Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
06-04-2025
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Laten we maar meteen de auteurs citeren uit hun voorwoord tot de eigenlijke tekst: “In dit boek schetsen we een 'propagandamodel' en passen dat toe op het functioneren van de massamedia in de Verenigde Staten. Na vele jaren onderzoek naar de werking van de media zijn we er namelijk van overtuigd geraakt dat ze dienen om steun te werven voor de speciale belangengroepen die de staat en de privésector in handen hebben, en dat we vaak het beste kunnen begrijpen waarom de media bepaalde onderwerpen selecteren, benadrukken of juist verzwijgen, als we ze vanuit dat perspectief analyseren.”1 De media houden hun objectiviteit staande “en de meeste intellectuelen geloven dat.”2 Maar de machthebbers bepalen wat wij mogen weten, hun propaganda kneedt de publieke opinie en reeds Lippmann schreef over hoe een consensus wordt gefabriceerd.
Het eerste hoofdstuk geeft het propagandamodel, de volgende gaan over de toepassingen. Het is een uitvlucht van het establishment om dit weg te zetten als 'complottheorieën'.3 Meestal zorgen partijdigheid, rechtse ideeën, vooroordelen en kuddegedrag reeds voor de gewenste 'consensus'. Ongewenste opvattingen worden op voorhand uitgesloten uit de massamedia.
Een voorbeeld is de berichtgeving over Nicaragua dat door de VS werd aangevallen, zogezegd om het te democratiseren: de media verzwegen dat daartoe geen enkele reden was. Vergelijkbaar was de invasie van de VS in Guatemala in 1954 waar ze de staatsterreur steunden. De VS ondermijnden er daarentegen de democratie, alsook in o.m. Brazilië, Chili en de Filipijnen en lieten de media het tegendeel verkondigen. De bevolking kreeg een vertekend beeld van Midden-Amerika én van de bedoelingen van de VS. “De propagandist mag de ware intenties van zijn opdrachtgever uiteraard niet onthullen.”4
De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.5 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 6 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 69. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
Over wie zich kritisch uitlaten over de Vietnamoorlog wordt gezegd dat ze lijden aan het 'Vietnamsyndroom' en dat ze met hun onredelijk afwijzen van geweld (in de jaren zestig) de democratie schaden. De media die de elite vertolken noemen die jaren zestig 'een donker tijdperk' en ze blijven de VS verschonen, vooral als strijd (aldus The Washington Post d.d. 30 april 2000) tegen de opmars van het communisme.1 De VS mochten de Zuid-Vietnamezen niet in de steek laten. (!?)2 Edoch, zoals reeds gezegd, is 'Zuid-Vietnam' een louter bedenksel van de VS. De omkering van daders en slachtoffers gebeurt middels de media. De meeste publiciteit kreeg het boek van McNamara maar “hij komt niet met morele bespiegelingen of verontschuldigingen voor het feit dat zijn land Vietnam is binnengevallen, genadeloos heeft gebombardeerd en totaal verwoest, en miljoenen onschuldige mensen in een kleine verafgelegen samenleving van boeren heeft gedood en verwond om zijn eigen politieke doelen na te streven.”3 Nixon kwam bovendien aandraven met de leugen dat Vietnam vermiste Amerikanen krijgsgevangen hielden om de oorlog voort te kunnen zetten en dat alles werd de wereld ook nog eens opgedrongen in films (The Deer Hunter, Uncommon Valor, P.O.W.: The Escape en Missing in Action) “waarin Rambo-achtige helden kwaadaardige Vietnamezen afslachten, en onze verraden en gemartelde krijgsgevangenen redden. In deze films wordt de geschiedenis op haar kop gezet.”4 Echte foto's van afgeslachte Vietnamezen maken plaats voor gesimuleerde beelden van Amerikanen in de handen van wrede communisten.5 Die leugens rechtvaardigden na de oorlog nog eens achttien jaar economische oorlog tegen Vietnam. Vietnam and other American Fantasies van H. Bruce Franklin kwam nauwelijks aan bod in de pers; The Necessary War van Michael Lind daarentegen veroverde alle media. Ofschoon Vietnamoorloghistoricus Lloyd Gardner alle argumenten van Lind kelderde, bleef het boek overeind omdat het de versie van de elite weergaf.6
