Deel
1: Vernielen maakt rijk
Als wij de
jongste nieuwsberichten mogen geloven, bestaat de grootste politieke
dreiging van het ogenblik erin dat landen zoals Iran kernwapens gaan
aanmaken waarmee zij het Westen kunnen bestoken. Een gegarandeerd
efficiënte oplossing hier tegen ligt in het blokkeren van de
inkomsten van dergelijke staten en wel door de consumptie van het
exportproduct dat vrijwel hun enige bron van inkomsten uitmaakt, te
halveren omdat zowat de helft van alle olie uit het Midden-Oosten
afkomstig is
en dit zou meteen een bijzonder milieuvriendelijke beslissing zijn:
minder benzinemotoren en plastics. Edoch, deze oplossing is te simpel
om ooit toegepast te worden want eenvoud wordt gelaakt, eenvoud is
not done.
Enkele
decennia geleden begonnen in de Verenigde Staten van Amerika de
mensen sterk in volume toe te nemen; de mooie natuurlijke vormen van
hun lichamen verdwenen door een overmaat aan vet, spierweefsel maar
vooral heel veel water. Hetzelfde water waarin onze biefstukken en
carbonnaden zwemmen als men ze in de pan gaat braden; het water dat
de weefsels van de geconsumeerde dieren doet uitzetten onder invloed
van aan hun voedsel toegevoegde hormonen. Het begon in de V.S. en het
doet zich nu ook al geruime tijd voor op het Europese continent:
mensen die gaan gelijken op de dieren die zij dagelijks verorberen
omdat zij mét het vlees eveneens de hormonen tot zich nemen die de
lichamen doen opzwellen. Slanke en mooie mensenlichamen worden ook in
onze contreien een zeldzaamheid, zij vormen een uitzondering op de
algemene regel van obesitas. Er is een oplossing voor dit niet
onschuldige en bijzonder jammerlijke probleem: verbied hormonen in
veevoeder of wordt vegetariër. Maar alweer is deze oplossing te
simpel zodat niemand ze wil en er straks alleen nog dikke mensen zijn
die zich nog met heel veel moeite kunnen verplaatsen, die in jeeps
rijden of in halve vrachtwagens en wiens maaltijden vier keer meer
calorieën bevatten dan deze van onze gezonde grootouders.
Geheel in
dezelfde lijn zijn er een onnoemelijk aantal problemen
milieuproblemen, gezondheidsperikelen, economische en staatkundige
noodtoestanden, ethische zaken en noem maar op, waarvoor elk
weldenkend mens in staat is om onmiddellijk een oplossing te
bedenken. Verslaving aan tabak is onbestaande als de teelt ervan
verboden wordt of als niemand meer die allereerste sigaret rookt en
hetzelfde geldt voor alle andere verslavingen. De vergiftiging van
het milieu met plastics, kernafval en chemische vergiften stopt als
ook de productie ervan stopt. De meeste gezondheidsproblemen worden
veroorzaakt door onvoldoende beweging en worden voorkomen door een
minimum aan sport. De afvalberg kan worden beperkt als de
overproductie stopt welke makkelijk kan worden teruggedrongen met
duurzame producten en met het bekampen van de consumptiedrang. En de
werkloosheid kan worden bestreden door de herverdeling van het
beschikbare werk onder alle burgers.
Geheel in
tegenspraak met wat de intuïtie doet vermoeden, blijkt zelfs voor
grote problemen de oplossing telkens voor de hand te liggen. Helaas
is zij al te eenvoudig om ernstig genomen te worden zodat alles
altijd bij het oude blijft en de ellende alleen maar kan toenemen.
Terecht rijst dan de vraag wat in Gods naam maakt dat wij het simpele
reeds bij voorbaat de rug toekeren, zelfs als het gaat om zaken van
levensbelang. Waar vandaan ons misprijzen voor de eenvoud? Vanwaar de
eis van complexiteit, omleidingen en poespas?
Intussen
decennia geleden werd een auto uitgevonden die rijdt op water.
