Soms
betekent het maken van een tekst het zalven en bedekken van lelijk
ontstoken wonden en soms is dat het openrijten ervan maar zijn
bestaan wordt althans met betrekking tot de onderhavige kwesties
enkel gerechtvaardigd door de mate waarin hij waarheid aan het licht
brengt en zeker hier is dat geen sinecure. Er wordt namelijk gezegd
dat omtrent de uitbraak van het nieuwe coronavirus heel wat
complottheorieën de ronde doen: covid-19 wordt ervaren als een kwaad
en bij het zoeken of het gissen naar de oorsprong van dat kwaad,
zouden sommigen daar (kwade) bedoelingen achter zien of zelfs
samenzweringen veeleer dan een natuurlijke noodlottigheid. Soms, zo
zegt men, bestaat het kwaad in de ontkenning van het geopperde kwaad
en de waarschuwing voor een gevaar mist dan haar doel en dit ongeacht
het al dan niet bestaan van dat gevaar. In vroegere tijden werden
ongelovigen die de hel een verzinsel noemden, afgestraft terwijl
vandaag steeds vaker de betrokken theologie wegens indoctrinatie en
manipulatie van de massa wordt terecht gewezen. Het is geen
eeuwigheid geleden dat de ketters ervan beschuldigd werden samen te
zweren en vandaag is dat de clerus maar of de hel inderdaad een
realiteit is, blijft voor velen een open vraag. Daarom ook wordt elk
al dan niet vermeend complot vergezeld van zijn 'tegencomplot' en
kent elk complotdenken een 'tegencomplotdenken', wat de volstrekte
zinledigheid van het denken in die termen aan het licht brengt.
Iemand ervan beschuldigen een complotdenker te zijn, voegt maar
weinig toe aan het verwijt dat hij ongelijk heeft en heel wat
terechte kritiek wordt met de dooddoener 'complottheorie' terzijde
geschoven: het is een louter welles-nietesspel.
Doet
de ketter aan complotdenken waar hij een complot van de kerk tegen
haar gelovigen meent te ontwaren in de theorie van de zondeval die
verhaalt over een complot van de duivel tegen de mens of ligt het
complot inderdaad bij de theologen? Moet men complotdenker zijn om te
vrezen dat achter de hedendaagse bedelarij in onze grootsteden
georganiseerde misdaad schuilgaat of smeden zij die dit ontkennen een
complot tegen het establishment of, nog een stapje verder: is het
establishment dan geen samenzwering? Is men paranoïde als men
vermoedt of zelfs weet dat menselijke motieven en drijfveren vaak
diametraal tegenover elkaar staan en dat aldus politici die beweren
zich te engageren voor de samenleving steeds vaker slechts het eigen
gewin beogen? Is de vrees voor de vervalsing van onderzoeksresultaten
onterecht als men weet dat zij tot stand komen middels sponsoring
door belanghebbenden of complotteren zij die dermate achterdochtig
zijn dat zij dit durven te veronderstellen tegen de vrije
samenleving?
Edoch,
de cruciale vraag is niet deze naar het bestaan van slechte
bedoelingen of van samenzweringen want als die inderdaad bestaan,
zijn ze sowieso onkenbaar omdat ze zich verschuilen - de kwestie die
ertoe doet, is deze van de principiële openheid
van het handelen, wat betekent dat men moet kunnen verantwoorden wat
men doet en waarom.
Het
kan geen punt zijn dat iemands ware motieven zouden kunnen
verschillen van de door hem opgegeven beweegredenen zolang zijn
argumentatie maar consistent blijft: contradicties brengen bedrog
sowieso aan het licht en daarom ook moet in de eerste plaats de
transparantie
van
het handelen gerespecteerd worden. Het kunnen vermoeden van kwade
bedoelingen, samenzweringen of verborgen strategieën is allerminst
verboden, het is daarentegen voorzichtig en derhalve wenselijk zolang
dat vermoeden maar niet verwisseld wordt met de zekerheid - terwijl
daar waar keuzevrijheid bestaat, men best het zekere voor het
onzekere neemt, al zijn hier gebeurlijk ook nog delicate kwesties
in het geding zoals die van het mogelijk beschamen van bestaand
vertrouwen. Bedreigende situaties moeten vermeden worden, ook al zijn
de angst voor het gevaar en het gevaar zelf even verschillend als de
dag en de nacht. Angst is een slechte leermeester, wat wil zeggen dat
geloof en kennis verschillende zaken zijn maar omdat de kennis nooit
volkomen is, blijft de deur best op een kier staan voor het geval men
zich vergist, zodat men zich te allen tijde kan redden uit het
zinkende schip van een universum dat plotseling blijkt te drijven op
een leugen of een vergissing. Zo kan het definitief uitsluiten van de
gedachte aan een mogelijk complot, hoe 'ondenkbaar' ook, aan mensen
het leven kosten of zelf aan ganse volkeren: de laatste getuigen van
de holocaust konden zich niet indenken dat het de bedoeling was dat
zij nooit meer terug zouden keren; alleen zij die het 'ondenkbare'
durfden te denken, deden een ontsnappingspoging die soms ook lukte en
waren aldus in staat om ons deze vreemdsoortige waarheid te
openbaren: soms is de waarheid ondenkbaar en wat men voor
vanzelfsprekend houdt, volstrekt onmogelijk en het bezit van dit
vreemde weten is dan even kostbaar als het leven zelf. Maar terwijl
over kennis dikwijls wordt gezegd dat zij makkelijk is om te dragen,
is dit vreemde weten wel een zware last.
Een
kritische benadering van de realiteit is altijd verkieslijker dan een
naïeve kijk maar dikwijls ook moeilijker omdat sluwe propaganda zich
niet slechts beperkt tot het aanprijzen van zekere producten: zij
probeert ook om degenen die zich niet bereid tonen om de al te zoete
koek te slikken, te demoniseren. De stigmatisering van de kritische
consument tot 'complotdenker' behoort tot het register van steeds
driester wordende afstraffingen van wie zich nog durven te verzetten
tegen het geweld van het kapitaal dat van haar slachtoffers nog
slechts de onderwerping en de verslaving duldt. Het is unfair om een
nomenclatuur uit de psychiatrie als methode van afschrikking aan te
wenden binnen een domein dat met gezondheidszorg geen uitstaans heeft
maar wel alles met de binding van kwetsbare klanten, met platte
commerce, winstbejag en verschalking. Als ik een goed produceer dan
mag ik de bedoeling hebben om het ook in mijn eigen voordeel aan te
wenden door er winst mee te maken maar heel anders liggen de kaarten
als ik met het oog op gewin een goed aan anderen onthoud want dat is
chantage.
De
kritische benadering van het maatschappelijke instrumentarium door
Ivan Illich sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw, werpt licht
op een hoger goed dan datgene wat zich tot nog toe als het beste
presenteerde en dat is ook wat elk eerlijk product doet op een open
markt met ruimte voor bevraging. Illich wijst niet op een complot
achter de auto-industrie die immobiel maakt, het onderwijs dat
onwetend maakt of de verziekende gezondheidszorg want geen van alle
hebben ze de bedoeling
om ons immobiel, dom of ziek te maken ofschoon ze dat wel degelijk
doen. Als er al sprake moet zijn van een samenzwering dan geschiedt
die allerminst tussen mensen maar gaat het veeleer om een feitelijk
doch onbedoeld conglomeraat van wetenschap, techniek en kapitaal
zoals reeds door Herbert Marcuse aangegeven. En uiteraard spelen
binnen dit bestel van abstracte instituties, menselijke of dierlijke
drijfveren zoals hebzucht, angst en overmoed onvermijdelijk een niet
altijd even duidelijke of wenselijke rol maar zij worden niet
nagestreefd, zij zijn veeleer 'bijwerkingen'.
Evenzo
zit er wellicht helemaal geen complot achter het uitbreken van een
epidemie noch achter het navenante opduiken van opportunisten van
allerlei slag die in hun sluwheid de hysterie van de massa, ontstaan
uit het onverwachte van de situatie, aanwenden om onder de dekmantel
van hulp en zorg hun slag te kunnen slaan. Toch blijft het raadzaam
om de mogelijkheid van bedrog niet zomaar uit te sluiten omdat de
geschiedenis aantoont dat ondanks het weinig benijdenswaardige lot
dat elk bedrog sowieso te wachten staat, het zich desalniettemin even
hardnekkig lijkt te blijven reproduceren als de onwetendheid die het
bij haar slachtoffers teweegbrengt.
Het
complotdenken heeft iets primitief omdat het verwant is met het
religieuze denken dat immers voor elk voorval veeleer naar een
begrijpelijke reden zoekt of naar een bewuste verwekker dan naar een
toevallige oorzaak of een natuurlijke bron; het is niet in staat om
gebeurtenissen als toevalligheden te beschouwen omdat het redeneert
in termen van offer en verdienste, schuld en boete, goed en kwaad.
Het is immers niet makkelijk om aan te nemen dat er geen goede reden
bestaat voor wat tenslotte wordt ervaren als een straf omdat dit
meebrengt dat men het onrecht moet beamen, dat men zich moet
neerleggen bij tegenslag en dat men derhalve ook het goede niet
altijd verdienen kan want aldus onttrekt ons eigenste lot zich aan
bijna alles wat wij maar kunnen wensen en willen. Het complotdenken
is daarom een zich tegen beter weten in onderdompelen in een
werkelijkheid die weliswaar aantrekkelijk oogt maar die uiteindelijk
geen poot heeft om op te staan. Minder aantrekkelijk doch
verstandiger maar vooral ook eerlijker is het om de realiteit onder
ogen te willen zien en dat is tenslotte ook de grondslag van elk
denken dat veeleer wetenschappelijk is dan vroom. Edoch, de macht
over de natuur welke wij nastreven omdat wij daartoe door het
zelfbehoud gedreven worden, verkrijgen wij nimmer zonder eerst die
kniebuiging te maken voor de wetten die haar dirigeren omdat die
'macht' niets anders is dan een volgzaamheid aan deze wetten. Op die
manier ook kan een 'overwinning' op het nieuwe virus slechts
betekenen dat wij het bestaan van dit ding ten volle accepteren, dat
wij er als het ware gaan mee tafelen zoals wij dat met een partner
doen en dat wij gehoor geven aan de eisen die het 'wezen' (in feite:
de natuur) stelt, precies zoals mensen dat doen in de oudste verhalen
waarin zij onderhandelen met vampieren zoals zij ook onderhandelen
met de goden aan wie zij vele offers brengen.
Omdat
natuurwetten helemaal geen mededogen kennen, zich jenseits
von Gut und Böse situeren
of volslagen blind zijn voor ethiek, zijn de gedragsregels door
virologen voorgesteld en door politici voorgeschreven om het nieuwe
coronavirus in de tang te nemen, dat ook. Permissiviteit jegens hen
die geloven deze regels niet te moeten respecteren, betekent daarom
principieel niets minder dan het verlenen van toegang tot het leven
aan de dood. Maar het probleem dat zich bij de gelegenheid van de
coronacrisis voordoet, heeft maar voor een stuk te maken met dit
inzicht: ingevolge de welig tierende corruptie, de vriendjespolitiek
met de navenante aanwezigheid van ambitieuze en opportunistische
drommen van onbekwame lui op de grootverdienerspostjes, gekoppeld aan
de straffeloosheid jegens al dat machtsmisbruik, staat een allang
aanslepende en door de beleidsmakers sterk onderschatte
vertrouwenscrisis
de goede gang van zaken heden in de weg terwijl het volk dat daarvan
de dupe is, daarvoor niet één keer maar drie keer wordt gestraft:
een eerste keer door het wanbeleid van de politici; een tweede keer
door de epidemie zelf en een derde keer door de hoge boetes die men
terecht niet zozeer aanvoelt als een bestraffing voor gevaarlijk
gedrag maar als een onheuse terechtwijzing van een volstrekt
gerechtvaardigd wantrouwen in de huidige politici. Onze politici
dienen te beseffen dat zij hun vertrouwen hebben verspeeld; dat dit
geen kleinigheid is, mag blijken uit de ernst van de gevolgen
daarvan die zich in de huidige crisis tonen in de vorm van niet meer
te tellen mensenlevens en de arrogantie van sommige gezagsdragers is
dermate absurd dat zij hun gesneuvelden niet zozeer blijken te zien
als een last die drukt op hun geweten maar als een pluim op hun hoed.
Andermaal:
het volk wordt gestraft door de hoge boetes die men terecht niet
zozeer aanvoelt als een bestraffing voor gevaarlijk gedrag maar als
een onheuse terechtwijzing van een volstrekt gerechtvaardigd
wantrouwen in de huidige politici en om die reden ruiken die boetes
inderdaad naar achterbaks fascisme. Als dan op de koop toe het panel
van de nieuwe prelaten van op hun televisiemonopoliekansel
verkondigen dat 'de mensen' enkel nog mogen luisteren naar het
officiële nieuws, leggen zij de basis voor niets minder dan een
burgeroorlog die, van zodra de bodem van de voedselvoorraadschuren in
zicht komt, over de ganse aarde woeden zal.