In het artikel, getiteld: Het statuut van het embryo en de foetus (1), gaat Etienne Vermeersch er impliciet van uit dat rechten zaken zijn die worden toegekend uitsluitend door mensen (aan andere mensen en eventueel aan dieren). Alvast een bedenking hierbij.
Vermeersch' (impliciete) stellingname is niet vanzelfsprekend: ze volgt rechtstreeks uit zijn atheïsme. Immers, gelovigen onderscheiden zich hiervan vanzelfsprekend in het feit dat zij naast de menselijke personen ook nog de persoon van God erkennen, wat meebrengt dat rechten voor de gelovige ook door de goddelijke persoon kunnen worden toegekend. Maar er is nog een weerhaak aan deze zaak.
Als we stellen dat Vermeersch enkel de mens ziet als mogelijke toekenner van rechten, hebben we hem met dat zogenaamde 'humanisme' eigenlijk al veel te veel gegund. Op de keper beschouwd, gaat het hier zelfs niet om een humanisme omdat, inzake de politieke toekenning van rechten in ons westerse model, uiteindelijk niet de menselijke persoon als zodanig aan het werk is: de beslissing om aan iemand een recht te geven, resulteert niet zomaar uit een wijs, menselijk besluit waarmee elkeen het vanzelfsprekend eens is, doch het is slechts een zogenaamde 'meerderheidsbeslissing'.
Deze eigenlijk intern contradictorische benaming ('meerderheids-beslissing') verraadt het al: het is namelijk één van de meest jammerlijke vergissingen van de (westerse) politiek en van het (westerse) denken in het algemeen, om te geloven dat 'meerderheidsbeslissingen', ook beslissingen zouden zijn welke resulteerden uit menselijk overleg. Hoeveel gepalaver er ook aan voorafgaat: in wezen zijn de uitkomsten van een stemming anoniem en onpersoonlijk. Niemand draagt er de verantwoordelijkheid voor... precies omdat principieel 'iedereen' ervoor verantwoordelijk wordt geacht. Dit is uiteraard hoogst contradictorisch, want in dat geval is men verantwoording verschuldigd... enkel als onpersoonlijke collectiviteit... tegenover 'zichzelf'.
Waar beslissingen worden gebaseerd op de zogenaamde 'meerderheid', kan geen sprake zijn van verantwoordelijkheid, maar ook niet van gewetensvolheid, van menselijkheid of van enig vermogen tot het onderscheiden van goed en kwaad. 'Goed' heet dan immers wat de meerderheid 'beslist', edoch een meerderheid beslist niet, redeneert niet en is zonder geweten want volstrekt onpersoonlijk.
Het criterium van Vermeersch en dat van elke atheïst, is (met betrekking tot het onderhavige onderwerp) dat van de collectiviteit die zich een plaats toeëigent boven het persoonlijke en dus boven het menselijke. In het collectivisme verdringt de staat de persoon, en dit gebeurt via de oneigenlijkheid van een zeker reductionisme: het van toepassing achten van de statistiek en, in het algemeen, van elk 'rekenend' of 'kwantificerend' denken op het menselijke.
Tenslotte blijkt een humanisme zonder godsgeloof uiteindelijk geen poot te hebben om op te staan. Ons inziens is het geloof en bij uitstek het christendom (niet te verwarren met de kerken), omwille van zijn personalisme, tot heden het enige krachtdadige middel gebleken tegen deze - letterlijk - 'onmenselijke' dreiging.
Jan Bauwens, 29 maart 2008.