Terug
van weggeweest: de ziel en de hel
Onze
ziel is datgene wat ons de toegang verschaft tot de waarheid. Tot dit
besluit komt men ontegenzeggelijk van zodra men getuige wordt van
gebeurtenissen waarbij mensen kennelijk terechtgekomen zijn in
situaties die hen verhinderen om de waarheid te spreken. Het
kunnen spreken van de waarheid is niet vanzelf-sprekend omdat de
waarheid er pas is als zij gesproken wordt per definitie door de
mond van personen. Wie de waarheid verzwijgt of moet verzwijgen,
voelt zich een beetje doden én sterven, hij voelt hoe hij monddood
maakt wie geen schuld dragen.
Om
het bij de actualiteit te houden en meer bepaald bij de graaicultuur,
kan men zich indenken dat bepaalde opportunisten grote sommen geld
aanvaard hebben uiteraard niet zomaar gratis maar in ruil voor
toekomstige, nog te specifiëren wederdiensten. Zo bijvoorbeeld
besluiten sommigen uit het feit dat onze kamervoorzitter gezegd heeft
dat hij zijn advies aan Telenet ook gratis zou hebben gegeven, dat
hij inderdaad geld ontvangen heeft van deze maatschappij. Echter,
daags na die verklaring, beweert dezelfde man dat hij helemaal niets
ontving. Allerlei vragen rijzen: heeft hij zijn rekeningen dan niet
nagekeken? Heeft hij geen factuur gemaakt en werd hij betaald met
contanten uit een zwarte kas? Werd hij vergoed in natura?
Er wordt op gewezen dat de man in kwestie een logebroeder is en
men
herinnert zich uit een interview met Stijn Meuris hoe hij op een dag
de gouverneur op bezoek kreeg met de uitnodiging om tot de loge toe
te treden met als lokaas de belofte dat men daar in geval van
nood altijd wel wat kan regelen. Gaat het immers niet om
een organisatie van kapitaalkrachtigen en machthebbers die ook geen
enkel ander concreet ideaal nastreven dan geld en macht? En zweren
zij niet samen de dure eed om elkaar door dik en door dun en met alle
middelen de hand boven het hoofd te zullen houden? Welnu, zo zeggen
sommigen: wordt het mysterie niet opgelost als
men veronderstelt dat de kamervoorzitter inderdaad geld op zijn
rekening gestort kreeg terwijl in het uur van de nood hocus-pocus
alle bewijzen vernietigd werden? Onmogelijk, zegt u, maar
ongetwijfeld zijn het allemaal broeders: de bazen van de betrokken
distributiemaatschappij en de CEO van de betrokken
bank. Zeer zeker zullen ook alle betrokken agenten zwijgen omdat zij anders de afscheidspremie mislopen welke zij
ontvangen als ze met pensioen gaan: dit zwijggeld voor filiaalhouders
van banken bedraagt makkelijk een paar honderdduizend euro, zo gaan de geruchten.
Ze
kunnen het niet hard maken en daarom mogen ze het ook niet hardop
zeggen, maar deze kwatongen suggereren in feite dat alle
schuldbewijzen de bewijsstukken voor geldtransacties aan de
kamervoorzitter door de broeders vernietigd werden. Zodat de
kamervoorzitter nu ook kan verklaren dat hij helemaal niets ontvangen
heeft en meer zelfs: dat hij daar de eerste en enige eerlijke man in
jaren is. Edoch, op de vraag waarom de loge dan zo'n enorme risico's
neemt, kan een antwoord pas hout snijden als het aanneemt dat de
politieke partij in het geding, zélf een constructie van de loge is:
als zij besmet wordt, is het afgelopen met haar politieke macht.
Gesteld
dat het allemaal gelopen is zoals door deze kwatongen werd
verondersteld, dan betekent zulks dat de loge aan een kamervoorzitter
in nauwe schoentjes een cadeau gegeven heeft die zelfs een god hem
niet kon schenken: de macht om ongezien en ongestraft de leugen op de
waarheid te doen zegevieren.
De
betrokkene liegt dan in het volle besef dat hij liegt en tevens in
het volle besef dat niemand hem op die leugen kan betrappen. Behalve
hijzelf, zijn samenzweerders en God, uiteraard, maar sinds de satan
Onze-Lieve-Heer meenam naar een hoge berg en Hem daar beloofde dat
Hij mits een knieval alles mocht hebben wat Hij van daaruit kon
overschouwen, weet iedereen dat de wereld van de duivel is. Christus
immers sprak de duivel niet tegen, zoals Mattheüs getuigt: Hij
herinnerde er slechts aan dat er geschreven staat dat gij de Heer uw
God niet zult verzoeken. De leugenaar verzaakt aldus aan de waarheid
in ruil voor geld en macht en hij doet dat omdat hij dat ook
ongestraft kan doen. Of dat zou hij althans graag geloven.
De
waarheid kennen is één zaak, de waarheid kunnen of willen spreken,
een andere. Het kennen van de waarheid voltrekt zich in ons
binnenste, in onze ziel, en omdat wij daar oog in oog staan met de
waarheid, kunnen en moeten wij die daar ook kennen. Maar door de
waarheid te spreken, brengt men ze ook naar buiten in de
wereld, men openbaart ze, men ontsluiert ze, men brengt waarheid aan
het licht, men brengt de wereld een beetje meer in overeenstemming
met wat waar is, het is een beetje God-met-ons, waardoor het leven
levendiger wordt, waarachtiger, minder schimmig en daardoor in feite
ook een beetje onsterfelijker. Liegt men daarentegen, dan miskent men
de waarheid terwijl men die nochtans kent in zijn ziel en aldus
verknoeit men in feite de echtheid van zijn wereld: die wordt
schimmiger, doodser en onbetrouwbaarder.
Hoe
fataal de toestand is waarbij men uit onrecht munt slaat, wordt pas
goed duidelijk op het ogenblik dat de duivel de ziel van de zondaar
ook effectief komt halen en dat gebeurt helemaal niet zoals bij
Faustus aan de drempel van onze fysieke dood: het gebeurt van zodra
wij liegen en het wordt bestraft met de dood van de ziel van zodra
wij tot de vaststelling komen dat wij niet meer in staat zijn om de
waarheid te spreken.
In
het veronderstelde geval van een kamervoorzitter die zich dankzij
wereldse samenzweerders denkt te kunnen veroorloven om ongestraft
boven de waarheid te gaan staan, zal het vroeg of laat ook gebeuren
dat de samenzweerders op een welbepaald ogenblik om een wederdienst
komen verzoeken, wat hij dan uiteraard niet meer kan weigeren. De
betekenis van die wederdienst bestaat er vanzelfsprekend in dat de
bevoordeelde de verloochening van de waarheid nu ook zelf bevestigt
door op zijn beurt schuld op de schouders van
onschuldigen te leggen. Er is immers geen buit zonder een bestolene
en een dief. Het kwaad in de wereld is een feit, het wordt gesticht
en de schuld is even werkelijk als het kwaad zelf. De schuld eist een
schuldenaar die moet worden gestraft en alleen een valse getuigenis
een leugen die de schuld in de schoenen van onschuldigen schuift
kan de schuldigen die samenzweren, behoeden voor straf. Onze
gevangenissen puilen uit van onschuldigen en zij zorgen ervoor dat de
misdadigers in wiens plaats zij veroordeeld werden, geen vervolging
meer hoeven te vrezen. Gelijk hebben is een zaak, gelijk krijgen een
heel andere.
Toch
kan de misdadiger zijn straf niet ontlopen: het onverdiende voordeel
van de opportunist moet op een dag door hemzelf worden betaald met
het eigenhandig uitvoeren van een kwaad, wat tot effect heeft
dat de betrokkene voortaan zijn misdaad onmogelijk nog kan ontkennen.
Zijn straf bestaat erin dat hij de waarheid kent terwijl hij haar
niet meer kán spreken en deze vaststelling is meteen de vaststelling
van het verlies van zijn ziel. De betrokkene leeft fysiek verder maar
dat baat hem niet omdat zijn ziel dood is en alleen hijzelf is zich
hiervan ten volle bewust. Een grotere eenzaamheid is wellicht
ondenkbaar en misschien is dat wel de hel.
(J.B.,
22 februari 2017)
|