“Schoonheid is slechts een vel dik”, zoals een overlever van de concentratiekampen het placht te zeggen maar de omzetcijfers vertellen ons dat het grotendeels rond het onderhoud, het herstel en de opsmuk van dat vel is, dat de wereld draait.
Tot de allerrijksten onder ons behoren de cosmeticagiganten, de lui uit de modewereld, de farmareuzen en de handelaars in allerlei statussymbolen. Zo is de vijfde rijkste man ter wereld de modekoning Bernard Arnault, verdeler van onder meer de luxemerken Louis Vuitton en Dior: zijn kapitaal bedraagt 171 miljard dollar. Het vermogen van Marc Coucke van Omega Pharma draait rond het miljard, dat van Janssen overschrijdt de 3 miljard.
De jaaromzet van Janssen Pharmaceutica is 22,5 miljard. Die van de 19.000 Belgische schoonheidssalons met elk een jaaromzet van 45.000 euro en de 18.000 kapsalons met een gemiddeld omzetcijfer van 140.000 euro, bedraagt 3,375 miljard. De 5000 Belgische apothekers met een gemiddelde omzet van 2,2 miljoen maken samen een jaaromzet van 11 miljard. 7 miljard euro is de omzet van de Belgische modemarkt. En nu zijn we nog lang niet halverwege met onze opsomming. Opvallend is dat de winsten van de sector van het vel maar blijven toenemen: de schoonheidssector blijkt resistent tegen de gevolgen van de economische crisis. De huid lijkt belangrijker dan de maag.
Schoonheid erotiseert, net zoals macht: met die twee is heel veel geld gemoeid en dat heeft redenen want schoonheid getuigt van gezondheid en gezondheid staat voor onder meer werkkracht, strijdkracht en intelligentie terwijl de machtigen die zaken kunnen kopen. Maar macht staat ook voor misdaad omdat diefstal een veel kortere weg naar rijkdom is dan arbeid. Zoals reeds gezegd gaan menselijkheid en macht niet samen en alle sprookjestypetjes ten spijt waar lelijkheid geassocieerd wordt met het kwaad en goedheid met bevalligheid, geldt dat ook voor het tweetal menselijkheid en schoonheid, tenminste als men het heeft over het vel. Schoonmenselijkheid daarentegen moet men niet gaan zoeken bij de superrijken om de heel eenvoudige reden dat overdaad op andermans kap walgelijk is en er sterven nog dagelijks twintigduizend mensen, meestal kinderen, door honger.
Oorlog is het verwerven van macht en rijkdom (en derhalve is het ook de inbezitneming van schoonheid) wars van morele of deontologische regels en ethiek en vooral ten koste van andermans hebben en houden en leven. Wie oorlog voeren, verrijken zichzelf en verarmen alle anderen, zoals dieven doen en moordenaars: zij kunnen het om geen andere reden doen dan om zichzelf te verrijken en zij maken er abstractie van dat zij zich zodoende aan misdaden overgeven, zij plaatsen het onheil dat zij veroorzaken in de schaduw van de winsten waarmee zij anderen de ogen uitsteken.
Om die reden houdt oorlog altijd een verleiding in: de politici die de oorlog in gang steken, werden met dat doel aan de macht gebracht en in een democratie geschiedde dat door de wil of met de toestemming van een meerderheid van de bevolking. Met leugens weliswaar, samengeraapt uit allerlei middeleeuwse sagen, bracht Hitler het Duitse volk ertoe te erkennen dat het dringend 'Lebensraum' nodig had die het werd ontstolen door parasiterende inwijkelingen en dat het nood had aan de bevrijding van het vermeende juk van de joden en aan de redding van het superras waartoe het volk zogezegd behoorde. Middels hun religie overtuigen de joodse leiders op hun beurt hun volk ervan dat zij tot de uitverkorenen behoren en derhalve God zelf aan hun kant hebben in de strijd en hetzelfde doen de volkeren die heel andere goden aanbidden.
Het volk laat zich verleiden tot de oorlog wanneer beroep gedaan wordt op gevoelens van eigenwaarde en van eer, op het groepsinstinct en op een meerderwaardigheidscomplex dat in een mum van tijd verkocht wordt, zelfs aan lui die altijd onderdrukt geweest zijn. De grootheidswaan van een narcist zoals Napoleon, Hitler, Mussolini, Poetin of Trump lijkt te kunnen overwaaien op de massa die zij beheersen want erotiseren. Als de monsters die vele van deze potentaten zijn maar dikwijls genoeg herhalen dat zij helden zijn of goden, zoals de pausen doen die, eenmaal aan de macht, aan zichzelf namen van heiligen toekennen, zal die reclame zoals elke andere vruchten afwerpen en hen in de ogen van de massa die zoals geweten de leeftijd heeft van een kind van vier, op helden doen gelijken. Zij tooien zich met attributen van verleden helden uit het collectief geheugen van het volk, zij associëren zich met echte helden, zoals koningen doen die mensen die iets gepresteerd hebben in de adelstand verheffen, zij treden op het voorplan waar bijzondere gelegenheden specifieke gemoedstoestanden van verhoogde beïnvloedbaarheid in de hand werken, zoals trouwfeesten, begrafenissen, herdenkingen of gewoon kermissen, en daar praten zij op de mensen in, zij verschijnen om de haverklap in alle mogelijke media zodat op den duur de mensen gaan geloven dat zij familieleden van hen zijn.
Echter, lui die ons naar het front sturen, kunnen geen familieleden van ons zijn, geen moeders en geen vaders: zoals al gezegd is de kans heel wat groter dat zij een soort van slavendrijvers zijn, mensenhandelaars, ja: zij zijn dezelfden die ervoor zorgden dat wij ons leven konden gaan slijten in fabrieken waarvan alleen de eigenaren beter worden en waar de fabrieken moeten sluiten en de slaven geld gaan kosten, gaan zij de oven in ofwel naar het front.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 juli 2025)
01-07-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 10: De 'Wereldbeheerscher' en zijn genocides
Oorlogsmodus
Aflevering 10: De 'Wereldbeheerscher' en zijn genocides
Een getuige van de vorige wereldoorlog vertelde mij: wij hadden niets. Denk niet één boterham of één paar sokken of wat koffie: niets. Wij speelden met zand en met stenen, we luisterden naar het vogelengezang en gingen aren lezen, vader spande een net en trachtte een paar spreeuwen te vangen, moeder bakte ze op een houtvuur in hun eigen vet, zelf at zij niet, op het einde van de oorlog woog zij nog dertig kilogram, de maaltijd werd verdeeld, het huis was gevuld met kindermondjes en die zongen. Zonder de woorden ervan te begrijpen zongen wij de liederen na die lichtelijk beschonken soldaten ten beste gaven in de straten en zij onderbraken hun afwezige blik gericht op thuis en op hun kinderen om naar ons te lachen en soms deelden ze wat te eten uit.
“Als hij zijne personen beschrijft, voelt men dat het menschen zijn van vleesch en been”1, zo schrijft in een inleiding tot Oorlog en vrede ene Gerard Keller over Leo Tolstoj, aanhanger van de predestinatieleer. Toen in 1828 de romancier geboren werd, was de oorlog van Napoleon tegen het tsaristische Rusland, die negen jaar geduurd had, al veertien jaar voorbij en wat de aristocraat in zijn boek beschrijft, baseerde hij naast heel wat studiewerk ook op verhalen van Russische klassegenoten die van oordeel waren dat Rusland Europa moest redden.
Massa's sturen volgens Tolstoj de geschiedenis, de individuele wil is een illusie, zoals ook bij de arrogante Napoleon, die door Moskou op de knieën werd gedwongen. De hier geciteerde literator Gerard Keller uit Nederland, dat veel geleden heeft onder de Franse keizer, uit zijn dank: “Het Russische leger, waaraan wij onze bevrijding danken - want zonder Ruslands geweldige macht ware Napoleon niet overwonnen - leeft nog in de herinnering van het tegenwoordige geslacht.”2 Er werd gejuicht om “de val van den wereldbeheerscher.”3En Tolstoj is niet zomaar een geschiedschrijver, aldus Keller: hij is een denker. “Hij is doordrongen van het besef eener hoogere wereldorde (…) en getuigt van een innig geloof, al drukt hij het niet in vormen uit.”4
Een grootmoeder van de auteur dezer, geboren in 1904, herinnerde zich uit haar kindertijd hoe haar voorouders met schrik bevangen werden en warempel beefden toen zij de naam van Napoleon hoorden, die tot negentig jaar voordien keizer was geweest en die stierf in 1821. De 'wereldbeheerscher' had zichzelf tot keizer gekroond, hij behoort tot de grootste massamoordenaars aller tijden maar, zoals de grote Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo opmerkte, worden tot op heden wereldwijd straten en pleinen, hotels, dure alcoholische dranken en bonbons naar hem genoemd alsof hij helemaal geen gewetenloze schurk was maar daarentegen een groot weldoener.
Van zodra iemands misdaden maar groot genoeg zijn, wordt hij erom geëerd, zo schreef Biddeloo, meester in de aartsmoeilijke discipline van de tragie-komedie: de idee dat iemand massa's onschuldige mensen heeft gedood komt in de schaduw te staan van de idee dat hij (zodoende) records verpulverd heeft. Het zegt alvast iets over onze selectieve waarneming en over hoezeer deze gekleurd wordt door de concurrentiemaatschappij van het kapitalisme, door de geldgod.
Men staat er niet bij stil dat heden gelijkaardige figuren de hele wereld naar hun hand pogen te zetten en dat zij daarbij niemand en niets ontzien en niet in het minst de waarheid, die bij dergelijke gelegenheden altijd het eerste slachtoffer is. Hitler is van meer recente datum, in zijn werk over de oorlogspaus schreef Dirk Verhofstadt dat de Duitsers op de hoogte waren van het bestaan van de uitroeiingskampen maar dat zij prompt de andere kant op keken en dat gebeurt vandaag opnieuw. Duizenden mensen komen op straat tegen aan de gang zijnde genocides maar hun vertegenwoordigers in de politiek ondernemen niets.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 juli 2025)
1Leo Tolstoj, Oorlog en vrede, in een Nederlandse vertaling van Titia Van Der Tijuk, Rijswijk (Z.-H.) Blankwaardt & Schoonhoven, 1887 (Oorspronkelijke Russische uitgave: Moskou 1869), vierde druk, eerste deel, p. 6.
Oorlogsmodus - Aflevering 9: De verachting voor het leven
Oorlogsmodus
Aflevering 9: De verachting voor het leven
In het leven moet men altijd een beetje geluk hebben, zo zeggen zij maar al te gauw, want ooit was het anders: er is een tijd geweest dat het op zijn beloop laten van de dingen als nalatigheid werd beschouwd, een tijd waarin niets aan het toeval werd overgelaten, een tijd waarin ook niemand aan het toeval werd overgelaten, een tijd waarin de waarheid nog iets te vertellen had en derhalve ook de zekerheid en het recht, de zorg. Maar vandaag rekent men heel anders.
Vandaag denkt men in waarschijnlijkheden en over wie niet in de prijzen vallen, wordt gezegd dat zij brute pech hebben gehad. Hilariteit is dan de enig mogelijke reactie, het nieuwe normaal. Tenminste als er al een reactie is want de onverschilligheid wint veld en dreigt alles onder te sneeuwen. Iedereen lijkt zich te hebben neergelegd bij de reductie van de werkelijkheid tot een spel. Van het leed wordt abstractie gemaakt, met pijnstillers, met drugs, met therapieën die de economie laten floreren en met euthanasie: de uitvinding die van de dood een feest maakt.
Het is begonnen in de economie, de concurrentieslagen richting monopolievorming, één rijkste man ter wereld (waar blijven de vrouwen alweer?), misschien een nummer twee, een nummer drie, maar verder alleen massa's losers, zoals men ons allemaal nu heel terecht denkt te kunnen wegzetten als wij niet Trump of Bezos heten, Musk of Zuckerberg.
Het is sportief, zo klinkt het: het is een sport, er is een ereschavot met goud, zilver en brons op het topje van de Gauss-curve. Maar verder niets dan massa om de fictie van die top te onderstutten. Miljoenen, neen, miljarden mensen die allemaal hebben geloofd in de American dream, de afzichtelijkste aller leugens die de hele wereld heeft besmet, de mogelijkheid om president te worden, astronaut of ontdekker van het gen van de onsterfelijkheid, geen mens wordt uitgesloten maar het resultaat zal altijd eender zijn: één winnaar slechts, één gelukkige, en dan nog maar voor heel even, en zoveel miljard min één teleur gestelden.
Een loterij. Waarschijnlijkheid. Probabiliteit klinkt wat geleerder. Nog geleerder klinkt kwantumfysica maar het begint tot de mensen door te dringen dat dit een leugen vanjewelste is. Vanjewelste, het woord duikt almaar vaker op. Steeds meer mensen spelen op de lotto, gooien met hun lot een potje kruis of munt of zij verbinden het aan Russische roulette.
De basis van de werkelijkheid is zo, klinkt het nu te allen kante: kwantumfysica, kwanta, pakketjes met de post naar overal. Men maakt abstractie van de slavendrijverij daarachter, zoals men ook een loopje neemt met wetenschap om mensen die blasé zijn te behagen. Loopjongens moeten leven van de fooien, vervloeken doen zij deze gang van zaken maar zolang men slaven vindt, blijft het duren, zolang de zweep van het geld daar is, de zweepslag van de honger en het dreigmiddel van onschuldige kinderen dat zijn doel nooit missen zal zolang er liefde is.
Het is de liefde die misbruikt wordt, het is de liefde die de armen onderwerpt aan de geldzucht der demonen. De leugens die zich voordoen als voor iedereen toegankelijke wetenschap waaraan zelfs Einstein niet kan tippen, maar de klant is koning, leve zijn geld, u vraagt wij draaien, het kan niet op en als het op is, halen wij ander en beter binnen, niemand immers is nog onverwisselbaar, hulzen hebben geen inhoud dan steeds weer dezelfde leegte, het gedrocht van het Boeddhisme van de rijkeluizen, het misbaksel aller misbaksels dat voor het probleem van het medelijden de Endlösung presenteert der apathie: het leven dat voorgoed wordt opgelost in de dood. Middels het feest van de oorlog.
Er is een tijd van vrede en een tijd van oorlog, zo citeren alleen waanwijzen uit het Boek en zo leggen zij de verantwoordelijkheid voor de vernietiging van alle leven godbetert op de schouders van hun Schepper. Zaak is dat zij nu door kunnen gaan met het botvieren van een moordlust die zijn gelijke niet kent in de gehele geschiedenis van het mensdom. Woorden vol van een heiligheid die wordt gevierd met Cubaanse sigaren en Champagne. Het is arrogant al te zwaar te tillen aan het eigen leven, zo daagt het binnen de gemoederen en dit vergif doet zich als wijsheid voor en niemand kan het stoppen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 juli 2025)
30-06-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 8: âZorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...â
Oorlogsmodus
Aflevering 8: “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”
Men weet niet wat men allemaal heeft totdat men het moet missen, wat wil zeggen: men weet niet van hoeveel zaken men afhankelijk is geworden. Want zelfstandigheid is een illusie waar in vredestijd heel kwistig wordt mee omgesprongen en verwant daaraan is de eigendunk of moet men het heel beleefd over het zelfvertrouwen hebben? Dat smelt namelijk als sneeuw voor de zon, waar men zoals op de tekeningen van de artistieke observator van twee wereldoorlogen, Jules De Bruycker,1 in de rij moet gaan staan voor het dagelijkse voedselrantsoen.
Wie het nooit hebben meegemaakt, zoals de stempelaars van pakweg vijftig jaar geleden die dagelijks de colonne bij het gemeentehuis op het dorpsplein om den brode te vervoegen hadden, weten helemaal niet wat het is om elke dag weer met de neus op het feit te worden gedrukt dat men moet belijden dat men zijn bestaan aan anderen te danken heeft en dat die anderen, zij die niét hoeven te stempelen, staan toe te kijken. Ja, zij slaan gade wie hun stempeltje komen halen, want eigenlijk komt dat stempelgeld uit de beurs van deze toeschouwers, zo menen zij toch, en dat laten zij de schooiers ook te gepasten tijde begrijpen op manieren die niet mis te verstaan zijn. “Die stillschweigenden Abmachungen zur Verständnis der Umgangssprache sind enorm kompliziert.”
Edoch, degenen die niet hoeven te stempelen, leven alleen maar in de illusie van onafhankelijkheid en gretig wentelen zij zich ook nog in de illusie dat zij gulle gevers zijn, of dan toch gevers, maar hoe dan ook genieten zij van de waan dat men hen dank verschuldigd is, en wel zoals de vogels aan de goden dank verschuldigd zijn. Want let nu goed op: zij menen dat men hen dankbaar moet zijn, niet voor een of andere kleine gunst of voor de kwijtschelding van minuscule schulden zoals wisselgeld dat men niet direct uit zijn jaszakken weet op te diepen, neen: zij menen dat men hen dankbaar moet zijn voor het leven zelf dat zij de anderen tenslotte gunnen. Immers, indien deze niet in die rij konden gaan staan voor dat dagelijkse stempeltje, dan konden zij gewis op hun kin kloppen, wat wil zeggen dat zij dan helemaal niets meer te eten hadden, niets te drinken, niets om het huis mee te verwarmen en ook geen huis want hoe zou men de huur betalen zonder het gekregen geld, het dagelijkse stempeltje?
Edoch, zoals gezegd verkeren zij die menen dat men hen dank verschuldigd is, dank voor zijn leven, in een illusie en dan nog een van eigen makelij. Hoe anders immers zou de ene mens zijn leven aan de andere te danken kunnen hebben dan omwille van een bijzondere vorm van goedheid en, in dit geval, de goedheid die erin bestaat dat men er vooralsnog heeft van afgezien om zijn toevlucht te nemen tot chantage?
De vogels ten velde zaaien noch maaien, zij weten dat zij eten uit de hand van God en hun leven is dan ook een vliegend en fluitend festijn van dankbaarheid jegens hun Schepper. De mensen daarentegen willen zelf voor God spelen en zij gaan zich positioneren tussen de Schepper en de andere mensen in, om wat Zijn gulle hand hen schenkt, met tol te gaan belasten vooraleer het bij zekere behoeftige medemensen arriveren kan. Welnu, daar waar zij geen gebruik maken van dit recht van de sterkste, brengen zij zichzelf in de waan dat zij de milde schenkers zijn. Want als de behoeftigen ook zwak genoeg zijn, zullen zij degenen die zich hun weldoeners achten, er zeker niet op wijzen dat zij alleen maar in een waan verkeren. Zij zullen dapper hun positie in de pikorde aanvaarden omwille van het brood want op de keper beschouwd, worden zij duchtig gechanteerd. Ze onthouden wel wat hen wordt aangedaan en misschien doen zich ooit nog gelegenheden voor vergelding voor maar zolang het zwaard van Damocles hen boven het hoofd hangt, zullen zij zwijgen dat ze zweten en dulden zij het onrecht om het eigen leven en dat van hun geliefden te beschermen. “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”, betekent: “Trek uw plan!”
De dreiging die tot nog toe alleen over de armsten hing, want dat is de onzekerheid over het eigen lot, wordt nu veralgemeend in oorlogstijd. In een oogwenk wordt aan allen het zelfvertrouwen ontnomen, de eigendunk wordt weggeroofd, wij worden gekleineerd, vernederd, en wij voelen het ook, wij verkeren niet langer in de mogelijkheid om daar abstractie van te maken omdat wij aanbeland zijn op het punt dat wij niet meer te kiezen hebben, ons leven zelf staat op het spel. Onder dwang spelen wij mee, het spel van de groten die met ons spelen want met ons leven, wat hen tot heersers over ons leven maakt.
En uiteraard zien zij zich verplicht om wie de nieuwe regels niet wensen te respecteren, dood te maken. Deden zij dat niet, dan viel hun spel in duigen. Ja, zo en niet anders staan de zaken er voor in oorlogstijd en dat is ook de essentie van de oorlog. God is uit het zicht verdwenen, tussen de mens en God in, verheft zich in vol ornaat de onmens.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: