Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
28-03-2021
'Hersenmist'
'Hersenmist'
In
Werner Herzog zijn Jeder für sich und Gott gegen alle uit
1974 vertelt de vondeling Kaspar Hauser in een delirium net voor zijn
dood over het lot van de mensheid die in een eindeloze karavaan
zonder kop of staart door een woestijn trekt, geheel gehuld in een
dichte mist.
Voorspellingen
en aankondigingen van gebeurtenissen die al te gruwelijk zijn om te
aanhoren maar ook om te vertellen, worden door de boodschapper in
nevelen gehuld en zodoende wordt onbewust de werking nagebootst
waarmee dromen hun berichten verhullen als zij al te afschrikwekkend
zijn voor directe mededeling. Werkelijkheden die zich ophouden in het
onderbewuste hebben zo hun wegen om via het bijna-bewuste tot het
bewustzijn door te kunnen dringen.
Vaak
heeft de mist de vorm van een verhaal of van een beeld, even wazig
als de fata morgana, het Nova-Zembla-effect, de aurora borealis of
gewoonweg koffiedik. Anders dan de duisternis die gelijk is aan de
afwezigheid van licht, ontstaat mist in het licht zelf door
toevoeging van bijvoorbeeld waterdamp die het zicht troebel maakt en
zo is de mist een list die ons paradoxaal genoeg van het zicht
beneemt met de bedoeling het zien juist mogelijk te maken. De
verhulling dient om blindheid ingevolge een al te grote klaarte te
voorkomen en zij heeft als het ware een gelijkaardige functie als de
zonnebril. De mist is schokdempend of verdovend - niet om ons
ongevoelig te maken maar, geheel integendeel, om te vermijden dat wij
het slachtoffer van gevoelloosheid worden: de mist zorgt ervoor dat
wij alsnog kunnen zien wat in oorsprong niet voor onze ogen was
bestemd en die tactiek werd van oudsher ook gehanteerd door de
orakelende Pythia van Delphi die haar geest hulde in mist door middel
van ethyleengas dat opstijgt uit de kraters van sluimerende vulkanen.
Ethyleen is de grondstof van het heden wereldbekende ethanol, verwant
aan het nog veel giftigere methanol dat algehele blindheid
veroorzaakt en ook de dood.
De
mist die dezer dagen het verstand benevelt en die wordt toegeschreven
aan de ziekmakende werking van corona (terwijl zij mogelijkerwijze
het gevolg is van het veelvuldig ontsmetten van de handen met
etheen), vervult dezelfde functie: zij moet ons in feite met
mondjesmaat doen zien, ja, dwingen om te zien wat wij eigenlijk veel
liever helemaal niet zouden willen zien omdat het inderdaad zo'n
gruwel is dat het zich niet zomaar laat zeggen. In de jongste dagen
wordt namelijk de bijzonder kwalijke leugen verspreid dat het
coronavirus de oorzaak is van de mist die optreedt in de hersenen van
wie erdoor besmet geworden zijn.
Een
bijzonder kwalijke leugen is dat omdat zij de eigenlijke waarheid
bijna geheel ontoegankelijk maakt door in dezer oorzaak en gevolg
onderling te verwisselen. We herinneren ons immers dat corona
aanvankelijk het gevolg was van een mist, een waanzin en meer
bepaald de grootheidswaan van de opperpriesters van de religie van
het geld. (Al dan niet rechtstreeks) in een roes gebracht door het
bezit van een inderdaad duizelingwekkend fortuin (want het is
algemeen bekend dat grootgeldbezitters zich naar het voorbeeld van de
farao's vaker bezondigen aan de consumptie van cocaïne), zijn een
handvol insipide commerçanten gaan geloven dat zij goden zijn en
sindsdien verkeren zij ook in de waan dat het hun taak is om de
wereld te besturen.
Deze
lui met grote wanen maar met helaas bijzonder povere ideeën, nemen
maatregelen met het oog op het tot stand brengen van een nieuwe orde
welke louter tot doel heeft om hen als goden aan de wereld op te
dringen. Zij doen dat met de door al hun voorgangers-dictators
beproefde methode van de dwang of de lafhartige chantage, en zo
verplichten zij volstrekt inhoudsloze handelingen of rituelen die een
verzonnen kwaad moeten bezweren omdat geen god zonder de duivel
denkbaar is, zoals er ook geen vriend mogelijk is zonder het bestaan
van vijanden. Naar het model van de duivel die een kwade geest is en
derhalve geheel onzichtbaar, hebben zij een naam verzonnen voor een
virus dat zijn niet-bestaan verbergt achter de onooglijkheid die aan
dergelijke quasi-wezens eigen is en dat virus hebben zij uitgeroepen
tot ons aller vijand. Zoals door de tijd zelf beproefd, vervult de
vijand de functie allen te verenigen voor het altaar waarop de
potentaten zelf als te aanbidden scheppers van het goede en het ware
zijn gaan tronen.
Het
coronavirus dat een product is van de waanzin van een handvol
geesteloze inhaligen die in hun onverzadigbaarheid azen op de almacht
van de goden zelf, wordt nu geheel in strijd met de feiten beschouwd
als de producent van de mist die door toedoen van de
bezwerende en ontmenselijkende rituelen alle hoofden is gaan vullen.
Ofschoon alle acht miljard aardbewoners getuige hebben kunnen zijn
van het feit dat het coronavirus een waanbeeld is gefabrikeerd door
kapitaalkrachtige megalomanen, worden vandaag de feiten op hun kop
gezet en doet een omgekeerde versie van de waarheid nu de ronde: de
'wetenschappelijke' theorie dat het virus waanbeelden produceert.
Het
epitheton van wetenschappelijkheid moet de leugen geloofwaardig doen
klinken en de macht van de mammon chanteert en dwingt en verhindert
derhalve elk denkbaar verzet. Wie weigeren de rituelen te voltrekken,
worden streng beboet en wie alsnog pogen om de waarheid aan het licht
te brengen, worden prompt monddood gemaakt of ook fysiek vermoord.
Het
tijdperk is nu aangebroken waarin naar de voorspelling welke
toegeschreven wordt aan Onze-Lieve-Vrouw van Fatima zo'n goede eeuw
geleden, de levenden de doden zullen benijden. Slierten uit vreemde
dromen trekken gejaagd door de wind als nevelen over tot
onvruchtbaarheid veroordeelde velden. Als de mist zal optrekken,
zullen wij willens nillens getuige worden van de omkering van alle
waarden. Het verstand der verstandigen, die de Schepper degradeerden
tot een schepsel van de mens, zal vergaan en de laatsten zullen de
eersten zijn.
Omsk
Van Togenbirger [die er nu van beschuldigd wordt met corona
besmet te zijn]
(J.B.,
28 maart 2021)
26-03-2021
De inhoud is volstrekt onbelangrijk - Aflevering 2: De wetten van de kroon
De
inhoud is volstrekt onbelangrijk
Aflevering
2: De wetten van de kroon
De
inhoud is volstrekt onbelangrijk. Uiteraard betreft het hier ook en
vooral de inhoud van de verordeningen wereldwijd in deze tijd:
verordeningen waarover niet iedereen maar dan toch een flink deel van
de acht miljard aardbewoners zich afvragen wat ze dan te betekenen
hebben. Gebiologeerd zitten alle wereldburgers aan de
geëlektrificeerde plastic plaat gekleefd als zogenaamde 'beste
kijkers': zij worden toegesproken door wie het medium beheersen - zeg
maar door de wereldheersers - en verwoed vorsen zij als bezetenen
naar de betekenis van de om de haverklap muterende regels en
verordeningen van de kroon, de zogenaamde kroon- of coronaregels...
In
de literaire salons van beschermvrouwe Stavrogin zag men hoe haar
verwende zoon, de jonge Nicolai, iemand ten aanschouwe van alle
genodigden beledigde toen hij "plotsklaps op
de heer Gaganov afliep, hem met twee vingers bij de neus greep en een
stukje door de zaal liep met zijn slachtoffer achter zich aan."
(1) Wanneer bij een volgende gelegenheid de zachtaardige heer Osipov
de bandeloze op een beleefde manier meende te moeten terechtwijzen,
maakte Nicolai aanstalten om Osipov een antwoord in het oor te
fluisteren: "Hij keek om zich heen en boog
zich vervolgens voorover naar de heer Osipov. ( ) De arme Osipov
bracht zijn oor naar de mond van Stavrogin, zonder aarzeling en in
het volste vertrouwen, want hij was mateloos nieuwsgierig. Nu
gebeurde er iets totaal onvoorstelbaars, wat tegelijkertijd in een
bepaald opzicht heel verhelderend werkte. Plotseling voelde de oude
heer hoe Nicolas in
plaats van hem een spannend geheimpje te gaan vertellen zijn tanden
behoorlijk hard in de bovenrand van zijn oorschelp zette."
(2)
Het
slachtoffer durft niet te roepen en de verwaande Stavrogin komt weg
met zijn bandeloos gedrag door het heel listig te laten toeschrijven
aan een delirium. Allerminst Osipov doch Nicolai wordt omringd met
goede zorgen en op wereldreis gestuurd om van zijn aandoening te
herstellen.
Dostojevski
maakt hier duidelijk wie de lakens uitdelen in het Sint-Petersburg
van de negentiende eeuw maar ook in alle verleden en toekomstige
tijdperken die het mensdom doorploegt. De helderziende kunstenaar
bezweert ons dat ongehoorzame ondergeschikten, ook als zij zich
inspannen om blijk te geven van de allerbeste bedoelingen,
meedogenloos worden gestraft, als waren zij slechts honden.
Beschaving
is louter een laag vernis; marteling en doodstraf transponeren zich gestaag en onvermoeibaar naar steeds nieuwe maar
daarom niet minder doortastende vormen. Er bestaat niet de minste
mogelijkheid tot kritiek op wat de oversten verordenen en noch de
rede noch de moraal hebben ook maar iets in de pap te brokken waar
vast ligt wie de lakens uitdelen.
Logica,
redelijkheid en ethiek ontlenen hun geldigheid uitsluitend aan het
gezag dat dan ook het monopolie heeft om ze te hanteren, zodat
onderworpenen die over recht en rede durven te reppen, er onverwijld
door teruggefloten worden. Het gezag zal er zo nodig zelfs niet aan denken om terug te deinzen voor het gebruik van zelfs het meest
gruwelijke geweld. En wie zich van deze regels niet bewust zijn,
worden even onverwijld en meedogenloos als achterlijk weggezet
waarbij deze daadwerkelijke sociale moord niet zelden wordt
vervolledigd door een bij voorkeur laffe fysieke doodslag welke
meestal door schorriemorrie op betaling wordt voltrokken.
Het
is namelijk niet alleen zo dat de kroon zich niet laat beledigen:
haar vanzelfsprekende werkzaamheid - de ademhaling, zo men wil, die
haar in leven houdt - bestaat er daarentegen in om onafgebroken en
ook in alle denkbare en ondenkbare vormen en gedaanten te allen kante
beledigingen te uiten alsook alle andere handelingen te stellen die
nodig zijn om haar doen uit te tronen boven alles en iedereen.
De
zegeningen van een overste verkappen tevens de gruwelijkste
dreigingen jegens wie ook maar spelen met de gedachte hem ontrouw te
zijn. En wie door het volk op handen worden gedragen, moeten zich
hoeden voor de kiemen van haat en doodslag welke schuilgaan in de
twijfel die reeds uitgebroed wordt achter de betuigingen van quasi
volmaakte vriendschap, hoogste eer en slaafse onderwerping. De
onderwerping is er slechts als participatie aan de heerschappij van
wie of wat men niet verslaan kan; zij is berekend, vals en een kort
leven beschoren; met geduld wacht zij haar tijd af om de gekroonden
te onthoofden. Op Palmzondag volgt, naar een heilige en sinds
het begin van de geschiedenis voorzegde wet, gewis de Kruisiging.
Andermaal
: de inhoud van de verordeningen wereldwijd is volstrekt
onbelangrijk. Acht miljard aardbewoners breken zich het hoofd over
hun betekenis zoals de kerkgangers van destijds een punthoofd kregen
van de mysteries in 't Latijn. Gebiologeerd kleeft nu de ganse
mensheid aan geëlektrificeerde plastic platen: zij worden
toegesproken door de wereldheersers, vorsen verwoed naar de betekenis
der immer muterende regels en verordeningen van de kroon, de
zogenaamde kroon- of coronaregels. Hun lot - dat uiteraard het onze
is - wordt uitnemend verhaald en verhelderd door nog een andere
Nicolai, een grote Rus, in een novelle welke luistert naar de naam
'De Mantel'.
(J.B.,
26 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
F.M. Dostojevski (in een vertaling van Hans Boland), Duivels,
Athenaeum Polak & Van Gennep, Amsterdam 2017, pag. 48
(2)
Ib. pag. 53.
25-03-2021
De inhoud is volstrekt onbelangrijk
De
inhoud is volstrekt onbelangrijk
Nog
voor de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren
zestig van de vorige eeuw werd de katholieke eredienst gehouden in de
vorm van de Tridentijnse mis die vier eeuwen eerder werd ingesteld
ter gelegenheid van het Concilium Tridentinum of het Concilie van
Trente, met teksten uit de tijd van Gregorius de Grote die nog bijna
duizend jaar vroeger leefde en de mis die gold in het Romeinse of
westerse deel van de kerk werd derhalve in het Latijn gelezen.
De
zondagsplicht was algemeen terwijl de overgrote meerderheid der
gelovigen analfabeet was, laat staan dat de kerkgangers het Latijn
beheersten. De celebrant sprak in de kerk de gemeenschap der
gelovigen toe in het Latijn en zij beantwoordden in diezelfde dode
taal de voorzeggingen, meestal zonder daarvan ook maar een woord te
verstaan.
Verstaan
en verstand hoefden per slot van rekening ook niet omdat
toverformules nu eenmaal werkzaam zijn van zodra zij uitgesproken
worden, ongeacht of zij worden verstaan of zelfs maar worden gehoord.
De formule werd verondersteld een geheel zelfstandige werking te
hebben zoals die van de hamer op het aambeeld of zoals die van het
voedsel in het lichaam van de eters.
In
die tijd werd de werkelijkheidswaarde van woorden kennelijk
gelijkgesteld aan die van materiële dingen, waarmee gezegd is dat
woorden toen louter als geluiden bestonden terwijl zij tegelijk veel
meer waren dan klanken omdat geluiden pas werkzaam worden als zij
formules zijn. Het gaat om het tijdperk waarin de uilen spraken en de
mensen in hun dromen met de doden converseerden en wanneer gedachten
hen te beurt vielen, hadden zij het over stemmen, ingevingen en
geesten.
Men
kan zich afvragen wat de zin kon zijn van het praten en napraten
zonder begrip van de betekenis van wat gezegd werd en misschien luidt
het antwoord dat verhalen die zichzelf vertellen, geduldige
boodschappers zijn die zich vanuit een onverstandig verleden een weg
naar de toekomst banen in de stille hoop daar op zekere dag de
ontwikkelde geesten te zullen vinden die wel ontvankelijk zijn voor
hun betekenis, als werden die verhalen ooit begraven als een soort
van appeltjes voor de dorst.
Daarnaast
echter blijkt het een gegeven dat de luidruchtige doch geestloze
conversaties die de duistere middeleeuwen vulden, veeleer de vorm
waren waarin zich de vrager en de antwoordgever als zodanig
manifesteren, of beter: het spel van enerzijds degene die beveelt en
anderzijds zij die er gehoor aan geven.
De
preekstoel verheft zich boven de andere stoelen om toe te laten aan
de prediker, alle anderen te overstemmen, te bevelen, hen met zijn
bek te pikken in een orde waarvan alle vormen voorgegeven zijn. In de
tijd van Dostojewski breidt dat preekgestoelte zich dan uit over de
hogere kringen in cultuursteden zoals Parijs en Sint-Petersburg: de
kringen die het geld opmaken dat zuur verdiend wordt door een volk
dat gedwee toehoort wanneer zij ordonneren en dicteren, dat
applaudisseert voor hun onbegrijpelijk abstracte schilderwerken en
gedichten op de kunstzinnige exposities die zij prepareren op geheime
samenkomsten met koekjes en champagne.
Maar
deden zij niet exact hetzelfde als de aanwezigen in de Tridentijnse
missen en wordt vandaag deze bevestiging van de pikorde dan niet
herhaald door enerzijds wie paraderen op de buis en anderzijds de
talloze, hulpeloze toehoorders en kijkers in hun alsmaar
ongemakkelijker wordende fauteuils?
Na
vele eeuwen praktiseren dringt het nog altijd slechts met mondjesmaat
tot onze zo makkelijk op hol te brengen hoofden door dat al die onzin
die nu wordt verkondigd bijzaak
is omdat niet in het minst de inhoud van de litanieën van belang is
doch alleen de vorm. Een priester staat vooraan om eer te brengen aan
de orde van de dingen, om te herhalen dat hij de spreekbuis is van
god in hoogst eigen persoon waaraan de toehoorders obediëntie
verschuldigd zijn: zij zeggen samen 'amen' en gaan dan slapen en in
hun dromen drukt zich de obligate orde van de dingen almaar dieper in
hun zwakke geest, werken de formules zoals zuren op hun zielen in en
manifesteert zich wie de bazen zijn en wie zich moeten voegen naar
hun eisen.
Spreken
zij Latijn? Zijn hun gedichten en hun schilderijen geheel abstract en
onverstaanbaar? Drammen zij uur na uur en dag na dag en jaar na jaar
steeds weer dezelfde absurde opdrachten en rijmelarijen door onze
arme hoofden? Anderhalve meter, mondmaskers op en maximum vier
personen samen?
Zo
traag zijn wij dan van begrip dat wij nog steeds niet merken dat de
inhoud er helemaal niet toe doet, er nooit toe deed en er ook nimmer
zal toe doen. Het gaat er slechts om dat wij belijden wat wij doen
doch niet kunnen begrijpen omdat het zonder een andere inhoud is dan
zijn hoogst eigen vorm, precies zoals het wezen van de mammon dat is,
die heerst over de wereld in dit einde van de tijden.
Theorieën
kunnen nooit de basis zijn van ongeacht welke werkelijkheid: zij
ontstaan altijd uit de praxis, altijd zijn zij hypothetisch, zij zijn
hulpmiddelen en als zodanig principieel altijd verwisselbaar voor
andere hulpmiddelen. Wij hanteren theorieën tot op het punt waar ze
niet langer kloppen en daar dwingt de praktijk ons om ze weer te
laten varen - doen we dat niet, dan zullen we tot onze eigen scha en
schande moeten leren dat de grondslag van onze theorieën de methode
van gissen en missen is en dat we daar moeten naar terugkeren op het
ogenblik dat onze vertrouwde handboeken ons in de steek laten. Gissen
en missen - dat is de praxis: wij doen iets op die manier omdat het
zo ook lukt en lukt het op een andere manier beter, dan veranderen we
meteen ook onze handelwijze en de theorie volgt.
In de
muziektheorie, bijvoorbeeld, bestaat er een leer van de harmonie, een
geheel van regels die te maken hebben met het esthetisch effect van
samenklanken en die bepalen wanneer verschillende tonen onderling
'rijmen'; het is een theorie die wiskundige en fysische gronden
heeft. Elk geluid is een geluidsgolf met een welbepaalde golflengte
en twee tonen klinken harmonieus samen als hun golflengten zich tot
elkaar verhouden zoals eenvoudige gehele getallen, met andere
woorden: als ze in elkaar passen omdat de ene golf twee of drie keer
groter is dan de andere, want op die manier vertonen die golven op
geregelde tijdstippen snijpunten, punten waarop zij samenvallen. Het
visuele beeld van harmonieus klinkende geluiden ziet er dan ook uit
als een geheel van harmonieus verstrengelde golven. Ook snaren
klinken harmonieus samen als hun lengten zich onderling verhouden
zoals gehele getallen - maar dan met die beperking dat hun spanning
constant wordt gehouden want ook die beïnvloedt de toonhoogte. Maar
dat is 'slechts' de theorie.
De meeste
mensen worden geboren met voldoende gevoel voor muziek om spontaan te
kunnen horen of een zeker samenspel welluidend is of niet. De meesten
onder ons kunnen harmonieën van disharmonieën onderscheiden zonder
ook maar enige notie te hebben van de harmonieleer of de
muziektheorie. Vanzelfsprekend is dat zo, want uiteraard is de
theorie afgeleid uit de praxis: we ervaren een samenklank als
'schoon', we onderzoeken hoe dat komt en we vinden allerlei fysisch
gegronde wetten.
Componisten
moeten op school de harmonieleer studeren maar wanneer zij
componeren, passen zij die toe zonder erbij na te denken. Zij kunnen
dat doen 'op het gevoel af', niet omdat ze de theorie onder de knie
hebben maar omdat ze beschikken over een aangeboren gevoel voor
muzikaliteit dat veel sneller en efficiënter werkt dan ongeacht
welke theoretische berekening.
Hetzelfde
geldt voor de kleurenleer: de fysische gegevens van de golflengten
van licht en de gevoeligheid van specifieke kleurenreceptoren in onze
ogen kunnen theoretisch in kaart worden gebracht en op grond daarvan
kunnen wetten worden geformuleerd die samen een kleurenleer vormen,
maar een begaafd schilder gaat niet aan het rekenen wanneer hij
kleuren mengt en aanbrengt op het doek: hij werkt louter op grond van
gevoel voor schoonheid en dat gevoel is uiteindelijk ook de ultieme
maatstaf.
Klanken en
kleuren zijn zintuiglijke zaken en ofschoon het intellectuele zijn
aandeel heeft in het verwerkingsproces dat de ervaring van schoonheid
mogelijk maakt, voltrekt zich dat proces quasi volledig onbewust: het
bewuste wordt vrij gehouden voor de beleving waar het om te doen is.
Componisten
die componeren op grond van alleen maar de regels van de
harmonieleer, overtreffen in hun kunde de computers niet. Het werk
van kunstschilders dat zich louter richt naar de voorschriften van
een kleurenleer is eveneens slechts programmatoepassing iets wat
ook computers kunnen. De muziek van deze lieden kan weliswaar klinken
zoals die van Bach maar zij is nimmer origineel en altijd zeer
beperkt.
Van kunst
kan pas sprake zijn waar vrijheid heerst, een onmisbare voorwaarde
voor originaliteit. En wonder genoeg zal, eens deze vrijheid
gerealiseerd wordt, de muziek ook zichzelf schrijven en het
schilderwerk zal uit zichzelf ontstaan, het gedicht fluistert zich in
het oor van de dichter, de waarheid zelf spreekt tot de profeet. Het
sublieme kon niet anders zijn dan zoals het is omdat het anders niet
subliem zou zijn, terwijl het zich tegelijk in een eindeloos aantal
vormen kan manifesteren. Spinoza identificeerde het ware met het
noodzakelijke maar misschien vergat hij een dimensie die althans
binnen het geijkte denken niet zichtbaar wordt omdat zij danig
paradoxaal blijkt.
Niet alleen
de kunsten vertonen de bijzondere kenmerken waar hoger naar verwezen
wordt: ook in de wereld van de wiskunde duiken mensen op die wel een
zintuig lijken te hebben voor getallen zoals schilders een zintuig
hebben voor kleuren en zoals componisten puur zintuiglijk harmonieën
aanvoelen. Daarom ook is het denkbaar dat heel wat wetenschappelijke
sectoren kunnen benaderd worden zoals dat met de kunsten het geval
is.
Architectuur
is weliswaar grotendeels wis- en natuurkunde, materialenleer,
scheikunde en zelfs meteorologie maar de gulden snede en de fractalen
die ook in de natuur opduiken, hebben alles te maken met schoonheid
en harmonie: er kunnen inzake bouwwerken wel degelijk verbanden zijn
tussen enerzijds stevigheid en soliditeit en anderzijds schoonheid,
harmonie of esthetische compositie. En zo blijkt ook naar het zeggen
van artsen de geneeskunde niet slechts een loutere kunde maar ook
voor een groot deel een kunst te zijn, een aanvoelen, waarbij
inschatting een voorname rol speelt en gevoel voor evenwicht.
Is het dan
niet altijd zo dat schone mensen ook gezonde mensen zijn, dan is het
toch dikwijls het geval dat ziekten en systemische tekorten fysiek
zichtbaar kunnen worden en meer bepaald als esthetische tekorten. Het
is daarom ook niet ondenkbaar dat er kwakzalvers bestaan die hun naam
danken aan hun volstrekte onwetendheid inzake de hedendaagse
gezondheidsleer en aan de grilligheid van hun eigenzinnige theorieën
maar die er toch in slagen om mensen van bepaalde kwalen af te helpen
omdat zij die benaderen met 'zintuigen' die bij de meesten onder ons
onderontwikkeld zijn gebleven.
Klinkt dit
enigszins ongeloofwaardig, dan moet men maar eens nadenken over het
feit dat honden die daartoe worden opgeleid met hun reukzin kanker
kunnen herkennen. Of aan zekere insecten of zelfs planten die - God
mag weten hoe - zichzelf beschermen tegen invloeden van het milieu
door een spontane chemische respons, een onmiddellijke vorming van
effectieve stoffen: zij denken niet na maar zij doen wat passend is
om te overleven en zij 'weten' ook hoe ze het moeten doen, welhaast
op de manier waarop water feilloos zijn weg vindt naar de
allerdiepste plekken.
Het
Emmanuel Ziekenhuis te Wetteren werd destijds genoemd naar een
kloosterzuster die daar werkte. Dokter P. Gillis die in de naoorlogse
periode huisdokter was in de streek, vertelde dat hij zich tot de
zuster in kwestie richtte wanneer het stellen van een diagnose hem
lastig viel. De zuster hoefde de patiënt slechts even te zien om
feilloos te kunnen bepalen aan welke kwaal hij of zij leed.
(J.B.,
24 maart 2021)
23-03-2021
De hergeboorte van de kwakzalverij - Aflevering 2
De
hergeboorte van de kwakzalverij
Aflevering
2
Er
zijn mensen die zowaar geloven dat onze vrijheid ermee gediend zou
zijn wanneer de uitoefening van ongeacht welk beroep werd overgelaten
aan de willekeur: kwakzalvers zouden dan mogen opereren naast
gestudeerde en gediplomeerde dokters precies zoals
amateurkunstschilders vandaag aan de slag kunnen naast grafische
kunstenaars met een gedegen opleiding aan de academie.
Wat
betreft die laatste groep is het echter wel zo dat van lesgevers in
de schilderkunst in door de staat gesubsidieerde scholen, musea en
nog andere instellingen wordt geëist dat zij een diploma kunnen
voorleggen terwijl onze ministers geheel zonder scrupules ons
belastingengeld spenderen aan het subsidiëren van beroemde
kunstenaars en aan de aanschaf van hun kostbare werken zonder dat het
ook maar in hen opkomt om zich af te vragen of de artiesten in
kwestie wel gediplomeerd zijn en tegen die handelwijze heeft bij mijn
beste weten ook nooit een mens verzet aangetekend.
Hij
die kan,
doet;
hij die niet
kan,
onderwijst,
is een tegelspreuk die niet
zomaar uit de lucht komt vallen: in feite illustreert zij een alles
behalve onschuldige maatschappelijke hypocrisie, welke verwant is aan
de bijzonder arrogante pretentie dat het burgerschap het fundament
zou zijn van het mens-zijn in plaats van andersom - een pretentie
waarvan de algemeen gangbaarheid zich manifesteert in de problematiek
van de sans-papiers: wie niet beschikt over een geboorteakte, kan
niet bewijzen dat hij bestaat en wordt derhalve niet alleen als
burger onbestaande geacht maar ook als mens. Dezelfde aanmatiging
zorgt er immers voor dat de staat zich gedraagt als de oorsprong en
de bron van kunstenaars en kunst: het bestaan van instituten die
pretenderen van mensen kunstenaars te kunnen maken, bewijst dat het
de staat met haar waanzin menens is.
Er
zijn er nu die beweren dat de geneeskunst te lijden heeft onder
hetzelfde juk van wat misschien wel totalitarisme kon heten: door
zijn muziekpartituren te ondertitelen met A.M.D.G. (*) getuigt de
componist Johann Sebastian Bach dat hij met zijn muziek lof wil
brengen aan zijn schepper maar Hitler, Stalin en Mao wilden dat 'hun'
kunstenaars lof brachten aan de afgod vadertje staat die pretendeerde
hun muze te zijn en aan de oorsprong te liggen van hun kunst en
kunde.
Dat
zij die het niet kennen alsnog worden toegelaten om het te
onderwijzen heeft vanzelfsprekend alles te maken met cliëntelisme:
klant is koning
en wie bij ons kopen, hebben een streepje voor omdat onze manier van
handeldrijven gehoorzaamt aan het devies: voor
wat, hoort wat, dat
een mutant is van de regel: een
oog voor een oog, een tand voor een tand
welke het beginsel van de wraak uitdrukt alsook de wet van het recht
van de sterkste, afkomstig van de natuurlijke wet van the
survival of the fittest.
Derhalve is cliëntelisme kenmerkend voor totalitarisme en de twee
staan haaks op wat wij kennen als beschaving of humaniteit. Maar het
beginsel dat zij die het niet kennen, het alsnog mogen onderwijzen,
impliceert uiteraard niet
dat zij die het onderwijzen, het niet
zouden kennen of kunnen. De kwestie is alleen dat de twee niet
noodzakelijk samenvallen: iets kunnen en als zodanig erkend worden,
vallen alleen altijd samen in een ideale en dus onbestaande wereld.
In de echte wereld bestaat het dat een schilder in zijn hele leven
niet één werk kan slijten en zich uit wanhoop op
zevenendertigjarige leeftijd een kogel door het hoofd jaagt terwijl
na zijn dood de geringste van zijn schetsen alleen nog te vinden zijn
in de zwaarst bewaakte musea ter wereld. In het echte leven is het
mogelijk dat de grootste lapzwans president wordt van een wereldrijk.
Met
andere woorden valt er misschien wel iets te zeggen voor het
standpunt dat men niet zozeer of dan toch niet uitsluitend moet
oordelen op grond van officiële maatstaven: waar regels bepalen wat
schoon is, heeft de kunst opgehouden te bestaan omdat creativiteit
alles behalve programmeerbaar is: computers kunnen niet componeren,
schilderen of dichten en waar artiesten dat doen naar het voorbeeld
van machines, is de kunst allang een stille dood gestorven. Waar een
comité het volk voorhoudt alleen nog te luisteren naar het
'officiële nieuws', heeft Big Brother zijn intrede gedaan en werd
het einde ingeluid van niet alleen de waarheid maar tevens van de
mens die immers uit de waarheid voortkomt, daar de waarheid God is
die hem schiep. Waar instellingen zich het monopolie toe-eigenen over
het goede en zij derhalve pretenderen aan de basis te liggen van het
menselijk geweten, werd het licht dat goed van kwaad kan
onderscheiden uitgedoofd en werd de mens beroofd van zijn kostbaarste
bezit - zijn vrijheid.
Misschien
moet erkend worden dat het schone niet datgene is wat overeenkomt met
de zogenaamde regels van de kunst die men op de schoolbanken kan
leren - wat dan ook niet betekent dat het schone daar perse moet mee
vloeken: schoon is daarentegen wellicht wél wat mensen exalteert,
verrukt, boven zichzelf verheft, bevrijdt uit de dode stof, vol
blaast met geest, ja, onsterfelijk maakt, al is het maar voor één
enkel ogenblik. Misschien moet erkend worden dat waar is, wat werkt:
true is what works,
zoals de pragmatici zeggen, wat dan ook niet wil zeggen dat men zich
moet vastpinnen op die ene regel. En ook voor het goede bestaan
voorwaar helemaal geen voorschriften: wie geloven niet te zondigen
omdat zij nauwgezet alle regeltjes van hun religie in acht nemen,
hebben zichzelf herleid tot de contradictie van een levenloos want
willoos en onvrij wezen dat gelooft zich te kunnen verzekeren tegen
het doen van kwaad terwijl het zich aldus beroofd heeft van het
vermogen om het goede te doen dat immers voor alles vrijheid vereist.
En om
nu terug te komen op de kwestie van de kwakzalvers: misschien moeten
diegenen als geneesheer worden erkend die daadwerkelijk genezen,
zoals de Nazoreeër, die immers ook niet afgewezen werd omdat hij een
diploma miste toen hij de bezetene bevrijdde van een legioen aan boze
geesten, toen hij Lazarus opwekte uit de dood of het dochtertje van
Jaïrus. Edoch, deze erkenning vergt vooreerst de erkenning van de
waarheid en dat zulks geen sinecure is, bewijst de geschiedenis zelf:
het volk zelf verkoos geheel democratisch de vrijheid van een
moordenaar (2) boven die van een genezer, die prompt werd omgebracht.
(J.B.,
23 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
A.M.D.G. Is de afkorting van het Latijnse gezegde Ad Majorem Dei
Gloriam, dat betekent: Tot meerdere eer en glorie van God.
(2)
Met name Barabbas. Zie: Mattheüs
17:14-26.
22-03-2021
De hergeboorte van de kwakzalverij - Aflevering 1
De
hergeboorte van de kwakzalverij
Aflevering 1
Zieken
moeten geholpen kunnen worden en met het oog op het bieden van (de
best mogelijke) medische hulp worden mensen opgeleid tot arts en dan
als zodanig wettelijk erkend. Studenten die niet slagen voor een vak,
worden terecht beschouwd als onbekwaam en zij krijgen dan ook niet
het recht om het vak in kwestie uit te oefenen en uiteraard wordt dat
recht sowieso onthouden aan wie helemaal geen opleiding hebben gehad:
dat geldt voor elk vakgebied en dus ook voor de geneeskunde. Wie zich
dan wars van alle wettelijke bepalingen alsnog aan anderen gaan
opdringen als genezers, maken zich schuldig aan een vergrijp genaamd
kwakzalverij. Al moet hier volledigheidshalve worden aan toegevoegd
dat ook artsen die eigenzinnige geneesmethoden aanwenden, van
kwakzalverij beschuldigd kunnen worden.
Kwakzalvers
brengen het leven van anderen in gevaar omdat zij onder valse
beloften mensen kunnen afhouden van daadwerkelijke hulp of hen met
oneigenlijke behandelingen alleen maar zieker maken. Soms doen zij
dat opzettelijk, bijvoorbeeld omdat zij munt proberen te slaan uit
het leed en de onwetendheid van anderen maar veel vaker wordt dit
bedrog nog overtroffen door een specifiek zelfbedrog, namelijk een
ziekelijke zelfoverschatting - een grootheidswaan - vanuit een
volstrekte afwezigheid van zelfkritiek gekoppeld aan een even
schromelijke onderwaardering van de rechtsstaat en van het beroep in
kwestie.
De opkomst
van kwakzalverij in recente jaren vormt een bedreiging voor de
volksgezondheid en zij kan grotendeels verklaard worden door een
groeiend en vaak terecht wantrouwen in de reguliere geneeskunde die,
net zoals vele andere maatschappelijke sectoren, in de kwalijke greep
zit van een kapitalistische economie. Die berust namelijk op de
perversie van de middeldoelomkering waarbij in dit specifieke geval
niet het bieden van hulp aan de zieke vooropstaat maar wel het maken
van winst middels het voorwenden van hulp. De hulp is dan niet langer
het doel maar het als doel voorgewend middel terwijl het
ruilmiddel (geld) wordt nagestreefd als doel. Niet het genezen van de
zieke maakt de genezer gelukkig doch het bekomen van winst.
In
neoliberale maatschappijen gaat deze perversie zo ver dat aan de
zieke die niet (meer) kan betalen, hulp wordt onthouden: iemands
ziekte wordt als chantagemiddel aangewend, als middel om hem geld te
ontfutselen. Het buitenproportioneel financieel succes waarop de
farmaceutische industrie vandaag boogt, kan de feitelijkheid van deze
rampzalige gang van zaken alleen maar waarschijnlijker maken. In de
etalage van de winkel van een nochtans regulier gestudeerde apotheker
vindt men steeds meer prullen die met geneesmiddelen helemaal geen
uitstaans hebben maar die wel geld in het laatje brengen omdat zij
door bedrieglijke reclame worden gepromoot.
Het
spookbeeld van de hel in een hiernamaals lijkt met de afgang van de
religies vervangen door het spookbeeld van een hel in het
hiernumaals: de vrees om kwaad te ondergaan is in de plaats gekomen
van de vrees om kwaad te doen. In wat andere bewoordingen betekent
deze fundamentele omslag dat samenwerking nu werd vervangen door
concurrentie: het recht van de sterkste of de wet van de jungle
verovert steeds meer terrein op een beschaving met christelijke
fundamenten.
De genoemde
aberratie kan nu echt dusdanige proporties aannemen dat regulier
geproduceerde waren en diensten op den duur niet alleen waardeloos
maar bovendien echt schadelijk worden zodat mensen hun toevlucht gaan
nemen tot de clandestiniteit: zij trekken hun plan met eigen middelen
en met de hulp van leken die het al niet slechter meer kùnnen doen
dan de loonslaven in dienst van bedrijven die nog louter gebrand zijn
op geldelijk gewin. We zijn steeds vaker beter af als we zelf onze
haren knippen en onze kamers behangen, als we een buurvrouw als
babysit inschakelen, als we onze aardappelen kopen bij een hobbyist
of als we een oudere klasgenoot van Benjamin vragen voor het geven
van bijles: geen van hen is gediplomeerd of werkt regulier maar zij
presteren exact wat wij verlangen.
Zo ook is
het niet ondenkbaar dat langdurig zieken na een uitputtende calvarie
in het reguliere circuit, wel moeten aankloppen bij de zelfverklaarde
genezers omdat dit de allerlaatste optie is. Evenmin ondenkbaar is
dan het alsnog optreden van genezing: niet zozeer ingevolge een
wonderbaarlijke behandeling maar doordat een einde gekomen is aan de
ziekmakende werking van de reguliere geneeskunde zoals intussen een
halve eeuw geleden door Ivan Illich beschreven in zijn Medical
Nemesis.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: