Angst en macht
De aangehouden medeklinker "ng" is het verkrampte geluid dat iemand spontaan voortbrengt - meestal in combinatie met een navenante lichaamshouding - om aan te geven dat hij of zij in ademnood verkeert ofwel in een nog andere noodtoestand welke dringend om verlossing vraagt. De medeklinker duikt dan ook frequent op in woorden die angst aangeven: in het Nederlands zijn dat bijvoorbeeld "eng", "angst" en "bang" maar ook in vele andere talen vormt de "ng"-klank de kern van woorden met gelijkaardige betekenissen. Angst of benauwdheid is de toestand voorafgaand aan een gewisse dood, als die blijft duren, en verwijst naar een bedreiging en naar een bedreiger die deze toestand veroorzaakt door aan de bedreigde het schrikbeeld van diens dood voor te spiegelen. De meest enge bedreigingen zijn deze waarvan uitsluitend de bedreigde getuige is en kan zijn terwijl derden van de duivel geen kwaad weten: zij zouden elke roep om hulp vanwege de bedreigde opvatten als een kinderlijke vreesachtigheid of ook nog als een waanvoorstelling, zoals bij uitstek weergegeven in de griezelfilm Rosemary's baby van Roman Polanski, die helaas al te vaak door de werkelijkheid wordt overtroffen. De tragiek duikt ook op in het door Schubert op meesterlijke wijze op toon gezette gedicht van Goethe, de ballade Erlkönig, en veel vroeger nog is zij het spook van de tegendoelmatigheid, de motor van de klassieke tragedie, in onder meer Orpheus en Euridicè en Oedipus Rex.
De angst wordt versterkt als alle pogingen tot hulpvraag de situatie slechts kunnen verergeren waardoor de toestand voor het slachtoffer uitzichtloos wordt want een nefaste afloop is dan wel gegarandeerd, precies zoals bij tegenspartelaars die worden meegetrokken in een draaikolk. Een geactualiseerde versie van het spook van de tegendoelmatigheid vormde het hoofdthema in het werk van Ivan Illich (1926-2002) die laat zien hoe de westerse cultuur daar aan ten onder gaat. En onze cultuur is er dan ook een van de angst en de benauwdheid: ons doen en laten worden onophoudelijk gedicteerd, elk verzet daartegen is onmogelijk geworden en derhalve leven wij in "stress" totdat een "burn-out" ons doet kandideren voor euthanasie. Jawel, als klap op de vuurpijl dienen wij onze bedreigers niet alleen te vergeven maar bovendien moeten wij hun schulden torsen, want wij stappen dan geheel vrijwillig uit het leven, zoals dat nu heet als wij zelfs de hoop hebben opgegeven om als slachtoffer te worden geboekstaafd. Alle Verlichtingstoestanden en emancipatiegolven ten spijt, blijken wij als puntje bij paaltje komt nog steeds de daders van weleer uit het refrein: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.
Onze cultuur is er een van angst, wij leven in angst, in stress, en die benauwdheid bestaat erin, zoals gezegd, dat wij ons op elk ogenblik opnieuw gedwongen weten om op elkaar volgende externe verwachtingen in te lossen op straffe van ons einde. Edoch, ons einde ware niet eens vreeswekkend indien het zomaar een einde was: de zopas aangegeven macht van de religie, welke best als de primitiefste vorm van politiek mag worden bestempeld, maakt dat na de dood voor elk van ons de hemel volgt ofwel... de hel! Want wat kon een werelds heerser en rechter aanvangen met een koppigaard zonder agonie of met een getuige die hij niet kon laten zweren, en wel bij diegene die niet zomaar zijn eindig leven in de hand houdt maar zijn lot tot in de absolute eeuwigheid? De eed schept de angst voor de hel en middels die angst hengelt de stoute machthebber naar de waarheid in het hart van de bangerik gelijk een visser naar een grote snoekbaars in een waterpoel. Onze cultuur is een cultuur van manipulatie, en manipuleren is wat een poppenspeler met zijn poppen doet, die op zichzelf slechts vodjes zijn en levenloze maskers welke pas bewegen als hij aan de touwtjes trekt en buikspreekt. De bewegingen van de poppen volgen op de bewegingen van de handen die ze vasthouden en zo is de poppenspeler de ziel zelf van de poppen waarmee hij zichzelf en anderen vaak kostelijk vermaakt. Men zou denken dat de poppen het zodanig gewoon zijn om gemanipuleerd te worden dat ze uit zichzelf niets meer ondernemen, maar die meegaandheid is helemaal geen vrucht van foute gewoonten: zij is de natuur zelf van het zagemeel dat de eigenlijke ziel der poppen is.
Godsdienst warempel is wellicht de allerprimitiefste vorm van politiek en nu de Verlichting werd doorwaad met de Franse Revolutie en nog andere doortastende kuren, moest aan een hardnekkig religieus residu, in feite meer folklore dan moraal, recht worden gedaan, zodat dit residu zich van een althans voorlopig voortbestaan verzekerd weet, zoals ook het recht op karnaval of gelijkaardige monumenten welke dan toch mijlpalen zijn in onze historiek. Zo bleef de godsdienst ondanks alles met zijn kerktorentjes waarvan de nostalgie ons leert hoe onvergeeflijk vergeetachtig wij wel zijn en die vergetelheid gaat zelfs zo ver dat op den duur de mensen niet meer blijken te weten waar het dan wel om ging en gaat: de angst voor het eeuwige hellevuur als men eraan verzaken dorst om te gehoorzamen aan de hoger geplaatste in de maatschappelijke orde waarvan de keizer god vertegenwoordigt. De angst, de stress, de druk die nimmer afneemt en die, alle dagen van het leven van de werkmens opeist, precies zoals het er aan toegaat, bolletje na bolletje, bij het lezen van een paternoster. Geketend gelijk de biddende aan zijn bidsnoer is de arbeider aan zijn almanak, want een mens moet bidden en werken, ora et labora, en orare est laborare, bidden is werken.
Ongetwijfeld is er iets van aan, dat de mens zichzelf pas in zijn werk kan vinden, dat we zijn wat we doen, dat arbeid bevrijdt - Arbeit macht frei - en alleen al de depressies waarin heden tallozen verzeilen die niet meer participeren mogen of kunnen aan het maatschappelijke productieproces, getuigt ervan dat wij ons moeten kunnen nuttig weten voor de anderen. Maar als dat nut cru volgen moet uit dwang op mensen die zozeer van wil verstoken lijken als een voddenpop die bengelt aan een koord, dan kan bezwaarlijk nog van zelfrealisatie sprake zijn of van het naar boven halen van het beste van zichzelf. Wie handelen uit angst, die handelen immers niet langer zelf, maar zij worden gehandeld, ze zijn herleid tot object van manipulatie, ontdaan van een wil, slechts uitvoerend wat ánderen van hen willen en bovendien wéten zij vaak niet langer wat die anderen dan wel met hun handen doen. Wéten zij aan welke zaken zij meewerken of vinden de opdrachtgevers dat helemaal niet relevant en menen zij dat het volstaat dat ze hun werkvolk betalen zoals men huurlingen betaalt die misschien moorden zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn? Beslist bestaan er manipulatoren die de kunst verstaan om op die wijze niets vermoedende arbeiders zichzelf om te laten brengen, zoals dat het geval is met die godbetert zelfverklaarde ethici die armelui wiens kinderen onze computerafval op de belten recycleren onvruchtbaar willen maken in ruil voor letterlijk een appel en een ei welke zij gretig omarmen zullen omdat zij nu eenmaal honger lijden.
Zelfrealisatie is arbeid en daarbij is zweten geen taboe en ook van zelfopoffering kan volmondig sprake zijn... zolang de medemens gerespecteerd wordt in zijn waardigheid en gelijkwaardigheid. Die benadering sluit a priori uiteraard als een sine qua non het model der samenwerking in en het verwerpt ten zeerste de concurrentie en de competitie die, sinds Adam mens is geworden, alleen nog thuishoren in het spel. Ontbreken deze fundamentele zaken in het werk, dan gaat het enkel nog om slavernij en het is dan een zaak van hongerigen die hun honger stillen met een hongerloon dat zij ontvangen na het blindelings uitvoeren van bevelen van volstrekt onbekenden die god weet wat allemaal uitspoken met de hun aldus toegeëigende werkkracht.
Men kan niet eisen van een man wiens vrouw en kinderen honger lijden dat hij zich keert tegen zijn voedselbron. Maar wee de dag waarop de man begrijpt hoe die vermeende bron van voedsel hem de das omdoet! Of veeleer nog: de dag waarop dit redelijk begrip de bovenhand gaat halen op de angst die hem verlamt als hij het waagt om uit de pas te lopen. Anderhalve eeuw geleden werd in de Verenigde Staten de slavernij definitief afgeschaft en dat is uiteraard een goede zaak. Maar vergeten wij niet de achterbakse argumenten van vele voorstanders dezer bevrijding, die toen reeds verraadden op welke manier de massa bij de neus genomen werd: zij pleitten immers voor de vrijheid aller burgers met het argument dat wie zich vrij wanen ook veel beter renderen...
'Proletariërs', zo werden de arbeiders genoemd ten tijde van de industriële revolutie, en dat betekent zoveel als: mensen die alleen nog hun eigen kinderen bezitten. Vandaag groeit de massa aan van wie helemaal niets meer bezitten, de massa van diegenen die daarentegen een bezit van anderen geworden zijn, een nieuwe vorm van lijfeigenschap dat veel strenger blijkt dan ooit voordien. Want terwijl het werkvolk ooit nog troost kon vinden in de godsdienst die daarom "opium voor het volk" genoemd werd, dreigt nu een religie allen op te slokken met een primitieve, niets ontziende en volstrekt redeloze wet die slechts de onderwerping gebiedt. En de angst, die de motor ervan vormt, zorgt ervoor dat allen zwijgen, zoals ook allen zwegen toen hier niet zo heel lang geleden massa's mensen werden gedeporteerd naar uitroeiingskampen. Niet enkele ongelukkigen, niet tientallen, niet een paar honderd of een paar duizend maar miljoenen.
(J.B., 1 december 2012)