Vandaag worden fietsen ontworpen waarmee men zich snel en efficiënt
verplaatst in het drukke stadsverkeer en waarmee men ontsnapt aan de
files die dagelijks steeds meer minuten of zelfs uren van onze tijd
oppeuzelen. Er zijn drones die postbedeling mogelijk maken en het
systeem van magazijnen waar iedereen met de auto heen moet om er zijn
voorraden op te slaan is dringend aan herziening toe. Zijn de
oplossingen echt te simpel? De waarheid is dat in België in 2018 de
inkomsten van accijnzen op auto's de kaap van twintig miljard euro
overschrijden: auto's zijn moordtuigen maar zij brengen geld in het
laatje. Geld staat de eenvoud in de weg.
Intussen
vierentwintig jaar geleden kweet veearts-keurder Karel Van Noppen
zich van zijn taak inzake de bestrijding van de hormonenhandel,
oorzaak van talloze gezondheidsproblemen waaronder obesitas. De
moedige man werd koelbloedig vermoord en kreeg tot op vandaag nog van
niemand navolging. Er waren vier veroordeelden maar op de
opdrachtgever na zijn ze inmiddels allemaal allang op vrije voet.
Nog steeds staan de runderen opgeblazen in de wei en hetzelfde lot
delen alle rundereneters. Geld!
Nog niet zo
heel lang geleden verkeerden de arbeiders in euforie vanwege het
perspectief op veel vrije tijd dankzij de machines die in navolging
van ezels en paarden voortaan al het werk zouden doen. En waar alsnog
een overschot aan werkkrachten heerste, drong de simpele oplossing
van de werkherverdeling zich spontaan aan ons op. Helaas al te simpel
want men verkoos het om van hen die er al een leven lang vol
dwangarbeid hadden opzitten, nog een stuk van het pensioen af te
pakken. De eigenlijke reden? De pensioenkas is leeg, de
verantwoordelijke ministers hebben de inhoud ervan vergokt. Geld!
Het is een
raadsel maar oude gebruiksvoorwerpen verslijten nauwelijks terwijl
nieuw alaam om de haverklap dient te worden vervangen; het is perfect
mogelijk om duurzame spullen te fabriceren maar exact het
tegengestelde gebeurt: sleet wordt opzettelijk in alle instrumenten
ingebouwd en zo verworden zij tot wegwerpproducten. Alles moet zo
snel mogelijk verslijten en de reden daarvoor is andermaal geld!
Blijkbaar
staat geld de eenvoud in de weg, kennelijk maakt geld alles moeilijk
en kijk: verschuilt zich in deze vreemde realiteit geen enorme
contradictie? Immers, eenvoud betekent per definitie gemak, besparing
en forse winst terwijl uitgerekend het geld de eenvoud tegenwerkt!
Onze economie draait evenredig met de afname van de kwaliteit van de
geproduceerde waren en dat wil zeggen dat vandaag niet de opbouw van
de wereld rijk maakt doch de vernietiging ervan! Onze economie is met
andere woorden een oorlogseconomie: zij dankt haar groei aan haar
vermogen om te vernielen, te misleiden en te bedriegen. En als men
zegt dat de economie moet groeien, dan is dit bevel in wezen een
oorlogsverklaring.
Deel
2: Het afval van de rijken als beleg op het brood voor de armen
In
de jongste maanden leest men steeds vaker dat derde wereldlanden
plastic afval, schroot van afgedankte computers en ander vuil dat
niet kan vergaan, wensen terug te sturen naar de plek van herkomst
iets wat men hier trouwens ook doet met afgedankte mensen op de
vlucht. Rijke landen geloven immers dat zij het recht hebben om de
armen in ruil voor geld met hun vuilnis op te zadelen: zij zullen ons
afval niet weigeren want zij hebben het geld dat zij ervoor krijgen
broodnodig, zo redeneren zij overigens geheel in de lijn met wat
destijds een Vlaamse professor ethiek zegde over de te steriliseren
vrouwen uit de Haïtiaanse sloppenwijken na de aardverschuiving
aldaar: als wij hen in ruil voor sterilisatie vijftig dollar
schenken, zullen zij niet neen zeggen want zij hebben het geld hard
nodig.