Omdat Nixon en Kissinger moeilijk hun bommenwerpers aan de grond konden laten staan, gooiden zij op het in de oorlog onbetekenende kleine landbouwstaatje Laos twee miljoen ton bommen die 353 dorpen wegvaagden, duizenden burgers doodden en de antipersoonswapens doden nog jaarlijks tot twintigduizend mensen of verminken hen, meestal kinderen.7
In Cambodja noemden de VS Pol Pot een 'nieuwe Hitler' maar toen de Vietnamezen hem in 1978 hadden verdreven, kozen ze zijn kant en beschermden hem onder het motto: de vijand van mijn vijand (Vietnam) is mijn vriend. De media zorgden dat het publiek daaromtrent onwetend bleef. Toen Pol Pot overbodig werd voor de VS, veranderden ze weer van koers en de media zorgden voor een passende uitleg, ze verzwegen de vroegere steun van de VS aan Pol Pot die in de media ondubbelzinnig werd afgeschilderd als schurk en moordenaar terwijl Soeharto (in Indonesië) alleen maar een dictator werd genoemd. M.b.t. Pol Pot werd het woord 'slachting' gebruikt, m.b.t. Soeharto: 'zuivering'.8
M.b.t. Oost-Timor worden de tweehonderdduizend doden in The Times toegeschreven aan “een wrede burgeroorlog en de daaruit voortvloeiende invasie, door gevechten, executies, ziekten en hongersnood”9, zonder dat verantwoordelijken worden genoemd en “in een volkomen verkeerde voorstelling van zaken. De burgeroorlog duurde kort, er vielen weinig doden en de invasie 'vloeide niet voort' uit een wrede burgeroorlog, behalve in de Indonesische propaganda.”10
De 'verontschuldigende' achtergronden voor het beleid van Pol Pot worden niet vermeld terwijl dat van Soeharto vergoelijkt wordt als “'gevolg van een mislukte staatsgreep' die 'een golf van geweld ontketende' of 'volgden op een offensief van links'.”11“De journalisten leggen nooit uit waarom een mislukte staatsgreep een grootschalige slachting zou kunnen rechtvaardigen maar de suggestie blijft hangen.”12 De coup en de genocide van Soeharto in 1965 maakte de VS enthousiast, ze zagen het als een 'lichtpuntje'. “Daaruit volgde vanzelf dat de media Soeharto 'een goede genocidepleger' vonden.”13
Enkele verdere toepassingen. Opiniepeilingen laten zien dat het grote publiek minder defensie-uitgaven wil en meer geld voor onderwijs en sociale zaken maar die mening wordt gefnuikt door de investeerders die een groot defensiebudget wensen.14
In de crisis van 1994-1995 in Mexico bleek het volk tegen de NAFTA (Noord-Amerikaans Vrijhandelspact) “maar de media losten dat doorgaans op door dit feit te negeren.”15“En terwijl de media kritiek leverden op de standpunten die de bonden zouden innemen, maakten ze niet bekend wat die standpunten dan wel inhielden.”16 Wereldwijde demonstranten tegen het beleid van WTO, IMF en wereldbank in 1999 en 2000 werden door de media belachelijk gemaakt, “afgeschilderd als 'agitatoren die overal tegen waren' (US News & World Report), 'terminaal verongelijkt' (The Philadelphia Inquirer), gewoon 'tegen de wereldhandel' (ABC News) en 'veel geblaat en weinig wol' (CNN), maar waarom de demonstranten actievoerden bleef grotendeels onbelicht.”17 Ze hadden het wel over “de kledij, het uiterlijk, de lichaamsgeur en de modetrends van de activisten en beweerden 'dat ze geen gemeenschappelijk doel hadden'.”18 Maatschappijfilosofen werden bestempeld als 'onwetende herrieschoppers', terwijl gezwegen werd over de illegale politietactieken om de protesten in te dammen. “In werkelijkheid liet de politie de vandalen grotendeels ongemoeid, terwijl vreedzame demonstranten werden afgeranseld”19 Geen van de media had daar oren naar. Daardoor “ontstond er een voedingsbodem voor politiegeweld en ernstige beperkingen van de vrijheid van meningsuiting.”20 Tussen 1977 en 1999 werden de rijken fors rijker, de armen fors armer; “de mainstream media merkten nauwelijks op dat alleen een minderheid [van 'de nieuwe economie'] had geprofiteerd.”21
