Achteruitgang
in de opmars
Deel
2: De nieuwe pikorde: de mens voortaan onderaan
De
met de mond, lippen, tong, stembanden, gelaatsuitdrukkingen en
lichaamstaal, persoonlijke en intiem gesproken woorden tussen mensen
onderling bestaan niet meer: voortaan dient de menselijke
communicatieve rijkdom te worden geperst in het enge, vernietigende
keurslijf van een klavier met enkele tientallen toetsen, principieel
voor iedereen zichtbaar, ontdaan van alle persoonlijke trekken zoals
ook het gelaat dat nog slechts een masker is, een robot, een dood
ding, weldra ook een dodelijk wapen want gezichtsherkenning is een
technologie die bijna bijna (sic!) op punt staat.
Ooit
kregen mensen een naam om aanspreekbaar te zijn en vooral ook als
teken van erkenning;
vandaag is de naam nog louter een teken voor herkenning,
een kenteken, de ketting die een lichaam verbindt met het
rechtssysteem, met het bankwezen, met het politieke apparaat, met de
Moloch die roept aan de binnenkant van het oor: "Individu 638722B3,
u hebt nog 1460 euro schulden af te lossen voor het einde van de
maand, zo niet moeten wij helaas een beroep doen op de deurwaarder en
zullen wij ons genoodzaakt zien om de zorg over uw kroost aan derden
over te dragen!" De Moloch, tussen haakjes, was en
is
een godheid die kinderoffers opeist op straffe van nog groter onheil.
Eerst heette hij Moloch, later Baäl en nog later Jahweh: hij is de
transcendente gezagsbron middels welke slaven kort worden gehouden
voor hun exploitatie, zodat zij tegen zichzelf geweld gaan plegen,
hun eigen onvrijheid gaan nastreven en aan hem hun kinderen offeren.
(1)
Van
mensen wordt vandaag als vanzelfsprekend verwacht dat zij zich
bijscholen en meer bepaald inzake het gebruik van de computer met het
oog op het zich inwerken in de virtuele wereld. Voor de slechte
verstaander lezen wij tevens dat zij dit ook moeten doen omdat men
wil dat zij verdreven worden uit de echte wereld. Door de perverse
inversie van de tijd zijn het nu de ouderen die bij de jongeren in de
leer moeten voor lessen die ons een tweede perversie door de strot
rammen: aan mensen moet de taal van de machine worden bijgebracht
want vandaag is zijn instrumentarium meester over de mens: de mens
moet zich aanpassen aan zijn werktuig, het schip heeft het roer
overgenomen van de kapitein.
De
vingers worden herleid tot stokken die alleen nog mogen tikken tegen
toetsen op een plastic bord met 'voorgeschreven' tekens, tekens die
de hand niet langer zelf vermag te vormen. De handen verkrampen in
tegennatuurlijke standen, de slanke vingerspieren, gelijk
balletdansers getraind om middels kroontjespen en koningsblauwe inkt
op blank ivoorpapier een dans van schoonschrift op muziek van de
verbeelding te vertolken, moeten zich nu herscholen tot domme
trommelstokken en zullen voortaan alleen nog tokkelen op een klavier
zoals de blinde raderen dat doen van een groteske robot.
Dat
de mens zich aan de machine aanpast, betekent dat hij zich daaraan
onderwerpt: hij beaamt dat de machine aan zijn lichaam superieur is.
Maar dit onrecht schreeuwt ten hemel: een machine is geen lichaam, is
slechts een samenstelsel zoals hefbomen dat zijn en werktuigen
waarvan het wezen nimmer anders zijn kan dan een verlengstuk van het
lichaam van een mens van vlees en bloed, zoals een wandelstok dat is,
een schaar, een boog, een jas, een huis, een kar, een paard, een pen.
In
zijn Fenomenologie
van de Waarneming
schrijft Maurice Merleau-Ponty dat het lichaam niet met zichzelf
samenvalt zoals een ding dat doet: in zijn contact met de wereld
transcendeert het lichaam zichzelf voortdurend: het is via onze
lichamelijkheid dat wij met de ander kunnen co-existeren en
communiceren: "Ik
ontmoet de ander niet in een gedachte ruimte, maar op de bodem van
een gemeenschappelijke wereld, waarin het lichaam verworteld is en
waarin het zijn enige legitieme domicilie heeft. In mijn ontmoeting
met de ander kom ik in aanraking met een existentie, die in haar
subjectiviteit aan dezelfde voorwaarden van lichaam en wereld
gebonden is als ikzelf en deze ontmoeting voltrekt zich in de ruimte
der lichamelijkheid (
)."
(2) "[De
klassieke psychologie] zag (
) over het hoofd, wat Merleau-Ponty
een raadsel noemt: dit, dat mijn lichaam tegelijk zichtbaar en ziende
is, dit, dat men niet waarneemt, wat de waarneming zelf mogelijk
maakt (l'Oeil et l' Esprit, p. 197)."
(3) "Het
sciëntisme acht de geometrische ruimte wetenschappelijk alleen
relevant. Maar het vergeet, dat deze ruimte er niet zou zijn, als ik
geen lichaam had (...)"
(4)
Zonder
onze lichamelijkheid was er ruimte noch tijd: de abstracte en
volmaakt geachte begrippen die de vermeend goddelijke kennis van de
wiskunde funderen, zijn zonder inhoud los van het lijf met zijn
trekken en zijn sleuren: afstanden zijn volstrekt ondenkbaar zonder
de last en de lust van het lopen; uren en jaren kunnen helemaal niet
bestaan als er geen wachten is en geen verlangen; het denken
ontspringt aan het bloed en aan de quasi stoffelijke zenuwdraden die
reiken tot in het orgaan van onze huid die gevoeld kan worden en kan
tasten, tot in het licht van onze ogen die zien en gezien worden
tegelijk: er bestaat gewis geen wereld los van onze levende lichamen.
De
kostelijke en verslavende illusie van de virtualiteit spiegelt ons
als nooit voorheen de smetteloze ideeënwereld voor van Plato en het
paradijs van Genesis maar dit gemeen bedrog waarvoor Rudolf Boehm
waarschuwt in zijn Kritik
(5), verleidt ons tot niets anders dan uiteindelijk de absolute
levenloosheid van de dood. Het theater van de
windowsventers-miljardairs is schaamteloze diefstal vanuit een
ongeremde hebzucht en een smachten naar de absolute en ultieme
almacht die alleen aan god toekomt en dit middels het herleiden van
de wereld tot een panopticum dat uiteindelijk de voltallige mensheid
uit de tijd dreigt weg te wissen alsof het ging om slechts een schim.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
18 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Zie: Jaap Kruithof, Marx
en de oorzaken van de menselijke aliënatie,
Mens
en Taak,
1965, nr. 1, jg. 8.:
https://www.marxists.org/nederlands/kruithof/1965/1965vervreemding.htm
Zie
ook:
https://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=3252564
(2)
R. Bakker,
Merleau-Ponty. Filosoof van het niet-wetend weten,
Wereldvenster, Baarn 1975, pp. 64-65. Bakker verwijst hier naar
Maurice Merleau-Ponty, Phénoménologie
de la Perception,
Paris: N.R.F., Gallimard, 1945 (Vierde druk d.d. 1962), pp. 226 en
404-405.
(3)
R. Bakker, ib., pag. 67.
(4)
R. Bakker, ib., pag. 67.
(5)
Rudolf Boehm,
Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973).
Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres:
https://www.marxists.org/nederlands/boehm/1977/kritiek/index.htm
.
Zie
ook de afleveringen 26 tot en met 35 van het hoofdstuk, getiteld:
Corona en de heilige zaak.
|