De hoofddoek en de vrijheid
Zoals een duivel in een
wijwatervat, zo spartelen dezer dagen diegenen die het
hoofddoekenverbod willen handhaven voor ambtenaren in functie:
aanvankelijk argumenteerden zij samen met bekende zich
sociaal-democratisch achtende ethici dat religieuze symboliek het
neutraliteitsprincipe zou schenden en vandaag ontkennen zij bij monde
van bekende liberalen in de krant dat het met religieuze symboliek
ook maar iets te maken heeft.
Alleen al het verwisselen van de
ene argumentatie door een andere, waarbij de eerste tevens meteen
wordt gelogenstraft, verraadt de oneigenlijkheid ervan: de eigenlijke
argumenten worden hier uiteraard verzwegen en dat zij de openbaarheid
schuwen, verklapt ons reeds dat zij niet kunnen.
In een 'opiniestuk' in De
Morgen van 27 mei 2013 schrijft Dirk Verhofstadt dat het verbod
op de hoofddoek niets te maken heeft met religieuze symboliek maar
alles met zogenaamd harde principes die te maken hebben met de
gelijkheid tussen de geslachten welke zou geschonden worden door de
islam en tevens door zijn tegenstanders in dezer die zich uit
politiek opportunisme bij de hoofddoekdragers zouden aansluiten.
Aangezien hij beweert dat de
hoofddoek niet als religieus symbool verboden dient te worden doch
als symbool van vrouwenonderdrukking, terwijl hij tevens beweert dat
hier allerminst een religie wordt geviseerd, verkondigt Verhofstadt
zodoende impliciet dat alle draagsters van een hoofddoek daartoe
verplicht worden door mannen die hen zodoende onderdrukken. Dat dit
een volstrekt absurde stellingname is, merkt iedereen meteen.
Ofwel beschouwt men de hoofddoek
als een louter kledingstuk en dan kan elkeen het dragen in volledige
vrijheid, ofwel verbiedt men het en zadelt men het voorheen neutrale
ding op met een politieke lading: men bestempelt het dan hetzij als
een religieus symbool, hetzij als een symbool van onderdrukking
zonder meer, terwijl de betreffende kledij dit echter nooit echt kan
zijn zonder dat zij ons eerst áls kledij ontvreemd wordt.
Het verbod op het dragen van een
hoofddoek, verandert niet alleen de mogelijke oorspronkelijke
betekenissen van dit voorwerp die daaraan door iedereen in volle
vrijheid kunnen worden toegekend, zoals beschutting tegen kou,
bescherming tegen stof en afscherming van steelse blikken van
vreemden op openbare plaatsen een hoofddoekenverbod vernietigt de
hoofddoek ook als kledingstuk zonder meer en verplicht elkeen er géén
te dragen. Het is met andere woorden volstrekt onmogelijk om ongeacht
welk uniform te weren zonder dat die wering zelf tot uniform wordt,
zoals het ook naïef ware te geloven dat men alle kapsels kon
verbieden door de kaalkop te verplichten omdat dan uiteraard de
kaalkop tot het obligate kapsel wordt.
Van vrijheid kan helemaal geen
sprake zijn waar elkeen alleen maar tussen zijn eigenste vier muren
mag doen hetgeen hij wil omdat, zoals ooit de joden in hun zo
verregaande doch even noodzakelijke zelfspot zongen, ook de gedachten
sowieso vrij zijn, terwijl allerminst onze dromen de werkelijkheid
grondvesten niemand kon een ander immers ooit verbieden om te
dromen. Vrijheid is er pas waar men gelegenheden schept waarbij
mensen hun dromen eventueel met elkander kunnen delen, en daartoe
wordt uiteraard vooreerst verwacht dat elkeen zijn eigen droom zowel
ongeremd als ongedwongen aan anderen mag en kan mededelen: waar men
zijn kaarten niet op tafel kan leggen, waar men zichzelf weg moet
steken, daar kan van vrijheid nimmer sprake zijn. En even belangrijk
is uiteraard dat geen mens ertoe verplicht wordt om kleur te bekennen
of, erger nog, om zijn of haar kapsel aan wildvreemden te laten zien.
(Jan Bauwens, 27 mei 2013)
Zie ook:
http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=2212480
|