Nog een toepassing van het propagandamodel: hoe springen de media om met de regelgeving rond de chemische industrie? In Silent Spring beschrijft Rachel Carson het systeem dat de media genormaliseerd hebben tegenover de machtige chemiesector als “'ons opzettelijk vergiftigen en vervolgens toezicht houden op de resultaten'”22, wat betekent dat wij proefkonijn zijn, meer bepaald in 78 procent van de gevallen want dat is het percentage “van de in de handel zijnde chemische stoffen waarvoor geen gegevens over gezondheidsrisico's beschikbaar zijn (…)”23 - een percentage dat bovendien almaar toeneemt. “Toch beweert de industrie dat de veiligheid (…) wordt gegarandeerd door de regelgeving van het EPA (of het FDA) terwijl ze haar best doet om deze instanties te verzwakken.”24
En niemand bekommert zich om het zich ophopen en vermengen van vergiften in het milieu. Alles is toegelaten zolang de toxiciteit niet bewezen is, of dus de logica op haar kop.25 M.b.t. de industrie gebruiken de media de uitdrukking 'wetenschappelijk verantwoord', m.b.t. de critici hebben zij het over 'pseudowetenschap' of 'onterechte paniekzaaierij'.26 Idem op vele andere terreinen. De vos bewaakt het kippenhok.
Het besluit luidt dat het propagandamodel nog steeds even actueel is als in 1988 (toen het boek daarover verscheen).
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
De inleiding bij de uitgave van 2002 geeft een actualisering van het boek, die hier wordt verdergezet. Na de actualisering van het propagandamodel volgt de actualisering van de casestudies en die betreffen (1°) de verkiezingen in El Salvador, Guatemala en Nicaragua, waarover de berichtgeving partijdig is, wat betekent afhankelijk van het feit of het cliëntstaten betreft; (2°) de desinformatie omtrent een complot van de KGB en de Bulgaren om de paus te vermoorden en (3°) de oorlogen in Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja).
Om het beleid te kunnen voortzetten worden slachtoffers van de VS en bondgenoten worden zoveel mogelijk verzwegen (cf. bijvoorbeeld de moord op Romero in 1980), terwijl door de vijand gemaakte Amerikaanse en Amerikaans gezinde slachtoffers in de verf worden gezet.
Zo wordt over bondgenoot Turkije gezegd dat het de Koerden 'onderdrukt', terwijl over Sadam Hoessein van Irak gezegd wordt dat hij 'genocide' op hen pleegt.1 Over het gebruik van het woord 'genocide' in diverse oorlogen geven de auteurs overtuigende tabellen en verklaringen, ook m.b.t. bijvoorbeeld de moorddadige dictatuur van de door de VS gesteunde Soeharto in Indonesië, die verzwegen wordt terwijl die van Pol Pot in Cambodja in de verf wordt gezet... totdat de VS hem in 1978 gaan steunen.
De 'massavernietigingssancties van de VS in Irak (1991-1998) veroorzaakten de dood van een half miljoen kinderen en minister Madeleine Albright zei op de televisie dat die kinderdoden 'het waard waren': het woord 'genocide' was hier derhalve niet van toepassing!2
Ook inzake nieuws over de verkiezingen wordt gewerkt met twee maten en twee gewichten. Zo bijvoorbeeld inzake de verkiezingen in Nicaragua en in El Salvador: “staken de mainstream media een handje toe en beschreven de Salvadoraanse verkiezingen als een 'stap in de richting van de democratie' en de Nicaraguaanse (…) als een 'schijnvertoning' (...)”3 Dezelfde partijdigheid inzake verkiezingen in Cambodja, Joegoslavië, Kenia, Mexico, Rusland, Turkije en Uruguay.
