Grenzen aan de evolutie
In een voordracht d.d. 2006 over de oorsprong van religie (1), past Darwin-kenner Johan Braeckman relevante facetten van de evolutietheorie toe ter verklaring van het aan alle culturen inherente verschijnsel van de religie, en zo komt hij tot een hypothese die in het verlengde ligt van de theorieën over de zich (analoog aan de genen) voortplantende zogenaamde 'memen': religie is misschien wel een onpersoonlijke, blinde entiteit welke niettemin parasiteert op menselijke breinen teneinde zichzelf in stand te kunnen houden.
Ons inziens worden in de genoemde theorie de zaken impliciet op hun kop gezet, en wel in die zin dat wij geloven dat religie, en het leven van de geest in het algemeen, niet een toevallig, overbodig en bovendien belastend bijproduct is van de activiteit van onze hersenen, maar daarentegen een werkelijke stap vooruit in een noodzakelijk begrensd 'evolutieproces' dat niettemin zoekt zichzelf nog voort te zetten 'buiten' de tijd - zoals beschreven in onze tekst uit 2003, getiteld: Dead-line. Over de Grenzen van de Tijd en het Neerstrijken van de Engelen. (2) Hierna volgt de laatste paragraaf uit die tekst.
Sinds enkele decennia, meer bepaald sinds de publicatie van het Bariloche-rapport van de Club van Rome, zijn wij vertrouwd met het begrip van de 'grenzen aan de groei', dat menig filosoof en literator tot een dankbare bron van inspiratie diende. De idee zelf was allerminst nieuw: ze maakt de kern uit van meerdere oeroude parabels en mythen. Het beste kennen we de gedachte uit de vergelijkingen met de lotgevallen van de beroemde toren van Babel: de ijdele mensheid weet van geen ophouden, steekt de goden naar de kroon en bouwt een toren die tot aan de hemel reikt. Maar op een gegeven ogenblik houdt de groei van de toren op, want de aangebrachte goederen worden verbruikt vooraleer ze de top bereiken: ze dienen onderweg namelijk voor de noodzakelijke herstellings- en onderhoudswerken. De efficiëntie van de bouw kan bijgestuurd worden, de snelheid kan opgedreven worden, maar de grenzen blijken tenslotte niet weg te werken. De toren verwordt tot een stilstaand en niets anders dan zichzelf dienend object dat alle voorradige energie uit de omgeving opslorpt om te kunnen blijven bestaan, zonder dat hij nog groeit. Het prestigeproject blijkt tenslotte een dodelijke kanker geworden: er zijn grenzen aan de groei.
Eigenlijk kan precies hetzelfde worden gezegd over de begrensdheid van de tijd. De tijd die, meer bepaald, de mogelijkheid tot handelen biedt, begrenst zichzelf niet zoals men zich dat natuurlijkerwijze zou kunnen voorstellen, namelijk doordat hij op een bepaald ogenblik zou ophouden met voortduren. Neen, de grenzen aan de tijd zijn intrinsiek verbonden met het wezen van de tijd zelf, net zoals de grenzen aan de groei, eigen zijn aan de groei zelf. De noodzakelijke begrenzing van de tijd volgt meer bepaald uit zijn wezen, dat grondt in de twee componenten van de herinnering en de verwachting. Hoe meer tijd er verstreken is, hoe groter de 'massa' van de herinneringen welke dienen verwerkt te worden om tot een efficiënte en relevante actie of keuzedaad met betrekking tot het toekomstige te kunnen overgaan. De massa van de verstreken tijd krijgt aldus een volume en ook een 'gewicht': hij moet echt 'meegesleept' worden door diegene die zich in de richting van de toekomst een weg wil banen. En precies omdat de mens niets anders dan zijn verleden (en zijn verwachtingen) is, is hij nimmer in staat om dit gewicht van zich af te werpen zonder zichzelf daarbij te verliezen.
Zo zien wij bijvoorbeeld dat mensen steeds langer moeten studeren en de maatschappij steeds langer tot last zijn vooraleer zij maatschappelijk aan de slag kunnen gaan en een steentje kunnen bijdragen aan het onderhoud en, in het beste geval, aan de 'vooruitgang' van de wereld. En wat hier geldt voor individuen, geldt ook voor maatschappijen en voor de wereld in zijn geheel. Het efficiënt nemen van betekenisvolle beslissingen vergt steeds meer tijd, arbeid en energie, precies in gevolge het gewicht van het verleden. Net zoals de wijze ouderling bedachtzamer en dus langzamer handelt dan het onwetende, impulsieve kind, net zo kan de mensheid, in haar rijpere jaren gekomen, niet langer genieten van een kinderlijke en in onschuld badende spontaneïteit. Steeds meer en moeilijkere beraadslagingen van steeds meer betrokkenen zijn noodzakelijk geworden, en schijnbaar kunnen de in de jongste jaren nochtans fors geëxplodeerde communicatiemogelijkheden de last van dit gewicht nauwelijks verhelen. In steeds meer tijd kunnen wij steeds minder doen, niettemin wij in onze onbedachtzaamheid vaak geloofden dat het tegengestelde het geval was, en dat wij door het opdrijven van onze snelheid de tijd aan het beheersen waren. Weinigen onder ons kunnen zich uiteindelijk nog ontwikkelen tot 'eigentijdse' mensen: op de meeste terreinen zijn wij gedoemd om middeleeuwers of primitieven te blijven. Waar gelukkige omstandigheden zulks toelaten, kunnen enkelingen hooguit op zeer partiële domeinen 'up to date' ontwikkelen, in zogenaamde specialismen. Aldus is de prijs die wij betalen om niet achter te lopen op tijd, niet gering, want het is de eenheid van onze persoonlijkheid zelf. De medicus en specialist in een welbepaalde technologie inzake de manipulatie van welbepaalde DNA-kernen, blijft onwetend en primitief op quasi alle andere gebieden, en dat lot delen alle soorten specialisten met hem, incluis alle arbeiders die op hun gebied quasi onvervangbaar zijn geworden. Wie niet specialiseert, loopt achter op de tijd, leeft in een andere tijd, en behoort eigenlijk tot het verleden. Op de keper beschouwd is de wereld voor een groeiend deel een museum geworden waarin niet zozeer oude gebouwen en kunstvoorwerpen maar vooral mensen uit lang vervlogen tijden te bezichtigen vallen, om het oneerbiedig uit te drukken. Ook het gewicht van déze 'massa' dient door 'de wereld' te worden meegesleept, en ik plaats 'de wereld' tussen aanhalingstekens omdat de 'bij-de-tijdse wereld', zoals gezegd, geheel virtueel is. Anders uitgedrukt: het reële behoort reeds geheel tot het verleden, en het tegenwoordige is reeds geheel virtueel. Zoals de apostel zegt, inderdaad, is onze wereld geheel bezig met verdwijnen.
En zo gaat de mensheid stilaan maar zeker het planten- en het dierenrijk vervoegen, welke de persisterende verleden soorten bevatten, terwijl in de actualiteit een nieuwe soort het levenslicht ziet: een geheel ongrijpbare en onzichtbare maar alles beheersende soort van wezens die de hele wereld naar haar hand zet. Wat de huidige tijden ons laten beleven, is het neerstrijken op aarde van het geslacht van de engelen.
J.B., 20.02.2008
Noten:
(1) Zie: http://mediasite.uva.nl/mediasite/Viewer/Viewers/Viewer320TL.aspx?mode=Default&peid=5ae075f7-b595-492a-a37d-ba088329f5de&playerType=WM7&mode=Default&shouldResize=true&pid=d1387ebe-5014-4eab-a9b3-92d337dc1a2e&playerType=WM7
(2) Zie: http://www.bloggen.be/tiktak/
|