Over
vervreemding:
aldus
verslindt de dood het leven
Ooit
bestond het enige streven van een kleermaker erin om comfortabele en
mooie kleren te maken, de wens van een leraar was de maximalisatie
van de kennis en de kunde van zijn leerlingen en de landbouwer wilde
alleen maar het dorp van gezond voedsel voorzien: dit was het geval
in de periode voorafgaand aan het tijdperk van de verloningssystemen.
Er bestaan op aarde overigens nog steeds enkele kleine, geldloze
maatschappijen.
Sinds
onze arbeid niet meer slechts in functie staat van wat wij effectief
voortbrengen maar tevens gericht is op het ontvangen van een loon
hetzij van klanten, hetzij van een werkgever is onze doelstelling
in feite gespleten: wij werken niet slechts om met onze arbeid iets
voort te brengen, wij werken tevens om er zelf nog een loon aan over
te houden. Er bestaat nu een toenemende druk D om meer oog te
hebben voor wat wij zelf overhouden aan onze voortbrengselen, zodat
zij aan kwaliteit inboeten in de mate dat we er meer willen aan
verdienen.
Een
nog ernstigere consequentie van de splijting van onze
werkdoelstellingen, is dat het loonsysteem aan de werkgever de macht
geeft om de aanvankelijke werkdoelstellingen van de arbeider te
perverteren: als hij dat wil, dan kan een schoenfabrikant zijn
arbeiders verplichten om minderwaardig schoeisel te maken, de staat
kan leraren en journalisten opleggen om leugens te verspreiden en de
farmaceutische industrie kan verloningen van artsen afhankelijk maken
van een voorschrijfgedrag dat niet perse de gezondheid van de
patiënten prioritair stelt maar bijvoorbeeld wel de verkoop van
pillen.
Met
andere woorden vervreemdt de verloning de arbeider van zijn product:
de arbeider wordt een werktuig in handen van zijn werkgever en zelf
is hij niet langer meester over wat hij maakt. Indien Armand Pien
zich had verzet tegen het bevel van minister Miet Smet om een vals
weerbericht te maken ten tijde van de ramp in Tsjernobyl in 1986 ,
dan was hij meteen weerman af geweest, zoals precies dertig jaar
later, in het land van Voltaire de verdediger bij uitstek van de
vrije meningsuiting en het vrij onderzoek weerman Philippe
Verdier werd ontslagen omdat hij de heersende theorie over de
opwarming van de aarde tegensprak.
Conditionering
van de arbeider door de werkgever kan bestaan in de koppeling van
zijn arbeid aan een loon maar ook andere vormen zijn mogelijk. Het is
bijvoorbeeld mogelijk dat de klant betaalt voor een product dat hem
alleen maar een illusie oplevert en dan koopt hij als het ware iets
waarbij alleen de verkoper baat heeft. Voor de hand liggende
voorbeelden uit de misdaadwereld zijn de illegale en de legale
drugshandel waarbij de verkoper rijk wordt door de verkoop van drugs,
drank of tabak terwijl de koper er een eerste keer voor betaalt met
geld en een tweede keer met zijn gezondheid. Echt angstaanjagend
wordt het pas waar zich eenzelfde scenario voltrekt op het ogenblik
dat iemand bij een officiële instantie om medische bijstand verzoekt
en daar afhankelijk gemaakt wordt van verslavende middelen zonder ook
maar het minste genezende effect. Het product kost geld terwijl het
de koper na de koop nog een keer verarmt omdat het een illusie is,
een leugen, een nepmiddel of zelfs een vergif. Aangezien in deze
gevallen de klant als misleide of als verslaafde als het ware
de werkgever is klant is immers koning terwijl de producent
door de koper in feite in de rol van misleider geduwd wordt daar zijn
bestaan dan toch van zijn winst afhankelijk is, zijn de beide
partijen hier in feite de speelbal van een autonoom en anoniem
mechanisme dat volstrekt zinloze macht verwerft over individuen die
in dit spel op de koop toe van hun wil worden beroofd: de koper wordt
afhankelijk van het verkochte product tabak en de verkoper wordt
afhankelijk van de verkoop ervan in zijn tabakswinkeltje maar
uiteindelijk is geen van beide in staat om zijn rol in dit spel te
rechtvaardigen omdat de ene zijn brood verdient met het berokkenen
van kwaad aan de andere die daar krachtens zijn koop ook schijnbaar
vrijwillig mee instemt. In werkelijkheid gaat het om een autonoom
systeem waarmee geen enkele wil meer gemoeid is, een systeem dat
zoals een kankergezwel energie onttrekt aan alles wat er omheen
leeft, zonder daar iets voor terug te geven.
Al
te zeer wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat geen mens die bij
zijn zinnen is ook maar iets zou ondernemen dat tegen zijn eigen
belangen ingaat omdat al te dikwijls over het hoofd wordt gezien
hoezeer in al onze activiteiten allerlei vormen van zinsbegoocheling
in het spel zijn. De ene strooit de andere zand in de ogen maar gaat
het bijvoorbeeld om drugs en andere verslavingen dan zal de bedrogene
op den duur helemaal niet meer klagen doch gaan vragen om nog meer
zand en zinsverbijstering. Het van nature luie dier volgt met de
pijnstillersmentaliteit in de lijn van het sentiëntisme de weg van
de geringste weerstand en die kan pas onderbroken worden door het
optreden van niet langer behandelbare pijn welke tot onmiskenbaar
doel heeft om de aantasting van een objectief goed onder de
aandacht te brengen.
De
miskenning van het objectief goede is door de opkomst en het zich
wijd en teugelloos verspreiden van een ondoordacht relativisme een
bijzonder dringend probleem geworden. Waar een staat haar landbouwers
verplicht om de helft van hun oogst te vernietigen onder het
voorwendsel dat aldus de marktwaarde van die producten zal
verdubbelen, waarbij men dan geheel verkeerdelijk doet alsof er
helemaal niets verloren gaat, is het niet te verwonderen dat de
boeren suïcidaal worden: de reële waarde van de producten wordt met
hun marktwaarde geïdentificeerd, waarbij de manipulatoren ons de
illusie trachten op te dringen dat niemand hier ook maar enig nadeel
bij ondervindt, met het argument dat de niet vernietigde helft van de
oogst nu twee keer zoveel waard geworden is. Uiteraard zou het
waanzin zijn om te geloven dat de resterende helft van de oogst nu
twee keer zo voedzaam zou geworden zijn of dat men er dubbel zoveel
monden zou kunnen mee voeden: de gestegen marktwaarde is geheel
artificieel. Indien de vernietiging van voedsel dit voedsel echt
waardevoller zou maken, dan zou vernietiging als zodanig volstaan om
de rijkdom te laten toenemen. Men hoeft echter geen economie
gestudeerd te hebben om de valsheid van dergelijke theorieën
onmiddellijk te kunnen inzien. Als geluk een zaak is van sociale
vergelijking, dan volstaat het inderdaad dat ik de rijkdom van mijn
buurman vernietig teneinde mijn eigen geluk te vermeerderen, maar de
zaak is dat aan een dergelijk geluk geen enkel objectief goed kan
gekoppeld worden. Het verzeilen in dergelijke relativismen is
rampzalig zonder meer; het is het bezwijken onder de hoger genoemde
druk D, het is het toegeven
aan concurrentie door het als norm te stellen.
In
de veronachtzaming van objectieve waarden schuilt een miskenning van
de objectieve werkelijkheid en een blindheid voor wat vaak la
résistance du réel wordt genoemd. Het relativisme kan danig
verzeilen in een intellectueel spel dat de relevantie van zijn
beweringen verloren gaat, de band met de realiteit bestaat niet
langer omdat het objectieve geloochend wordt. In de moraal wordt het
goede gelijkgesteld aan datgene waarbij men zich goed voelt,
men verkrijgt een sentiëntisme, zoals bij Peter Singer, en de vraag
naar wat werkelijk goed is, wordt als irrelevant beschouwd en
als essentialistisch van de hand gedaan: de indruk, de impressie
wordt belangrijker geacht dan het feit en wordt zelf tot ultiem feit
verklaard. Het goede gevoel is waar wij moeten naar streven en het
wordt algauw bereikt met illusie en bedrog; het sluipt naar binnen in
de gezondheidszorg met de pijnstillers en met de symptomatische
behandeling van al dan niet vermeende kwalen. Algauw neemt het
bedrieglijke biotoop van het internet de plaats in van onze
natuurlijke biotoop die opgeofferd wordt aan de schone schijn van
facebook; gezichten verbergen zich achter maskers; hoe men bij
anderen overkomt, wordt belangrijker geacht dan hoe men in
werkelijkheid is omdat men zijn bestaan uitsluitend van die relatie
met anderen afhankelijk acht wat in feite een tekenend symptoom
is van het verdwijnen van de relatie tussen de mens en zijn schepper.
Het 'ik' voelt zich absurd of zonder grond waar het in zijn bestaan
en in zijn waarde niet langer door derden bevestigd wordt omdat het
zelf zijn ultieme bestaansgrond loochent wat het dan alweer doet
in de waan aldus de door god opgelegde beperkingen naast zich neer te
zullen kunnen leggen.
Het
afhandig maken van de macht die individuen hebben over zichzelf, en
het aanwenden van die macht tegen het belang van deze individuen in
en in het belang van wie deze macht ontvreemden, wordt handel genoemd
en gebeurt stelselmatig en met de grootste vanzelfsprekendheid in elk
maatschappelijk systeem dat van de natuur vervreemd is. Er ontstaat
dan een kloof tussen het ware en de schijn waarbij de wereld van de
schijn een onweerstaanbare drang vertoont om de ware werkelijkheid
van haar levenskracht te beroven en vervolgens die levenskracht in de
eigen dienst te stellen een beetje zoals vampieren doen, die
doden zijn die alsnog verder lijken te leven door het bloed van de
levenden te drinken. Kapitaalkrachtige maatschappijen maken het zaad
van de gewassen die voedsel voortbrengen onvruchtbaar teneinde het de
landbouwers onmogelijk te maken een deel van de oogst als eigen
zaaisel op te sparen voor het volgende jaar: de boeren zien zich dan
genoopt om telkenjare genetisch gemodificeerd zaaisel te gaan kopen
bij de betrokken patenthouders, waarvan zij in hun productie geheel
afhankelijk worden. Deze kapitaalkrachtigen slagen er op die manier
in om de vruchtbaarheid uit het leven zelf te distilleren en ze te
injecteren in het levenloze geld dat zij bezitten en dat, ingevolge
deze vreselijke vorm van chantage, een schijn van vruchtbaarheid
krijgt: door het van zich afhankelijk maken van de boeren, gaat dat
kapitaal immers renderen, het lijkt vruchten af te werpen en meer
geld voort te brengen, ja, het geld zelf lijkt vruchtbaar geworden,
het lijkt tot leven gekomen te zijn. De tragiek bestaat er uiteraard
in dat deze illusie wordt gevierd en geprezen ten koste van het
werkelijke leven zelf: aldus verslindt de dood het leven.
(Jan
Bauwens, 15 mei 2017)
|