Het gevaar van militanten
Een maatschappij organiseert zich door haar burgers werk te geven, wat wil zeggen dat tegen betaling van een loon, burgers zich inzetten voor een beroep met maatschappelijke betekenis. De verloning is steeds vaker het belangrijkste motief voor die inzet, getuige de soepelheid waarmee werknemers overstappen naar steeds weer nieuwe banen maar naast het levensnoodzakelijke loon kunnen uiteraard ook de persoonlijke interesse en de wil tot zingeving de inzet voor het beroep en de beroepskeuze mee bepalen. En niet iedereen kan ongeacht welk beroep uitoefenen: de maatschappij stelt zekere bekwaamheidseisen aan haar functionarissen en zij houdt hen dan ook nauwlettend in het oog. Immers, met de uitoefening van hun beroep dienen burgers niet alleen het eigen belang: het beroep staat in de eerste plaats in dienst van de gemeenschap.
Anders is het gesteld met de niet verloonde arbeid en met het vrijwilligerswerk, al dan niet met onkostenvergoeding. Waar mensen vrijwillig werken zonder daarvoor een loon te vragen of te ontvangen, kunnen velerlei drijfveren in het spel zijn, gaande van bezigheidstherapie tegen verveling tot onverdroten inzet vanuit een of ander idealisme. Sommigen doen vrijwilligerswerk omdat zij in het normale circuit niet aan de bak komen terwijl zij zich toch niet uitgesloten willen voelen terwijl anderen gedreven worden door een geloof, een ideaal of nood aan zin. Uiteraard is bekwaamheid overal wenselijk en zelfs vereist maar waar vergoedingen niet langer het motief zijn, wordt er veeleer vanuit gegaan dat mensen sowieso niet iets zullen doen dat ze niet aankunnen zodat de eisen inzake kennis en kunde in dat geval afgezwakt worden.
Een bijzondere categorie van vrijwilligerswerkers die hier onze aandacht vragen, zijn de militanten of de activisten met als exponent de helden: militanten behoren tot de vrijwilligerswerkers want ze vragen geen vergoeding maar bovendien laten ze hun activiteit niet zelden veel geld kosten, wat ze gemeen hebben met de hobbyisten en hun exponent is de held, wiens inzet zo ver gaat dat hij bereid is er zijn eigen leven voor te geven. Vrijwilligerswerkers kunnen rekenen op enig maatschappelijk aanzien omdat zij tenslotte geven zonder er iets voor terug te vragen, wat anderen met een zekere aan het schuldgevoel grenzende dankbaarheid opzadelt maar dat is niet de regel. Soms verrichten zij werkzaamheden waarvan zijzelf beseffen dat de maatschappij er baat zal bij hebben terwijl zij ervoor tegengewerkt worden of zelfs gestraft, zoals dat het geval was met Galileo Galilei en Giordano Bruno die hun leven in dienst stelden van de wetenschap, Vincent Van Gogh die zich wijdde aan de schilderkunst of pater Damiaan die zijn medemensen belangeloos hielp. Maar er zijn ook activisten die wij liever kwijt zijn.
Militanten immers worden niet zelden religieus of ideologisch gestuurd en in dat geval doen zij aan proselitisme of bekeringsdrang. Het is immers eigen aan mensen die twijfelen dat zij hun twijfel proberen te reduceren en een van de meest efficiënte methoden om dat te doen, is door anderen van hun geloof te overtuigen: hoe meer mensen zij kunnen overtuigen, des te minder voelen zij het knagen van de eigen onzekerheden. Uiteraard ligt de bron van de geloofsonzekerheden in het gegeven zelf van het geloof, dat immers vraagt dat men van een ander iets voor waar aanneemt wat men zelf niet bewijzen of begrijpen kan. Religieuze overtuigingen zijn met andere woorden per definitie zaken waarvan de oorsprong ligt buiten degene die ze aanhangt. In tegenstelling tot wat de meeste mensen aannemen, is ons brein veeleer een stel teugels waarmee men door derden gemend wordt dan dat het een instrument van de eigen wil zou zijn. De motieven om een geloof te gaan verdedigen zijn dan oneigenlijk terwijl de kennis van de waarheid slechts wordt voorgewend. Men beliegt dan zichzelf en dat zelfbedrog wordt vergemakkelijkt door ervoor te zorgen dat ook anderen in dezelfde leugen gaan geloven. De bekeringsijver wordt nog eens extra versterkt waar het verbod geldt om het juk onder hetwelk men gebukt gaat, te ontvluchten omdat in dat geval de enige manier om de terreur te milderen bestaat in de hoop dat op een dag iederéén er zal onder lijden.
Het militantisme is derhalve altijd een tentakel van een vreemde macht, het is een gedrag dat gelijkt op de bekeringsijver en als het ons afstoot, dan ligt de reden daarvan in het feit dat men wel aanvoelt dat de bekeringsijveraars zelf worden aangestuurd door vreemde machten terwijl iedereen uiteraard beducht is voor het verlies van zijn zelfstandigheid.
Problematisch wordt het militantisme waar het zich niet langer beperkt tot publicaties of tot pogingen tot overreding: militanten kunnen immers opdringerig zijn zoals reclame opdringerig is maar zij kunnen ook overgaan tot dwang en tot geweld. Vaak wordt dat niet opgemerkt ofwel onder de mat geveegd waar men niet zelf een slachtoffer is van het juk of van de terreur en de bestrijding van die malaise wordt wel heel moeilijk waar militanten in groep en onder de radar gaan opereren zoals paramilitaire groepen dat doen middels zogenaamde guerrilla.
Zij houden zichzelf ongezien terwijl zij ervoor zorgen dat zij zich altijd en overal van een panopticum kunnen bedienen door te opereren middels de bemanning van netwerken met dubbele functies. Naast de inlijving van nieuwe leden doen zij ook aan het liquideren van hun tegenstanders en omdat dergelijke activiteiten crimineel of illegaal zijn, zorgen zij er wel voor daarmee niet aan het licht te komen. Legale activiteiten vormen dan de dekmantel voor simultane criminele acties.
Deze militanten vormen een gevaar omdat zij hun overtuigingen en levenswijzen aan anderen opdringen op straffe van afstraffingen zonder vorm van proces (en dus in den duik) van handelwijzen of gedragingen die gelaakt worden in de ideologie of de religie die zij voorstaan. Zo krijgen in buurten waar moslims wonen grote affiches met reclame voor lingerie niet zelden een nachtelijke beurt met de gasbrander maar ook zomers geklede burgers worden niet met rust gelaten door militanten van een geloof dat het dragen van hoofddoek en boerka aanbeveelt of verplicht. Waar xenofobie aan de orde is en angst voor uitheemse culturen die zich samen met hun belijders zijn gaan vestigen in meer geseculariseerde streken, gaat het steeds vaker om wetsovertredingen door inwijkelingen die van de autochtone bevolking verlangen dat zij de religieuze voorschriften van hun eigen religie respecteren zoals dat het geval is in een theocratie of in een staat waar één godsdienst dominant is en daar dan ook als staatsgodsdienst kan bestempeld worden.
Zo bijvoorbeeld kunnen hier verblijvende moslims van de burgers van hun gastland niet verlangen dat zij hun gebedsstonden onderhouden maar zij wensen wel dat hun werkgevers hier ermee rekening houden dat zij dat wel kunnen doen. Wat betreft kledij gaan zij zelfs nog een stap verder: zij kunnen weliswaar verlangen dat de boerka of de hoofddoek worden getolereerd maar wanneer zij gaan eisen dat ongelovigen zich aanpassen aan hun kledinggewoonten, overschrijden zij een rode lijn door de stilzwijgende instemming met alleen in hun eigen geloof bestaande wetten van ongelovigen of van andersgelovigen af te dwingen, soms middels bedreiging of middels verbaal en zelfs fysiek geweld.
Het probleem wordt nog groter naarmate de autonomie van de militanten toeneemt: waar in het katholicisme een paus zijn gevolg nog tot de orde kan roepen waar de staat om verantwoording vraagt, ontbreekt dit door de burgerlijke overheid aanspreekbare gezag in de islam en wordt een executieve vereist om de problemen dienaangaande binnen de perken te kunnen houden.
Een ander voorbeeld van militantisme dat bijzonder hinderlijk kan worden, vindt men in de stichting van de burgerinformatienetwerken, waar op basis van vrijwilligheid informatie doorgegeven wordt richting het bestaande gezag - vrijwilligheid, meestal gepaard gaande met een flinke portie persoonlijke betrokkenheid, onbetrouwbaarheid, oordeelsonbekwaamheid, belangenvermenging en meer van die zaken die het gehalte aan desinformatie zozeer kunnen doen toenemen dat hier vaak alleen nog sprake kan zijn van roddel. Men herinnere zich de 'securitate' in het Roemenië van dictator Nicolae CeauÈescu die zijn land onleefbaar maakte en die zijn onderdanen naar de waanzin en de wanhoop dreef.
Militantisme is vooral gevaarlijk omdat de taken binnen het activisme sowieso worden uitgevoerd door gehoorzame lui die vaak niet langer denken met het eigen hoofd - men herinnere zich het excuus van de moordenaars onder de nazi's: “Befehl ist Befehl”. Militanten zijn in zekere zin tot een massa gereduceerde en dus ontmenselijkte burgers (of dus mensen die zich kunnen vinden in de overtuiging dat hun mens-zijn is te danken aan het feit dat zij geregistreerd zijn bij de administratie van de politieke formatie waarvan zij deel uitmaken), robots welhaast, met een ijver zo groot dat die geen financiële stimulans meer nodig heeft.
Men moet gewis zijn hart vasthouden voor de vrijwillige dienaren van vorsten en van edellieden en voor de al te enthousiaste volgelingen van profeten en van ideologieën omdat men daar al te dikwijls te maken heeft met mensen die niet in staat zijn tot de vorming van een eigen oordeel: zij hebben zichzelf overgegeven aan andermans macht en werden zodoende herleid tot executeuren van bevelen. Het is een bekend gegeven dat wreedheid toeneemt evenredig met de afstand tussen dader en slachtoffer, terwijl die afstand echt gigantisch wordt waar de dader zich laat delegeren door onderdanen die blindelings want met volle overtuiging, welhaast fanatiek, zijn bevelen uitvoeren.
(J.B., 8 juli 2024)
|