Edoch,
vandaag beantwoorden de slachtoffers deze volstrekt immorele
brutaliteit met het terugsturen van het afval naar de plaats van
herkomst. Zoals ook de oorlogsvluchtelingen aan wie alle hulp
geweigerd wordt, spontaan terugkeren naar de plaats van herkomst. In
de beide gevallen verkiest men een gewisse dood (hetzij door honger,
hetzij door geweld) boven de bedelaarsstaf die immers een onrecht
bestendigt waarbij op de koop toe de uitbuiters geëerd worden als
milde schenkers. De achterliggende gedachte welke de confronterende
reactie uitlokt, luidt dat rechten geen koopwaar kunnen zijn, dat aan
zekere principes niet getornd mag worden en dat men geen handel kan
noemen wat in feite chantage is omdat wie in armoede verkeren, de
keuzevrijheid missen die gezond handel drijven kenmerkt.
Meteen
spelt de derde wereld aldus de les aan wie zichzelf tot het
beschaafde deel der mensheid rekenden. Uiteraard komen dan in
eenzelfde beweging en onafwendbaar die vele andere vormen van
hetzelfde onrecht naar de oppervlakte: de juridische wanpraktijken
waarbij het afkopen van schuld wordt toegestaan "omdat de staat
nu eenmaal krap bij kas zit" en het aborteren of het
euthanaseren van medemensen die aan 'ons' (!) alleen maar geld gaan
kosten. Dit geheel overeenkomstig de achterliggende wet "voor
wat hoort wat" het principe van de wraak, de grondslag van
onze economie.
Deel
3: Onze afgod, de hel
We
want more:
deze drie woorden drukken op een ongeëvenaarde wijze het wezen uit
van onze huidige economie die immers leeft bij de gratie van een
ongeremde en immer toenemende groei een groei die nog het best
kan worden omschreven als een woeker of een kanker. Het maximaliseren
van de verbruikssnelheid is dan ook haar ultieme devies. En de
omschrijving van onze economie als een noodzakelijke kanker is heel
letterlijk te nemen aangezien alle economen het erover eens zijn dat
het inderdaad een vaststaand feit is dat het einde van de groei van
onze huidige economie, tegelijk haar eigen einde inluidt.
Edoch,
de fatale uitputtelijkheid van alle dingen garandeert dat onze
economie ten dode opgeschreven is: in tegenstelling tot wat onze
economie eist, is de voorraad aan grondstoffen eindig en ook onze
afvalberg kan niet blijven groeien. We want more betekent vrij
vertaald: nooit genoeg en het gaat hier om verteer. Maar verteer,
verbruik en consumptie zijn synoniemen voor een welbepaalde vorm van
vernietiging. Het gaat hier meer bepaald om het verbruiken of het
verslinden van prooien welke gevangen worden op jacht in de
hedendaagse jungle die wordt vertegenwoordigd door wat men de markt
noemt.
Evenals
de economie zelf, zijn de jagers onverzadigbaar. En
onverzadigbaarheid is het hoofdkenmerk van een zucht of een
verslaving. Omdat zij gericht is op alleen maar groei, leeft onze
huidige economie aldus bij de gratie van verslaafden.
De
economie is een dwingeland die de jagers onverzadigbaar begerig
maakt teneinde de jacht almaar te kunnen opdrijven. In het geheel is
dan de jacht een constante, precies zoals het vuur een constante is
middenin steeds weer nieuwe dingen die dat vuur voeden om erdoor
verteerd te worden. En zoals het product van een brand bestaat uit
niets dan as omdat vuur nu eenmaal elke grote verscheidenheid of
rijkdom aan dingen herleidt tot die ene stof die van ongeacht welke
andere het eindproduct is, zo ook herschept de hel van onze economie
onze kleurrijke wereld met al zijn variëteit tot één zwart en
uniform product dat zeer in tegenstelling tot de economie zelf
stand zal houden tot het einde der tijden.
In
de bijbel leest men op meer dan één plaats dat God een verterend
vuur is.
Alvast geldt dit voor de mammon.
Deel
4: massaproductie en kuddegeest
Het kwaad
is altijd een geweld, het verschuilt zich achter natuurkrachten,
epidemieën, kankers, modes en andere collectieve dwangneurosen die
verband houden met kuddegeest en kermissen en daarom antwoordt de
duivel op de vraag: "Wat is je naam?", met de woorden:
"Legioen is mijn naam want wij zijn met velen".
De
stem van God of het persoonlijke geweten kan worden gedempt en zelfs
tijdelijk worden verstomd middels de tactiek van de gedeelde
verantwoordelijkheid waarbij de enkeling zich schuil houdt in de
anonimiteit van de groep. In een maatschappij met democratische
funderingen waarin de verbanning sinds oudsher de meest gevreesde
sanctie is, gelooft men al te makkelijk dat het goede moeiteloos
geïdentificeerd kan worden met wat
iedereen doet,
waarbij het achterliggende argument luidt dat die straf van de
verbanning bezwaarlijk een meerderheid te beurt kan vallen maar aldus
spant men uiteraard de wagen voor het paard.
Wat
enkelingen doen of denken wordt dan a
priori
veroordeeld en dikwijls wordt aldus met deze enkelingen de waarheid
God buiten de gemeenschap gesloten. Socrates, Giordano Bruno en
vele anderen hadden het bij het rechte eind maar dat rechte eind
blijkt jammer genoeg maar al te vaak ook het kortste. De grote
Roemeens-Amerikaanse filosoof Costica Bradatan schreef over deze
problematiek een werk getiteld Dying
for Ideas. The dangerous lives of the philosophers.
Demonie
en kuddegeest zijn daarom welhaast synoniemen en de geschiedenis
biedt talloze voorbeelden van deze onthutsende realiteit. De
massahysterie die aan dictators zoals Hitler, Mussolini, Stalin en
Mao hun onaantastbaarheid gaf, het gebrul van de menigte
"Barabbas vrij! Kruisig Hem!" bij de terechtstelling
van Jezus van Nazareth en alle mogelijke vormen van idolatrie
etaleren gedragingen die niet aan personen toebehoren maar aan een
massa waarbij die massa optreedt als een (gevaarlijk) superwezen
of beter: als een onwezen dat zich alleen maar van mensen
bedient.
Zich
bedienen van mensen is ook wat bewegingen doen welke te maken hebben
met modes, ideologieën, sekten en religies, extremistische politieke
strekkingen en bepaalde kunstuitingen. Maar in de wereld van vandaag
is het bovenal de mammon het geldwezen in al zijn vormen dat
zich van mensenmassa's bedient, dat mensen onderwerpt,
instrumentaliseert, manipuleert, uitbuit, gebruikt, misbruikt,
leegzuigt. Aan het consumptisme van de massa, het massale koopgedrag,
de slavernij van de arbeid in functie van de aanschaf van obligate
spullen wordt tegemoetgekomen door de massaproductie: een en
hetzelfde hebbeding verspreidt zich massaal onder de menigte alsof
het zich tot die menigte zelf vermenigvuldigde, wat resulteert in een
uniformiteit die de uniciteit aan alle in beslag genomen personen
ontneemt en zo worden zij herleid tot allemaal dezelfde cellen van
een weefsel dat geld voortbrengt, macht en aanzien voor hun bezetter
of parasiet.
In
een economie die middels massaproductie, reclame en koopdwang de
transformatie van mensen tot winstgevend vee bewerkstelligt,
verdwijnt de mens zonder meer omdat hij aan die economie onderworpen
wordt. Zijn economie is dan niet langer een werktuig in zijn handen
maar andersom werd hij zelf gedegradeerd tot een werktuig van de
economie. De economie aanvankelijk een middel van de mens
werd verheven tot doel en het aanvankelijke doel de mens werd
gedegradeerd tot middel van de economie. Deze middel-doelomkering
weerkaatst aan de buitenkant de middel-doelomkering die ook
plaatsheeft binnen
de
economie en waarbij het ruilmiddel de plek inneemt van de authentieke
waren die zelf tot middelen zijn verworden.
In die
ziekelijke constellatie wordt de mens zelf een massaproduct en
derhalve verliest hij op een noodlottige manier zijn menselijke
waarde: een mensenleven is daar niet langer intrinsiek waardevol doch
nog slechts gelijk aan zijn economische waarde of zijn prijs welke
ook negatief kan zijn, namelijk daar waar men niet langer een bron
van opbrengst kan zijn voor zijn bezetter. Zieken, ouderlingen maar
ook ongewenste kinderen op komst, asielzoekers en
oorlogsvluchtelingen dienen verantwoording af te leggen aan politici
die hun bestaan aan een kosten-batenanalyse onderwerpen, alsof deze
overheersers daar ook het recht toe hadden. Deze roofdieren willen
immers de mensen inprenten dat zij hun leven te danken hebben aan hun
marktwaarde, welke een eigenschap is van een burgerschap dat in de
waan verkeert de bron te zijn van de menselijkheid.
Deel
5: Onze economie als golem
Het
werktuig heeft zijn gebruiker overmeesterd en zo trad in de
werkelijkheid een mythe naar binnen die in vele culturen doorheen
alle tijden de gemoederen heeft beroerd: de mythe van de golem die in
wezen een variatie is op de Oedipusmythe: de vadermoord, waarbij de
zoon de plaats inneemt van de vader, verwant aan de mythe van de
ongehoorzaamheid aan het gezag, de mythe van de zondeval en van de
erfzonde met in haar nasleep de angst voor de eeuwige verdoemenis in
de hel of de verwachting van een Verlosser en ziedaar de oorsprong
van de Religies van het Boek.
De
huidige westerse economie echter verkeert in dit opzicht nog altijd
in de primitieve fase van de zondeval maar het is dit keer niet de
mens die god naar de kroon steekt: het zijn de menselijke scheppingen
zijn werktuigen die hem belagen en onderwerpen.
De
Joodse legende van de golem gaat over een lemen man tot leven gewekt
door een geleerde. De bekendste versie van het verhaal is deze waarin
rabbi Löw uit de zestiende eeuw de golem schept om de mens te dienen
door zijn hard labeur over te nemen; hij wordt geprogrammeerd met een
stukje perkament onder zijn tong waarop zijn opdrachten staan. Men
ziet in hem een voorafspiegeling van de machines die het industriële
tijdperk inluidden of het computertijdperk. De golem wil echter
worden zoals de mens maar hij raakt gefrustreerd omdat hij er niet in
slaagt menselijke emoties te hebben. De mensen gaan de golem vrezen
en ze wilden hem vangen tevergeefs.
Op
een gelijkaardige manier heeft onze ganse economie de benen genomen
en zij loopt haar opdrachtgever onder de voet. De beurscrashes zijn
slechts één van haar hallucinante strubbelingen. De jaloezie van de
economie die er niet in slaagt om het menselijk leven te evenaren
verraadt zich in de noeste pogingen van het geld om de plaats in te
nemen van de authentieke waren in de middel-doelomkering. De banken
willen zich presenteren als vruchtbare akkers waarop kapitaal zich
zou vermenigvuldigen maar die waanzin wreekt zich en zo is het
geldwezen gedoemd om in te storten. Een citaat uit het boek Van
ruilmiddel tot god:
"(...)
De vermeende vruchtbaarheid die aan het geld wordt toegedicht, is
feitelijk even bedrieglijk als het wezen zelf van het geld, dat
enkel bestaat op grond van afspraken... die alleen maar nageleefd
worden uit dwang en die overtreden zúllen worden van zodra die
dwang om de een of andere reden wegvalt. Het beleggen van geld bij
een bank wordt vergeleken met het zaaien van graan op een akker,
maar die voorstelling is hoogst verfoeilijk en leugenachtig: geld
vermenigvuldigt zichzelf niet, het leeft immers niet, en banken zijn
geen vruchtbare akkers. Akkers schenken hun rijke bodem aan het
graan en laten het op die manier ook groeien, maar munten zijn geen
graantjes en banken geven niet omdat ze alleen maar worden opgericht
omwille van zichzelf: niet om te geven maar om te ontnemen. De
gehele voorstelling van het bankwezen, de kredietinstellingen, de
beleggingsmogelijkheden en alles wat daarmee te maken heeft, is een
fantoom dat zich bedient van de vormen van het levende, maar dat in
wezen nog doder is dan het stof en de stenen. En het bankwezen is
niet zomaar doods: het zuigt bovendien het leven uit zijn misleide
klanten weg, die zich immers ten dienste stellen van wat een middel
hoort te zijn. (...)"
Deel
6: Kwantiteit ten koste van vooruitgang
Het
komt geregeld aan bod met betrekking tot het onderwijs: als iederéén
moet kunnen volgen in de klas, zakt het niveau naar dat van de
zwakste leerling. Aan de oorsprong van de tendens om aan iedereen
kennis te willen opdringen, ligt inderdaad een onvergeeflijke
denkfout. Het is waar dat een ketting slechts zo sterk is als haar
zwakste schakel maar geloven dat deze waarheid van toepassing kon
zijn op de intellectuele capaciteit van een samenleving is een
blunder vanjewelste. De vooruitgang immers wordt gemaakt door de
sterkste schakel, met name de uitvinder en de aanwezigheid van zelfs
een niet te tellen aantal analfabeten kan aan zijn maatschappelijke
bijdrage en derhalve aan de vooruitgang helemaal niets afdoen.
De
absurditeit van de genoemde vermeend democratische aanpak blijkt waar
bijvoorbeeld weinige jaren geleden de staat zich ertoe heeft laten
verleiden om een bijzonder project te financieren (ter waarde van een
paar honderdduizend euro) voor een filosofieprofessor een project
dat het beoogde om de evolutietheorie ingang te doen vinden bij de
bredere lagen van de bevolking.
De zaak is complexer maar zoals iedereen weet zijn er inzake de
meningen over het ontstaan van de mens in hoofdzaak twee ideologische
kampen onder de geleerden: het kamp van wie geloven in de goddelijke
schepping en dat van wie geloven in een natuurlijke evolutie zonder
god. De professor in kwestie is darwinist en beweert dat de
evolutietheorie een wetenschappelijk bewezen zaak is. Een (kleine)
meerderheid onder de geleerden deelt die mening maar deze geleerde
acht het ook nodig dat de staat hem een flinke som geld uitkeert om
aan iedereen dit wetenschappelijke bewijs kenbaar te maken en om dit
waar nodig ook uit te leggen in een versie aangepast aan het niveau
van de 'bredere bevolkingslagen' want kennelijk is het daar dat zich
zijns inziens de aanhangers van de scheppingsleer situeren zij
die zich zijns inziens vergissen. Daar de professor in kwestie een
fervent aanhanger is van het sciëntisme, zou men van hem mogen
verwachten dat hij inziet dat wetenschappelijke waarheden stoelen op
bewijzen met een quasi wiskundig karakter en dat het feit of de grote
massa mensen die van wiskunde en wetenschap geen kaas gegeten hebben
er al dan niet geloof aan hechten, aan de geloofwaardigheid van die
bewijzen helemaal niets kan afdoen. Niemand zal het toch in zijn
hoofd halen om de stelling van Pythagoras te gaan promoten!?
Het
tegendeel is waar en de professor hengelt naar aanhangers, precies
zoals in een democratie de politici dat doen. Het professoraat is
inderdaad een politieke benoeming maar is nu ook de wetenschap
gedegradeerd tot het niveau van de politiek?
Wat
betreft de economie gaat het er uiteraard eender aan toe en
dwarsboomt de aandacht voor de kwantiteit de vooruitgang. Een apert
voorbeeld van achteruitgang toont zich in het verdwijnen van de
televisieantennes op de daken van de huizen: de draadloze ontvangst
is nu vervangen door kabeltelevisie om het zwartkijken tegen te gaan
en zo blijkt men bereid om een stap achteruit te zetten wanneer die
stap meer zaad in het bakje brengt. Een tweede voorbeeld is de
achteruitgang in ons onderwijs ingevolge het cliëntelisme: de
directies manen hun pedagogisch personeel aan om in het eigen belang
geen studie-eisen meer te stellen aan de leerlingen omdat zij sowieso
kiezen voor scholen die het behalen van het getuigschrift garanderen.
Maar het meest frappante voorbeeld van het feit dat het winstbejag de
vooruitgang in de weg staat is wel dat van de ingebouwde slijtage in
de producten die aldus wegwerpproducten worden: zij lijken goedkoop
maar dienen om de haverklap vervangen te worden en blijken
uiteindelijk peperduur. Vervolgens produceren deze wegwerpproducten
een gigantische afvalberg waarbij het afval in kwestie voor het
overgrote deel bestaat uit niet afbreekbare kunststoffen met
bovendien een nefaste invloed op het milieu en op onze
levenskwaliteit want wij eten wekelijks niet minder dan vijf gram
plastics terwijl de navenante gezondheidsrisico's daarvan alsnog
onbekend zijn.
Deel
7: een economie van de afgoderij
Terwijl
de intrinsieke waarde van de mens en van de waren in de schaduw komt
te staan van hun marktwaarde en terwijl het geld, dat aanvankelijk
slechts een ruilmiddel is, als waardevol op zichzelf wordt nagejaagd,
is onze economie als zodanig om nog een heel andere reden een
gedrocht.
In
feite zou de economie een extrapolatie moeten zijn van het allerbeste
van de natuurlijke huishouding naar het domein van het
maatschappelijke. Geheel in tegenstelling tot de vaak gehoorde spreuk
dat in de natuur het recht van de sterkste geldt zonder meer, kan
iedereen observeren hoe in de natuurlijke huishouding dikwijls een
heel andere wet geldt, namelijk de regel dat de ouders de
sterkeren zorgen voor hun jongen de zwakkeren. Zelfs bij
primitieve dieren zoals vogels staat de ganse economie het bouwen
van een nest, het broeden op de eieren en het hele proces van het
voederen in functie van de jongen en dat gaat door totdat zij de
zelfstandigheid bereikt hebben. Ofschoon dit gedrag al te makkelijk
wordt afgedaan als instinctief en in functie van het soortbehoud,
blijft die natuurlijke economie ontegenzeggelijk een economie van de
zorg: de sterken verzorgen de zwakken in die zin dat zij hen sterk
maken totdat zij tenslotte zichzelf overbodig hebben gemaakt. En daar
waar alsnog geweld gebruikt wordt en gemoord wordt, gebeurt zulks
vrijwel uitsluitend uit een noodzaak gedicteerd door de wet van het
zelfbehoud. In menselijke samenlevingen daarentegen wordt op dieren
gejaagd voor de sport en wordt slachtvee gekweekt terwijl daartoe
voor de mens niet alleen de noodzaak ontbreekt maar tevens de
wenselijkheid: de vleesconsumptie is ongezond, milieubelastend,
perfect vervangbaar en derhalve ook economisch niet te verantwoorden.
Een
onderdeel van de menselijke economie wordt vooralsnog gekenmerkt door
het patroon van de zorg voor de zwakkeren. Maar bij de meeste dieren
en jammer genoeg ook in bepaalde menselijke samenlevingsvormen
waaronder de kapitalistische geldt tevens dat alles wat zich buiten
de gezinssfeer situeert, daar vreemd aan is: de macro-economie is er
dan voor de sterken en ten koste van de zwakken; de sterken maken
zichzelf niet overbodig, zeer integendeel stellen zij alles in het
werk om zichzelf onmisbaar te maken. En in feite is de menselijke
economie vanaf het punt waar zij het dierlijke kon overstijgen
terwijl zij dat nalaat te doen, wreedaardig zonder meer.
In
onze economie wordt de medemens dikwijls niet langer als soortgenoot
beschouwd maar overwegend als concurrent of als vijand; hij neemt de
plaats in die in de dierenwereld aan de natuur toekomt en derhalve
moet hij overwonnen worden, gemanipuleerd en tot knecht herleid.
In
de huidige economische constellatie is zulks mogelijk middels de
manipulatie van de ander als anonieme massa in het spel van handel
drijven en nog meer in dat van het beleggen de woeker. Het
onethische daarvan is apert: wie beschikken over veel rechten (geld)
hoeven er niet nog meer te krijgen door die kapitalen te gaan
beleggen, vooral ook omdat rijken dan nog rijker worden zonder
daarvoor nog arbeid te moeten leveren en dat gebeurt uiteraard op de
kap van wie niet beschikken over kapitaal. Maar het euvel lijkt wel
tijdloos en zit al zo diep verankerd in de sociale ethiek dat het nog
wordt toegejuicht, zelfs in de christelijke ethiek. Men spreekt over
het Mattheüseffect "Want
wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk
hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij
heeft." (Mattheus 13:12)
en
in de parabel van de talenten (het geld) geldt het goddelijke devies
dat men met zijn geld moet woekeren: het woekeren met zijn talenten
(het beleggen van zijn geld) wordt als een vanzelfsprekende
vooronderstelling beschouwd in de vergelijking van de talenten met de
geestelijke vermogens.
Zo
ook zou de oorsprong van het kapitalisme christelijk van aard zijn en
meer bepaald toe te schrijven aan de combinatie van de arbeidsplicht
met de lustangst: wie hard werken, verdienen veel geld en weigert men
bovendien om van het leven te genieten, dan wordt men rijk: een grote
som geld een kapitaal is het gewisse resultaat van een devote
(protestants) christelijke ethiek. Max Weber
publiceerde hierover in 1905: Die
protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus.
Industrialisering en rationalisering 'onttoveren' de wereld, er
volgt een ontmenselijking, de massa verdringt de mens.
Maar
in feite is niet het christendom de schuldige bij het ontstaan van
het kapitalisme het christendom immers predikt de armoede. De
boosdoener is de moraal tot welke het christendom verdraaid werd door
een politiek die met de macht van de religie haar profijt wilde doen.
Meer nog dan het protestantisme ligt het jodendom aan de basis van
onze economie en wel door het wraakprincipe "Een oog voor
een oog, een tand voor een tand" dat door de christelijke
genade het "geven om niet" radicaal wordt
tegengesproken. Uitgerekend deze joodse principes waartegen Christus
in opstand kwam, werden door de eeuwen heen op handen gedragen door
de katholieke kerk men herinnere zich de gepersonaliseerde
economie van schuld en boete zoals bijvoorbeeld in de praktijk van de
aflaten: elkeen is verantwoordelijk voor zijn eigen heil. Op de keper
beschouwd is het jodendom op dat punt nog christelijker dan het
katholicisme omdat de joden hun zonden in groep belijden. Hoe dan ook
accordeert de katholieke grondstelling dat men zijn hemel moet
verdienen met het basisprincipe van de kapitalistische economie en op
die manier weerspiegelt de aardse sfeer met de rijken en de armen, de
hemelse sfeer met de goeden en de bozen en vloekt zij grondig met de
leer van Christus zelf. Maar heeft Dostojevski ons in zijn 'parabel
van de grootinquisiteur' met betrekking tot die zaken niet diets
gemaakt dat de kerk aan de kant van de duivel staat?
J.B.
Verwijzingen: