en dan weer was hij helemaal klaar te zien. Die
man kon er blijkbaar niet om lachen, al maakte hij zich ook niet
kwaad. Het kwam hem veeleer voor alsof hij er flink mee verveeld zat,
en dat gaf hij ook aan Omsk te kennen:
Ge doet mij weer lopen, beste
vriend! En dat telkenmale voor niets! Ge blijft daar staan en ge komt
niet verder? Gisteren zijt ge hier tot op de tweede onderste trede
van de trap geklommen, en dan hebt ge rechtsomkeert gemaakt; en nu
staat ge daar weer te drentelen op welke trede staat ge nu, ik heb
mijn bril hier niet Vertel het eens!
Omsk keek naar beneden, zag zijn eigen beeld
weerspiegelen in het witte marmer dat met rode adertjes doorspekt
was, alsof er bloed doorheen pompte, en hij moest zich concentreren
om de treden te kunnen tellen, want daaronder duizelde het allemaal
op de een of andere manier weg:
Op de derde trede, meneer,
zei hij, en er was nog angst te bespeuren in zijn schuchtere
stemmetje, als gevolg van de blik in de diepten.
Zo en hebt gij hoogtevrees
misschien?, merkte de man dan ook op.
Eigenlijk niet, mijnheer , antwoordde Omsk.
En waarom komt ge dan niet
verder?
Het is weer beginnen kloppen,
mijnheer , zo excuseerde Omsk zich.
Zo Ja, dat zeg je
telkenmale, is het niet? Wat vervelend voor mij!, riep de oude man
uit, en hij wierp een blik in het gesternte, en keek dan weer op Omsk
neer: Ge begrijpt toch dat ik een oude man ben; gij doet mij
telkens lopen voor niemendal!
Mijn verontschuldigingen,
meneer, ik kan het echt niet helpen , klonk nu het dunne
stemmetje van onze vriend.
De man zuchtte diep, zoals iemand zucht die ten einde
raad is: Ik sta hier al duizenden jaren, aan
deze poort , en met een armzwaai wees hij naar de dikke, witte
wolken achter zijn rug, waarmee zijn eveneens sneeuwwitte
kleed zich wel leek te vermengen:
Ik heb wel meer van die
twijfelgevallen, weet u: lui die niet goed weten wat ze willen, en
die eerst aankloppen en dan terugkeren weer aankloppen, weer
teruggaan Maar de tweede of de derde keer komen ze dan toch
binnen. Gij daarentegen hoe is de naam weer, zegt u?
Omsk, meneer
Juist, ja Gij zijt mij hier
al tientallen keren komen storen, nietwaar? Ik zit net naar
een interessant programma te kijken, ontspannen met een glaasje
erbij, en had ik het niet kunnen denken! Daar zijt gij dan weer!
Nogmaals mijn excuses, meneer,
maar ik kan het echt niet helpen
Ja, dat weet ik wel: het is
weer beginnen kloppen, nietwaar We zouden er iets moeten op
vinden, hé? Nu, wat zijt ge van plan? Blijft ge daar staan of gaat
ge terug?
Ik denk dat ik maar beter
terugga, meneer.
Natuurlijk, natuurlijk dat
is het beste
Het klopt nu weer zoals
normaal, meneer, ik denk dat ik dus beter terugga, herhaalde Omsk.
Het witte heerschap had het smekerige in zijn stem
gehoord en in zijn daarop volgende optreden kon Omsk niets anders dan
een weinig leedvermaak bespeuren: de heer keek hem heel aandachtig
aan, boog zich warempel voorover om hem nog beter te kunnen zien, en
beval:
Kom eens een paar trapjes
hoger! Zodat ik weet waar ik aan toe ben! Ge ziet lijkbleek,
maar uw ogen kan ik zo niet zien jaja, ik heb het tegen u: twee
trapjes maar, drong hij aan.
Nu was de pret in zijn stem echt goed te horen. Omsk
had er de grootste moeite mee om zijn rechter voet op te heffen en
die op de volgende trede neer te plaatsen.
Dit manoever ging gepaard met alweer een heftige
steek in zijn hartstreek, waarna hij deze spier gedurende wel drie
opeenvolgende seconden voelde fibrilleren. Dan volgden enkele uiterst
onaangename want krampachtige trekkingen welke gepaard gingen met een
licht verstikkingsgevoel, zodat Omsk eventjes naar adem moest happen
en duizelig werd. Teneinde niet naar beneden te donderen, restte hem
geen andere keuze dan zijn voet terug te trekken, zodat hij nu weer
met de beide voeten op de tweede trede stond. En omdat hij tijdens
deze zichtbaar stuntelige bewegingen als het ware bijna zijn
evenwicht verloor, vond hij er dan ook een reden in om maar meteen
nog een trapje lager te gaan postvatten.
Zijn hart leek hem hiervoor uitvoerig te bedanken met
een hele reeks heel regelmatige slagen, en hij kwam zowaar weer op
adem.
Maar zó kan ik helemaal
niets zien!, repliceerde de man in het wit, die zich nu weer
oprichtte, kennelijk met grote moeite, de handen tegen het onderste
deel van zijn lange, dunne rug gesteund.
Hij kermde eens, haast onhoorbaar, leek dan door een
nieuwe, dichte wolk omgeven te worden, en Omsk voelde zich nu
terugzakken uit de mist en zeeg met een zo grote snelheid dat hij er
kriebels van kreeg in de buikstreek, achterwaarts doorheen het
firmament.
Hij passeerde nu weer de weelderige tuinen waar hij
telkenmale doorheen moest als zijn hart het dreigde te begeven, en
hij kwam in een zeer vreemde extase, omdat ze aantrekkelijk en
afschrikwekkend was tegelijk.
De tuinen ze vertoonden patronen van een geheel
onaardse regelmaat, niet te beschrijven, en ook niet voorstelbaar
voor mensen in wakkere toestand. Nooit was er een schilder geweest,
en er zou er ook nooit een geboren worden, die deze kleurenpracht
vermocht af te beelden.
De belangstelling van Omsk voor de tuinen was
bijzonder groot, maar tegelijk ook durfde hij er niet te lang of te
aandachtig naar kijken, omdat hij wist dat dit niet ongevaarlijk
was. Regelmaat, ja, dat woord was hier van toepassing, maar deze term
was lang niet krachtig genoeg om het betreffende spektakel weer te
geven: hier toonde zich een patroon met een regelmaat van vormen en
lijnen die mensen zich niet kunnen voorstellen. Een evenwicht van
gestalten en van kleuren die het hele spectrum bestrijken, maar ook
die delen van het spectrum die door mensenogen normaal nooit kunnen
worden gezien: ultraviolet, infrarood
Ach, dat zijn slechts woorden, wist Omsk: hier zijn
geen woorden voor, dit zijn niet langer kleuren en vormen, geluiden
of muziek: dit is wat àchter alle kleuren, àchter alle
schilderijen, symfonieën, gedichten en noem maar op, verborgen zit.
De tuinen zijn werkelijk de bronnen waaruit wij onze schamele
patronen putten, het zijn de klankkasten, neen, de genen van de
schoonheid zelf.
Was dit dan wat men het Aards Paradijs noemde?
Omsk viel met een schok terug op zijn hoofdkussen.
Hij zweette hevig, ademde ongemakkelijk, kon het gevoel van
verstikking dat hem alweer de hele nacht in zijn greep had, niet van
zich afwerpen. Zijn hart pompte, maar hield dan met pompen op, alsof
het niet in staat was om te reageren op de volgende, zich opdringerig
aandienende prikkel. Het koolzuurgehalte in zijn bloed steeg, gaf een
krachtige impuls aan de Nervus Plexus Vagus of hoe heette dat
zenuwcentrum in de nek ook weer, dat ons dwingt om naar adem te
happen als wij het benauwd krijgen?
Hij hapte naar adem, doch het baatte hem niet; hij
hapte andermaal, en nogmaals, werd beklemd door een plotselinge
doodsangst, maar vooraleer die hem tot enige handeling kon aanzetten,
voelde hij zich weer wegduizelen, en voor zijn ogen ontplooiden zich
in al hun symfonische pracht opnieuw de tuinen!
Dit is echt, zo zag Omsk nu heel duidelijk: deze
tuinen zijn onvervalst, en hun onbeschrijflijke pracht getuigt van
hun echtheid: noch ikzelf, noch enig ander mens had ooit kunnen
bedenken wat zich nu voor mijn ogen afspeelt.
Hij verzette zich niet langer tegen de taferelen die
in steeds toenemende mate zijn hele gezichtsveld vulden. Hij liet de
muziek naar binnen stromen en verwelkomde het water uit de brede,
klare stromen in de diepe, donkergroene dalen die in een
bloemenweelde aan zijn voeten lagen. Hij voelde zich opstijgen boven
dit alles, dat zich met zon nadrukkelijke pracht in zijn geest
prentte, dat hij niet anders doen kon dan geloven dat iemand dit
speciaal voor hem had voorbereid, zoals men ook speciaal voor iemand
een gedicht kan schrijven of een lied, dat men hem of haar te zijner
tijd ten gehore mag brengen. En hij steeg op, hoog boven dit alles,
en dreef dan weg, ergens terzijde, en een plotse wind stak op, hagel
kletterde neer tegen de ruiten
Omsk zag dat het al klaar geworden was. Zijn toestand
was lichtjes beter. Hij moest nog wat slapen, want hij was nog te
vermoeid, zo kon hij de dag niet door. Hij trachtte rustig te ademen,
aan niets te denken, de slaap te vatten. En hij realiseerde zich dat
hij zich telkenmale als hij de ogen sloot, en nu opnieuw, begaf op
dat terrein dat wij het gebied van de allergrootste onzekerheid
plegen te noemen, het kantje-boord, het randje tussen het
eenmalige leven en de volstrekte dood.
De discussie over
biowapens (virussen, bacteriën, schimmels, toxinen) kwam op gang ten
tijde van de antrax-dreiging: de enveloppen met het witte poeder die
her en der bij politici in de bus vielen waarna met de allergrootste
zorg moest worden uitgemaakt of het talkpoeder betrof ofwel miltvuur,
een bacterie die bij inademing longontsteking veroorzaakt en dan
binnen de twee tot drie dagen tot de dood kan leiden.
Zoals algemeen bekend
behoorden de volgende biowapens tot nog toe tot de meest gevreesde:
antrax, pest, botuline en het pokkenvirus. Het ene is nog dodelijker
dan het andere en er wordt gevreesd dat de Russen deze wapens op de
zwarte markt hebben verkocht maar met het oog op grote aantallen
slachtoffers bleef het grootste probleem voor terroristen de
verspreiding van de ziektekiemen.
Wat
betreft de antrax-affaire, is een misschien niet onbelangrijk detail
dat de 'Amerithrax',
zoals de FBI de anthrax-attacks in Amerika noemden1,aanvatten
in de VS op 18 september 20012
en dat is precies een week na de terroristische aanvallen op de Twin
Towers
en op het Pentagon (respectievelijk het Wereld
Handels Centrum
en het Amerikaanse
ministerie van Defensie)
gepleegd door moslimfundamentalisten onder leiding van Bin Laden.
Het was overigens niet
de eerste poging van moslimterroristen om het WTC te doen instorten:
met de bedoeling om tienduizenden doden te maken, pleegden op 26
februari 1993 zes islam-extremisten er een bomaanslag met een
bestelwagen geladen met 682 kg springstof waarbij zes doden en een
duizendtal gewonden vielen. Op 11 september vielen 3000 doden en meer
dan 6000 gewonden.
Dat zijn uiteraard vele
mensenlevens maar in vergelijking met de slachtoffers van de
wereldoorlogen is dat quasi niets: in de Eerste Wereldoorlog stierven
8,5 miljoen mensen, in de Tweede Wereldoorlog waren dat er 55 miljoen
maar ingevolge de Spaanse Griep direct na WOI stierven in amper twee
jaar tijd tussen 20 en 100 miljoen mensen. En dat kon terroristen wel
eens op ideeën brengen.
En kijk: twee jaar na
het begin van de anthrax-aanvallen, op 3 november 2003 publiceerde de
CIA een document getiteld "The Darker Bioweapons Future"3
waarin de Nationale Academie van Wetenschappen concludeert dat de
snelle vooruitgang van de biotechnologie oncontroleerbaar geworden is
en een grote bedreiging vormt in het kader van biologische
oorlogsvoering: nieuwe en dus onbekende door mensen gefabriceerde
biologische stoffen ("engineered biological agents"),
zo staat daar te lezen, kunnen veel meer kwaad aanrichten dan alle
gekende ziekten.
Op de koop toe zijn die
nieuwe 'wapens' ook nog eens moeilijk te detecteren, zo stelt het
document. Er is sprake van stiekeme of verborgen virussen ("stealth
virus") en zo zouden Australische onderzoekers aangetoond
hebben dat het pokkenvirus maar ook de miltvuurbacterie dodelijker
kunnen gemaakt worden door de inplanting in het natuurlijke virus van
genen die de afweer kunnen vernietigen. Ook kunnen combinaties
gemaakt worden tussen verschillende microben om aldus gewenste
effecten te verkrijgen en zo kan bijvoorbeeld een milde
ziekteverwekker die gekoppeld wordt aan zijn antigif, veel
agressiever gemaakt worden, resistent tegen medicijnen of onzichtbaar
voor het immuunsysteem.
Een lid van de
onderzoekscommissie haalt het voorbeeld aan van een stiekeme
virusaanval die een grote groep jonge mensen zou kunnen opzadelen met
een ernstige vorm van artritis met als resultaat een massa zieken en
een enorme klap voor de economie van het aangevallen land. De
ontwikkelingen gaan dermate snel dat anticipatie onmogelijk is en men
verwacht dat men dergelijke bedreigingen nooit tijdig zal kunnen
beantwoorden. De wetenschap omtrent deze zaken is bovendien voor
iedereen toegankelijk.
Geen
twintig jaar later verklaart de ontdekker van het AIDS-virus, de nu
achtentachtigjarige Nobelprijswinnaar voor de Geneeskunde Luc
Montagnier dat covid-19 een door mensen gefabriceerd virus is,
bestaande uit segmenten van het dodelijke HIV waarvoor nog steeds
geen vaccin bestaat gecombineerd met een superbesmettelijk
verkoudheidsvirus. In koor roepen bijna
alle medici dat Montagnier zich vergist maar corona doet exact wat
twintig jaar geleden werd beschreven als het voor de nabije toekomst
te vrezen allergrootste kwaad. En de grafieken liegen er niet om.45
Tekst d.d. 12 juni 2020.
BRON: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp. 594-596.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: