De transformatie van de wereld
– Ziet gij hoe de wereld nu veranderd is? Ik moet moeite doen om Van Togenbirger te kunnen verstaan en neig mij wat voorover. Op het tafeltje waaraan wij zitten, staan een waterkruik en twee volle glazen.
– Ze hebben het eerst geprobeerd met de preekstoel, dan met onderwijs, met televisie, met de computers en tenslotte met de pandemie maar het sluitstuk is steeds weer de oorlog, dat is de oude beproefde methode om van alle mensen puppets on a string te maken. Je kent die hit toch nog?
– De preekstoel is de voorloper van de televisie en met de preekstoel wordt het gesprek van weleer, de dialoog die al uit de Oudheid stamt en waarmee Plato zich een plek heeft veroverd aan de sterrenhemel, eens en voorgoed verminkt: de tweespraak, de gedachtewisseling, die aan de oorsprong van ons denken ligt, wordt verarmd tot éénspraak, en als dat woord nog niet bestond, dan bestaat het nu en éénspraak betekent bevel, imperatief, woord van de imperator, de heerser over het imperium: hij spreekt en duldt geen wederwoord, geen tegenspraak, zijn woorden zijn bevel, de legerscharen luisteren en voeren uit wat hij dicteert, zij gehoorzamen met de monden dicht, hij heeft alle tongen afgehakt, alleen de zijne weergalmt over het strijdperk, alleen zijn taal telt.
De imperator heeft zich voorzien van duizenden tentakels, onderwijzers, schriftgeleerden, geleerden van zijn schrift, zijn heilige schrift, de enige, heilige algemene schrift en zij zijn zijn duizend echo's die zijn woord nabootsen, vermenigvuldigen, over alle strijdperken ter wereld laten galmen zodat iedereen gehoord heeft wat hij heeft bevolen en zodat iedereen gehoorzaamt en doet wat hij beval. Hij beveelt de massa zoals een hoofd van een lichaam de ledematen beveelt en zij gehoorzamen en voeren uit wat hij zegt, het lichaam onder het hoofd is a puppet on a string. Het onderwijs is geboren, de echo's van de imperator worden op hun beurt nagebootst door alle mensen als zij nog kinderen zijn die in blind vertrouwen na-apen wat hen wordt voorgezegd en voorgedaan.
En dan komen de radio en de televisie en met hun komst begint het allemaal een beetje toverachtig te worden: de mensen trachten naar de avond en zij eten snel om dan voor het kastje te gaan zitten, het testbeeld, eerst begeleid door een hoge la, een pieptoon die aanhoudt totdat het uur is aangebroken om dan over te gaan in muziek, want de Tv-zender heeft een orkest dat wijsjes speelt die de show inleiden. Er staan knoppen aan het kastje en door eraan te draaien krijgt men het testbeeld recht, de cirkels rond, de rechthoeken mooi vierkantig, de schakeringen van grijs tussen wit en zwart, zo alles op een rijtje, in afwachting van een presentatrice die toch zeker niet vervormd mag zijn daar zij een filmster is, de filmster immers wordt geboren met de komst van de Tv, zij is een machtig wapen, heeft gezag vanwege het feit van de toverij want allen kunnen wij haar zien, de duizenden kijkers in het ganse land en zij ziet ons niet, al krijgt men wel die verdomde illusie.
– Ten tijde van de preekstoel was er ook eenrichtingsverkeer maar het was nog niet zo geperfectioneerd als in het begin van de voorgaande eeuw dat met de kijkbuis het geval werd: men werd geacht te zwijgen en te luisteren naar meneer pastoor en dat deed men ook, één enkele uitzondering niet te na gesproken, zij heette 'de blauwe madam' vanwege haar liberale overtuiging, en op een keer tijdens de preek veerde zij plots recht en riep waar gans de kerk het hoorde: “Waar er zo gelogen wordt, blijf ik niet!”, waarop zij prompt naar buiten stapte uit de kerk, een vreemde stilte nalatend van twee of drie seconden. Welnu, de televisie heeft de éénspraak geperfectioneerd: reageren is niet langer verboden, het is immers onmogelijk geworden om de dictator van antwoord te dienen. De kijkers kijken en als de filmster overschakelt van praten naar zingen, veranderen zij allemaal in kleuters en zij zingen gewoon mee.
– Computers verbieden de antwoorden van de massa niet en zij maken ze ook niet onmogelijk want zij gaan nog een stapje verder: zij schenken, te nemen of te laten, de illusie dat iedereen antwoorden kan en gehoord wordt door de imperator, de imperator mundi, en als kers op de taart spotten ze ook nog eens met jan met de pet door hem in een onmogelijk keurslijf te dwingen: jan met de pet denkt te kunnen antwoorden en dat doet hij ook maar er wordt hem wel gevraagd dat hij zijn mond houdt als hij antwoordt; zijn stem telt immers helemaal niet mee, hij dient les te halen bij een instructrice, typeles zoals dat heet, om op een toetsenbord zijn krom gewerkte handen, zwijgend en alleen door norse vloeken onderbroken, wat hij zeggen wilde om te zetten in een getokkel vanjewelste totdat hij er de kramp van, krijgt. Ja, zo spotten ze andermaal met jan met de pet en met an met de pet.
– En dat was nog niet genoeg, er moest dan ook nog een pandemie komen en wat niemand geloven kon, gebeurde, en nu zijn er nog mensen die niet geloven kunnen dat het effectief gebeurd is: iedereen, de wereld rond, werd letterlijk gemuilkorfd. Verboden uit uw kot te komen en wie het toch doet: duizend euro boete. Verboden nog op straat te lopen. Verboden elkaar te naderen op minder dan anderhalve meter. Verboden te praten. Verboden het masker af te zetten (uitgezonderd de rokers). En na, hoe lang heeft het geduurd, dat spel? Hoeveel doden heeft het gemaakt? Na dat spel een andere wereld, en dat wilde ik zopas zeggen maar niet zonder het eens op te rakelen omdat wonder boven wonder de meeste mensen het allang vergeten zijn. Maar zij vergaten ook, mijn beste, hoe het was voordien, en bijgevolg zien zij niet meer wat er veranderde, wat hen ontnomen werd, wat ons allemaal ontnomen werd. Hier en daar is er nog eentje die zegt: maar waar zijn allemaal die cafés naartoe? Als we met iemand willen praten, moeten we ons abonneren op hoe heet die provider ook weer? En moeten we achter een klavier gaan zitten, tikken, wat zeg ik? Tikken met een robot, ja, een robot staat ons nu te woord en het is net een mens, zo zegt men ons: gij zult het verschil niet eens merken!
Bij die woorden slaat Van Togenbirger met een vuist op tafel, de twee glazen vallen om alsook de kruik, het drietal rolt van het tafelblad, wij doen geen moeite om de ramp te voorkomen, de glazen breken in stukken tegen de stenen vloer, het water maakt mijn broek nat en mijn mouwen en ook die van Van Togenbirger en hier be-eindigen wij dan ook het gesprek en gaan wij elk ons weegs om ons te gaan verversen en terwijl wij naar buiten lopen, horen wij de bommen ontploffen in de straten, op de pleinen en op het tuinpad van mijn vader.
(J.B., 10 april 2025)
|