Onder Reagan (1981-1988) gold Rusland als het 'Rijk van het Kwaad' en de moordpoging op de paus door Agca (13 mei 1981) werd de basis voor propaganda in de Koude Oorlog. “Agca was een Turkse fascist (…) maar toch 'bekende' hij [zeventien maanden later in de gevangenis waar gezanten van belangrijke politici hem bezochten] dat hij was ingehuurd door de KGB en de Bulgaren”4, wat de Italiaanse communisten maar “ook de regering Reagan uitstekend van pas kwam.”5 Een uiterst verdachte bekentenis. “Toch accepteerden de mainstream media dit verhaal met een verbazingwekkende goedgelovigheid.”6 Toen later geen bewijzen van Bulgaarse of Russische betrokkenheid werden gevonden (wat bevestigd werd door getuigenissen van CIA-agenten), zweeg de Amerikaanse media hierover in alle talen. 7 Het bedrog van de media (The New York Times en The Times) kwam aan het licht maar er volgden geen excuses, de zaak ging in de doofpot.
Na W.O.II steunden de VS tegen de wil van de bevolking in (en dus als agressor) een (anticommunistische) regering in het Zuiden van de toenmalige Franse kolonie Vietnam. “De media accepteerden probleemloos dat we bescherming boden aan 'Zuid-Vietnam' - een maaksel van de VS, met aan het hoofd een rechtstreeks uit de VS geïmporteerde dictator - tegen de agressie van een andere partij, waarbij die agressor soms Noord-Vietnam, soms de Sovjet-Unie of China was, of het verzet in Zuid-Vietnam zelf, dat 'interne agressie' pleegde!”8 De media hadden het echter nooit over Amerikaanse agressie. De oorlog (in 1975 gevolgd door een nog 18 jaar lange boycot) telde 3 miljoen Vietnamese doden, 4,4 miljoen gewonden en miljoenen vergiftigden door chemische wapens. “Niettemin bleef de visie van Amerikaanse functionarissen en de mainstream media dat de VS goed werk hadden gedaan in de oorlog en het slachtoffer[!] waren geweest van agressie”9 en in 1992 verklaarde president George Bush niet met vergelding te zullen dreigen!10 De dader-slachtofferrollen werden in de media gewoon omgedraaid.
En dan de berichtgeving over chemische oorlogvoering. In 1961 beval Kennedy (tegen alle verdragen in) de rijstoogst in Zuid-Vietnam te vernietigen met vergif: tien jaar lang werd met 7,5 miljoen liter arsenicum en dioxine (Agent Orange), massale hoeveelheden 'super-traangas' CS, napalm en fosforbommen de landbouwgrond vernietigd met hoofdzakelijk kinderslachtoffers. Hetzelfde gebeurde in Laos en in Cambodja. “De Cambodjaanse regering klaagde bitter over de schending van haar neutraliteit door deze onmenselijke en illegale actie, maar het land was te klein en te zwak om zijn stem te laten horen of om zich juridisch of anderszins te verdedigen.”11
Toen het schandaal al bekend was uitte de media enige kritiek gedurende korte tijd maar (op één uitzondering na) werden de illegaliteit van de acties (oorlogsmisdaden) alsook de gevolgen verzwegen. The Wall Street Journal berichtte over een half miljoen misvormde kinderen maar stelde dat de VS als uitgeputte verliezer van de oorlog zich daar niet om bekommerden. Zuid-Vietnam had geen stem; Noord-Vietnam werd met rust gelaten omwille van de banden met andere landen en de vrees voor publiciteit. Men betreurde alleen dat dit dan toch “gecontroleerd experiment betreffende de effecten van dioxine op mensen, waar we veel van zouden kunnen leren”12 niet te baat werd genomen.
In de jaren tachtig onder Reagan startte men een campagne op om de schuld voor de vergiftigingen in de schoenen van de USSR te schuiven maar die haring bakte niet. “De Sovjet-Unie is doeltreffend in verband gebracht met het gebruik van dit smerige wapen, door middel van valse bewijzen en met medewerking van de media. [Zo] hebben de media de indruk helpen wekken dat de VS (…) het morele gelijk aan hun zijde hadden (...)”13
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
Het boek start met de inleiding bij de uitgave van 2002. Het gaat over het 'propagandamodel' ter verklaring van het functioneren van de media, “onder meer de functie om diensten te verlenen aan de machtige belangengroepen door wie ze gecontroleerd en gefinancierd worden en hun propaganda te verspreiden.”1 De macht dringt haar beleid ongemerkt op: “er wordt personeel met de juiste signatuur geselecteerd” en er wordt gedefinieerd wat al dan niet nieuwswaardig is. Eigenaars en adverteerders zijn structurele factoren die mee het nieuws bepalen, samen met de macht voor het leveren van 'deskundigen' die de 'officiële visie' bevestigen en voor het bepalen van de dominante ideologie. Die machtsstructuren bepalen uiteindelijk de inhoud van het werk van de journalisten. De structuren zijn niet alles bepalend maar “het mooie van het systeem is dat (…) tegengeluiden en storende informatie beperkt en marginaal blijven.”2
De centralisering van de media moet vernoemd worden: er zijn steeds minder bedrijven die almaar groter worden en bestuurd door vaklui die oren (moeten) hebben naar de wetten van de markt. “(...) Ruim twintig bedrijven bezitten vrijwel alle media waar de meeste mensen in de VS hun nieuws halen.”3 De rol van het individu lijkt uitgespeeld. De bedrijven die het nieuws maken distribueren het ook via de volkscultuurgiganten, geïnteresseerd in entertainment met hoge kijkcijfers. Mede door de explosie van nieuwe technieken is de mondialisering geëxplodeerd. “Beleidsmaatregelen van de overheid en de consolidatie van de neoliberale ideologie hebben ook een bijdrage geleverd. (…) De neoliberale ideologie vormt de intellectuele grondslag voor beleidsmaatregelen die het voor particuliere transnationale beleggers mogelijk maken om omroepen en kabel- en satellietbedrijven te kopen.”4
Inzake cultuur en ideologie gaat het om lifestyle en consumptie, commercialisering en sensatienieuws. Publieke omroepen vallen zonder geld en moeten ofwel commercialiseren ofwel verdwijnen. De opkomst van het internet heeft dat in zekere zin wel wat tegengewerkt met protestbewegingen alom maar het wordt steeds meer beperkt. “De privatisering van de internethardware, de snelle commercialisering en concentratie van internetportals en -servers, en de integratie ervan in conglomeraten van andere mediabedrijven (…) plus het feit dat een klein aantal privéondernemingen de nieuwe breedbandtechnologie controleren, dreigen de vooruitzichten van het internet als democratisch medium te beperken.”5
Kwaliteitsjournalistiek telt niet langer mee, “(...) nieuws over oorlogen in het buitenland of hervorming van de welzijnszorg wordt verwaarloosd of zelfs genegeerd.”6.
Nieuwe technologieën drijven niet alleen de productie op maar verzamelen tevens info over het publiek om advertenties individueel af te stemmen. De privacy verdwijnt; er wordt gekocht met één klik. Dat alles versterkt de toepasbaarheid van het propagandamodel. De advertentieafdeling redigeert het mediabedrijf. Over de verborgen machtsstructuren mag niet worden bericht.7 Pr-bureaus zijn de nieuwe nieuwsbronnen. Een gedepolitiseerde consumentencultuur komt in de plaats van de politieke publieke sfeer. “En zo is een wereld ontstaan van virtuele gemeenschappen die door de adverteerders zijn gecreëerd (…) Deze op consumptie en stijl gebaseerde clusters vormen een schrijnend contrast met fysieke gemeenschappen die een sociaal leven en gemeenschappelijke belangen delen, en participeren aan een democratische orde. De virtuele gemeenschappen dienen om goederen te kopen en te verkopen, niet om een publieke sfeer te creëren of te ondersteunen.”8
Alles wordt entertainment en “entertainment (…) is ook een effectief middel om verborgen ideologische boodschappen te brengen”9 en politieke apathie op te wekken ter handhaving van de status quo.10 Het lijkt alsof het publiek vrijwillig voor entertainment kiest maar “de burgers in de VS hebben nooit de kans gekregen om zich uit te spreken over de grootschalige overdracht van uitzendrechten aan commerciële bedrijven in 1934.”11
(Wordt vervolgd)
(J.B., 2 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
Het eerste deel is het belangrijkste stuk van het boek, meer bepaald de tekst over het propagandamodel. De auteurs beschrijven daarin op welke manier wij inzake informatie voor de gek gehouden worden zonder dat we het kunnen merken en zonder dat we in staat zijn om het euvel in kwestie te duiden. Zij verklaren hoe een vijftal 'filters' van censuur ervoor zorgen dat wij nimmer de waarheid te horen krijgen doch die versie van de feiten die de elite voor ons prepareert met het oog op onze instemming met het beleid. Wij worden niet alleen beroofd van de waarheid omtrent het wereldgebeuren maar bovendien kunnen wij er ook niet achter komen dat dit het geval is omdat de manier waarop wij belogen worden dit verhindert. De auteurs illustreren vervolgens hun model aan de hand van een aantal gevalstudies waaronder de analyse van de Vietnamoorlog de meest bekende is: hij werd ons verkocht als een democratiseringsproces terwijl het ging om regelrechte genocide. De aandachtige lezer zal de methode van liegen en belogen worden herkennen in de presentatie van tal van historische gebeurtenissen van onze eigen tijd. Het ernstige ongemak dat gepaard gaat met de kennisname van de feiten achter de mediatieke verzinsels is een troef voor de bedriegers die immers heel goed weten dat de massa zich liever wentelt in zoete leugens dan de bittere waarheid te moeten verteren.
Het boek van Chomsky en Herman wordt voorafgegaan door een aantal publicaties van auteurs die zich eerder gewaagd hebben op het gladde ijs van de ontmaskering van de leugenpolitiek die immers niet van gisteren is.
Zo is er het boek Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent )1 uit 1928 van Edward L. Bernays2 (1891-1995), neef van Sigmund Freud en de vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'.
Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the goodsociety3 uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion4 uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden5 staat voor 'desinformation'.
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 1: Inleiding
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 1: Inleiding
Aan de noordwestelijke rand van de Grote Arabische Woestijn ligt een oase waar Aramees gesproken wordt, de moedertaal van Jezus van Nazareth. Het Aramees voor 'oase' is 'Damascus' (letterlijk; 'geïrrigeerd huis'). Damascus (in de volkstaal: Sjam) is de oudste nog bestaande stad ter wereld. De oudste Aramese koning heette Syros en vandaar noemden de Grieken de Arameeërs: Syriërs. Uit enkele in het Aramees geschreven Bijbelboeken kennen we het woord dat 'geld' betekent, namelijk 'mammon'.
Het woord mammon komt in de Bijbel vier keer voor, onder meer in het Evangelie volgens Mattheüs (6:24): “"Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon."1
Daarmee wordt gezegd dat niemand in staat is om tegelijk te liegen en de waarheid te spreken: de Waarheid is God2 en het dienen van Mammon betekent handelen tegen de Waarheid in, of liegen. Als de macht van God de Waarheid is, dan is het enig resterende wapen van Mammon de leugen. Over de manier waarop in deze ingewikkelde wereld (die 'des duivels' is) de leugen zichzelf als waarheid profileert, handelt het boek Manufacturing Consent van Noam Chomsky en Edward S. Herman.
De heden zesennegentigjarige Avram Noam Chomsky is een Amerikaans taalkundige, bekend van zijn 'generatieve grammatica', een theorie volgens welke ons taalvermogen aangeboren is, vastligt in ons brein, maar hij is tevens een bekend maatschappijcriticus. Chomsky is van oordeel dat intellectuelen de plicht hebben om de politiek kritisch te analyseren in plaats van ze te legitimeren, wat gebeurt waar zij de kapitalistische ideologie verdedigen.3 Edward Herman was een Amerikaans economist met als specialiteit de mediaproblematiek. Beide auteurs kritiseerden eerder inzake de berichtgeving de rol van Amerika in de Vietnamoorlog in het boek Counter-Revolutionary Violence: Bloodbaths in Fact & Propaganda uit 1973 waarvan echter alle exemplaren vernietigd werden.
Vijftien jaar later, in 1988, publiceerden Edward S. Herman en Noam Chomsky het vandejaar naar het Nederlands vertaald boek Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, over het voornamelijk door Herman ontworpen zogenaamde propagandamodel of de manier waarop de massamedia functioneren als propaganda-instrument van de gevestigde orde.4
Over dat boek zegt Chomsky (in een recent interview met Lode Van Oost5) dat de media grote bedrijven zijn die een product verkopen aan andere bedrijven. Hun markt zijn andere grote bedrijven, namelijk de adverteerders. Het product dat zij proberen te verkopen aan andere bedrijven, zijn jij en ik, de lezers.
De media zijn derhalve geen bron van informatie maar wel een propagandamachine. Zij fabriceren de instemming met het beleid, wat de nieuwe kunst is in de democratie, die dan gezien wordt als een systeem geleid door een elite die het volk minacht en incapabel acht om met de waarheid om te gaan.
De (Amerikaanse) overheid en de grote bedrijven manipuleren de massamedia teneinde te verhinderen dat wij de waarheid aan de weet komen. Informatie wordt gecensureerd en dat gebeurt middels vijf filters waar zij doorheen moet vooraleer zij ons bereikt.
Wat wij te horen, te zien en te lezen krijgen, is derhalve altijd een afkooksel en een verdraaiing van de feiten: wij worden niet geïnformeerd maar gedesinformeerd; wij worden niet op de hoogte gebracht van de feiten maar wij krijgen telkenmale overheidspropaganda te slikken.
Daarbij is evenwel nergens openlijke dwang te bespeuren maar de informatie is wel afhankelijk van de wetten die de markt beheersen, zij vertrekt van verborgen vooronderstellingen en werkt middels zelfcensuur die bij ons werd ingebouwd.
De manier waarop de massamedia functioneren als propaganda-instrument van de gevestigde orde heet het propagandamodel. Het propagandamodel van Herman en Chomsky maakt duidelijk dat de media weliswaar niet in handen zijn van een dictator maar dan toch van even malafide particulieren en dat zijn meer bepaald de zogenaamde megasystemen waarover Jaap Kruithof schrijft in zijn boek over het neoliberalisme.6
2Johannes 14:6: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.”
3Cf.: Noam Chomsky (1977). Language and Responsibility. New York: Pantheon.
4Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
De periode 1935-1945 was er een van afbraak, die van 1945-1960 van heropbouw, wapenwedloop (atoombewapening) en dekolonisering. De jaren zestig kenden een hoogconjunctuur, de consumptiemaatschappij begon, televisie kwam op alsook ruimtevaart. Vervolgens waren er de hippiebeweging (studentenrevoltes, RAF, AMADA...), de blackpowerbeweging van Martin Luther King, de Praagse Lente en de capitulatie van de VS in de Vietnamoorlog. Andere sociale bewegingen waren er onder meer rond de natuur, de derde wereld, de vrouwen, het pacifisme, de arbeiders, de daklozen, de leefverbanden en de kunstenaars. Vele rebellen verraadden de beweging en gingen de neoliberale toer op met het neokapitalisme.2
De jaren negentig worden getekend door politieke onverschilligheid. De markt legt aan iedereen haar wetten op. Er zijn bewegingen door de overheid, zoals Kom op tegen kanker, civiele bewegingen, achteraf door de overheid gesteund, zoals Greenpeace en Artsen zonder Grenzen en door de overheid bestreden bewegingen zoals Geneeskunde voor het Volk. Er zijn het antiracistisch verzet, de strijd voor de opheffing van de schuldenlast van derdewereldlanden, de Witte Mars voor meer veiligheid en de bewuste consumentenbeweging. Met welke strategie kunnen we de wereld naar wens veranderen? “Wie voor een rechtvaardige zaak vecht, mag de strijd nooit opgeven.”3“We zijn niet tegen mondialisering en globalisering in de eerste [descriptieve] zin, wel tegen de neoliberale versie ervan.”4
“De ecologische tijdbom tikt.”5 We moeten eindelijk erkennen dat de natuur een waarde in se bezit, alleen zo kan vervuiling en uitputting worden tegengegaan. Ecosocialisme is nodig, alsook een strenger beleid van de overheid en collectiviseringen (internationalisaties). Risicokapitalisme moet bestreden worden (er wordt gegokt pensioengelden en ander sociaal kapitaal). Ook het bedrijfskapitalisme is bedrieglijk en asociaal. “Langzamerhand wordt de volgende regel dominant: 'Als je bij ons werkt, moet je al je spaarcenten in ons bedrijf investeren'.”6
Wat betreft de arbeid heeft iedereen recht op werk. Uitbuiting en beschadiging van de natuur moeten worden tegengegaan. De neoliberale thesis dat de loonkostvermindering de werkgelegenheid bevordert blijkt dikwijls onwaar. “Loonkostverlagingen moeten worden in verband gebracht met de productiviteit. (…) Loonkostverlagingen (...) veroorzaken sociale ontwrichting en armoede.”7
Een basisinkomen voor iedereen moet verworpen worden omdat dan consumptie en productie ontkoppeld worden. Het is pas de arbeid die de mens bevrijdt van sociale uitsluiting, niet de bedelarij. De (erg dure) maatregel zou de polarisering tussen rijk en arm ook doen toenemen.
De vakbonden verdienen steun, ze zijn de enige toeverlaat voor de werknemers tegen het winstbejag van werkgevers in het neokapitalistisch bestel. Groepen die solidariteit verdienen zijn vrouwen, senioren, werklozen, daklozen, allochtonen, asielzoekers en sans-papiers. Het syndicalisme moet gemondialiseerd worden.
Wat betreft de markt: dat alles te koop moet zijn, is immoreel. Meer soberheid is aangewezen, rantsoeneringen en autoloze zondagen zijn goed. De markt moet gereguleerd worden, de consument bewust gemaakt. De overheid moet de non-profitsector steunen omwille van het algemeen belang.8 Wat betreft de tomeloze privatiseringen: “Als het zo doorgaat staat de privatisering van de atoombusiness ook op het programma. De sector van het kernafval is al in particuliere handen. (…) Met de stijgende macht van de megasystemen zonder voldoende controle wordt de wereld een chaos. Daartegen is coherent en volgehouden overheidsbeleid nodig.”9
Betreft het sociaal-politieke veld: de basis zijn de sociale en politieke actiegroepen, die een sociale beweging in gang zetten, waaruit een politieke beweging ontstaat en tenslotte een politieke partij. Kruithof geeft ook de indeling van Eric Goeman die begint met de zelfemancipatiebeweging van de maatschappelijk uitgeslotenen (bijvoorbeeld de vrouwenbeweging), die dan idealistisch wordt en dus universeel (zoals de NGO's), waaruit strijdgroepen ontstaan (zoals de opstandige werklozen en daklozen). Het komt er dan op aan één front te vormen want “het neoliberalisme creëert in toenemende mate menselijk afval (…).”10
De klassieke partijen volgen allemaal het neoliberalisme. Allen plaatsen ze politiek onwetende BV's op hun lijsten om stemmen te trekken. Jaap Kruithof: “Toen men mij vroeg om aan de grote Witte Mars deel te nemen, wilde ik weten wat het eisenprogramma behelsde. Dat was er niet. Kon er vooraan geen spandoek komen met de eis 'Ontslag van Stefaan Declerck, minister van justitie'? (…) Wij hebben geen eisenprogramma, luidde het antwoord, wij marcheren vanuit een algemeen menselijke verontwaardiging. Ik doe niet mee, was mijn reactie. De witte beweging zakte later als een pudding in elkaar.”11 Het neoliberalisme verslaat men niet met zachte maatregelen: er bestaat geen kapitalisme met een menselijk gezicht. Maar er zijn wel sociale liberalen, vaak bij de KMO's. Anderen denken dat een versterking van de civil society een antwoord kan bieden, nog anderen denken aan de culturalisten. Maar Kruithof meent dat geen van allen kunnen standhouden tegen de economische logica van het actuele kapitalisme.12
Velen geloven dat de grootste vijand het fascisme is, volgens Kruithof is dat eerder het neoliberalisme en het fascisme dankt zijn succes aan die dreiging die daarom eerst moet bestreden worden.13 De invoering van de Tobintaks (en het derivaat ervan door Attack) is een welkom initiatief alsook de strijd tegen de belastingparadijzen, de kwijtschelding van de schuldenlast van de Derdewereldlanden, de immorele patenteringen, de bestrijding van criminele fondsen en de speculaties rond wisselkoersen. Jaap Kruithof besluit het boek met een geloofsbelijdenis: “Het geschenk van het leven en de strijd tegen sociaal onrecht zijn de twee peilers van ons bestaan.”14
(J.B., 31 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: