Weeskinderen
Toen wij nog kinderen waren hielden onze leraren ons een superleraar voor die ons wel iets substantieels te vertellen moest hebben want hij was de zoon van God. Wat zeg ik? Hij was de zoon van God en tegelijk God zelf. Die man wist het dus beter dan wie ook en als hij ons niets te leren had, dan hadden wij van helemaal níemand lessen te krijgen.
Het probleem was alleen dat de man in kwestie al zo lang dood was, al tweeduizend jaar intussen om precies te zijn. Geen nood, zo zei men ons, want vier leerlingen van hem hebben zijn lessen neergeschreven en dat die geschriften alle vier hetzelfde zeggen, toont aan dat ze wel degelijk de woorden van God zelf bevatten.
Edoch, dat ze over bewijzen begonnen, terwijl wij daar niet eens hadden om gevraagd, maakte ons alras aan 't twijfelen, en een weinig later bleek onze twijfel helemaal niet ongegrond want ze kwamen nu ook aandraven met bewijzen dat de man in kwestie écht bestaan had, zijn naam werd immers vernoemd door twee Romeinse geschiedschrijvers. Hij was één van de meer dan tweeduizend gekruisigden die aanspraak maakten toentertijd op het Messiasschap waarover sprake in nog veel oudere geschriften, sommigen zeggen dat ze tot zesduizend jaar teruggaan in de tijd, ja, helemaal tot het begin der schepping.
Het is wel even slikken als men dan hoort dat van die teksten slechts fragmenten van vertalingen van kopieën zijn bewaard die dan eerst nog vele generaties lang mondeling zijn overgeleverd en die bovendien bol staan van een beeldspraak uit culturen die voor ons in feite onbegrijpelijk geworden zijn.
Maar goed, men is nog kind als men dat allemaal verneemt en men gelooft zijn ouders en zijn meesters omdat zij het tenslotte waren die ons te eten gaven, die ons onderdak verleenden, veiligheid verschaften en voor ons zorgden.
Later echter als men vanuit een of andere noodzaak zelf wat begint na te denken, gaat het uiteindelijk ook dagen dat men een leraar aanhangt omdat mensen zónder leraar zich wellicht zouden gaan voelen zoals kippen zonder kop. Een kip en om het even welk dier heeft een kop nodig die de rest van het lijf als het ware voorttrekt en beveelt, en zo ook heeft een groep een leraar nodig.
Bovendien staat de kop van nature op de nek van de kip en heeft ook elk gezin een eigen vader van nature. De wat grotere eenheden hebben dan een burgemeester of een graaf, en aan de kop van alle koppen staat uiteraard de superleraar die niemand anders meer kan zijn dan God. Kan het nog logischer?
En toch vrat ons van jongs af de idee aan dat een leraar helemaal geen aangeboren attribuut was. Hij stond immers niet als een kop op de nek van een of andere gek, maar hij was geconstrueerd door mensenhanden. Wij hoorden ook al iets vanuit de politiek en uit de geruchten die wij toen opvingen, maakten wij op dat onze leraren door politici werden aangesteld om ons bij te brengen dat wij aan dit gezag gehoorzaamheid verschuldigd waren.
Neen, kennelijk wisten wij dat helemaal niet van nature, alvast wisten wij dit niet zoals het lijf weet dat het de bevelen van de kop moet volgen of zoals het kind gehoorzaamt aan zijn ouders: het moest ons gezegd worden en wij moesten het ook aanvaarden zonder meer en vooral zonder de garantie dat het waarheid was wat wij te horen kregen.
Vooral dat laatste bezorgde ons vele slapeloze nachten omdat wij ook wel wisten dat andere kinderen ook heel andere leraren hadden met heel andere waarheden, terwijl er slechts één waarheid zijn kan, tenminste als die waarheid dan ook de waarheid is. Ja, dat hield ons uit de slaap en dus besloten wij heel stout dat wij belogen werden en, nog stoutmoediger, dat die leugens waren uitgebroed om ons in een gareel te houden zoals dat ook met trekpaarden gebeurt die omwille van hun paardenkracht of trekkracht worden aangewend door andere dieren die zelf niet trekken kunnen, om de doeleinden van die andere dieren te gaan dienen.
Toen wij nog kinderen waren, geloofden wij in de superleraar en deden wij ook wat hij zegde wat wij moesten doen. Wij werkten hard op school en, eens volwassen, op fabriek en als ons volk in aanvaring kwam met een ánder volk met ándere leraren en een ándere waarheid, dan gingen wij naar 't front en moordden wij elkander uit totdat wij sneuvelden voor de waarheid die wij van onze dierbare leraren te horen kregen.
En dat staat gewis op onze graven die onze trotse kinderen vandaag nog lezen kunnen en aan hun leraren vragen zij op school: meneer, wat zijn dat, helden?
(J.B., 3 mei 2012)