Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
19-07-2025
Het feest en de dood
Het feest en de dood
Het geld dat wordt verspild door feestneuzen komt toe aan mensen die gebrek lijden en vandaar is het plezier dat door het feesten voortgebracht wordt zonder ook maar een zweem van twijfel leedvermaak.
Wie feest vieren, verspillen: zij etaleren dat ze tijd zat hebben alsook energie, geld en nog andere levensmiddelen. Ze etaleren het aan elkaar en zij doen dat deels onbewust maar altijd raak in een sfeer van onderlinge concurrentie. Zij etaleren het vooral aan wie niet van de partij zijn en die geven zij het nakijken, een onderbelichte activiteit waarin zij zich verlustigen. Feesten is in wezen het tonen van een overvloed en wel met de bedoeling om zich door anderen te doen benijden.
Maar feesten is vooral aanmatigend omdat de overvloed zoals al gezegd een feit is door het tekort van anderen maar ook omdat geen mier, laat staan een mens, zijn hebben en houden aan zichzelf dankt. Eén letterlijke misstap volstaat, één gesproken of geschreven woord, desnoods een meteoriet die doorheen de atmosfeer geraakt zonder helemaal op te branden en het feest transformeert zich zonder excuus in pure horror.
Want het leven is een droom en niemand heeft een hand in wat hij droomt, het thema wordt gestuurd door Fortuna die geblinddoekt is precies zoals Justitia en wellicht ook alle andere goden alsook de dood. De blinddoek staat voor de onpartijdigheid, wat betekent dat bidden om gunsten ijdel spel is. Daarom moeten wie feestvieren, zich tot Bacchus wenden, de god van de wijn, die benevelt zodat men een excuus heeft achteraf als men zich verantwoorden moet voor zoveel arrogantie, onrecht en kwaad. Het was de wijn, zo kan men dan zeggen: ik wilde rechtdoor maar de wijn benam mij van het zicht en ik struikelde.
Eén enkele keer in de eeuwigheid had de god van de onderwereld oren naar het excuus voor een gestruikelde wiens lief hemel en aarde bewoog, de maan en de sterren, met het lamento van zijn lier: Orpheus slaagde erin om Hades' gemoed te beroeren en, zij het onder één voorwaarde, zijn Euridicè die, gebeten door een adder voortijdig weggleed uit het leven, terug te laten keren naar de wereld van het licht.
Die voorwaarde was uiteraard van die aard dat zij het onmogelijke voorgoed onmogelijk maakte: zij verbood aan de zanger om uitgerekend dat te doen wat hij niet laten kon want wie omkijken, veranderen terstond in zoutpilaren omdat wat voorbij is, nimmer terug mag keren.
De Phoeniciër Sanchuniathon, die zijn werk, dat dateert van voor de Trojaanse oorlog, opdroeg aan Adibaal, de koning van Beiroet, ons bekend van het Preparatio Evangelica van Eusebius van Caesarea en van Philo van Byblos, spreekt over Eon, de god van de tijd, die werd aanroepen in de Gnosis. In de Arthravaveda en de Upanishad aanriepen de Indiërs KÄla, de Perzen aanriepen ZurvÄn, de Egyptenaren Ra, telkenmale de god van de tijd die zelf niet veroudert: hij legt een ei en misschien is de zon (Ra) het ei waaruit alles voortkomt. Bij de Grieken is het de titaan Kronos, verbonden met de Orfische mysteriecultus. Des nachts wordt door Kronos uit de ether een ei gemaakt dat openbreekt en Phanes komt tevoorschijn, de hermafrodiete demiurg die de wereld schept.
De tijd is een gevleugelde slang, de Oeroboros of staarteter, bekend bij de Azteken en ook als de Chinese draak met zijn staart in zijn bek. De zichzelf altijd verjongende god Aion is er ook in de Mithrascultus en in de Romeinse mythologie als Aeternitas (Fortuna, Providentia), eveneens afgebeeld als de staartbijter of de feniks die zichzelf verjongt door uit haar eigen as te verrijzen.
Misschien is het feestvieren een oerdans waarin de mens zich overgeeft aan de vernietiging waar hij eerst doorheen moet om herboren te kunnen worden. Misschien gaat men feesten omdat men voelt dat men oud wordt, dat de tijd gekomen is om op te branden, dezelfde tijd die de oorlog inluidt, die daarom werkt als een afrodisiacum dat de roes van het feesten uitlokt en aanwakkert. Aphrodite, voorheen de Phoenicische Astarte, was zowel de godin van liefde en de vruchtbaarheid als die van de oorlog.
(J.B., 19 juli 2025)
17-07-2025
Achter de coulissen - Aflevering 4. Slechte acteurs
Achter de coulissen
Aflevering 4. Slechte acteurs
In december 2021 stelden de Amerikanen vast dat Rusland 70.000 troepen gestationeerd had aan de grens van Oekraïne met Rusland en met Wit-Rusland en in de daaropvolgende maanden zwol die troepenmacht nog aan. Volgens CBS News van 24 februari 2022 ontkende Rusland toen al maanden in alle toonaarden aanvalsplannen te hebben totdat op die dag de Russische invasie in Oekraïne een feit werd.1 Sinds dat bewuste ogenblik weet het kleinste televisiekijkend kind dat de Russische president Poetin een leugenaar is.
Edoch, drie jaar en bijna vijf maanden later (!), meer bepaald op 15 juli 2025, kruipt de Amerikaanse president Donald Trump op een welhaast theatrale manier in de slachtofferrol door via BBC News wereldkundig te maken dat hij erachter gekomen is dat Poetin hem beliegt.2
Door aldus aan de wereld te vertellen dat hij er helemaal geen benul van had dat Poetin een leugenaar is, vertelt Trump ons uiteraard meteen dat ook hij liegt.
Bovendien wordt duidelijk dat we hier aan de beide zijden van het front te maken hebben met bijzonder slechte acteurs aangezien zij geen van beiden in staat blijken om hun leugens als geloofwaardig te laten overkomen. Maar daarvoor doen ze kennelijk zelfs geen enkele moeite: ze zijn er gerust in dat niemand het zal aandurven om hen met hun leugens te confronteren: niemand durft hen tegen te spreken, zelfs de baas van de NAVO niet, die Trump uitgebreid feliciteert en bedankt voor de peer die hij Europa heeft gestoofd.
Als Big Brother zegt dat één opgeteld bij één gelijk is aan drie, wordt dat in koor beaamd en op die manier steekt hij zelfs de pausen naar de kroon die hun wereldse macht weten te handhaven met het afdwingen van geloofsbelijdenissen. Geen geloof, dat weten zij ook wel, maar belijdenissen. Macht manifesteert zich waar men anderen kan laten liegen. Liegen, bedriegen, moorden.
Ja, ga het maar na: de wereldheersers verbergen niet dat ze het volk beliegen en ze weten dat ze dat ook helemaal niet hoeven te doen: iedereen weet hoe het er in de wereld aan toe gaat en door zich van krommenaas te gebaren liegt het volk gewoon mee. In het machtsspel speelt de waarheid geen andere rol dan die van slachtoffer want macht hebben pas zij die zich boven de waarheid weten te verheffen.
De waarheid is nochtans aan allen bekend en verwoordde zich drieënnegentig jaar geleden als de titel van een collage.3 De machthebbers smeden samen onder één hoed: zij bestelen het volk onder de voorwendsels die wij intussen van binnen en vanbuiten kennen.
Achter de coulissen - Aflevering 3. De beleggers met hun 'defensie'
Achter de coulissen
Aflevering 3. De beleggers met hun 'defensie'
In een systeem dat 'floreert' door toedoen van de hebzucht en dat gericht is op het ongeremd vermeerderen van kapitalen wordt helemaal geen rekening gehouden met de aard van de producten omdat daar alleen de winstmarges tellen, wat wil zeggen dat vergif dat met een hoge winstmarge verkocht wordt, als handelswaar de voorrang geniet boven betaalbaar en gezond voedsel. Dat komt doordat het kapitalisme gerund wordt door lui die ingevolge de middeldoelomkering de handelswaren als betaalmunten beschouwen en het geld als doel.
In de pre-kapitalistische wereld gingen de mensen naar de markt met eieren en boter en ze ruilden wat ze teveel hadden voor wat ze nodig hadden, eventueel met de vergemakkelijkende tussenkomt van het betaalmiddel geld. Maar na de intrede van het kapitalisme werden de rollen omgedraaid, of beter: het omdraaien van de rollen (een perversie ingevolge de hebzucht) deed het kapitalisme ontstaan. Immers, steeds meer mensen gingen naar de markt met een pak geld, waar ze de eieren en de boter (die ze niet perse nodig hadden) kochten en weer verkochten om dan naar huis terug te keren met een dikker pak geld, wat in feite de eerste vorm van beleggen was. Op die manier 'verdienden' deze handelaren geld zonder dat ze zich moesten bekwamen in een uit te oefenen vak omdat handel drijven hun vak geworden was.
Maar de keerzijde van 'rap rijk' bleek niet min: het kon de geldzuchtigen niet meer schelen wat ze verhandelden, als het maar rendeerde. Met maximaal bedrog als gulden regel: een habbekrats zodanig aanbieden dat men er een fortuin kan voor vragen. Want alras werd duidelijk dat met de handel in alcohol en tabak meer winst te maken viel dan met het verhandelen van eieren en boter: wie rap rijk willen worden, investeren bij voorkeur in zaken waarvan de afnemers 'verslaafden' zijn en vaak zijn het op de koop toe illegale zaken die het hoogste rendement opleveren.
Hebzucht is een verslaving en figuren zoals Elon Musk, Mark Zuckerberg en Donald Trump hebben hun hele leven (en wat al niet meer) opgeofferd aan een fortuin dat maakt dat zij behoren tot de één percent die negenennegentig percent van alle rijkdom op aarde bezitten. Zij kweken geen legkippen en zij melken geen koeien maar zij spelen met getallen op wat men 'de beurs' noemt en de beurs is in feite niets anders dan het spel van de wereld dat hoe langer hoe meer gaat gelijken op Russische roulette.
De investeringen van de superrijken hebben te maken met gigantische kapitalen en die worden uiteraard alleen maar buitgemaakt in de meest winstgevende bedrijfstakken. Dat zijn niet langer landbouwproducten, het zijn zelfs geen luxegoederen, het zijn tot de dood verslavende drugs, wapens en oorlogen.
Alle superrijken hebben oorlogen nodig om zichzelf in stand te kunnen houden. De oorlog tegen de honger raakt allang hun koude kleren niet meer en die tegen de ziekten gaat stilaan ook behoren tot lang vervlogen tijden: in tegendeel wordt honger als een wapen verhandeld en voor ziekten geldt hetzelfde, zoals iedereen kon getuigen in de recente pandemie. Vandaag wordt de strijd om het monopolie over alles, het bezit van alle aardse rijken of dus de strijd voor het bekleden van de stoel van de duivel op aarde beslecht met wat onvergelijkbaar veel meer opbrengt dan al het voorgaande en dat is alleen nog geweld, oorlogsgeweld.
De dood maakt bang, het toneel van het front schildert de gruwel voor ieders ogen en de oplossing, aldus de superbelegger, bestaat in de aankoop van wapens. Godbetert wapens tegen de dood. Het heet heel leuk 'defensie' en wie het anders voorstellen, bezondigen zich aan het verspreiden van desinformatie. Wapens, defensie: het is volgens het officiële nieuws dat wat ervoor zorgt dat wij met z'n allen op onze beide oren kunnen slapen. Vooral dan de beleggers.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 17 juli 2025)
16-07-2025
Achter de coulissen - Aflevering 2. Van pandemie naar panmilitarisme
Achter de coulissen
Aflevering 2. Van pandemie naar panmilitarisme
Naar aanleiding van een groot aantal gevallen van longontsteking welke geassocieerd werden met een coronavirus dat zich bleek te verspreiden vanuit de Chinese universiteitsstad Wuhan, hield het Health Security Committee of de gezondheidsraadvan de E.U. op 17 januari 2020 een audiobijeenkomst. Daags nadien werden reizigers met bestemming Wuhan gewaarschuwd. Op 22 januari werd gesproken over een virus waarvan gezegd werd dat het niet gemakkelijk zou overspringen van de ene mens naar de andere. Maar na een eerste besmetting in Europa (in Frankrijk) werd het Outbreak Management Teamgealarmeerd en vanaf 27 januari was de meldingsplicht van kracht. Na verdere gevallen in Europa werd op 30 januari gesproken over een internationale noodsituatie en daags nadien werd quarantaine aangewend. Net zoals bij de pestuitbraak in de veertiende eeuw, kreeg Italië er het eerst van langs en hallucinante beelden van een stilaan wereldwijde lockdown alsook horrorscenario's van opeen gestapelde lijkkisten gingen de wereld rond. Vanaf maart werden ongeziene maatregelen van kracht zoals het verbod op handen schudden, de anderhalvemeterregel, de sluiting van horeca, scholen en kinderopvang, het thuiswerk, de telefonische doktersraadpleging. Vanaf maart werden ook enkele sterfgevallen toegeschreven aan besmetting met het coronavirus, al ging het steeds om hoogbejaarden met achterliggende aandoeningen. Risicogroepen zoals bejaarden werden beschermd door fysieke contacten met de buitenwereld te verbieden. Vanaf juni werden mensen op corona getest. In oktober kwam een tweede coronagolf. In december werd in de E.U. een eerste vaccin goedgekeurd, in januari 2021 volgde een tweede, dan een derde, in maart een vierde. Er kwam massavaccinatie op gang met een discussie over certificaten want vaccinatie was niet mis te verstaan ook een miljardenbusiness. In oktober waren driekwart van de burgers in de E.U. gevaccineerd. Het virus differentieerde zich en hervaccinaties ('boosters') drongen zich op. Maar er doken ook tegenstanders op van de massavaccinatiepraktijk; zij werden over dezelfde kam gescheerd als de complotdenkers en er werd weerwerk geboden tegen zogenaamde desinformatie. Over de politieke aanpak van de crisis doken steeds meer kritische stemmen op en niet in het minst bij de artsen zelf waarbij onderzoek aantoonde dat de helft van hen overwogen heeft om het beroep op te geven. Waarnemers zagen hoe politici de crisis gingen misbruiken om de eigen macht te verstevigen en er werd gewag gemaakt van een ontluikend totalitarisme, waarbij de genomen maatregelen volgens sommigen verkapte voorbereidselen waren voor een nieuwe wereldoorlog. Toeval of niet maar op 24 februari 2022 viel Rusland Oekraïne binnen na een Europese vrede die zevenenzeventig jaar had standgehouden!
Het is een feit dat de wereld momenteel de overgang maakt naar de algemene oorlogsmodus en ofschoon de inval van de Russen in Oekraïne wordt aangewezen als de trigger daarvan, is het veel waarschijnlijker dat niet een regionaal conflict dat tenslotte al decennia aansleept tot de huidige wereldwijde militarisering heeft geleid maar wel de pandemie en meer bepaald de politieke aanpak ervan.
De overgang van vrede naar oorlog is een zaak van overschakeling van de ene (oeroude biologische) modus naar de andere en die verandering gebeurt niet en nooit als een resultaat van rationeel overleg omdat het een kwestie is die zich afspeelt op het niveau van onze meest primitieve impulsen in de hersenstam, de reptielhersenen, waar zich het gemoed situeert en waar nog lang geen sprake is van de neocortex, het verstandelijk overleg, de cultuur of de taal. De algemene wereldwijde vijand van de menselijke soort die ons systeem gealarmeerd heeft, was geen vreemde natie maar een van de kleinste levende wezens, met name een virus.
Of dat virus gestuurd werd door mensen en dan meer bepaald door een vijandige natie in het kader van biologische oorlogsvoering, maakt hier weinig verschil. Het gaat erom dat de effecten van de pandemie, alvast bij de aanvang én door toedoen van de perceptie en de uitvergroting door zekere potentaten, in bepaalde prehumane compartimenten van ons humaan systeem hebben huisgehouden waar zij de schakelaar die al langer dan driekwart eeuw op de vredesmodus stond, op de oorlogsmodus hebben gezet.
Het virus zelf bleek achteraf nog onschuldiger dan de jaarlijkse griep maar het kwaad was al geschied: onze soort was al overgeschakeld op de oorlogsmodus en de plot van de hele historie bestaat erin dat in dit geval de vijand een virus en dus onzichtbaar is, waardoor volstrekt onberedeneerd men naar een zichtbare vijand is gaan zoeken, die men uiteraard gevonden heeft of meent te hebben in aloude en tot op dat ogenblik in slaapmodus verkerende rivalen van de menselijke soort.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 juli 2025)
15-07-2025
Achter de coulissen
Achter de coulissen
Omdat hij de vernietiging is van alles wat met liefde werd opgebouwd maar vooral omdat hij aan onze kinderen het leven ontneemt in ruil voor een graf, is er geen mens die de oorlog wil: geen Rus, geen Europeaan, geen Amerikaan, geen Aziaat, geen Afrikaan, geen Oceaniër.
Op de vraag waarom antwoordt de collage Oorlog en lijken, de laatste hoop van de rijken: een hyena met hoge hoed en kruis op de borst vertrappelt de lijken op het slagveld. Want arme mensen drijven handel in brood maar verlichte geesten volgen Voltaire en slijten wapens.
Gangsters likken de hielen van de duivel voor het meesterschap over de aarde; zij verraden het volk en vergaderen als de tijd van hun oogst gekomen is.
Zij polariseren de wereld, creëren een vuurlinie en verkopen je je eigen dood als 'de job van je leven'. Gehersenspoeld door hun pausen en onder de vlag van defensie, worden onze kinderen van alle kanten naar de frontlijn gelokt om daar elkander te verminken.
Dat daartoe wapens nodig zijn, lijkt alleen maar een bijkomstigheid - echter niet voor de beleggers wiens lach nu breder wordt dan in de tijd dat zij nog brood verhandelden. Bijkomstig blijken de algehele vernieling, de verminking en de dood.
Bommen, raketten, tanks, mijnen, atoomwapens: de judassen van de politiek slijten ons de moordtuigen voor de prijs van ons hele hebben en houden, incluis ons allerkostbaarste bezit.
Achter de coulissen verdelen monsters de buit.
(J.B., 15 juli 2025)
14-07-2025
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Vierde gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Vierde gesprek
– Omsk Van Togenbirger, u introduceert het begrip 'geest' maar het 'scheermes van Ockham' gebiedt dat de meest eenvoudige verklaringen de voorrang verdienen: waarom dat begrip, als een verklaring van het leven mogelijk is met alleen maar het stoffelijke beginsel?
– Sta mij toe om eerst op te merken dat het scheermes weliswaar iets waarachtigs is maar even mooi klinkt het principe dat het hemd nader is dan de rok en dan zou u met bisschop Berkeley kunnen inzien dat de stof overbodig kan bevonden worden en dat dan alles verklaarbaar wordt vanuit alleen maar de geest. Maar afgezien daarvan: het punt is hier, mijn beste, dat er voor het leven helemaal geen verklaring bestaat en al zeker niet vanuit de opvatting dat het karakter van de werkelijkheid materieel is: dat is niet alleen onzin, het is klinkklare onzin.
– Daarover bestaat nochtans een consensus onder een meerderheid van wetenschappers...
– Volgens een meerderheid van Amerikanen is Donald Trump de uitgelezen man om de wereld te leiden. Neen, ik vrees dat u hier andermaal het punt mist: het is niet aan wetenschappers om een consensus te hebben over de aard van de werkelijkheid; dat is niet hun taak, dat is geen onderwerp dat door de wetenschappen wordt behandeld, het is een kerntaak van de filosofie. In eender welke wetenschap vertrekt men van aannames en die verschillen onderling; men kan niet aan wetenschap doen zonder de aannames van de wetenschap in kwestie te erkennen.
– Dat is duidelijk, ja.
– Ik ga kort door de bocht als ik zeg dat bijvoorbeeld de klassieke westerse geneeskunde aanneemt aan dat alles verklaarbaar is met alleen maar stof, maar eigenlijk moet zij daarvan uitgaan van zodra haar therapieën materieel-energetisch van aard zijn. Het is de Trumpistische wereld die dat zo wil om redenen van economische verhandelbaarheid want in een kapitalistisch systeem is geneeskunde ook en vooreerst big business.
– Onvermijdelijk...
Pas op, ik beweer niet dat filosofen geen rekening moeten houden met wetenschappelijke bevindingen - de wetenschappen spruiten voort uit de filosofie en iedereen is eraan gehouden om rekening te houden met principieel alles - maar die bevindingen moeten wel relevant zijn.
– Relevant?
– Ja, betekenisvol: ze moeten betrekking hebben op de werkelijkheid.
– Dat lijkt mij nog wat duister. Kunt u dat illustreren?
– Neem de algebra als uitgangspunt. Dat is geen wetenschap, het is een 'spel' dat aangewend wordt in de wetenschappen, maar goed, dit is louter illustratief. Volgt u?
– Jawel.
– Kunt u loochenen dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf?
– In geen geval.
– En waarom bent u daar zo zeker van?
– Wel, ik zei bijna: omdat het wetenschap is... maar de algebra is geen wetenschap, zei u zopas.
– Neen, maar de reden waarom u niet kan loochenen dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf, ligt in het feit dat de beoefening van de algebra zekere aannames veronderstelt. In dit geval zijn dat de zogenaamde axioma's van Peano. Ik zal dat hier niet uitleggen en ik versimpel de zaken.
– Graag...
– Het gaat om spelregels die vaststellen wat natuurlijke getallen zijn en hoe hun rij gevormd wordt. We vertrekken bij nul en door bij nul eentje op te tellen, bekomen we twee en zo verder de hele rij. Er moet bijvoorbeeld ook worden vastgelegd wat gelijkheid is en zo meer. De bewerkingen, zoals de optelling, moeten vanzelfsprekend ook worden vastgelegd. Maar eenmaal dat alles bepaald werd, werkt de algebra, wat wil zeggen dat voor iedereen altijd zal gelden dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf. Of dat zes maal zeven, tweeënveertig is. Het spel is dan voor iedereen altijd hetzelfde, wat wil zeggen dat de algebra bestaat. En dat ze bestaat, betekent dat ze bestaat voor al degenen die haar beginselen aannemen. Ze staat dus niet op zichzelf zoals een boom maar wel zoals een spel, ze vereist dus nog altijd spelers. Akkoord?
– Dat begrijp ik.
– René Descartes, die ook een wiskundige was, spreekt op een bepaald ogenblik over een spook dat hij ontwaart terwijl hij nadenkt over de wiskunde. De wiskundige waarheden, zo zegt hij, zijn zodanig waar dat ze ook waar zijn in de droom. Ze zijn waar in de werkelijkheid maar ook in de droom geldt dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf en dat de som van de hoeken van een driehoek gelijk is aan honderdtachtig graden. Men kan dus in de werkelijkheid geen driehoek vinden met een hoekensom die verschilt van honderdtachtig graden maar men kan dat ook niet dromen, begrijp u? Dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan zeven, kan ook in de droom niet kloppen. En ziet u wat de reden hiervoor is?
– Zegt u het maar.
– Het is de wiskunde om het even of zij in de werkelijkheid beoefend wordt of in de droom! Het maakt haar helemaal niets uit! De wiskunde staat helemaal niet in betrekking tot de werkelijkheid!
– Wat u nu zegt...
– De algebra bijvoorbeeld is een spel dat alleen maar naar zijn eigen aannames verwijst. Men kan erin opgaan en de illusie krijgen dat het gaat om een realiteit die buiten ons bestaat maar dat is bedrog. De algebra is dus niet relevant met betrekking tot de werkelijkheid.
– Vreemd...
– Het is niet vreemd, het is vanzelfsprekend. Nu, de rekenkunde kan wel benut worden in de wetenschappen die wél werkelijkheidswaarde kunnen hebben maar men moet zich ervan bewust blijven dat hier inductie in het spel is: wij leggen die dingen in de werkelijkheid, we proberen ze daar in te passen omdat we denken alles duidelijker te zullen maken maar soms werkt dat averecht. Nu zou het ons veel te ver brengen om ook hier over door te bomen maar het mag nu wel duidelijk zijn wat hier bedoeld wordt met relevantie.
– Nu hadden we het over het materialistisch wereldbeeld dat u onzin noemt.
– Ja, we hebben het over het fysicalisme en daaronder wordt iets verstaan dat in feite onmogelijk is: het fysicalisme is het 'filosofisch' wereldbeeld dat vertrekt van de aannames die ook in de fysica gelden. Maar u begrijpt dat eenmaal men van zekere aannames vertrekt, men die sowieso niet meer in vraag stelt!
– Uiteraard...
– Men bevindt zich dan ook niet langer op het terrein van de filosofie.
– Men bevindt zich op het terrein van de fysica?
– Van zodra men vertrekt van de aannames van de fysica en men gaat dat filosofie noemen, beweert men impliciet dat de filosofie niet bestaat. Men zegt dan eigenlijk dat de fysica de wetenschap is die naar de grondslagen van de werkelijkheid zoekt en dat alle vraagstellingen buiten dat gebied van geen tel meer zijn.
– Het einde van de filosofie?
– Wel, waar men de aannames van het spel niet meer in vraag mag stellen, worden zij verabsoluteerd, ziet u?
– Ja...
– We belanden dan omzeggens in een dictatuur. En merk nu op, mijn beste, dat we hier spreken over een geestelijke dictatuur.
– Wat een paradox!
– Een dictatuur die onder meer zegt dat er alleen maar stof bestaat: ruimte, tijd, materie, energie...
– En de geest is een product van de hersenwerking?
– Bijvoorbeeld. Maar u begrijpt dat dit de werkelijkheid wel bijzonder erg verarmt en ik wil alleen maar de vergelijking maken met het reduceren van alle dingen tot hun markteconomische waarde: alles is herleidbaar tot zijn prijskaartje, dat ook nog eens variabel is, zodat het respect voor de mens verdwijnt en dus ook de mens zelf, die in die optiek immers perfect verwisselbaar wordt, reproduceerbaar, vervangbaar. En dan, mijn beste, bestaat er ook geen enkele reden meer om geen oorlog te voeren. Om maar iets te zeggen.
– Maar we zijn al zover...
– Driewerf helaas.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 14 juli 2025)
13-07-2025
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Derde gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Derde gesprek
– Een geliefde sterft en bij wie achterblijven is zijn of haar afwezigheid aanwezig in de vorm van verdriet. Omsk Van Togenbirger: zou ik het zo kunnen stellen?
– U stelt het niet duidelijk genoeg. De afwezigheid waarvan sprake is een realiteit maar vanzelfsprekend geen stoffelijke realiteit. Die realiteit wordt door de achterblijvers gevoeld en is zelfs onvergelijkelijk veel voelbaarder dan de realiteit van iemand die stoffelijk aanwezig is. Bent u het daarmee eens? Bent u het ermee eens dat het verdriet over een overleden geliefde veel dieper graaft dan de aanwezigheid van een levende?
– Dat is onmiskenbaar het geval, ja.
– En bent u het ermee eens dat de afwezige onstoffelijk is?
– Uiteraard...
– Onstoffelijk zegt u, maar toch aanwezig: hij of zij is dus een geestelijke realiteit, akkoord?
– Als u het zo wilt uitdrukken, jazeker.
– De gestorvene is een geestelijke realiteit of kortweg een geest.
– Maar geesten bestaan toch niet...
– Ach, voor mijn part mag u een ander woord gebruiken om die onstoffelijke realiteit aan te duiden, het maakt zelfs niet uit welk woord, maar waarom een ander woord gebruiken als het woord 'geest' al duizenden jaren in gebruik is?
– Gaat het hier niet gewoon om een gedachte, een gedachte die aanwezig is in de achtergeblevenen die nog leven?
– En waarom zou u het zo opvatten?
– Omdat zonder die achterblijvers helemaal geen sprake kan zijn van de geest van de door hen geliefde!
– Dat is waar maar dat geldt evenzeer voor wie nog in leven zijn.
– Wat bedoelt u?
– Wat ik zeg. Niemand bestaat op zichzelf. Wij bestaan allemaal bij de gratie van degenen voor wie we bestaan en pas via die erkenning door anderen bestaan we ook voor onszelf.
– Is dat zo?
– Zeer zeker. Mensen zijn relationele wezens. Zonder onze relaties verdwijnen wij. Als we voor niemand meer bestaan, bestaan we ook niet meer voor onszelf.
– Daar zegt u wat! Kunt u dat ook hard maken?
– Om te kunnen bestaan, moet men bestaan voor anderen, en dus in de gedachten van anderen, in de geest van anderen, pas via die weg bestaan we ook voor onszelf. Gedachten immers zijn niet niets, zij vergen taal en taal vergt communicatie, communicatie vereist communicanten, mensen die tot elkaar in relatie staan.
– Dat lijkt mij moeilijk te bewijzen.
– Over Kaspar Hauser hebt u wel al gehoord?
– Jazeker...
– Het is bijzonder moeilijk om hier tot daadwerkelijke bewijzen te komen om redenen die u wel zult begrijpen. Mensen die van alle anderen afgesneden zijn, bestaan waarschijnlijk niet en kunnen waarschijnlijk ook niet bestaan maar dat neemt niet weg dat de stelling dat wij relationele wezens zijn alsnog ernstig moet genomen worden.
– U zegt dus dat zowel de levenden als de overledenen in de eerste plaats bestaan in de geest van anderen?
– Zowel de stoffelijken als de niet meer stoffelijken. En dat komt doordat niet alleen de onstoffelijken maar ook de stoffelijken een geest hebben.
– Onze geest is dus het belangrijkste voor ons bestaan?
– Dat is wat kort door de bocht. Maar inderdaad, leven is bezielde materie. Het verdwijnen van de ziel resulteert in de dood, niet het verdwijnen van het stoffelijke.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 juli 2025)
12-07-2025
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Tweede gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Tweede gesprek
– Omsk Van Togenbirger, als ik u goed begrijp, zegt u dat wie om een geliefde rouwt, zich dat verdriet ter harte moet nemen en wel omdat het in de plaats gekomen is van de geliefde die er niet meer is?
– Wat vindt u van iemand die geen verdriet heeft over de dood van een geliefde?
– Een onmens.
– Maar kunt u van iemand houden die niet bestaat?
– Onmogelijk!
– En bent u het ermee eens dat men bereid is om te lijden voor iemand van wie men houdt?
– De bereidheid om voor iemand offers te brengen lijkt mij de definitie zelf van liefhebben.
– Wie niet bestaat, kan men niet beminnen en voor een onbestaande kan men ook niet lijden. Toch vindt u dat alleen een onmens geen verdriet heeft? Dus moet de betreurde nog bestaan.
– Dat klinkt logisch maar ik snap het toch niet.
– Wat snapt u niet?
– Dat de betreurde nog zou bestaan.
– Hij is getransformeerd in uw verdriet.
– Dat leed wordt dan veroorzaakt door de aanwezigheid van de afwezige, “la présence de l' absence”, zoals men zegt?
– De afwezigheid van de betreurde staat niet op zichzelf, zoals ook wie achterblijven niet op zichzelf staan want mensen zijn relationele wezens. De afwezigheid van de ene veroorzaakt een gemis bij de andere en dat gemis is een realiteit. Maar die realiteit bestaat niet in de wereld van de stof: het is een puur geestelijke realiteit. Dat de betreurde zich getransformeerd heeft in uw verdriet, betekent dat hij of zij een puur geestelijke realiteit geworden is.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 juli 2025)
Oorlogsmodus - Aflevering 15: Barbarij en banalisering
Oorlogsmodus
Aflevering 15: Barbarij en banalisering
Kenmerkend voor de oorlogsmodus is de barbarij of de wreedheid maar die kan nog worden versterkt door ze te banaliseren, wat wil zeggen dat men ze voorstelt als normaal en dus als helemaal niet wreed, wat inhoudt dat men tegenover de wreedheid volstrekte onverschilligheid creëert. Primo Levi, die de uitroeiingskampen van de nazi's overleefde, noemde de onverschilligheid een nog groter kwaad dan de Shoah zelf, precies omdat de onverschilligheid een banalisering van de wreedheid en dus een versterking daarvan in de hand werkt.
Eenmaal lui die ellebogen missen aan de macht komen, krijgen alle bruten vleugels en moeten de burgers zich massaal verbergen omwille van hun veiligheid omdat bij brutaliteit of respectloosheid alle afspraken met de voeten worden getreden - ook deze die de veiligheid waarborgen. Bruten zijn er overal en ook massaal maar zolang in een staat de orde kan worden gehandhaafd, roeren zij zich niet omdat zij voor bestraffing vrezen en voor de afkeuring vanwege het publiek. Ergens zijn zij vergelijkbaar met gevaarlijke honden die echter aan de ketting liggen; zelf hebben zij geen geweten, zij gehoorzamen hun meesters; slagen zij erin om medestanders aan de macht te brengen, dan worden de kettingen verbroken. Dit zou enigszins demoniserend kunnen klinken maar de realiteit overtreft ook hier de stoutste fantasie: de nazi's gedroegen zich niet alleen als honden, zij richtten ook honden af die op bevel volgens hun willekeur gevangenen in de werkkampen levend verscheurden terwijl zij er op toekeken samen met andere gevangenen aan wie zij aldus 'een lesje wilden leren'. Volgens journalisten die inmiddels wegens hun berichtgeving hierover werden omgebracht, zoals onder meer de Russische schrijfster van de Novaja GazetaAnna Stepanovna Politkovskaja, doen de bendes van de door Poetin op handen gedragen Ramzan Kadyrov in het huidige Tsjetsjenië dit nog steeds.
Van banalisering van het kwaad is sprake van zodra de andere kant wordt opgekeken als het zich voordoet, van zodra er door niemand meer tegen gereageerd wordt, van zodra de angst om door de brute kudde uitgestoten of aangevallen te worden, maakt dat men zich zwijgzaam schaart achter wie de brutaliteiten voltrekken. Het kwaad wordt gebanaliseerd als men het gaat vertikken het te benoemen. Het kwaad wordt gebanaliseerd waar ondergeschikten de hielen gaan likken van wie het voltrekken: op die manier komen de hielenlikkers aan hun promotie waaraan dan niet alleen het bloed van enkelingen kleeft maar tevens het spreekwoordelijke heetste hartenbloed van al wie garant hebben gestaan voor de beschaving en voor de toekomst van de komende generaties.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 juli 2025)
11-07-2025
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood - Eerste gesprek
Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Eerste gesprek
– Omsk Van Togenbirger, zou ik u andermaal om raad mogen vragen?
– U denkt dat ik wijs ben maar wellicht vergist u zich: ik ben oud, dat is alles. Maar goed, vraag maar, waarover gaat het? Als het met mijn hoge leeftijd te maken heeft, kan ik u misschien een beetje vooruit helpen. Wat is de kwestie?
– Ja, het heeft wat te maken met uw hoge leeftijd, met ervaring eigenlijk, met tijd. En met verlies.
– Verlies? Ja, dat heeft wat gemeen met de oude dag, inderdaad. U ziet er bedrukt uit. Wat is er?
– Men heeft ons altijd verteld... van toen wij nog kinderen waren... over de toekomst...
– Ja?
– We moesten ons best doen op school, ons voorbereiden op later... Het was alsof wij moesten leren trappen lopen, of alsof alles altijd vooruit zou gaan, alsof er een bestemming was, een doel waarvan wij als kind nog niets begrepen maar we geloofden het: we dachten dat we ons moesten voorbereiden op iets dat komen zou...
– Ja en?
– Wel, we deden ons best, soms ook niet, maar we werkten, we werkten soms heel hard, om vooruit te kunnen gaan... We leerden een en ander, kregen een aantal zaken onder de knie... we spaarden, we installeerden ons, sommigen kregen kinderen, en dan begon de tijd te hollen... en wat dan gebeurde...
– Wat gebeurde er?
– Wat dan gebeurde, was eigenlijk het tegenovergestelde van wat men ons verteld had, of zo voelde het toch aan...
– Ja?
– Jazeker, want we verloren allerlei zaken: gezondheid, werk, bezittingen, en ook mensen, geliefden. Velen van ons stierven, en wie in leven bleven, moesten zien hoe hun geliefden dood gingen.
– Ja, zo gaat dat.
– We worden ouder, en we vragen ons af: waar blijft die bestemming waarvoor we ons best moesten doen? We worden alleen maar gestraft met verlies. En nog het meest met het verlies van geliefden. Sommigen onder ons sterven dan van verdriet, anderen worden ziek, zij kunnen het leven niet meer aan, zij verlangen eigenlijk naar het einde van het lijden.
– Ja?
– Wat moeten we dan met het verlies? Het is ondraaglijk, het houdt niet op. Wat moeten we doen? We zijn ten einde raad, we kunnen niet meer. Of bestaat hier helemaal geen antwoord op? Werden wij voorgelogen en vallen ons nu gewoon de schellen van de ogen? Kunnen we niets anders doen dan vaststellen dat het gedaan is, dat het allemaal eindig is, dat het geluk een illusie was en dat men ons allerlei dingen heeft verteld, beloofd eigenlijk, uit medelijden, omdat men wist wat komen zou, omdat men de onwetendheid waarin wij verkeerden zo lang mogelijk wilde rekken? Ja, men wilde ons onwetend houden. Het geluk blijkt te bestaan uit het niet kennen van het ongeluk, maar op een dag kunnen we er niet meer naast kijken...
– Ja, en wat is nu concreet uw wens?
– Wat moet iemand doen die zijn geliefde kwijt is, die verdriet heeft en die daar geen einde meer aan ziet? Ik vermoed dat u zult zeggen dat geduld een schone deugd is maar daarmee kunt u helaas geen troost bieden, zo wordt gevreesd.
– Dat is waar.
– Zo, wat moet iemand doen die zijn geliefde mist en die weet dat hij die nooit meer zal terugzien? Nooit meer. Nimmer. Bij mijn beste weten bestaat daarvoor geen oplossing.
– Dat is waar.
– Wel, wat moet iemand doen in dat geval?
– Om te beginnen moet men de oplossingen die door sommigen worden verkocht, niet kopen want op die manier is men alleen zijn geld kwijt. Ik bedoel: de therapieën, de medicatie, de religie, de fotoalbums, om maar iets te zeggen, de bezigheden, de zelfhulpgroepen, de praatstonden en noem maar op.
– Wat dan wel?
– Men moet zich realiseren, als men iemand verliest en heel hard mist, dat het verdwijnen van die persoon niet het enige is wat men toegeworpen krijgt.
– Neen dan?
– Wel neen. Er komt wat in de plaats.
– Wat dan wel?
– Verdriet!
– Inderdaad maar waar wilt u naartoe?
– Veel mensen willen dat verdriet niet!
– Natuurlijk niet!
– Maar zo natuurlijk is dat niet, mijn beste.
– Hoezo?
– Misschien is het wel natuurlijk, maar het is niet vanzelfsprekend.
– Ik begrijp u niet.
– Wat doet men als men rouwt? Wat raadt men de mensen die rouwen aan?
– Om er met hun naasten over te spreken, het verdriet te delen...
– Juist. Maar denkt u dat het ook goed is om dat te doen?
– Waarom zou men het dan aanraden?
– Ah, u denkt dat het wel goed moet zijn, aangezien men het u aanraadt? Maar dat is helemaal geen logische gedachtegang! Wat zou u ervan denken om eens de mogelijkheid te bekijken dat het helemaal niet goed was om erover te praten?
– En waarom zou dat niet goed zijn, erover praten?
– Weet u waarom men er over praat?
– Om het te kunnen relativeren.
– Jazeker, en wat gebeurt er dan?
– Geen idee.
– Het verdriet wordt afgevlakt en als men er maar genoeg over vertelt, gaat men geloof beginnen hechten aan de dingen die men zegt en dwaalt men geleidelijk maar zeker van de zaak af: het verdriet verdwijnt! Niet helemaal natuurlijk maar als men maar genoeg praat, als men er maar genoeg woorden bij betrekt, begint men zich te verliezen in een eigen verhaal over zijn verdriet en als men daar dan ook nog eens geloof gaat aan hechten, speelt men zijn verdriet op den duur ook helemaal kwijt!
– Was dat dan niet de bedoeling?
– Herinner u wat we zopas gezegd hebben: het verdriet is wat er in de plaats komt van de geliefde.
– Ja, en?
– De geliefde is dus niet weg: hij of zij is veranderd in uw verdriet.
– Dat begrijp ik niet.
– Het is nochtans niet zo moeilijk. Iedereen die een geliefde verliest, krijgt in de plaats verdriet, nietwaar?
– Inderdaad.
– Er is dus heel duidelijk een verandering gebeurd en die verandering voltrekt zich bij iedereen die een geliefde verliest. De geliefde is niet zomaar weg, zoals we zopas zegden: er is dat verdriet in de plaats gekomen. Nu wil men dat verdriet niet, men probeert het kwijt te spelen door te praten, door medicatie, door therapieën en zo meer, maar dat is volgens mij niet de goede manier om ermee om te gaan: we moeten leren begrijpen dat het verdriet in de plaats gekomen is van de geliefde en dat het dus de transformatie van de geliefde is, ziet u?
– Neen...
– Het verdriet is de geliefde in een nieuwe vorm. U ziet toch wel in dat het geen zin heeft om geen verdriet te willen hebben?
– Ja...
– U kunt er niet aan uit, zoals u er ook niet aan uit kunt dat de geliefde er niet langer is. U begrijpt toch dat het geen zin heeft om te wensen dat de geliefde terugkomt?
– Ja, dat begrijp ik...
– Maar het is pas als u ophoudt het onmogelijke te wensen, dat u zult inzien dat er iets in de plaats gekomen is: het verdriet.
– Ja...
– En wat kan het verdriet dan anders zijn dan de geliefde in zijn of haar nieuwe verschijningsvorm?
– U gaat me toch niet vertellen dat het verdriet om een verloren geliefde niets anders is dan die geliefde in een nieuwe vorm, een verrezen dode als het ware?
– Is het dan niet voor iedereen zo, dat in de plaats van het verlies, het verdriet komt? Of laat ik het zo zeggen: dat het verdriet altijd komt waar de geliefde verdwijnt?
– Dat is waar, en dan?
– Het verdriet is alles wat wij hebben, we moeten er dus niet naar streven om het kwijt te spelen want de geliefde komt sowieso niet in de plaats terug: als we het verdriet om de geliefde kwijtspelen, hebben we helemaal niets meer!
– U bedoelt dat we het verdriet moeten koesteren?
– Zeer zeker!
– Maar dat doet pijn!
– Beminnen doet pijn.
– Ik begrijp het nog steeds niet.
– Het verdriet is niet wat het lijkt. Het lijkt gewoon een leed en natuurlijkerwijze willen we ons daarvan bevrijden maar dat is het niet!
– Hoezo?
– Het is een leed vanwege de liefde: de liefde wordt gewogen middels het leed, dat weet u toch?
– Ja, maar ik zie het verband niet.
– Hoe meer we van iemand houden, des te meer zijn we bereid om voor die persoon te lijden, zo is het toch?
– Zeer zeker!
– En is verdriet leed?
– Wat zou het anders zijn?
– Waarom lijden we?
– Omdat we van de gestorvene hielden.
– Neen: we lijden omdat we van de gestorvene houden. Niet hielden maar nog steeds houden. Dat is een heel verschil.
– Dat versta ik niet.
– Indien we hadden opgehouden van die persoon te houden, dan zouden we niet langer lijden, akkoord?
– Dat lijkt me logisch.
– Aangezien we alsnog lijden, en zelfs veel meer dan toen die persoon nog in leven was, betekent dit dat we nog steeds van die persoon houden, nietwaar?
– Zo is dat, ja.
– Maar kunnen we houden van iemand die niet bestaat?
– Neen, dat zal geen mens die bij zijn zinnen is, doen.
– En zijn degenen die lijden omwille van dat gemis dan niet bij hun zinnen?
– Juist wel! Pas indien zij onverschillig waren, zou men over hen kunnen zeggen dat ze niet bij hun zinnen waren!
– Dan is er maar één conclusie.
– De geliefde leeft nog?
– Het werkwoord leven zou ik niet gebruiken, ik zou veeleer spreken over bestaan: het verdriet maakt ons duidelijk dat de geliefde, aangezien onze liefde niet heeft opgehouden, getuige ons leed, nog op de een of andere manier bestaat.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 11 juli 2025)
Oorlogsmodus - Aflevering 14: Brutaliteit
Oorlogsmodus
Aflevering 14: Brutaliteit
Het is een ingetrapte deur om te zeggen dat het gedrag van de oorlogvoerende wereldheersers van vandaag gekenmerkt wordt door ongeremde brutaliteit, al moet hier worden aan toegevoegd dat niet alleen de naaste medewerkers van de potentaten de andere kant op kijken en de hielen likken van deze laatsten: ook de lagere echelons meesmuilen mee, incluis de media die (conferatur Chomsky & Herman) sinds oudsher leugens verkopen en derhalve hun titel van 'de vierde macht' allang zijn kwijtgespeeld.
Brutaliteit is gedrag met afwezigheid van respect, gedrag zonder 'omzien naar'. Men doet alsof gemaakte afspraken helemaal niet bestaan. Men veronderstelt zaken die manifest onwaar zijn, men handelt alsof ze wél waar zijn en wel in die mate dat men verwacht van anderen dat ze, onder druk van zekere vormen van dwang of van geweld, hetzelfde doen.
Een bijzonder geval van brutaliteit is de samenzwering, waarbij men in weerwil van de waarheid onderling overeenkomt om (vaak met het oog op eigen voordeel) aan iemand zekere rechten te ontzeggen alsof hij die helemaal niet had. Door in groep te handelen, probeert men bij zichzelf de overtuiging te versterken dat men het bij het rechte eind heeft en jammer genoeg slaagt men er dikwijls in om, door het been stijf te houden, ook het slachtoffer, althans tijdelijk, zodanig te overdonderen dat hij gaat geloven dat zijn belagers het recht aan hun kant hebben. Door die complexe maar algemeen gangbare psychologische realiteit gaan bijvoorbeeld mensen met een zwarte huid nu nog geloven dat zij minder mens zijn dan mensen met een blanke huid en dat geldt voor alle vormen van onterechte discriminatie.
Een andere psychologische realiteit maakt dat een leugen beleden door een meerderheid een schijn van waarheid verkrijgt die zo groot kan zijn dat zij in staat blijkt om de waarheid beleden door een minderheid of door een enkeling, in haar schaduw te stellen en het is door die realiteit dat op structurele gronden de democratie onvermijdelijk onrecht herbergt. De onrechtplegers weten dat zij aan het bedriegen zijn maar ofschoon zij geen gelijk hebben, vertrouwen zij er op dat zij er alsnog zullen in slagen om dat gelijk afgeperst te krijgen. Zij rekenen er op dat wie het onrecht zien, het niet zullen aandurven om van de waarheid te getuigen en dat zij de andere kant zullen opkijken.
Dat laatste is dikwijls het geval waar de plegers van onrecht de wet aan hun kant hebben: zij plegen onrecht maar niemand kan hen ook maar iets verwijten omdat niemand hen ervan kan beschuldigen dat zij tegen de wet zouden handelen. Zij handelen dan wel volgens de letter van de wet maar tegen haar geest.
Waar sprake is van kuddegeest, wordt precies die brutaliteit bedoeld van het respectloos liegen en bedriegen voor eigen gewin die wordt aangemoedigd door de malafide verwachting dat de rechtvaardigen zullen bezwijken voor de dwang en voor het geweld die gehanteerd worden door de onrechtplegers.
Brutaliteit maakt medeplichtig aan het onrecht maar ook aan de gevolgen ervan, welke enerzijds bestaan uit de schade berokkend aan de slachtoffers maar anderzijds maakt zij ook medeplichtig aan geweldpleging waarvan hoe dan ook gebruik gemaakt moet worden, hetzij door de direct betrokkenen hetzij door derden, om de dreiging kracht bij te zetten omdat die anders haar effectiviteit verliest.
Wie zich scharen achter zulke vormen van onrechtpleging, zullen gebeurlijk zelf geen geweld gebruiken maar dat neemt niet weg dat zij medeplichtig zijn aan het geweld van medestanders die immers de genoemde effectiviteit van de gewelddreiging garanderen. Het zwijgen maakt medeplichtig omdat het in het wezen van de waarheid vervat zit dat die tot spreken noodzaakt.
Het is met andere woorden de natuur zelf van de waarheid dat zij doet spreken, wat betekent dat wie er in het aanschijn van de waarheid het zwijgen toe doen, handelen tegen de natuur van de waarheid in, wat hetzelfde is als liegen. Uiteraard is het ook zo dat de leugen verbonden is met het geweld en met de doodslag omdat dit de stok achter de deur is waarmee de leugen zich sterk maakt; dit zijn de middelen waarmee de leugen zich een weg baant door de wereld.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 11 juli 2025)
10-07-2025
Gorecki symf 3
Gorecki symf 3
Oorlogsmodus - Aflevering 13: De massa-dictatuur en de oorlog
Oorlogsmodus
Aflevering 13: De massa-dictatuur en de oorlog
Elitarisme, paternalisme, vrijheid en dictatuur: het zijn zwaar beladen en ook bijzonder ambivalente begrippen met vele onderling strijdige tentakels en zo is het Latijns-Amerikaanse volk dat door Paolo Freire in diens Pedagogia do Oprimido (1967-1968) wordt verdedigd tegen de daar door de V.S. gesteunde dictaturen, totaal verschillend van de opstandige (Europese) horden die bekritiseerd worden door de Madrileen José Ortega Y Gasset (1883-1955) die La Rebelion de la Masas (1926) veertig jaar eerder als artikelenreeks in de krant van zijn ouders publiceerde ter verdediging van een hoogstaande beschaving die door zekere enkelingen wordt geschraagd.
De verdrievoudiging van de Europese bevolking (van 180 naar 460 miljoen) in amper een eeuw (namelijk tussen 1800 en 1914) door Orega Y Gasset toegeschreven aan het tweespan van techniek en liberale democratie, heeft de door Nietzsche voorziene nihilistische horden der barbaren in het zadel geholpen: zij hebben alle macht maar kunnen niet besturen omdat zij niet eens in staat zijn om zichzelf te beheersen.
Ondankbaar zoals verwende kinderen weten zij het verleden dat hen gebracht heeft waar ze zijn, niet te waarderen, in hun arrogantie willen zij alle rechten maar geen plichten en zij geven de vrije teugel aan alle driften en begeerten.
Het kwaad schuilt daar waar de massa der barbaren die niet kunnen luisteren maar wel hun zegje over alles moeten hebben, de (onafhankelijke, vrije, ascetische) enkelingen verdringen en hen de banaliteit opleggen.
Zij beseffen niet dat de basis van de beschaving in de naastenliefde zit, in het altruïsme en in de inschikkelijkheid, de openheid en de gastvrijheid, het pluralisme, noodzakelijk voor de culturele bloei. Zij kennen de geschiedenis niet en dreigen te vervallen in de monotonie, de eenheidsworst van het fascisme, met een zedelijk verval dat door José Ortega Y Gasset werd voorzien binnen een tijdspanne van twee generaties.
Reeds onmiddellijk na zijn publicatie ging het nazisme woekeren in Duitsland en vandaag herhaalt zich het scenario in een wereld die zelfvoldaan is en die denkt dat het verleden iets is dat voorbij is en waarmee geen rekening meer moet worden gehouden...
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 juli 2025)
08-07-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 12: Paternalisme en dictatuur
Oorlogsmodus
Aflevering 12: Paternalisme en dictatuur
Wie zoeken naar een bepaling van paternalisme worden vaker op het verkeerde been gezet, zoals bijvoorbeeld het geval is met een definitie zoals men die terugvindt in Wikipedia: “Paternalisme is het beperken van de vrijheid (...) van een persoon (…) in naar wat wordt aangenomen [zijn] eigen bestwil (…) [mogelijks vanuit] (…) een (…) gevoel van superioriteit (...).”1Onvolledig en derhalve misleidend omdat (alvast in die algemene bepalingen) vaak gezwegen wordt over de aard van de voorwaarden die daarbij in het geding zijn.
Dat vaders zich ontfermen over het kroost, is maar hun plicht, maar de ruime meerderheid van de instanties die het bestuur over mensen trachten over te nemen, zijn helemaal geen vaders. Inzake de van start gegane derde wereldoorlog werd hier reeds gewezen op het feit dat het niet eens vaders kùnnen zijn die hun kinderen naar een oorlogsfront sturen en alvast niet daar waar zij zelf dat front hebben opgetrokken: in de wetenschap dat de oorlog het verlengstuk is van de (kapitalistische) economie, zijn het de slavendrijvers of de mensenhandelaars, degenen die het volk economisch uitbuiten (onder meer door het ertoe aan te zetten zichzelf te verkopen), die het naar de oorlog sturen van zodra, in het nadeel van de beheerders, de massa de economie ten laste dreigt te worden. Dit gebeurt heel vaak door genocide (zoals onder de nazi's maar bijvoorbeeld ook in Rwanda), men heeft ook geprobeerd dit medisch aan te pakken (zoals middels sterilisatieprogramma's of middels de aanpak van de coronacrisis maar ook via de promotie van onder meer abortus en euthanasie) maar de oorlog blijkt nog steeds het ultieme en beproefde 'redmiddel' in de betekenis bedoeld door John Heartfield.
Om mensen nu zo ver te krijgen dat ze zich gaan neerleggen op het offerblok aan de mammon dat het front wezenlijk is, moet de mammon, die in een democratie verschijnt als een in een clown vermomde dictator, er eerst in slagen zich aan zijn slachtoffers als een vader voor te doen en met dat oogmerk worden dan ook alle registers opengetrokken. Maar om op kandidaat-slachtoffers ook echt impact te kunnen krijgen, moet vooraf aan een andere voorwaarde worden voldaan: het volk moet namelijk tevens openstaan voor overheersing en de specifieke tactiek die met dat doel wordt aangewend, bestaat erin dat eerst en vooral aan mensen het zelfvertrouwen wordt ontnomen. Immers, onze natuur verbiedt niet zonder redenen om in anderen die niet onze eigen vaders of moeders zijn, meer vertrouwen te stellen dan in onszelf.
Het beroven van het volk van zijn zelfvertrouwen, zijn zelfredzaamheid en zijn natuurlijk vermogen om zichzelf te besturen en om aan principieel elke situatie het hoofd te kunnen bieden, wordt geruggensteund door de specifieke activiteit die zich nog het vaakst met de bijzonder misleidende benaming 'opvoeding' omhult. En de vernietiging van iemands zelfvertrouwen is een ingreep vergelijkbaar met de inslag van een bom: het gebeurt onmiddellijk en herhaaldelijk, middels het aanjagen van acute angst, het destabiliseren van de gemoederen, het in een toestand van twijfel of hysterie brengen van de slachtoffers die dan tot overhaaste beslissingen worden genoopt welke te maken hebben met de enkel schijnbaar 'vrijwillige' overdracht van de macht die men van nature over zichzelf heeft, naar anderen.
Macht over kinderen wordt verkregen door hen te laten geloven dat zij uit zichzelf niets zijn, niets weten en niets kunnen; macht over vrouwen wordt van oudsher verkregen door hen te brandmerken als het 'zwakke geslacht' zodat zij ertoe neigen zich te laten 'bijstaan' door mannen, die hen dan gaan overheersen, doorgaans met egoïstische motieven; de onderwerping van personen die heden zichtbaar worden gemaakt door hen onder te brengen in de LGBTQIA+-gemeenschap gebeurt door verbeten pogingen van 'paternalisten' om hen reeds in de puberteit te overtuigen van een 'abnormaliteit' welke zij zelf niet ten volle zouden begrijpen, zodat zij zich moeten laten bijsturen door anderen, waarbij het overbodig is te vermelden, dat van zodra die anderen voet in huis hebben gekregen, willekeur en machtsmisbruik vrij spel krijgen, denk maar aan de categorisering van de genoemde maar ook nog vele andere minderheden als 'lebensunwertiges Leben' en de 'Endlösung' die daarvoor bedacht werd.
Ook een heel volk verovert men door het eerst van zijn zelfvertrouwen te beroven en dit was (en is) het geval met alle kolonies van het westen, zowel de gekende en inmiddels (nog altijd fel ondermaats) bekritiseerde in de derde, als de minder zichtbare in de vierde wereld, waarbij de aldaar gehanteerde tactiek van ondermijning van het zelfvertrouwen werd in kaart gebracht door de Braziliaanse andragoog Paolo Freire met betrekking tot de onderwerping van het Latijns-Amerikaanse continent in diens Pedagogia do Oprimido (Pedagogiek van de onderdrukten)2 uit 1967-1968.
Daarin betoogt de volksbevrijder dat in een dictatuur het onderwijs wordt aangewend om het volk dom te houden, vooreerst door te onderwijzen in een volksvreemde taal. Er moet alfabetisering zijn, onderwijs moet gebeuren in de taal van het volk en moet emancipatie bevorderen: het moet aansluiten bij de ideeën die leven bij het volk. Paolo Freire werd gedwarsboomd: met de steun van de asociale V.S. kwam in 1964 in Brazilië een militaire dictatuur aan de macht die twintig jaar zou duren en Freire werd gevangengezet en week daarna uit naar Chili en Mexico om pas in 1980 naar Brazilië terug te keren maar zijn ideeën overleefden de coup.
In zijn boek stelt Freire vast dat mensen bang zijn voor vrijheid, bang om de bestaande gang van zaken te veranderen. De bevestiging van de eigen menselijke identiteit is cruciaal maar die wordt gedwarsboomd - een ontmenselijking waarbij men wordt geobjectiveerd, uitgebuit en onderdrukt. Weerwerk daartegen bestaat niet in het voeren van oppositie die alleen maar een nieuwe dictatuur aan de macht brengt, maar door via begrip van de verdrukking naar bevrijding te zoeken. Verdrukkers zijn materialisten die mensen als louter instrumenten zien die zij in hun dienst willen stellen. De onderdrukten mogen die rollen niet zomaar omkeren: zij moeten in dialoog streven naar de bevrijding van iedereen. Dat moet gebeuren door de onderdrukten want wie de onderdrukking niet zelf hebben ervaren, kunnen helemaal geen hulp bieden.
Onderwijs moet aansluiten bij wat men kent, bij de praktijk, en moet ook in twee richtingen verlopen: de alwetende opvoeder tegenover het kind dat moet zwijgen ruimt plaats voor discussies in gelijkheid over reële problemen. Dictatoriaal onderwijs, dat manipulatief, regelgevend, verdelend en cultuur-onderdrukkend is, voedt een passiviteit die belemmert dat men ook maar aan de weet komt dat men onderdrukt wordt, en daarvan profiteren de onderdrukkers; het moet vervangen worden door een verenigende dialoog.
Edoch, wie de waarheid spreken, worden gevreesd door wie op de leugen teren en in het dictatoriale Amerika van vandaag dat in een mum van tijd via een in het kapitalisme fatale verrechtsing koers zet richting een derde wereldoorlog, maakt dat de inzichten van Paolo Freire opnieuw bijzonder actueel.
“Schoonheid is slechts een vel dik”, zoals een overlever van de concentratiekampen het placht te zeggen maar de omzetcijfers vertellen ons dat het grotendeels rond het onderhoud, het herstel en de opsmuk van dat vel is, dat de wereld draait.
Tot de allerrijksten onder ons behoren de cosmeticagiganten, de lui uit de modewereld, de farmareuzen en de handelaars in allerlei statussymbolen. Zo is de vijfde rijkste man ter wereld de modekoning Bernard Arnault, verdeler van onder meer de luxemerken Louis Vuitton en Dior: zijn kapitaal bedraagt 171 miljard dollar. Het vermogen van Marc Coucke van Omega Pharma draait rond het miljard, dat van Janssen overschrijdt de 3 miljard.
De jaaromzet van Janssen Pharmaceutica is 22,5 miljard. Die van de 19.000 Belgische schoonheidssalons met elk een jaaromzet van 45.000 euro en de 18.000 kapsalons met een gemiddeld omzetcijfer van 140.000 euro, bedraagt 3,375 miljard. De 5000 Belgische apothekers met een gemiddelde omzet van 2,2 miljoen maken samen een jaaromzet van 11 miljard. 7 miljard euro is de omzet van de Belgische modemarkt. En nu zijn we nog lang niet halverwege met onze opsomming. Opvallend is dat de winsten van de sector van het vel maar blijven toenemen: de schoonheidssector blijkt resistent tegen de gevolgen van de economische crisis. De huid lijkt belangrijker dan de maag.
Schoonheid erotiseert, net zoals macht: met die twee is heel veel geld gemoeid en dat heeft redenen want schoonheid getuigt van gezondheid en gezondheid staat voor onder meer werkkracht, strijdkracht en intelligentie terwijl de machtigen die zaken kunnen kopen. Maar macht staat ook voor misdaad omdat diefstal een veel kortere weg naar rijkdom is dan arbeid. Zoals reeds gezegd gaan menselijkheid en macht niet samen en alle sprookjestypetjes ten spijt waar lelijkheid geassocieerd wordt met het kwaad en goedheid met bevalligheid, geldt dat ook voor het tweetal menselijkheid en schoonheid, tenminste als men het heeft over het vel. Schoonmenselijkheid daarentegen moet men niet gaan zoeken bij de superrijken om de heel eenvoudige reden dat overdaad op andermans kap walgelijk is en er sterven nog dagelijks twintigduizend mensen, meestal kinderen, door honger.
Oorlog is het verwerven van macht en rijkdom (en derhalve is het ook de inbezitneming van schoonheid) wars van morele of deontologische regels en ethiek en vooral ten koste van andermans hebben en houden en leven. Wie oorlog voeren, verrijken zichzelf en verarmen alle anderen, zoals dieven doen en moordenaars: zij kunnen het om geen andere reden doen dan om zichzelf te verrijken en zij maken er abstractie van dat zij zich zodoende aan misdaden overgeven, zij plaatsen het onheil dat zij veroorzaken in de schaduw van de winsten waarmee zij anderen de ogen uitsteken.
Om die reden houdt oorlog altijd een verleiding in: de politici die de oorlog in gang steken, werden met dat doel aan de macht gebracht en in een democratie geschiedde dat door de wil of met de toestemming van een meerderheid van de bevolking. Met leugens weliswaar, samengeraapt uit allerlei middeleeuwse sagen, bracht Hitler het Duitse volk ertoe te erkennen dat het dringend 'Lebensraum' nodig had die het werd ontstolen door parasiterende inwijkelingen en dat het nood had aan de bevrijding van het vermeende juk van de joden en aan de redding van het superras waartoe het volk zogezegd behoorde. Middels hun religie overtuigen de joodse leiders op hun beurt hun volk ervan dat zij tot de uitverkorenen behoren en derhalve God zelf aan hun kant hebben in de strijd en hetzelfde doen de volkeren die heel andere goden aanbidden.
Het volk laat zich verleiden tot de oorlog wanneer beroep gedaan wordt op gevoelens van eigenwaarde en van eer, op het groepsinstinct en op een meerderwaardigheidscomplex dat in een mum van tijd verkocht wordt, zelfs aan lui die altijd onderdrukt geweest zijn. De grootheidswaan van een narcist zoals Napoleon, Hitler, Mussolini, Poetin of Trump lijkt te kunnen overwaaien op de massa die zij beheersen want erotiseren. Als de monsters die vele van deze potentaten zijn maar dikwijls genoeg herhalen dat zij helden zijn of goden, zoals de pausen doen die, eenmaal aan de macht, aan zichzelf namen van heiligen toekennen, zal die reclame zoals elke andere vruchten afwerpen en hen in de ogen van de massa die zoals geweten de leeftijd heeft van een kind van vier, op helden doen gelijken. Zij tooien zich met attributen van verleden helden uit het collectief geheugen van het volk, zij associëren zich met echte helden, zoals koningen doen die mensen die iets gepresteerd hebben in de adelstand verheffen, zij treden op het voorplan waar bijzondere gelegenheden specifieke gemoedstoestanden van verhoogde beïnvloedbaarheid in de hand werken, zoals trouwfeesten, begrafenissen, herdenkingen of gewoon kermissen, en daar praten zij op de mensen in, zij verschijnen om de haverklap in alle mogelijke media zodat op den duur de mensen gaan geloven dat zij familieleden van hen zijn.
Echter, lui die ons naar het front sturen, kunnen geen familieleden van ons zijn, geen moeders en geen vaders: zoals al gezegd is de kans heel wat groter dat zij een soort van slavendrijvers zijn, mensenhandelaars, ja: zij zijn dezelfden die ervoor zorgden dat wij ons leven konden gaan slijten in fabrieken waarvan alleen de eigenaren beter worden en waar de fabrieken moeten sluiten en de slaven geld gaan kosten, gaan zij de oven in ofwel naar het front.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 juli 2025)
01-07-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 10: De 'Wereldbeheerscher' en zijn genocides
Oorlogsmodus
Aflevering 10: De 'Wereldbeheerscher' en zijn genocides
Een getuige van de vorige wereldoorlog vertelde mij: wij hadden niets. Denk niet één boterham of één paar sokken of wat koffie: niets. Wij speelden met zand en met stenen, we luisterden naar het vogelengezang en gingen aren lezen, vader spande een net en trachtte een paar spreeuwen te vangen, moeder bakte ze op een houtvuur in hun eigen vet, zelf at zij niet, op het einde van de oorlog woog zij nog dertig kilogram, de maaltijd werd verdeeld, het huis was gevuld met kindermondjes en die zongen. Zonder de woorden ervan te begrijpen zongen wij de liederen na die lichtelijk beschonken soldaten ten beste gaven in de straten en zij onderbraken hun afwezige blik gericht op thuis en op hun kinderen om naar ons te lachen en soms deelden ze wat te eten uit.
“Als hij zijne personen beschrijft, voelt men dat het menschen zijn van vleesch en been”1, zo schrijft in een inleiding tot Oorlog en vrede ene Gerard Keller over Leo Tolstoj, aanhanger van de predestinatieleer. Toen in 1828 de romancier geboren werd, was de oorlog van Napoleon tegen het tsaristische Rusland, die negen jaar geduurd had, al veertien jaar voorbij en wat de aristocraat in zijn boek beschrijft, baseerde hij naast heel wat studiewerk ook op verhalen van Russische klassegenoten die van oordeel waren dat Rusland Europa moest redden.
Massa's sturen volgens Tolstoj de geschiedenis, de individuele wil is een illusie, zoals ook bij de arrogante Napoleon, die door Moskou op de knieën werd gedwongen. De hier geciteerde literator Gerard Keller uit Nederland, dat veel geleden heeft onder de Franse keizer, uit zijn dank: “Het Russische leger, waaraan wij onze bevrijding danken - want zonder Ruslands geweldige macht ware Napoleon niet overwonnen - leeft nog in de herinnering van het tegenwoordige geslacht.”2 Er werd gejuicht om “de val van den wereldbeheerscher.”3En Tolstoj is niet zomaar een geschiedschrijver, aldus Keller: hij is een denker. “Hij is doordrongen van het besef eener hoogere wereldorde (…) en getuigt van een innig geloof, al drukt hij het niet in vormen uit.”4
Een grootmoeder van de auteur dezer, geboren in 1904, herinnerde zich uit haar kindertijd hoe haar voorouders met schrik bevangen werden en warempel beefden toen zij de naam van Napoleon hoorden, die tot negentig jaar voordien keizer was geweest en die stierf in 1821. De 'wereldbeheerscher' had zichzelf tot keizer gekroond, hij behoort tot de grootste massamoordenaars aller tijden maar, zoals de grote Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo opmerkte, worden tot op heden wereldwijd straten en pleinen, hotels, dure alcoholische dranken en bonbons naar hem genoemd alsof hij helemaal geen gewetenloze schurk was maar daarentegen een groot weldoener.
Van zodra iemands misdaden maar groot genoeg zijn, wordt hij erom geëerd, zo schreef Biddeloo, meester in de aartsmoeilijke discipline van de tragie-komedie: de idee dat iemand massa's onschuldige mensen heeft gedood komt in de schaduw te staan van de idee dat hij (zodoende) records verpulverd heeft. Het zegt alvast iets over onze selectieve waarneming en over hoezeer deze gekleurd wordt door de concurrentiemaatschappij van het kapitalisme, door de geldgod.
Men staat er niet bij stil dat heden gelijkaardige figuren de hele wereld naar hun hand pogen te zetten en dat zij daarbij niemand en niets ontzien en niet in het minst de waarheid, die bij dergelijke gelegenheden altijd het eerste slachtoffer is. Hitler is van meer recente datum, in zijn werk over de oorlogspaus schreef Dirk Verhofstadt dat de Duitsers op de hoogte waren van het bestaan van de uitroeiingskampen maar dat zij prompt de andere kant op keken en dat gebeurt vandaag opnieuw. Duizenden mensen komen op straat tegen aan de gang zijnde genocides maar hun vertegenwoordigers in de politiek ondernemen niets.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 juli 2025)
1Leo Tolstoj, Oorlog en vrede, in een Nederlandse vertaling van Titia Van Der Tijuk, Rijswijk (Z.-H.) Blankwaardt & Schoonhoven, 1887 (Oorspronkelijke Russische uitgave: Moskou 1869), vierde druk, eerste deel, p. 6.
Oorlogsmodus - Aflevering 9: De verachting voor het leven
Oorlogsmodus
Aflevering 9: De verachting voor het leven
In het leven moet men altijd een beetje geluk hebben, zo zeggen zij maar al te gauw, want ooit was het anders: er is een tijd geweest dat het op zijn beloop laten van de dingen als nalatigheid werd beschouwd, een tijd waarin niets aan het toeval werd overgelaten, een tijd waarin ook niemand aan het toeval werd overgelaten, een tijd waarin de waarheid nog iets te vertellen had en derhalve ook de zekerheid en het recht, de zorg. Maar vandaag rekent men heel anders.
Vandaag denkt men in waarschijnlijkheden en over wie niet in de prijzen vallen, wordt gezegd dat zij brute pech hebben gehad. Hilariteit is dan de enig mogelijke reactie, het nieuwe normaal. Tenminste als er al een reactie is want de onverschilligheid wint veld en dreigt alles onder te sneeuwen. Iedereen lijkt zich te hebben neergelegd bij de reductie van de werkelijkheid tot een spel. Van het leed wordt abstractie gemaakt, met pijnstillers, met drugs, met therapieën die de economie laten floreren en met euthanasie: de uitvinding die van de dood een feest maakt.
Het is begonnen in de economie, de concurrentieslagen richting monopolievorming, één rijkste man ter wereld (waar blijven de vrouwen alweer?), misschien een nummer twee, een nummer drie, maar verder alleen massa's losers, zoals men ons allemaal nu heel terecht denkt te kunnen wegzetten als wij niet Trump of Bezos heten, Musk of Zuckerberg.
Het is sportief, zo klinkt het: het is een sport, er is een ereschavot met goud, zilver en brons op het topje van de Gauss-curve. Maar verder niets dan massa om de fictie van die top te onderstutten. Miljoenen, neen, miljarden mensen die allemaal hebben geloofd in de American dream, de afzichtelijkste aller leugens die de hele wereld heeft besmet, de mogelijkheid om president te worden, astronaut of ontdekker van het gen van de onsterfelijkheid, geen mens wordt uitgesloten maar het resultaat zal altijd eender zijn: één winnaar slechts, één gelukkige, en dan nog maar voor heel even, en zoveel miljard min één teleur gestelden.
Een loterij. Waarschijnlijkheid. Probabiliteit klinkt wat geleerder. Nog geleerder klinkt kwantumfysica maar het begint tot de mensen door te dringen dat dit een leugen vanjewelste is. Vanjewelste, het woord duikt almaar vaker op. Steeds meer mensen spelen op de lotto, gooien met hun lot een potje kruis of munt of zij verbinden het aan Russische roulette.
De basis van de werkelijkheid is zo, klinkt het nu te allen kante: kwantumfysica, kwanta, pakketjes met de post naar overal. Men maakt abstractie van de slavendrijverij daarachter, zoals men ook een loopje neemt met wetenschap om mensen die blasé zijn te behagen. Loopjongens moeten leven van de fooien, vervloeken doen zij deze gang van zaken maar zolang men slaven vindt, blijft het duren, zolang de zweep van het geld daar is, de zweepslag van de honger en het dreigmiddel van onschuldige kinderen dat zijn doel nooit missen zal zolang er liefde is.
Het is de liefde die misbruikt wordt, het is de liefde die de armen onderwerpt aan de geldzucht der demonen. De leugens die zich voordoen als voor iedereen toegankelijke wetenschap waaraan zelfs Einstein niet kan tippen, maar de klant is koning, leve zijn geld, u vraagt wij draaien, het kan niet op en als het op is, halen wij ander en beter binnen, niemand immers is nog onverwisselbaar, hulzen hebben geen inhoud dan steeds weer dezelfde leegte, het gedrocht van het Boeddhisme van de rijkeluizen, het misbaksel aller misbaksels dat voor het probleem van het medelijden de Endlösung presenteert der apathie: het leven dat voorgoed wordt opgelost in de dood. Middels het feest van de oorlog.
Er is een tijd van vrede en een tijd van oorlog, zo citeren alleen waanwijzen uit het Boek en zo leggen zij de verantwoordelijkheid voor de vernietiging van alle leven godbetert op de schouders van hun Schepper. Zaak is dat zij nu door kunnen gaan met het botvieren van een moordlust die zijn gelijke niet kent in de gehele geschiedenis van het mensdom. Woorden vol van een heiligheid die wordt gevierd met Cubaanse sigaren en Champagne. Het is arrogant al te zwaar te tillen aan het eigen leven, zo daagt het binnen de gemoederen en dit vergif doet zich als wijsheid voor en niemand kan het stoppen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 juli 2025)
30-06-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 8: âZorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...â
Oorlogsmodus
Aflevering 8: “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”
Men weet niet wat men allemaal heeft totdat men het moet missen, wat wil zeggen: men weet niet van hoeveel zaken men afhankelijk is geworden. Want zelfstandigheid is een illusie waar in vredestijd heel kwistig wordt mee omgesprongen en verwant daaraan is de eigendunk of moet men het heel beleefd over het zelfvertrouwen hebben? Dat smelt namelijk als sneeuw voor de zon, waar men zoals op de tekeningen van de artistieke observator van twee wereldoorlogen, Jules De Bruycker,1 in de rij moet gaan staan voor het dagelijkse voedselrantsoen.
Wie het nooit hebben meegemaakt, zoals de stempelaars van pakweg vijftig jaar geleden die dagelijks de colonne bij het gemeentehuis op het dorpsplein om den brode te vervoegen hadden, weten helemaal niet wat het is om elke dag weer met de neus op het feit te worden gedrukt dat men moet belijden dat men zijn bestaan aan anderen te danken heeft en dat die anderen, zij die niét hoeven te stempelen, staan toe te kijken. Ja, zij slaan gade wie hun stempeltje komen halen, want eigenlijk komt dat stempelgeld uit de beurs van deze toeschouwers, zo menen zij toch, en dat laten zij de schooiers ook te gepasten tijde begrijpen op manieren die niet mis te verstaan zijn. “Die stillschweigenden Abmachungen zur Verständnis der Umgangssprache sind enorm kompliziert.”
Edoch, degenen die niet hoeven te stempelen, leven alleen maar in de illusie van onafhankelijkheid en gretig wentelen zij zich ook nog in de illusie dat zij gulle gevers zijn, of dan toch gevers, maar hoe dan ook genieten zij van de waan dat men hen dank verschuldigd is, en wel zoals de vogels aan de goden dank verschuldigd zijn. Want let nu goed op: zij menen dat men hen dankbaar moet zijn, niet voor een of andere kleine gunst of voor de kwijtschelding van minuscule schulden zoals wisselgeld dat men niet direct uit zijn jaszakken weet op te diepen, neen: zij menen dat men hen dankbaar moet zijn voor het leven zelf dat zij de anderen tenslotte gunnen. Immers, indien deze niet in die rij konden gaan staan voor dat dagelijkse stempeltje, dan konden zij gewis op hun kin kloppen, wat wil zeggen dat zij dan helemaal niets meer te eten hadden, niets te drinken, niets om het huis mee te verwarmen en ook geen huis want hoe zou men de huur betalen zonder het gekregen geld, het dagelijkse stempeltje?
Edoch, zoals gezegd verkeren zij die menen dat men hen dank verschuldigd is, dank voor zijn leven, in een illusie en dan nog een van eigen makelij. Hoe anders immers zou de ene mens zijn leven aan de andere te danken kunnen hebben dan omwille van een bijzondere vorm van goedheid en, in dit geval, de goedheid die erin bestaat dat men er vooralsnog heeft van afgezien om zijn toevlucht te nemen tot chantage?
De vogels ten velde zaaien noch maaien, zij weten dat zij eten uit de hand van God en hun leven is dan ook een vliegend en fluitend festijn van dankbaarheid jegens hun Schepper. De mensen daarentegen willen zelf voor God spelen en zij gaan zich positioneren tussen de Schepper en de andere mensen in, om wat Zijn gulle hand hen schenkt, met tol te gaan belasten vooraleer het bij zekere behoeftige medemensen arriveren kan. Welnu, daar waar zij geen gebruik maken van dit recht van de sterkste, brengen zij zichzelf in de waan dat zij de milde schenkers zijn. Want als de behoeftigen ook zwak genoeg zijn, zullen zij degenen die zich hun weldoeners achten, er zeker niet op wijzen dat zij alleen maar in een waan verkeren. Zij zullen dapper hun positie in de pikorde aanvaarden omwille van het brood want op de keper beschouwd, worden zij duchtig gechanteerd. Ze onthouden wel wat hen wordt aangedaan en misschien doen zich ooit nog gelegenheden voor vergelding voor maar zolang het zwaard van Damocles hen boven het hoofd hangt, zullen zij zwijgen dat ze zweten en dulden zij het onrecht om het eigen leven en dat van hun geliefden te beschermen. “Zorg voor water, een zaklamp, een radio op batterijen en van die dingen...”, betekent: “Trek uw plan!”
De dreiging die tot nog toe alleen over de armsten hing, want dat is de onzekerheid over het eigen lot, wordt nu veralgemeend in oorlogstijd. In een oogwenk wordt aan allen het zelfvertrouwen ontnomen, de eigendunk wordt weggeroofd, wij worden gekleineerd, vernederd, en wij voelen het ook, wij verkeren niet langer in de mogelijkheid om daar abstractie van te maken omdat wij aanbeland zijn op het punt dat wij niet meer te kiezen hebben, ons leven zelf staat op het spel. Onder dwang spelen wij mee, het spel van de groten die met ons spelen want met ons leven, wat hen tot heersers over ons leven maakt.
En uiteraard zien zij zich verplicht om wie de nieuwe regels niet wensen te respecteren, dood te maken. Deden zij dat niet, dan viel hun spel in duigen. Ja, zo en niet anders staan de zaken er voor in oorlogstijd en dat is ook de essentie van de oorlog. God is uit het zicht verdwenen, tussen de mens en God in, verheft zich in vol ornaat de onmens.
Oorlogsmodus - Aflevering 7: De opperbevelhebber beveelt: âWe love you God and we love our great military, protect them!â
Oorlogsmodus
Aflevering 7: De opperbevelhebber beveelt: “We love you God and we love our great military, protect them!”
Het is inmiddels een publiek geheim dat personen in leidinggevende posities heel vaak psychopaten zijn1 en in lang niet de meerderheid van de gevallen uit zich dat door voorvallen waarvan iedereen getuige is: meestal kennen alleen insiders de ware inborst van hun baas maar uiteraard moeten zij zwijgen wegens een oeroude waarheid verscholen in de spreuk beginnende met de woorden: “wiens brood men eet...”.
Leiders bekleden extreme posities en het is dan ook niet echt verwonderlijk dat ze op de een of andere manier ook zelf extreem zijn, alleen gaat het dan veel vaker om ondeugden dan om deugden. Het lijkt er zelfs op dat (alvast christelijke) deugdzaamheid persoonlijke vooruitgang en succes aardig in de weg kan staan: het is bijzonder moeilijk om schatrijk te worden voor wie aan de behoeftigen hun schulden kwijtschelden en economisch succes verwerft men eerder met leugenachtige reclame dan met waarachtige informatie.
Een voorbeeldje dat niemand meer tegen de borst kan stuiten omdat de hele wereld er al van op de hoogte is, is het kruiperige gedrag van de huidige secretaris-generaal van de NAVO jegens de feitelijke opperbevelhebber van het betrokken leger. De vleier in kwestie spreidde zijn leugenachtigheid al eerder tentoon in de functie van Nederlands minister-president tijdens de coronacrisis, waar hij voor het parlement in alle toonaarden loochende dat hij de auteur en architect van 'The Great Reset' kende, waarna een parlementslid hem een bedankbrief van zijn hand aan die auteur voor het ontvangen hebben van zijn boek onder de neus schoof.2 En voor wie dacht dat deze streber zich al naar de top gelogen had, herinnere men zich dat wat toen menigeen fluisterde, alsnog bewaarheid werd: “Die gaat het nog ver schoppen!” - een voorspelling die daarvan getuigt dat iedereen wel weet dat het bereiken van het mondaine summum geen beloning is voor voorbeeldig gedrag.
De man is weliswaar nog steeds niet aan de absolute top, boven hem staat nog die opperbevelhebber van het allermachtigste leger op aarde, die zich heden apert boven het recht zelf verheft met de belofte dat hij niet zal dulden (!) dat zijn medestander in de Gaza-genocide voor misdaad zal terechtstaan.3 En hij kan zulks verhinderen, zoals iedereen weet, omdat boven de machtigste man op aarde nu eenmaal niemand meer staat dan God. God, op wie hij zich godbetert beroept voor zijn militaire escapades met zogenaamde 'Tomahawk kruisvluchtwapens' gelanceerd door zogenaamde 'B-2 Spirit stealth-bommenwerpers' met elk een prijskaartje van door ons allen op te hoesten 2,2 miljard dollar. Als zij in staat zijn nucleaire doelen te treffen, kunnen toplui met die wapens een veelvoud bekomen van het aantal slachtoffers onder opperbevelhebber en tijdelijk Ku Klux Klan-lid Truman op 6 en 8 augustus 1945 in Hiroshima en Nagasaki. Tijdens de mededeling d.d. 22 juni l.l. van de aanval op Iran besluit de huidige opperbevelhebber met de woorden: “And I want to just thank everybody and in particular God and I wanna just say we love you God and we love our great military, protect them, God bless the Middle-East, God bless Israël and God bless America, thank you very much.”4
De oppervleier die alleen nog God in de maling moet zien te nemen. Woorden waaruit andermaal blijkt dat leiderschap heel terecht wordt geassocieerd met psychopathie. Alvast leiderschap in een kapitalistisch bestel, dat het immers hebben moet van de onderlinge strijd tussen mensen, niet van hun samenwerking. Genadeloze concurrentie geeft de toon aan in de economie en zij wordt voortgezet in de oorlog, waarbij geldelijk gewin en macht de ultieme doelstellingen zijn - mensen zijn louter middelen om die doelen te bereiken.
Die waarheid is danig absurd dat hij niet doordringt tot de geesten en wij blijven maar opkijken naar de 'groten der aarde' die gewis onze helden zijn - terwijl wij hen trachten na te apen, tekenen we ons eigen doodsvonnis. Die absurditeit wordt geëtaleerd op de ontelbare en uitgestrekte begraafplaatsen uit alle eeuwen alom ter wereld van jonge gesneuvelden, maar alsnog wordt dit ten hemel schreiend onrecht overtroefd door afzichtelijke monumenten die zich als zwarte silhouetten tegen de hemel verheffen boven de wenende grafzerken en die uitschreeuwen dat de doden onze helden zijn en dat zij al wie liefhebben tot navolging verplichten. Wat de liefhebbende ouders van de onschuldige kinderen daarvan denken, vertellen ons de immer zwijgende beelden van Käthe Kollwitz.5
2Uiteraard werd niet de leugenaar doch de 'ordeverstoorder' in kwestie kort daarop veroordeeld. Ziehier het verloop van de parlementaire zitting: https://www.youtube.com/watch?v=jjPAr3YFktk
Oorlogsmodus - Aflevering 6: De verkoop van de ziel aan de duivel
Oorlogsmodus
Aflevering 6: De verkoop van de ziel aan de duivel
De oorlogsmodus is de aanvalstoestand waarin een volk belandt door angst in gevolge de confrontatie met een gevaar voorgespiegeld door een potentaat die zich als 'papa' voordoet en die alle 'helden' in de rij laat lopen, in de richting van de dood. De dialoog en het denken zijn passé, het recht van de waarheid werd geruild voor dat van de sterkste en hij is degene die gevleid moet worden: in de hang naar macht sterft de menselijke waardigheid. De 'papa' van Rosemary's baby blijkt niemand minder dan de duivel.
Want aldus plant zich het kwaad met rasse schreden voort in elke oorlog die een nieuwe doorstart is van het rijk van Lucifer. De uitvoerders van het duivelse moordplan weten heel goed wat ze doen maar houden dat voor alle slachtoffers geheim, zoals ook gebeurde bij het voltrekken van de genadedood in de concentratiekampen van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Er bestaat geen grotere macht dan te beschikken over het leven van andere mensen en de wellust die gepaard gaat met het ombrengen van mensen is een exponent van deze waarop jagers tuk zijn als zij wild nazitten - klein wild zoals vogels en konijnen voor beginnelingen en evers, beren en olifanten voor gevorderden die de jacht op knaagdieren zijn ontgroeid.
Mijn buurman is in zijn nopjes van weken voor het jachtseizoen begint - hij schiet hazen - maar de Amerikaanse minister van gezondheid 'Bobby junior' zou volgens sommigen pas met beren aan zijn trekken komen.1 De zogenaamde 'bloedhond van Poetin' jaagt met zijn privémilities op homo's in de bossen van Tsjetsjenië alsook op mensenrechtenstrijders en journalisten die het wagen hierover te berichten.2
Een paus kan tot zijn gelovigen rekenen wie hij kan laten liegen en een dictator promoveert tot zijn getrouwen wie op zijn orders moord begaan. Medeplichtigheid is de sleutel tot het geheim van de omerta: dat is het geval elders en dat was vroeger het geval maar is het nog steeds het geval en het is ook het geval hier om de hoek.
Zwijggeld werkt, vraag het maar aan gewezen bankdirecteurs die ter gelegenheid van hun pensionering een premie ontvangen om u tegen te zeggen: waar sommen geld worden verpatst die gewone mensen in hun hele leven niet in staat zijn om bijeen te sparen, mag men er donder op zeggen dat waarheden met hun leugenaars zullen worden begraven. Van de lasten die de machtigen der aarde op hun schouders nemen, kunnen zij nimmer worden bevrijd, niet door een eeuwig leven en ook niet door de dood.
Indien niet alle partijen in de winst zouden geloven, dan zouden zij er nimmer aan beginnen maar dat oorlog telkenmale überhaupt wordt voorgesteld als een zaak met winnaars en verliezers is een bedrog vanjewelste.
Dit bedrog verkapt een realiteit door die impliciet voor te stellen als een spel. Het lijkt dan alsof men aan een wedstrijd deelneemt terwijl men helemaal geen initiatief meer te nemen heeft. De oorlog beneemt ons om te beginnen van onze vrijheid: men wordt bij de kraag gevat en naar het front verplaatst waar als enig mogelijke keuze rest te doden of gedood te worden.
Gemeen is vooreerst de leugenachtige taal die wordt aangewend om wat gebeurt voor te stellen als iets totaal anders dan wat het is: men heeft het niet over 'doden' maar over 'uitschakelen', men heeft het ook niet over 'mensen' maar over 'vijanden' of 'obstakels'. Soldaten zijn geen 'moordenaars' maar daarentegen 'helden'. En wij kijken tegen onze 'leiders' aan alsof zij onze 'vaders' waren: de muffe vleiers namen deze week jegens onze opperbevelhebber die de Amerikaanse president Trump in wezen is, al de aanspreking 'papa' in de mond. Doet uiteraard denken aan 'Papa Doc', zoals François Duvalier werd genoemd, de Haïtiaanse dictator van destijds, of aan 'Vadertje Stalin', of aan de Paus, 'il Papa', de 'Heilige Vader', of aan de 'peetvader', 'the godfather', waarmee de maffiabaas wordt aangeduid.
Dit zijn uiteraard zeer kwalijke vergissingen. Hoe kunnen zij die ons naar de frontlijn sturen, onze vaders zijn? Vaders beschermen hun kinderen, zelfs bij de vissen, waar de oudere exemplaren een levend schild vormen omheen de zwerm met de kinderen die veilig in het midden zwemmen. Vissen, olifanten, zelfs wolven doen dat.
Men moet derhalve een kat een kat durven te noemen: degenen die het volk naar de oorlog sturen, zijn vanzelfsprekend niet de vaders van het volk: zij zijn een soort van slavendrijvers.
Zij zijn dezelfde mensenhandelaars die de economie aansturen waarvan de oorlog het verlengstuk wordt genoemd en die het volk te werk stellen in fabrieken waarvan alleen zijzelf die ze bezitten, beter worden.
Een groeiend en blijvend overschot aan werkvolk is een verlieslijdende zaak voor de bezittende klasse en derhalve dient dit overschot te worden opgeruimd. Zoals het volk werd ingeprent dat het deugdzaam is om zijn leven door te brengen in hard labeur, zo laat men het ook geloven dat het goed is om te sneuvelen voor het vaderland.
Het is voorwaar een groot mysterie dat na ontelbare oorlogen doorheen de geschiedenis wereldwijd het volk zich nog altijd even makkelijk laat strikken door steeds weer dezelfde kleine maar ongeremd moorddadige bende parasieten, die zich van alle anderen onderscheiden, niet zozeer door intellect maar door slechtheid, sluwheid en doortraptheid.
Want onverschrokken, zoals bij tijden duidelijk werd, zoals in Nazi-Duitsland, domesticeren zij hun medemensen zoals landbouwers hun vee. Zij richten ons af, wat zij 'opvoeding' noemen, plaatsen ons in stallen, voorzien ons van voedsel alsook van opleiding, en laten ons produceren zoals kippen in batterijen, het laatste uit de kan. Is er geen baat meer bij, dan rest nog de slachtbank waarheen wij ons op eigen kracht begeven, aangedreven door een enthousiasme waarvan men zou geloven dat het krankzinnigheid was, ware het niet dat het dezelfde gronden had als de liefde.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 28 juni 2025)
1Deze uitspraak van Jezus staat in het Evangelie volgens Matteüs 23:9.
Oorlogsmodus - Aflevering 4: De verzoeking
Oorlogsmodus
Aflevering 4: De verzoeking
Waar mensen zich laten herleiden tot een kudde, wijken de waarheid en de rede; de massa gaat aanschurken tegen de sterkste en het menselijke gaat ten onder; dialoog maakt plaats voor vleierij en verzoekingen krijgen vrij spel. Mensen gaan zich dan gedragen zoals wolven, of zoals honden - die stammen van wolven af. Honden zijn trouw aan hun leider, zij gehoorzamen hem blind. Als hun leider hen beveelt om een mens te verscheuren, gehoorzamen zij hem blind.
In de VRT-documentaire “Pink triangles”1 doet een ooggetuige verslag over het ombrengen van zijn achttienjarige vriend in een concentratiekamp: hij werd naar voor geleid, “de luidsprekers speelden harde klassieke muziek, de SS-ers kleedden hem uit, ramden een blikken emmer over zijn hoofd en lieten de agressieve honden van de kampbewakers op hem los. De Duitse herders beten hem in de onderbuik en dijen en verscheurden hem voor onze ogen.”2
Waar een leider met zijn medestanders (want die heeft hij nodig) zijn onderdanen tot een kudde heeft herleid, is ontmenselijking een feit, zoals amper twee dagen geleden wereldwijd werd gedemonstreerd in de media naar aanleiding van de NAVO-top van 24 en 25 juni l.l. in het Nederlandse Den Haag waarover bijvoorbeeld columnist van Het Laatste Nieuws Jan Segers schrijft: “We hebben Trump gewoon gepijpt - het slijm hangt Mark Rutte nog aan de lippen.”3 Wansmakelijke taal, maar wie kan die verbieden als de wansmakelijke daden voor de ogen van de hele wereld worden uitgestald, laat staan dat daarover schaamte zou bestaan.
Nochtans is het verbod op het spreken van de waarheid wat in het actuele totalitarisme wordt nagestreefd. Het coronatijdperk was een testcase maar ook een voorbereiding van de legalisering van de leugen4 en zo werd in juni 2022 ook in de E.U. een heus 'Ministerie van Waarheid'5 opgericht en werden in een mum van tijd in deze dictatuur wetten van kracht, officieel “wetten tegen desinformatie”6, door Noam Chomsky en co. een halve eeuw eerder als dictatoriale maatregelen ontmaskerd.7
“Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. De duivel zei tegen hem: ‘Ik geef u de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als u in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn.’”8
7Cf.: Cf.: Noam Chomsky (1977), Language and Responsibility, New York, Pantheon. Zie ook: Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988. Voor een synthese, zie: J. Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp 2025, pp. 459-486.
Oorlogsmodus - Aflevering 3: De openbaring bij de aanvang van de derde oorlog
Oorlogsmodus
Aflevering 3: De openbaring bij de aanvang van de derde oorlog
Oorlog vereist kuddegeest en een kudde is er pas door de gelijkschakeling van allen, wat resulteert uit ontmenselijking. Maar waar de menselijke rede wijken moet, komt er iets anders in de plaats.
De rede gedijt in de dialoog waar principieel elkeen de toegang toe heeft en discussies dienen sportief te zijn om te kunnen bestaan, wat wil zeggen dat iedereen evenveel recht heeft om te argumenteren.
Denk aan de wiskunde: wie een stelling lanceert, bewijst een waarheid en zijn komaf, rijkdom, geslacht, politieke overtuiging en noem maar op, hebben geen enkele inbreng omdat de waarheid voor iedereen dezelfde is. En dat geldt ook voor de rede en de discussie: een debat is open of het is niet.
Een cultuur zonder open debat is een dictatuur en aan een dictatuur is het denken vreemd omdat het denken een verinnerlijking is van de dialoog. Maar waar de rede moet wijken, is er niet zomaar een hiaat, zoals er ook niet een hiaat is waar het schone moet wijken of het goede.
Waar het schone weg is, doemt het lelijke op. Waar het goede verdwijnt, worden wij ten prooi aan het boze. Waar de rede moet wijken, komt in de plaats het primitieve, het onmenselijke in de betekenis van het dierlijke of het bestiale. Het denken of het verdedigen van de waarheid ruimt namelijk plaats voor het verdedigen van de sterkste. De rationele argumentatie maakt plaats voor de vleierij.
Wie er het woordenboek op naslaat, zal zien dat iemand vleien betekent dat men hem naar de mond praat. De waarheid doet er dan niet meer toe; het doel van vleien is nu eenmaal niet hetzelfde als dat van dialogeren, het beoogt de gunst van de gevleide die zijn ijdelheid laat strelen. IJdelheid is leegheid, waan die alsnog door wil gaan voor grootheid. Vleien is per definitie liegen en als het waar is wat de vleier zegt, is dat slechts door toeval zo. Vleien is verwant met vlijen, zich vlijen en zich neervlijen, en dat is wat een hond doet die zich aan zijn meester onderwerpt.
Waar de waarheid niet langer wordt geëerd, verdwijnt ook de gelijkwaardigheid onder de mensen: de gelijkwaardigheid en de waardigheid. Allen worden dan gelijk in relatie tot hun leider die hen domineert. Hij vraagt niet dat zij naar de waarheid zoeken, hij eist nu dat zij de waarheid verwisselen voor hem alleen. Als de waarheid God is, naar diens eigen zeggen, dan speelt hij die zich in de plaats stelt van de waarheid voor God, dan is hij de afgod.
Edoch, een leugenachtig spel kan niet anders dan bespottelijk zijn. Tegelijk wordt het lachen verboden, zoals in Andersens sprookje over de kleren van de keizer. De onderdanen van de leider worden louter hulzen en zij beamen dat door zich aan zijn voeten neer te vlijen zoals honden. Het spektakel dat zij aldus tentoon spreiden is afzichtelijk omdat het de bezegeling is van het opofferen van de menselijke waardigheid aan de macht.
Wie dat toneel aandachtig in ogenschouw nemen, kunnen niet anders dan beamen dat niemand tegelijk menselijk en machtig kan zijn. De wereld is daarom ook letterlijk des duivels, of aan de onmens, het beest.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 juni 2025)
26-06-2025
Oorlogsmodus - Aflevering 2: van mens naar massa
Oorlogsmodus
Aflevering 2: van mens naar massa
De oorlogsmodus wordt in gang gezet, niet door de vijand maar door de overheerser, die de macht over zijn slaven wil hernieuwen en hij knipoogt naar de 'vijand' die met zijn kudde precies hetzelfde doet: gelijkgestemde geesten in gelijke klassen - ook oorlog is een klassenstrijd. Voor het in gang zetten van de oorlogsmodus moet eerst en vooral al wat menselijk is, worden gedood: de oorlog is irrationeel en met de rede die elkeen in vredestijd gehoorzaamt omdat zij dan aan allen gemeenschappelijk is, wordt korte metten gemaakt. Iedereen kan nu beweren wat hij maar wil, zo luidt het voortaan, want de inhoud van iemands woorden maakt niets meer uit. Zoals zinnen worden ontdaan van hun betekenis waarna alleen nog klanken overschieten, lawaai, dat nota bene nimmer kan opboksen tegen het gedreun van bommen en granaten, zo ook worden lichamen ontdaan van hun identiteit en slechts blind gehoorzame skeletten resten, gedweeë bedienaren van vuurwapens en ander moordend tuig.
In feite is het kwaad al geschied nog voor het eerste schot gelost wordt omdat na de dood van al het menselijke, alleen nog lichamen moeten worden opgeruimd, een massa die in het licht van de overbevolkingstheorie aan de haal gaat met energie en voedsel zonder zelf iets op te leveren dat haar bestaan zou kunnen rechtvaardigen. Overigens maakt dat de overbevolkingstheorie tot een even doeltreffend moordwapen als pakweg de immer succesrijke heldensagen of de bijbel.
Een leger is pas een leger als het geheel eendrachtig gevolg geeft aan de bevelen van één moordenaar en die eendracht wordt bekomen door de gelijkschakeling van alle elementen waarvan alleen de inhoud uniek kan zijn - een gelijkschakeling die derhalve intreedt van zodra wij allen worden leeggehaald of dus gereduceerd tot hulzen. Dat laatste gebeurt middels de gekende vorm van afpersing die volgt op de bedreiging welke veel gelijkenis vertoont met deze die luidt: “Uw geld of uw leven!”, alleen is hier de keuze beperkt tot alleen maar de dood, namelijk het front voor onze helden en het vuurpeloton voor onze deserteurs.
Met het verdwijnen van de inhoud van de lijven, met andere woorden: met de ontmenselijking der lichamen, verdwijnen meteen de taal en de cultuur, de geschiedenissen en de fantasieën, het geloof en de hoop maar ook de liefde en de waarheid. Met wat overschiet, kunnen de heersers dan hun gang gaan, naar willekeur zichzelf vereeuwigen als helden of zelfs zalig maken, zoals de pausen doen, wat alvast goed is voor een eeuwig zitje in het paradijs.
Eenmaal de angst het leven heeft versteend, heeft men alleen nog oog voor de doodsdreiging die uitgaat van de potentaat die immers wordt geruggensteund door zijn blind gehoorzaam wapentuig, wat betekent dat hij voortaan dicteren zal wat zijn gevolg moet doen en laten en dus wat goed en kwaad zal zijn. Op het instellen van de oorlogsmodus volgt zodoende op staande voet een nieuwe moraal, die de moraal van de onpersoonlijkheid zal zijn: elke afwijking van de norm, en derhalve alles wat ook maar enigszins blijk kon geven van inhoud, wordt niet alleen taboe, wat wil zeggen verboden, maar sinds de opheffing van de rechtsstaat wordt het gewoon onmogelijk gemaakt: zonder vorm van proces worden de overtreders omgebracht, zelfs buiten hun eigen weten om, precies zoals de boeken die op de brandstapels belanden, in rook opgaan zonder dat ze dit zelf voelen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 juni 2025)
25-06-2025
Oorlogsmodus
Oorlogsmodus
Een bijenvolk verzamelt vredig honing van de vroege ochtend tot zonsondergang en in dat volk heeft elkeen zijn vaste en aan de leeftijd aangepaste job: er zijn werksters die raten maken, larven verzorgen, afval verwijderen uit het nest, herstelwerken uitvoeren, vijanden verjagen, ventileren, stuifmeel en nectar verzamelen, honing maken, de wacht optrekken, communiceren (via de bijendans), de koningin verzorgen en de broedkamer met de larven en de poppen onderhouden en we zijn nog lang niet rond met de beschrijving van wat een bijenvolk al 130 miljoen jaar lang doet.
In normale omstandigheden bevinden de bijen zich in de werkmodus maar nadert een indringer het nest op minder dan twee meter, dan wordt alarm geslagen en in een mum van tijd schakelen alle bijen om naar de oorlogsmodus: de indringer wordt aangevallen met het wapen van de angel die de betrokken bij zelf doodt wanneer ze ermee steekt, wat betekent dat de bij haar volk verdedigt ten koste van het eigen leven.
Maar om zover te komen dat de bij zich spontaan opoffert voor haar volk, moet zij eerst in de aanvalsmodus verkeren: de vecht- of vluchtreactie, een reflex die in gang gezet wordt door intense angst onmiddellijk volgend op acuut gevaar. En bij de mens gaat het er eender aan toe: pols en bloeddruk stijgen doordat het lichaam grote hoeveelheden adrenaline en cortisol aanmaakt alsook endorfines tegen pijn waar door het klaar is om te vluchten of te vechten en wordt men verhinderd om dat te doen, dan richt het beschreven mechanisme zich tegen zichzelf met vaak de dood tot gevolg.
De oorlogsmodus kan acuut intreden maar omdat mensen verstand hebben, kunnen zij daar ook op anticiperen en dan bereiden ze zich 'in kalmte' op de oorlog voor, al is de sereniteit waarvan hier gewag gemaakt wordt, eigenlijk schijn.
De sereniteit is niet wat zij lijkt en dat blijkt reeds uit het gedrag der vooraanstaanden die het volk dat zal ten strijde trekken, vertegenwoordigen en zo zien wij bijvoorbeeld hoe de NAVO-baas die de troepen moet ronselen voor het front, de ene na de andere knieval doet jegens degenen die aan de touwtjes trekken en wiens identiteit wordt gedekt door het laatste woord in de beroemde en even beangstigende want ware frase die de hier van toepassing zijnde collage betitelt van John Heartfield: “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen”.
Oorlog betekent etymologisch de ontbinding van de orde, wat gebeurt met het oog op een 'nieuwe orde', wat een bijzonder geladen uitdrukking is omdat zij ons confronteert met de verwerping van de oude orde, zijnde: datgene dat wij ons van kindsbeen af hebben eigen gemaakt, datgene waarin we altijd hebben geloofd en volgens hetwelke we ook altijd hebben geleefd naar het voorbeeld van onze geliefde voorgangers. Die ontbinding treft ons nog dieper dan de ontbinding van het individuele bestaan, getuige het feit van de gewapende strijd waaruit blijkt dat uiteindelijk alle individuen zich nog liever aan de eigen fysieke ontbinding overgeven dan aan de ontbinding van de overgeërfde orde die tot dan toe het leven van de betrokken gemeenschap heeft gedragen.
Van sereniteit is dus helemaal geen sprake, de verwording van de politicus tot lakei van onze 'heren' (overheersers) getuigt enkel van paniek en wanhoop en verwijst daarom naar het christendom zoals ontmaskerd door de scherpzinnige wijsgeer Friedrich Nietzsche: de slavenmoraal als ultieme overlevingsstrategie. Al zal het getal van hen die gespaard worden in de fysieke strijd, even beperkt zijn als dat van de uitverkorenen in de mythe.
Genghis Kahn en Donald Duck - Een interview met Omsk Van Togenbirger
Genghis Kahn en Donald Duck
Een interview met Omsk Van Togenbirger
– Omsk Van Togenbirger, u hier te zien, in de wind en uit de zon...
– Ook een goede dag! Toch niet voor een interview?
– Hoe kunt u het raden...
– Val dan met de deur in huis, het is veel te warm om rond de pot te draaien! Iran, veronderstel ik?
– Tja, het gaat allemaal heel snel...
– Zeker en vast en de snelheid zal nog opgedreven worden, dat is nu eenmaal het ten einde lopen van de tijden. Je kent de paradoxen van Zeno toch?
– Van gehoord...
– Je geraakt nooit aan de eindstreep omdat je telkens de helft van de afstand overbrugt, waarna er altijd nog een helft overblijft. En zo gaat het ook met de tijd.
– Nu vertelt men wel dat dit niet klopt...
– Ja, dat is een soort van vereenvoudigde fysica, maar die gaat in tegen de ervaring.
– De subjectieve ervaring?
– Sowieso subjectief maar niettemin ervaring. Maar stel nu gauw uw vraag!
– Wat is er gaande in de wereld? Een derde wereldoorlog is van start gegaan, toch?
– Elke kind wil een naam maar er is niets nieuws onder de zon.
– Hoezo niets nieuws?
– Genghis Khan ken je wel?
– Zeker...
– Bouwde hoge piramides met mensenhoofden en vroeg dan beleefd de vastgestelde taksen te betalen. Men betaalde zonder slag of stoot. De man en zijn volk, zijn leger dus, hoefde niet te werken, hij was een afperser, zoals men dat noemt. Ben je online met je telefoon?
– Jazeker...
– Lees dan eens wat er op Wikipedia gezegd wordt over afpersing: lees het voor, luid en duidelijk!
– “Afpersing is een bijzondere vorm van diefstal met geweld of bedreigingen. Het onderscheid bestaat erin dat de dader van dit misdrijf de goederen niet wegneemt maar doet afgeven, als gevolg van geweld of bedreiging.”
– Slecht Nederlands maar goed, dat wordt nu algemeen aanvaard en het is ook een vorm van afpersing maar begrijp je waar ik naartoe wil?
– We worden bestolen?
– Zeer zeker maar je mag het niet zeggen, je moet er over zwijgen, er is immers dat geweld of die bedreiging en dat is niet niks: B2-bommenwerpers geladen met raketten die tot 90 meter diep gaan in de grond, Tomahawk-raketten, onderzeeërs geladen met atoombommen: ze vliegen buiten het gezichtsbereik en dat van de radars in de smetteloos blauwe luchten en ze liggen onder het wateroppervlak van zowat elke plas op deze aarde, allemaal geladen met bommen die men 'vuil' noemt omdat ze na hun ontploffing die sowieso al ontelbare doden maakt, ook nog eens tot in de eeuwigheid uitgestrekte gebieden geheel onzichtbaar radioactief besmetten, wat wil zeggen onleefbaar: onwetende passanten voelen op de bewuste plek helemaal niets maar verdwijnen jaren later met helse kankers in een ziekenhuiskamertje en zij verhuizen van daaruit dan naar het mortuarium. Of lig jij daar niet van wakker?
– Toch wel...
– Bedenk dan dat ze het ook niet schuwen om die wapens in te zetten: als bedreigingen niet onmiddellijk resultaten boeken, volgt geweld en nog veel rapper dan men kan vermoeden: massa's mensen gaan het hoekje om zonder dat ze het ook maar merken, of vergis ik mij?
– Ik geloof het niet...
– Het enig mogelijke alternatief is vijf percent van de geproduceerde rijkdom en heb je een idee over hoeveel geld het gaat?
– Dat zullen wel enkele miljarden zijn?
– Vorig jaar bedroeg het bbp voor België 614,5 miljard euro en vijf percent daarvan is 31,225 miljard euro. Om aan dat bedrag te komen, moet elke Belg, zowel de werkende als de werkloze, zowel de oudere als het kind, zowel de gezonde als de zieke, jaarlijks meer dan 3000 euro ophoesten, laten we zeggen 300 euro maandelijks, wat de prijs is van een huishuur. In de EU gaat het om vijf percent van zowat 17 biljoen euro en dat is uitgerekend 850 miljard euro of bijna 1 biljoen dollar. Dat is het bedrag dat de regering Trump Europa jaarlijks afhandig wil maken. Maar het ergste is: wat je ervoor in de plaats krijgt, is geheel onduidelijk.
– Is dat zo?
– Een straatbende valt je aan en vraagt een zeker bedrag voor 'bescherming', zoals zij dat dan heten, maar dat houdt gewoon in dat ze je niet meer hoeven aan te vallen als je hen meteen en zonder slag of stoot je hele geldbeurs overhandigt, begrijp je? Gezien de bedragen waarover het gaat, komt het hier op neer dat je hen jouw betaalkaartje geeft. Kunnen ze trouwens ook nog eens mee in het rood gaan.
– De beschermer en de agressor zijn een en dezelfde?
– Donald Duck, Zelensky, Google: het zijn allemaal Hollywood-producties, Je weet toch wat er op het bordje staat bij het verlaten van Disneyland?
– "Here ends Disneyland and begins Disney World."
– Precies en het is ook nog dubbelzinnig: het verwijst zowel naar onze door de Amerikaanse fictie omgetoverde wereld als naar Disney World in Florida, waar ook die andere Donald zijn optrekje heeft. Ze ontnemen je niet alleen je geld, mijn beste, maar ook nog eens je leven en je krijgt er een fictief bestaan voor in de plaats! Lees misschien nog eens die definitie van zoëven voor!
– “Afpersing is een bijzondere vorm van diefstal met geweld of bedreigingen. Het onderscheid bestaat erin dat de dader van dit misdrijf de goederen niet wegneemt maar doet afgeven, als gevolg van geweld of bedreiging.”
(J.B., 23 juni 2025)
22-06-2025
Kijk 'Noam Chomsky - Is Iran a Threat?' op YouTube
-
Kijk 'Noam Chomsky - Is Iran a Threat?' op YouTube
De mens die vaststelt dat hij een plaat is die blijft hangen, weet hoe laat het is. Nota bene: met een 'plaat' wordt een 'grammofoonplaat' bedoeld waarvan de muziek gelezen wordt met een naald die een concentrisch geschikt spoor volgt dat bij beschadiging als het ware in een cirkelgang belandt waardoor steeds hetzelfde fragment zich blijft herhalen.
Van een mens van wie de plaat blijft hangen, zijn het meestal anderen die dat vaststellen - zou men dat van zichzelf vaststellen, dan zou men de herhaling verbreken. De problematiek van de zelfreferentie is analoog en zo ook is de bewustzijnsproblematiek.
Hetzelfde geldt voor andere gevallen waarbij het verstand het laat afweten want de plaat blijft draaien, zij het in steeds hetzelfde kringetje, omdat de mechaniek nog werkt: de naald is kaduuk alsook de groeven maar de motor werkt door en wordt blijvend gevoed met elektrische stroom.
Van hen die in herhaling vallen, werkt de stem nog en ook een deel van het verstand, maar zekere groepen zenuwcellen verantwoordelijk voor het kortetermijngeheugen zijn beschadigd ofwel dood en de spreker merkt het niet. Het grovere deel van de platendraaier is intact maar de fijnere technologie laat het afweten. En dat is meestal ook zo omdat de meest gesofisticeerde onderdelen ook de gevoeligste zijn, de meest kwetsbare.
Een tragedie ontstaat nu waar het meest kwetsbare dat ook het meest gesofisticeerde is, het begeeft terwijl het grovere, dat robuuster is, blijft doorwerken, want dan krijgt het grovere ook de leiding over al de rest. Het werktuig over zijn meester, het beest over de mens of beide gevallen tegelijk.
Een auto is een verfijnd instrument maar vergeleken bij zijn chauffeur blijft het een lomp ding: laat de bestuurder voor de duur van amper één seconde in slaap vallen en het tuig veroorzaakt een ongeluk met onbeschrijflijk menselijk leed. En dat is het geval voor elk instrument dat de leiding van zijn bestuurder overneemt.
Een kip zonder kop rent met een nek als een bloedfontein over het erf vooraleer zij neer stuikt en dood blijft liggen. Een auto zonder bestuurder knalt tegen een boom. Een onbewaakt huis wordt leeggeroofd. Een kind zonder ouders wordt een prooi voor criminelen. Een land zonder leider wordt aangevallen, zijn bevolking sterft of belandt in slavernij. Een mens zonder verstand begaat baldadigheden.
Soms gebeurt het dat een regering niet gevormd wordt door verstandelijk overleg maar door het noodlot of door een dom succes. Zij die kennis hebben, vormen uiteraard een minderheid maar belangrijke beslissingen worden genomen door een onwetende meerderheid. Zoals in het narrenschip van Plato komen dan lieden aan de macht die helemaal niet weten over wie en wat zij heersen, laat staan dat zij ook maar iets zouden afweten van bestuurskunde, maar heersen doen zij onverminderd.
Zij heersen over de massa die hen verkozen heeft maar ook over elke persoon afzonderlijk en dat is heel naargeestig. De massa immers is niet de optelsom van alle personen: de massa ontstaat pas nadat en doordat het bestaan van personen werd ontkend.
Personen hebben namelijk iets te vertellen als zij spreken; zij bedienen zich van de rede, die voor iedereen dezelfde is en goed verstaanbaar. Wat zij zeggen, wordt door iedereen gehoord en met ons gezond verstand kunnen we allemaal uitmaken of de waarheid wordt gesproken ofwel of de leugen haar kans aan het wagen is. De massa daarentegen produceert slechts een weliswaar luid maar compleet onverstaanbaar gebrul zoals dat opstijgt uit de buik van een wild dier en waarvoor men alleen maar op de loop kan gaan.
Een regering die niet gevormd werd door personen maar door een anonieme massa, kan derhalve ook niet uit personen bestaan: zij kan hooguit een spreekbuis zijn van de massa die haar in het zadel hees. Dat zadel ligt op de rug van een dol paard waarmee uiteraard geen land te bezeilen valt. Een regering die hooguit een spreekbuis van een massa is, kan ook helemaal niets te vertellen hebben, zij kan alleen brullen, zoals wilde dieren brullen.
Men moet dan ook niet proberen om te luisteren naar wat zij zegt, laat staan naar wat zij bedoelt, want zij kan helemaal niets te zeggen hebben omdat zij ook niet spreekt daar zij de rede missen moet die aan al wat anoniem is, vreemd is. Als zij haar muil opent, bestaat de enige zinvolle reactie hierop dat men zich zo rap als mogelijk uit de voeten maakt want trumpetteren is het enige wat zij kan presteren en dat voorspelt niets goeds.
Ja, een wild dier is zij: als het niet slaapt, dan wordt het gevaarlijk want het wil een prooi. En dit wilde beest is werkelijk onverzadigbaar, daar het een junkie is. Daar het voor god wil spelen, is het verslaafd aan geld en macht, het heeft reeds alles maar het voelt dat dit niets is en het wil daarom altijd meer. Op advies van de markies de Sade kan het dat alleen maar krijgen door te gaan vernietigen.
Ja, vlucht nu maar, want het maakt de dief niets uit wie hij besteelt: iederéén is doelwit.
(J.B., 22 juni 2025)
Noam Chomsky en Iran
Noam Chomsky en Iran
Bij verschillende gelegenheden werd aan Noam Chomsky de vraag gesteld of Iran, dat Israël openlijk zou bedreigen, niet moet tegengehouden worden van de aanmaak van nucleaire wapens maar hij beantwoordde de opwerping met de retorische vraag wat dan gedaan met de vele landen die reeds over nucleaire wapens beschikken. De kwestie zich te houden aan de verdragen ter zake is echter veel belangrijker.
Het moet vooraf gezegd dat Iran voorstander is van een tweestatenoplossing waar Israël de Palestijnen wil verdrijven en dit met argumenten die helemaal geen hout snijden. Zoals heden overduidelijk blijkt, eisen de Israëli voor zichzelf op wat ze de Palestijnen niet gunnen.
Overigens schrijven waarnemers met kennis van zaken dat Iran wel gek zou moeten zijn als het géén kernwapen aanmaakte. De militaire investeringen van Iran zijn veel beperkter dan die van hun buurlanden en menigeen is het er over eens dat het Iraanse regime een paradijs is vergeleken bij dat van bijvoorbeeld Saoedi-Arabië. Meteen moet gezegd worden dat niet zozeer Israël een bedreiging vormt maar wel het zionisme.
En wat betreft de mogelijke en sinds afgelopen nacht ook reële militaire tussenkomsten van andere mogendheden zoals de V.S. in Iran, dient men zich te herinneren dat in 2003 Irak werd aangevallen zonder dat daar ook maar enige geldige reden toe bestond: Irak werd ervan verdacht kernwapens te hebben ontwikkeld, wat een leugen was om daar een oorlog te kunnen beginnen. Onder meer Turkije weigerde daar om de inval van de V.S. te steunen omdat 95 percent van zijn bevolking daar tegen was, wat aantoont dat Turkije een land is dat rekening houdt met de stem van zijn volk, terwijl van goede democraten verwacht wordt dat zij zich niet verzetten, zwijgen en braaf de bevelen van Uncle Sam uitvoeren. Brazilië werd om dezelfde reden aan de kant geduwd. Chomsky: als de Amerikanen invloed trachten uit te oefenen in een regio, heet dat 'stabilisatie' maar als landen zoals Iran dat doen, heeft men het over 'destabilisatie', waarmee hij impliciet verwijst naar het onderzoek dat hij in 1988 voerde samen met Edward Herman inzake politiek gestuurde desinformatie.
(J.B., 22 juni 2025)
20-06-2025
Markies de Sade
Markies de Sade
Het soort blasé personen dat oorlog voert, maken er een spelletje van. Als kind kregen deze vetgesnoepte verwende lui van de sint oorlogsspelletjes cadeau om af te draaien met de pc op groot scherm maar die zijn ze nu uiteraard ontgroeid: kinderen wiens papa's en mama's immobiliën beheren, ziekenhuizen, politieke partijen, mediaconcerns en universiteiten, nemen geen vrede met tinnen soldaatjes, dat is speelgoed voor arme drommels. Gefortuneerden hebben andere verplichtingen jegens het kroost dat zich immers moet voorbereiden op leidinggevende functies en dat brengt ook verplichtingen mee inzake de aard van het speelgoed. Eenmaal zestien, een sportauto? Laat ons niet lachen, dat is gemeengoed voor jan met de pet: deze kinderen willen, eenmaal groot, speelgoed aangepast aan hun stand en weet je wat dat dezer dagen betekent? de Sade wist het al en schreef dat vanaf het moment dat men alles heeft wat men verlangen kan en men schijnbaar niet gelukkiger meer kan worden (of misschien is pret een betere term) er alsnog een vergrotende trap bestaat, om het zo te zeggen, en die houdt in dat eenmaal gekomen aan het plafond, en de wet indachtig dat geluk een kwestie van sociale vergelijking is, men zich nog verbeteren kan door al de anderen naar beneden te duwen.
Logisch toch? En ja, het werkt: wie alles hebben, verkrijgen nog meer door anderen alles te ontnemen, en dan gaat het uiteraard niet over speelgoed, want dat hebben ze al in overvloed: het gaat over het kostbaarste bezit van die anderen. Ja, je raadt het al: men wil die anderen het leven zelf ontnemen. En, neen, denk nu niet dat doden volstaat: een kogel jagen door het hart van een mens en gedaan, is helemaal niet leuk, vraag dat maar aan de kat die zich rot amuseert met de muis. Als het weerloze wezentje buiten adem is, laat onze kat haar weer op adem komen zodat ze kan herbeginnen, want het plezier moet worden gerekt, zij wil het laatste uit de kan vol pret, onze kat, die Trump heet, en zij houdt van spelen, spelen met muizen, en geen andere kat legt haar een haarbreed in de weg.
De aard van de oorspronkelijke werkelijkheid is chaos of leegte, een toestand zonder enig houvast, noch iets noch niets. Die toestand is onhoudbaar en smeekt om orde. In alle mythologieën ontstaat uit de chaos, orde doordat uit het Ene de tegenstellingen geboren worden: er komt licht en daardoor de tegenstelling licht en duisternis. Of in het begin is er het Woord waaruit alles voortkomt: het bevel of het gebod, de wet die goed van kwaad onderscheidt en die de regels bepaalt van het spel waarin de chaos getransformeerd wordt. De werkelijkheid is in wezen een spel. In zijn Homo ludens uit 19382 schrijft Johan Huizinga:
"Het is al een oude gedachte die getuigt, dat bij doordenken tot den bodem van ons kennen alle menschelijk handelen slechts een spelen schijnt. Wie aan deze metaphysische conclusie genoeg heeft, moet dit boek niet lezen. Mij schijnt zij geen reden, om de onderscheiding van het spel als een eigen factor in al wat in de wereld is, te laten varen. Sinds langen tijd ben ik steeds stelliger tot de overtuiging gekomen, dat menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel."3
En over de aard en betekenis van het spel als cultuurverschijnsel schrijft Huizinga verder:
"Men kan bijna al het abstracte loochenen: recht, schoonheid, waarheid, goedheid, geest, God. Men kan den ernst loochenen. Het spel niet. Maar met het spel erkent men, of men wil of niet, den geest, (...). Het doorbreekt, reeds in de dierenwereld, de grenzen van het physisch bestaande. Het is ten opzichte van een gedetermineerd gedachte wereld van louter krachtwerkingen in den volsten zin des woords een superabundans, een overtolligheid. (...) Het bestaan van het spel bevestigt voortdurend, en in den hoogsten zin, het supralogisch karakter van onze situatie in den kosmos. (...) Wij spelen, en weten, dat wij spelen, dus wij zijn meer dan enkel redelijke wezens, want het spel is onredelijk."4
Deze tijd is onmiskenbaar een kantelpunt in de geschiedenis van de wereldcultuur. Tot op heden is de religie van cruciaal belang geweest voor de beschaving: zij was het toonaangevende spel. Maar sinds enige tijd lijkt het geloof te hebben afgedaan. De kerken lopen leeg als een van de resultaten van een lange strijd. Een strijd waarin beslecht wordt wat het spel van de nieuwe wereld zal worden. De wetenschappen, ooit zozeer bevochten door de kerk, werden pas heilig verklaard toen de kerk hun waarde niet langer kon loochenen. Aanvankelijk werden zij nog ondergebracht binnen de kerk, zij het ondergeschikt aan de theologie als hoogste vorm van kennis. Nog een geruime tijd werd het geloof door de sciëntisten geduld maar vandaag hebben zij zich radicaal tegen de religie gekeerd: zij verwerpen de spelregels van Rome - zij verbieden ze. De mensen vrezen niet langer de hel en hebben de hemel van het hiernamaals ingeruild tegen een aards-paradijs in het hiernumaals. Het spel van de mysteriegodsdiensten blijkt immers niet in staat om de honger te lenigen en de pijn te verlichten. En de vermommingen, eigen aan elk spel, wekken de lachlust: mijters en kazuifels, het onverstaanbare Kerklatijn, de groteske gebaren en de exuberante wonderverhalen blijken leugens die het niet langer doen in deze tijd. Een nieuw spel dringt zich op aan het toneel van de wereld en de spelers strooien met klinkende munt en met tastbare bewijzen het ontgoochelde publiek van weleer nieuw zand in de ogen. Politici, economen, fysici, fysiologen: zij steken de bisschoppen van weleer naar de kroon en creëren een nieuw theater. Niet langer de pastoor staat aan de wieg en aan het graf doch de dokter met zijn inentingen en verklaringen, de staat met haar paperassen en haar rechten en de banken met hun leuze van 'je bent wat je hebt'. Niemand kan er nog omheen hoe in deze coronapsychose de wereldbevolking massaal gehoorzaamheid biedt aan de WHO, de Wereld Gezondheids Organisatie, die het mensdom met haar inentingen zal beschermen tegen de hel van de pandemieën, terwijl met het Hoogfeest van Pasen de belangrijkste dag van het kerkelijk jaar zonder meer van tafel wordt geveegd, genegeerd wordt, ja, de viering wordt zowaar voor het eerst sinds haar tweeduizendjarig bestaan verboden en niet langer het altaar van de heilige mis staat centraal doch dat van het panel der virologen en politici. En dat op grond van een nieuw geloofspunt dat gammel blijkt omdat ook virologen niet in staat blijken om een pandemie een halt toe te roepen. Hun dagelijkse bezweringen van het nieuwe kwaad dat het hiernumaals bedreigt, hypnotiseren de massa's voor de televisieschermen niet langer want de mensen worden de loze beloften moe, zij vermoeden een bedrog, nog goedkoper en nog omvangrijker dan het godsdienstcarrousel van destijds, met nieuwe systemen van heropvoeding en conditionering, regeltjes die samenscholing moeten sanctioneren, communicatie aan banden moeten leggen en met harde straffen het nieuwe geweten van de wereld moeten vormen, dat alleen luistert naar de wetten van het gouden kalf. Nu reeds hoort men op de achtergrond het geruzie over patenten en remedies die al fel worden gegeerd door een hysterische wereldbevolking, men heeft het gewis over een gigantische miljardenbusiness. En op spelbrekerij staat derhalve zonder enige twijfel de doodstraf. Huizinga schrijft:
"Ieder spel heeft zijn regels. Zij bepalen, wat er binnen de tijdelijke wereld, die het heeft afgebakend, gelden zal. De regels van een spel zijn volstrekt bindend en onbetwijfelbaar. Paul Valéry heeft het terloops eens gezegd, en het is een gedachte van ongemeen verre strekking: ten opzichte van de regels van een spel is geen scepticisme mogelijk. (...) De speler, die zich tegen de regels verzet, of zich eraan onttrekt, is spelbreker. (...) De spelbreker is heel iets anders dan de valsche speler. Deze laatste (...) blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf. (...) Hij ontneemt aan het spel de illusie, inlusio, letterlijk ‘inspeling’, woord zwaar van beteekenis. Daarom moet hij vernietigd worden, want hij bedreigt het bestaan der spelgemeenschap. (...) De spelbreker breekt hun tooverwereld, daarom is hij laf en wordt uitgestooten. Ook in de wereld van den hoogen ernst hebben de valsche spelers, de huichelaars en bedriegers, het altijd gemakkelijker gehad dan de spelbrekers (...) De club hoort bij het spel als de hoed bij het hoofd. (...) De uitzonderlijkheid en afzonderlijkheid van het spel neemt haar treffendsten vorm aan in het geheim, waarmee het zich gaarne omringt. Reeds kleine kinderen verhoogen de bekoring van hun spel door er een ‘geheimpje’ van te maken. (...) Het anders-zijn en het geheim van het spel zijn samen zichtbaar uitgedrukt in de vermomming. Hierin wordt de ‘ongewoonheid’ van het spel volkomen. De vermomde of gemaskerde ‘speelt’ een ander wezen. Hij ‘is’ een ander wezen! Kinderlijke schrik, uitgelaten vermaak, heilige ritus en mystische verbeelding gaan in alles wat masker en vermomming is onoplosbaar dooreen."56
2Eigenlijk sinds 1903 en vooral in zijn oratio uit 1933: "Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur" (Haarlem, Tjeenk Willink, 1933. [Verzamelde werken V, p. 3 vg.]).
3Huizinga, Johan (1950). Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur, [In: Johan Huizinga, Verzamelde werken V. Cultuurgeschiedenis III (ed. L. Brummel et al.). H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., Haarlem 1950, p. 26-246.]), pp. 26.
“Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken."2Dit is de openingszin uit een in 1935 verschenen boek van de Nederlandse historicus Johan Huizinga, getiteld: In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Wat verderop lezen wij: "De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogen, hoe bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen, wankel zijn geworden: waarheid en menschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet meer functioneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van dezen geweldigen tijd schijnt op het punt om vast te loopen."3
Er zijn wel degelijk gelijkenissen tussen de crisis van de jaren dertig van de voorgaande eeuw en de huidige tijd. Het boek van Huizinga situeert zich middenin dezelfde crisis die ook Spengler tot cultuurpessimisme dreef en zij delen het wantrouwen in het vooruitgangsgeloof terwijl Huizinga elk optimisme aan onwetendheid wijdt: "Thans is het besef van midden in een hevige en met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven tot in breede lagen doorgedrongen. Spengler’s Untergang des Abendlandes is voor talloozen in de geheele wereld het alarmsein geweest. Dit beteekent niet, dat al de lezers van het beroemde boek zich tot de daar geboden inzichten hebben bekeerd. Maar het heeft hen vertrouwd gemaakt met de gedachte aan mogelijkheid van daling der huidige cultuur, waar zij te voren nog bevangen waren in een onberedeneerd vooruitgangsgeloof. Een ongeschokt cultuuroptimisme is voorloopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door gebrek aan inzicht niet kunnen beseffen, wat er aan de cultuur ontbreekt, dus zelf door het vervalsproces zijn aangetast, of voor hen, die in hun maatschappelijke of politieke heilsleer de komende beschaving reeds in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde menschheid uit te schudden."4
Het gaat Huizinga niet alleen om de economische crisis van die tijd want die is een teken van een cultuurcrisis: "Al is er geen terug, het verleden kan toch leering behelzen, ons ter oriënteering dienen. Zijn er historische gevallen aan te wijzen, waarin de beschaving van een volk, een rijk, een werelddeel, door even zware weeën ging als onze tijd?"5
De economische crisis van de jaren dertig was tevens een cultuurcrisis en hij is uitgemond in de tweede wereldoorlog. Het gaat om kenteringen die ook nu weer op til zijn en die zich in alle sectoren laten voelen. Huizinga bekijkt de geschiedenis. Ook vroeger hebben schokkende gebeurtenissen plaatsgehad, zo stelt hij, maar de huidige zijn van een heel andere orde: "Zie eerst naar 1500. De veranderingen zijn geweldig: de aarde ontdekt, de wereldbouw ontraadseld, de Kerk gespleten, de drukpers in werking om het woord in oneindig gestegen veelvuldigheid voort te telen, de middelen tot den krijg versterkt, credietwezen en geldverkeer uitbundig groeiende, het Grieksch hervonden, de oude bouwkunst versmaad, de kunst ontplooid in titanische kracht. Zie vervolgens naar 1789—'1815. Opnieuw klinkt ’s werelds gebeuren met het geluid van den donder. (...) In beide tijdperken schijnt op den eersten blik de seismograaf der historie even heftig bewogen als thans. (...) Peilt men echter dieper, dan blijkt toch spoedig, dat zoowel in het tijdperk van renaissance en hervorming als in dat van revolutie en Napoleon de grondslagen der samenleving minder zijn geschokt dan thans het geval is. En vooral: in de beide oudere kritieke tijdperken blijven hoop en idealen de algemeene cultuurstemming sterker domineeren dan thans het geval schijnt. (...) De grondslagen der samenleving, zeiden wij, omstreeks 1500 en omstreeks 1800, minder geschokt dan thans."6
Huizinga verwijst dan naar het opkomende atheïsme, naar de Eerste Wereldoorlog, naar de klassenstrijd, naar de beurscrash en naar de totale instorting van de economie en deze ontwrichting treft ook de kunst en het geestesleven: stevenen wij net zoals de Romeinen af op de barbarij?7 Huizinga: "Wij weten het ten stelligste: willen wij cultuur behouden, dan moeten wij voortgaan met cultuur te scheppen."8
Cultuur heeft te maken met een evenwicht tussen geestelijke en stoffelijke goederen maar is vooreerst een zaak van ethiek, zo zegt Huizinga. Vervolgens richt cultuur zich op een gemeenschappelijk ideaal of heil. Maar vooral is cultuur het beheersen van natuur9: "[De mens] heeft zich een stuk natuur dienstbaar gemaakt. Hij beheerscht de natuur, de vijandige en de schenkende. Hij heeft gereedschap verworven, hij is homo faber geworden. Hij gebruikt die krachten tot verwerven, van een levensbehoefte, tot vervaardigen, van een werktuig, tot beschutten, van zich en de zijnen, tot vernietigen, van jachtdier, roofdier of vijand. Voortaan verandert hij den loop van het natuurleven, want al de gevolgen, met zijn werktuig teweeggebracht, zouden zonder die macht niet zijn ingetreden."10 Toch kan men bij dieren niet spreken over cultuur, want er is nog iets nodig en dat is het vrije plichtsbesef en de dienstbaarheid. Immers, "de ontworteling van het dienstbegrip in den volksgeest is de meest verwoestende actie van het oppervlakkig rationalisme der achttiende eeuw geweest."11"Dan volgt nu de vraag: zijn in het tijdperk dat wij beleven de grondvoorwaarden van cultuur vervuld?"12
Huizinga stelt vast dat er wel beheersing is van de stoffelijke natuur maar niet van de menselijke. Bovendien ontbreekt ook het gemeenschappelijke streven: elkeen streeft slechts het eigen heil na. Alleen welstand, macht en veiligheid worden gemeenschappelijk nagestreefd: "(...) voortvloeiend uit het natuurinstinct, onveredeld door den geest.Reeds de holbewoner kende deze idealen."13 Er is een overproductie van zaken die eigenlijk niemand wenst te hebben, die overbodig zijn, en dit terwijl er nood is en werkloosheid; kunst wordt commercieel en ook het gezinsleven is ontwricht.14 De cultuur is met andere woorden inderdaad in verval.15
Vooruitgang?
Vervolgens bezint Huizinga zich over het problematische van de vooruitgang en laten wij hem hier zelf aan het woord [de boektekst werd hier sterk ingekort]: "Vooruitgang immers duidt op zichzelf enkel een richting aan, en laat in het midden, of aan het eindpunt van dien gang heil of verderf staat. Wij vergeten doorgaans, dat enkel het oppervlakkig optimisme onzer vaderen uit de achttiende en negentiende eeuw aan dat louter geometrische begrip ‘vooruit' de verzekering van het bigger and better heeft verbonden. De verwachting, dat elke nieuwe vinding of perfectie van de gegeven middelen de belofte moet inhouden van hooger waarde of meer geluk, is een uiterst naïef denkbeeld, erfstuk uit die bekoorlijke eeuw van intellectueel, moreel en sentimenteel optimisme, de achttiende. Het is volstrekt niet paradoxaal, te beweren, dat een cultuur aan een zeer wezenlijken en onbetwijf elbaren vooruitgang zeer wel te gronde kan gaan. Vooruitgang is een hachelijk ding en een dubbelzinnig begrip. Het kan immers zijn, dat er ietwat verder op het pad een brug is ingestort of een aardspleet ontstaan."16 Vooruitgang is er ontegenzeggelijk wel in de wetenschappen17 maar het is helemaal niet evident dat dit ook maatschappelijke vooruitgang en een steeds groter geluk zou betekenen. Is de wereld wijzer geworden? "Wij weten beter. Dwaasheid in al haar gedaanten, de beuzelachtige en belachelijke, de booze en verderfelijke, heeft nooit zulke orgieen over de wereld gevierd als heden ten dage."18"In een maatschappij met algemeen volksonderwijs, algemeene en onmiddellijke publiciteit van het dagelijksch gebeuren, en ver doorgevoerde arbeidsverdeeling, geraakt de gemiddelde mensch minder en minder aangewezen op eigen denken en eigen uitdrukking."19"De moderne organisatie van kennisverspreiding leidt maar al te zeer tot verlies van de heilzame uitwerking van zoodanige geestelijke beperkingen. (...) Enkel een drift tot eigen cultuur, op welk gebied ook en met welke voorkennis of middelen nagejaagd, kan hem boven dit niveau verheffen."20"De opdringing en weerlooze aanvaarding van kennis en oordeel beperkt zich niet tot het intellectueele gebied in engeren zin. (...) Daarbij komt nog een ander bedenkelijk en onontkoombaar feit. In oudere en engere gemeenschapsvormen schept en bedrijft het volk zelf zijn vermaak: in zang, dans, spel en athletiek. Men zingt, danst, speelt samen. In de moderne cultuur heeft zich dit alles voor het overgroote deel verschoven tot een: men laat voor zich zingen, dansen, spelen. (...) het passieve element neemt voortdurend toe in vergelijking met het actieve. Zelfs ten opzichte van de sport, dien machtigen modernen cultuurfactor, is het steeds meer geworden de massa, die voor zich laat spelen. (...) In dit alles ligt een zekere ontzieling en verzwakking van cultuur. Dit geldt van de filmkunst in het bijzonder (...) De kunst van het toeschouwen wordt omgeschakeld tot een vaardigheid in snel waarnemen en begrijpen van voortdurend wisselende visueele beelden. De jeugd heeft dien cinematischen blik verworven in een graad, die den oudere verbaast. Met dat al beteekent deze veranderde geestelijke ‘Einstellung’ een buiten werking treden van heele reeksen van intellectueele functies. (...) wat tot verzwakking van het oordeelsvermogen moet bijdragen. (...) De inkeer en de wijding ontbreken. Inkeer nu tot het diepste in hem zelf en wijding van het oogenblik zijn dingen, die de mensch om cultuur te bezitten volstrekt noodig heeft. De gereede visueele suggestibiliteit is het punt, waarop de reclame den modernen mensch aangrijpt en hem in zijn zwak van verminderde oordeelskracht tast. (...) 'Nog moeilijker te omschrijven is de werking der politieke reclame. (...) Zeker is, dat de reclame, in al haar vormen, speculeert op een verzwakt oordeel, en door haar buitensporige uitbreiding en nadrukkelijkheid de verzwakking zelf in de hand werkt. Onze tijd staat derhalve voor het benauwende feit, dat twee groote cultuurwinsten, waarop men bij uitstek prat ging: het algemeen onderwijs en de moderne publiciteit, in plaats van regelrecht tot verhooging van het peil der cultuur te leiden, integendeel in hun doorwerking zekere verschijnselen van ontaarding en verzwakking met zich brengen. (...) Onderwijs maakt onder-wijs. Het is een afschuwelijke woordspeling, maar zij bevat helaas diepen zin. Zal de samenleving aan dit proces van geestelijke vervlakking hopeloos overgeleverd blijven? Zal het nog steeds verder gaan? Of komt er een punt, waar bij volledige doorwerking het euvel zichzelf opheft? (...)"2122
2Huizinga, Johan. (1936). In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Vijfde druk 1936, H.D. Tjeen Willink & zoon n.v., Haarlem.). p. 1.
De verkoop van oorlogen aan het volk: desinformatie en nepbeelden
De verkoop van oorlogen aan het volk: desinformatie en nepbeelden
Manufacturing Consent1van Noam Chomsky en Edward S. Herman is een verslag uit 1988 met betrekking tot een onderzoek van de auteurs naar de methodes gebruikt door de machthebbers (de staat, maar in wezen: het geld of de multinationals) om via de massamedia oorlogen te verkopen aan het volk. Oorlogen zijn enorm duur, door, de wapenlobby gecompromitteerde regeringen kopen die met ons geld en vertellen ons dat ze noodzakelijk zijn voor onze veiligheid.
In feite is de benaming 'machthebbers' hier onterecht, rekening houdend met Hannah Arendts bedenkingen hieromtrent want oorlogen hebben te maken met geweld en men zoekt zijn toevlucht tot geweld pas wanneer de macht kwijnt om dan alsnog gehoorzaamheid te kunnen afdwingen. Geweld exposeert getaande macht en zoekt daarom naar een rechtvaardiging die de instemming van het volk zou kunnen wegdragen met een sowieso leugenachtige retoriek die met gepaai en snoepjes tracht te bekomen dat men bij het vertoon van onrecht met zijn allen prompt de andere kant op kijkt.
In deze verkorte weergave n.a.v. de grove medialeugens van de agressor die heden de ronde doen, kunnen we zeggen dat de media als propagandamachine de instemming met het beleid fabrikeert met wat een elite beslist die het volk minacht en het daarom beliegt. De censuur gebeurt middels filtering van de informatie op vijf niveaus zodat men zonder argwaan slechts afkooksels en verdraaiingen van feiten verneemt: overheidspropaganda. Zonder openlijke dwang weliswaar maar onderhevig aan de wetten van de markt wordt men opgevoed om zichzelf te censureren. Het dictatorschap in handen van de megasystemen waarover Jaap Kruithof schrijft in zijn boek over het neoliberalisme.2
De tactiek wordt geïllustreerd met onder meer de Vietnamoorlog die ons verkocht werd als een democratiseringsproces terwijl het ging om genocide. Hetzelfde gebeurt vandaag maar de betrokken potentaten hebben als troefkaart het ongemak dat gepaard gaat met de kennisname van de feiten achter de leugens die de massa dan maar verkiest boven de bittere waarheid.3
De media “verlenen diensten aan de machtige belangengroepen door wie ze gecontroleerd en gefinancierd worden om hun propaganda te verspreiden.”4“Er wordt personeel met de juiste signatuur geselecteerd” en er wordt gedefinieerd wat al dan niet nieuwswaardig is. 'Deskundigen' bevestigen de 'officiële visie' en de dominante ideologie. Van journalistieke vrijheid is geen sprake meer. “Het mooie van het systeem is dat (…) tegengeluiden en storende informatie beperkt en marginaal blijven.”5
“(...) Ruim twintig bedrijven bezitten vrijwel alle media waar de meeste mensen in de VS hun nieuws halen.”6 De rol van het individu lijkt uitgespeeld. De bedrijven die het nieuws maken distribueren het ook via de volkscultuurgiganten, geïnteresseerd in entertainment met hoge kijkcijfers. Mede door de explosie van nieuwe technieken is de mondialisering geëxplodeerd. “Beleidsmaatregelen van de overheid en de consolidatie van de neoliberale ideologie hebben ook een bijdrage geleverd. (…) De neoliberale ideologie vormt de intellectuele grondslag voor beleidsmaatregelen die het voor particuliere transnationale beleggers mogelijk maken om omroepen en kabel- en satellietbedrijven te kopen.”7
Inzake cultuur en ideologie gaat het om lifestyle en consumptie, commercialisering en sensatienieuws. Publieke omroepen vallen zonder geld en moeten ofwel commercialiseren ofwel verdwijnen. Het internet als democratisch medium wordt aan banden gelegd.8“(...) Nieuws over oorlogen in het buitenland of hervorming van de welzijnszorg wordt verwaarloosd of zelfs genegeerd.”9. “En zo is een wereld ontstaan van virtuele gemeenschappen die door de adverteerders zijn gecreëerd. (…) Deze op consumptie en stijl gebaseerde clusters vormen een schrijnend contrast met fysieke gemeenschappen die een sociaal leven en gemeenschappelijke belangen delen, en participeren aan een democratische orde. De virtuele gemeenschappen dienen om goederen te kopen en te verkopen, niet om een publieke sfeer te creëren of te ondersteunen.”10
Alles wordt entertainment en “entertainment (…) is ook een effectief middel om verborgen ideologische boodschappen te brengen”11 en politieke apathie op te wekken ter handhaving van de status quo.12 Het lijkt alsof het publiek vrijwillig voor entertainment kiest maar “de burgers in de VS hebben nooit de kans gekregen om zich uit te spreken over de grootschalige overdracht van uitzendrechten aan commerciële bedrijven in 1934.”1314
Bij het verslaan van de oorlogen in Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja) worden, om het beleid te kunnen voortzetten, slachtoffers van de VS en bondgenoten worden zoveel mogelijk verzwegen terwijl door de vijand gemaakte Amerikaanse en Amerikaans gezinde slachtoffers in de verf worden gezet. Er wordt gegoocheld met woorden en zo veroorzaakten de 'massavernietigingssancties van de VS in Irak (1991-1998) de dood van een half miljoen kinderen maar minister Madeleine Albright zei op de televisie dat die kinderdoden 'het waard waren' zodat het woord 'genocide' hier niet van toepassing was.15
De mainstream media accepteren leugens met een verbazingwekkende goedgelovigheid.”1617 Komt het bedrog alsnog aan het licht, dan volgden geen excuses en de zaak gaat in de doofpot. Een voorbeeld. Na W.O.II steunden de VS tegen de wil van de bevolking in (en dus als agressor) een (anticommunistische) regering in het Zuiden van de toenmalige Franse kolonie Vietnam. “De media accepteerden probleemloos dat we bescherming boden aan 'Zuid-Vietnam' - een maaksel van de VS, met aan het hoofd een rechtstreeks uit de VS geïmporteerde dictator - tegen de agressie van een andere partij, waarbij die agressor soms Noord-Vietnam, soms de Sovjet-Unie of China was, of het verzet in Zuid-Vietnam zelf, dat 'interne agressie' pleegde!”18 De media hadden het echter nooit over Amerikaanse agressie. De oorlog (in 1975 gevolgd door een nog 18 jaar lange boycot) telde 3 miljoen Vietnamese doden, 4,4 miljoen gewonden en miljoenen vergiftigden door chemische wapens. “Niettemin bleef de visie van Amerikaanse functionarissen en de mainstream media dat de VS goed werk hadden gedaan in de oorlog en het slachtoffer[!] waren geweest van agressie”19 en in 1992 verklaarde president George Bush niet met vergelding te zullen dreigen!20 De dader-slachtofferrollen werden in de media gewoon omgedraaid.
Over wie zich kritisch uitlaten over de Vietnamoorlog wordt gezegd dat ze lijden aan het 'Vietnamsyndroom' en dat ze met hun onredelijk afwijzen van geweld (in de jaren zestig) de democratie schaden. De media die de elite vertolken noemen die jaren zestig 'een donker tijdperk' en ze blijven de VS verschonen, vooral als strijd (aldus The Washington Post d.d. 30 april 2000) tegen de opmars van het communisme.21 De VS mochten de Zuid-Vietnamezen niet in de steek laten. (!?)22 Edoch, zoals reeds gezegd, is 'Zuid-Vietnam' een louter bedenksel van de VS. De omkering van daders en slachtoffers gebeurt middels de media. De meeste publiciteit kreeg het boek van McNamara maar “hij komt niet met morele bespiegelingen of verontschuldigingen voor het feit dat zijn land Vietnam is binnengevallen, genadeloos heeft gebombardeerd en totaal verwoest, en miljoenen onschuldige mensen in een kleine verafgelegen samenleving van boeren heeft gedood en verwond om zijn eigen politieke doelen na te streven.”23 Nixon kwam bovendien aandraven met de leugen dat Vietnam vermiste Amerikanen krijgsgevangen hielden om de oorlog voort te kunnen zetten en dat alles werd de wereld ook nog eens opgedrongen in films (The Deer Hunter, Uncommon Valor, P.O.W.: The Escape en Missing in Action) “waarin Rambo-achtige helden kwaadaardige Vietnamezen afslachten, en onze verraden en gemartelde krijgsgevangenen redden. In deze films wordt de geschiedenis op haar kop gezet.”24 Echte foto's van afgeslachte Vietnamezen maken plaats voor gesimuleerde beelden van Amerikanen in de handen van wrede communisten.25 Die leugens rechtvaardigden na de oorlog nog eens achttien jaar economische oorlog tegen Vietnam. Vietnam and other American Fantasies van H. Bruce Franklin kwam nauwelijks aan bod in de pers; The Necessary War van Michael Lind daarentegen veroverde alle media. Ofschoon Vietnamoorloghistoricus Lloyd Gardner alle argumenten van Lind kelderde, bleef het boek overeind omdat het de versie van de elite weergaf.26
Omdat Nixon en Kissinger moeilijk hun bommenwerpers aan de grond konden laten staan, gooiden zij op het in de oorlog onbetekenende kleine landbouwstaatje Laos twee miljoen ton bommen die 353 dorpen wegvaagden, duizenden burgers doodden en de antipersoonswapens doden nog jaarlijks tot twintigduizend mensen of verminken hen, meestal kinderen.27
Het besluit luidt dat het propagandamodel nog steeds even actueel is als in 1988 (toen het boek daarover verscheen).28 De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.29 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.30 Er zijn vijf filters die bepalen wat nieuws is en die elkaar versterken: kapitaal, reclame, steekpenningen, censuur en demonisering (bijvoorbeeld onder invloed van anticommunisme). De vijf filters selecteren wat groot nieuws kan worden en de media aanvaarden dit zonder meer. Dissidente meningen gaan door voor ongeloofwaardig, ze zijn 'niet nieuwswaardig'.31
We onthouden de politieke terreur van de VS, de meedogenloosheid waarmee zich een politieke logica voltrekt die zich in de toekomst alleen maar lijkt te zullen bestendigen als een fatale 'vrucht' van een niets en niemand ontziend, blind kapitalisme. De actuele ontwikkelingen in de richting van een regelrecht totalitarisme en fascisme laten niets aan de verbeelding over. De oorlog wordt voorgesteld als een bevrijding door de staat Israël van door hun Islamitisch regime onderdrukte Iraniërs maar vandaag nog, 17 juni 2025, bericht de VRT dat onder meer de beelden die in de media circuleren over feestende Iraniërs, vals zijn.32 Zij dienen om de oorlog tegen het Iraanse regime te rechtvaardigen nu ook de V.S. op het punt staan om eraan te participeren.
(J.B., 17 juni 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
2Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
3Zoals wij eerder stelden, wordt het boek van Chomsky en Herman voorafgegaan door onder meer Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928 van Edward L. Bernays (1891-1995), vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'. Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the goodsociety uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden staat voor 'desinformation'.
Vervolgens vestigt Hannah Arendt de aandacht op een punt dat de actualiteit in de VS maar ook die in onder meer Iran in een bijzonder licht stelt, aangezien parades waarop bij voorkeur door tirannen uitgepakt wordt met de nieuwste wapens van het allerzwaarste kaliber tot helemaal niets meer dienen van zodra het geweld niet langer gedragen wordt door macht en dus vanaf het ogenblik dat burgerlijke ongehoorzaamheid van de partij is en het volk revolteert. Over revoluties merkt Hannah Arendt op dat de staat weliswaar altijd beter bewapend is dan de opstandige burgers maar van zodra soldaten de bevelen aan hun laars lappen, gaan alras de wapens wisselen van drager.2 Als de draagkracht weg is bij het beleid, desintegreert de macht zelfs bij geweldloos verzet quasi onmiddellijk zoals ter gelegenheid van de studentenprotesten is gebleken. Geweld zonder macht rendeert alleen waar soldaten robots zijn.
Geweld is altijd instrumenteel, het doel van oorlog is vrede maar op de vraag wat het doel is van vrede, is geen antwoordt, zegt Arendt, en zo ook is macht een doel op zichzelf, zij behoeft geen rechtvaardiging maar wel legitimiteit. Arendt geeft het voorbeeld van “de confrontatie tussen geweld en macht in hun zuivere vorm” in “de frontale botsing tussen Russische tanks en het totaal geweldloze verzet van het Tsjecho-Slowaakse volk”3 De loop van een geweer dwingt gehoorzaamheid af maar getuigt niet van macht. “In politiek opzicht gaat het erom dat machtsverlies een verleiding inhoudt om macht te vervangen door geweld (…) en dat geweld zelf eindigt in onmacht.”4 Zo is terreur geweld zonder macht.5“Het toppunt van terreur wordt bereikt als de politiestaat zijn eigen kinderen begint te verslinden, wanneer de beul van gisteren het slachtoffer van vandaag wordt. En dat is ook het moment waarop macht volledig verdwijnt.”6
Macht en geweld zijn dus tegengestelden. “Geweld verschijnt waar macht in gevaar is.”7 Waaruit volgt dat geweldloosheid niet het tegengestelde is van geweld. “Het is feitelijk pleonastisch om van geweldloze macht te spreken.”8 Geweld kan geen macht tot stand brengen. Het vertrouwen van Marx en Hegel in de dialectiek dat tegengestelden elkaar niet vernietigen maar in elkaar overgaan omdat contradicties de ontwikkeling bevorderen gaat terug op het oudere filosofische vooroordeel dat het kwaad een ontkennende modus is van het goede, m.a.w. “dat het goede uit het kwade kan voortkomen, (…) dat het kwaad slechts een tijdelijke manifestatie van een nog verborgen goed is.”9 Die opvattingen geven echter een verraderlijke hoop en zijn dus gevaarlijk, ze verjagen een legitieme angst. Om geweld te begrijpen, zegt Arendt, moeten we zijn wortels en zijn natuur onderzoeken.10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
3Hannah Arendt, o.c., pp. 75-76. Het betreft hier 'Operatie Doneau': de inval van de Russen en andere troepen van het Warschaupact in Tsjecho-Slowakije in de nacht van 20 op 21 augustus 1968, om de zgn. Praagse Lente te dwarsbomen.
Sommigen beweren dat alle oorlogen godsdienstoorlogen zijn en zij hebben een punt omdat in vele gevallen twisten te maken hebben met de pretentie de waarheid in pacht te hebben daar, eenmaal men erkend wordt als in het bezit zijnde van de waarheid, men alle macht, want goddelijke macht, kan uitoefenen over anderen. Vaak ontstaan (niet zelden bloedige) conflicten tussen totaal verschillende religies maar nog vaker betreft het innerlijke onenigheden binnen één en dezelfde godsdienst. Het christendom dat via de Romeinse overheersing het Westen ingepalmd heeft (en meteen zijn kolonies), heeft onder meer een katholieke, een orthodoxe en een protestantse vleugel, de islam is verdeeld tussen sjiieten en soennieten en ook bij de joden treft men allerlei variaties aan die te maken hebben met geloof zelf of met de relatie van de religie tot de politiek.
De oorlog tussen Israël en Iran zou een godsdienstoorlog kunnen genoemd worden en meer bepaald een strijd tussen religies die tot eenzelfde groep behoren - de 'religies van het Boek' - waarbij de joodse zweert bij de Thora, die ook wordt erkend door de christenen, en die twee zitten vervat in de islam die er bovendien Mohammed als profeet (bij uitstek) bij neemt. Edoch, het onderwerp van strijd is niet een of ander twistpunt inzake de dogmatiek, maar wel... de territorialiteit. Maar gevorderde historici begrijpen dat religie altijd al een instrument was van territorialiteit.
Nu is het zo dat het volk geen oorlog wil: het zijn de leiders die het met elkaar oneens zijn en zij gebruiken hun respectievelijke volkeren om elkaar te bekampen - ze spelen als het ware met het leven van hun onderdanen alsof dit hun eigen leven was maar ze zijn wel sluw genoeg om hun eigenlijke eigen leven niet in de waagschaal te gooien en derhalve houden ze het eigen vege lijf ver af van het oorlogsfront. Vandaar speelt het ook geen rol meer van betekenis dat de betrokken leiders quasi allemaal hoogbejaarden zijn, wat ook in de oorlog tussen Israël en Iran het geval blijkt: Benjamin Netanyahu van Israël is op zijn zesenzeventigste en Ali Khamenei is op zijn zevenentachtigste. Om er nog enkele te noemen die heden aan de touwtjes trekken en die wellicht betrokken zullen worden in de oorlog: Trump is sinds gisteren op zijn tachtigste (Biden regeerde tot zijn eenentachtigste), Poetin is op zijn drieënzeventigste, Erdogan is op zijn tweeënzeventigste en uitzonderlijk worden ze dit keer niet voorbijgestoken door de paus van Rome die pas negenenzestig is.
Maar daagt dan niet spontaan de opmerking van de door Hannah Arendt in haar On violence geciteerde Bertrand de Jouvenel, dat “een man zich [weer]1 meer mans voelt als hij zich als leider opwerpt en anderen tot instrumenten van zijn wil maakt?”2Het verschaft hem “onvergelijkbaar genot”, aldus Jouvenel.
Wat ons hier aanbelangt, is de achtergrond van de 'spelers' in kwestie want, zoals gezegd, wenst het volk de vrede maar zijn het zijn leiders die oorlog willen. En als we de betrokkenen in ogenschouw nemen, valt het op dat zij hun leven lang al oorlog hebben gevoerd, ja, het kan wel niet anders of zij kampen met zware trauma's en met paranoia. Laten we daarom besluiten met een samenvatting van het curriculum vitae van zowel de Israëlische als de Iraanse leider.
Benjamin Netayahu die eerder al premier was (van 1996 tot 1999, van 2009 tot 2021 en van 2022 tot heden) en die tevens talloze ministerposten bekleedde, is een rechtse neoliberaal die net zoals zijn vader (een professor geschiedenis en een Zionist met groot wantrouwen jegens Arabieren die van geen Palestijnse staat wil weten en die daarom de VN-resolutie 181 (met het tweestatenplan) verwierp). Benjamin verloor in 1976 in Oeganda een broer die daar gegijzelden trachtte te bevrijden3 Hijzelf werkte voor het leger in het Matkal Commando, een antiterreureenheid die onder meer in de strijd tegen de PLO actief was en verder was hij ook consultant en ambassadeur bij de VN. Hij geraakte verwikkeld in strafzaken en in november 2024 vaardigde het Internationaal Strafhof in Den Haag een arrestatiebevel tegen hem uit voor oorlogsmisdaden in Gaza, toen bovendien bleek dat hij jarenlang zijn aanklagers bespioneerd en bedreigd had.
Ali Khamenei is als 'levende martelaar'4 staatshoofd in het voor 98 procent sjiitische Iran dat een theocratie werd (met een gecontroleerd parlement) sinds in 1979 sjah Pahlavi (van wat toen nog Perzië heette) werd verdreven in de Iraanse Revolutie onder de leiding van de antiwesterse Ayatollah Khomeini die de sjah jarenlang bestookte vanuit de heilige Iraakse stad Najaf (heilig vanwege het graf van Ali die volgens de sjiieten de enige legitieme opvolger is van de profeet) die de Amerikanen tijdens de Irakoorlog van 2003 weliswaar omsingelden maar niet durfden te betreden. Khomeini was de zoon van een vermoorde vader, hij zat tien maanden in de gevangenis en zwierf vanaf 1964 tot 1979 rond in Turkije, Irak en Frankrijk.
Als er geen tragedies met onschuldige mensenlevens mee gemoeid waren, men zou het warempel zielig noemen maar gaat het hier om een heuse godsdienstoorlog of moet men het veeleer gaan zoeken bij middels parades en oorlogen te compenseren aperte doch obligaat te verstoppen psychische en fysieke impotenties van lui die niet kunnen aanvaarden dat zij aan het eind van hun Latijn zijn?
(J.B., 15 juni 2025)
1Het woord tussen vierkante haken is uiteraard ons eigen toevoegsel.
2Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004), pag. 60. (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.).
J.S. Mill stelt dat met de gehoorzaamheid als kern van de beschaving enerzijds de wil om macht over anderen uit te oefenen en anderzijds de afkeer om die te ondergaan, ons domineren maar, aldus Hannah Arendt: “het onderwerpingsinstinct, een brandend verlangen om te gehoorzamen en door een sterke man overheerst te worden, neemt in de menselijke psychologie minstens zo'n grote plaats in als de wil tot macht, en is in politiek opzicht misschien wel relevanter.”2 Tirannie en onderwerpingsdrang gaan vaak samen, alsook de afkeer van die twee. En niet onbelangrijk: “In een vertegenwoordigende regeringsvorm wordt het volk verondersteld te heersen over degenen die hem besturen.”3 Maar ook een monarchie behoeft de volkssteun. “Zelfs de tiran, de ene die over alle andere heerst, heeft bij zijn gewelddaden helpers nodig, hoewel hun aantal beperkt kan zijn.”4 Zo zegt Montesquieu dat tirannie de meest gewelddadige en de minst machtige regeringsvorm is; macht heeft een meerderheid nodig, geweld niet, en “zo kan een democratie zonder constitutie de rechten van minderheden op geduchte wijze onderdrukken (…) zonder ook maar enige vorm van geweld te gebruiken.”5
“De uiterste vorm van macht is allen tegen één, de uiterste vorm van geweld is één tegen allen. En dit laatste is nooit mogelijk zonder instrumenten.”6 Macht is pas mogelijk waar men gemachtigd is door een groep. “Het ligt in het karakter van een groep en haar macht besloten om zich tegen onafhankelijkheid, het kenmerk van individuele sterkte, te keren.”7 Autoriteit heeft geen dwang nodig, zij steunt op respect en wordt ondermijnd door minachting, “en de beste manier om haar te ondermijnen is gelach.”8“Geweld onderscheidt zich tenslotte door zijn instrumentele karakter.”9 Geweld is een laatste redmiddel om macht in stand te houden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
In het tweede deel van Hannah Arendts geschrift Over geweld1 merkt zij een bijzonder belangrijk feit op. Eerst heeft zij het over de relatie tussen macht en geweld waarbij zij aantoont dat talrijke uitspraken van filosofen van het ganse politieke spectrum eensluidend zijn en vervolgens wijst zij de bureaucreatie aan als de gevaarlijkste tirannie die uitmondt in oorlog.
Wat betreft het eerste punt verwijst zij naar Georges Sorel, C. Wright Mills, Max Weber, Karl Marx, Mao Tse-Tung, Bertrand de Jouvenel, Sartre, Voltaire, Clausewitz, Strausz-Hupé, Alexander Passerin d' Entrèves en nog anderen die het er eigenlijk al sinds de Oudheid allemaal over eens zijn dat geweld de manifestatie is van macht (en zo schrijft bijvoorbeeld Jouvenel “dat 'een man zichzelf meer mans voelt als hij zich als leider opwerpt en anderen tot instrumenten van zijn wil maakt', iets dat hem 'onvergelijkbaar genot' verschaft”2), om het dan te hebben over de nieuwe hedendaagse staatsvorm van de bureaucratie: “het bewind van een complex systeem van burelen waarin geen enkel mens, noch de eenling of de beste, noch de weinigen [elitarisme] of de meerderheid [democratie], verantwoordelijkheid draagt en dat terecht als niemandsbewind zou kunnen worden aangeduid.”3 En dan merkt Arendt op dat als tirannie een bewind is dat zich nimmer verantwoordt, een niemandsbewind wel de tirannie bij uitstek moet zijn. “Deze stand van zaken, die het onmogelijk maakt om de verantwoordelijken te lokaliseren en de vijand te benoemen, is een van de belangrijkste oorzaken van de huidige wereldwijde onrust, haar chaotische aard en haar gevaarlijke neiging om buiten haar oevers te treden en op onverantwoordelijke wijze tekeer te gaan.”4
Meteen weten wij hiermee, intussen meer dan een halve eeuw later - en wat betreft Sein und Zeit is dat welhaast een eeuw later! -, waar de huidige oorlog zijn wortels zou kunnen hebben. Het is immers duidelijk dat Arendt alludeert op 'das Mann' uit 'Sein und Zeit' uit 1927 van Martin Heidegger (1889–1976), haar leermeester met wie zij samenwerkte en goed bevriend was maar die zij in dit essay uit 1969 nergens citeert.5
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
5Het moet gezegd dat Martin Heidegger zekere nazisympathieën had, dat hij misschien op de hoogte was van wat het toenmalige bewind van plan was met de joden en dat de 'verhouding' die Hannah Arendt met haar leermeester had er misschien ook een was van een joodse spionne die haar volk alsnog trachtte te beschermen maar daarover lijken om begrijpelijke redenen de meningen sterk uiteen te lopen.
Over het jodendom (J.B., november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 1: Beknopte historiek
Van oudsher hebben mensen zich gevestigd in vruchtbare gebieden, in streken waar water is en zon en zo ligt in de Oudheid, zo'n vier duizend jaar voor Christus, de wieg der beschavingen in drie stroomgebieden in het Midden-Oosten, de Levant of “het land van de opgaande zon”. Op de plek waar de delta van de Nijl gelegen is, situeert zich het oude Egypte. De Harappa of de Indusbeschaving ontwikkelde zich rond de Indus met zijn vele bijrivieren. En in het zogenaamde “land van melk en honing”, het tweestromenland of Mesopatamië waar de Tigris en de Eufraat lopen, was er de beschaving van Sumer of de Sumerische beschaving, de plek vanwaar de Joden stammen.
Volgens de Bijbelse ontstaansgeschiedenis van het jodendom schiep God Adam en Eva en zij hadden naast Kaïn en Abel nog een derde zoon, Set genaamd, die de vader werd van Methusalem, wiens zoon Lamech was en diens zoon was Noach. Naast Cham en Jafet was ook Sem een zoon van Noach - Sem zou zijn naam gegeven hebben aan de Semieten, zoals de Joden ook worden genoemd (ofschoon een andere uitleg aangeeft dat het Semitisch alleen maar naar een taalgroep verwijst). Sem was een voorvader van Abraham, de gemeenschappelijke stamvader van Arabieren en Joden.
De Joden kennen een lange, bloedige voorgeschiedenis van machtsstrijd om de troonsopvolging, te beginnen bij het Verenigd Koninkrijk Israël of het Twaalfstammenrijk dat gesticht werd door Saul in Kanaän in 1030 voor Christus. De zoon van Saul, Isboset, verloor de troon aan een hofdienaar uit de stam Juda, die koning David werd. Diens zoon werd koning Salomo die het Tienstammenrijk regeerde. Uit de overige twee stammen, die van Juda en Benjamin, ontstond het koninkrijk Juda.
Tussen 79 en 94 na Christus schreef Flavius Josephus in het Grieks de volgens hemzelf complete Joodse Geschiedenis (Ioudaïkè Arkhailogia of Antiquitates Judaicae). De oorlogszuchtige Joden zouden rond Palestina geleefd hebben tussen tussen 536 voor en 73 na Christus en in Judaea (toentertijd een Romeinse provincie) vanaf 44 na Christus. Over de jaren daarna (van 66 tot 73) vertelt Flavius Josephus in een ander werk, getiteld: De Joodse oorlog tegen de Romeinen.1 Dat werk handelt over de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel.
Vooraleer zij tempels bouwden, kwamen de Joden onder Gods hoede samen in een verplaatsbare ontmoetingstent, de tabernakel, gebouwd rond een heilige kist, de Ark van het Verbond, waarin de twee stenen platen met daarop de tien geboden, door Mozes van Jahweh zelf ontvangen op de Sinaï tijdens de uittocht der Joden uit Egypte, bewaard werden. Op die uittocht en gedurende hun oorlogen droegen de Joden Jahweh met zich mee (als een licht dat boven de ark zweefde) om die desnoods naar het front te sturen in de hoop aldus te zullen overwinnen. Edoch, de Filistijnen maakten de ark buit en ofschoon aangenomen werd dat de ark nadien in de tempel werd bewaard, is het onduidelijk wat er verder mee gebeurde.
De eerste tempel werd gebouwd door koning Salomo tussen 1000 en 900 voor Christus en hij werd verwoest door de Babylonische koning Nebucadonozor II in 586 voor Christus. De tweede tempel, de tempel van Herodes, werd gebouwd in 515 voor Christus door de stadhouder van Jehud, Zerubbabel; hij werd pas in 64 na Christus voltooid en amper zes jaar later, in 70 na Christus, verwoest door de Romeinse keizer Titus - een overblijfsel daarvan is de Westmuur of de Klaagmuur.
De eredienst werd voortaan in de synagogen gehouden en men gelooft dat de resten van de tempel zich bevinden onder het tempelplein op de tempelberg waarop nu twee moskeeën staan: de zevende-eeuwse Rotskoepel (waar Mohammeds hemelvaart plaatsvond) en de achtste-eeuwse Al-Aqsamoskee. De tempelberg werd in de oudheid bovenaan vlak gemaakt om gebruikt te worden als dorsvloer en dorsen betekent dat het kaf van het koren wordt gescheiden, wat op deze plek ook zou gebeurden met betrekking tot het mensdom, na het armageddon, op het einde der tijden.
De Joden en de Mohammedanen vechten om Jeruzalem, op de dorsvloer die de tempelberg is, waar aan het begin der tijden het kaf gescheiden werd van het koren en waar dat aan het einde der tijden opnieuw gebeuren zou met betrekking tot het mensdom. En dat verschrikkelijke bijgeloof heeft ervoor gezorgd dat die bloedige strijd ook vandaag in alle hevigheid blijft doorgaan en zelfs nog uitbreiding neemt met slechts het uitzicht op een nieuwe wereldoorlog.
(J.B., 8 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 2: De atoombom, de nieuwe Ark des Verbonds
De Ark van het Verbond slaat op het verbond dat Jahweh via Mozes sloot met zijn volk dat onder de goddelijke gratie zou vallen mits het de wet van Mozes zou naleven - nadat het ten tijde van Noach gestraft werd met een zondvloed die, als wij de klimatologen mogen geloven, heel binnenkort aan een heruitgave toe is. Edoch, een herhaling van die ramp zou in tegenspraak zijn met de belofte dat dit nooit meer zou gebeuren in het zog van de goddelijke vergeving ten teken waarvan toentertijd aan de hemel voor het eerst een regenboog verscheen, vandaag symbool van de verdraagzaamheid jegens de verscheidenheid onder de mensen.
Dat dit alles beslist louter bijgeloof is, kan blijken uit het feit dat dergelijke verzinsels in geen geval kunnen stroken met de werkelijkheid maar het geloof is hardleers en om bijvoorbeeld te kunnen verklaren waar Adams zonen hun vrouwen vandaan haalden, (men kan het niet gekker bedenken), ontwikkelde men de theorie van de preadamieten, de mensen die geleefd moeten hebben voor Adam - hun bestaan moet immers verklaren hoe de zonen van de eerste mensen aan hun vrouwen kwamen.2 Zo ook waren de hemelvaart van de Heer en die van zijn (immers onbevlekt ontvangen) moeder verklaringen waarom niemand op aarde deze onsterfelijke mensen ooit nog tegen het lijf is gelopen.3
Zoals oorlogende primitieve stammen hun totem met zich mee droegen om hun veiligheidsgevoel te garanderen, zo werd met de Ark des Verbonds gezeuld van strijdperk naar strijdperk omdat men geloofde dat Jahweh zelf er op zetelde, dat Hij aldus zijn dappere soldaten vergezelde en bijstond: de Ark garandeerde de zege over de meest gevreesde vijanden en zij was aldus het geheime en het meest krachtige wapen van het uitverkoren volk. Vandaag wil men nog altijd de tempelberg innemen en de verloren geraakte Ark onder het graniet van de rots vandaan halen maar in feite koestert men een heel ander wapen, diep onder de grond, in de kelders waar geen mens mag komen - het wapen mede verzonnen door een man van joodse komaf die luistert naar de naam van Albert Einstein.
Zoals men de naam van God niet ijdel mag gebruiken, zo ook zwijgt men in alle talen over de bom die, eenmaal gelanceerd, er zal voor zorgen dat de Vierde Wereldoorlog met stenen zal worden uitgevochten, zoals Einstein zelf het stelde. De geleerde was overigens pacifist, socialist en antizionist en hij bedankte voor de eer toen hem het presidentschap van Israël werd aangeboden na de dood van Chaim Weizmann.
Weizmann, de eerste Israëlische president, was wel een zionist. Het zionisme is als ideologie en nationale beweging ontstaan op het einde van de negentiende eeuw vanuit een heimwee van de Joden naar een thuisland sinds zij ballingen waren reeds ten tijde van de Babylonische overheersing: zij wilden zich gaan vestigen waar ooit de stammen van Juda en Israël leefden, namelijk bij Jahweh zelf, waar koning David zijn graf heeft, waar het Laatste Avondmaal plaatshad en waar Maria stierf, namelijk in Jeruzalem op de Tempelberg, ook de berg Sion of Zion genaamd.
De Zionistische Wereldorganisatie, gesticht door Theodor Herzl en Max Nordau, reageerde op het antisemitisme maar werkte het ook in de hand. Zij wilden een joodse staat oprichten en wat betreft de locatie dachten zij vooral aan “ons onvergetelijk historisch thuisland” Palestina en aan (het dun bevolkte) Argentinië. Herzl wilde de joodse huisvesting als een soort kolonie in een vreemd land omzichtig doen verlopen “want het komt regelmatig voor dat de regering, daartoe geprest door de zich bedreigd voelende bevolking, een verdere toevloed van joden verhindert.” Hij wilde het doen onder Europees protectoraat. "De Joden (…) zullen hun eigen staat krijgen (en) leven als vrije mensen op onze eigen grond, en vredig sterven in onze eigen woningen. De wereld zal bevrijd worden door onze vrijheid, verrijkt worden door onze rijkdom en versterkt worden door grootheid..."4
Met de 'utopische' roman Altneuland (1902) maakte Herzl het zionisme aannemelijk ("Wij zullen er voor Europa een bruggehoofd naar Azië vormen, een bolwerk van de Beschaving tegen de Barbarij"5) maar hij zag de autochtone Arabieren over het hoofd: "Men moet de plaatselijke bevolking geen werk geven" (tenzij:) "het droogleggen van moerassen en het uitroeien van slangen". (Daarna moet men ze) "ongemerkt over de grens zetten".6
Herzl kon Chamberlain winnen voor de idee om de joodse staat in Oeganda te vestigen maar hij overleed in 1904 en op zijn graf in Jeruzalem leest men: "Wenn ihr wollt, ist es kein Märchen". Het jaar daarop viel de keuze op het grondgebied Palestina dat in twee verdeeld werd. Maar sommige Joden veroordelen Herzl's droom als een dwarsbomen van Gods plannen met zijn uitverkoren volk.
Na het einde van W.O.II met de moord op zes miljoen Joden in de concentratiekampen en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki op 6 en 9 augustus 1945 met een kwart miljoen doden en nog eens zoveel slachtoffers ingevolge de stralingsziekte, werd in 1948 Israël gesticht dat reeds in 1966 beschikte over atoombommen - vandaag zo'n negentig stuks. Momenteel positioneren zich naar aanleiding van de oorlog een aantal Amerikaanse vaartuigen in het oostelijk deel van de Middellandse Zee en dat zijn geen vissersboten.
(J.B., 8 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 3: Op weg naar het 'beloofde' land: utopie en werkelijkheid
Men zou het joodse volk doorheen de geschiedenis kunnen vergelijken met een thuisloos kind dat gedoemd is om op straat te leven, rond te zwerven en te leven van allerlei klusjes her en der waardoor het weliswaar behendig en zelfredzaam werd en heel wat kennis verzamelde over de vele plekken waar het geweest is maar tegelijk bleef kampen met een diepe heimwee. Het werd uiteindelijk door een rechter toegewezen aan een pleeggezin dat het stiefmoederlijk behandelde, of eerder nog: een placebo-thuis waarmee het in de clinch ging toen de jaren van volwassenheid het naar onafhankelijkheid en vrijheid deed verlangen.
Er zijn volkeren die van nature nomaden zijn en die ook niet liever willen dan rond te trekken, zoals bijvoorbeeld de Roma, de 'bohemiens' (i.e.: van Bohemen) die eertijds 'zigeuners' werden genoemd, trekkers van dorp naar dorp, begaafde muzikanten met huizen op wielen die tot voor kort als foorkramers onze kermissen opluisterden - nu stilaan overgenomen door grote bedrijven. Interessant is hier dat het woord 'zigeuner' verwant blijkt met het Engelse 'gipsy' en het Spaanse 'gitano', verwijzend naar het woord 'Egyptisch', waaruit etymologen afleiden dat de Roma wellicht verwant zijn met de (zeshonderdduizend of volgens de Bijbel twee miljoen) joden die in 1313 voor Christus na hun Exodus of uittocht uit Egypte (waar ze gedurende vier eeuwen gevangen waren) veertig jaar lang ronddoolden in de woestijn, op zoek naar het hun door Jahweh 'beloofde land'. De twee vrouwen met de witte hoofddoek ('bern' genoemd) links onderaan op het middenpaneel van 'De hooiwagen' van Jeroen Bosch uit 1515 (die daarmee Jesaja 40:6-7 illustreert) zijn Roma-vrouwen. Links naast de hooiwagen, achter de hoogmoed symboliserende paus en de keizer te paard, zijn overigens ook joden afgebeeld met in hun midden de Antichrist: ofschoon hij vereenzelvigd werd met de Romeinse keizer Nero, die 'zwanger was van een worm', geloofde men dat hij een jood moest zijn. Samen met de joden werden de Roma die het transport naar Polen misten waar zij als slaven werden ingezet, door Hitler in concentratiekampen in BeÅżec, Sobibór en Treblinkauitgemoord. Dat lot deelden allen die niet beantwoordden aan het racistische ideaalbeeld van een waanzinnige utopie die aan zes miljoen onschuldige mensen het leven kostte.
De daadwerkelijke verwezenlijking van een (politieke, religieuze of nog andersoortige) utopie blijkt overigens doorheen de hele geschiedenis het recept bij uitstek voor het welslagen van gigantische catastrofen met in hun zog onnoemelijk menselijk leed, oorlogen en genocides maar kennelijk kan de mens het in zijn hoogmoed niet laten om aan de werkelijkheid zoals zij is, zijn waanzin op te dringen. De katholieke kerk met haar 'heilige' missies die het kolonialisme moesten verkappen en de door megalomanie gedreven rooftochten in alle continenten, sinds haar bestaan doorheen de ganse geschiedenis met als voorbeeld uit de eigen historie de droom van de door grootheidswaan gedreven vorst Leopold II met een Afrikaans land waarvan hij de bevolking decimeerde om zich eerst met ivoor en vervolgens met rubber persoonlijk onnoemelijk te verrijken; de moordenaars van de autochtone bevolking van het Amerikaanse continent in het zog van Christoffer Columbus; de fundamentalistische islam met haar zending die de onderwerping wil van alle mensen...
Plato's Republiek of ideale staat was een aristocratie - de ganse werkelijkheid was in zijn opvatting een schaduw van volmaakte (na te volgen) ideaalbeelden, een onderneming die uiteraard tot mislukking is gedoemd. Bij Plato gaat het om de verwezenlijking van een verstandelijk gepland ideaal zoals onder meer het communistische. In de vierde eeuw beschreef Augustinus' de ideale aardse staat (civitas terrena) naar het model van de godsstaat (Civitas Dei). Thomas Morus' Utopia uit 1516 is een fantasie van een collectivistisch ideaal land in de verwezenlijking waarvan hij uiteindelijk zelf niet geloofde. De utopieën die de revue passeren zijn niet te tellen, de dystopieën daarentegen verwezenlijken zich kennelijk met een verbluffende voorspelbaarheid - het best gekende voorbeeld is uiteraard George Orwells 1984. Maar we moeten bij het onderwerp blijven: ook Israël is een poging tot verwezenlijking van een utopie, zoals geformuleerd door Theodor Herzl, eerst in zijn essay Der Jodenstaat van 1896 en vervolgens in zijn roman Altneuland van 1902, geschriften die in het licht van de huidige opflakkering van de Israëlische kwestie enige aandacht verdienen.
(J.B., 13 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 4: “Der Judenstaat” (1896) van Theodor Herzl7
De ondertitel van Herzls opstel luidt: “Versuch einer modernen Lösung der Judenfrage” - in vertaling: “Poging tot een moderne oplossing voor het jodenprobleem.” Het was ongetwijfeld deze verzuchting die Hitler spottend parafraseerde met het gebruik van de term 'Endlösung' of 'Finale oplossing' waarmee hij niets minder bedoelde dan de 'Vernichtung' of de 'uitroeiing' van de joden.
Toen Herzl zijn essay schreef, was de Holocaust nog ver af maar de joden die toentertijd vooral in tsaristisch Rusland verbleven, waren (tussen 1881 en 1905) slachtoffer van de zogenaamde pogroms of een soort van vervolgingen of razzia waarbij bijvoorbeeld de huizen platgebrand werden, zoals ook gebeurde met de woningen van de zwarten, meer bepaald om hen te onderwerpen, ten tijde van het ivoor- en rubberschandaal in de Congo onder Leopold II.
In Rusland (vooral in Oekraïne) stierven duizenden joden en ook na de Oktoberrevolutie van 1917 werden in de Russische burgeroorlog honderdduizend joden vermoord door de anticommunisten - de 'Witten', namelijk de grootgrondbezitters en de adel die hun privileges niet wilden afstaan, precies zoals dat gebeurde in het verzet tegen de abolitionisten in de Amerikaanse burgeroorlog van 1861 tot 1865. Berucht is de pogrom van 1905 in Jekaterinoslav waarbij vele joodse kinderen werden omgebracht. Honderdduizenden joden emigreerden daarop naar de V.S.
De geschiedenis staat echter bol van de massamoorden op de joden: tijdens de Babylonische ballingschap vanaf 597 voor Christus werden de joden uitgemoord, in 1011 moorden de Moren hen uit in Córdoba, in 1033 en ook in 1276 in Fez in Marokko, in 1066 in Granada alsook tijdens de Kruistochten, in 1291 in Bagdad, in 1309 in het Nederlandse Born, tijdens de pestepidemie van 1348-'49 werden zij vals beschuldigd de pest te verspreiden met navenante vervolgingen in heel Europa (ook in Brussel), in 1465 werden àlle joden in Fez vermoord, in 1506 was er in Lissabon een pogrom tegen joden op bevel van Dominicanen met duizenden doden, in 1679 maakte een pogrom in Jemen tienduizend doden (de joden werden daar in de woestijn gedreven), in 1790 in Tétouan in Marokko, in 1819 in Duitsland, daarna in Odessa door Grieken en Russen, in 1834 in Safed in Palestina, in 1881-'84 in Rusland, in 1888 in Iran, in 1903 tot 1906 opnieuw in Rusland, onder meer in Odessa waarvan de latere Israëlische premier Golda Meïr als klein meisje een trauma opliep, in 1907 in Casablanca in Marokko, in 1910 in Iran, in 1912 in Fez, in 1919 in Catalonië en verder in Oekraïne (1919-1920), Palestina (1929), Turkije (1934), Duitsland (de Reichskristallnacht van 1938), de beruchte moordpartij op joden die met metalen staven de schedel werden ingeslagen in Litouwen (1941), Bagdad (1941), Polen (1946), talloze pogroms in de Arabische wereld na het uitroepen van de joodse staat van 1948 tot 1954. De verzuchting van Herzl, het verlangen naar een thuisland en een veilige haven, is meer dan begrijpelijk.
(J.B., 13 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 5: Theodor Herzls zionisme, het Russische antisemitisme en de geschiedenis van de “Protocollen van de wijzen van Sion”8
In West-Europa werden de joden vervolgd en zij vluchtten naar Rusland waar zij (geregelde vervolgingen ten spijt) thuis waren van in de vroege middeleeuwen en wel in die mate dat in de elfde en twaalfde eeuw een wijk van Kiev de “joodse stad” werd genoemd. Edoch in 1881 werden zij valselijk beschuldigd van de moord op tsaar Alexander II waarna zij vervolgd werden: hun huizen werden platgebrand, zij werden vermoord, niet toegelaten tot scholen en hogere beroepen, in 1886 uit Kiev verbannen, in 1891 uit Moskou verbannen en in 1892 kregen zij ook nog verbod op verkiezingsdeelname. Toen de communistische revolutie broedde, gebruikte de geheime politie van de tsaren, de ochrana, met de bijstand van de Russisch-Orthodoxe kerk, het antisemitisme als wapen tegen de revolutionairen die zij ervan beschuldigden een complot te smeden tegen de christenen en dat trachtten ze te bewijzen middels een geschrift, de zogenaamde “Protocollen van de wijzen van Sion”.
Het gaat om een fictief verslag van een vergadering in Bazel in 1897 van complotterende zionisten die het christendom zouden willen vervangen door de joodse wereldheerschappij.
Het jaar voordien, in 1896 publiceerde de zionist Herzl inderdaad zijn essay “Der Judenstaat” en daar omtrent plande hij ook vergaderingen met gelijkgezinden maar dat handelde helemaal niet over een joodse wereldheerschappij doch over de zoektocht naar een joods thuisland teneinde eindelijk komaf te kunnen maken met de (in de voorgaande aflevering van deze reeks vermelde) lange geschiedenis van wereldwijde vervolging.
Dat de Protocollen een vervalsing waren, bleek vrijwel onmiddellijk: iedereen kan nagaan dat zij een quasi letterlijk plagiaat zijn van een oudere tekst gericht tegen Napoleon III waarin deze keizer werd vervangen door 'de joden' en Frankrijk door 'de wereld'. De vervalsing gebeurde door de ochrana, de geheime politie van de tsaren.
De hocus pocus of hoax zat, meer in detail, als volgt in elkaar. De oudere tekst waarvan zij geplagieerd werden, dateert van 1864 en is van de hand van Maurice Joly (1829-1878). Volgens Umberto Eco is die tekst op zijn beurt een afschrijfsel van een werk van Eugène Sue (1804-1857) dat tevens andermaal geplagieerd en aangepast werd, namelijk in 1868 door Herman Goedsche. Over de authenticiteit van deze ontmaskerende bronnen kan men overigens alle info vinden op het internet.
Niettemin ging deze tekst een eigen leven leiden en werd hij wijd en zijd vertaald en uitgegeven door antisemieten, vooral Islamieten en zo bijvoorbeeld wordt ernaar verwezen als naar een 'historisch document' in het handvest van de Palestijnse terreurbeweging Hamas. De Duitse uitgave van 1922 kwam Hitler en zijn NSDAP goed van pas en vanaf 1967 verspreidden onder meer antisemitische islamitische fundamentalisten zoals Faëz Ajjaz in Libanon, Syrië en Saoedi-Arabië de tekst om de Jodenhaat aan te wakkeren. Faëz Ajjaz zou ook banden hebben met extreemrechts in Vlaanderen, waar in 1941 Lannoo in Tielt de Protocollen uitgaf.
De vervalsing wordt tevens benut in de New Age-beweging door de fantast-evangelist Robin De Ruiter met onder meer zijn in 2017 verschenen trilogie “De 13 satanische bloedlijnen: de oorzaak van veel ellende en kwaad op aarde”, een fantasie over de Illuminati of de op wereldmacht beluste, complotterende joden en vrijmetselaars, veelvuldig vertaald in het Engels, Duits, Frans, Spaans, Turks en Russisch. Zij worden vaker geïdentificeerd met de bankiersfamilie Rotschild die Hitler nog zou hebben geholpen met zijn Holocaust. Naar deze potentaten werd ook verwezen in de zogenaamde complottheorieën naar aanleiding van de politieke perikelen omtrent de coronapandemie.
(J.B., 14 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 6: Der Judenstaat
De oorspronkelijk titel van Herzls “Der Judenstaat” luidt: “Gericht aan de familie Rothschild” maar de Rothschilds verwierpen Herzls plan. Het pamflet is een basistekst van het Zionisme en betreft de stichting van een onafhankelijke joodse staat in de twintigste eeuw in Palestina waar de joden vandaan komen. Dit vanuit de noodzaak om aan de joden die dat wensen een thuisland te geven waar zij in vrijheid en vrede kunnen leven op hun eigen grond in plaats van in Europese ghetto's, wat niet anders kan in gevolge het antisemitisme. Maar Herzl voorzag dat het inplanten van een joodse kolonie weerstand zou oproepen bij de autochtone bevolking van Palestina en achtte het daarom noodzakelijk om deze onderneming te laten plaatsgrijpen onder Europees protectoraat teneinde de soevereiniteit van het joodse volk te kunnen verzekeren. De Engelsen wilden zich inzetten om de stichting van Israël te steunen, wat vastgelegd werd in de “Balfour Declaration” van 1926, waarin staatssecretaris Arthur Balfour zijn steun betuigt aan Lord Rothschild van de Brits-Joodse Gemeenschap. Nadat zich in de jaren dertig al joden waren gaan vestigen in Palestina met inderdaad de voorziene Arabische revolte van 1936-'39 tot gevolg, moesten de Britten de verdere instroom van joden afremmen. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948 volgde de daadwerkelijke stichting van de staat Israël.
2Deze theorie werd ontwikkeld door Bijbelcriticus en Hugenoot Isaac La Peyrère (1596-1676) die zich hiervoor baseerde op "Thesaurus temporum" van de Franse protestantse humanist Josephus Justus Scaliger (1540-1609).
3Dat Onze-Lieve-Vrouw onbevlekt ontvangen is, betekent dat immers zij niet bevlekt was met de erfzonde die volgens het eerste Bijbelboek Genesis de mens sterfelijk heeft gemaakt.
7Voor de oorspronkelijke tekst, zie: THEODOR HERZL, DOCTOR DER RECHTE, DER JUDENSTAAT. VERSUCH EINER MODERNEN LÖSUNG DER JUDENFRAGE, LEIPZIG UND WIEN 1896, M. BREITENSTEIN’S VERLAGSBUCHHANDLUNG, WIEN, IX., WÄHRINGERSTRASSE 5: https://de.wikisource.org/wiki/Der_Judenstaat
In de afgelopen dagen heeft Israël (niet voor het eerst en ook niet als eerste) het gedrocht van de zogenaamde 'preventieve aanval' - vaker beschouwd als 'de beste verdediging' - uitgevoerd op het als zijn aartsvijand gebrandmerkte Iran en alras hebben talloze rechtsgeleerden in Iran maar ook in het Westen zich bijzonder afkeurend uitgelaten tegenover deze handelwijze van de agressor om de heel eenvoudige reden dat volgt uit tot de grondslagen van het recht dat het toestaan van vergeldingen van misdaden die niet eens werden begaan, ons op staande voet naar Absurdistan zou katapulteren: een preventieve aanval kan niets anders betekenen dan verkapte agressie.
Uiteraard zijn dit soort van absurditeiten vandaag schering en inslag maar als toegestaan wordt dat mensen, mensengroepen of volkeren bestraft worden vooraleer zij ook maar iets mispeuterd hebben en derhalve in casu alleen maar op grond van de vrees dat zij dit ooit wel eens zouden kunnen doen, dan is dat een vrijbrief voor ongeacht wie om naar eigen goeddunken alle anderen aan te vallen.
Ik heb meneer N. vergiftigd, aldus legt meneer P. aan de rechter uit, omdat ik ervoor vrees dat hij mij bij de volgende verkiezingen stemmen zal afsnoepen. Ik heb alle inwijkelingen het land uitgezet, aldus meneer T., omdat ik vrees dat zij ons, alle statistieken ten spijt, wel eens zouden kunnen aanvallen. De mensen moeten hun rechten worden afgepakt omdat gevreesd wordt dat zij er wel eens misbruik zouden kunnen van maken. We sluiten onze grenzen voor mensen afkomstig uit de helft van de wereld om aldus de kans dat we door mensen aangevallen worden, te halveren. We euthanaseren alle gehandicapten, geesteszieken en ouderen zodat zij het peil van onze volksgezondheid niet langer in gevaar brengen.
Apert absurd doch dagelijkse kost.
De wens om zich tegen onheil te verzekeren kan uiteraard bezwaarlijk worden veroordeeld maar als de middelen daartoe (bij anderen) onheil aanrichten, gaat het om een handelwijze die identiek is aan diefstal en in dit geval diefstal van het goed dat de naam 'veiligheid' draagt want men beveiligt dan zichzelf ten koste van andermans veiligheid en dit kan niet anders worden omschreven dan als diefstal, oneerlijkheid of lafheid.
De grootste industrie op aarde draait om een leugen en meer bepaald is het de industrie van de verzekeringen want zij dankt haar succes aan onze angst voor uitgerekend het minst betwijfelbare van alle dingen, zijnde de dood, wat wil zeggen dat zij gedijt op het slijten van een product dat niets anders inhoudt dan de valse hoop alsnog aan het aller zekerste lot te zullen ontsnappen.
Het verhaal van de straatbende die geld vraagt in ruil voor het aanbod van bescherming is niemand onbekend die ervaren heeft dat het afwijzen van dat voorstel een aanval van de would-be beschermers uitlokt want de beschermer is de bedreiger; de aanbieder of de gever van het product is de dief (van de winst); hij die (zichzelf) geeft (aan de ander), is dezelfde als hij die (de ander tot zich) neemt. En zo ook brengt de geboorte onherroepelijk de dood mee en de gezondheid de ziekte, de vriendschap de vijandigheid, de hoop de wanhoop, de verzadiging het tekort, de dag de nacht. Herakleitos, de allereerste wijsgeer en daarom ook de allerlaatste, zegde het al: de weg naar boven is de weg naar beneden.
Het wordt heel vroeg zomer in het Westen en er komen hittegolven aan. Jaap Kruithof zegde toentertijd in zijn colleges dat wij blij zouden mogen zijn indien de wereld verging door een natuurramp, omwille van het geweten, want de opwarming der aarde die ook in 1990 al besproken werd, is wellicht een ramp van menselijke makelij, een uitvloeisel van de hebzucht en de navenante consumptiecapaciteit waarmee men zich onderscheidt van zijn concurrenten in de beruchte pikorde die gestalte kreeg in een genosuïcidaal1 kapitalisme. En alsof men bang is dat de milieuverloedering niet zal volstaan om de wereld om zeep te krijgen, wordt daar ook nog het spook van de oorlog uit de kast gehaald, want hij is het spreekwoordelijke verlengstuk van de economie in dit afschuwelijke systeem.
In het artikel “macht en geweld”2werd reeds verwezen naar Hannah Arendts essay uit 1969, getiteld: Over geweld3, waarin zij opmerkt dat ingevolge de ontwikkeling van nieuwe wapens het niet langer zo is dat macht in termen van rijkdom gemeten kan worden.4 In dat licht werd de nucleaire wapenwedloop geproblematiseerd.5 De realiteit dreigt Arendts stelling te zullen illustreren daar de Israëlische aanval van afgelopen nacht van Israël op Iran, veroordeeld wordt door het arme buurland Pakistan... dat echter een kernmacht is...
“We hebben te maken met een generatie die absoluut niet zeker is dat ze een toekomst heeft”, aldus citeert Hannah Arendt George Wald.6 De toekomst is een tijdbom en de nieuwe generatie zijn zij die het tikken horen, zo schrijft zij, verwijzend naar de dichter Stephen Spender7 ten tijde van de wereldwijde studentenopstanden in 1969. Niets nieuws onder de zon want toen reeds kon Arendt schrijven over “de belangelozen die door een hartstocht voor rechtvaardigheid werden gedreven”8 dat “het establishment (…) morele argumenten als 'emotionalisme' afdoet.”9
Dat alles heeft volgens haar te maken met het vooruitgangsgeloof dat pas in de achttiende eeuw het licht zag en een eeuw later het grote dogma werd met “Lessings “Erziehung des Menschengeschlechts” waarvan het einde zou samenvallen met de volwassenwording van de mens”10 - een geloof zoals elk ander want de enige zekere toekomst is de dood.11
Bijzonder cynisch is wel dat Arendt moet vaststellen dat in deze wereld geweldloosheid gelijk is aan krankzinnigheid: toen tijdens onregelmatigheden in het volkspark in Berkeley de politie traangas inzette tegen ongewapende studenten en een agent zijn wapen neer wierp, roepende dat hij er niet meer tegen kon, werd dit uitgelegd als krankzinnigheid: “[de agent] werd aan een psychiatrisch onderzoek onderworpen en gediagnosticeerd als lijdend aan 'onderdrukte agressie.'”12
Het vooruitgangsgeloof is een bijgeloof en, heel anders dan gesteld in de Verlichting, lijkt de vooruitgang van de wetenschap af te steven op het einde van de mensheid.13 Dit terwijl het er bovendien sterk op lijkt dat het proces van de (destructieve) vooruitgang alleen met geweld kan onderbroken worden...14
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 juni 2025)
1Als het woord 'genosuïcide' nog niet bestond, dan bestaat het nu en uiteraard betekent het 'volkszelfmoord'.
3Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
4“Macht en geweld”, Tisallemaiet d.d. 5 mei 2025. “De hoeveelheid geweld die een bepaald land ter beschikking staat [zou binnenkort weleens niet langer] een betrouwbare garantie [zijn] tegen vernietiging door een aanmerkelijk kleinere en zwakkere mogendheid.” Hannah Arendt, o.c., pag. 36.
5Macht en geweld”, Tisallemaiet d.d. 5 mei 2025. “In 1949 doet Rusland zijn eerste kernproef, in 1952 volgt Engeland. In 1950 waren er op de wereld al 304 kernwapens. In 1956 (1960?) ontwikkelde Frankrijk een kernbom, Israël volgde in de jaren '60. In 1964 werd China een kernmacht. Toen Arendt On violence schreef (1969), waren er wereldwijd al meer dan 38.000 kernkoppen. India werd een kernmacht in 1974, Pakistan in de jaren '80, Noord-Korea in 2006. Het aantal kernwapens bereikte een piek in 1985 toen er 63.632 waren, waarna het arsenaal werd afgebouwd tot 12.121 in 2024. De Russen hebben momenteel 5500 kernkoppen, Amerika heeft er 5400, gestationeerd in de VS, Turkije, Italië, België, Duitsland en Nederland.”
6George Wald (1906-1997) Nobelprijswinnaar Geneeskunde (1967) en activist tegen nucleaire wapenwedloop.
“Wanneer zullen we getuige zijn van de val van het Amerikaanse imperium?”2 De Zweedse historicus Dick Harrison werpt de vraag op in de inleiding tot zijn nieuwste boek, Gevallen grootmachten. Die inleiding heet 'Tekens aan de wand' en start met een profetisch verhaal uit het Bijbelboek Daniël; op een glamoureus feest van de Babylonische koning Belsassar verschijnt uit het niets een hand die vreemde tekens op een muur schrijft en die na ontcijfering het einde van het rijk aankondigen; diezelfde nacht wordt Belsassar vermoord.3 Gelijkaardig is het verhaal over de machtige Nebukadnessar die in een visioen te horen krijgt dat zijn rijk een kolos op lemen voeten is; de ondergang volgt spoedig op die droom.4
Ofschoon historisch zeer twijfelachtig blijft men die verhalen vertellen om zich ervan te verzekeren dat God zijn volk beschermt en dat de ondergang van een rijk morele gronden heeft. Maar men weet uiteindelijk niet waarom grote mogendheden gevallen zijn: het Romeinse Rijk, de Chinese keizerrijken, de islamitische kalifaten, de Indiase rijken, die van de Mongolen, het Heilig Roomse Rijk, de Sovjet-Unie en ooit valt ook het Amerikaanse imperium.
Echter, dat de ondergang van al die grootmachten morele gronden zou hebben, is een uitleg die Harrison afwijst wanneer hij lessen trekt uit het verleden in het laatste hoofdstuk5 van zijn boek: dat decadentie de ondergang van rijken wordt, zoals in Oswald Spenglers “Der Untergang des Abendlandes” uit 1918-1922, blijkt volgens de analyse van Harrison een romantische leugen: “Dit is allemaal verkeerd. Zowel de romantische visie op onheil als de imperialistische rechtvaardiging van oorlog en bezetting is een mistgordijn, het zijn valse aanwijzingen die onze gedachten verleidelijk in een dwaze richting leiden. (…) Zoals (…) geïllustreerd, werden imperiums gecreëerd, in stand gehouden en ten val gebracht tegen de achtergrond van militaire en machtspolitieke omstandigheden en redeneringen.”6
Om te overleven moeten rijken een gezonde economie hebben, zo betoogt Harrison, er moet geld zijn voor het militaire apparaat en voor het omkopen van functionarissen: “Geen berg zo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet opklimt”, zo citeert hij uit de Moralia van Plutarchus m.b.t. de vader van Alexander de Grote, de bedrijver van 'realpolitik', koning Philippus II, die ook het 'verdeel en heers'-principe volgde. “Door gunsten te verspreiden en mensen verschillende uitlaatkleppen te geven voor klachten en initiatieven, leg je obstakels in de weg van collectieve protestacties.”7 Eigenlijk wordt de hele cultuur daartoe aangewend.
Een tweede les die Harrison aanhaalt: “De geschiedenis van rijken gaat vaak over individuen (…), hun lot werd vaak bepaald door een klein aantal mensen met dictatoriale macht”8 die maatschappelijk overleg en media buiten werking stelden. “Het ligt in de aard van imperiums dat ze precies het soort individuen aantrekken dat zich gemakkelijk ontwikkelt tot dictators, krijgers en moordenaars. Vanuit dat perspectief bezien is het imperium, zelfs als model, een latent ziektesymptoom in de menselijke samenleving.”9
Harrison besluit zijn boek met het benadrukken van de “surrealistische onvoorspelbaarheid van de geschiedenis van imperiums.”10“Het is onmogelijk de(ze) [historische] kennis te gebruiken als een kristallen bol.”11
(J.B., 12 juni 2025).
1Dick Harrison, Gevallen grootmachten. Van het Akkadische Rijk tot de Verenigde Staten, Omniboek, Utrecht 2024. Oorspronkelijk: Imperiernas fall. Från Akkad till USA, Ordfront Förlag, Zweden 2022.
„De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”
(Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, 2000)
De waarschuwing die de grote Duitse dichter op zesentwintigjarige leeftijd gaf naar aanleiding van de verbranding van allerlei ketters geachte geschriften waaronder de koran tijdens de Inquisitie in de tragedie Almansor1, moest in de jongste jaren jammer genoeg vaker geciteerd worden, wat een graadmeter mag heten voor toenemende onverdraagzaamheid.
Opvallend genoeg kentekent intolerantie niet zozeer de armen maar wel degenen die leven in overdaad, de zogenaamde welgestelden, zij die geen tekorten moeten lijden. En de onverdraagzaamheid blijkt de kop op te steken wanneer de rijken er gaan voor vrezen dat hun voorrechten op de helling komen te staan.
Vanzelfsprekend kan de welstand niet eeuwig blijven toenemen omdat nu eenmaal alles eindig en uitputtelijk is maar toch is het uitgerekend die waan welke de suïcidale economie van de ongeremde groei die het kapitalisme karakteriseert, op het oog heeft.
De verwende burger van het rijke Noorden heeft geen oren naar de waarheid dat welvaart fluctueert en van zodra de onverzadigbaren geconfronteerd worden met de grenzen aan de groei, schudden zij de schuld die zij daar wegens hun hebzucht aan hebben, van zich af en gaan zij duchtig op zoek naar zondebokken bij de zwaksten en de armsten in de samenleving omdat die nu eenmaal de gemakkelijkste prooien zijn.
Wij zien het gebeuren in de eigen contreien: voor economische stilstand, recessie en achteruitgang van de werkgelegenheid en de koopkracht, worden de eerste slachtoffers, die de werklozen zijn, beschuldigd en gestraft terwijl de schuldigen, degenen die verantwoordelijk zijn voor de werkgelegenheid die nota bene een mensenrecht is, niet alleen vrijuit gaan maar bovendien wegkomen met de rol van rechter die zij zich prompt aanmatigen.
“Er zijn mensen die meetellen en er zijn er ook die helemaal niet van tel zijn”2: zo besluit Simone Weil (1909-1943) nadat ze in 1936 een jaar lang als fabrieksarbeidster aan de slag was geweest. Maar nog belangrijker is de geheel onverwachte en bittere levensles die zij moet trekken: “eenmaal de limiet voorbij, leidt verdrukking niet tot revolte maar tot een bijna onweerstaanbare neiging tot absolute onderwerping.”3 Het gaat om de toestand van versuffing of apathie waarin men tegen wil en dank gebracht wordt eenmaal men geen kant meer uit kan en het lijden eigenlijk lijkt opgehouden te hebben.4 Ook Jaap Kruithof wijst op deze apathie bij de slachtoffers van de werkloosheid als mondiaal probleem, een apathie die maakt dat slachtoffers zich tot daders laten brandmerken: “De structurele werkloosheid wordt (…) als onoverkomelijk aanvaard. De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”5
In het Amerika van Donald Trump, representant bij uitstek van de verwende en verwaande burger uit het rijke Noorden worden, het vrijheidsbeeld in de baai van New York dat mensen van over de ganse wereld verwelkomen moet6 ten spijt, uitgerekend diegenen verjaagd die de States sinds de trafiek der slavenschepen7 met vele generaties van zweet, bloed en tranen zo welvarend maakten. De blasé generatie blijkt niet te beseffen dat zij aldus haar eigen rijkdom wegjaagt want het zijn de hekken die de slaven fabriceren daar zij al wie erover of eronder klauteren, tot 'illegalen' maken en derhalve tot hun geheel rechteloze medeburgers die voor hun levensonderhoud tot uitzichtloze slavernij gedoemd zijn om aldus ongewild de bankrekeningen van de rijken te spekken.
En sinds ook in Europa het kwaad van het nationalisme is gaan huishouden en het egoïsme de zwenking naar extreemrechts heeft bereid, aapt het onverstand dat onze regeringen treft, de oppermammon na en doet de ene knieval na de andere om, wars van alle grootspraak over moraliteit, de god van het geld ter wille te zijn. De schuld wordt gelegd op de schouders van wie te oud geworden zijn om nog te reageren en het moorddadige regime biedt hen, net zoals bijna een eeuw geleden, de Endlösung aan: de systematische vernietiging van het volk op een verkapt mechanisch-industriële wijze middels euthanasie als holocaust. "Holocaust", uit het Oudgriekse "holokauston" (á½λÏκαυστον) betekent "geheel verbrand" en verwees oorspronkelijk naar het brandoffer aan de godheid - vandaag de god van het geld, mammon.
En laten we het hierbij houden, enkel nog opmerkend dat de opstanden die het rijke Noorden treffen en die enkele dagen geleden van start gingen in L.A., exact dezelfde waarden in hun schild voeren als deze die de Amerikaanse Burgeroorlog ontketenden die vier jaar duurde, van 1861 tot 1865, en die een half miljoen doden maakte en evenveel gewonden. Een voorafspiegeling van het actuele scenario, dat echter de hele wereld overspant.
(J.B., Pinkstermaandag 2025)
1De tragedie loopt omstreeks 1500 in het toenmalige emiraat Grenada waar eeuwenlang moslims, christenen en joden in vrede samenleefden totdat de Inquisitie 5000 joodse en islamitische boeken liet verbranden, waaronder de koran. 500 jaar eerder liet in Andalusië een naamgenoot van Almansor antieke boeken verbranden, doch die gebeurtenissen hebben niets met het toneelstuk van Heine te maken. Zie: https://de.wikipedia.org/wiki/Almansor_(Heine)
2Costica Bradatan, Christ at the Assembly Line. How a year of factory work transformed Simone Weil, gepubliceerd in: In Praise of Failure: Four Lessons in Humility, Harvard University Press 2023 en weergegeven in: Commonweal Magazine d.d. 8 januari 2023, par. 34: “When Weil summarized her factory experience, she singled out two lessons she had learned. The first, “the bitterest and most unexpected,” was that oppression, beyond “a certain degree of intensity,” does not generate revolt, but “an almost irresistible tendency to the most complete submission.” The second was that “humanity is divided into two categories”: those “who count for something” and those “who count for nothing.” Both these lessons would stay with her for the rest of her life.” Zie: https://www.commonwealmagazine.org/simone-weil-slavery-capitalism-revolution-christ
Zie ook: Jan Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp 2025, pp. 342-343.
3Costica Bradatan, o.c., par. 33: “L’année d’usineallowed Weil to make some important observations about what happens to human beings as they are reduced to a cog in a social machine. “Nothing is more paralyzing to thought,” she would write in 1936, than “the sense of inferiority which is necessarily induced by the daily assault of poverty, subordination, and dependence.” If you happen to be assigned to a cog’s position, you eventually become a cog—not just in others’ eyes, but also in your own. The most difficult thing to retain in the factory, she discovered, was a sense of human dignity; everything there conspired to keep you in a “state of subhuman apathy.” Once you’ve surrendered to this state, anything can be done to you. You are no longer a person, but an object at anyone’s disposal.”
4Costica Bradatan, o.c., par. 31: ““After a few years, or even a year, one no longer suffers, although one remains in a sort of stupor.” [aldus deelde een medearbeidster van S. Weil aan haar mede] Weil found that intolerable. “This seems to me to be the lowest stage of degradation.”” Zie ook: Jan Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp, 2025, pp. 342-343.
5Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, p. 66. Zie ook: Jan Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp 2025, pp. 399.
6Zie: Wikipedia: “Vrijheidsbeeld (New York)”: “Het beeld staat symbool voor de vrijheid, een van de kernwaarden van de Verenigde Staten, en geldt bovendien als een teken van verwelkoming voor iedereen: terugkerende Amerikanen, gasten en immigranten.” Cf.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrijheidsbeeld_(New_York)
De protesten tegen het verjagen van de immigranten in Los Angelos door de regering Trump zijn niet alleen slechts het prille begin van een opstand die zijn gelijke niet meer zal kennen maar ook en vooral zijn ze peanuts vergeleken bij wat er momenteel wereldwijd gaande is op het vlak van mensenrechten en dan moeten we het andermaal hebben over de hier doodgezwegen zwenking van de mondiale economie die het einde van het rijke Noorden binnen de kortste keren tot een onomkeerbaar feit zal maken.
De derde aflevering, getiteld De nieuwe wereldorde1 van onze driedelige tekst Over macht handelt over de zich gestaag vormende vereniging van alle eeuwenlang onderdrukte ontwikkelingsgebieden.2 Reeds op 30 november 2001 verscheen met het artikel Building Better Global Economic BRICs3een studie van de hand van de Britse econoom Jim O'Neil van de investeringsbank Goldman Sachs, waarin de opkomst van het betrokken nieuw economisch blok werd aangekondigd en waarin meteen het einde van het monopolie van de G7 werd voorspeld, wat inmiddels een feit is, daar het grootste stuk van de wereldeconomie reeds aan de BRICS-landen toebehoort: 41 pct. van de wereldomzet in november 2024, vertegenwoordigd door zowat de helft van de wereldbevolking.4
De G7 wordt gevormd door de EU plus de zeven industrieel rijkste landen, zijnde de VS, Canada, het VK, Frankrijk, Duitsland, Italië en Japan.5 Van 2007 tot 2014 (de annexatie van de Krim) bevatte de groep ook Rusland dat nu deel uitmaakt van de BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China en Suid-Afrika... intussen aangevuld met Iran, Egypte, Ethiopië, de Verenigde Arabische Emiraten en Indonesië. Argentinië was bijna lid van de BRICS maar heeft zich teruggetrokken sinds extreemrechts er aan de macht kwam en Saoedi-Arabië twijfelt nog. Verder staan nog veel meer landen op de wachtlijst voor toetreding, waaronder Maleisië, Bangladesh, Thailand, Mexico, Algerije, Azerbeidzjan en Turkije en de groep wordt ook gesteund door Bolivia, Wit-Rusland, Cuba, Kazachstan, Nigeria, Oeganda, Oezbekistan, Thailand en Vietnam.6
De Goldman Sachs Group kan het weten: anderhalve eeuw geleden opgericht, werken zij voor multinationals, voor regeringen wereldwijd en voor de allerrijkste families met vooraanstaanden zoals de gewezen Italiaanse premier en voorzitter van de ECB, Mario Draghi, wiens handtekening op de Europese bankbiljetten prijkt en wijlen de Nederlandse prins Friso.7
Aangezien winst het ultieme motief is in de wereld der bankiers en in de kapitalistische economie tout court, heeft de politiek zich te schikken naar de grillen van die markt en de overgang van G7 naar BRICS wordt heden bespoedigd middels een uitgekiende oorlogseconomie waaraan alle wereldleiders braaf gehoorzamen op straffe van hun eigen ondergang.
(J.B., 8 juni 2025)
1Zie de artikelenreeks Over macht, meer bepaald de derde aflevering, getiteld:
Het voorwaardelijk karakter van de vriendschap tussen Donald Trump en Elon Musk blijkt pas op het ogenblik dat zij ter ziele gaat in het uitbreken van een ruzie die met die voorwaarden te maken heeft en dat lot delen alle op de proef gestelde kameraadschappelijkheden met uitzondering van de onvoorwaardelijke of de genadige band waarbij onvermijdelijk het kostbare bezit van het eigen leven de inzet is. Is dat niet het geval, dan wordt er beslist door alle betrokken partijen duchtig gerekend hoe ver men kan gaan, in acht genomen wat er allemaal op het spel staat en een voorbeeld daarvan zijn de huwelijken die zich voltrekken met het oog op de rechten en de plichten van de betrokken partners met inachtneming van wat de wetten daaromtrent bepalen.
De enige onvoorwaardelijke en genadige band waarbij aldus het kostbare bezit van het eigen leven de inzet is, is die tussen moeder en kind, en wel in de richting van moeder naar kind en dat geldt niet alleen voor de menselijke soort, al is wellicht exclusief daar deze band meestal voor het leven: het geldt ook voor de kattenmoeder en de hondenmoeder, het geldt voor de moedermuizen, de moedervliegen, de moedermuggen en ga zo maar door.
De vaders hebben met hun kroost lang niet dezelfde band, getuige al dan niet gewilde experimenten waaronder een voorval dat enkele jaren geleden het nieuws haalde: in een drive-in park met tijgers verlieten een niets vermoedend gezin bestaande uit een man, een vrouw en twee kinderen, de auto en toen na een poosje een van de tijgers naar de kinderen toe begon te sluipen, was het de moeder die zich 'vermande', het wilde dier verjoeg en haar kinderen in veiligheid bracht in de wagen waarin haar man al had plaatsgenomen. Het werkwoord 'zich vermoederen' ware meer op zijn plaats maar men begrijpt alras waarom ook de 'bemanning' van taalcommissies vaker gespeend blijft van leden van het zwakke geslacht. Ook de getuigenissen over de bemanning van de reddingssloepen bij het zinken van hetRoyal Mail Ship Titanic hebben zo mogelijk nog minder lof over de moed en het altruïsme van mannen, al gaat het daar vooral om 'heren' (mannen uit de 'eerste klas'). En in tijden van oorlog zouden waarschijnlijk maar bitter weinig frontsoldaten komen opdagen als, in weerwil van wat de opschriften op de monumenten der gesneuvelden ons willen laten geloven, desertie niet gesanctioneerd werd met enerzijds de schande en anderzijds de dood met de kogel. Al betreft het tekort in dezer niet zozeer moed doch verstand.
Dat moeders ook vaker beslissen om bij moeilijke geboorten met hun leven te betalen voor de redding van hun kind, is geen geheim maar men zou versteld staan als zij met heldendaden van een nog heel ander kaliber in het daglicht konden treden - men moet nog maar denken aan de mogelijke criminele uitbuiting van deze hechtste band op aarde. De in deze tijden toepasselijke oratorische vraag van Augustinus indachtig, namelijk of koninkrijken waarin het recht zoek is, nog een andere naam verdienen dan die van grote roversbenden1, hoeft men alleen maar na te gaan hoe in de meeste staten de vrouw door politici bejegend wordt - met op kop Vaticaanstad met zijn, laat ons niet lachen, mannelijke God. Al hult de clerus zich eendrachtig in vrouwengewaden om daar de schijn van het martelaarschap hoog te houden.
(J.B., 7 juni 2025)
1Aurelius Augustinus (375-430), De Civitate Dei, IV.4.: “(Zonder de rechtvaardigheid), wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden? Want ook roversbenden zelf, wat zijn ze anders dan kleine koninkrijken?”
In verscheidene culturen in alle uithoeken van de wereld spreekt (en schrijft) men al duizenden en duizenden jaren over fijnstoffelijke lichamen die de stoffelijke begeleiden en ervan scheiden bij de dood zonder zelf te moeten sterven maar de mensen van de wetenschap vertellen ons dat die dingen allemaal niet kunnen bestaan.
Het fijnstoffelijke dubbel van wie slapen en lucide dromen hebben gaat gelijk een veldleeuwerik of een torenvalk hangen boven het door het stoffelijke lichaam beslapen bed en in de vertrekken van de intensive care zijn zij kind aan huis bij reanimaties.
Enkele uitzonderingen zoals Pim Van Lommel en Raymond Moody niet te na gesproken, vinden artsen echter dat dit alles inbeelding moet zijn omdat wij die fijnstoffelijke lichamen en alles wat ermee samenhangt nu eenmaal helemaal niet kunnen zien.
Edoch, Marie Curie, die de met het oog onzichtbare elementen Polonium en Radium ontdekte, won honderdentweeëntwintig jaar geleden de Nobelprijs voor de Natuurkunde voor haar onderzoek naar het fijnstoffelijke verschijnsel van de straling, waarvoor zij bovendien betaalde met haar leven, waardoor ook nog eens op wrede wijze de echtheid van het fenomeen werd onderstreept.
De genoemde wetenschapster bezocht seances waar geesten werden opgeroepen en waar zich fantomen openbaarden in de vorm van quasi-lichamen uit een melkachtige, plastische substantie die men betitelde als 'ectoplasma', een term uit de celbiologie. Ectoplasma wordt uitgescheiden door een medium - een midden tussen deze en de 'andere' wereld - voor de vorming van spoken en het daaraan verwante 'ideoplasma' slaat op het gevormde evenbeeld van het lichaam waardoor het wordt uitgescheiden.
De enige reden waarom wij geneigd zijn om dergelijke zaken als waanideeën van de hand te doen, ligt in het feit dat wij precies ingevolge waanzin (sic!) voor de werkelijkheid als zodanig stekeblind geworden zijn: ieder van ons, zonder uitzondering, kwam dit vermeend louter stoffelijke bestaan naar binnen als ideoplasma want als evenbeeld van het moederlichaam waardoor hij of zij gevormd en uitgescheiden werd.
(J.B., 4 juni 2025)
04-06-2025
Bekwaamheid
Bekwaamheid
Met voertuigen van zwaar kaliber achtervolgen politiemensen minderjarige snelheidsduivels op de step maar zij slaan op de vlucht voor zware criminelen. Schooldirecties beschouwen de leerlingen als cliënteel dat zij geloven te kunnen werven met gemak in plaats van met kennis. Heel wat aanstaande leerkrachten halen de eindtermen voor het lager onderwijs niet meer, zo berichten vandaag vol schrijffouten de media. De betrokken ministers die geloven hun prestaties nog te kunnen verbeteren met de parlementaire harddrug alcohol, achtten zichzelf heel stichtend met schoolbezoeken in pyjama en heel grappig vinden ze eveneens hun analfabetisme: “the emmer is full”, aldus de arrivisten: zij arriveren niet bij de basiskennis van 's werelds voertaal maar gaan wel de NAVO leiden en de Derde Wereldoorlog en zij die op de thuisbasis worden weggefloten, kandideren prompt voor hoge postjes in het hol van Trump en compagnie die dansen naar de pijpen van wraakzuchtige mensenmassa's. De wereldeconomie stort in, de superrijken maken er een oorlogseconomie van en verveelvoudigen hun gigantische fortuinen.
In de middeleeuwen tot de achttiende eeuw (maar ook reeds bij de oud Romeinse collegia en, nog vroeger, bij de Vedische Shreni in India) werd door de gilden voor de uitoefening van ambachten een Proeve van Bekwaamheid vereist na een opleiding van negen jaar of langer bij een meester in het vak. Vandaag vindt men alras een job als wereldleider op grond van alleen maar de stem van de massa welke middels reclameleugens gekocht wordt met van armelui gestolen geld.
(J.B., 4 juni 2025)
03-06-2025
De wreedheid van de dictator
De wreedheid van de dictator
Wie met vuur spelen, verbranden zich en via de projectie van de sociale conditionering op het natuurlijke gebeuren, zou men gaan geloven dat de natuur die straf uitdeelt om ons te leren (wat mag en wat niet), waarmee de zaken op hun kop worden gezet omdat sociale conditionering van het gedrag middels sanctionering het natuurlijke nabootst en niet andersom. De natuurwetten zijn onbuigzaam en het consequent met sancties afdwingen van gewenst gedrag zorgt ervoor dat de manipulator wordt gezien als even onbuigzaam en gevoelloos als de natuur, als even machtig, als goddelijk of dan toch als hoger geplaatst dan degenen die hij zodoende manipuleert.
Hij heeft het van de natuur geleerd om met het uitdelen van beloningen en straffen anderen aan zijn wil te onderwerpen maar de prijs die hij daarvoor betaalt, is van bij het begin zijn eigen ontmenselijking omdat zijn spel pas werkt waar hij onbuigzaam blijft. De onbuigzaamheid die hij voorwendt, wordt een deel van zijn wezen dat hij inruilt tegen macht; de meedogenloosheid die hem verhardt en ontmenselijkt, is de tol voor het daadwerkelijke doch tijdelijke voordeel dat hij haalt uit het onderwerpen van anderen aan zijn wil.
En die tol is niet gering, zij wordt pas geopenbaard aan de betrokkene van zodra die in de hel belandt, wat hier betekent: vanaf het ogenblik dat zijn daden onomkeerbaar zijn geworden, omdat hij dan moet inzien dat hij iemand is die wordt gevreesd, wat anderen ervan weerhield hem te beminnen, zodat een absolute eenzaamheid zijn deel wordt.
Bovendien maakt de macht die hij zich aldus toe-eigende hem verantwoordelijk voor het lot van wie hij aan zich onderworpen heeft, wat betekent dat hij verantwoording moet kunnen afleggen tegenover al wie hij aan zich onderschikt heeft gemaakt en die verantwoording zal van hem afgedwongen worden vanaf het ogenblik dat degenen die hij tot zijn minderen heeft gemaakt, sterker zijn geworden dan hem zelf, wat betekent: vanaf het moment dat hij verzwakt zal zijn en de nazaten van zijn onderdanen, die hun voorzaten eren, zich met hun vraag om uitleg boven hem verheffen.
Het lot van de dictator over wie wij het hier hebben, wordt bezegeld door de toekomst die hij zelf bereid heeft voor zijn slaven en daarom kan hij geen andere weg meer op dan die van de wreedheid, die van het monddood maken en vervolgens het fysieke moorden. Omdat de natuur genadeloos is, zit het in de aard van de mens verantwoording te eisen en waar degene die een antwoord geven moet, faalt, wordt hij ontmaskerd als een pseudo-God, wat wil zeggen: als de duivel zelf.
En wij weten het: terwijl ongeacht wie om genade kunnen smeken en die ook kunnen ontvangen, vormt alleen de duivel een uitzondering op deze regel en tevens zal ook omgekeerd iedereen voor de duivel een uitzondering maken: de duivel smeekt niet, hij smeekt ook niet om genade, en mocht hij dat alsnog doen, dan zou ook niemand die bij zijn zinnen is, hem die schenken omdat hij nu eenmaal de duivel is.
Uitgerekend dit wrede lot zorgt ervoor dat in de sterren geschreven staat dat een dictator nooit zal buigen. In deze wetenschap heeft men dan ook de heilige plicht om er rekening mee te houden dat voor een dictator nimmer een andere keuze rest dan zijn oorlogen door te drijven tot het bittere eind.
Voor de Olympische Spelen van 2024 in Parijs werd op de Place de la Concorde de 33 meter hoge door Napoleon in Egypte begeerde en in 1830 aan Frankrijk geschonken obelisk van stellingen voorzien, wat de Franse Egyptoloog en professor aan de Sorbonne, Jean-Guillaume Olette-Pelletier, in staat stelde om de cryptografie te ontcijferen die hij daar wandelend tijdens de coronalockdown in 2020 had ontdekt en die kort daarop het volgende devies prijsgaf: “Kalmeer de energie van Amon” - wat volgens Egyptologen betekent dat men de goden met offers tevreden moet houden.1
De boodschap is van Ozymandias, de grootste onder de farao's en bekend als Ramses II (1300-1213 A.X.) van wiens reusachtig beeld een stuk in het British Museum tentoon staat en naar aanleiding waarvan de poëten Purcy Shelley en Horace Smith in 1818 elk een romantisch gedicht schreven over hoogmoed en vergankelijkheid, zoals door menigeen gesuggereerd werd: een lot waaraan ook Londen niet ontsnappen kan.2
Alle goden eisen offers en zo offerden de Azteken jaarlijks 20.000 mensen aan hun zonnegod3 terwijl de joodse Jahweh tot bij Abraham het leven eiste van de eerstgeborene uit elk gezin. Maar in de christelijke theologie plaatst met het Lam Gods de mensheid zich hoogmoedig boven de godheid. Immers, niet de mens brengt daar een offer aan God maar, geheel andersom, offert de god van het christendom zijn eniggeboren zoon, het Lam Gods, aan de mensheid.
De bedoeling van het offer is iets terug te krijgen: met betrekking tot de offers die de mensen aan hun goden brengen, is dat klaar maar wat kan dan de zin zijn van het goddelijke offer aan het mensdom? Volgens de theologie gaat het om een offer als genoegdoening aan de duivel waarmee de godheid de mensheid die door zijn zonde de onsterfelijkheid verloor, vrijkoopt. Maar wie dat aannemen voor waar, erkennen dat de duivel niet zomaar een abstractie is, een verpersoonlijking van het kwaad, dat volgens Augustinus alleen maar een tekort is aan het goede, maar een persoon met rechten en plichten.
“(Zonder de rechtvaardigheid), wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden? Want ook roversbenden zelf, wat zijn ze anders dan kleine koninkrijken?”
Aurelius Augustinus (375-430), De Civitate Dei, IV.4.
'Teamwork' is een welluidend begrip (maar volgens sommigen een modewoord) met betrekking tot menselijke samenwerking, vooral in de (team)sport en in de zakenwereld en het feit dat de sport maar eveneens onze kapitalistische manier van handeldrijven verschijningsvormen zijn van de jacht, laat in dat begrip al meteen de dissonanten klinken.
Jacht is per definitie het opsporen van wilde dieren om die te doden maar ook op soortgenoten wordt jacht gemaakt, met name op de vogelvrij verklaarden, met andere woorden de 'wilden' onder ons, en het 'wilde' is het niet gecultiveerde, het niet gedomesticeerde, het ongetemde en derhalve datgene waarop men geen vat heeft, datgene waarmee men geen banden heeft, dat wat niet aan banden ligt, wat aan de greep van de groep ontsnapt en wat derhalve ongebonden is of vrij.
Reeds verschijnt hier de paradox in vol ornaat: 'teamwork' is gericht op de maximalisatie van efficiëntie en dus op het vergroten van de vrijheid, welke echter beknot wordt door 'kuddegeest', wat nota bene quasi een vertaling is van 'teamwork'. En uiteraard situeert zich het probleem bij de kwestie wiens vrijheid hier in het geding is.
Waar de vrijheid van enkelingen het voortbestaan van de groep bedreigt, verdient die slechts de betiteling van 'willekeur' maar steeds vaker zijn groepen (naties, unies...) verworden tot instrumenten van potentaten en waar aldus een groep de belangen van een elite dient, en dus de belangen van enkelingen, wordt de vrijheid van alle (niet-elitaire) enkelingen willekeurig beperkt.
In niet-democratische regimes is het probleem helder maar democratieën hebben nood aan dissidenten en aan figuren zoals Noam Chomsky om de onkiese gang van zaken aan het licht te brengen. Dat deze laatste nog geduld wordt, vindt zijn reden alleen hierin dat, wegens het intellectueel niveau van zijn protest, de getalsterkte van zijn publiek vooralsnog danig beperkt blijft dat zij in een democratie (waar de meerderheid beslist) voor de machthebbers geen direct gevaar kan betekenen.
De kwestie wie van de twee, de burger of de staat, de voorrang moet genieten, verdeelt niet alleen de partijpolitiek maar ook de wereld en het is allang niet meer zo duidelijk in welke maatschappijvormen de vrijheid triomfeert of, in wat andere bewoordingen, waar en hoe het cryptofascisme zijn slag thuis haalt.
Bibliotheken zijn reeds gevuld met de navenante problematiek en hier willen we slechts wijzen op een gedrag op microschaal waarbij groepen enkelingen viseren of er jacht op maken want dit gedrag neemt toe in gelijke tred waarmee de angst toeneemt om uit de toon te vallen, een angst waarvan de vreesachtigheid getuigt waarmee men zich paradoxaal genoeg vaak ten koste van zichzelf naar trends en modes schikt.
Wat eerst mondialisering en dan globalisering is gaan heten, verkapt in feite het gebrek aan sociale cohesie op microniveau, wat concreet inhoudt dat asociaal gedrag sowieso niet langer 'not done' is waar algemeen aanvaard wordt dat socialiteit door naties overkoepelende wetten wordt gegarandeerd. Ik hoef mijn buren niet langer uit de nood te helpen want de staat zorgt ervoor dat iedereen een uitkering krijgt, mensen moeten elkaar niet meer groeten want de 'social media' komen tegemoet aan ieders nood aan aandacht en op cultureel vlak is meewarigheid het gepaste antwoord op alle eigen initiatieven die immers verbleken in het licht van de megamanifestaties en de internationale culturele headlines. Kunst is wat als zodanig erkend wordt door Big Brother, ook als het een uitgestalde urinoir is of een strontmachine en romanschrijvers die niet moeten onderdoen voor Dostojevski blijven nitwits totdat een Nobelprijs ervoor zorgt dat zij door iedereen voor genieën zullen worden gehouden.
De kuddegeest berust op de angst om uit de groep gestoten te worden, een angst welke zoals bekend de doodsangst naar de kroon steekt als ze die al niet overtreft. Wie zich door hun gedrag van de groep distantiëren, vormen derhalve een wezenlijke bedreiging die door de kudde steeds feillozer wordt gedetecteerd en bestreden, vaak zonder vorm van proces of middels schijnprocessen, zoals ons bekend uit de geschiedenis van de heksen van Salem. Maar waar dit in de middeleeuwen gebeurde op microschaal, voltrekt de jacht op dissidenten zich vandaag op wereldvlak en in dezer wordt ook preventief te werk gegaan zodat een deel van de bevolking als 'potentieel dissident' zal gebrandmerkt worden en bijgevolg een veroordeling ondergaat waar geen rechters meer bij te pas komen omdat zij resulteert uit door algoritmen gestuurde automatismen en structuren.
Het volstaat voortaan dat de centrale macht een gedragscode ontwerpt en dat ze die via de media die zij bezit verspreidt middels influencers, opdat jan met de pet zich ten volle engageert om elk daarvan afwijkend gedrag op te sporen en te sanctioneren. Merk nu op dat zo doende de aangifte van het gedrag in kwestie, het onderzoek, het proces, de veroordeling en de bepaling van de strafmaat geheel overbodig worden: deze stappen die de rechtsstaat van weleer kenmerken, worden prompt overgeslagen en het lugubere van de hele zaak is dat geen haan er zal naar kraaien omdat wie kraaien, zichzelf veroordelen tot een vorm van medeplichtigheid waardoor zij zich eenzelfde lot toebedelen.
Het geloof in de verrijzenis van het vlees kan niet zomaar afgedaan worden als onzin op grond van wat het zogenaamde 'gezond verstand' daarover te zeggen heeft waar dat 'gezond verstand' niets anders is dan de waan het bij het rechte eind te hebben vanwege het vanzelfsprekend geachte gelijk van een fysicalistisch wereldbeeld.
In het huidige westen zijn wij aan een fysicalistisch wereldbeeld gewend geraakt precies zoals Boeddhisten aan de idee van reïncarnatie of nationalisten aan de overtuiging dat het eigen volk beter is dan ongeacht welk ander. Zo vindt de egoïst het vanzelfsprekend dat hij voorrang krijgt, zo is de zwarte eraan gewoon dat hij voor de blanke een stap opzij zet, zo wijkt de vrouw spontaan voor de man, het kind voor de oudere, de homo voor de hetero, de gediscrimineerde voor de bevoorrechte, de vreemdeling voor de autochtoon, het dier voor de mens en aan een boom wordt niet gevraagd of hij omgezaagd wil worden.
Er zijn daarentegen culturen waar bomen en dieren vereerd worden als goden, waar gastvrijheid een heilige plicht is en vreemdelingen daarom voorrang krijgen op autochtonen; er zijn culturen die de vrouw vereren in plaats van haar opzij te duwen omdat zij ons het leven geeft en voedt en culturen die hun kinderen op handen dragen; culturen waarin homo's functioneren als tovenaars of priesters aan wie belangrijke taken van de gemeenschap worden toevertrouwd. Het 'gezond verstand' is een alles behalve gezonde fictie en wie zich erop beroepen, verkeren in de gevaarlijke wanen die het onverstand vergezellen.
Maar dat alles betekent uiteraard nog helemaal niet dat wie geloven in de verrijzenis van het vlees, het bij het rechte eind hebben. Het betekent alleen dat mensen het recht hebben op een eigen wereldbeeld zolang dat geloof geen schade toebrengt aan andermans belangen. Dat is echter wat het fysicalisme wél pleegt te doen van zodra het zich profileert als de waarheid zonder meer en dus als vanzelfsprekend of als gefundeerd op 'gezond verstand'. Het wordt dan een opgedrongen geloof, een geloof dat van ons een belijdenis vergt en handelingen die daarmee in overeenstemming zijn: het vergt dat wij ons gedrag laten dicteren door derden die ons manipuleren, ons van de vrijheid beroven, ons verknechten. Precies zoals dat het geval is in een theocratie.
Dat zich uit de dood nieuw leven ontwikkelt, zou veeleer vanzelfsprekend moeten klinken dan vreemd omdat het leven zelf ons onafgebroken met de neus op deze feiten duwt. Levende wezens vormen vaker vooraleer zij sterven vrijwel uit het niets verschillende evenbeelden van zichzelf die zij dan grootbrengen en die hen overleven, waardoor het leven zich vernieuwt en standhoudt en op die wijze alles doorgeeft wat van waarde is. Nog vooraleer zij sterven, worden levende lichamen in hun kroost herboren zodat het lijkt alsof de stammen die zij vormen, gewoon vervellen. Na een periode van zeven jaar is geen enkele cel van ongeacht welke man of vrouw nog in zijn of haar lichaam aanwezig en toch leven de betrokkenen door alsof er met hen helemaal niets gebeurd is en op dezelfde wijze vernieuwen zich de lichamen in de genen. Wat er met de geest gebeurt, ontsnapt vooralsnog aan onze blik maar de tekenen die pleiten voor zijn onsterfelijkheid zijn legio. Edoch, we moesten het hier hebben over de individuele dood en meer bepaald over de dood van de ander, in verband waarmee we tot de conclusie komen dat die in wezen de eigen dood betekent.
(J.B., 24 mei 2025)
26-05-2025
Over de dood - Aflevering 6.
Over de dood
Aflevering 6.
En laten we hier het voorbeeld van zoëven nog eens bekijken. Het Vermoeden van Goldbach is een algebraïsche 'stelling' die niet bewezen is en die derhalve vrede moet nemen met de titel van 'vermoeden'. Het Vermoeden werd neergeschreven door de wiskundige Christian Goldbach (1796-1860) uit Koningsbergen waarvan tussen haakjes ook Immanuel Kant afkomstig is - toen Kant stierf, was Goldbach acht jaar oud. De formulering is verraderlijk simpel en heeft al menig wiskundige op het verkeerde been gezet - ze luidt als volgt: “Elk even getal groter dan 2 kan geschreven worden als de som van twee priemgetallen.”
Naast pogingen om het tegendeel te bewijzen, heeft men ook de meest gesofisticeerde computers ingezet om na te gaan of er niet ergens een even getal te vinden is dat niet beantwoordt aan die eis maar tot vandaag geheel vergeefs en men vermoedt dat zo'n even getal ook niet bestaat. Toch heeft nog niemand kunnen bewijzen dat dit waar is.
Het lijkt er derhalve heel sterk op dat er waarheden bestaan die onbewijsbaar zijn. Meer nog: in acht genomen de definitie van 'bewijzen', is dat niet eens zo verwonderlijk. In de eerste paragrafen van zijn Topica definieerde de Helleense filosoof Aristoteles 'bewijzen' als het aanvaardbaar maken van nieuwe dingen door ze te plaatsen in een context van reeds aanvaarde dingen en wel op zo'n manier dat het aannemelijk wordt dat die nieuwe dingen uit de reeds aanvaarde voortvloeien. Nu bestaat een wiskundig systeem zoals de algebra op grond van enkele axiomata of dus vooropgezette stellingen die worden aanvaard zonder bewijs omdat men nu eenmaal stoot op zaken die men wel verplicht is om aan te nemen, wil men überhaupt tot stellingen kunnen komen. Trekt men nu het voorbeeld van de 'simpele' algebra open tot de gehele werkelijkheid, dan moet men niet lang zoeken om te vinden wat men dan wel zonder bewijs moet aanvaarden, aangezien het zich spontaan en onafwendbaar aan ons opdringt en dat is het 'banale' gegeven van de pijn.
Wij hebben immers helemaal geen behoefte om voor onszelf te kunnen bewijzen dat we pijn hebben als we die hebben omdat de overtuigingskracht van een rationeel bewijs zelfs niet in de buurt komt van de overtuigingskracht van pijn. Ik ben de pijn die ik heb omdat ik mij daarvan niet kan distantiëren. Zo simpel als dat. Wij stoten hier op de grens van alles wat bestaat, met name in het eigen levende lichaam. Voor onszelf wensen we de pijn die we hebben niet te bewijzen omdat we die onwillekeurig hebben maar tegenover anderen zouden we dat soms willen doen maar we kunnen het niet, we kunnen slechts vertrouwen hebben in het inlevingsvermogen van die anderen en in hun goede wil.
Meteen mag duidelijk worden hoe vreselijk een wereld is waarvan het de leiders ontbreekt aan het inzicht dat 'onmiddellijke waarheid' of empathie de voorrang verdient op bewijsbaarheid omdat het eerste het laatste fundeert en niet andersom. Dat soort leiders stellen de eis van de bewijsbaarheid voorop, alsof de waarheid van de dingen van hun bewijsbaarheid afhankelijk was, net zoals zij menen dat het mens-zijn een product is van het burgerschap en dat sans-papiers derhalve geen burgerrechten kunnen genieten en dus ook geen mensenrechten, zodat zij zonder meer vogelvrij kunnen worden verklaard, wat inhoudt dat men er mag op jagen zoals er gejaagd mag worden op wild.
En uiteraard ligt de hoogmoed van de cultuur waarin dit kwaad gedijt aan de bron van de navenante onbeschrijflijke ellende. Andermaal: de jammerlijke 'vergissing' situeert zich uitgerekend daar waar zich een misprijzen voordoet met betrekking tot de ware aard van de werkelijkheid, die men dan ziet als vergelijkbaar met de menselijke wereld en derhalve daardoor beheersbaar.
De natuurwetenschap beschrijft de dingen van buitenaf en zij maakt daarbij abstractie van de onderzoeker zelf, de waarnemer of het subject: zij beschouwt hem als een deel van de natuur die hij aan zijn onderzoek onderwerpt. Maar waar hebben we dat nog gehoord? Herinneren we ons de volgende zin uit de eerste paragraaf van dit artikel:
“De wereld in ons hoofd is niet dezelfde wereld waarin ons hoofd bestaat. Anders uitgedrukt: de wereld die een ding is in ons hoofd is niet dezelfde als de wereld waarin ons hoofd een ding is. Nog anders uitgedrukt: als A een deel is van B, dan kan B geen deel zijn van A, tenzij A gelijk is aan B. En dat laatste betekent dat de gedachte moet samenvallen met hetgeen gedacht wordt, wat onmogelijk is omdat gedachten aan dingen verschillen van die dingen zelf.”1 De dingen en de gedachten behoren elk tot een andere wereld.
Derhalve bekijkt de natuurwetenschap de dingen niet ten gronde: zij objectiveert omdat kennis nu eenmaal objectiveert; zij maakt de dingen tot een voorwerp van de kenner en de kenner is dan iemand die buiten de werkelijkheid zweeft; men moet eigenlijk doen alsof hij er niet is. Aan kennis en aan wetenschap is helemaal niets mis zolang men de genoemde beperking in rekening brengt. Doet men dat niet, dan beschrijft men een wereld die helemaal niet kan bestaan.
Het logisch positivisme zegt dat uitspraken pas zin hebben als een experiment ze kan verifiëren maar dan heeft het ook geen zin om nog te spreken over het aandeel van de beschrijver in de beschrijvingen die wij wetenschap noemen: metafysica wordt onmogelijk waar zij zichzelf moet verengen tot uitspraken die alleen in de fysica als zinvol worden beschouwd. Men doet dan alsof de (wetenschappelijke) beschrijvingen van de wereld in dezelfde wereld bestaan als de wereld zelf maar dat is uiteraard niet zo want de afbeeldingen van de dingen vallen helemaal niet met die dingen zelf samen. Inkt en papier maken deel uit van een totaal ander universum dan dat van de woord- en zinsbetekenissen. Wat in de natuurwetenschap miskend wordt, is de geest en dat is een paradox omdat natuurwetenschap pas door de geest tot stand komt. De pogingen om de geest te beschrijven als een onderdeel of een product van de stof (met name als een hersenwerking) zijn gedoemd om volkomen inconsistent te blijven.
Maar keren we nu terug tot ons onderwerp: de werkelijkheidsbeschrijving van de fysica (of: het fysicalisme) verengt de werkelijkheid tot dat gebied ervan dat onderzoeksonderwerp is van de fysica. Het is dan ook evident dat het onmogelijk is om binnen die perken ook maar iets te zeggen over wat buiten die perken ligt. En het is volkomen onterecht om dan te concluderen dat er buiten de perken van de fysica helemaal niets meer bestaat. Zo simpel als dat. Wie eisen dat wat bestaat aantoonbaar dient te zijn, identificeren wat is met wat bewijsbaar is, maar reeds de eenvoudige algebra toont de onzinnigheid van dat uitgangspunt aan - zo bijvoorbeeld in het Vermoeden van Goldbach dat immers onweerlegbaar is doch tevens onbewijsbaar.
Als een piste het onderzoeken waard is, dan wel deze die belooft ons enige hoop te bieden en zodoende ook enig soelaas. Uiteraard moeten wij de dingen uiterst streng benaderen en van zodra in wat wij onderzoeken ook maar iets opduikt dat ruikt naar leugens of bedrog, moeten we ons te vierklauw uit de voeten maken.
Echter, dat is wat degenen allerminst doen die, schermend met hun 'gezond verstand', met de mond vol tanden staan als hun gevraagd wordt uit te leggen hoe het leven tot stand is kunnen komen als het luistert naar de wetten waarvan zij beweren dat het de natuurwetten zijn. Kennelijk strookt de beschrijving die zij van de werkelijkheid geven helemaal niet met de feiten, anders zouden zij in staat zijn om het leven te verklaren en ook na te maken maar zij blijken geen van beide taken tot een goed eind te kunnen brengen.
Zij geloven dan weg te kunnen komen met het antwoord dat het welslagen van hun project alleen een kwestie is van tijd. Geef ons nog een beetje krediet, zo zeggen zij: u zult zien, binnen de kortste keren bestaan er geen mysteries meer; wij, wetenschappers, staan daar borg voor. Maar de goede verstaander ziet direct dat daar waar deze klokken luiden, louter beloften in het geding zijn en wie geloof hechten aan die beloften, zoveel is zeker, zullen kunnen fluiten naar hun geld. Want lui die aan anderen beloften doen in ruil voor krediet, zijn van hetzelfde pluimage als de leugenaars: zij zullen nooit toegeven dat zij liegen en zij kunnen doorgaan met hun bedrog zolang van hen aanvaard wordt dat zij de dingen op de lange baan schuiven - het is immers geen geheim dat de massa wil bedrogen worden, zo groot is nu eenmaal de nood aan redding uit dit tranendal.
Uiteraard worden ernstige wetenschapsmensen hier niet geviseerd want het leeuwendeel onder hen weten best hun werk te relativeren. We hebben het alleen maar over lui die geloven dat de natuur in elkaar zit net zoals de wereld: zoals de wereld een constructie is van architecten allerhande, zo ook heeft een opperbouwmeester de natuur ineengezet - dat is wat zij bepleiten.
Hun kijk op de werkelijkheid heet microreductionistisch te zijn en dat wil zeggen dat zij denken dat alle dingen opgebouwd zijn en meer bepaald opgebouwd uit kleinere dingen - vandaar de term: 'micro-reductionisme', wat betekent: (het grotere) herleiden tot (een samenstelling van) het kleinere. Op die manier geloven zij immers dat zij op den duur stuiten op de allerkleinste want niet meer deelbare deeltjes waaruit de gehele werkelijkheid zou zijn opgebouwd. En eenmaal zij over die allerkleinste deeltjes beschikken - u raadt het al - kunnen ze daarmee àlles maken, ja, precies zoals God, de opperbouwmeester, het ooit deed. En wie zou geen krediet geven aan lieden die morgen, of dan toch overmorgen God zelf zullen geworden zijn?
Wie ervaring hebben met handeldrijven, zullen opmerken dat hier beslist winstgevende zaken worden gedaan en zij die zich aldus voordoen als de goden van morgen of dan toch van overmorgen, doen warempel denken aan de commerce van de clerus in de betere tijden van de kerk. Ja, hun aanpak lijkt wel op dezelfde leest geschoeid. Steun ons, zeggen zij, zo komt gij onder onze paraplu te zitten en het hoeft niet gezegd dat de menigte aan fans die dan zullen opduiken, gigantisch zal zijn.
Geef toe, het is zeker niet slecht gevonden: wij doen een greep in de grabbelton van de werkelijkheid, we houden een stuk daarvan in het vuistje en we begeven ons naar het laboratorium van professor Gobelijn. Aldaar delen we ons stukje werkelijkheid in kleinere stukjes en dan weer in nog kleinere stukjes, totdat we niet meer verder kunnen en dan zien we dat alles wat bestaat, bestaat uit allemaal dezelfde elementaire deeltjes, deeltjes die niet meer deelbaar zijn, atomen als het ware.
Uiteraard duiken zodoende allerlei problemen op: het mes waarmee wij kleinere stukjes maken, blijkt op den duur veel te grof; het vergrootglas waarvan we ons bedienen, is bestoft en wat al niet meer. Kortom: wijzelf blijken veel te groot en te lomp om ooit bij de verhoopte allerkleinste stukjes te kunnen komen en alsof dat nog niet erg genoeg was, blijken vanaf een zeker ogenblik de stukjes niet langer van stof te zijn. Ja, de minuscule deeltjes veranderen gedurende dit moeizame proces ook nog in louter veronderstellingen!
Wie beloften doen en dingen op de lange baan schuiven, zullen hun krediet verliezen als zij niet op tijd en stond met enig resultaat op de proppen komen en dat is wat die wetenschapslui ook doen. Zij publiceren met telescopen gemaakte foto's van het heelal zoals zij beweren dat het eruit ziet ver voorbij ons zonnestelsel en die foto's gaan de wereld rond maar eens de navenante subsidies buit gemaakt zijn, blijkt niet de kosmos op het lichtdrukmaal te staan maar wel een schijfje salami. De pret kan niet op, een mens mag ook al eens lachen en wie zou niet lachen: met de miljarden die het onderzoek gekost heeft, kunnen deze narren leven zoals heuse prinsen.
En nu we dan toch van het grootste naar het kleinste afdalen: een andere frats herinneren we ons van niet zo heel lang geleden uit de tijd dat men de hele wereldbevolking bang gemaakt heeft van een virus. Niemand kan een virus zien, men moet beschikken over heel speciale microscopen en nog zoveel meer. Om een lang verhaal kort te maken: men moet beschikken over een gigantisch kapitaal om dat vervolgens ook nog eens te kunnen verveelvoudigen. Een derde frats, en dan houden we ermee op: Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen. Men maakt het volk bang van de dood met de oorlog en het verandert prompt in de spreekwoordelijke ezel die aan de lopende band via zijn achterpoortje klinkende munten produceert. Dat maakt muziek, maar enkel voor de rijken - de ezel zelf transformeert meteen naar vel over been.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 mei 2025)
23-05-2025
Over de dood - Aflevering 3.
Over de dood
Aflevering 3.
Uiteraard rijst dan de vraag of hetzelfde gezegd mag worden over God: is ook God een knooppunt van relaties en verdwijnt ook Hij als Hij geen respons (meer) krijgt? Friedrich Nietzsche heeft gezegd dat God dood is, wat eigenlijk betekent dat deze wijsgeer wel erkent dat God ooit geleefd moet hebben. Een bijzonder netelige kwestie.
Het katholieke geloof dat hier sinds eeuwen werd verbreid, vertelt dat wij de dood heel ernstig moeten nemen. In tegenstelling tot de leer van Boeddha en die van de Veda's die de ziel zien verhuizen en ook geheel anders dan in de beschrijvingen van de Hades van de Hellenen die door schimmen wordt bevolkt, is er volgens het katholicisme in de periode dat wij dood zijn helemaal niets en kunnen wij slechts eenmaal leven en sterven (- de zogenaamde 'tweede dood' betreft de dood van de ziel, namelijk van degenen die zichzelf veroordeeld hebben tot de hel). De dood scheidt het lichaam van de ziel totdat bij de verrijzenis God de ziel opnieuw verenigt met - dit keer - een onvergankelijk lichaam, op voorwaarde dat wij in Gods genade zijn. Die leer is niet van Christus zelf afkomstig maar van de kerk die zich veel later heeft gevormd in samenspraak met de toenmalige politiek van de Romeinse keizers.
Veel dichter bij de waarheid staat wellicht de opvatting dat wij na onze dood tot schimmen worden: lichaamsloze geesten die, omdat zij het houvast van het lijf moeten missen, rondzweven en transparant zijn zoals gezegd wordt over de spoken uit de sagen van over de hele wereld.
De doden leven weliswaar niet meer maar ze zijn ook niet helemaal weg omdat zij echt geleefd hebben en een spoor nalaten in de herinnering van velen. Men kan altijd en overal aan de doden denken en vandaar lijken zij ook helemaal ongebonden aan een plaats of aan een tijdstip. In onze gedachten zijn zij ook niet even afgelijnd en duidelijk als toen zij nog in leven waren en echt aan ons verschenen. De doden gelijken daarom veeleer op degenen die aan ons verschijnen in een droom: als we ontwaken kunnen we ons hen herinneren als bijna echte wezens.
We kunnen dromen over de doden maar ook over hen die nog in leven zijn, wat ons kan doen vermoeden dat het de geest is die ons in de droom verschijnt, het bijna lichaamsloze dat nog een beeld weerspiegelt van het lichaam zoals een foto dat doet of een herinnering. Wanneer wij dromen, hebben we trouwens zelf ons lichaam achter ons gelaten want wij dromen met de geest nadat de slaap lichaam en ziel van elkaar ontkoppeld heeft, zoals ook de dood dat doet maar de slaap doet het omkeerbaar. In de droomwereld zijn geen lichamen maar wel bijna-lijven, verschijningen of beelden van mensen die echt hebben bestaan ofwel nog steeds bestaan.
De droomwereld is niet de echte wereld maar hij gelijkt erop, al is hij minder vast, minder betrouwbaar als het ware, plastischer ook en bijna helemaal onttrokken aan de wetten die de wereld van de wakkeren aan banden leggen. En zoals de droomwereld gevuld is met de geesten van zowel levenden als doden, zo is ook de schimmenwereld waar wij misschien heen gaan na de dood, gevuld met geesten van mensen nadat de dood die van hun lichaam heeft gescheiden.
De dodenwereld gelijkt een beetje op de wereld van de droom en de geesten daarin gelijken op de geesten die wij zien in onze dromen. Daarom ook kunnen wij zeggen dat de menselijke geest zowel tot de wereld van de levenden behoort als tot de wereld van de doden. Onze geest behoort tot drie werelden: tot de wakkere wereld, tot de wereld van de slapenden ofwel de droom en tot de wereld van de doden.
Als iemand overlijdt met wie wij nauw vervlochten waren, blijft er iets voortduren van die vlecht. Enerzijds trekt de overledene de ander een beetje naar de onderwereld toe en anderzijds trekt de levende de dode nog een tijdje in het leven met zich mee. Om die reden zegt men soms over stervenden dat ze met één been in het graf staan - met het andere nog in het leven.
Volgens de katholieke leer zal bij de verrijzenis niet alleen de geest herleven maar tevens zal het stoffelijke lichaam opnieuw tot leven worden gewekt en dan onsterfelijk zijn. Dat is niet het geval in het geloof van de Hellenen: de Hades is er voor altijd, de schimmen keren nimmer naar het licht terug.
Er valt iets te zeggen voor de katholieke leer van de verrijzenis van het vlees en het is niet min wat er voor te zeggen valt. In de meeste gevallen wordt het verrijzenisgeloof een beentje gelicht door het zogenaamde 'gezond verstand' dat ons zegt dat de tweede wet van de thermodynamica of de entropiewet, de wet van het verval, verbiedt dat wat tot stof en as vergaan is, weder zou keren naar zijn vroegere toestand van hoge orde die eigen is aan alle leven. Opdat dit zou kunnen lukken, moet beslist de tijd kunnen worden omgekeerd en, nogmaals, het 'gezond verstand' schiet in een lach als iemand met die zaken op de proppen komt. Maar daar staat tegenover dat het 'gezond verstand' wel aardig met de rug tegen de muur staat waar het geconfronteerd wordt met het feit dat alle leven zich geheel wars van de genoemde natuurwet een weg gebaand heeft van het niets dat wij, waarheen wij onze blik ook richten, alom in het heelal ontwaren, naar een bestaan dat ons onnoemelijk ter harte gaat en waarvan wij bezwaarlijk kunnen zeggen dat wij het alleen maar dromen. Of heeft het 'gezond verstand' dan een uitleg die hout snijdt voor het zich in een mum van tijd en bovendien triljoenen keren ontwikkelen van cellen tot wezens die kunnen wuiven naar elkaar en via die weg, kinderen krijgen, maar die elkaar ook kunnen doden?
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 mei 2025)
22-05-2025
Over de dood - Aflevering 2.
Over de dood
Aflevering 2.
Dat de dood van de ander niets anders is dan het eigen levenseinde is een realiteit die even moeilijk te bevatten is als waar.
De mens is een knooppunt van relaties, wat wil zeggen dat er bij het verdwijnen van die relaties helemaal niets meer overschiet. Nu heeft elke mens meerdere relaties maar door de band is er slechts één relatie die werkelijk van tel is voor het eigen bestaan: deze met degene met wie men zijn leven deelt.
Iemand kan door de massa op handen gedragen worden maar toch heel eenzaam zijn en een ander met 'slechts' één geliefde kan de ontelbare menigte van fans die een popster verafgoden missen als de pest: zolang zijn geliefde er is, kent hij geen eenzaamheid. Zo kan een monnik een relatie onderhouden met een al dan niet bestaande God en daardoor in het leven vast verankerd zijn. Of een miskend kunstenaar kan een band hebben met een onbestaand publiek waarvan hij hopen mag dat het tot stand zal komen in de toekomst, gebeurlijk na zijn eigen levenseinde - wie zal het hem verbieden?
Onze afhankelijkheid van anderen die bestaan, bestaan hebben, zullen bestaan of misschien (zullen) bestaan tekent ons eigen leven als een onzeker bestaan, een bestaan als louter mogelijkheid. Ons bestaan blijft onzeker totdat het 'vastgesteld' wordt, wat eigenlijk betekent: totdat het in een relatie staat. Een subject is nodig om dat vast te stellen en gebeurlijk is dat het eigen subject maar dat is in zijn bestaan dan weer afhankelijk van relaties.
De identiteit of het zichzelf-zijn volgt op het anders-zijn, het verschillen van de anderen. De aap die in de plas kijkt, weet pas dat hij daarin zijn eigen spiegelbeeld ontwaart nadat hij wat verderop een andere aap bemerkt bij een plas waarin deze weerspiegelt. Het eigenste denken volgt op het gesprek met anderen dat men nu gaat voeren in zichzelf en met zichzelf nadat men zich virtueel ontdubbeld heeft.
Wie het essentialisme aanhangen, vergeten dat het 'ik' het resultaat is van een proces, een gebeuren dat zich afspeelt in de tijd en dat zonder de activiteit van dat proces helemaal niet tot stand kan komen. Het 'ik' is niet maar het wordt tot stand gebracht, het wordt (met veel inspanningen) in leven gehouden en vergt aldus veel energie om zijn bestaan te kunnen bestendigen: van zodra die energie is opgebruikt, stort het 'ik' dan ook in. Zoals ook het leven zelf, dat op een bijzonder voorwaardelijke wijze, precair en broos, als het ware hangend aan een zijden draadje, zich zeer tijdelijk en evenzeer plaatselijk manifesteert in een samenloop van bijzonder toevallige omstandigheden, waaronder een uitgelezen plek in het heelal, het vlies van een atmosfeer omheen een planeet met de vereiste verhoudingen aan nodige stoffen, de juiste temperatuur en noem maar op.
Viel de context weg, dan bleef van het 'ik' in kwestie helemaal niets meer over. Wie zijn leven in dienst gesteld heeft van anderen, ziet de zin ervan vervluchtigen van zodra die anderen er niet langer zijn en dat is de tragedie van ouders die door hun kinderen gedumpt worden nadat die zijn opgegroeid en uithuizig werden.
Dat ons bestaan samenvalt met de zin ervan, betekent dat het ophoudt waar die zin vervalt en omdat die zin in betrekking staat tot anderen, betekent het verdwijnen van die anderen niets minder dan het eigen einde. Maar het gemis aan de ander is allerminst een door het verstand getrokken logische conclusie. Het gaat om een besluit dat ons voor is, dat zichzelf gevormd heeft nog vooraleer wij het vermoeden koesteren dat iets wezenlijk veranderd is. Het gemis is in de eerste plaats een pijn, geheel fysiek, ofschoon niet makkelijk aanwijsbaar zoals dat het geval is met een hand of met een been dat door een accident verloren ging. De pijn betreft het gehele lichaam dat men is en blijft daarom ook zo lastig om te detecteren.
Het gemis is het kwijt zijn van het gehele eigen lichaam en derhalve van zichzelf, het langzaam tot ons doordringen daarvan: dat wat wij zien en horen, voortaan nog slechts een schimmige versie zal zijn van wat het eenmaal was. Het geleidelijk en bijzonder lastig tot ons wezen komende besef dat wij zoals Orpheus na het onherroepelijke heengaan van zijn gade, voorgoed een schim zullen geworden zijn.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 mei 2025)
21-05-2025
Over de dood
Over de dood
In principe wordt hier niet de eigen dood beoogd omdat wij die sowieso niet kunnen ervaren maar wel die van anderen. Niet de dood van vreemden met wie wij geen of nauwelijks banden hebben maar die van degenen met wie wij verbonden zijn. En hun dood is voor ons bijzonder problematisch omdat de gedachte dat de scheiding die de dood teweeg brengt definitief is, een 'ondraaglijke' gedachte is.
Een oplossing van het probleem zou kunnen zijn dat we die gedachte dan maar niet meer moeten hebben, dat we ze moeten weren of ontkennen. Wat uiteraard geen oplossing is maar een vorm van zelfbedrog. Dat bedrog kunnen wij niet definitief realiseren maar wel zeer tijdelijk, bijvoorbeeld door te vluchten in dromen of in allerlei vormen van verdoving.
Een andere oplossing kon luiden dat we het beschreven lot dan maar moeten aanvaarden. Maar ook die oplossing kan niet ernstig worden genomen omdat zij van ons vraagt dat we iets aanvaarden wat we niet willen. Omdat aanvaarden, willen is, zouden we dan iets moeten willen wat we net niét willen en dat is onmogelijk. A en niet-A kunnen niet beiden het geval zijn, dat is nu eenmaal logica.
Berusten in een lot dat we niet willen, is een onmogelijke opgave maar het alternatief is dat we ons verzetten tegen iets dat werkelijk is. Echter, wat werkelijk is, kunnen we niet ontkennen. Het enige wat we dan nog kunnen doen, bestaat erin dat we onze toevlucht nemen tot het fenomeen van de vergissing. En dan moeten we geloven dat de werkelijkheid anders is dan we tot dan toe hadden gedacht. De scheiding is niet definitief, zo moeten we dan denken: het lijkt alleen maar zo.
Die uitweg echter is niet zo simpel. Want als de werkelijkheid schijn is, dan kan die schijn alleen maar worden verklaard door de oorzaak daarvan bij onszelf te leggen: de dingen zijn niet zoals we ze zien omdat we niet goed kijken; de dingen zijn niet zoals we denken dat ze zijn omdat we niet goed denken. Er is een kloof tussen onze gedachten en de werkelijkheid die wij overdenken.
Trouwens, de genoemde kloof kan geen mens ontkennen: de gedachte aan bijvoorbeeld een stoel, is immers geen stoel. En dat geldt voor alles wat we denken. De wereld in ons hoofd is niet dezelfde wereld waarin ons hoofd bestaat. Anders uitgedrukt: de wereld die een ding is in ons hoofd is niet dezelfde als de wereld waarin ons hoofd een ding is. Nog anders uitgedrukt: als A een deel is van B, dan kan B geen deel zijn van A, tenzij A gelijk is aan B. En dat laatste betekent dat de gedachte moet samenvallen met hetgeen gedacht wordt, wat onmogelijk is omdat gedachten aan dingen verschillen van die dingen zelf.
Rest dan nog die ene oplossing dat wij besluiten dat de scheiding niet ondraaglijk is: dat lijkt alleen maar zo. In werkelijkheid is de scheiding bijna ondraaglijk en zij wordt mettertijd, beetje bij beetje, wat draaglijker dan eerst gedacht.
In feite is ook de laatst genoemde oplossing er geen. Er bestaan immers mensen voor wie de scheiding die de dood teweeg brengt, echt ondraaglijk is: zij kunnen niet verder leven met die gedachte en als zij al niet onmiddellijk ophouden met leven, genezen zij er niet van, worden zij steeds zieker en zij sterven er ook aan. Maar de meeste mensen blijken mét de ondraaglijk lijkende gedachte verder te kunnen leven. Echter niet meer zoals voorheen.
Sinds oudsher wordt gezegd dat niemand zijn eigen dood kan ontmoeten: zolang ik er ben, is de dood er niet en van zodra de dood er is, ben ik er niet meer. Maar de toestand waarin men verder leeft met de bijna ondraaglijke gedachte (van de definitieve scheiding) is er een van voortdurend lijden. Nu is het leed per definitie datgene wat wij niet willen terwijl we er toch mee samenvallen: ik ben de pijn die ik heb omdat ik mij er niet kan van distantiëren daar zulks uiteraard mijn eigen einde zou betekenen. Maar dat wil niets anders zeggen dan dat de dood van de ander, hoe dan ook wezenlijk niets anders is dan het eigen levenseinde. Het lijkt er dan op dat wij alsnog verder kunnen leven maar dat leven is slechts schijn. Orpheus gelooft dat hij zijn Euridicè alsnog terughaalt uit de schimmenwereld maar van zodra zij in hetzelfde licht belanden, wordt hij de schim.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 mei 2025)
20-05-2025
Dovemansgesprekken - Aflevering 2.
Dovemansgesprekken
Aflevering 2.
Het eindeloze gepalaver van de dovemansgesprekken dat dagelijks de hoofdpunten in de nieuwsberichten haalt en dat van elke burger de aandacht, de tijd en de gemoedsrust steelt, is de hedendaagse manifestatievorm van het maatschappelijke steekspel van de pikorde dat sinds het begin der tijden aan de gang is en dat zal doorgaan tot het bittere einde.
Het spel is een gevecht dat in de genen zit in alle levende wezens die op de een of andere manier in groep leven en het is gericht op de eigen soort met het oog op het elimineren van de zwakkeren in functie van het determineren van een leider omdat een kudde geen rust kan vinden totdat zij haar leider kent. Die bepaalt dan in de plaats van alle gemakzuchtige leden de koers en hij draagt de verantwoordelijkheid, in ruil waarvoor men hem gehoorzaamheid verschuldigd is en navolging.
Een geheel natuurlijke zaak, zo zou men oordelen, maar dan wel natuurlijk in de betekenis waarin ook het recht van de sterkste dat is. En zoals het recht van de sterkste vloekt met de mensenrechten, evenzo is het beschreven steekspel van de oorlog onverenigbaar met de humaniteit.
Wie daar anders over denken, richten een bloedbad aan met onoverzienbare gevolgen, zoals ook rijkelijk geïllustreerd wordt doorheen de hele geschiedenis van het mensdom. Hitler is het typevoorbeeld van de leider die de natuur een handje wilde helpen in het elimineren van de zwakkeren en met de ernst die de waanzin kenmerkt werden vanuit een logica waaruit a priori elk gevoel wordt gebannen, miljoenen onschuldigen op industriële wijze afgemaakt - naast het inpalmen van hun bezittingen, incluis schoenen en valse tanden, werden ook hun stoffelijke resten nog benut voor de fabricage van zeep, lampenkappen en noem maar op.
Hun geld verhuisde naar gerenommeerde Zwitserse banken die er decennia lang over zwegen totdat niet zo lang geleden nazaten het onverhoopt terugvorderden van de bandieten die nog steeds het schone weer maken en alom de lakens uitdelen. In het in 1990 verschenen boek La Suisse lave plus blanc beschrijft Jean Ziegler hoe Zwitserse banken met namen als klokken de jaarlijkse opbrengst van 300 tot 500 miljard dollar aan bloedgeld van onder meer de drugshandel prompt weten wit te wassen dankzij de omerta met de respectabele benaming van 'bankgeheim'.
We onthouden dat het beschreven spel vloekt met de mensenrechten. Maar men herinnert zich tevens de niet mis te verstane en ontnuchterende conclusies uit de massapsychologie: dat de kudde gehoor geeft aan de minst intelligente van haar leden. Het narrenschip van Plato is daarvan een verontrustend maar allerminst verwonderlijk en dwingend resultaat.
(J.B., 20 mei 2025.)
Dovemansgesprekken
Dovemansgesprekken
Een dovemansgesprek wordt gedefinieerd als een gesprek waarbij de gesprekspartners elkaar niet willen of niet kunnen begrijpen. Als zij werkelijk doof zijn of als zij elkanders taal niet verstaan, dan is er sprake van niet kunnen maar als zij elkaar kunnen horen en elkaars taal wél verstaan, is er sprake van onwil.
Een bijzonder geval van een dovemansgesprek is een gesprek waarbij één van de partners gewillig is om te communiceren, zich verstaanbaar te maken en begrip op te brengen terwijl de andere bewust en dus met voorbedachten rade voor doveman speelt.
In dat bijzondere geval kunnen de motieven van degene die voor doveman speelt, legio zijn: hij kan de bedoeling hebben om de tijd te rekken, het gesprek te saboteren of zijn gesprekspartner voor de gek te houden, te irriteren of te pesten.
Omstandigheden kunnen zich ertoe lenen dat bepaalde mensen aldus langere tijd voor de gek gehouden worden en sommigen vinden er dan ook een sadistisch genoegen in om dezen te pesten en hen van de wijs te brengen.
Als de leden van een grotere groep samenzweren om een enkeling op die manier voor de gek te houden, kan het resultaat nefast zijn. Soms is de groepsgeest dermate verrot of gecorrumpeerd dat de genoemde vorm van pesten gedeeltelijk onbewust gebeurt maar met de vaste bedoeling om iemand volledig uit te schakelen.
Een historisch voorbeeld is de veroordeling van en de moord op de zogenaamde heksen van Salem die, elk apart, de ene na de andere, werden aangepakt door een substantieel deel van een gemeenschap, zo niet door de voltallige gemeenschap, nadat het slachtoffer telkenmale monddood werd gemaakt. De realiteit van de kuddegeest biedt de garantie dat de gruwel die een dergelijke aanpak wezenlijk is, zich zonder problemen kan voltrekken en ook onbestraft zal blijven.
In nog meer schrijnende gevallen wordt gespeeld met een paradox die erin bestaat dat de berekende redeloosheid van wie zich van de domme houden en aldus voor doveman spelen, tot doel hebben om een slachtoffer dat zich aan de rede vastklampt, van redeloosheid te kunnen beschuldigen en via die weg te kunnen uitschakelen. De redeloosheid triomfeert dan over de rede die zij in haar slachtoffers tot voorwerp maakt van spot.
Dovemansgesprekken worden systematisch gevoerd als een gesofisticeerde methode om mensen het zwijgen op te leggen maar tegelijk om de rede te doen verstommen en die methode wordt gretig aangewend in de politiek waar behalve de rivaliserende partijen ook nog een publiek aanwezig is waarbij de 'acteurs' of degenen die voor doveman spelen, niet alleen hun slachtoffer dat in het gesprek verwikkeld wordt, in de maling nemen maar ook het publiek.
Een actueel voorbeeld hiervan speelt zich af op het wereldtoneel waar enerzijds, in de schijnwerpers, de rivaliserende partijen optreden en acteren en anderzijds, het publiek van de quasi voltallige wereldgemeenschap - meestal via het televisiescherm - het spel van de demonstranten volgt zoals supporters een voetbalmatch volgen.
Want het gaat om een spel vergelijkbaar met het voetbal maar dan minder onschuldig, alles behalve sportief en geheel zonder vaste regels - een spel dat de aandacht moet weten te trekken en vast te houden en dat daarom grote middelen zal inzetten om het publiek erbij te betrekken. Meer bepaald door het spel dermate te organiseren dat daarbij het leven van allen die behoren tot het publiek, op het spel wordt gezet.
Wij noemen dat oorlog en we doen alsof we het niet willen terwijl in feite niemand nog kan willen dat het ophoudt. Elk spel immers is verslavend en dat is het ultieme spel van de oorlog des te meer. Maar tevens kan het spel niet worden gestopt omdat de essentie ervan ons blijkt te ontgaan.
Het spel deelt immers de mensen op in, enerzijds, degenen die op het theater paraderen en die niets liever willen dan dat allen vol belangstelling naar hen kijken en met spanning volgen wat ze zeggen en doen en, anderzijds, degenen die veroordeeld zijn om voor toeschouwer te spelen, te applaudisseren, aandacht te geven, toe te kijken en toe te horen, al hun zinnen daar op te zetten, zich angst te laten aanpraten ofwel sympathie, kortom: zich te laten bespelen, met als eindspel, het moordspel, waar zij zich uiteindelijk van het leven moeten laten benemen.
In het westen, de vertechniseerde wereld, werd het oorlogsspel, dat in wezen 'de ultieme show' is, decennia lang vervangen door de optredens op de wonderlijke televisie. Want veel beter dan op een slagveld kon de strijd tussen degenen die het voor het zeggen hebben daar rechtstreeks en door iedereen gevolgd worden. Op televisie zijn de machthebbers goden want alomtegenwoordig en almachtig. De kijkers zijn onderdanen die letterlijk niets te zeggen hebben en die alleen maar kunnen slikken wat hun voorgeschoteld wordt terwijl men er wel voor zorgt dat ze dat ook moeten doen. De belangrijkste reden waarom na een lange vredestijd de oorlog in het westen weer ten tonele verschijnt, ligt alleen hierin dat het medium van de televisie (en geef toe, het heeft héél lang mogen duren) nu zijn beste tijd gehad heeft.
Ja, het wonderlijke medium is versleten, het wonder is eraf, de pausen en de koningen lopen er voor spek en bonen bij, ze zijn impotent om nog langer de aandacht van de mensen te trekken, de fictie presteert beter dan het echte. Alleen de dovemansgesprekken van bommen en granaten kunnen de show nog stelen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 19 mei 2025)
19-05-2025
De leer van Augustinus - Aflevering 6.
De leer van Augustinus
Aflevering 6.
Tussen 412 en 426 schreef Augustinus zijn De civitate Dei (Over de staat van God) ter weerlegging van beschuldigingen door ketters die de kerk de schuld gaven voor de verwoesting van Rome door Alarik en om de geloofstwijfel weg te nemen. Hij wil de crisis n.a.v. Eusebios' 'imperiale theologie' oplossen door aan de staat elke religieuze betekenis te onttrekken.1 Dit alles omvattende werk wordt vaak vergeleken met Plato's Politeia. De gewijde geschiedenis (m.b.t. 'civitas Dei', de inwendige mens en de liefde voor God) wordt van de seculiere (m.b.t. de 'civitas terrena', de uitwendige mens en de eigenliefde) onderscheiden (die niet duivels is maar neutraal). Augustinus' politieke theorie betreft de 'civitas terrena'. Met de komst van Christus is de eindtijd ingezet, het 'laatste uur' voor de Wederkomst.
Augustinus' politieke leer is bijzonder inconsistent. De Ordo Pacis (de wereldse vrede) is de politieke ordening. De gelovigen gebruiken het aardse zoals één die in den vreemde vertoeft2 en de orde van de wereld is derhalve relatief waardevol; Augustinus bejegent die tweeslachtig: met minachting én respect. Hij bekijkt de wereld vanuit de zondeval. De mens is van nature sociaal en geneigd om een gemeenschap te vormen maar door de zondigheid ontstaat tweedracht en is politieke ordening of politiek tout court noodzakelijk voor het lijfbehoud (en door de goddelijke voorzienigheid voorhanden). De wetten zijn noodzakelijk maar ze zijn een Ersatz van de 'lex aeterna', de 'eeuwige wet'. Maar Augustinus denkt dat de republiek nooit bestaan heeft omdat recht niet gerealiseerd kan worden op aarde. Vandaar: “(Wanneer die rechtvaardigheid derhalve weggenomen is), wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden? Want ook roversbenden zelf, wat zijn ze anders dan kleine koninkrijken?”3
Dan verzacht Augustinus zijn eis inzake rechtvaardigheid en spreekt hij over gemeenschappelijke aardse belangen: “(God heeft aan de mensen geschonken:) de dingen die geschikt zijn voor dat aardse leven, te weten de tijdelijke vrede (pax temporalis) - naar de beperkte maat van het sterfelijke leven -, een vrede die bestaat in gezondheid, lijfsbehoud en gemeenschap (societas) met zijn soortgenoten, en alles wat noodzakelijk is om die vrede te bestendigen of te herwinnen.”4 Die vrede volgt uit de orde ('ordo pacis') of 'de kalmte van de orde' ('tranquillitas ordinis') en betreft zowat alles: de rust van het lichaam, de ziel, het huishouden, de burgers, de wereld ('pax terrena').
En dan komt de aap uit de mouw. Wat hier nog volgt moge een waarschuwing zijn aan het adres van wie geloven dat de nieuwe paus, die immers een Augustijn is, een pacifist zal zijn of een vechter tegen onrecht en voor vernieuwing. Want waar het evangelie het heeft over het aanbieden van de andere wang en over het beminnen van zijn vijanden, blijken die christelijke geboden nu plotseling verwereldlijkt. Wegens de noodzaak van de politieke orde, vindt Augustinus dat het rijk militair moet verdedigd worden: “(...) wanneer [Bonifatius] mede onder invloed van Augustinus' prediking het zwaard 'aan de haak' wil hangen, en monnik worden, probeert Augustinus hem van dat voornemen af te brengen: zoals er christenen moeten zijn die door hun gebed de 'onzichtbare vijanden' moeten afweren, zo moeten er ook zijn die door hun wapens de 'onzichtbare barbaren' bestrijden; ook hùn taak is verdienstelijk in Gods ogen.”5 Het gaat erom conservatief te zijn: “het behoud van de bestaande orde te verdedigen”6 (“ordehandhaving”7) En waar wij de slavernij als een schending zien van de mensenrechten, spreekt Augustinus ook hier ondubbelzinnig een heel andere taal. Bij hem zal de slavernij, die een straf is ingevolge de erfzonde, evenals bij Paulus, goedgepraat worden. “Slaven (…) die zich trachten te onttrekken aan hun wreedaardige meesters, d.w.z. op de vlucht slaan, worden door [Augustinus] uitdrukkelijk als 'pessimi servi', 'allerslechtste slaven', gebrandmerkt”: justitie moet over hen recht spreken want ze zijn zondaars en dus schuldig terwijl de bestaande orde er is ter remediëring van die zondigheid...8
Hoe kan de mens de waarheid kennen? Augustinus zijn 'illuminatietheorie' is een toepassing van die van Plato: zoals de zon alles zichtbaar maakt voor onze ogen, zo maakt God alles kenbaar voor onze ziel. Alles begint met de eigen geest: twijfelt men, dan is men al zeker dat dit waar is.” (“Si fallor, sum.”) Daar we allen hetzelfde waarnemen, bestaat dit buiten ons en dat geldt ook voor de gedachten: “elke onveranderlijke waarheid die wij in onze (veranderlijke ) geesten ontdekken (bv. “2+2=4”), 'bewijst' dan het bestaan van God als de onveranderlijke Waarheid.”1“De eeuwige waarheden waaraan de menselijke geest deelgenoot is, [worden vereenzelvigd] met de scheppende archetypische ideeën van de goddelijke geest”2 (...) “[en zij] worden dus door de mens ontdekt, in introspectie, in het eeuwige, onveranderlijke 'licht' dat hem, overeenkomstig zijn 'begaafdheid', altijd tegenwoordig is, en dat zijn 'natuurlijk' middel tot contact met de intelligibele wereld is.”3 Het betreft niet alleen dingen maar ook waardeoordelen ('morele illuminatie' of 'lumina virtitum'4). Tevens zijn Gods ideeën behalve kennisgronden ook de zijnsgronden van de geschapen wereld. Wat betreft de kennis of de 'geestelijke illuminatie': “de ultieme voorwaarde voor de mogelijkheid van rationele kennis is de (permanente) intieme tegenwoordigheid van God in de menselijke geest.”5 Daaruit volgt dan Augustinus' memoria-begrip.
De 'memoria' is de voorraadkamer van de geest waarin het goddelijk licht de apriori-waarheden kenbaar maakt. Augustinus tracht m.b.t. de zintuiglijke waarneming (die hij eveneens in de memoria situeert) de brug te maken tussen het lichaam (de stoffelijkheid) en de ziel: men 'ziet' het licht pas middels een (actieve) aandacht van de ziel (het 'kijken').6
De ziel bevat het zijn, het weten en het willen of het liefhebben en de eeuwige waarheden vallen met de eeuwige normen samen: het geluk is het genieten van God zoals het oog geniet van het licht: men moet handelen overeenkomstig de waarheid, de kosmische of de rationele orde; de deugd gehoorzaamt aan de rede vanuit de liefde daarvoor, die een wilsact is. Het willen komt van de mens, het kunnen komt van God. De mens is geschapen met een vrije wil (de wil maakt ons tot mens) maar door zijn ongehoorzaamheid kan hij alleen nog (tegen beter weten in) kiezen voor het kwaad. De (wils)vrijheid kan hij enkel nog terugkrijgen door de genade. In het paradijs zullen de uitverkorenen de vrijheid om te zondigen verloren hebben.7
De basis van Augustinus zijn visie op de geschiedenis en de politiek in zijn De civitate Dei (waarop zijn Retractationes correcties en aanvullingen zijn) is de overtuiging dat de hoogste politieke lering in de goddelijke openbaring ligt, in het leven en de dood van Christus. De geschiedenis is derhalve (reeds in het Judaïsme) een (teleologische) heilsgeschiedenis, in tegenstelling tot het cyclische geschiedenisconcept van de Hellenen. Augustinus geeft een filosofische onderbouw aan de (naïeve) christelijke eschatologie. De geschiedenis wordt voortaan gezien als een strijdperk tussen goed en kwaad (waarbij het kaf van het koren zal worden gescheiden). De civitate Dei ontstond n.a.v. de inval van Alarik in het Romeinse Rijk waardoor een grote vluchtelingenstroom ontstond. Men verwachte de redding bij de tweede komst van Christus met zijn 'duizendjarig rijk' via de kerk. Het wereldlijke daarentegen werd gezien als het 'beest'. Die scheiding tussen kerk (de spirituele samenleving) en staat (het beest) wordt opgeheven als in 312 Konstantijn zich laat dopen: het christendom wordt dan de rijksideologie: het Romeinse Rijk wordt christelijk maar tegelijk wordt het christendom wereldlijk. Een despotisme volgens de hemelse hiërarchie wordt gepropageerd door Eusebios van Kaisareia.8De civitate Dei vergt nog een paragraaf apart.
Na een beknopte schets van zijn theologie en van zijn op de wijsgerige actualiteit te betrekken inzichten, zijn we via een vergelijking van de toenmalige crisis in het Romeinse Rijk met de hedendaagse wereldcrisis, beland bij de politieke filosofie van Augustinus zoals beschreven door Herman De Ley. Voor een goed begrip van die politieke theorie is het aangewezen Augustinus' leven en werk nog kort te belichten.
Het quasi totalitarisme na de crisis in het Romeinse Rijk bracht in de 'nieuwe orde' alsnog welstand voor de heersende klasse en ook een heropleving van het geestesleven, inbegrepen het christendom. De kerk onttrekt heel wat talent aan de staat met haar (met de huidige wereldleiders vergelijkbare) 'analfabeten-keizers'.1 Dankzij de offers van zijn ouders kon Augustinus studeren en was ook hij voorbestemd om het in de wereld te maken; hij werd lesgever retorica in Milaan maar koos uiteindelijk voor de 'onwereldse' filosofie: wijsheid in plaats van welsprekendheid. Zijn interesse verschoof van de klassieke auteurs (o.m. Cicero) naar het manicheïsme, een rationele versie van het christendom door Mani (215-276) die zichzelf zag als de parakleet (de beloofde H. Geest) geïnspireerd door Zoroaster, Boeddha en Christus, de latere katharen of ketters, met nadruk op ascese. Maar zijn moeder (de H. Monica) bracht Augustinus in contact met bisschop Ambrosius die hem de proloog van het (Plotinisch klinkende) Johannesevangelie openbaarde, waarna hij zich in 386 bekeerde tot het christendom dat hij zag als de 'ware filosofie'.2 Eerst rekende hij af met onder meer het Manicheïsme, het Donatisme en het Pelagianisme in een reeks 'filosofische dialogen'. Hij richtte een kloostergemeenschap op in Thagaste, werd in 391 aangesteld tot priester en alras tot bisschop van Hippo, een job die het merendeel van zijn tijd opslorpte terwijl hij toch een immens oeuvre creëerde, waaronder zijn belangrijkste theoretische werken: Confessiones (400), De Trinitate (399-422), De doctrina christiana (396-426), De civitate Dei (413-426) en Retractationes (426-427). Augustinus sterft in 430, net voor de verwoesting van Hippo.3
De kerk werkte samen met de staat (in de “Pax Catholica”) om de gemeenschappelijke vijand van onder meer het Donatisme (die de rede van de weliswaar heidense antieke filosofen verwierp) te kunnen verslaan. Augustinus hamerde op het belang van de rede door het geloof ofschoon hij niet twijfelde aan de geopenbaarde waarheden en hij erkende dat de uiteindelijke kennis pas met de visio Dei wordt verkregen; hij zag de filosofie als dienstmaagd van de theologie: “philosophia ancilla theologiae.”4
Augustinus is subjectivist en zoekt in de onrust van de wereld naar zelfintegratie (wat hij 'wijsheid' en 'kennis' noemt) en daartoe benut hij de filosofie van Plato en zijn volgeling Plotinos om een nieuw zelfbewustzijn te construeren. Plotinos ziet het Zijn als hiërarchisch gestructureerd: het kwaad, beneden, is afwezigheid van Zijn; het Zijn is het hogere, men vindt het door inkeer, via ascese, in de ziel: alles is binnenin. De geest staat tegenover het vlees, zoals bij Paulus. De innerlijke ruimte is de 'memoria': “de pleinen en ruime paleizen van het geheugen, waar de schatkamers zijn met ontelbare beelden.”5 Dat zelfbewustzijn hangt samen met een gecoördineerd, geünifieerd wereldbeeld.6
Augustinus introduceert de christelijke categorieën van de schepping en de genade, de wil en de tijd. Volgens de antieken verenigt de mens zich met God door de kennis van God maar volgens Augustinus komt verlossing door de genade van God die de ziel schiep. God staat boven de mens (die niet te willen heeft) zoals de keizer boven de burger staat. “De wil is een beweging van de ziel om, in afwezigheid van elke dwang, iets hetzij niet op te geven, hetzij te verwerven. (…) Men zondigt derhalve enkel door de wil.”7
Bijzonder is Augustinus' tijdsbegrip dat deels steunt op dat van Plotinus: wij bestaan niet in de tijd, zo zegt Plotinos, maar de tijd is een ingrediënt van de ziel. Het in-de-tijd zijn is een gevolg van de erfzonde en is een niet-zijn, een illusie, “een verbreken van het evenwicht dat de eeuwigheid kenmerkt.”8 De geschiedenis betreft de 'uitwendige mens' en staat los van het echte leven, de 'inwendige mens', die aan de tijd ontsnapt door contemplatie, zoals ook Augustinus bepleit.
Immers, de schepping heeft plaats buiten de tijd, die immers zelf geschapen is. De incarnatie (van Christus) is het binnenbreken van de eeuwigheid in de tijd en we moeten doorheen de tijd terugkeren naar God, die we zelf moeten zoeken in een eigen levensgeschiedenis. De tijd is het quasi-uitgerokken worden van de ziel, de uitgebreidheid van de geest zelf. Verleden, heden en toekomst komen overeen met respectievelijk herinnering (memoria), aanschouwing (intellectus) en verwachting (voluntas), de drie vermogens van de ziel. De waarheid moet in onszelf gemaakt worden, door de belijdenis, door de activiteit van het zoeken.9 De kennis en de kennis van het goede zullen dan uiteindelijk leiden tot Augustinus' politieke leer.
In het eerste deel van dit artikel werd aan de hand van de grote Augustinusstudie van Etienne Gilson beknopt de theologie van de bisschop van Hippo geschetst en in het tweede deel kwam de wijsgerige betekenis van de katholieke heilige aan bod met betrekking tot de hedendaagse vormen van het materialisme. Maar om nog een andere reden is Augustinus actueel: de tijd waarin hij leefde (de overgang van de Oudheid naar de Middeleeuwen bij de plundering van Rome in 4101), werd gekenmerkt door een grote crisis van het Romeinse Rijk dat, zoals Herman De Ley het beschrijft in zijn ongeëvenaarde Geschiedenis van de Wijsbegeerte, uitmondde in totalitarisme.2
Diocletianus (284-305) had het rijk hervormd “met een leger dat geprofessionaliseerd was tot op de hoogste echelons, een gemilitariseerde en gehiërarchiseerde bureaucratie van een buitengewone complexiteit, een verpletterende fiscaliteit, quasi erfelijke kasten (mede met het oog op die fiscaliteit), een repressief rechterlijk apparaat en een geheime staatspolitie (“agentes in rebus” noemt Augustinus hen) [waardoor] dat nieuwe rijk de trekken aannam van een moderne totalitaire staat. Constantijn (306-337) sloot die hervormingen af en “door de adoptie van het christendom als rijksideologie (…) werd het imperium (…) een monarchie bij de gratie Gods.””3 Dit doet warempel denken aan de Spaanse dictator Francisco Franco (1892-1975) die zichzelf na het concordaat met de paus (1953) betitelde als “Caudillo de España por la Gracia de Dios” of dus: “leider van Spanje bij de Gratie Gods”, alsook aan de leiders van de V.S. die zich voor hun (al dan niet verkapte) oorlogen op de steun Gods beroepen, een tactiek die kennelijk van alle tijden is.
Het christendom vertolkte het nieuwe wereld- en mensbeeld met een individualisme gegrondvest in de messiascultus als onmisbare ideologische basis voor de nieuwe orde (wat ook zeer succesvol is gebleken in het Byzantijnse Rijk4) met Gratianus en Theodosius I (de “imperator Christianissimus”) die het christendom verhief tot de verplichte staatsgodsdienst. Het eind van de vierde eeuw toont overeenkomsten met onze tijd in de economische crisis en de sociale polarisatie, gepaard gaande met opstanden, in 378 de oorlog (met een Romeinse nederlaag) tegen de Gothen, de splitsing van het Rijk, de invallen van Vandalen, Sueben en Visigoten (Alarik) met de plundering van Rome in 410.5 Augustinus zal de terreur en het onrecht van de wereld laten contrasteren met de 'staat Gods' en als paus Leo XIV bij zijn initiatie de wereld vrede toewenst, is dit ongetwijfeld een verwijzing naar de 'Ordo pacis' in de Augustiniaanse politieke theorie.6
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 mei 2025)
1Herman De Ley, Geschiedenis van de Wijsbegeerte, band III: “Late Oudheid en Vroege Middeleeuwen”, deel 2: Augustinus, Rijksuniversiteit Gent, akademiejaar 1991-1992, hoofdstuk 4, paragraaf 2, pp. 108v.
De BBC meldt vandaag het overlijden van de Uruguayaanse president José Mujica.1 Deze 'armste president ter wereld' stierf aan slokdarmkanker en werd 89. Hij zat alles samen meer dan 14 jaar in de cel en herinnert zich zijn vrijlating als de gelukkigste dag uit zijn leven vergeleken waarbij hij zijn verkiezing tot president betekenisloos acht.2 Ten onrechte wordt ik als arm beschouwd, zei hij: arm zijn degenen die nooit genoeg hebben.3 Dat iedereen het curieus vindt dat ik in een klein huisje woon en met een oude auto rij, wat normaal is, toont aan dat de wereld gek is.4 Alle staatshoofden ter wereld zouden aan deze man een voorbeeld moeten nemen en in de eerste plaats het staatshoofd van het Vaticaan.
2O.c.: “The day he was freed was his happiest memory, he says: "Becoming president was insignificant compared to that."”
3O.c.: "They say I'm the poorest president. No, I'm not," he told me in a 2012 interview at his home. "Poor are those who want more [...] because they're in an endless race."
4O.c.: “"So what it is that catches the world's attention? That I live with very little, a simple house, that I drive around in an old car? Then this world is crazy because it's surprised by [what is] normal," he reflected before leaving office.”
De leer van Augustinus - Aflevering 2.
De leer van Augustinus
Aflevering 2.
In de verhandeling De fide et symbolo1(Over het geloof en de geloofsbelijdenis) legt Augustinus uit hoe de ongelovige materialisten tot hun oneigenlijke opvatting van de werkelijkheid gekomen zijn. En kennelijk hebben zij die zeer vroege kritiek (uit de vierde en de vijfde eeuw) niet ernstig genomen want meer dan anderhalf millennium later blijkt het hedendaagse materialisme (nu in de gedaante van het fysicalisme met zijn microreductionistisch wereldbeeld) nog altijd aan dezelfde denkfout onderhevig.
Het materialisme ziet het wereldgebeuren als een grote, blinde en volledig gedetermineerde machinerie en wie dat accepteren, hoeven zich geen zorgen meer te maken over verantwoordelijkheid omdat zij al aangenomen hebben dat er geen vrije keuze bestaat - vandaar de aantrekkingskracht van dat wereldbeeld. Zoals Augustinus zegt, "(…) geraakt de mens meer in duisternis doordat hij het liefst volgt wat hem in zijn zwakte geduldig aanvaardt."2
Ook de Russische filosoof Nikolai Alexandrovich Berdyaev (1874-1948) merkt op dat alle historische pogingen tot het vestigen van een definitieve harmonie, de menselijke vrijheid fnuiken en aldus het geluk a priori in de weg staan.3
J. Maritain heeft het over de overgave van de atheïst aan een 'wereldse demiurg': zoekend naar absolute vrijheid en autonomie, wil de atheïst zich bevrijden van het transcendentiegeloof en zichzelf vergoddelijken. De inconsistentie van het atheïsme bestaat er dan in dat dit onvermijdelijk resulteert in een totale onderwerping aan de wereld en aan de natuur, een haast mystieke overgave.4
De hedendaagse verschijningsvorm van het materialisme bestaat uit de succesrijke stromingen van het neo-positivisme en het fysicalisme en het zijn deze stromingen die Augustinus in de vierde en vijfde eeuw (!) in zijn De fide et symbolo aan een fundamentele wijsgerige kritiek onderwerpt.
De ontsporing van het materialisme situeert zich daar waar mensen de primitieve natuur als maatstaf van hun handelen blijven beschouwen. Daar immers geloven zij dat het aan hen ondergeschikte (het primitief natuurlijke) hen tot leidraad kan en moet dienen. Zij begrijpen dan blijkbaar niet dat het hogere de richting van het lagere kan en moet bepalen in plaats van andersom. Ze gaan er van uit dat het hogere door het lagere bepaald wordt, maar tegelijk zien ze zodoende over het hoofd dat het zich handhaven en ontwikkelen van het hogere aldus onverklaarbaar wordt. Het ontgaat hen dat de stof een deel is van het leven in plaats van andersom. En dat het hogere zijn hoge orde dankt aan de restricties die het oplegt aan het lagere dat er deel van uitmaakt. Het hogere is wat in de toekomst ligt, en de tijd verbindt het lagere met het hogere in het leven, dat daarom hoger ontwikkelt naarmate er meer tijd verstrijkt, en dit tegen alle wetten van het lagere in, want zonder het hogere zou het lagere mettertijd slechts vervallen tot nog lager. Een bijzondere toepassing hiervan vindt men nu terug in de naïeve projectie die aan de basis ligt van het hedendaagse materialisme.
Het gaat meer bepaald om een specifieke, onterechte veralgemening waar de mens het denken dat uit zijn leefwereld stamt, roekeloos projecteert op de gehele werkelijkheid. In dat geval wordt de metafysische vraag naar de ultieme zijnsgrond van de werkelijkheid verengd tot de technische vraag naar haar ultieme bouwstenen. Ten onrechte, want de werkelijkheid is geen constructie.5Kant wijst er op dat wij de natuur pas kunnen kennen in de mate dat wij in staat zijn om hem zelf te maken; waarmee hij in feite zegt dat wij de natuur niet kunnen kennen, want niet kunnen maken.6 En Spinoza onderscheidt, enerzijds, datgene wat zijn oorzaak in zichzelf heeft (God, de natuur) en, anderzijds, de dingen die hun oorzaak buiten zichzelf hebben.7 Ook Gödel wijst op het onderscheid tussen het scheppen van iets (uit niets) en het construeren van iets uit iets anders (uit iets dat reeds geschapen is).8 Ook Martin Heidegger wijst op het niet-geconstrueerde karakter van de werkelijkheid. Michael Inwood verwoordt het als volgt: "Het ingewikkelde is niet samengesteld: het is niet opgebouwd door eenvoudige elementen te combineren, en het kan niet worden geanalyseerd alsof dat wel zo is".9 In deze opmerkzaamheid werden zij allen nog voorafgegaan door Augustinus.
Aurelius Augustinus wijst op de denkfout in kwestie en verklaart ze meteen: in zijn De Fide et Symbolo bekritiseert hij ongelovigen die "vanuit hun vertrouwdheid met handenarbeiders, huizenbouwers en allerlei andere artisanen die niets kunnen tot stand brengen zonder grondstof", geloven dat ook God (een aan Hem externe) grondstof nodig had om alles te 'maken'. Maar zelfs indien God dingen tot stand bracht uit grondstof, dan werd ook die grondstof door Hem uit het niets geschapen, aldus Augustinus.10
Als we even abstractie mogen maken van kunst en ethiek, kunnen we zeggen dat alle door mensenhanden gemaakte dingen werktuigen zijn, verlengstukken van ons lichaam. Onze wereld is een instrument, hij is ons gemeenschappelijk, uitgebreid lichaam. De grondstof voor dat instrument rekruteren wij uit de natuur. Omdat onze wereld een constructie is van onze handen, neigen wij er toe om ook de natuur als een constructie op te vatten. Een bouwwerk dat wij afbreken om er het onze mee op te richten. Maar dat is een vergissing. De natuur is niet op zijn beurt opgebouwd uit grondstof die weer van elders komt. Waar wij dat geloven, achten wij onszelf potentiële natuurmakers of goden.
De betekenis van deze uitspraak mag niet worden onderschat: wij kunnen de natuur niet (na)maken, omdat de natuur geen maaksel is. Omdat al datgene wat wij met onze plannen en handen tot stand brengen, opgebouwd wordt uit elementen (die wij in de natuur aantreffen), hebben wij de neiging om te denken dat ook de natuur zelf het resultaat van zo’n bouwproces zou zijn. Geven wij aan deze neiging toe, dan bezondigen we ons aan inductie. Wanneer wij een boom materieel ontleden, vinden wij daarin stoffen zoals water, koolstof, en nog andere elementen. In wezen is die boom helemaal niet het resultaat van zo’n ‘samenstelling van elementen’, en een hersamenstelling zou ons dan ook geen boom opleveren. In onze analyse hebben we ons immers beperkt tot de materiële analyse van één specifieke boom. Wat daar boven uitstijgt, kan niet meer worden geanalyseerd, wat ‘namaak’ uitsluit.11
Maar vooral is ‘namaak’ onmogelijk omdat een boom, en in het algemeen de natuur, geen maakwerk is. Het is bijvoorbeeld mogelijk voor een papegaai om een menselijke uitspraak na te zeggen, maar de essentie van de uitspraak, namelijk zijn betekenis, kan door de papegaai niet worden gevat, wat zijn prestatie irrelevant maakt. In zijn overmoedig geloof inzake het namaken van de schepping, gelijkt de mens nu op zo’n sprekende ara, zich niet bewust van zijn potsierlijkheid. De mens met een mechanicistische wereldvisie is vergelijkbaar met de instrumentist die niet in staat is om ook maar het minste greintje gevoel te koesteren bij zijn eigen muzikale uitvoeringen, omdat hij doof is: voor hem is musiceren een harde labeur, iets zoals het sturen van een ingewikkelde machine. Nu geloven fysicalisten dat de natuur zo’n absurd orkest is zonder klank, alleen omdat zij niet in staat zijn te horen.12
Zo laken bepaalde richtingen, zich beroepend op Carnap, de metafysica omdat haar uitspraken niet experimenteel verifieerbaar zijn.13 Maar de eis van toepasbaarheid van dit beginsel op de ganse werkelijkheid verkapt eigenlijk de overtuiging van de (na-)maakbaarheid van de werkelijkheid.14 In het Logisch Positivisme, het fysicalisme en het microreductionisme, hebben we dus te maken met het gevaar van de misvatting waarvoor onder meer Augustinus, Kant, Spinoza en Gödel waarschuwen. Daar acht de mens zichzelf God. Hij is dat niet, zegt Spinoza, want hij is niet 'zijn eigen oorzaak' ('causa sui').
De materialist heeft naar de natuur gekeken en, in zijn wereld, iets van het bovenste kleed ervan nagemaakt. Het geloof in een werkelijkheidsbeeld dat geïnspireerd is op de eigen leefwereld, doet denken aan een natuur die zich op die namaak geïnspireerd zou hebben. Daar worden de zaken op hun kop gezet. Het materialisme heeft de waarschuwingen van de genoemde filosofen niet begrepen.1516
(Wordt vervolgd)
(J.B., 14 mei 2025)
1AUGUSTINUS, Aurelius, A treatise on faith and the creed (De fide et symbolo), Christian Classics Ethereal Library, Calvin College, updated May 27, 1999.
2AUGUSTINUS, Aurelius, Over de vrije wilskeuze (De libero arbitrio), vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Olav J.L. Albers, Ambo, Baarn 1994, pag. 94.
3BERDYAEV, Nikolai Alexandrovitch, The bourgeois mind and other studies in modern life (1934a); Freedom and the spirit (1927-28), vertaald door O. Fielding Clarke; London: G. Bles, 1935; New York: Scribner's, 1935, The meaning of history (1923b), vertaald door G. Reavey, London: G. Bles, 1936; New York: Scribner's, 1936 en The truth of orthodoxy, The student world, july 1958, XXI: 249-263 (oorspronkelijk verschenen in: Journal Vestnik Russkogo Zapadno-Evropeiskogo Ekzarkhata, july 1952, n.s. N° 11: 4-10.
4MARITAIN, Jacques, On the meaning of Contemporary Atheism, in: The Review of Politics, Vol. 11, N° 3: 267-280, July 1949, pp. 267-280, en What is Man?, Jaques Maritain Center JM 5-02 What is man.htm.
N.v.d.a.: een overgave die men ook terugvindt in de New Age-beweging - zie M. Schooyans 1999, alsook: The Pontifical Council for Interreligious Dialogue, Jesus Christ, the Bearer of the Water of Life. A Christian reflection on the 'New Age', Rome 2003) welke, paradoxaal genoeg, resulteert in volstrekte heteronomie. Zie ook J. Bauwens, Trans-atheïsme, stelling 88.4. Zie ook: J. Maritain, What is Man?, §2: "[In Marxist materialism, man's salvation is] exclusively temporal, and must be accomplished without God, and even against God (...) This salvation demands the giving up of personality, and the organization of the collective man into one single body whose destiny is to gain supreme dominion over matter and human history. (...) Man is no longer the creature and image of God, a [free and responsible] personality (...) which possesses rights and is called to the conquest of freedom and to a self achievement consisting of love and charity. He is a particle of the social whole and lives by the collective conscience of the whole, and his happiness and liberty lies in serving the work of the whole. (...) [The] thirst for communion (...) is sought in economic activity, in pure productivity, which (...) is only a world of a beheaded reason, no longer made for truth, engulfed in a demiurgic task of fabrication and domination over things. The human person is sacrificed to industry's titanism, which is the god of the industrial community".
In de encycliek Encycliek Fides et Ratio van JOHANNES-PAULUS II, (in een Nederlandse vertaling van De Koer, Katholiek Nieuwsblad, 's-Hertogenbosch 1998 (Roma 1998), pp. 45-48, wordt het 'drama van de scheiding van geloof en rede', in de late middeleeuwen geanalyseerd, vanuit zowel een overdreven rationalisme als een wantrouwen tegenover de rede (scepticisme, agnosticisme). Toen het idealisme in de 19de eeuw het mysterie rationeel trachtte te vatten, ontstond als tegenbeweging het atheïstisch humanisme, de 'nieuwe mensenreligie' die totalitaire systemen voortbracht. Het positivisme vervangt de metafysica, de religie en zelfs de mens door de markt en de macht. Het nihilisme miskent elke aanspraak op absolute waarheid en verliest daardoor elke vorm van ethiek. Het zinzoeken wordt vervangen door het zoeken naar praktisch nut, genot en macht.
5 Zie hierover meer in: J. Bauwens, Trans-atheïsme, de paragrafen: I.2.B.1.; I.3.B.1.a.; I.3.B.5.a.; I.3.B.7.; I. Conclusies bij het eerste deel; II. Inleiding; stellingen 2.1.1.(1) en (4), 2.1.2.(1), 2.1.3.(4), 2.1.4.(1), 20, 46, 63, 72, 76; II.3.C.; stelling 102; III. Algemene conclusie.
6 H. de Vos, Kant als theoloog, Het Wereldvenster, Baarn 1968, pag. 63.
7SPINOZA, Benedictus, Ethica More Geometrico Demonstrata. Uit het latijn vertaald en van aantekeningen voorzien door Nico Van Suchtelen, Wereldbibliotheek, Amsterdam 1979.
8WANG, Hao, Logical Journey. From Gödel to philosophy, The MIT Press, Cambridge, Massachusetts 1996, pag.14: “Gödel distinguishes creation, in the sense of making something out of nothing, from construction or invention, in the sense of making something out of something else”.
9INWOOD, Michael, Heidegger, Lemniscaat 2000, vertaling: W. de Leeuw (O.U.P., Oxford 1997), pp. 110-111.
10AUGUSTINUS, Aurelius, A treatise on faith and the creed (De fide et symbolo), Christian Classics Ethereal Library, Calvin College, updated May 27, 1999, pag 322 (II:§2). Ziehier de Latijnse tekst:
AUGUSTINI DE FIDE ET SYMBOLO, Caput II, par. 2.: “Quod nulla fuerit natura coaeterna Deo, ex qua mundum fecerit. Quomodo mundus ex nihilo, si ex materia informi factus. Conati sunt enim quidam persuadere Deum Patrem non esse omnipotentem: non quia hoc dicere ausi sunt, sed in suis traditionibus hoc sentire et credere convincuntur. Cum enim dicunt esse naturam quam Deus omnipotens non creaverit, de qua tamen istum mundum fabricaverit, quam pulchre ordinatum esse concedunt, ita omnipotentem Deum negant, ut non eum credant mundum potuisse facere, nisi ad eum fabricandum alia natura, quae iam fuerat, et quam ipse non fecerat, uteretur: carnali scilicet consuetudine videndi fabros et domorum structuros et quoslibet opifices, qui nisi adiuvantur parata materia, ad affectum suae artis pervenire non possunt. Ita etiam intelligunt fabricatorem mundi non esse omnipotentem, si mundum fabricare non posset, nisi eum aliqua non ab illo fabricata natura tanquam materies, adiuvaret. Aut si omnipotentem Deum fabricatorem mundi esse concedunt, fateantur necesse est ex nihilo eum fecisse quae fecit. Non enim aliquid esse potest, cuius creator non esset, cum esset omnipotens. Quia etsi aliquid fecit ex aliquo, sicut hominem de limo, non utique fecit ex eo quod ipse non fecerat; quia terram unde limus est, ex nihilo fecerat. Et si ipsum colum et terram, id est, mundum et omnia quae in eo sunt, ex aliqua materia fecerat, sicut scriptum est, Qui fecisti mundum ex materia invisa (Sap. 11,18), vel etiam informi, sicut nonnulla exemplaria tenent; nullo modo credendum est illam ipsam materiam de qua factus est mundus, quamvis informem, quamvis invisam, quocumque modo esset, per se ipsam esse potuisse, tanquam coaeternam et coaevam Deo: sed quemlibet modum suum, quem habebat, ut quoquomodo esset, et distinctarum rerum formas posset accipere, non habebat nisi ab omnipotente Deo, cuius beneficio est res non solum quaecumque formata, sed etiam quaecumque formabilis. Inter formatum autem et formabile hoc interest, quod formatum iam accepit format, formabile autem potest accipere. Sed qui praestat rebus formam, ipse praestat etiam posse formari: quoniam de illo et in illo est omnium speciosissima species incommutabilis; et ideo ipse unus est qui cuilibet rei, non solum ut pulchra sit, sed etiam ut pulchra esse possit attribuit. Quapropter rectissime credimus omnia Deum fecisse de nihilo: quia etiam si de aliqua materia factus est mundus, eadem ipsa materia de nihilo facta est, ut ordinatissimo Dei munere prima capacitas formarum fieret, ac deinde formarentur quaecunque formata sunt. Hoc autem diximus, ne quis existimet contrarias sibi esse divinarum Scripturarum sententias, quoniam et omnia Deum fecisse de nihilo scriptum est, et mundum esse factum de informi materia.”
11 Uiteraard zijn ook tegenwerpingen vanuit andere gezichtshoeken mogelijk; een interessante bedenking geeft ons Rudolf Steiner in Die Philosophie der Freiheit (1970, pp. 78-92): "Het naïef realisme met zijn fundamentele stelling omtrent de werkelijkheid van al het waargenomene, wordt door de ervaring, welke leert dat de inhoud van de waarnemingen vergankelijk van aard is, weerlegd. De tulp die ik zie, is heden werkelijk; na een jaar zal deze tulp in het niet verdwenen zijn. Wat heeft standgehouden is de tulpensoort. Deze soort is echter voor het naïef realisme 'louter' een idee, geen werkelijkheid. Zo verkeert het naïef realisme in de situatie dat zij haar werkelijkheden ziet verschijnen en verdwijnen, terwijl het volgens haar opvatting onwerkelijke, in tegenstelling tot het werkelijke standhoudt." Eigenlijk wijst Steiner hiermee op het feit dat een door het denken aangeklede waarneming ons meer fundamentele aspecten van de werkelijkheid kan tonen dan een waarneming die zichzelf min of meer 'ongekleurd' acht. Zie ook: J. Bauwens, Trans-atheïsme, stelling 85.
12 Zoals de aandachtige lezer zal opmerken, wordt hier Rudolf Carnap's these - "Metaphysicians are musicians without musical ability" - mooi op z'n kop gezet. Cf.: A.J. Ayer (editor), Logical Positivism, Greenwood Press, Westport-Connecticut 1978 (The Free Press, Macmillan Publishing Co., Inc., 1959), pag. 80. (Language, Truth and Logic, Pinguin Books Ltd., Harmondsworth 1980. (1978).
13Zie: J. Bauwens, Trans-atheïsme, par. I.2., alsook: A.J. Ayer, o.c, 1978, pp. 60-81.
14 Zoals ook I. Verhack schrijft, is dit objectivisme gericht op zelfbeschikking ('Kontingenzbewältigung', 'beheersing van het contingente') waaraan wij onze vrijheid afmeten, in de zelfgeconcipieerde, ideale en verlangde beheersbare wereld die Augustinus de 'stad van de mens' noemt. Verhack wijst hier op de verraderlijke contraproductiviteit van dit verlangen: de onverzadigbare machtswil baart een 'nieuwe onbeheersbaarheid' - met de woorden van J. Rostand: "L' homme demain, va pouvoir plus qu' il ne voulait ou plustôt, il va pouvoir avant de savoir s' il eût voulu pouvoir" (VERHACK, Ignace, De mens en zijn onrust. Over het 'raadsel van de beweging', Acco, Leuven/ Leusden 2001 (2000), pag. 31.
15 Ook E. Vermeersch in: Epistemologische Inleiding tot een Wetenschap van de Mens, De Tempel, Brugge 1967; uitgave van de R.U.G., L&W, nr. 144 (van wiens werk een bespreking in J. Bauwens, Trans-atheïsme, par. I.3.) maakt deze fout, zoals onder meer blijkt op de pag.200: “(Vermeersch’) werkwijze is (...) van die aard dat alles wat gedefinieerd wordt, in principe geconstrueerd moet kunnen worden.” Max Wildiers wijst er op in zijnKosmologie in de westerse cultuur. Historisch-kritisch essay (DNB / Pelckmans, Kapellen & Kok Agora, Kampen 1988) dat - samenvattend - omstreeks de zeventiende eeuw onze houding tegenover de natuur drastisch veranderde: het majestatisch, ontzagwekkende beeld van een hiërarchisch geordende natuur, veranderde vanaf Descartes in dat van een zielloze machine: vanuit de hunker naar vrijheid, maakten de principes van orde en gezag, met ruimte voor ethiek en esthetiek, plaats voor het principe van de macht (over de natuur), welke kon verworven worden via de natuurwetenschappen en de techniek.
16Voor een uitgebreide behandeling van het thema, zie: Jan Bauwens, Trans-atheïsme.
13-05-2025
De leer van Augustinus - Aflevering 1.
De leer van Augustinus
Aflevering 1.
De nieuwe paus Leo XIV is een augustijn en het is interessant om de leer van Augustinus van Hippo eens van naderbij te bekijken, temeer daar Aurelius Augustinus (354–430) behalve een theoloog, een kerkvader, een heilige in de katholieke kerk en de wegbereider van de theologie van Thomas Aquinas die met de 'Thomistische Wijsbegeerte' het katholicisme schraagt, ook een groot wijsgeer was. Zo werden een aantal filosofische aspecten van Augustinus' leer jarenlang gedoceerd door de classicus prof. dr. Herman De Ley (1940-1924) aan de (alvast toentertijd) allerminst paapsgezinde vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap binnen de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit van Gent. We bekijken hier beknopt de theologie van de sint zoals die werd gesynthetiseerd door Etienne Gilson in zijn werk Introduction à l'étude de Saint-Augustin1 en vervolgens werpen we een blik op Augustinus zijn kritiek op het hedendaagse fysicalisme avant-la-lettre in zijn werk De Fide et Symbolo2, wat deze Afrikaanse wijsgeer in een nog ander, onverwacht opzicht actueel maakt.
Hoewel geloofszaken een veel groter gebied bestrijken dan alleen maar het redelijke, kan een redelijke benadering van het geloof best nuttig zijn. Zo'n redelijke benadering van het geloof wordt ons reeds in de eerste eeuwen na Christus geboden door kerkvaders die gepoogd hebben om aan de christelijke leer gestalte te geven in een Grieks, filosofisch denkkader. Wellicht de grootste christelijke filosoof uit die vroegere periode, die de (periode van de) patristiek genoemd wordt (van het Latijnse woord pater dat betekent: vader, en dat hier betekent: kerkvader), is de in Noord-Afrika (Thagaste, nu: Souk Ahras, het centrum van de cultuur van de Berbers of de 'Barbaren', de 'brabbelaars' want in het toenmalige Numibië spraken ze geen Latijn) geboren Aurelius Augustinus, bisschop van Hippo (in het huidige Algerije; die stad heet nu Annaba).
Augustinus noemde zijn eigen jeugd losbandig, en hij zocht naar een verklaring voor het kwaad. Eerst vond hij die bij de sekte van Mani (216-276/77), de zogenaamde manicheeërs, in hun uit christelijke en zoroastrische elementen opgebouwde theorie die stelt dat er zowel een goede als een kwade god bestaat; het kwaad zou alleen door ascese overwonnen kunnen worden. Op zijn drieëndertigste wordt Augustinus christen. Hij wil het Christendom in een filosofisch (Platoons en neo-Platoons) denkkader plaatsen. Hier volgen, heel summier, de kerngedachten van de grote Augustinus-studie van E. Gilson.
God is het goede, en de bron van alles wat is; de ware werkelijkheid is geestelijk en de ware gids tot geluk en kennis is de Heilige Schrift. De ziel is eeuwig, maar zij wordt al dan niet gered in de tijd. Religie speelt zich af tussen onze ziel, die geschapen is naar Gods beeld, en God zelf: zelfkennis is daarom een weg naar kennis van God - het doel van ons bestaan.
God is de schepper, maar Hij grijpt ook in de wereld in. Hij verlicht ons verstand om de waarheid te kennen. God wordt ons geopenbaard in de Schrift, maar ook in de orde en de schoonheid van de natuur. Ons verlangen naar geluk wordt pas bevredigd door onze vereniging met God.
Het kwaad is niet (door God) geschapen: het is slechts een tekort aan het goede, net zoals wanorde een gebrek aan orde is. God bedoelde de mens als medewerker in vrijheid, en de mogelijkheid tot misbruik van die vrijheid is een onvermijdelijk gevolg daarvan. De erfzonde deed de ganse mensheid vallen en maakte haar onderhevig aan verleidingen. Toch hebben verleidingen de zonde niet veroorzaakt: zij zijn alleen een gevolg ervan. Bovendien gaf God de mens de middelen om tot verlossing te komen: hij moet namelijk God aanvaarden.
Het is de overtuiging van Augustinus dat men eerst moet geloven om te kunnen begrijpen. Tevens is de rede de mogelijkheidsvoorwaarde tot het geloof. Naar het beeld van God geschapen, kunnen wij redelijk denken, maar het is pas door oefening dat wij intelligentie verwerven. Eerst is er dus rede, dan intelligentie of begrip, tenslotte geloof. Zoals Plato aantoonde in zijn Meno, is de rede in staat om te herkennen wat men haar toont: de slaaf Meno 'herinnert zich' het bewijs van de stelling van Pythagoras; het bewijs is een waarheid die reeds in zijn ziel aanwezig is, en die hem duidelijk wordt door de gerichte (zelf)ondervraging. De erfzonde heeft de onmacht van de rede veroorzaakt. Augustinus zegt: "Begrijp mijn woorden teneinde te kunnen geloven, maar om te begrijpen, geloof in het woord van God". Anders uitgedrukt: "Crede ut intelligas" ("Geloof opdat je zou (kunnen) begrijpen"). Eerst is er het geloof dat als het ware een vermoeden heeft van de waarheid: het geloof zoekt, en dit zoeken is noodzakelijk voor het vinden (van de waarheid): "Fides quaerit, intellectus invenit". Zo is het begrip de beloning voor het geloof ("Intellectus merces est fidei"). Wat is dan geloven? Geloven in God ("croire en Dieu") is leven zoals God het wil. Dit is iets anders dan geloven dat God bestaat ("croire à Dieu"), want dat doet ook de duivel. Om in God te geloven, moet men eerst God beminnen. Alleen de gelukzaligen weten wat wij slechts kunnen geloven. Als ge niet gelooft, zult ge niet vinden; zoekt en gij zult vinden; het zoeken verschilt van het vinden zoals het geloven verschilt van het begrijpen; het geloof zoekt, het verstand vindt; het geloof is een weg naar het kennen of het begrijpen. Want als het zo is dat het geloof zoekt en het verstand vindt, dan is Diegene die gevonden wordt zodanig dat, eenmaal Hij gevonden is, men Hem nog zoekt. Onze kennis van de tijdelijke én van de eeuwige zaken steunt op geloof en hoop: we kennen het verleden door geloof, de toekomst door hoop, het heden door geloof in getuigen; het onzichtbare (zoals de Rechtvaardigheid en de Wijsheid,…) geloven en hopen we ooit te zien, en 'zien' we nu reeds door het licht van de intelligentie, waarbij de rede even zeker is als datgene wat we door de rede kennen. Wat we zien met het verstand is zekerder dan wat we zien met de zintuigen. Altijd wordt het begrijpen, het denken, gedragen door de liefde voor de waarheid of de wijsheid (filo-sofie). Daarom is ware filosofie ook christelijke filosofie. Wat we zintuiglijk kennen is onzeker; wat we kennen met het verstand is zekerder; maar wat we kennen met het geloof (de liefde) is het zekerste, en die kennis overtreft alle argumenten; we ervaren dit in de liefdesverklaring van wie zegt: "Geloof me, dat ik van je hou".
We kunnen ons vergissen inzake zintuiglijke kennis, maar we weten wel zeker dat we 'iets' waarnemen: zelfs als we ons vergissen, mogen we besluiten dat we bestaan: "Si enim fallor, sum". René Descartes zal dit 1200 jaar later herhalen. Onze twijfel leidt tot een zekerheid: wij denken, wij hebben een ziel. Wat is de ziel?
De mens bestaat uit een lichaam en een ziel, zo stelt Augustinus. De ziel is reeds volmaakt en onsterfelijk; zij moet het lichaam leiden. De mens is een redelijke ziel die zich van het lichaam bedient (zoals de werkman een werktuig bedient) en die het lichaam begeestert. Hoe de twee verbonden zijn, is een groot mysterie. De ziel bezielt het lichaam zoals zijzelf bezield wordt door de goddelijke ideeën, en alleen zo blijft het lichaam in leven. Dat de ziel waarneemt, betekent dat zij een bepaald gebruik maakt van het lichaam. We kunnen niet gewaarworden zonder tegelijk te kennen (of waar te nemen): "sentire non est corporis sed animae per corpus". Het hogere veroorzaakt het lagere en niet andersom. Het is de ziel die het lichaam doet leven en doet voelen (ze 'bezielt' het lichaam) teneinde het deelachtig te maken aan het hogere: de ziel wil het lichaam laten leven en doen verrijzen. De pijn illustreert dit: het pijngevoel is een verhoogde aandacht van de (beschermende) ziel voor het lichaam dat in gevaar verkeert.
De analyse van de waarnemingskennis toont het bestaan van de ziel aan, en zo ook toont de analyse van de ziel het bestaan van God aan. Wij maken onze gedachten immers niet zelf. Ze komen tot ons via woorden, maar ze vallen er niet mee samen. Het bewijs: soms kan een toehoorder een woord beter begrijpen dan diegene die het uitspreekt. Men begrijpt een woord pas als men de betekenis ervan reeds kent. Waar komt die kennis dan vandaan? Men moet ze in zichzelf ontdekken, zo zegt Augustinus. Onze woorden en onze leraren kunnen ons slechts uitnodigen tot het raadplegen van de waarheid in onszelf. Die waarheid is niet ons eigen bezit, want zij wordt door allen gedeeld, net zoals het licht, dat geen product is van onze ogen. Dat licht is God, of Christus. Waarheid vinden is daarom God ontmoeten (het licht zien). Zoals de zon de dingen belicht voor het oog, zo belicht God de waarheid voor onze ziel. God is dus het licht van ons verstand. Wij kunnen zien wat verlicht wordt (het denken), maar wij kunnen ook het licht zelf zien (de mystiek). Zintuiglijke kennis dient slechts om ons naar binnen te doen kijken, namelijk naar de ideeën die aan de oorsprong liggen van de zintuiglijk waargenomen dingen. Het ganse universum is doordrongen van de goddelijke waarheid, en verkeert in een perfecte orde, die (afhankelijk van onze graad van volmaaktheid) gekend kan worden.
Omdat we moeten zoeken om te kunnen vinden, is ons vinden een herkennen van wat we al kenden, en van wat we ons herinneren. De ziel zoekt nu haar eigen natuur, die gelukzaligheid is, en die ze (door de erfzonde) vergat, te herkennen. De ziel zoekt spontaan het geluk (God) omdat ze het zich herinnert. Zich God herinneren betekent: aandacht hebben voor zijn voortdurende aanwezigheid (Alomtegenwoordigheid). God doet de ziel leven zoals de ziel het lichaam doet leven. Veeleer dan God te bewijzen, moeten we Hem vinden. Die wijsheid is het einddoel van onze kennis. Ons leven is een voorbereiding op de mystieke contemplatie van God; wijsheid is een overgave aan die contemplatie. Waar wij begeren, doen wij kwaad; het grootste kwaad van de mens is dat hij zichzelf als einddoel van Gods schepping beschouwt.
Wijsheid (geweten) en wetenschap (verstand) openbaren dezelfde waarheid, maar elk op een ander niveau, want eenzelfde licht verlicht het hogere en het lagere. De mens ondergaat de goddelijke orde maar hij kiest vrijwillig voor of tegen de morele orde. Anders gezegd: de morele orde vraagt de vrijwillige medewerking van de mens. Zoals alle lichamen geordend worden door hun zwaarte, zo ook worden de zielen geordend door de liefde, die hen naar hun natuurlijke plaats brengt: de mens wordt door zijn liefde bewogen (ook wanneer hij kwaad doet). De vraag luidt dus wat hij moet beminnen, met andere woorden: wat is de deugd? De deugd is: willen wat we moeten willen, beminnen wat we moeten beminnen. De liefde bepaalt de wil, de wil bepaalt de daad. Wanneer is een daad goed of slecht? Augustinus zegt dat er geen goede of kwade passies of voorwerpen zijn, wel zijn er goede en kwade intenties. Het hoogste goed is de liefde van een persoon voor een andere persoon. Dit is de 'liefdadigheid': de liefde waardoor men bemint wat men moet beminnen, en die is gericht op God. In de liefde tot de dingen, bemint men slechts zichzelf; personen bemint men daarentegen om henzelf (dit is: 'intrinsiek'). De naastenliefde steunt op de menselijke gelijkwaardigheid, en zij maakt daarom één. Deze liefde kent geen maat: "perdre son âme, c'est le sauver". Wie het hoogste goed bezit, bezit alles. Dit is: de liefde tot God, of: het mateloze geven van zichzelf ("Deus charitas est"). "De prijs van het graan is uw geld; de prijs van een stuk land is uw zilver; de prijs van een parel is uw grond; maar de prijs van de naastenliefde zijt gijzelf". Dat betekent: iets is zoveel waard als gij ervoor moet betalen, en het meest waardevolle is dus datgene waarmee ge met uzelf betaalt. "Uw schepper eist alles van u" ("Totum exigit te, qui fecit te"). "Bemin en doe wat je wil" ("Dilige, et quod vis fac"). Alle moraal vloeit vanzelf voort uit alles wat uitdrukking geeft aan de liefde van God.3
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 mei 2025)
1Etienne Gilson, Introduction à l'étude de Saint-Augustin, J. Vrin, Paris 1949.
2Aurelius Augustinus, A treatise on faith and the creed (De Fide et Symbolo), Christian Classics Ethereal Library, at Calvin College, updated 27 May 1999.
3Deze paragrafen werden eerder gepubliceerd in: J. Bauwens, Het goede zoeken, Serskamp 2003 (ISBN: 90-77532-05-6).
12-05-2025
Over de illusie van kennis - Aflevering 3
Over de illusie van kennis
Aflevering 3
De opvatting dat wij in ons hoofd een soort van bibliotheek zouden hebben die wij naar believen kunnen raadplegen om er ons profijt mee te doen, is een beetje Cartesiaans. René Descartes zag lichaam en geest als twee gescheiden zaken en de filosoof Daniel Dennett stak daar een beetje de draak mee en sprak in dat verband over het 'Cartesiaans theater' in onze hersenen, waar alle info die de zintuigen binnenbrengen wordt uitgestald en bekeken door een 'observator'. Die scheiding tussen geest en materie is er in werkelijkheid echter niet en de fenomenologie heeft zich beziggehouden met de beschrijving van de verstrengeling tussen die twee.
Men zou de verstrengeling van lichaam en geest ergens kunnen vergelijken met die van het woord en zijn betekenis maar ook die vergelijking is veel te simplistisch omdat daar abstractie wordt gemaakt van het subject zonder hetwelke die betekenis er niet kan zijn; het woord geeft zijn betekenis immers pas vrij van zodra het gehoord of gelezen wordt en de toehoorder of de lezer (en uiteraard ook de spreker of de schrijver) is dan een derde component naast het materiële woord (het beeld of de klank) en zijn betekenis. Het is die immateriële component die ook ontbreekt in de informatietheorie van de bekende Gentse filosoof Etienne Vermeersch1 welke een tendentieuze filosofie is met meer bepaald een fysicalistische werkelijkheidsopvatting: alles, incluis het bewustzijn, is volgens deze materialist reduceerbaar tot materie en energie. In Trans-atheïsme2geven wij een analyse van dat mensbeeld alsook een kritiek.
De fenomenologie begrijpt dat het bewustzijn zelf onvatbaar is (door het bewustzijn) omdat het intentioneel is, altijd gericht op iets buiten zichzelf en zij wil dan ook die intentionaliteit zelf onderzoeken maar ook die weg lijkt te verzanden, ook dit denken stoot uiteindelijk op zijn onmacht om de werkelijkheid ten gronde te kennen. Om aan het solipsisme te ontkomen moet de sprong gemaakt worden van het behoudsgezinde denken naar een werkelijkheidsbenadering die de intersubjectiviteit centraal stelt, wat de erkenning van de ander vereist. In feite ligt hier dan een springplank naar de literatuur, de kunsten en de bewegingen van de geest waarvan gehoopt wordt dat zij het klassieke denken kunnen overstijgen en ons aldus op de een of andere wijze uit het slop kunnen halen.
(J.B., 11 mei 2025)
1Cf.: VERMEERSCH, Etienne, Epistemologische Inleiding tot een Wetenschap van de Mens, De Tempel, Brugge 1967. (Uitgave van de R.U.G., L&W, nr. 144).
2Jan Bauwens, Trans-atheïsme; de metafysica van het Lam. Een christelijk geïnspireerde verrijzenis uit het hedendaags materialisme, Serskamp 2003, ISBN 90-9017181-9. Voor een PDF van de tekst, cf.: https://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/168587.pdf
11-05-2025
Over de illusie van kennis - Aflevering 2
Over de illusie van kennis
Aflevering 2
Kennis is meer dan een hoeveelheid informatie die, omdat zij neergeschreven is in taal, al dan niet gedigitaliseerd verpakt kan worden of ook nog gememoriseerd, doorgegeven of achtergehouden omdat informatie pas betekenis krijgt bij de ontvanger daarvan die ze al dan niet begrijpt en die er al dan niet iets kan mee doen. Maar het begrip van die informatie of de kwestie of zij kennis bijbrengt, hangt mede af van het reservoir aan ervaringen van de ontvanger.
Iemand kan geschiedenis studeren, zich specialiseren in oorlogsgeschiedenis en historicus worden zonder dat hij ooit aan de lijve heeft moeten ondervinden wat oorlog is, honger, het verlies van geliefden, verminking en noem maar op. De persoon in kwestie kan dan uitpakken met een indrukwekkende geleerdheid maar in feite kent hij de inhoud of de betekenis van cruciale begrippen die hij gebruikt enkel via beschrijvingen of dus uit de tweede hand. De wereld waarover hij veel informatie heeft vergaard en waarover hij ook in staat is te spreken, is niet de wereld als zodanig doch een afbeelding daarvan in de taal, en die afbeelding werd aanvankelijk vervaardigd door mensen die de gebeurtenissen waarover zij kunnen vertellen wél aan de lijve ervaren hebben, die wél wisten waarover zij spraken.
De benaming 'praatbarakken' duidt nu precies diegenen aan die het hebben over afbeeldingen van de wereld die anderen geconstrueerd hebben en waarover zij weliswaar een en ander kunnen vertellen maar dan zonder uitputtend de betekenis te vatten van de begrippen die zij hanteren. Zij zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met wie liederen kunnen zingen in een vreemde taal die ze zelf niet verstaan, met andere woorden met papegaaien. Deze vogels apen menselijke geluiden na maar mensen doen dat ook omdat zij kuddedieren zijn.
Praatbarakken zijn producten van kuddegedrag. Als zij samenzitten bieden zij tegen mekaar op, zo luid mogelijk, om hun 'kennis' aan het publiek te etaleren maar hoe omvangrijker die etalage, hoe geringer de inhoud van wat zij allemaal uitkramen. Zij doen denken aan de hedendaagse magazijnen waar men schijnbaar alles kan kopen voor weinig geld maar eenmaal thuisgekomen met de buit beseft men dat men aan de jacht alleen een hoop meestal waardeloze plastic prutsen overhoudt. Geleende kennis beklijft niet, zij is oppervlakkig en haar bezitter is nauwelijks meer dan de bezitter van de boeken waarin die 'kennis' gedrukt staat.
Men kan niet van alles ervaringsdeskundige zijn en de ervaringen van elk van ons zijn zeer beperkt maar precies om die reden zal het onevenwicht tussen enerzijds het altijd beperkt blijven van onze ervaringen en anderzijds het toenemen van geleerdheid onvermijdelijk resulteren in het almaar oppervlakkiger worden van die geleerdheid. De geleerdheid neemt toe ten koste van de diepgang en ten koste ook van de betekenis omdat de afstand tussen wat men zegt en wat men kent, steeds groter wordt.
Gelijkaardig is het probleem waarbij de afstand toeneemt tussen enerzijds datgene wat men doet en anderzijds de gevolgen daarvan, met andere woorden: het besef van wat men doet. Een voorbeeld daarvan is het besturen van dodelijk wapentuig van achter het pc-scherm of het afvuren van raketten vanop afstand middels een toetsenbord. De wreedheid van de menselijke handelingen neemt toe in de mate waarin de afstand tussen die handelingen en wat eruit volgt, groter wordt want die afstand zorgt ervoor dat de betekenis van wat men meent te weten of te doen, niet meer ten volle tot ons doordringt.
Dat is ook het geval met gedeelde verantwoordelijkheid en schuld, wat geïllustreerd wordt door de praktijk van het executiepeloton van een aantal scherpschutters onder wie één die met een losse flodder schiet zonder dat men van elkaar weet wie dat dan wel mag zijn. Gelijkaardig zijn de problemen die opduiken bij het delegeren van macht en bij het opvolgen van bevelen. Het euvel is evenwel reeds van de partij waar men zijn auto bestuurt of ongeacht welk ander werktuig dat men hanteert zonder te weten hoe het in feite werkt.
En analoog is het probleem dat opduikt bij het gebruik dat wij maken van taal, woorden, theorieën, ideologieën: kennis wordt oppervlakkig en abstract en soms in die mate dat praatbarakken massa's mensen betoveren met leugens of met onzin zonder dat ook maar iemand nog in staat is om dit als zodanig te zien.
Komt daarbij een portie hypocrisie waarbij men doet alsof men ingewikkelde uiteenzettingen verstaat, en men krijgt bijzonder tragie-komische toestanden, zoals in het experiment van de Amerikaanse natuurkundige Alan Sokal die erin slaagde om (in 1996) een pseudowetenschappelijk artikel vol onzin te laten publiceren in een gerenommeerd blad.1 Vijftien jaar later herhaalde Maarten Boudry de 'frats' met een pseudo-theologisch artikel dat de universiteiten van Amsterdam en die van Nottingham prompt publiceerden met inbegrip van de onbestaande namen van de auteur en van het instituut waar hij zogezegd werkzaam was. Beide zotskappen hebben verschillende bekende voorgangers onder wie Han van Meegeren, de imitator van Vermeer die kunstkenners voor schut zette maar dat met zijn leven moest bekopen en Tijl Uilenspiegel die erin slaagde om een eerbaar publiek te laten applaudisseren voor een leeg doek. Hans Christian Andersen schreef er een sprookje over: De nieuwe kleren van de keizer.
Naast het feit dat wij gedesinformeerd worden, zoals bij uitstek beschreven in Manufacturing Consent van Chomsky en Hermann1, is er aan kennis als illusie nog een heel ander aspect dat niet te maken heeft met desinformatie of met het probleem van de waarheidswaarde van de verslaggeving over wat gebeurt maar wel met de onzichtbare en daarom bijzonder gevaarlijke en diepe kloof tussen de verslaggeving als zodanig en haar betekenis.
Informatie is namelijk een beetje verworden tot een geheel van pakketten van kennis welke in een bibliotheek kunnen geplaatst worden of op een harde schrijf, zonder dat men zich terdege realiseert dat die kennis nooit op zichzelf kan staan, dat ze ten eerste een ontvanger nodig heeft, dat er ten tweede zoveel ontvangers zijn als er mensen zijn en dat bijgevolg kennis, omdat zij haar betekenis mede ontleent aan wie ze ontvangen, niet eenduidig kan zijn en ook niet onveranderlijk, tenzij daar waar zij de zuivere wiskunde betreft alsook elk ander spel met eigen axiomata dat aldus abstractie maakt van de veronderstelde doch niet uitputtend te vatten wetten welke de werkelijkheid zouden constitueren.
De genoemde verwording van kennis heeft een bijzondere symptomatologie en tot het meest opvallende en veelzeggende kentekenen ervan behoren de explosie van de onderling rivaliserende praatbarakken, de alomvattendheid en up-to-date-heid pretenderende encyclopedieën en een onderwijssysteem dat neigt naar de volstrekte absurditeit omdat daarin de actoren geheel kritiekloos het onderricht geloven te kunnen delegeren aan hun werktuigen.
In dat laatste geval maken wij de geboorte mee van een heuse golem die zelf allerminst neutraal is daar hij strikte gehoorzaamheid biedt aan ultieme wetten die vandaag de wetten van de vrije markt zijn, waardoor hij als consumptiemiddel zijn eigen doel wordt, wat echter het einde van de mens inluidt omdat het in de huidige economie ten langen test het consumptiemiddel is dat de consument consumeert.
Het gebruik van hightech in scholen werd gemeengoed ingevolge een fascinatie voor technologie die een gevolg is van de jammerlijke menselijke zelfverheerlijking maar die de ondergang van het intellect meebrengt zoals de fascinatie voor de auto onze benen verslapt en, in het algemeen, zoals het gebruik van machines, bedoeld voor ons gemak, ons spierstelsel doet atrofiëren en ons ziek maakt.
Werktuigen op zich zijn pedalen en allerminst slecht maar wie de pedalen verliezen, zullen het geweten hebben. De noodzakelijke beheersing van zijn werktuigen is een onderdeel van de zelfbeheersing, die echter verstoord wordt van zodra de hoger genoemde ijdelheid van de zelfverheerlijking het voortouw neemt. Waar de middelen van de werkman met hem aan de haal gaan, wordt de kar voor het paard gespannen; de aandacht is dan niet langer gericht op het doel maar, hengelend naar succes, wordt er daarentegen met zelfvoldaanheid achterom gekeken naar wat men allemaal al bereikt heeft, zodat het lot dat ons dan ten deel valt, dat van de vrouw van Lot is die, omdat zij omkeek, in een zoutpilaar veranderde.2 Of dat van Orpheus die het verbod om achterom te kijken overtrad en aldus zijn geliefde Eurydice voorgoed verloor.3
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 mei 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
Gustave Le Bon is een naam die men zich wel herinnert uit de coronatijd, toen klinisch psycholoog professor Mattias Desmet van Universiteit Gent ervan beschuldigd werd verouderde psychologie aan te wenden om zijn kritische standpunten inzake de aanpak van de coronacrisis kracht bij te zetten.1 De kritiek van Desmet was politiek incorrect en uiteraard zijn standpunten die massagedrag kritisch bekijken dat sowieso aangezien ook democratische politieke macht aan massagedrag wordt ontleend. Bedriegers wensen het weliswaar anders maar de inzichten van Le Bon mogen dan al honderddertig jaar oud zijn, de waarheden inzake het gedrag van massa's die hij ontdekt en beschreven heeft, kunnen evenmin uit de tijd zijn als de stelling van Pythagoras die tweeduizend vijfhonderd jaar oud is, omdat de waarheid nu eenmaal immer blijft wat ze is.
Le Bon schreef zijn inzichten in 1895 neer in La Psychologie des Foules en zesentwintig jaar later borduurde Sigmund Freud daar op voort in zijn Massenpsychologie und Ich-Analyse, waarin hij verwijst naar nog andere auteurs.2 Le Bon zijn inzichten omtrent massagedrag laten zich mooi samenvatten: eenmaal in de massa (en daarvan is al sprake bij een klein groepje) laat het individu zich niet langer leiden door verstand maar door primitieve, soms barbaarse emoties (opgeroepen door bijvoorbeeld vijandsbeelden) waarbij nota bene de minst intelligente leden de groep gaan leiden en waarbij anonimiteit en massapsychose ('besmettelijke emoties') onverantwoord gedrag meebrengen door tunnelvisie, impulsiviteit en criminaliteit.
Menig volksmenner maakte van die inzichten gebruik maar ze worden ook geheel onbewust toegepast. Het gedrag van voetbalsupporters valt hiermee te verklaren maar ook dat van menigten op meetings met politieke of religieuze idolen, popsterren en dies meer. En hierop vormen de samenkomsten van gelovigen op het Romeinse Sint-Pietersplein in Vaticaanstad ter gelegenheid van een pausverkiezing geen uitzondering.
Het feit dat kardinalen zichzelf indekken tegen kritiek door (alweer) een paus te verkiezen met medeplichtigheid aan de nog aanslepende schandalen, wordt compleet verdoezeld door de golf van waanzin die eensklaps wereldwijd meer dan een miljard zielen treft. Gelovigen maar ook ongelovigen worden hierin meegesleurd en de vele bekeerlingen die de kerk met de massamanifestatie buit zal maken, worden niet gedreven door inzicht maar louter door het effect van de massapsychose, waarmee gezegd is dat zij voor hetzelfde geld lid werden van de neonazi's (de huidige sympathisanten van de NSDAP van Adolf Hitler) of van de MAGA-beweging van Donald Trump.
Aangezien de genoemde bewegingen actueel zijn en zij er allemaal naar streven om iedereen voor zich te winnen, wordt meteen duidelijk hoe het tot onenigheid en tot oorlog komt. Het supporterschap van een club verenigt haar leden maar die unificatie botst op haar grenzen waar het supporterschap van elke club dat doet en zo komt het dat de verenigende krachten tegelijk de verdelende of de polariserende zijn.
Zolang dat redelijke inzicht er niet in slaagt om zich te manifesteren omdat de per definitie onverstandige kuddegeest verlangt dat de eigen groep de enig ware is, is men gedoemd om aan de wetten van het kuddegedrag onderhevig te blijven, zoals men ook blijft aanmodderen bij het moordende recht van de sterkste in de kapitalistische economie.
Jammer voor de vele supporters van dit of dat geloof maar ook voor hun tegenstanders: het tijdperk van het verstandelijk inzicht laat nog op zich wachten, we zitten nog volop in de donkere eeuwen van de kippen zonder kop.
2 Freud verwijst naar Scipio Sighele (o.m.: La folla delinquente: studio di psicologia collettiva, 1891), William McDougall (The Group Mind, 1920 [Voor de integrale tekst, zie: https://www.gutenberg.org/files/40826/40826-h/40826-h.htm ], Wilfred Trotter (Instincts of the Herd in Peace and War, 1916) en Gabriel Tarde (L'opinion et la foule, 1901).
In haar essay uit 1969, getiteld: Over geweld1, merkt Hannah Arendt op dat ingevolge de ontwikkeling van nieuwe wapens het niet langer zo is dat macht in termen van rijkdom gemeten kan worden. “De hoeveelheid geweld die een bepaald land ter beschikking staat [zou binnenkort weleens niet langer] een betrouwbare garantie [zijn] tegen vernietiging door een aanmerkelijk kleinere en zwakkere mogendheid.”2 Waar dit inzicht ontbreekt, brengt men uiteraard de hele natie in gevaar en dit is kennelijk het geval inzake de regering van menig land dat zich vandaag bij de 'grootmachten' rekent. Als Trump in 2025 uitbazuint dat de V.S. met voorsprong de militair sterkste natie ter wereld is, geeft hij zich geen rekening van de opmerking die de joodse filosofe driekwart eeuw geleden met betrekking daartoe gemaakt heeft, wat, het intellectueel peil van die regering in acht genomen, overigens niet verwonderlijk is.
In 1945 werden de eerste twee (Amerikaanse) kernbommen gedropt, een op Hiroshima op 6 augustus van dat jaar en drie dagen later een op Nagasaki, welke samen een kwart miljoen doden maakten (waarvan 100.000 onmiddellijk en de rest in de daaropvolgende jaren door stralingsziekte). In 1949 doet Rusland zijn eerste kernproef, in 1952 volgt Engeland. In 1950 waren er op de wereld al 304 kernwapens. In 1956 (1960?) ontwikkelde Frankrijk een kernbom, Israël volgde in de jaren '60. In 1964 werd China een kernmacht. Toen Arendt On violence schreef (1969), waren er wereldwijd al meer dan 38.000 kernkoppen. India werd een kernmacht in 1974, Pakistan in de jaren '80, Noord-Korea in 2006. Het aantal kernwapens bereikte een piek in 1985 toen er 63.632 waren, waarna het arsenaal werd afgebouwd tot 12.121 in 2024.3 De Russen hebben momenteel 5500 kernkoppen, Amerika heeft er 5400, gestationeerd in de VS, Turkije, Italië, België, Duitsland en Nederland. En in tussentijd werden wereldwijd meer dan 2000 kernproeven gedaan. Ook wordt er in alle talen gezwegen over de zwarte markt der nucleaire wapens, al komen er nu en dan wel zaken aan het licht, zoals het gebruik van het radioactieve isotoop polonium-210 om mensen om te brengen.4 Er is niet zo heel veel fantasie vereist om zich in te kunnen denken wat op dat vlak allemaal mogelijk is.
Naast nucleaire werden intussen ook bijzonder gevaarlijke chemische en biologische wapens geproduceerd en met betrekking tot het SARS-CoV-2-virus dat sinds eind 2019 de hele wereld in de ban heeft, insinueerde de toen negenentachtigjarige viroloog, ontdekker van het HIV, Nobelprijswinnaar Geneeskunde en professor aan het Pasteur instituut, Luc Montagnier, kort voor zijn dood de piste van het biologische wapen met de theorie die zogezegd nog verder onderzocht wordt, dat het virus in een labo zou gefabriceerd zijn.5
Behalve de wapens waarvoor de productie een gesofisticeerde infrastructuur vergt, zijn er uiteraard ook heel wat 'eenvoudiger' maar niet minder afschrikwekkende en dodelijke middelen te bedenken waarvoor zelfs geen naties vereist worden. Zo bijvoorbeeld vermag terreur in de vorm van gijzeling de meest vernietigende wapens samen met hun bedienaren in handen te krijgen, zoals ook gebeurt bij vliegtuigkapingen. Nog een stap verder is het theoretisch mogelijk om in vijandige naties een stroman aan de macht te brengen die het land van binnenuit onderuit haalt.
Opbouwen gebeurt met zweet en tranen maar voor vernieling hoeft men niet eens te kunnen lezen. Potentaten zijn door de band mensen met maar weinig talenten, die zich met alleen maar wind naar het voorplan kunnen werken en die daar dan hun status ontlenen aan de macht die zij hebben om het leven van anderen te bemoeilijken. Zij hebben geen gebrek aan soortgenoten voor wie zij niet rap genoeg kunnen verdwijnen omdat die allemaal op dezelfde geheel nutteloze maar vet betaalde postjes azen.
(J.B., 5 mei 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
Met paardenmiddelen heeft het Europese continent alsnog kunnen verhinderen dat extreemrechts de les ging spellen aan het ontwikkelde deel van onze bevolking maar nu moeten we ons steeds vaker ergeren aan het belerende vingertje van de Amerikaanse bijna-fascisten in de richting van Europa, het continent waar deze volgelingen van Columbus vandaan komen die tegelijk de eigenaars waren van de plantages en van de slaven die daar drie eeuwen lang met cargoschepen vanuit het leeg te roven Afrika werden naartoe gebracht en die daar ook gecrepeerd zijn - acht tot veertien miljoen mensen.
Amerikaanse rechtsextremisten, tegenstanders van de abolitionisten, kapitalisten en onderdanen ook van de Romeinse opperbevelhebber, zijne heiligheid de paus: Europa beschermen doen ze niet langer, zo maken ze zich sterk, alsof ze, vanuit hun alsnog veilige plek, ooit iets anders deden dan het continent waar de avonturiers vandaan komen, voor hun kar spannen in een ongeremde veroveringsdrift of beter: in de onverdroten kolonisering van de beschaafde wereld en de onderwerping ervan aan het onbeschofte recht van de sterkste waarvoor de kapitalistische economie garant staat. Dat alles onder het mom van democratisering, een toneel waarvan de Vietnamoorlog het toonbeeld is, overtuigend beschreven door de alsnog overgebleven dissidenten Noam Chomsky en Edward Herman in hun beroemde publicatie van 1988 over de leugenfabriek van de oorlogszuchtige kapitalisten, Manufacturing Consent of: de fabricatie van de jaknikkers.1
Nee denken en ja knikken, dat is wat het huzarenstukje van het autoritarisme vermag te bekomen van het volk, het komt recht uit 1984 van George Orwell waar Big Brother baas is, die zijn onderdanen verplicht te liegen, nu in de gedaante van het gouden kalf, het gedrocht dat geen andere principes duldt dan dat van de grenzeloze winst, uiteraard ten koste van het leven. Rijk en dom is aan de macht en dat is de arrogantie of de superbia, de hoogmoed, de eerste hoofdzonde die zorgt voor de aanmaak van de voltallige bevolking van de hel.
Zoals altijd en overal zitten zij ook daar op de eerste rij, zij hebben er immers voor betaald, en van daaruit schuiven zij ongeduldig aan, de bezetters van de eerste rij, en alle andere rijen volgen, ja, zij drummen elkander weg zoals hongerlijders dat doen aan de plek van de soepbedeling, de eerste rij en alle volgende rijen volgen, richting het centrum van het theater, trapje-op, tot voor de voeten van hun meester, of liever: de poten, want Lucifer is een gedrocht, en in een ongelooflijk tempo plukt hij de ene na de andere van de planken en propt hen tussen de tanden in zijn muil, bloed spat in het rond en zij die opkomen, zien kennelijk niet wat er met hen gebeuren zal, zo blind heeft de hebzucht hen gemaakt, zozeer hongeren zij naar wat hun straf zal zijn, zij die de halve wereld aan de honger overleverden, toen er nog ruimschoots genoeg was voor iedereen. Verslonden worden de verslinders door de diabool.
De democratie heeft het volk tot koning uitgeroepen; de koning verhief zichzelf tot nar. Toen Christus ter dood werd veroordeeld, vroeg een verbouwereerde Pilatus naar het oordeel van zijn vrouw, die zegde geen schuld te vinden in de man en die hem aanraadde voorzichtig te zijn want zij had een kwade droom gehad over het hele gebeuren en vervolgens richtte hij zich tot het volk dat, onder druk van de jaloerse Schriftgeleerden, de onschuldige prompt liet kruisigen en met dat doel offerde het een moordenaar op.
De macht die Pilatus aan het volk gaf, was niet om het even welke macht, het was de macht om hun koning, de koning der joden, om te brengen, zo hoefde Pilatus dat zelf niet te doen, het is immers laf om een onschuldige te laten boeten. Door aan zichzelf voor die tijd de macht die hem toekwam te ontnemen, degradeerde Pilatus zichzelf tot nar en hij voltrok die machtsafstand middels het tafereel waarbij hij zijn handen in onschuld waste. Het koninklijke gezag dat de nar uithangt om aan de macht te kunnen blijven waar onschuldigen veroordeeld worden, wordt heden verbeeld in het spottende optreden van de Amerikaanse president in de gedaante van de te verkiezen paus.
In de kwestie die beslist binnen de kortste keren naar de voorgrond zal treden, namelijk of hier al dan niet sprake is van blasfemie of godslastering, zal onvermijdelijk en in alle ernst een andere kwestie aan het licht komen, met name de vraag of de paus voor de ogen van de hele wereld wel degelijk aanspraak mag maken op het goddelijke gezag.
Het hele toneel waarover wereldse potentaten altijd meewarig hebben gedaan, wordt door de spot van een niet onschuldige nu plotseling ernst, zodat de vraag zich klaar en duidelijk zal stellen en ook zal wachten totdat zij beantwoord werd. In die wachttijd zullen zich even onvermijdelijk krachten openbaren die zich tot op heden wisten te verschuilen in de aan de omerta verwante mist van wat onuitgesproken moet blijven terwijl dat nu niet langer mogelijk zal zijn, nu kleur bekend moet worden omdat met het lot van de wereld Russische roulette wordt gespeeld.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 mei 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
De gevaarlijke kerk - Aflevering 6
De gevaarlijke kerk
Aflevering 6
Waar emancipatie van de partij is, dreigen zekere categorieën van burgers hun voorrechten te verliezen en omdat iedereen het moeilijk heeft om te wennen aan welvaartsachteruitgang, kan men er donder op zeggen dat daar verzet van komt. Een mooi voorbeeld geeft de geschiedenis van de afschaffing van de slavernij in Noord-Amerika: de verdeeldheid ontstaan tussen voor- en tegenstanders leidde tot de Amerikaanse Burgeroorlog die tussen 1861 en 1865 meer dan zeshonderdduizend doden heeft gemaakt en evenveel gewonden. De geschiedenis is als volgt.
Eeuwen lang werden in grote zeilschepen gelijk ingeblikte sardientjes negerslaven uit Afrika ingevoerd in Noord-Amerika om daar de plantages van suikerriet, katoen, tabak en thee te bevolken.1 Zo werden in de negentiende eeuw 3.330.000 slaven uit West-Afrika (Loanga, Angola, Mozambique) geëxporteerd. Eind negentiende eeuw kwam er steeds meer protest, vooral vanwege de Quakers, een christelijke sekte wars van de kerk, die ontsnapte slaven hielpen. Een bekende biografie is Harriet Beecher Stowe's Uncle Tom's Cabin (De negerhut van oom Tom).
Amerika splitste in een noordelijk stuk dat slavernij verbood en een zuidelijk stuk waar de kapitalisten-grootgrondbezitters de slavernij uit alle macht in stand hielden. De blanke abolitionist John Brown ontketende een mislukte slavenopstand en werd in 1859 als terrorist opgehangen.2 Met zijn laatste woorden voorspelde hij de bloedige burgeroorlog die een goed jaar later een feit was. In Katholiek Nieuwsblad van 24 augustus 2024 schrijft Eric Van Teylingen: “De rol van de mondiale katholieke Kerk bij de slavernij is in geen enkel opzicht mooi; katholieken waren immers volop betrokken bij de handel in mensen. Denk daarbij aan katholieke landen als Portugal, Spanje en Frankrijk. En het is pas in 1888 dat de sociale paus Leo XIII zich – volgens velen als eerste paus – volmondig uitsprak tegen de slavernij in zijn encycliek In Plurimis, op 5 mei van dat jaar verschenen.”3 Op dat ogenblik waren in de Trans-Atlantische slavenhandel al drie eeuwen aan een stuk Afrikaanse negerslaven met vrachtschepen naar de Amerikaanse plantages verscheept - in totaal tussen de acht en de veertien miljoen mensen.
De rol van de kerk in het tot stand komen van een oorlog en derhalve ook met betrekking tot het Europees conflict is complex. Om te beginnen - een cruciaal punt voor elke machtsinstelling - wil de kerk zich ervan verzekeren een stem te zijn en ook te blijven, die iedereen over de hele wereld altijd horen zal en om dat te bereiken heeft zij immer alle registers opengetrokken. In wat volgt bekijken wij er twee van.
Vooreerst heeft de kerk altijd beleden en blijft zij ook belijden de stem van God zelf te vertolken en die boodschap is sinds twee millennia de wereld rondgegaan zodat men wel twee keer zal nadenken vooraleer men de oren daarvoor sluit: niet zozeer omdat men de mogelijkheid incalculeert dat de stem van de kerk inderdaad Gods stem zou kunnen zijn, maar omdat men rekening dient te houden met het feit dat alle acht miljard mensen daarover geïnformeerd zijn dat sinds tweeduizend jaar de stem van de kerk zichzelf als de stem van God profileert en dat twee miljard onder hen ook belijden dit te geloven. Er is een enorme capaciteit aan macht en aan geweld nodig om ervoor te zorgen dat iedereen op aarde zwijgt en kijkt in de richting van de bewuste spreker van zodra die zijn mond opendoet.
Geconfronteerd met het lijden en de dood in dit tranendal, vertelt men sinds oudsher het verhaal dat het ooit anders was én dat het geluk terug kan keren maar dan wel op voorwaarde dat men gehoor geeft aan de verteller. Hij zegt over zichzelf profeet te zijn, vertolker van het woord van de Schepper van hemel en aarde en wat heeft een bewoner van het tranendal nog te verliezen als hij door de 'erfzonde' reeds alles kwijtgespeeld is? Derhalve luistert hij, geeft hij het verhaal een kans en doet hij wat hem wordt opgedragen: hij gelooft het verhaal, het woord Gods, de Bijbel.
En uiteraard geeft hij krediet aan degenen die met het Boek der boeken op de proppen zijn gekomen: Mozes, om te beginnen, die als het ware vanuit de hemel van een berg nederdaalde, geladen met stenen tafels waarop in het handschrift van God zelf gebeiteld stond wat ons te doen staat. En dan volgen doorheen de eeuwen een hele reeks profeten met goddelijke geschriften, bevelen, verboden, zelfs voorschriften voor hygiëne, voeding en kledij plus het bevel aan elke man om zijn oudste zoon met een mes te doden en hem op een brandstapel te offeren aan de naar zijn eigen zeggen jaloerse God, als teken van trouw.
De profeten voorspellen dat God zijn eigen zoon naar het tranendal zal zenden om hier onze schuld op zich te nemen en uit te boeten, zodat het paradijs van weleer kan teruggewonnen worden. En warempel, op de plek waar de voorspelling gedaan werd, trekt op een keer een man rond die wonderen verricht, die de Schriftgeleerden onderricht en ook het volk en die geen stap opzij zet voor wie in hem niet God maar een godslasteraar zien. Hij wordt opgepakt, veroordeeld, gemarteld en gedood maar, zoals ook werd voorspeld door de profeten, verrijst hij uit zijn graf, verschijnt hij aan zijn volgelingen en wordt dan ten hemel opgenomen waar hij ook vandaan kwam.
Voor die tijd echter, heeft hij een opvolger aangeduid, zijn steenrots Petrus waarop hij zijn vertrouwen heeft gesteld, de eerste paus van zijn kerk, die zijn volgeling Paulus 'zijn verheerlijkt lichaam' noemt, dat geleid wordt door een heilige geest. Die dicteert dan verder aan de paus en aan zijn clerus wat wij allemaal moeten doen en laten om het verloren paradijs alsnog te verwerven.
Aldus werd een stem geconstrueerd die iedereen over de hele wereld altijd horen zal: het is de stem, naar haar eigen zeggen, die alles beval om te ontstaan, die het scheppende werk heeft verricht en die het ook herstellen zal als er gehoor wordt aan gegeven.
Een mooi voorbeeld van het zich op God beroepende woord is het zogenaamde 'requerimento' uit 1513. Na de ontdekking van Amerika door Christoffel Columbus zag het Westen brood in de 'Nieuwe Wereld' en stuurde paus Adrinanus VI een brief naar de inboorlingen (het beruchte 'requerimento') waarin hij duidelijk maakte dat hij het goddelijke gezag was op aarde en dat zij hem bijgevolg gehoorzaamheid verschuldigd waren en zich moesten laten dopen en onderdaan worden van de Spaanse vorst (onder wiens bevel Columbus opereerde), op straffe van verslaving en dood.
Uiteraard weten wij intussen dat het de bedoeling was om de hele bevolking van roodhuiden te laten werken op de plantages van de Europese kapitalisten. Toen de inheemsen verzet boden, dreigden zij allemaal te worden uitgemoord maar het merendeel kwam om ingevolge besmettingen met westerse ziektes. Nieuwe slaven werden dan maar geroofd in Afrika en met zeilschepen naar Amerika versast, drie eeuwen lang en, zoals hoger gezegd, werd dat het lot van naar schatting acht tot veertien miljoen (zwarte) mensen.4
De clerus zegt zoals de profeten het woord van God te spreken en verzekert zich aldus wereldwijd van haar gehoor maar zij doet dat ook nog op een zo mogelijk nog veel doortastender manier, namelijk door zich onze moeder te noemen - “onze moeder de Heilige Kerk” - en daarmee weet zij zich in de kern zelf van ons wezen te boren.
Louter fysiek beschouwd is onze moeder in feite onze God omdat zij het is die ons in haar schoot gevormd heeft naar haar eigen beeld en gelijkenis en reeds op die manier laat wat de kerk in dit verband over zichzelf beweert, ons niet onberoerd. Maar zij beroert ons ook nog op een dieper niveau. Onze moeder immers is het wezen dat ons op de wereld heeft gezet, wat betekent dat zij het is die voor ons de verantwoordelijkheid draagt. In de zin dat wij haar kinderen zijn, waakt zij dag en nacht over ons bestaan, zij voedt ons, hoedt ons tegen de kou en geeft ons alles wat wij nodig hebben om te leven. Maar ook in een nog andere betekenis kunnen wij onze moeder helemaal niet missen, ook al zijn wij voor onze zelfinstandhouding van haar onafhankelijk geworden en die betekenis wordt ons meestal pas duidelijk als het ogenblik gekomen is dat wij onze moeder moeten verliezen.
Zolang wij een moeder hebben, kunnen wij bij haar terecht met onze existentiële nood, waar die zich bij uitstek laat voelen in de vraag naar de zin van ons bestaan die ons kan overleveren aan de twijfel. In die ogenblikken zoeken wij onze moeder op en haar aanwezigheid alleen volstaat om onze onrust weg te nemen omdat wij weten dat zij het is die ons gewild heeft. Onze moeder staat garant voor het feit dat wij gewild zijn omdat zij het is door wie wij gewild zijn en in haar nabijheid valt de last van onze twijfel van ons af omdat wij ons ervan kunnen verzekeren dat onze moeder deze last voor ons draagt, zoals ze ons ook fysiek gedragen heeft en zoals zij ons in haar hart draagt, want moeders zijn bereid om voor hun kinderen te sterven.
Echter, eens onze moeder er niet meer is, bestaat er in de hele wereld principieel ook niemand meer die bereid zou zijn om zijn of haar leven voor ons op te offeren; de rust die onze moeder ons verschafte door haar aanwezigheid die de verzekering was dat ons bestaan gewild is, lijkt eensklaps verdwenen en ons rest dan een ongeborgenheid en een gevoel van verlatenheid dat zelfs het meest ontwikkelde sociale weefsel niet bij machte is om op te vangen. Wij vernemen vaker dat de geliefde onvervangbaar is maar dat geldt in een nog veel grotere mate voor de onvoorwaardelijk liefhebbende omdat wij slechts bestaan in de aandacht van de ander. Alleen de mensheid als zodanig mag kandideren om die unieke taak over te nemen.
De kerk echter, die een gat ziet in de markt, eigent zich die taak toe en speelt voor onze moeder. Maar dat zij vals speelt, blijkt algauw; geen moeder immers zal er ooit aan denken om haar kinderen naar het front te jagen. Het eerbetoon in de opschriften op de stenen graven op het kerkhof van de gesneuvelde oorlogshelden in de trant van “Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op den Oogst O Vlaanderland”5, doen slechts denken aan de passage in Genesis waar alle jonge vaders worden belast met de opdracht hun oudste zonen als eerbetoon aan Jahweh om te brengen.
De auteur van het geciteerde vers was dan ook een priester-nazi die met donderpreken Vlaamse jonge vaders naar het oostfront stuurde met het 'Vlaams Legioen', om daar te gaan vechten tegen het Rode Leger van de 'goddeloze communisten' - slechts weinigen keerden ooit terug6; hijzelf koos het hazenpad naar Tirol waar hij op de leeftijd van vijfenzeventig jaar stierf. De geschiedenis herhaalt zich.
(J.B., 1 mei 2025)
1De geschiedenis van de slavernij werd beschreven door de historicus Dick Harrison in zijn boek, getiteld: De geschiedenis van de slavernij van Mesopotamië tot moderne mensenhandel, Uitgeverij
5Het bekende vers uit 1916 is van de hand van de Alveringemse priester-dichter Cyriel Verschaeve en het prijkte op de eerste IJzertoren alsook op talloze andere oorlogsgedenktekens.
6De rekruten deden het deels uit avonturisme, omwille van het geld, uit Vlaams-nationalisme, uit bewondering voor Hitler maar ook uit geloofsovertuiging. (!)
02-05-2025
De gevaarlijke kerk - Aflevering 5
De gevaarlijke kerk
Aflevering 5
De kwestie hoe en waarom oorlogen begonnen worden of blijven voortduren, is misschien te herleiden tot de vraag waarom de ene mens de andere doodt: wat stelt iemand in staat een ander om te brengen?
Nu kunnen mensen allerlei redenen daartoe bedenken omdat zij grote hersenen hebben maar kon men die vraag stellen aan de dieren, zij zouden zeggen: wij doden uit zelfbehoud, wij doden om te eten en deden wij dat niet, wij zouden omkomen. De natuur staat ons niet toe om lijdzaam toe te zien hoe wij aan ons einde komen, de drang tot zelfbehoud zit in ieder wezen ingebakken en het is volstrekt onmogelijk om er helemaal geen gevolg aan te geven. Met dat doel heeft de goede God ons ook tanden gegeven en klauwen, stekels, gifklieren, angels en wat niet meer? Ja, hersenen.
Inderdaad, de mensen doen dat ook, doden om te eten en dat zij soortgenoten doden, lijkt verband te houden met hetzelfde euvel: oorlog gaat om territoria, leefgebieden, en een tekort aan grond is honger, vandaar.
Het tekort doet zich niet voor totdat er in verhouding tot de beschikbare territoria teveel mensen zijn want dan bedreigen zij elkaar, gewoon omdat zij er zijn, zij moeten immers allemaal eten en een appel kan men niet twee keer opeten: als een ander hem opeet, heb ik niets en ga ik dood, dus moet ik de ander voor zijn.
Overbevolking dus, veroorzaakt oorlogen, zo zou men zeggen en dan rijst de vraag: waarom is er overbevolking? Waarom zijn er meer mensen dan dat er leefgebied voorradig is? En is er inderdaad een overschot aan mensen of is er alleen maar een tekort aan levensmiddelen, waartoe ook leefgebieden behoren?
Het antwoord luidt dat inderdaad honderden miljoenen mensen lijden onder een aanzienlijk tekort aan voedsel maar globaal gezien is er genoeg te eten voor iedereen: dat er honger is, heeft te maken met de verdeling van de beschikbare levensmiddelen en over die kwestie is iedereen het eens.
De VN noemen als de belangrijkste oorzaken van de honger, de oorlogen en een toenemende ongelijkheid.1 Het is allang bekend dat slechts enkele percenten van het mensdom bijna alles bezitten terwijl miljarden soortgenoten zo goed als niets hebben en derhalve honger moeten lijden. En terwijl men geneigd zou zijn om te besluiten dat oorlogen worden gevoerd om de honger tegen te gaan, blijkt net andersom de oorlog de allerbelangrijkste oorzaak van de honger. De oorlog en de ongelijkheid, zo zegt het rapport van de VN en ongelijkheid, zoals we allen weten, is de resultante van de economische oorlogsvoering. Het is geen geheim dat oorlog het verlengstuk is van de economie. Of althans van onze economie: de concurrentiële, de kapitalistische, voortvloeiend uit de combinatie van de arbeidsethiek en de slavenmoraal.
Tevens moet men erkennen dat het niet de armen zijn die oorlog voeren maar uitgerekend de superrijken en de gebieden die zij inpalmen, behoorden toe aan wie zich niet verdedigen konden en dat zijn per definitie armen.
Het is derhalve onwaar dat overbevolking oorlogen uitlokt. In het dierenrijk zou dit het geval kunnen zijn maar onder mensen spelen kennelijk nog andere factoren mee. En de ondeugd van de gulzigheid dringt zich op, het veroveren van leefgebieden als anticipatie op mogelijke toekomstige tekorten.
Edoch, ook dit argument blijkt geen hout te snijden, op hebzucht immers staat geen maat; de overvolle voorraadschuren worden in tijden van hongersnood uit het zicht gehouden en het surplus wordt pas vrijgegeven als de houdbaarheidsdatum geen andere keuze meer offreert dan weggooien of weggeven. Of het dan terecht komt bij de hongerigen, is nog een andere kwestie: warenhuizen blijken eerder geneigd om onverkochte spullen aan verminderde tarieven aan het eigen cliënteel te slijten en vermoedelijk is dat ook op grote schaal de gangbare manier van werken.
Niet de dreiging van de honger veroorzaakt oorlogen maar, net andersom, is oorlog de belangrijkste oorzaak van de honger. Blijft aldus de vraag wat oorlogen veroorzaakt. En denken we nu een ogenblik aan Pascal met zijn middeldoelomkering waar hij vertelt dat de jacht zich weliswaar probeert te legitimeren met het voorwendsel van de voedselvoorziening maar dat ook hier de zaken op hun kop worden gezet: mensen gaan niet jagen om te kunnen eten; de honger is slechts het voorwendsel om op jacht te kunnen gaan; het doel in dit hele toneel is het botvieren van het jachtinstinct, de moordlust!
En dit is geen goed nieuws voor wie zich beijveren voor de vrede. Oorlog laat zich niet met redelijke argumenten verklaren maar godbetert enkel met verborgen drijfveren en lusten. Het reilen en zeilen in de wereld blijkt geen resultante van rationele beslissingen maar de nooit te voorspellen uitkomst van een samenspel van onbestuurbare driften. Oorlog volgt uit het verstoken zijn van rationaliteit en uit de huldiging van het irrationele dat de mens moet vrijpleiten van zijn verantwoordelijkheid voor het botvieren van zijn driften. En, andermaal, het gaat hier nota bene niet over het gewone volk: jacht en oorlog vormen het vermaak van de elite; het volk is vee, proefkonijn of speelgoed. En de 'elite' geloven niet in God: zij voeren hem ten tonele; hij is hun handpop.
Mensen belijden dat er rassen zijn en dat zij tot een beter ras behoren, niet omdat zij daarvan overtuigd zijn maar om een reden te hebben die de onderdrukking van anderen rechtvaardigt. Op dezelfde manier wordt een geloof beleden, niet omdat men denkt dat het ook waar is maar om te kunnen overleven. In de twee gevallen echter gaat het om leugens die zich in allerlei bochten wringen om alsnog voor de waarheid te kunnen doorgaan. Totdat zij op hun grenzen botsen en de waarheid hen achterhaalt en aan het licht komt. De irrationaliteit wordt aangewend om te kunnen overheersen (en zo rechtvaardigt bijvoorbeeld het racisme de repressie) of om te kunnen overleven (de slavenmoraal als overlevingsstrategie). Met de godsdienst bemiddelt de clerus de potentaten om de onderdrukking te vrijwaren van elke tegenstand.
Deze oorlog is opnieuw een godsdienstoorlog en werd allang voorbereid door de getrouwen van enerzijds het conservatief katholicisme en anderzijds het kapitaalkrachtige extreemrechts, met andere woorden de unie van een dubbele slavendrijverij met aan de ene kant de dwang van het geld en aan de andere kant de zweep van het geloof, die beide onvrij maken of dus tot blinde gehoorzaamheid nopen.
Ten eerste het kapitaal, ontstaan uit enerzijds de arbeidsethiek en anderzijds de lustangst welke zich vertalen in hard werken en sparen, waarbij de arbeid en de versterving het deel zijn van de loonslaven terwijl het aldus tot stand komende kapitaal aan hun meesters ten goede komt en, ten tweede, het geloof dat de gehoorzaamheid verzekert van de slaven en ook de instandhouding van de twee klassen: de meesters die genieten en hun dienaren die ter wereld zijn gekomen om te lijden.
Want alles welbeschouwd lijkt het er wel op, zoals niemand kan ontkennen, dat er mensen zijn die werkelijk geboren worden om alleen maar af te zien en bovendien lijkt het er op dat het christendom werd uitgevonden om aan de lijdende klasse voldoende troost te bieden teneinde hen in het gareel te kunnen houden dat de leidinggevende klasse voor haar bedacht heeft of, zoals Karl Marx het verwoordde, lijkt het erop dat godsdienst opium is voor het volk. In die mening wordt hij eigenlijk voorafgegaan door Friedrich Nietzsche die de slavenmoraal zag als een overlevingsstrategie: de slaven hebben van de nood een deugd gemaakt.
De oorlog die zich momenteel ontwikkelt, vindt zijn oorsprong in de vrees van de heersende klasse om de macht te verliezen en die vrees is niet ongegrond. De heersers zijn weliswaar gebaat met goed opgeleide dienaren en gehoorzame loonslaven maar tegelijk beseffen zij heel goed dat als geen maat gehouden wordt in die ontwikkeling, de greep op de onderdanen dreigt te verdwijnen, wat gebeurt op dezelfde manier waarop mensen hun greep verliezen op hun werktuigen zodat die hen gaan overheersen en daarover gaat reeds het zeer oude verhaal van de golem, als het ware de verre voorouder van de artificiële intelligentie. Het volk is immers het instrument waarmee de elite zich van haar levensstandaard verzekert, precies zoals de veestapel ons, mensen, garandeert dat wij niet zullen verhongeren.
Tot grote verbijstering van de heersers, want eigenlijk onverwacht, is de ontwikkeling van het volk in de decennia volgend op de Tweede Wereldoorlog een beetje uit de hand gelopen, althans naar hun zin, om niet te zeggen dat een goed deel van de massa zich in korte tijd heeft weten te emanciperen, tot zelfbewustzijn is gekomen en de lusten ontdekt heeft die voordien het voorrecht waren van hun meesters en het gaat hier niet zozeer over de eetlust maar wel over de ontdekking van de kunsten en de ontwikkeling van het intellect. Het volk heeft de stap gezet van overleven naar leven. Alle mensen willen aan hun kinderen meer kunnen bieden dan de vaste job die door niemand nog begeerd wordt omdat de beloftes die daarrond gemaakt werden, leugenachtig en misleidend zijn gebleken. Het heeft de elite bijzonder veel listigheid gekost om massa's mensen te laten geloven dat het ideaal leven bestaat in opstaan om vijf uur in de ochtend om de trein te halen, te gaan werken en laat in de avond afgepeigerd thuis te komen, en dit elke dag tot op de leeftijd dat het echt niet meer gaat, waarna men alleen nog naar zijn einde toe strompelt en sterft.
Overleven kost geld en de draagkracht van de aarde om mensen te laten overleven is beperkt. Leven echter kost uiteraard nog veel meer geld dan louter overleven en dat geld is er niet om alle mensen die tot nog toe hebben weten te overleven, ook te laten leven zoals de beau monde dat doet. Laatst genoemden weten zich in hun levensstandaard bedreigd want de middelen zijn beperkt en het is nu eenmaal zo dat de bovenlaag niet zonder haar slaven kan blijven bestaan met de levensstandaard waaraan zij gewend geraakt is. Komt daarbij dat de beveiliging van de upper class tegen een uit de kluiten gewassen volk niet langer een sinecure is en zelfs meer middelen gaat opslorpen dan de instandhouding van haar welvaartspeil als zodanig.
Het tijdperk van de christianisatie onder het motto “Gaat en onderwijst alle volkeren!” is voorbij en zo wordt niet langer de ethiek van dienstbaarheid onder de massa verbreid maar heeft de slavenmoraal plaats geruimd voor een heel andere kijk op de wereld. Het gaat bovendien om een verschuiving die resulteert uit het verleden systeem van de uitbuiting zelf, dat hiermee ook op zijn grenzen botst. En precies zoals men niet ongedaan kan maken wat men weet, kan men ook niet meer achterwaarts inzake de levensstandaard die men gekend heeft: het is een probleem dat alleen opgelost kan worden door degenen die het belichamen, uit te schakelen of om te brengen. “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen.”
(Wordt vervolgd)
(J.B., 30 april 2025)
30-04-2025
De gevaarlijke kerk - Aflevering 3
De gevaarlijke kerk
Aflevering 3
De kerk is niet een gevaar dat zich in een ver verleden heeft afgespeeld en dat behoort tot een geschiedenis die zij nu samen met ons zou betreuren: haar praktijken zetten zich onverminderd voort en zij wordt er op de koop toe voor beloond met een immer toenemend aantal leden.
Over die ledenwerving dient overigens nog opgemerkt te worden dat zij gebeurt middels het doopsel van boorlingen die noch van toeten noch van van blazen weten en gemakshalve zullen zij er meestal niet aan denken om in de loop van hun verdere leven daar verzet tegen aan te tekenen omdat zulks gezien sociale druk, administratieve rompslomp en traditiegetrouwheid, allerlei ongewenste problemen met zich mee zou brengen.
Men dient hier ook rekening te houden met het feit dat het merendeel van de mensen nog steeds 'bijgelovig' zijn terwijl het doopsel in feite niets anders is dan een exorcisme, een duiveluitdrijving, welke gebeurt door een priester met de woorden: "Wij vragen U voor dit kind: laat de invloed van de Boze er geen vat op krijgen; maak het sterk om het kwaad te overwinnen, laat het door de kracht van Jezus' sterven en verrijzen ontkomen aan de macht van de erfzonde." Vroeger was het overigens zo dat doodgeboren of ongedoopte kinderen niet begraven mochten worden in gewijde aarde, wat nog steeds geldt voor niet-katholieken.
De ouders zijn in de wolken met de nieuw geborene maar de pastoor merkt op dat zij niet alleen verantwoordelijk zijn voor zijn voeding en opvoeding maar tevens voor zijn zielenheil en het naast zich neerleggen van de doopplicht zou derhalve tot gevolg hebben dat het kind na zijn dood voor eeuwig in de hel zou branden. Dan redeneert bijna iedereen met de volgende twee argumenten: wat de pastoor zegt, is niet onwaar omdat ik het niet begrijp: wie ben ik om de leer in twijfel te trekken van een instituut met twee miljard volgelingen en bestuurd door hooggeleerde geestelijken die het lichaam van Christus vertegenwoordigen en dat zich al tweeduizend jaar lang buigt over deze complexe problematiek? Vervolgens denkt men: baat het niet, het schaadt ook niet. En ten derde moet daaraan nog toegevoegd worden dat als één van de ouders het doopsel wil en de andere niet, er zeker en vast geen ruzie zal over gemaakt worden en dat, om zeer begrijpelijke redenen, degene die het doopsel wil, zijn of haar zin zal krijgen en dat zal waarschijnlijk ook het geval zijn waar de geïntimideerde een grootouder of overgrootouder betreft, zodat de gevallen waarbij in een katholieke familie helemaal niemand het doopsel wenst, quasi onbestaande zijn.
Maar om terug te keren naar het onderwerp: de kerk is en blijft er bijzonder gevaarlijke praktijken op na houden en zij worden geïllustreerd door haar optreden naar aanleiding van de hedendaagse politieke constellatie op wereldschaal. Het nazisme van Adolf Hitler is weliswaar taboe, al leggen neonazi's het verbod om daarmee nog te sympathiseren waar zij dat kunnen, naast zich neer, maar de in de Verenigde Staten van Amerika heden via populisme aan de macht gekomen extreemrechtse vleugel van de politiek, is opnieuw bekrompen nationalistisch, imperialistisch, racistisch, egocentrisch, narcistisch en egoïstisch. Zij is een vrucht van het kapitalisme of dus van de heerschappij van de geldgod, de megaconcerns, de vertegenwoordigers van de begeerte die even inhoudsloos is als het geld, die zich keert tegen de mens die zij in haar macht krijgt en die hem perverteert en verslaaft. Ook Rusland is in de greep van oligarchen en derhalve van dezelfde mammon, die net zoals de begeerte zelfdestructief is, zich keert tegen zichzelf, met name waar hij uit het niets een frontlijn in het leven roept, een plek waar hij zichzelf bestrijdt, de lichamen die hij in zijn bezit heeft, zijn oostelijke tegen zijn westelijke schare onderworpenen, daarbij aangespoord door enerzijds, aan oostelijke zijde, de orthodoxe patriarch die vanuit zijn malse zetel de ongelukkige troepen aanmaant geen angst te hebben voor de dood en anderzijds, aan westelijke zijde, de katholieke bisschoppen die in misvieringen met de angstige vrouwen en kinderen van de frontsoldaten, deze prijzen als voorbeelden van naastenliefde (de pas overleden paus had zoals bekend op zijn werktafel de bijbel van een Oekraïens gesneuvelde als aandenken).
(Wordt vervolgd)
(J.B., 29 april 2025)
29-04-2025
Shostakovich: Strijkkwartetten en Pianokwintet
Shostakovich: Strijkkwartetten en Pianokwintet
De gevaarlijke kerk - Aflevering 2
De gevaarlijke kerk
Aflevering 2
Men kan niet tegelijk én de lhbti+'ers én de discriminatie jegens de lhbti+'ers veroordelen, dat is zichzelf tegenspreken en ook en vooral is dat eten van twee walletjes, zoals het in de politiek heet en de geschiedenis toont aan dat de kerk, 'l'infâme', daarin nogal bedreven is. “Écrasez/Écraser l'infâme” is een uitroep van Voltaireen zij doelt op het misbruik van de religie door de kerk, niet op de religie als zodanig of op het christendom en zij is derhalve een veroordeling van pseudo-religiositeit en hypocrisie en een verdediging van de 'ware' religie.
In zekere zin analoog daarmee verdedigen de humanisten een ethiek die ook gehuldigd wordt in religies en ideologieën in en rond het christendom nadat die godsdienst door hen werd ontdaan van wat zij als bijgeloof beschouwen, al gaan zij wel zo ver dat zij meteen het godsbegrip op de helling zetten, al weten zij dat handig te vervangen door het concept van de natuur via een zekere (ons inziens oneigenlijke) interpretatie van Spinoza's “Deus sive natura” waaruit zij overhaaste consequenties trekken.1
Het protestantisme streefde al een 'zuivering' van het christendom na en mede ingevolge de resultaten van het onderzoek naar de historische figuur van Jezus van Nazareth, gaat het humanisme nog een stap verder, meer bepaald en in eenvoudige bewoordingen door de leer van alle goddelijkheid te ontdoen, waardoor het ophoudt een religie te zijn en verandert in een ethiek, weliswaar bijgewerkt of zelfs radicaal herschreven.
Dat de kerk volledig is afgeweken van haar eerste beginselen heeft uiteraard alles te maken met haar politieke ambities, haar machtswellust, sinds zij ermee akkoord ging de officiële religie van het Romeinse Rijk te worden. Sindsdien is sprake van een wereldwijde theocratie, waarbij niet God de leiding heeft en evenmin zijn woord, maar wel zijn zelfverklaarde vertegenwoordigers die tevens de wereldheersers waren ofwel nauw met hen samenwerkten.
Dat gebeurde tweeduizend jaar lang in een kerkgeschiedenis gekenmerkt door niet alleen woordenstrijd om het eigen gelijk en om de waarheid maar door steeds gruwelijkere oorlogen. De jongste grote samenzwering was deze waarbij de kerk de andere kant opkeek toen zes miljoen joden, Roma, homo's en nog andere 'Untermenschen' op industriële wijze werden omgebracht.2 De verantwoordelijkheid van de kerk in dezer werd overtuigend gedocumenteerd aangetoond door verschillende historici - in Vlaanderen door Dirk Verhofstadt in zijn werk, getiteld: “Pius XII en de vernietiging van de Joden. De morele schuldvraag van de kerk en de paus.”3
De kruistochten, de kolonisering van Amerika en andere werelddelen met in haar zog de slavenhandel gedurende verschillende eeuwen alsook de activiteiten van de inquisitie als zodanig laten niets aan de verbeelding over inzake de moorddadige politiek van een instituut dat desondanks zichzelf weet blijven te profileren als het toonaangevende morele geweten van de mensheid.
Dat laatste is een hoogstandje verwezenlijkt dankzij bijzonder verregaande en beproefde psychologische en sociologische inzichten en tactieken, bondig te omschrijven als het toneel van de wolf in schapenvacht. Wie immers zou het lef hebben om te denken dat zachtaardig ogende, bejaarde heren die op immer ingetogen toon minzame woorden debiteren - eigenlijk fluisteren en zingen -, die zich kleden in malse, sierlijke, witte en rode met kant omzoomde gewaden en die verblijven in paradijselijke paleizen, in staat zouden zijn om een vlieg kwaad te doen? Maar het kwaad verbergt zich, met haar toneel dompelt zij alle geesten onder in een fluwelen duisternis vol valstrikken, een labyrint waaruit nog weinigen de weg terug vinden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 29 april 2025)
1Cf.: Jan Bauwens, Transatheïsme, Serskamp 2003 (https://blogimages.bloggen.be/transatheism/attach/564.pdf ), p. 206. (stelling 21, par. 2): “Onder meer Etienne Vermeersch geeft de volgende bijzondere maar ons inziens ongeoorloofde interpretatie aan Spinoza, waardoor hij hem ook naar zijn hand zet: “Een consequentie van het spinozisme die door Spinoza zelf niet werd getrokken is de volgende. Wanneer men stelt dat zowel de materiële als de geestelijke wereld volwaardige uitingen zijn van de godheid, dan suggereert men dat de godheid op een volledige wijze in de materiële wereld is uitgedrukt en daaruit kan de conclusie worden getrokken dat een ‘geestelijk’ attribuut overbodig is en dat men dus de werkelijkheid (de godheid) kan zien, als niets anders dan een oneindige materiële wereld” (E. Vermeersch, 1993: Geschiedenis van de Wijsbegeerte van de Hedendaagse Tijden, hoorcolleges en syllabus, Universiteit Gent, 1992-'93.)” Zie ook: “Over het katholicisme, het kannibalisme, de Waarheid en het Leven - ter aanvulling op het voorgaande” (in: Tisallemaiet d.d. 30.03.2016:
3Dirk Verhofstadt, “Pius XII en de vernietiging van de Joden. De morele schuldvraag van de kerk en de paus”, Atlas Contact, 2008. (University Press, Gent, 2010.)
27-04-2025
De gevaarlijke kerk
De gevaarlijke kerk
De kerkelijke belijdenis (in de verklaring “Dignitas infinita” d.d. 25 maart 2024) dat men “elke vorm van onrechtvaardige discriminatie en in het bijzonder ook elke vorm van agressie en geweld [veroordeelt] voor ieder mens, ongeacht zijn seksuele geaardheid”1 is misleidend en hypocriet maar bovenal gevaarlijk.
De verklaring door de kerk is misleidend, omdat volgens de katholieke geloofsleer het respect voor de menselijke persoon voor iedereen zonder uitzondering geldt en dus ook voor lhbti+'ers, wat betekent dat het toevoegsel “ongeacht zijn seksuele geaardheid” volstrekt nietszeggend is. Men veinst een tegemoetkoming aan de lhbti+'ers maar die is er aldus helemaal niet. De daad in kwestie kan slechts het oppoetsen van het eigen blazoen beogen, meer niet.
Maar de genoemde belijdenis vanwege de kerkoversten is ook bijzonder hypocriet omdat het oordeel in de kerkelijke geloofsleer dat homoseksualiteit een zonde is, aan de oorsprong ligt van de discriminatie die men beweert te veroordelen. Door lhbti+'ers als zondaars te bestempelen, doet men alsof men er helemaal geen benul van heeft dat het brandmerken van de gemeenschap van de homo's tot een gemeenschap van zondaars, het oordeel en het gedrag van zowel gelovigen als ongelovigen beïnvloedt en wel in de pejoratieve zin: deze vorm van betutteling werkt in het bijzonder polariserend en is ook leugenachtig.
De creatie van een kamp van zondaars is meteen de creatie van een kamp van de niet-zondaars en krachtens de woorden van Christus zelf, bestaan er geen mensen die niet zondigen.2 De tweedeling lijkt abstract maar in de dagelijkse werkelijkheid worden effectief twee kampen gevormd waarbij het uiteraard zo zal zijn dat het ene kamp zich van het andere zal trachten te distantiëren. De kerk doet hier andermaal alsof haar neus bloedt en die houding is in dezer zeer hypocriet aangezien die stigmatisering reeds een oordeel inhoudt. Of ontkent de kerk dan het verband tussen oordeel en gedrag? In dat geval is de moraal van de katholieke kerk die immers het sturen van het gedrag beoogt, totaal absurd.
Vooral is de houding van de kerk tegenover de gemeenschap van de lhbti+'ers ook gevaarlijk. Zoals gezegd heeft het morele oordeel van de kerk een polariserend effect binnen het maatschappelijke gebeuren. Van zodra de pauselijke uitspraak dat homo's zondaars zijn, het nieuws haalt, worden principieel alle acht miljard mensen hiermee gebrainwasht. Zonde wordt uiteraard geassocieerd met het kwaad en waar het kwaad aanwezig is, is er onheil en in de eerste plaats straf.
De kerk beweert nu wel dat zij de gangbare criminalisering en bestraffing (tot en met marteling en doodstraf) van homoseksuelen in talloze landen veroordeelt maar tegelijk lanceert zij bij monde van de paus het begrip van de 'immanente rechtvaardigheid'. Daarmee wordt eigenlijk een geloof in de straffende hand van de almachtige God beleden, in het van Daele woordenboek der Nederlandse taal omschreven als „een zich in het verloop van de geschiedenis noodzakelijke en onvermijdelijk openbarende gerechtigheid." Hiermee zegt de kerk in feite dat in landen waar homo's niet gecriminaliseerd worden, zij alsnog niet onbestraft zullen blijven door die God waarvan de paus belijdt dat hij almachtig is en dat hij Hem vertegenwoordigt.
1,378 miljard katholieken3 krijgen dit te slikken maar ook alle andersgelovigen en alle ongelovigen horen de pauselijke woorden en wat meer is: naar het geloof van de slachtoffers van die zieke hersenspinsels wordt door niemand gevraagd; ook al houden zij de paus voor een megalomane kwakzalver, zij krijgen wat de kerkvorst uitkraamt over zich heen in de vorm van discriminatie en fysiek geweld en steeds vaker betalen zij voor andermans godsdienstwaanzin met hun leven.
De geschetste gang van zaken, is helemaal niet abstract: de praktijk voegt zich quasi naadloos naar de theorie zoals het gehoor zich voegt naar het bevel en dit ingevolge de gekende toestand van de wereld. Verslaving aan drugs, aan macht en aan geld zijn niet langer de uitzondering doch de regel en de verslaafden doen alles wat in hun macht ligt om aan hun blinde driften tegemoet te kunnen komen.
Er zijn vooreerst de zeer goed georganiseerde legale roversbenden die handelen in levensmiddelen en in luxeproducten en die daartoe de vrije hand krijgen mits zij belastingen betalen aan de wereldheersers. Maar naast de economie die haar verlengstuk in de oorlog kent, is er nog het gestaag in omvang toenemende illegale en criminele circuit met tussenin een moerassige grijze zone.
De actoren in de genoemde zone genieten meer vrijheid dan deze die de legale instrumenten bespelen maar omdat zij ontsnappen aan controles zijn zij ook onderhevig aan meer gevaren. En in de vrijere maar gevaarlijkere zone waarin zij opereren, bevinden zich nu precies ook een heel ander soort van activiteiten die allerminst crimineel zijn maar daarentegen levensnoodzakelijk en daar gaat het, beknopt uitgedrukt, om het intermenselijke verkeer van de vrije kennismakingen, waarbij onder meer vrienden worden gemaakt en bijvoorbeeld ook verlovingen worden gesloten.
Daar worden geen contracten ondertekend, alles gebeurt daar min of meer in een sfeer van vertrouwen. Noch de politici noch de clerus hebben daar een zicht op en waar zij dat toch nastreven, opent zich een ongewenste, dystopische wereld waarvoor iedereen op de vlucht slaat omdat hij verband houdt met Big Brother, Brave New World, de theocratie of het totalitarisme.
In die grijze zone, die ons meer vrijheid biedt maar uiteraard ook minder veiligheid, zijn wie onvoldoende beschermd worden door sociale contacten, vogels voor de kat. Door haar misdadige belijdenissen in een bedrieglijk kleedje ontneemt de kerk aan allen die zij ongegrond terecht wijst, de natuurlijke bescherming van de sociale cohesie omdat zij haar zogenaamde 'zondaars' uit het sociale weefsel wegrukt en hen uit het midden van de maatschappij verbant.
Dit ten hemel schreiend onrecht start reeds waar de slachtoffers van de kerk nog kinderen zijn: in de puberteit worden zij op het matje geroepen en aangemaand zich te verzetten tegen hun 'tegennatuurlijke' aard. Op die manier worden zij in de kast gestopt, internaliseren zij de beschuldigingen die zij moeten slikken en blijven zij verstoken van de natuurlijke mogelijkheid om die sociale contacten te leggen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van hun persoonlijke integriteit en voor hun lijfelijk verweer.
Verneemt men dagelijks in het nieuws dat een lijk werd opgevist uit een vijver of dat een ouderling slachtoffer werd van roofmoord, dan gaat het vaak om mensen die hun weerloosheid te danken hebben aan de kerk, die immers hun omgeving tegen hen in het harnas heeft gejaagd. Het gebeurt zoals gezegd geheel onopvallend en onder de dekmantel van zorg en goede bedoelingen maar de gevolgen brengen de eigenlijke inborst achter dat alles overduidelijk aan het licht. De enige uitweg die lhbti+'ers hebben, is de door de kerk zelf aangeboden vluchtheuvel van het seminarie en de kloosters. In cellen, achter hoge muren, of in dienst van een eveneens megalomane vorst die onder de dekmantel van christianisatie zijn kolonies die hele continenten beslaan, berooft en uitmoordt.
(J.B., 27 april 2025)
1Dignitas Infinita, Rome 8 april 2024. Letterlijk: “De Kerk wil allereerst opnieuw bevestigen dat ieder mens, ongeacht zijn seksuele geaardheid, in zijn waardigheid moet worden gerespecteerd en met respect moet worden behandeld. Er moet zorg worden gedragen om elke vorm van onrechtvaardige discriminatie te vermijden, en in het bijzonder ook elke vorm van agressie en geweld.” Cf.: https://www.otheo.be/nieuws/katholieke-kerk-veroordeelt-alle-geweld-discriminatie-gericht-tegen-lhbtiers
2Indien zij wel bestonden, dan had Jezus van Nazareth nooit gezegd: “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen”.
De mot in het geloof - Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
De mot in het geloof
Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
Minderheden moeten onrecht verduren dat vaak structureel is en zij zijn dankbare zondebokken in crisistijd: men wil daders om controle te krijgen, bij voorkeur weerlozen die tegen hun wil gemarteld worden. Het gemak waarmee zij beschuldigd worden, is even verbluffend als het vrijpleiten van tirannen: verraad voltrekt zich in samenzweringsverband en blijft zo onbestraft. Maar de sympathie voor tirannen wordt voorgewend, zoals ook het geloof: de belijdenis wendt het geloof voor zoals de lach voorafgaat aan de pret en krokodillentranen aan het verdriet.
Hetzelfde gebeurt met de extase: zij kan ontstaan bij heldendaden maar ook naar aanleiding van pure fictie. Voor wie extase zoeken, wordt de oorsprong ervan algauw bijzaak en uiteraard komen ook geloofszaken aldus op losse schroeven.
Tot de extase die heldendaden begeleidt, komen wie door idealen en derhalve via inzicht de natuurlijke levensdriften naast zich neerleggen: het waardevolle kan met het pijnlijke samengaan, wat in de pedagogie 'uitstel van bevrediging' heet. De extase zelf wordt verwekt door het vertrouwen, dat berekening en direct nut in haar schaduw stelt, wat echter taboe is in een wantrouwige wereld. Maar het trotseren van pijn en schade of zelfs de keuze voor de dood kunnen alsnog getuigen van een extatische 'heilige waanzin'.
In Sterven voor een idee1 vanCostica Bradatan wordt de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen onderzocht (ook religieus en politiek martelaarschap komen er aan bod), waar zij omwille van hun geloofwaardigheid de daad bij het woord voegen. Ook als zij de messias niet hebben gekend, gelijkt het bovenmenselijke van hun daden op het zoenoffer van Jezus Christus. Maar waar Bradatan uitvoerig uitweidt over het keurig in scène zetten van de marteldood met het oog op het slaan van maximale winst uit wat tenslotte zelfmoord is, rijzen spontaan vraagtekens die ons herinneren aan het bij de aanvang van onze bedenkingen opgeworpen probleem van de hypocrisie, met name waar het gevoel wordt uitgelokt door (aanvankelijk voorgewend) gedrag of zelfs door fictie en op dat punt kunnen wij Bradatan helemaal niet volgen.
Het schenken van vertrouwen kan het op wantrouwen berustende berekenende van het wereldlijke overstijgen maar die 'extase' kan evengoed worden uitgelokt door een (al dan niet aanwezig of zelfs geheel fictief) publiek dat immers kan supporteren, ondersteunen of verheffen. Want succes kan van mensen helden maken of hen althans het gevoel geven dat zij dat zijn. En daar wringt alweer het schoentje.
Om elke twijfel weg te nemen omtrent het mogelijk hypocriete in het martelaarschap, moet men maar denken aan het heldendom van frontsoldaten: zij begeven zich naar de loopgraven onder een tweevoudig verpletterend gewicht: enerzijds handelen zij onder sociale druk of plichtsgevoel en anderzijds onder de dreiging van de schande van desertie die als lafheid geldt, bestraft met de kogel of met sociale uitsluiting. Daarentegen rept het monument van de gesneuvelden op een bijzonder leugenachtige wijze enkel over idealen. Het feit dat de elite der hoogwaardigheidsbekleders die de oorlog regelt, er meestal niet aan denkt om mee te vechten, brengt de samenzwering in het vizier die middels een heimelijke omerta garandeert dat het aldaar toepasselijke verdict 'lafheid' nooit zal worden uitgesproken.
Met betrekking tot het Oekraïense oorlogsfront worden van oostelijke kant slachtoffers in de strijd geduwd door het devies van de orthodoxe patriarch die aanmaant tot vechten zonder angst voor de dood (!) terwijl aan westelijke zijde katholieke bisschoppen de heldendaden van westerse troepen bejubelen als daden van ultieme naastenliefde. Paus en patriarch onderonsen in tussentijd vriendschappelijk, ongetwijfeld aan een rijkelijke dis. John Heartfield, toch?
(J.B., 24 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
23-04-2025
De mot in het geloof - Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
De mot in het geloof
Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
Bradatan, beschrijft hoe Socrates zijn dood heel bewust kiest en aanwendt om er munt uit te slaan, omdat dit zijn stem krachtiger maakt, wat hem ook lukt.2“'Ik sterf liever', zegt Socrates, 'dan dat ik in leven blijf door slaafs om een langer leven te vragen en daarmee, in ruil voor de dood, een veel slechter leven te winnen.'”3
Als volgend voorbeeld neemt hij de dood van Thomas More. Omdat hij, loyaal aan de katholieke kerk, in geweten weigerde met een eed te erkennen dat de koning kerkvorst kon zijn, werd More in 1534 van hoogverraad beschuldigd, waarop de doodstraf stond, en tot aan zijn gebeurlijke marteling en gewisse onthoofding zat hij 15 maanden lang opgesloten in de Tower waar hij ter zelfvertroosting en ter zelfversterking de allegorie A Dialogue of Comfort against Tribulation schreef dat hij bij stukjes en beetjes liet buiten smokkelen.
De lotgevallen van More gelijken op die van Boëtius (ca. 480-524 of 525) die, eveneens beschuldigd van hoogverraad en terechtgesteld, zijn De consolatione philosophiae schreef en waarin hij opwerpt wat hem nog meer dwars zit dan zijn lot: “als God (…) goed is, waarom bestaat het kwaad dan, en waarom gaan slechte mensen vrijuit? 'Want terwijl de slechtheid heerst en bloeit, blijft de deugd niet alleen onbeloond, maar ligt hij zelfs vertrapt onder de voeten van de boosdoeners' (...)”4
In zijn cel klaagt hij tot Vrouwe Filosofie dat hij op devies van Plato die de wijzen in het stadsbestuur wilde, politicus werd maar zij antwoordt hem dat hij een foute kijk heeft op de dingen: werelds en aards geluk (geld, eer, roem en genot) is wankel, verwijdert ons van het geluk en maakt ons dierlijk; men moet daarentegen gelukzaligheid nastreven, die “'zit van nature in de menselijke geest'”5“[Slechte mensen] bestaan niet echt, en hun daden vormen hun straf. Uiteindelijk zijn 'de goeden machtig en de slechten zwak' (…) 'het geluk valt altijd de goeden ten deel en het ongeluk de slechten' (…).”6
More daarentegen ziet de zin van zijn lot pas in het licht van de 'vier laatste dingen' (de dood, het laatste oordeel, de hemel en de hel): de dood is in deze tijd nog onze grootste troost en zijn verschrikking is niets vergeleken bij die van de hel.7 Maar tegenover zijn “dodelijke angst voor de laatste dingen”8 staan de vele verzoekingen van het kwaad.9“Deze wereld is waarlijk een slagveld”10 maar God treedt op als beschermer van de gelovige.11 Voor More is de wereld een gevangenis waaruit we niet weg kunnen met God als cipier. “Zelfs 'de grootste koning ter wereld', zo zegt hij, kan geen gratie krijgen en wordt 'door de ordinantie van God' gedwongen zijn straf uit te zitten in de gevangenis van de wereld 'waaruit niemand kan ontsnappen.'”12“We zijn ter wereld gekomen om te sterven”13, is More's wrede inzicht dat hij deelt met tijdgenoot Jeroen Bosch; de wereld is voor hem een absurd toneel, een gevangenis waarvan de muren onze fysieke beperkingen zijn.14
Moore was overigens ook een mensenvervolger, hij joeg op ketters en eigenlijk was het martelaarschap voor hem een soort van 'oplossing'. Zijn medemensen kon hij voor de gek houden, God nimmer.15 Na zijn Dialogue schreef More teksten over de passie van Christus. Hij vertroost zich ermee, zijn geest is meester over zijn vlees.16
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
De mot in het geloof - Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De mot in het geloof
Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De geest is onlosmakelijk met het vlees vervlochten en het denken veronderstelt het lichaam, zoals duidelijk wordt in de fenomenologie, maar de geest van de martelaar-filosoof richt zich tégen zijn lichaam en derhalve moeten zij “hun belichaming transcenderen. Hun lichaam is dan niet meer iets om mee te leven, maar iets om te overstijgen, een nieuwe betekenis te geven en tijdens dat proces te vernietigen.”2
Bradatan citeert Simone Weil: “'De mens is zo gemaakt dat degene die verplettert niets voelt; het is de verpletterde persoon die voelt wat er gebeurt'”3 Hij doet bewust wat hij doet en vastberaden en zo zegt Giordano Bruno tot zijn vervolgers: “'U bent ongetwijfeld banger om dit vonnis tegen mij uit te spreken dan ik om het te horen.'”4 Maar de betrokkene heeft geen andere keuze en omtrent “'de meest Socratische van de moderne filosofen'”5, Jan Patocka, merkt Havel op “dat hij zich er steeds meer van bewust werd dat er een beslissend moment zou aanbreken waarop hij 'zijn denken zou moeten testen door te handelen [...] dat hij dit niet kon vermijden of eeuwig voor zich uit kon schuiven, omdat het zijn filosofie uiteindelijk in twijfel zou trekken.'”6 Bradatan: “Dat moment kwam toen hij betrokken raakte bij de Charta-beweging.”7 Op dat moment kan iemand zijn geloofwaardigheid alleen behouden door ervoor te kiezen om te sterven.8
Bradatan verduidelijkt dit middels een personage uit Dostojevski's Duivels, namelijk Kirillov, die inziet dat onze doodsangst verbonden is met het heilige en dat is de zelftranscendentie, de vrijheid, de wil. De martelaar plaatst zichzelf buiten het begrijpelijke maar tegelijk ook buiten de menselijke samenleving (“hij gaat in tegen het overlevingsinstinct waarop het leven gebaseerd wordt”9) en veroorzaakt aldus fascinatie en afkeer (het fascinans et tremendum van het heilige sec. Rudolf Otto).10
Dat lot onderging ook Jan Palach die zichzelf in brand stak op de protesten tegen de inval van de Sovjets (Praag, 1969): zijn ontoegankelijkheid verschaft hem tevens “de mysterieuze macht die voortkomt uit het feit dat hij de dood nabij is.”11 Dat gebeurde ook met de hongerstakende Gandhi.12 Het offer maakt heilig: 'sacrifice' is een samenstelling uit 'sacrum' en 'facere'.13
Ook de filosofe en mystica Simone Weil kwam om doordat ze zich uithongerde: “Dat ze zich uit solidariteit met de onderdrukten van voedsel onthield, moet voor haar (…) een kwestie zijn geweest van trouw blijven aan zichzelf, ongeacht de gevolgen. Ze moet het zelfs als een opperste bevrijding hebben ervaren. Want de ware vrijheid (…) 'wordt niet bepaald door een relatie tussen begeerte en bevrediging daarvan, maar door een relatie tussen denken en handelen.'”14“Zo is datgene wat hier het hardst nodig is en ons in leven houdt misschien wel de honger, niet het eten. Het eeuwige deel van de ziel, zo zegt Weil, 'voedt zich met honger.'”15 Maar het beste is “gegeten worden - verslonden worden door God.”16 Weil gaat daarin zo ver dat ze zegt: “(...) door te bestaan nemen we een plaats in die ons niet toekomt.”17 Weil: “'Moge dit alles (…) mij ontnomen worden (…) en te eten worden gegeven aan gekwelde mensen [die] elke voeding ontberen. (...)'”18
Betreft het godsdienstige martelaarschap betekent het Griekse 'Martys' 'getuige' maar tijdens vervolgingen kreeg het de betekenis van “iemand die gedood werd om zijn geloof[sgetuigenis]”19, zo verklaart Bradatan. Het martelaarschap kan van alles betekenen, zelfs terrorisme. Jezus Christus promoot het: “'Niemand ontneemt mij [mijn leven], maar ik leg het uit mezelf af. (...)'”20 De navolging daarvan verenigt met de verrezen Christus.21“In de kern is het martelaarschap een dematerialisatieproject”22, zo schrijft Bradatan en hij geeft het voorbeeld van Ignatius van Loyola die dronken wordt van het vooruitzicht op de martelaarsdood... “(...) als ik Jezus Christus maar bereik.”23 Zelfrealisatie vergt hier fysieke zelfvernietiging of dematerialisatie. In de islam is een martelaar wie sterf in de (gebeurlijk gewelddadige) strijd tegen ongelovigen (defensief of offensief24).
Godsdienstig martelaarschap voltrekt zich met het oog op een beloning in het hiernamaals.25 Het filosofisch martelaarschap daarentegen biedt geen garanties en is gericht op deze wereld.26“Het is iets groots om voor God te sterven, maar het is misschien wel grootser om te sterven voor geen God.”27 Dat geldt ook voor het politiek martelaarschap, door onder meer de hongerdood, de zelfverbranding of de zelfmoordaanslag die door Bradatan worden besproken.
Voor Gandhi was hongerstaking geweldloos verzet of 'satyagraha' waarmee macht gegeven wordt aan de machtelozen en zo speelde hij vaker met paradoxen. “'Armoede is gezegender dan rijkdom'”28, zei hij en: “'elke mislukking is voor mij een duwtje in de rug geweest.'”29Er zijn treffende gelijkenissen met Weil waar zij zegt: “'eeuwige gelukzaligheid is een staat waarin kijken eten is'”30, terwijl Gandhi zegt: “'vasten is voor de binnenwereld wat de ogen zijn voor de buitenwereld.'”31 Bradatan: “Wat de honger uiteindelijk onthult, is ons schepsel-zijn, en wat hij tot stand brengt is zelftranscendentie.”32
Zelfverbranding was het politieke wapen van Thích Quàng Dúc (Saigon, Vietnam, 1963), Jan Palach (Praag, 1969), Mohammed Bouazizi (Tunesië, 2010). “Op Palachs begrafenis merkte iemand op: 'In wat voor land leven we! Waar het brandende lichaam van een jongen het enige licht voor de toekomst is.'” In enkele jaren tijd (2009-2014) hebben 127 Tibetanen zichzelf in brand gestoken maar ze haalden het nieuws niet (meer)... 33
De “vreselijke, traumatische slachting”34 van zelfmoordaanslagen beogen de dood van anderen, in een “publiciteitsindustrie.”35“Hun eerste doelwit zijn (…) de toeschouwers voor wie ze hun kunststukje opvoeren.”36“De samenleving wordt geterroriseerd maar niet geroerd.”37“Je kunt niet tegelijkertijd echte wapens gebruiken en van je lichaam een symbolisch wapen maken; het een doet het ander teniet.”38 Het is lafheid.39 Overigens is de religie (e.g. de islam) bij terreurdaden louter een dekmantel, betoogt Bradatan want in de Koran is daar nauwelijks iets over te vinden.40
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
33.O.c., p. 173. Nota bene: het merendeel van dergelijke zelfmoordprotesten blijft echter geheel onopgemerkt ingevolge algemene onverschilligheid, wat laat vermoeden dat ze legio zijn en hetzelfde geldt voor de ontelbare slachtoffers van de 'ingeburgerde' aanslagen met onder meer auto's, vergiften, drugs en 'medicijnen'.
De mot in het geloof - Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
De mot in het geloof
Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
Het trotseren van wereldlijk nadeel, fysieke pijn en schade tot en met het risico van om te komen, gedood te worden of zelfs het bewust kiezen voor de dood zijn niet slechts waanzin, zij getuigen van een 'heilige waanzin' welke gepaard gaat met extase. In Sterven voor een idee1onderzoekt de Roemeense filosoof Costica Bradatan de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen, meer bepaald waar dezen belanden op een punt waar zij hun geloofwaardigheid zouden verliezen als zij de beker (van het lijden) aan zich lieten voorbijgaan.
Het toonbeeld hier is uiteraard Socrates die zich in zijn verdedigingsrede aldus richtte tot het volk: “Schaamt u zich niet dat u zich bekommert om geld (…) en om aanzien en eer, zonder zorg of aandacht te hebben voor bezonnenheid en waarheid en voor uw ziel (…)?”2 Met het ledigen van de gifbeker vereeuwigde Socrates zijn filosofie: de dood in dienst van de onsterfelijkheid.
Een gelijkaardig lot deelden de Alexandrijnse heidense platoniste Hypatia wiens lichaam in 415 werd uiteen gereten door een knokploeg van het regime van patriarch Cyrillus, de Dominicaan Giordano Bruno die in 1600 als ketter op een Romeinse brandstapel belandde en de Tsjechische fenomenoloog en woordvoerder van de mensenrechtenbeweging Charta 77, Jan PatoÄka, die in 1977 bezweek aan een hersenbloeding ingevolge uitputtende politieverhoren.
De betrokkenen blijken 'gewogen' te worden en Bradatan spreekt inzake het doorstaan van de 'test'3 over zelfverwerkelijking (c.q. Hadot) en 'zelftranscendentie'4 maar ook over 'martelaarschap'5, (c.q. Girard) over 'sacralisatie' en 'sacrificatie'6 en (c.q. PatoÄka en Foucault) over de 'zorg voor de ziel'7 die tegelijk een zorg is voor de gemeenschap, waarbij filosofen (sec. Rilke, Marx en Hadot) uiteindelijk het leven en de wereld moeten veranderen.8 Het trotseren van de last van het leven vindt zijn kracht in het doel, de hoogten waarin [e.g. Friedrich Nietzsche] triomfeert over alle kwellingen en vertwijfeling.9
“Filosofie is vleesgeworden woord”10, zo schrijft Bradatan. “Indien Socrates de Atheense rechtbank bijvoorbeeld om vergeving had gevraagd, zou dit (…) zijn gehele filosofische onderneming ondermijnd hebben.”11 Ook Montaigne vreest de dood niet: “'We moeten hem telkens weer voor ons geestesoog oproepen, in al zijn verschijningsvormen.'”12 Bradatan verwijst naar de gewoonte van de oude Egyptenaren om hun banketten te onderbreken met het te voorschijn halen van een menselijk skelet13 en naar het Zelfportret met knekelarm van Edvard Munch.14
Heidegger vergelijkt in zijn Sein und Zeit het leven als 'Sein-zum-Tode' met een rijpingsproces: “Een vrucht is niets tenzij hij rijp is, maar zodra hij zijn rijpheid nadert, is hij zo goed als dood.”15 Hij wijst erop dat het onpersoonlijke ('das Man') ons van de dood vervreemt ('Seinsvergessenheit') en Bradatan wijst op gelijkenissen met Leo Tolstoj in De dood van Ivan Iljitsj. Het hoofdpersonage uit die roman heeft geleefd volgens de eisen van het 'men' dat de dood verdoezelt alsof die gold voor iedereen behalve voor hem. “'Het 'sterven' wordt [in het licht van het 'men'] genivelleerd tot een voorval […] dat aan niemand in het bijzonder toebehoort.'”16, zo citeert Bradatan het commentaar van Heidegger. Tolstoj verhaalt “over de fundamentele leugen waarop de 'publieke opinie' is gebaseerd en de effecten die deze kan hebben op het leven. Het is het verhaal van de meesten van ons.”17 Met het onpersoonlijk maken ervan geloven wij de dood te beheersen maar “de dood ontsnapt ons (…) [terwijl] niemand van ons aan de dood ontsnapt.”18
En dan richt de auteur zich met het mysterie tot de christelijke denker Paul-Louis Landsberg die, in een reactie op Heidegger, de dood (van de ander) ziet als een mystieke ervaring. Op het doodsbed wordt de persoon geboren: “Ons vitale medelijden (…), wordt [bij het doodsbed, direct na het overlijden] vervangen door het diepe besef dat dit wezen, in al de uniciteit van zijn persoon, er niet meer is en niet langer in dit lichaam kan terugkeren.'”19 De plotse en onomkeerbare afwezigheid van de overledene brengt ineens de unieke persoon aan het licht. “We ontdekken dat ons bestaan een brug tussen twee werelden is.”20 Landsberg spreekt (met Plato) over een extatische ervaring en verwijst verder naar het mystieke christendom dat “geen godsdienst van het leven is, de conventionele zienswijze, maar een godsdienst van de dood - van de dood als toegangspoort tot het eeuwig leven.”21 In de dood ervaart de mysticus volgens Landsberg “'de anticipatie op de dood in extase.'”22
Zoals de stier de arena in stormt, onwetend over het gevecht en zijn gewisse dood, zo komt de boorling spelend “'in een lichte wereld die hem onwetend laat over zijn bestemming en over de gevaren ervan'”23, aldus citeert Bradatan Landsberg, wiens 'ontmoeting' met de dood (d.d. 1936) in Ingmar Bergmans Det sjunde inseglet (d.d. 1957 en geïnspireerd door de vijftiende-eeuwse Zweedse schilder Albertus Pictor) werd verfilmd. “Alvorens hem te vernietigen, 'speelt' de dood een tijdje met de mens - bij Bergman speelt hij schaak, bij Landsberg corrida; de mens speelt het spel wanhopig, hij blijft tegen beter weten in hopen dat hij op de een of andere manier een kans heeft (…) de dood behaalt uiteindelijk een verpletterende overwinning.”24
Nota bene: een indrukwekkende variatie op het thema waarbij schaak gespeeld wordt voor het leven (in de gedaante van de liefde) en waarbij de ingewanden van de dood het leven een voetje lijken te lichten, vindt men terug in Kris Vansteenbrugges meesterlijke vertelling, getiteld: “Pat, godverdomme”25.
In de beide verhalen primeert de waardigheid waarmee de dood tegemoet getreden wordt. “Het is de wijsheid van Sisiphus [verwijzend naar Albert Camus]”, aldus Bradatan: “Het absurde van de situatie, het feit dat er geen ontsnappen aan is, de onvermijdelijkheid van de afloop; uiteindelijk doet dit alles er niet toe. Wat ertoe doet, is de daad zelf [het gevecht]. De daad is zijn eigen beloning.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 april 2025 - Paasmaandag)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
2O.c., p. 46, verwijzend naar: Plato, Apologie 29d-e.
De 'ek-stase' die heldendaden begeleidt, is zoals het woord het zegt een 'buiten-zichzelf-staan' maar dat is een toestand waartoe men gedwongen wordt van zodra men wordt gedreven door idealen die maken dat men de natuurlijke levensdriften naast zich neerlegt of tegenspreekt. Immers, geesteszieken buiten beschouwing gelaten is niemand in staat om zichzelf pijn te berokkenen of om te brengen als daar niets tegenover staat dat zo'n verregaande uitdaging van het fysieke verantwoordt en om die reden ook wordt heldendom vaak verkeerdelijk met geestesziekte verwisseld.
De mogelijkheid om aldus 'tegennatuurlijk' te handelen is er uiteraard bij de gratie van het menselijk verstand dat ons het inzicht kan verschaffen in het gebeurlijk onvermijdelijke samengaan van het waardevolle met het pijnlijke of zelfs in het onoverkomelijke coëxisteren van het waardevolle met wat het eigen lichaam kan schaden of vernietigen.
Het inzicht in de noodzaak is zoals Spinoza suggereert wat het ons mogelijk maakt om vrede te nemen met zekere beperkingen, waartoe ook deze behoren die wij onszelf opleggen, en dat zijn dan handelwijzen van morele aard: zij tillen ons boven het louter dierlijke deel van ons mens-zijn uit en brengen ons in de sociaal-morele sfeer waarin die daden een zekere vanzelfsprekendheid en wenselijkheid genieten. Van zodra de morele kwaliteit van een gemeenschap een zekere graad van rijpheid bereikt, wordt het voor de geassocieerden zelfs bijzonder ónvanzelfsprekend of zelfs onmogelijk om 'immoreel' te handelen, al is de term 'asociaal' hier verkieslijk.
De sociale dimensie van het mensdom wordt gedragen door het algemeen verbreide vermogen tot 'uitstel van bevrediging' dankzij de werking van het verstand en uiteraard ook van de opvoeding, zoals reeds lange tijd bekend in de psychologie. Het leed dat dit moreel gegronde 'uitstel' begeleidt, wordt aanvaardbaar in het licht van de maatschappelijke veroordeling in geval van immoraliteit maar de dreiging van de genoemde (en niet geringe) sociale bestraffing is een negatieve sanctionering terwijl daar waar authentieke ek-stase moreel hoogwaardig gedrag faciliteert, nog heel andere krachten aan het werk zijn waarvan het verstandelijke inzicht het meest voor de hand liggende maar niet het enige en ook niet het belangrijkste is. Men kan vrede nemen met uitstel van bevrediging omdat men anders sociaal gesanctioneerd wordt (en dan is sprake van een geconditioneerde vrede) maar ook omdat men inziet dat dit door elkeen gewenste gedrag ook loont (waarbij de instemming dan resulteert uit inzicht, wat neerkomt op zelfconditionering) maar de drijfveer kan ook vrijheid zijn en dan niet zozeer de individuele keuzevrijheid maar de menselijke vrijheid als zodanig waaraan men door het stellen van de morele handeling in kwestie, geloof schenkt.
De ek-stase waarvan sprake wordt nu precies verwekt door de genoemde schenking (van geloof) en ook andersom versterkt de ek-stase het faciliteren van de schenking van geloof en van vrijheid omdat zij de onzekerheid die gepaard gaat met het uit de hand geven van controle of dus met het schenken van vertrouwen, in haar schaduw stelt. Geloof, vrijheid, vertrouwen en ek-stase vallen samen in een daad waarvan de kwaliteit niet langer meetbaar is in termen van nut of van inzicht. Temeer daar die daad in het licht van de wetten die de huidige wereld beheersen, het leven eist van wie hem stellen en in dat licht ook 'waanzin' heet, daar het wereldlijke in de greep is van het kwaad.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20 april 2025 - Pasen)
19-04-2025
De mot in het geloof
De mot in het geloof
Het is een waarheid als een koe dat wie tot een minderheid behoren, onrecht worden aangedaan. Niet per definitie, soms per ongeluk en ook niet om de haverklap maar vaker genadeloos en tot het bittere eind omdat de pikorde een onmiskenbare maatschappelijke realiteit is. Soms zijn onrechtplegers zich niet bewust van wat zij doen omdat het onrecht dikwijls structureel van aard is. Een rolstoelgebruiker ervaart onrecht waar een trap hem de toegang tot een openbaar gebouw belet of waar anderszins gepaste infrastructuur ontbreekt. Onrecht wordt ervaren waar voorrechten ingeburgerd zijn of voor vanzelfsprekend worden gehouden en waar niet wordt opgetreden tegen discriminatie.
Komt daarbij dat minderheden dankbare zondebokken zijn terwijl de nood aan zondebokken toeneemt evenredig aan de aanwas en de ernst van maatschappelijke frustraties die altijd van de partij zijn in crisistijden, waaronder in de eerste plaats moet verstaan worden: tijden van laagconjunctuur of perioden van stijgende levensduurte, geringe koopkracht, toenemende onveiligheid, onzekerheid en vrijheidsbeperking. Waar leed is, wordt naar schuldigen gezocht want het geloof in heuse daders achter ongewenste toestanden volgt uit de wens om de situatie onder controle te krijgen: het volstaat dan om de vermeende daders te vatten teneinde verder leed te voorkomen of alvast die illusie op te kunnen hangen.
Opvallend daarbij is dat vermeende daders door de band helemaal niet op grond van feiten en middels rationeel onderzoek worden opgespoord, aangeduid en beschuldigd: die methode is alleen gangbaar bij professioneel opgeleide specialisten in gerechtszaken. In de goegemeente wordt het onheil, vaak zelfs als het veroorzaakt wordt door ontij of door plagen, direct aan daders toegeschreven en dan kijkt men in de eerste plaats in de richting van individuen die reeds met één been buiten de gemeenschap staan: verschoppelingen, vreemdelingen, mensen in wie men zich schaamt omwille van hun eigenaardigheden of lui die meestal onterecht gewantrouwd worden, kortom: minderheden.
Men doet dat ook heel bewust omdat men weet dat als men deze lieden iets aandoet, men van hen maar weinig te vrezen heeft, zij vormen immers een minderheid en uiteraard is hun weerbaarheid navenant. Het lijkt onlogisch en het is oneerlijk maar het zijn uitgerekend degenen die reeds onrecht te verduren hebben, die als zondebokken worden uitgekozen. De hypocrisie daarrond is mateloos, kijk maar hoe premier De Wever, nu men wenst dat werkloosheid zal beperkt worden in de tijd, zich haast om alsnog wie de dupe zijn van het onrechtvaardige arbeidsmarktsysteem de schuld daarvan te geven en laf na te trappen met de uitspraak dat België “zo goed als het laatste land ter wereld was waar inactief zijn een levenskeuze kon zijn.”1
Argumenten voor de beschuldigingen zijn er niet, of beter: de argumenten die worden opgedist, snijden geen hout, het zijn ofwel verzinsels waar spontaan iedereen geloof aan hecht om tot een 'oplossing' te kunnen komen (“We hebben de dader(s) gevat!”) ofwel hebben ze te maken met bijgeloof en zijn ze irrationeel (“Die lui zijn behekst!”). Het gemak waarmee onschuldigen die in de onmogelijkheid verkeren zich te verweren of die dat weigeren te doen, beschuldigd worden, is even verbluffend als de vrees om daders die zich bovenaan op de sociale ladder bevinden, met de vinger te wijzen.
Wie opkomen voor zekere rechten moeten bereid zijn om te werken aan het bijstellen van de voor het onrecht verantwoordelijke structuren. Daar het dan meer bepaald gaat om een actiebereidheid, kunnen wie helemaal niets ondernemen, zich nimmer vrijpleiten van schuld, ook niet als zij vredelievend zijn, pacifistisch, of zelfs behulpzaam. Een vreedzame toeschouwer van een valpartij is schuldig omdat hij toeschouwer is. De wet gebiedt hulp aan burgers in nood, alleen zijn nood alsook onrecht niet altijd even zichtbaar. En de meeste zaken zijn helemaal niet in wetten te verankeren.
Noch de 'camera obscura' van Hildebrand noch de hedendaagse niet te tellen onbemande camera's alom zijn in staat om vast te stellen dat iemand een ander negeert terwijl dit een gangbare vorm van pesten is. Niemand kan uitmaken of iemand met opzet op andermans tenen trapt. En soms verkapt een banaal ongeluk een aanslag met ernstige gevolgen zonder dat ook maar iemand het merkt, behalve de getroffenen. De mannen die vrouwen en kinderen lieten verdrinken op het schip dat zij eerder hadden uitgeroepen tot 'the unsinkable' waren voor immer onbesproken gebleven zonder de getuigenissen van overlevenden over de bemanning van de reddingssloepen en over het meedogenloze neerlaten van de hekken door passagiers van eerste klas. Dit verraad tekende zelfs de meest trouwe aanhangers van Christus in zijn doodstrijd, zoals de overleveringen getuigen en zij komen er allemaal mee weg, kennelijk geholpen door een vreemdsoortige solidariteit.
Dat Nero's, Napoleons, Trumpen en Poetins dag in dag uit mogen liegen en moorden terwijl zij kunnen blijven rekenen op sympathie en bijval van de massa, laat zien dat het wezen van de sympathie allerminst een authentiek gevoel is doch een toneel waarin de spelers zichzelf met voorgewende lofbetuigingen dermate voor de gek houden dat zij gaan geloven dat echte bewondering aan de oorsprong daarvan ligt. Precies hetzelfde gebeurt met geloofsbelijdenissen: door iets almaar te belijden, gaat men op den duur aan zijn bewering geloof hechten, precies zoals een aanvankelijk groene lach uiteindelijk vrolijk maakt en voorgewende tranen gaan bedroeven, zelfs als zij geplengd worden op de uitvaart van een dictator-massamoordenaar want mensen in de greep hebben, houdt in dat men hen kan doen liegen.
Componisten vertellen ons dat de beste muziek zichzelf schrijft en romanciers hebben het over personages die op den duur hun eigen gangetje gaan terwijl zij wie hun schepper is, prompt degraderen tot hun verslaggever. Het is niet per definitie zo dat blijheid ons doet lachen en droefenis tranen doet vloeien maar heel vaak andersom maakt zinloos lachen blij en wenen triestig. De verzinsels of verhalen gaan vooraf aan een authentieke vervoering in de ziel van wie ze aanhoren en of zij verzonnen zijn of waar, interesseert dan helemaal niemand meer omdat de extase die zij teweegbrengen niet wordt onderscheiden van de vervoering welke echte heldendaden begeleiden. En uitgerekend daar zit de mot in het geloof.
Trump en Harvard: de politiek die de wetenschappelijke waarheid stuurt. Tenminste, als het zo is dat er nog een wetenschappelijke waarheid bestaat. Kijk maar naar de coronacrisis die het kamp der wetenschappers in twee verdeelde, en welhaast fifty-fifty, aangezien de helft van de huisartsen eraan dachten om hun praktijk op te doeken. Alleen werd die politiek rebelse helft geweerd uit de media, die immers politiek bezit zijn.
Maar die malaise bestaat al langer, getuige de verdeeldheid omtrent onder meer het darwinisme. En dat aldaar de politiek de wetenschappelijke waarheid stuurt, mag ontegenzeggelijk blijken uit het pleidooi destijds van Johan Braeckman die van de politiek een subsidie in de wacht sleepte voor de promotie van het darwinisme, daarbij voorbijgaand aan het aperte onverstand waarvan die daad getuigd heeft want wie zou het in zijn hoofd halen om pakweg de stelling van Pythagoras te gaan promoten?
Komt daarbij dat deze overijverige lui de postjes bezetten die boven elke discussie verheven principieel voorbehouden zijn aan mensen die de universaliteit van de waarheid verdedigen en derhalve de open debatcultuur. Wat betreft dat laatste zorgde de genoemde 'wetenschapper' er ook al voor dat reuzen zoals Heinrich Heine en Voltaire zich omdraaiden in hun graf, met name door te pleiten voor een spreekverbod voor mensen met een visie die afwijkt van de 'politiek gestuurd wetenschappelijke' (!) die zich in de media (die de hare is) aanprees met het inmiddels beruchte devies, recht uit het dystopische universum van George Orwell: “Luister alleen naar het officiële nieuws!”
In het zog van Chomsky en Herman, incluis hun voorgangers uit het begin van de twintigste eeuw, en zij allen geruggensteund door Karl Marx, wijst Jaap Kruithof er in “Het neoliberalisme” op dat in een kapitalistisch bestel, gedreven door blinde hebzucht, uiteindelijk een suïcidale economie elke handel en wandel africht op de bodemloze put waarmee zij samenvalt.
Via de corrupte massa in het democratisch bestel dicteert het geld de wet en de waarheid. Zelfvoldane doch impotente politici mogen doen alsof zij het zijn die deze zaakjes regelen: dat is het overeengekomen loon dat zij ontvangen in ruil voor hun hoererij. Niet Trump is aan de macht, niet de politici: in het kapitalisme regeert de economie en wel als een heuse 'religie', wat 'overgave' betekent, want de hebzucht is zoals elke andere verslaving onverzadigbaar en zij wordt niet gestuurd door mensen doch door begeerte die, zoals wij allen heel goed weten, blind is.
(J.B., 16 april 2025)
14-04-2025
Hedendaagse kunst: Dirk D'Hulster: De geboorte van de oorlog
Slachtoffers zijn quasi onzichtbaar zoals de dode rat in het grint omdat het fascisme zelf zich verschuilt achter nepdoctrines.
In het woord fascisme zit het Latijnse 'fasces', wat wil zeggen 'roeden' of 'stokken' maar het kan ook 'bende' betekenen: fascisme is slaan of dwingen met geweld. In het Oud-Griekse woord 'crypto' zit het woord 'kruipen' of 'wegkruipen', 'zich verbergen'. Cryptofascisme is verborgen dwingelandij die maakt dat wij onvrij zijn terwijl we het niet eens weten omdat de ketenen die ons verankeren, aan het oog onttrokken blijven.
We verkeren dan in de illusie van vrijheid omdat we de dwang niet voelen, zoals in de hebzucht. We geloven dan dat we geld verwerven terwijl andersom het geld ons te grazen neemt.
Verhalen over moorddadige mensen, economie en politiek illustreren dit cryptofascisme. Ze tonen de leugen als dienstmaagd van de moord en hoe lastig verzet hiertegen is omdat het kwaad rondwaart in krochten.
In Schuldig verzuim van Jean-Paul De Corte wordt de andere kant op gekeken, in Het neoliberalisme van Jaap Kruithof verschuilt zich verknechting onder de vlag van 'libertas' (vrijheid) en inManufacturing Consent van Noam Chomsky en Edward Herman blijken onze informatiekanalen geperverteerd, desinformatief.
Onder het voorwendsel van zelfverdediging besteelt een zelfverklaarde, verwaande elite het volk om de oorlogen te bekostigen die zij met dat doel in scène zet en maakt meteen korte metten met haar overschot aan levend speelgoed.
Zij voederde haar vee met de illusie van zelfbestuur en door het democratisch verkozen fascistisch bewind in de waan gebracht dat het zichzelf verdedigt, brengt het zichzelf nu om teneinde alsnog te ontkomen aan de schande van desertie. “Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen”.
(J.B., 13 april 2025)
10-04-2025
De transformatie van de wereld
De transformatie van de wereld
– Ziet gij hoe de wereld nu veranderd is? Ik moet moeite doen om Van Togenbirger te kunnen verstaan en neig mij wat voorover. Op het tafeltje waaraan wij zitten, staan een waterkruik en twee volle glazen.
– Ze hebben het eerst geprobeerd met de preekstoel, dan met onderwijs, met televisie, met de computers en tenslotte met de pandemie maar het sluitstuk is steeds weer de oorlog, dat is de oude beproefde methode om van alle mensen puppets on a string te maken. Je kent die hit toch nog?1
– De preekstoel is de voorloper van de televisie en met de preekstoel wordt het gesprek van weleer, de dialoog die al uit de Oudheid stamt en waarmee Plato zich een plek heeft veroverd aan de sterrenhemel, eens en voorgoed verminkt: de tweespraak, de gedachtewisseling, die aan de oorsprong van ons denken ligt, wordt verarmd tot éénspraak, en als dat woord nog niet bestond, dan bestaat het nu en éénspraak betekent bevel, imperatief, woord van de imperator, de heerser over het imperium: hij spreekt en duldt geen wederwoord, geen tegenspraak, zijn woorden zijn bevel, de legerscharen luisteren en voeren uit wat hij dicteert, zij gehoorzamen met de monden dicht, hij heeft alle tongen afgehakt, alleen de zijne weergalmt over het strijdperk, alleen zijn taal telt.
De imperator heeft zich voorzien van duizenden tentakels, onderwijzers, schriftgeleerden, geleerden van zijn schrift, zijn heilige schrift, de enige, heilige algemene schrift en zij zijn zijn duizend echo's die zijn woord nabootsen, vermenigvuldigen, over alle strijdperken ter wereld laten galmen zodat iedereen gehoord heeft wat hij heeft bevolen en zodat iedereen gehoorzaamt en doet wat hij beval. Hij beveelt de massa zoals een hoofd van een lichaam de ledematen beveelt en zij gehoorzamen en voeren uit wat hij zegt, het lichaam onder het hoofd is a puppet on a string. Het onderwijs is geboren, de echo's van de imperator worden op hun beurt nagebootst door alle mensen als zij nog kinderen zijn die in blind vertrouwen na-apen wat hen wordt voorgezegd en voorgedaan.
En dan komen de radio en de televisie en met hun komst begint het allemaal een beetje toverachtig te worden: de mensen trachten naar de avond en zij eten snel om dan voor het kastje te gaan zitten, het testbeeld, eerst begeleid door een hoge la, een pieptoon die aanhoudt totdat het uur is aangebroken om dan over te gaan in muziek, want de Tv-zender heeft een orkest dat wijsjes speelt die de show inleiden. Er staan knoppen aan het kastje en door eraan te draaien krijgt men het testbeeld recht, de cirkels rond, de rechthoeken mooi vierkantig, de schakeringen van grijs tussen wit en zwart, zo alles op een rijtje, in afwachting van een presentatrice die toch zeker niet vervormd mag zijn daar zij een filmster is, de filmster immers wordt geboren met de komst van de Tv, zij is een machtig wapen, heeft gezag vanwege het feit van de toverij want allen kunnen wij haar zien, de duizenden kijkers in het ganse land en zij ziet ons niet, al krijgt men wel die verdomde illusie.
– Ten tijde van de preekstoel was er ook eenrichtingsverkeer maar het was nog niet zo geperfectioneerd als in het begin van de voorgaande eeuw dat met de kijkbuis het geval werd: men werd geacht te zwijgen en te luisteren naar meneer pastoor en dat deed men ook, één enkele uitzondering niet te na gesproken, zij heette 'de blauwe madam' vanwege haar liberale overtuiging, en op een keer tijdens de preek veerde zij plots recht en riep waar gans de kerk het hoorde: “Waar er zo gelogen wordt, blijf ik niet!”, waarop zij prompt naar buiten stapte uit de kerk, een vreemde stilte nalatend van twee of drie seconden. Welnu, de televisie heeft de éénspraak geperfectioneerd: reageren is niet langer verboden, het is immers onmogelijk geworden om de dictator van antwoord te dienen. De kijkers kijken en als de filmster overschakelt van praten naar zingen, veranderen zij allemaal in kleuters en zij zingen gewoon mee.
– Computers verbieden de antwoorden van de massa niet en zij maken ze ook niet onmogelijk want zij gaan nog een stapje verder: zij schenken, te nemen of te laten, de illusie dat iedereen antwoorden kan en gehoord wordt door de imperator, de imperator mundi, en als kers op de taart spotten ze ook nog eens met jan met de pet door hem in een onmogelijk keurslijf te dwingen: jan met de pet denkt te kunnen antwoorden en dat doet hij ook maar er wordt hem wel gevraagd dat hij zijn mond houdt als hij antwoordt; zijn stem telt immers helemaal niet mee, hij dient les te halen bij een instructrice, typeles zoals dat heet, om op een toetsenbord zijn krom gewerkte handen, zwijgend en alleen door norse vloeken onderbroken, wat hij zeggen wilde om te zetten in een getokkel vanjewelste totdat hij er de kramp van, krijgt. Ja, zo spotten ze andermaal met jan met de pet en met an met de pet.
– En dat was nog niet genoeg, er moest dan ook nog een pandemie komen en wat niemand geloven kon, gebeurde, en nu zijn er nog mensen die niet geloven kunnen dat het effectief gebeurd is: iedereen, de wereld rond, werd letterlijk gemuilkorfd. Verboden uit uw kot te komen en wie het toch doet: duizend euro boete. Verboden nog op straat te lopen. Verboden elkaar te naderen op minder dan anderhalve meter. Verboden te praten. Verboden het masker af te zetten (uitgezonderd de rokers). En na, hoe lang heeft het geduurd, dat spel? Hoeveel doden heeft het gemaakt? Na dat spel een andere wereld, en dat wilde ik zopas zeggen maar niet zonder het eens op te rakelen omdat wonder boven wonder de meeste mensen het allang vergeten zijn. Maar zij vergaten ook, mijn beste, hoe het was voordien, en bijgevolg zien zij niet meer wat er veranderde, wat hen ontnomen werd, wat ons allemaal ontnomen werd. Hier en daar is er nog eentje die zegt: maar waar zijn allemaal die cafés naartoe? Als we met iemand willen praten, moeten we ons abonneren op hoe heet die provider ook weer? En moeten we achter een klavier gaan zitten, tikken, wat zeg ik? Tikken met een robot, ja, een robot staat ons nu te woord en het is net een mens, zo zegt men ons: gij zult het verschil niet eens merken!
Bij die woorden slaat Van Togenbirger met een vuist op tafel, de twee glazen vallen om alsook de kruik, het drietal rolt van het tafelblad, wij doen geen moeite om de ramp te voorkomen, de glazen breken in stukken tegen de stenen vloer, het water maakt mijn broek nat en mijn mouwen en ook die van Van Togenbirger en hier be-eindigen wij dan ook het gesprek en gaan wij elk ons weegs om ons te gaan verversen en terwijl wij naar buiten lopen, horen wij de bommen ontploffen in de straten, op de pleinen en op het tuinpad van mijn vader.2
Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
De vierde filter: Flak en de handhavers
Flak of negatieve reacties op mediazaken brengen schade toe (b.v. boycot) en moeten voorkomen worden. Hoe machtiger een organisatie, hoe groter het vermogen om flak te produceren en aldus linkse reacties te fnuiken, wat gebeurt middels gespecialiseerde bedrijven zoals AIM (Accuracy In Media): “AIM heeft als functie om de media lastig te vallen, en ze ertoe aan te zetten zich te houden aan de agenda van het bedrijfsleven en een onverzoenlijk, rechts buitenlands beleid te steunen.”1
De vijfde filter: anti-communisme als controlemechanisme
Anti-communisme is een ideologie waarmee het volk kan gemobiliseerd worden tegen ongeacht welke vijand. “Als de overwinning van het communisme het ergst denkbare resultaat is, kan de overheid de steun voor het fascisme elders in de wereld rechtvaardigen als het minste van twee kwaden.”2 Iedereen staat onder grote druk om te laten zien hoe anticommunistisch men wel is. Zo bijvoorbeeld pakte de regering van Juan Bosch op de Dominicaanse Republiek de corruptie aan, lanceerde massa-educatie en handhaafde burgerlijke vrijheden voor o.m. communisten en radicalen maar de VS onder Kennedy keerden zich van hem af en vielen de Dominicaanse Republiek binnen om te verhinderen dat hij opnieuw aan de macht kwam.3 Onder het voorwendsel van het anticommunisme vielen de VS binnen in Guatemala (1947-1954), in Brazilië (1964) en in Nicaragua (1981-1987). Als de haat groot genoeg is, worden bewijzen omtrent misstanden overbodig. Roddel neemt de plaats in van analyses.
Tweedeling en propagandacampagnes
De vijf filters selecteren wat groot nieuws kan worden en de media aanvaarden dit zonder meer. Dissidente meningen gaan door voor ongeloofwaardig, ze zijn 'niet nieuwswaardig'.4
Slotwoord
In de vijfhonderd pagina's die nog volgen, worden de (schokkende) gevalstudies (waarvan in de eerste afleveringen alhier reeds de actualiseringen bij de nieuwe uitgave van Manufacturing Consent aan bod kwamen) bijzonder gedetailleerd en gedocumenteerd behandeld. Zij zijn onderwerp per onderwerp afzonderlijke besprekingen waard doch hier moeilijk samen te vatten op een min of meer leesbare wijze aangezien het gaat om buitenlandse politiek uit het verleden waarmee wij hier niet zo vertrouwd zijn, meer bepaald de politieke terreur van de VS. We onthouden de meedogenloosheid waarmee zich een politieke logica voltrekt die zich in de toekomst alleen maar lijkt te zullen bestendigen als een fatale 'vrucht' van een niets en niemand ontziend, blind kapitalisme. De actuele ontwikkelingen in de VS maar ook in de overige staten in het 'Westen' in de richting van een regelrecht totalitarisme en fascisme laten niets aan de verbeelding over. De vuurlinie werd reeds gecreëerd en het aantal slachtoffers neemt gestadig toe, met gulzige teugen slorpt de bewapening de welvaart van weleer op: eerst de bijeen gespaarde miljarden, vervolgens de kinderen en alle toekomstdromen. Frappant maar helemaal niet verwonderlijk is wel dat de agressie van het westerse egocentrisme en egoïsme zich niet langer richt of kan richten op de uitgebuite werelddelen van weleer en derhalve suïcidaal of beter: genosuïcidaal is geworden. De Westen brengt zichzelf ten onder.
Over de leugenfabriek van de demon van het geld Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
De derde filter: nieuwsgaring in de massamedia
De media hebben uiteraard niet het geld om overal reporters ter plekke te betalen: zij moeten kunnen rekenen op informatiebronnen, vooral te vinden in het Witte Huis, het Pentagon, de ministeries, het stadhuis en de politiekantoren alsook bij grote bedrijven. Journalisten zijn geneigd (ze kunnen moeilijk anders) om dat allemaal voor waar aan te nemen. “Overheidsorganen en grote bedrijven, de primaire nieuwsbronnen dus, investeren veel in publieksvoorlichting en krijgen daardoor een directe lijn naar de media. Zo heeft het Pentagon een afdeling voor informatie en voorlichting met vele duizenden werknemers en een budget van honderden miljoenen dollars per jaar. Daarbij vergeleken verzinken de middelen van een andersdenkende of een actiegroep in het niet.”1“Alleen het bedrijfsleven heeft de middelen om openbare informatie en propaganda te produceren op dezelfde schaal als het Pentagon en andere overheidsinstanties.”2
Om hun positie als nieuwsbron te behouden doen zijn veel moeite om het de journalisten makkelijk te maken. “Persvoorlichters 'geven de journalisten op het juiste moment het materiaal dat door hun team in zijn eigen tempo is geproduceerd'”,3 wat neerkomt op subsidiëring maar wel met belastinggelden. “De burgers betalen er dus voor om te worden bestookt met propaganda in het belang van machtige groepen zoals militaire aannemers en andere sponsors van staatsterrorisme.”4
“Het is erg moeilijk om autoriteiten waar je afhankelijk van bent voor het dagelijks nieuws leugenaars te noemen, ook als ze totale onzin verkopen.”5 Een van de talrijke voorbeelden van de auteurs: “Zo weigerde het ministerie van defensie om deel te nemen aan gesprekken over defensiekwesties op de nationale radio als er deskundigen van het Center for Defense Information in het programma zouden zitten.”6“Ze slagen erin om met dreigementen de toegang tot een medium te monopoliseren.”7
Wars van het bestaan van uiterst respectabele bronnen die met veel gezag een afwijkende mening verkondigen, bieden overheid en bedrijven ook 'deskundigen' aan die worden ingehuurd. “Je koopt ze en zorgt er zo voor dat (…) het terrein van de opinievorming 'overspoeld wordt met diepgaande academische onderzoeken', voorzien van de gewenste conclusies.”8“Door mensen die het gewenste standpunt verkondigen veel aan het woord te laten, verlenen de media ze een zekere status en worden ze vanzelf de eerste keuze als er een mening of analyse nodig is.”9 Een dankbare spreekbuis van het establishment zijn ook de overlopers die 'het licht hebben gezien'.10
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
“In een wereld waarin de rijkdom ongelijk verdeeld is (…) moeten [de media] systematisch propaganda verspreiden om [hun] functie [amuseren, informeren, waarden en normen bijbrengen] te kunnen vervullen.”1 In een staatsbureaucratie is het makkelijk aan te tonen dat de media in dienst staan van de elite maar waar de media in particuliere handen zijn en er geen officiële censuur is, blijft “de gigantische ongelijkheid in middelen waarover diverse media beschikken”2 buiten beeld, alsook “de gevolgen voor de toegang tot [het] bestel (…) en voor het gedrag en functioneren daarvan.”3Het propagandamodel laat zien hoe de macht het nieuws selecteert. Er zijn vijf filters die bepalen wat nieuws is en die elkaar versterken: “(1°) de omvang, de concentratie van eigendom en de winstgerichtheid bij de belangrijkste mediaondernemingen, en het kapitaal van de eigenaren; (2°) reclame als belangrijkste inkomstenbron van de massamedia; (3°) afhankelijkheid van de media van informatie verstrekt door de regering, bedrijven en 'experts' die gefinancierd en goedgekeurd zijn door deze primaire bronnen en machthebbers; (4°) flak4 als middel om de media te disciplineren en (5°) 'anticommunisme' als nationale geloofsleer en controlemechanisme.”5 Die censuur is “zodanig ingeburgerd (…) dat journalisten (…) zichzelf ervan kunnen overtuigen dat ze het nieuws 'objectief' (…) selecteren (…).”6 Pas in macroperspectief komen manipulatie en partijdigheid aan het licht.7
De eerste filter: omvang, eigenaren en winstgerichtheid van de massamedia
Het verwerven van media wordt belet door het grof geld. Een voorbeeld is de opkomst in het Engeland van de eerste helft van de negentiende eeuw van de radicale arbeiderspers: de elite beschouwde die als een bedreiging en drukte ze met allerlei dwangmaatregelen (o.m. belastingen) de kop in. Toen begin twintigste eeuw Labour opkwam, werd die partij door geen enkele krant gesteund wegens te hoge investeringskosten (o.m. in machines).8 De auteurs tonen met cijfermateriaal aan dat ook in de VS zelfs kleine kranten onbetaalbaar werden. De theorie van Ben Bagdikian dat een kleine groep mediabedrijven “'een nieuw particulier ministerie van Informatie en Cultuur', vormt dat de nationale agenda kan bepalen”9 strookt niet met de feiten die door de auteurs bij naam, nauwkeurig en cijfermatig worden beschreven: de 24 winstgerichte topmediabedrijven die 3 televisienetwerken, de grootste kranten en tijdschriften alsook de uitgeverijen van boeken in handen hebben, zijn gemiddeld 2,6 miljard dollar waard en hebben een gemiddelde nettowinst van 183 miljoen dollar. Ze zijn volledig geïntegreerd in de markt, staan onder druk van bankiers, speculanten en adverteerders en zijn derhalve volledig gecommercialiseerd of dus helemaal niet bezig met de waarheid doch slechts met de winst.10 Ze zijn ook technisch en juridisch afhankelijk van de overheid die hen via die weg disciplineert. Uit cijfers blijkt “dat 15 van de 95 externe bestuurders van tien grote mediaconcerns vroeger voor de overheid hebben gewerkt. (…) De draaideur - waarbij werknemers van de regelgever vertrokken naar de gereguleerde bedrijven en omgekeerd - was een gangbare praktijk in de periode waarin de oligopolistische structuur van de media en netwerken tot stand kwam.”11
De tweede filter: de financiering komt van de adverteerders
“Adverteerders kregen de macht om kranten te maken of te breken, aangezien kranten zonder hun steun economisch niet langer levensvatbaar waren.”12 Niet de keuze van de koper maar die van de adverteerder stuurt de media die zich daardoor ook verder concentreert (grotere oplage, minder keuze). Adverteerders hebben minder belangstelling in armere lezers (die geen kopers zijn) zodat de komst van reclame de radicale kranten en de arbeiderspers benadeelt: de pers van het establishment slokt alles op en de Labourpartij verliest stemmen. Vandaar focussen de media ook op de 'kwaliteit' van hun lezers en kijkers: ze gaan na of ze koopkrachtig zijn (met de nieuwe salestool CAP of 'Client Audience Profile'.)13“Het idee dat de massamedia 'democratisch' zijn omdat ze een groot publiek willen bereiken, krijgt hierdoor een stevige knauw. Ter vergelijking: de tegenhanger van dit systeem in de politiek zou een naar inkomen gewogen kiessysteem zijn.”14 Adverteerders programmeren televisie omdat zij de programma's kopen. “Bijgevolg concurreren de media met elkaar om adverteerders binnen te halen: ze leiden gespecialiseerd personeel op dat adverteerders benadert en zien zich verplicht om uit te leggen hoe hun programma's de behoeften van de adverteerders vervullen.”15 Concreet: “Voor een televisieomroep betekent en stijging of daling van de kijkcijfers met één procentpunt een verandering in de reclame-inkomsten van tachtig tot honderd miljoen dollar per jaar.”16 Zo leidde in 1985 de vertoning van Hungry for profit waarin kritiek geleverd werd op de activiteiten van multinationals in de derde wereld tot anticiperende zuivering van het programma en zware sancties. De uitzending werd 'antibusiness' en 'anti-Amerikaans' genoemd. Adverteerders zijn conservatief, steunen het establishment, zijn tegen milieukritiek, pro militaristisch en dictatoriaal. Zo werden geplande milieudocumentaires van NBC opgedoekt wegens gebrek aan sponsoring ingevolge kritiek op bedrijven. Intussen worden ze vrijwel onmogelijk.
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Laten we maar meteen de auteurs citeren uit hun voorwoord tot de eigenlijke tekst: “In dit boek schetsen we een 'propagandamodel' en passen dat toe op het functioneren van de massamedia in de Verenigde Staten. Na vele jaren onderzoek naar de werking van de media zijn we er namelijk van overtuigd geraakt dat ze dienen om steun te werven voor de speciale belangengroepen die de staat en de privésector in handen hebben, en dat we vaak het beste kunnen begrijpen waarom de media bepaalde onderwerpen selecteren, benadrukken of juist verzwijgen, als we ze vanuit dat perspectief analyseren.”1 De media houden hun objectiviteit staande “en de meeste intellectuelen geloven dat.”2 Maar de machthebbers bepalen wat wij mogen weten, hun propaganda kneedt de publieke opinie en reeds Lippmann schreef over hoe een consensus wordt gefabriceerd.
Het eerste hoofdstuk geeft het propagandamodel, de volgende gaan over de toepassingen. Het is een uitvlucht van het establishment om dit weg te zetten als 'complottheorieën'.3 Meestal zorgen partijdigheid, rechtse ideeën, vooroordelen en kuddegedrag reeds voor de gewenste 'consensus'. Ongewenste opvattingen worden op voorhand uitgesloten uit de massamedia.
Een voorbeeld is de berichtgeving over Nicaragua dat door de VS werd aangevallen, zogezegd om het te democratiseren: de media verzwegen dat daartoe geen enkele reden was. Vergelijkbaar was de invasie van de VS in Guatemala in 1954 waar ze de staatsterreur steunden. De VS ondermijnden er daarentegen de democratie, alsook in o.m. Brazilië, Chili en de Filipijnen en lieten de media het tegendeel verkondigen. De bevolking kreeg een vertekend beeld van Midden-Amerika én van de bedoelingen van de VS. “De propagandist mag de ware intenties van zijn opdrachtgever uiteraard niet onthullen.”4
De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.5 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 6 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 69. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
Over wie zich kritisch uitlaten over de Vietnamoorlog wordt gezegd dat ze lijden aan het 'Vietnamsyndroom' en dat ze met hun onredelijk afwijzen van geweld (in de jaren zestig) de democratie schaden. De media die de elite vertolken noemen die jaren zestig 'een donker tijdperk' en ze blijven de VS verschonen, vooral als strijd (aldus The Washington Post d.d. 30 april 2000) tegen de opmars van het communisme.1 De VS mochten de Zuid-Vietnamezen niet in de steek laten. (!?)2 Edoch, zoals reeds gezegd, is 'Zuid-Vietnam' een louter bedenksel van de VS. De omkering van daders en slachtoffers gebeurt middels de media. De meeste publiciteit kreeg het boek van McNamara maar “hij komt niet met morele bespiegelingen of verontschuldigingen voor het feit dat zijn land Vietnam is binnengevallen, genadeloos heeft gebombardeerd en totaal verwoest, en miljoenen onschuldige mensen in een kleine verafgelegen samenleving van boeren heeft gedood en verwond om zijn eigen politieke doelen na te streven.”3 Nixon kwam bovendien aandraven met de leugen dat Vietnam vermiste Amerikanen krijgsgevangen hielden om de oorlog voort te kunnen zetten en dat alles werd de wereld ook nog eens opgedrongen in films (The Deer Hunter, Uncommon Valor, P.O.W.: The Escape en Missing in Action) “waarin Rambo-achtige helden kwaadaardige Vietnamezen afslachten, en onze verraden en gemartelde krijgsgevangenen redden. In deze films wordt de geschiedenis op haar kop gezet.”4 Echte foto's van afgeslachte Vietnamezen maken plaats voor gesimuleerde beelden van Amerikanen in de handen van wrede communisten.5 Die leugens rechtvaardigden na de oorlog nog eens achttien jaar economische oorlog tegen Vietnam. Vietnam and other American Fantasies van H. Bruce Franklin kwam nauwelijks aan bod in de pers; The Necessary War van Michael Lind daarentegen veroverde alle media. Ofschoon Vietnamoorloghistoricus Lloyd Gardner alle argumenten van Lind kelderde, bleef het boek overeind omdat het de versie van de elite weergaf.6
Omdat Nixon en Kissinger moeilijk hun bommenwerpers aan de grond konden laten staan, gooiden zij op het in de oorlog onbetekenende kleine landbouwstaatje Laos twee miljoen ton bommen die 353 dorpen wegvaagden, duizenden burgers doodden en de antipersoonswapens doden nog jaarlijks tot twintigduizend mensen of verminken hen, meestal kinderen.7
In Cambodja noemden de VS Pol Pot een 'nieuwe Hitler' maar toen de Vietnamezen hem in 1978 hadden verdreven, kozen ze zijn kant en beschermden hem onder het motto: de vijand van mijn vijand (Vietnam) is mijn vriend. De media zorgden dat het publiek daaromtrent onwetend bleef. Toen Pol Pot overbodig werd voor de VS, veranderden ze weer van koers en de media zorgden voor een passende uitleg, ze verzwegen de vroegere steun van de VS aan Pol Pot die in de media ondubbelzinnig werd afgeschilderd als schurk en moordenaar terwijl Soeharto (in Indonesië) alleen maar een dictator werd genoemd. M.b.t. Pol Pot werd het woord 'slachting' gebruikt, m.b.t. Soeharto: 'zuivering'.8
M.b.t. Oost-Timor worden de tweehonderdduizend doden in The Times toegeschreven aan “een wrede burgeroorlog en de daaruit voortvloeiende invasie, door gevechten, executies, ziekten en hongersnood”9, zonder dat verantwoordelijken worden genoemd en “in een volkomen verkeerde voorstelling van zaken. De burgeroorlog duurde kort, er vielen weinig doden en de invasie 'vloeide niet voort' uit een wrede burgeroorlog, behalve in de Indonesische propaganda.”10
De 'verontschuldigende' achtergronden voor het beleid van Pol Pot worden niet vermeld terwijl dat van Soeharto vergoelijkt wordt als “'gevolg van een mislukte staatsgreep' die 'een golf van geweld ontketende' of 'volgden op een offensief van links'.”11“De journalisten leggen nooit uit waarom een mislukte staatsgreep een grootschalige slachting zou kunnen rechtvaardigen maar de suggestie blijft hangen.”12 De coup en de genocide van Soeharto in 1965 maakte de VS enthousiast, ze zagen het als een 'lichtpuntje'. “Daaruit volgde vanzelf dat de media Soeharto 'een goede genocidepleger' vonden.”13
Enkele verdere toepassingen. Opiniepeilingen laten zien dat het grote publiek minder defensie-uitgaven wil en meer geld voor onderwijs en sociale zaken maar die mening wordt gefnuikt door de investeerders die een groot defensiebudget wensen.14
In de crisis van 1994-1995 in Mexico bleek het volk tegen de NAFTA (Noord-Amerikaans Vrijhandelspact) “maar de media losten dat doorgaans op door dit feit te negeren.”15“En terwijl de media kritiek leverden op de standpunten die de bonden zouden innemen, maakten ze niet bekend wat die standpunten dan wel inhielden.”16 Wereldwijde demonstranten tegen het beleid van WTO, IMF en wereldbank in 1999 en 2000 werden door de media belachelijk gemaakt, “afgeschilderd als 'agitatoren die overal tegen waren' (US News & World Report), 'terminaal verongelijkt' (The Philadelphia Inquirer), gewoon 'tegen de wereldhandel' (ABC News) en 'veel geblaat en weinig wol' (CNN), maar waarom de demonstranten actievoerden bleef grotendeels onbelicht.”17 Ze hadden het wel over “de kledij, het uiterlijk, de lichaamsgeur en de modetrends van de activisten en beweerden 'dat ze geen gemeenschappelijk doel hadden'.”18 Maatschappijfilosofen werden bestempeld als 'onwetende herrieschoppers', terwijl gezwegen werd over de illegale politietactieken om de protesten in te dammen. “In werkelijkheid liet de politie de vandalen grotendeels ongemoeid, terwijl vreedzame demonstranten werden afgeranseld”19 Geen van de media had daar oren naar. Daardoor “ontstond er een voedingsbodem voor politiegeweld en ernstige beperkingen van de vrijheid van meningsuiting.”20 Tussen 1977 en 1999 werden de rijken fors rijker, de armen fors armer; “de mainstream media merkten nauwelijks op dat alleen een minderheid [van 'de nieuwe economie'] had geprofiteerd.”21
Nog een toepassing van het propagandamodel: hoe springen de media om met de regelgeving rond de chemische industrie? In Silent Spring beschrijft Rachel Carson het systeem dat de media genormaliseerd hebben tegenover de machtige chemiesector als “'ons opzettelijk vergiftigen en vervolgens toezicht houden op de resultaten'”22, wat betekent dat wij proefkonijn zijn, meer bepaald in 78 procent van de gevallen want dat is het percentage “van de in de handel zijnde chemische stoffen waarvoor geen gegevens over gezondheidsrisico's beschikbaar zijn (…)”23 - een percentage dat bovendien almaar toeneemt. “Toch beweert de industrie dat de veiligheid (…) wordt gegarandeerd door de regelgeving van het EPA (of het FDA) terwijl ze haar best doet om deze instanties te verzwakken.”24
En niemand bekommert zich om het zich ophopen en vermengen van vergiften in het milieu. Alles is toegelaten zolang de toxiciteit niet bewezen is, of dus de logica op haar kop.25 M.b.t. de industrie gebruiken de media de uitdrukking 'wetenschappelijk verantwoord', m.b.t. de critici hebben zij het over 'pseudowetenschap' of 'onterechte paniekzaaierij'.26 Idem op vele andere terreinen. De vos bewaakt het kippenhok.
Het besluit luidt dat het propagandamodel nog steeds even actueel is als in 1988 (toen het boek daarover verscheen).
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
De inleiding bij de uitgave van 2002 geeft een actualisering van het boek, die hier wordt verdergezet. Na de actualisering van het propagandamodel volgt de actualisering van de casestudies en die betreffen (1°) de verkiezingen in El Salvador, Guatemala en Nicaragua, waarover de berichtgeving partijdig is, wat betekent afhankelijk van het feit of het cliëntstaten betreft; (2°) de desinformatie omtrent een complot van de KGB en de Bulgaren om de paus te vermoorden en (3°) de oorlogen in Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja).
Om het beleid te kunnen voortzetten worden slachtoffers van de VS en bondgenoten worden zoveel mogelijk verzwegen (cf. bijvoorbeeld de moord op Romero in 1980), terwijl door de vijand gemaakte Amerikaanse en Amerikaans gezinde slachtoffers in de verf worden gezet.
Zo wordt over bondgenoot Turkije gezegd dat het de Koerden 'onderdrukt', terwijl over Sadam Hoessein van Irak gezegd wordt dat hij 'genocide' op hen pleegt.1 Over het gebruik van het woord 'genocide' in diverse oorlogen geven de auteurs overtuigende tabellen en verklaringen, ook m.b.t. bijvoorbeeld de moorddadige dictatuur van de door de VS gesteunde Soeharto in Indonesië, die verzwegen wordt terwijl die van Pol Pot in Cambodja in de verf wordt gezet... totdat de VS hem in 1978 gaan steunen.
De 'massavernietigingssancties van de VS in Irak (1991-1998) veroorzaakten de dood van een half miljoen kinderen en minister Madeleine Albright zei op de televisie dat die kinderdoden 'het waard waren': het woord 'genocide' was hier derhalve niet van toepassing!2
Ook inzake nieuws over de verkiezingen wordt gewerkt met twee maten en twee gewichten. Zo bijvoorbeeld inzake de verkiezingen in Nicaragua en in El Salvador: “staken de mainstream media een handje toe en beschreven de Salvadoraanse verkiezingen als een 'stap in de richting van de democratie' en de Nicaraguaanse (…) als een 'schijnvertoning' (...)”3 Dezelfde partijdigheid inzake verkiezingen in Cambodja, Joegoslavië, Kenia, Mexico, Rusland, Turkije en Uruguay.
Onder Reagan (1981-1988) gold Rusland als het 'Rijk van het Kwaad' en de moordpoging op de paus door Agca (13 mei 1981) werd de basis voor propaganda in de Koude Oorlog. “Agca was een Turkse fascist (…) maar toch 'bekende' hij [zeventien maanden later in de gevangenis waar gezanten van belangrijke politici hem bezochten] dat hij was ingehuurd door de KGB en de Bulgaren”4, wat de Italiaanse communisten maar “ook de regering Reagan uitstekend van pas kwam.”5 Een uiterst verdachte bekentenis. “Toch accepteerden de mainstream media dit verhaal met een verbazingwekkende goedgelovigheid.”6 Toen later geen bewijzen van Bulgaarse of Russische betrokkenheid werden gevonden (wat bevestigd werd door getuigenissen van CIA-agenten), zweeg de Amerikaanse media hierover in alle talen. 7 Het bedrog van de media (The New York Times en The Times) kwam aan het licht maar er volgden geen excuses, de zaak ging in de doofpot.
Na W.O.II steunden de VS tegen de wil van de bevolking in (en dus als agressor) een (anticommunistische) regering in het Zuiden van de toenmalige Franse kolonie Vietnam. “De media accepteerden probleemloos dat we bescherming boden aan 'Zuid-Vietnam' - een maaksel van de VS, met aan het hoofd een rechtstreeks uit de VS geïmporteerde dictator - tegen de agressie van een andere partij, waarbij die agressor soms Noord-Vietnam, soms de Sovjet-Unie of China was, of het verzet in Zuid-Vietnam zelf, dat 'interne agressie' pleegde!”8 De media hadden het echter nooit over Amerikaanse agressie. De oorlog (in 1975 gevolgd door een nog 18 jaar lange boycot) telde 3 miljoen Vietnamese doden, 4,4 miljoen gewonden en miljoenen vergiftigden door chemische wapens. “Niettemin bleef de visie van Amerikaanse functionarissen en de mainstream media dat de VS goed werk hadden gedaan in de oorlog en het slachtoffer[!] waren geweest van agressie”9 en in 1992 verklaarde president George Bush niet met vergelding te zullen dreigen!10 De dader-slachtofferrollen werden in de media gewoon omgedraaid.
En dan de berichtgeving over chemische oorlogvoering. In 1961 beval Kennedy (tegen alle verdragen in) de rijstoogst in Zuid-Vietnam te vernietigen met vergif: tien jaar lang werd met 7,5 miljoen liter arsenicum en dioxine (Agent Orange), massale hoeveelheden 'super-traangas' CS, napalm en fosforbommen de landbouwgrond vernietigd met hoofdzakelijk kinderslachtoffers. Hetzelfde gebeurde in Laos en in Cambodja. “De Cambodjaanse regering klaagde bitter over de schending van haar neutraliteit door deze onmenselijke en illegale actie, maar het land was te klein en te zwak om zijn stem te laten horen of om zich juridisch of anderszins te verdedigen.”11
Toen het schandaal al bekend was uitte de media enige kritiek gedurende korte tijd maar (op één uitzondering na) werden de illegaliteit van de acties (oorlogsmisdaden) alsook de gevolgen verzwegen. The Wall Street Journal berichtte over een half miljoen misvormde kinderen maar stelde dat de VS als uitgeputte verliezer van de oorlog zich daar niet om bekommerden. Zuid-Vietnam had geen stem; Noord-Vietnam werd met rust gelaten omwille van de banden met andere landen en de vrees voor publiciteit. Men betreurde alleen dat dit dan toch “gecontroleerd experiment betreffende de effecten van dioxine op mensen, waar we veel van zouden kunnen leren”12 niet te baat werd genomen.
In de jaren tachtig onder Reagan startte men een campagne op om de schuld voor de vergiftigingen in de schoenen van de USSR te schuiven maar die haring bakte niet. “De Sovjet-Unie is doeltreffend in verband gebracht met het gebruik van dit smerige wapen, door middel van valse bewijzen en met medewerking van de media. [Zo] hebben de media de indruk helpen wekken dat de VS (…) het morele gelijk aan hun zijde hadden (...)”13
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
Het boek start met de inleiding bij de uitgave van 2002. Het gaat over het 'propagandamodel' ter verklaring van het functioneren van de media, “onder meer de functie om diensten te verlenen aan de machtige belangengroepen door wie ze gecontroleerd en gefinancierd worden en hun propaganda te verspreiden.”1 De macht dringt haar beleid ongemerkt op: “er wordt personeel met de juiste signatuur geselecteerd” en er wordt gedefinieerd wat al dan niet nieuwswaardig is. Eigenaars en adverteerders zijn structurele factoren die mee het nieuws bepalen, samen met de macht voor het leveren van 'deskundigen' die de 'officiële visie' bevestigen en voor het bepalen van de dominante ideologie. Die machtsstructuren bepalen uiteindelijk de inhoud van het werk van de journalisten. De structuren zijn niet alles bepalend maar “het mooie van het systeem is dat (…) tegengeluiden en storende informatie beperkt en marginaal blijven.”2
De centralisering van de media moet vernoemd worden: er zijn steeds minder bedrijven die almaar groter worden en bestuurd door vaklui die oren (moeten) hebben naar de wetten van de markt. “(...) Ruim twintig bedrijven bezitten vrijwel alle media waar de meeste mensen in de VS hun nieuws halen.”3 De rol van het individu lijkt uitgespeeld. De bedrijven die het nieuws maken distribueren het ook via de volkscultuurgiganten, geïnteresseerd in entertainment met hoge kijkcijfers. Mede door de explosie van nieuwe technieken is de mondialisering geëxplodeerd. “Beleidsmaatregelen van de overheid en de consolidatie van de neoliberale ideologie hebben ook een bijdrage geleverd. (…) De neoliberale ideologie vormt de intellectuele grondslag voor beleidsmaatregelen die het voor particuliere transnationale beleggers mogelijk maken om omroepen en kabel- en satellietbedrijven te kopen.”4
Inzake cultuur en ideologie gaat het om lifestyle en consumptie, commercialisering en sensatienieuws. Publieke omroepen vallen zonder geld en moeten ofwel commercialiseren ofwel verdwijnen. De opkomst van het internet heeft dat in zekere zin wel wat tegengewerkt met protestbewegingen alom maar het wordt steeds meer beperkt. “De privatisering van de internethardware, de snelle commercialisering en concentratie van internetportals en -servers, en de integratie ervan in conglomeraten van andere mediabedrijven (…) plus het feit dat een klein aantal privéondernemingen de nieuwe breedbandtechnologie controleren, dreigen de vooruitzichten van het internet als democratisch medium te beperken.”5
Kwaliteitsjournalistiek telt niet langer mee, “(...) nieuws over oorlogen in het buitenland of hervorming van de welzijnszorg wordt verwaarloosd of zelfs genegeerd.”6.
Nieuwe technologieën drijven niet alleen de productie op maar verzamelen tevens info over het publiek om advertenties individueel af te stemmen. De privacy verdwijnt; er wordt gekocht met één klik. Dat alles versterkt de toepasbaarheid van het propagandamodel. De advertentieafdeling redigeert het mediabedrijf. Over de verborgen machtsstructuren mag niet worden bericht.7 Pr-bureaus zijn de nieuwe nieuwsbronnen. Een gedepolitiseerde consumentencultuur komt in de plaats van de politieke publieke sfeer. “En zo is een wereld ontstaan van virtuele gemeenschappen die door de adverteerders zijn gecreëerd (…) Deze op consumptie en stijl gebaseerde clusters vormen een schrijnend contrast met fysieke gemeenschappen die een sociaal leven en gemeenschappelijke belangen delen, en participeren aan een democratische orde. De virtuele gemeenschappen dienen om goederen te kopen en te verkopen, niet om een publieke sfeer te creëren of te ondersteunen.”8
Alles wordt entertainment en “entertainment (…) is ook een effectief middel om verborgen ideologische boodschappen te brengen”9 en politieke apathie op te wekken ter handhaving van de status quo.10 Het lijkt alsof het publiek vrijwillig voor entertainment kiest maar “de burgers in de VS hebben nooit de kans gekregen om zich uit te spreken over de grootschalige overdracht van uitzendrechten aan commerciële bedrijven in 1934.”11
(Wordt vervolgd)
(J.B., 2 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
Het eerste deel is het belangrijkste stuk van het boek, meer bepaald de tekst over het propagandamodel. De auteurs beschrijven daarin op welke manier wij inzake informatie voor de gek gehouden worden zonder dat we het kunnen merken en zonder dat we in staat zijn om het euvel in kwestie te duiden. Zij verklaren hoe een vijftal 'filters' van censuur ervoor zorgen dat wij nimmer de waarheid te horen krijgen doch die versie van de feiten die de elite voor ons prepareert met het oog op onze instemming met het beleid. Wij worden niet alleen beroofd van de waarheid omtrent het wereldgebeuren maar bovendien kunnen wij er ook niet achter komen dat dit het geval is omdat de manier waarop wij belogen worden dit verhindert. De auteurs illustreren vervolgens hun model aan de hand van een aantal gevalstudies waaronder de analyse van de Vietnamoorlog de meest bekende is: hij werd ons verkocht als een democratiseringsproces terwijl het ging om regelrechte genocide. De aandachtige lezer zal de methode van liegen en belogen worden herkennen in de presentatie van tal van historische gebeurtenissen van onze eigen tijd. Het ernstige ongemak dat gepaard gaat met de kennisname van de feiten achter de mediatieke verzinsels is een troef voor de bedriegers die immers heel goed weten dat de massa zich liever wentelt in zoete leugens dan de bittere waarheid te moeten verteren.
Het boek van Chomsky en Herman wordt voorafgegaan door een aantal publicaties van auteurs die zich eerder gewaagd hebben op het gladde ijs van de ontmaskering van de leugenpolitiek die immers niet van gisteren is.
Zo is er het boek Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent )1 uit 1928 van Edward L. Bernays2 (1891-1995), neef van Sigmund Freud en de vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'.
Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the goodsociety3 uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion4 uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden5 staat voor 'desinformation'.
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 1: Inleiding
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 1: Inleiding
Aan de noordwestelijke rand van de Grote Arabische Woestijn ligt een oase waar Aramees gesproken wordt, de moedertaal van Jezus van Nazareth. Het Aramees voor 'oase' is 'Damascus' (letterlijk; 'geïrrigeerd huis'). Damascus (in de volkstaal: Sjam) is de oudste nog bestaande stad ter wereld. De oudste Aramese koning heette Syros en vandaar noemden de Grieken de Arameeërs: Syriërs. Uit enkele in het Aramees geschreven Bijbelboeken kennen we het woord dat 'geld' betekent, namelijk 'mammon'.
Het woord mammon komt in de Bijbel vier keer voor, onder meer in het Evangelie volgens Mattheüs (6:24): “"Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon."1
Daarmee wordt gezegd dat niemand in staat is om tegelijk te liegen en de waarheid te spreken: de Waarheid is God2 en het dienen van Mammon betekent handelen tegen de Waarheid in, of liegen. Als de macht van God de Waarheid is, dan is het enig resterende wapen van Mammon de leugen. Over de manier waarop in deze ingewikkelde wereld (die 'des duivels' is) de leugen zichzelf als waarheid profileert, handelt het boek Manufacturing Consent van Noam Chomsky en Edward S. Herman.
De heden zesennegentigjarige Avram Noam Chomsky is een Amerikaans taalkundige, bekend van zijn 'generatieve grammatica', een theorie volgens welke ons taalvermogen aangeboren is, vastligt in ons brein, maar hij is tevens een bekend maatschappijcriticus. Chomsky is van oordeel dat intellectuelen de plicht hebben om de politiek kritisch te analyseren in plaats van ze te legitimeren, wat gebeurt waar zij de kapitalistische ideologie verdedigen.3 Edward Herman was een Amerikaans economist met als specialiteit de mediaproblematiek. Beide auteurs kritiseerden eerder inzake de berichtgeving de rol van Amerika in de Vietnamoorlog in het boek Counter-Revolutionary Violence: Bloodbaths in Fact & Propaganda uit 1973 waarvan echter alle exemplaren vernietigd werden.
Vijftien jaar later, in 1988, publiceerden Edward S. Herman en Noam Chomsky het vandejaar naar het Nederlands vertaald boek Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, over het voornamelijk door Herman ontworpen zogenaamde propagandamodel of de manier waarop de massamedia functioneren als propaganda-instrument van de gevestigde orde.4
Over dat boek zegt Chomsky (in een recent interview met Lode Van Oost5) dat de media grote bedrijven zijn die een product verkopen aan andere bedrijven. Hun markt zijn andere grote bedrijven, namelijk de adverteerders. Het product dat zij proberen te verkopen aan andere bedrijven, zijn jij en ik, de lezers.
De media zijn derhalve geen bron van informatie maar wel een propagandamachine. Zij fabriceren de instemming met het beleid, wat de nieuwe kunst is in de democratie, die dan gezien wordt als een systeem geleid door een elite die het volk minacht en incapabel acht om met de waarheid om te gaan.
De (Amerikaanse) overheid en de grote bedrijven manipuleren de massamedia teneinde te verhinderen dat wij de waarheid aan de weet komen. Informatie wordt gecensureerd en dat gebeurt middels vijf filters waar zij doorheen moet vooraleer zij ons bereikt.
Wat wij te horen, te zien en te lezen krijgen, is derhalve altijd een afkooksel en een verdraaiing van de feiten: wij worden niet geïnformeerd maar gedesinformeerd; wij worden niet op de hoogte gebracht van de feiten maar wij krijgen telkenmale overheidspropaganda te slikken.
Daarbij is evenwel nergens openlijke dwang te bespeuren maar de informatie is wel afhankelijk van de wetten die de markt beheersen, zij vertrekt van verborgen vooronderstellingen en werkt middels zelfcensuur die bij ons werd ingebouwd.
De manier waarop de massamedia functioneren als propaganda-instrument van de gevestigde orde heet het propagandamodel. Het propagandamodel van Herman en Chomsky maakt duidelijk dat de media weliswaar niet in handen zijn van een dictator maar dan toch van even malafide particulieren en dat zijn meer bepaald de zogenaamde megasystemen waarover Jaap Kruithof schrijft in zijn boek over het neoliberalisme.6
2Johannes 14:6: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.”
3Cf.: Noam Chomsky (1977). Language and Responsibility. New York: Pantheon.
4Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
De periode 1935-1945 was er een van afbraak, die van 1945-1960 van heropbouw, wapenwedloop (atoombewapening) en dekolonisering. De jaren zestig kenden een hoogconjunctuur, de consumptiemaatschappij begon, televisie kwam op alsook ruimtevaart. Vervolgens waren er de hippiebeweging (studentenrevoltes, RAF, AMADA...), de blackpowerbeweging van Martin Luther King, de Praagse Lente en de capitulatie van de VS in de Vietnamoorlog. Andere sociale bewegingen waren er onder meer rond de natuur, de derde wereld, de vrouwen, het pacifisme, de arbeiders, de daklozen, de leefverbanden en de kunstenaars. Vele rebellen verraadden de beweging en gingen de neoliberale toer op met het neokapitalisme.2
De jaren negentig worden getekend door politieke onverschilligheid. De markt legt aan iedereen haar wetten op. Er zijn bewegingen door de overheid, zoals Kom op tegen kanker, civiele bewegingen, achteraf door de overheid gesteund, zoals Greenpeace en Artsen zonder Grenzen en door de overheid bestreden bewegingen zoals Geneeskunde voor het Volk. Er zijn het antiracistisch verzet, de strijd voor de opheffing van de schuldenlast van derdewereldlanden, de Witte Mars voor meer veiligheid en de bewuste consumentenbeweging. Met welke strategie kunnen we de wereld naar wens veranderen? “Wie voor een rechtvaardige zaak vecht, mag de strijd nooit opgeven.”3“We zijn niet tegen mondialisering en globalisering in de eerste [descriptieve] zin, wel tegen de neoliberale versie ervan.”4
“De ecologische tijdbom tikt.”5 We moeten eindelijk erkennen dat de natuur een waarde in se bezit, alleen zo kan vervuiling en uitputting worden tegengegaan. Ecosocialisme is nodig, alsook een strenger beleid van de overheid en collectiviseringen (internationalisaties). Risicokapitalisme moet bestreden worden (er wordt gegokt pensioengelden en ander sociaal kapitaal). Ook het bedrijfskapitalisme is bedrieglijk en asociaal. “Langzamerhand wordt de volgende regel dominant: 'Als je bij ons werkt, moet je al je spaarcenten in ons bedrijf investeren'.”6
Wat betreft de arbeid heeft iedereen recht op werk. Uitbuiting en beschadiging van de natuur moeten worden tegengegaan. De neoliberale thesis dat de loonkostvermindering de werkgelegenheid bevordert blijkt dikwijls onwaar. “Loonkostverlagingen moeten worden in verband gebracht met de productiviteit. (…) Loonkostverlagingen (...) veroorzaken sociale ontwrichting en armoede.”7
Een basisinkomen voor iedereen moet verworpen worden omdat dan consumptie en productie ontkoppeld worden. Het is pas de arbeid die de mens bevrijdt van sociale uitsluiting, niet de bedelarij. De (erg dure) maatregel zou de polarisering tussen rijk en arm ook doen toenemen.
De vakbonden verdienen steun, ze zijn de enige toeverlaat voor de werknemers tegen het winstbejag van werkgevers in het neokapitalistisch bestel. Groepen die solidariteit verdienen zijn vrouwen, senioren, werklozen, daklozen, allochtonen, asielzoekers en sans-papiers. Het syndicalisme moet gemondialiseerd worden.
Wat betreft de markt: dat alles te koop moet zijn, is immoreel. Meer soberheid is aangewezen, rantsoeneringen en autoloze zondagen zijn goed. De markt moet gereguleerd worden, de consument bewust gemaakt. De overheid moet de non-profitsector steunen omwille van het algemeen belang.8 Wat betreft de tomeloze privatiseringen: “Als het zo doorgaat staat de privatisering van de atoombusiness ook op het programma. De sector van het kernafval is al in particuliere handen. (…) Met de stijgende macht van de megasystemen zonder voldoende controle wordt de wereld een chaos. Daartegen is coherent en volgehouden overheidsbeleid nodig.”9
Betreft het sociaal-politieke veld: de basis zijn de sociale en politieke actiegroepen, die een sociale beweging in gang zetten, waaruit een politieke beweging ontstaat en tenslotte een politieke partij. Kruithof geeft ook de indeling van Eric Goeman die begint met de zelfemancipatiebeweging van de maatschappelijk uitgeslotenen (bijvoorbeeld de vrouwenbeweging), die dan idealistisch wordt en dus universeel (zoals de NGO's), waaruit strijdgroepen ontstaan (zoals de opstandige werklozen en daklozen). Het komt er dan op aan één front te vormen want “het neoliberalisme creëert in toenemende mate menselijk afval (…).”10
De klassieke partijen volgen allemaal het neoliberalisme. Allen plaatsen ze politiek onwetende BV's op hun lijsten om stemmen te trekken. Jaap Kruithof: “Toen men mij vroeg om aan de grote Witte Mars deel te nemen, wilde ik weten wat het eisenprogramma behelsde. Dat was er niet. Kon er vooraan geen spandoek komen met de eis 'Ontslag van Stefaan Declerck, minister van justitie'? (…) Wij hebben geen eisenprogramma, luidde het antwoord, wij marcheren vanuit een algemeen menselijke verontwaardiging. Ik doe niet mee, was mijn reactie. De witte beweging zakte later als een pudding in elkaar.”11 Het neoliberalisme verslaat men niet met zachte maatregelen: er bestaat geen kapitalisme met een menselijk gezicht. Maar er zijn wel sociale liberalen, vaak bij de KMO's. Anderen denken dat een versterking van de civil society een antwoord kan bieden, nog anderen denken aan de culturalisten. Maar Kruithof meent dat geen van allen kunnen standhouden tegen de economische logica van het actuele kapitalisme.12
Velen geloven dat de grootste vijand het fascisme is, volgens Kruithof is dat eerder het neoliberalisme en het fascisme dankt zijn succes aan die dreiging die daarom eerst moet bestreden worden.13 De invoering van de Tobintaks (en het derivaat ervan door Attack) is een welkom initiatief alsook de strijd tegen de belastingparadijzen, de kwijtschelding van de schuldenlast van de Derdewereldlanden, de immorele patenteringen, de bestrijding van criminele fondsen en de speculaties rond wisselkoersen. Jaap Kruithof besluit het boek met een geloofsbelijdenis: “Het geschenk van het leven en de strijd tegen sociaal onrecht zijn de twee peilers van ons bestaan.”14
(J.B., 31 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Voor de bevrediging van de menselijke behoeften moeten activiteiten georiënteerd en gestructureerd of gestuurd worden volgens zekere normen. “Zo belanden we bij het begrip orde. Het gaat over gehelen van werkzaamheden, gecentreerd rond specifieke belangen. Een orde is een macrosociaal subsysteem waarin bepaalde activiteiten worden bijeengebracht en gestructureerd. Door de binding met gemeenschappelijke waarden, doeleinden en normen bezit zij een interne samenhang. Zij wordt geleid door bestuurders die voor het algemeen beleid zorgen en storingen trachten te vermijden.”2
Elke orde heeft een eigen regelsysteem, een wereldbeeld, een zelfbeeld en een ethiek. Zo omvat het universum drie niveaus van orde: de fysische, de biologische (zelfbehoud en reproductie) en de psychische (ervaring, geheugen, bewustzijn) waarbij de derde afhankelijk is van de tweede, de tweede van de eerste. Wat betreft de menselijke sfeer werden de vier machten (economie, politiek, ideologie en cultuur) hoger beschreven.
In de periode 800-1200 domineerden economie en ideologie. Grootgrondbezitters bezaten samen met de kerk de landbouw (graan, wijn, wol). De ideologie was de religie, God en de kerk, die bepaalden wat waar, goed en schoon was. De christenen schreven de oorsprong van Plato's aangeboren ideeën toe aan God. Aristoteles zijn kennisleer was inductief. Thomas bracht Aristoteles' leer samen met de christelijke.
In de periode 1200-1500 won de staat de machtsstrijd tegen de kerk, er kwamen ketterijen en de Katharen werden uitgeroeid.
Van 1500 tot 1700 veroverde Europa de wereld, er was de moderniteit, de Verlichting, de rede die in de plaats kwam van het geloof, de burger, het individualisme, daarna de industrialisering. In de kerk: schisma's (protestantisme). Het calvinisme (de Bijbel in de volkstaal) bracht meer vrijheid in het geloof; arbeid was geen vloek maar een taak; wetenschap zat in de lift en Newtons wereldbeeld was dualistisch (God en de mens zijn vrij, de natuur is een machine).
Van 1800 tot 1970 werd de economie geïndustrialiseerd met loonarbeid, kapitalisme, massaproductie en verstedelijking. De wetenschap verving de religie. De poging van de Wiener Kreis om wetenschap en kennisleer op de zuivere rede te funderen mislukte. Na W.O.I verschenen in Europa het fascisme, het nationaal socialisme en het stalinisme.
In de laatste fase, van 1970 tot 2000 [de publicatiedatum van het boek], gaat het neoliberalisme domineren, ook over de ideologie. “De ontwikkeling van het heelal wordt beheerst door irreversibiliteit, bifurcaties, toeval, kwalitatieve sprongen, niet-repetitiviteit en onvoorspelbaarheid.”3 De neoliberale ideologie is het hoger beschreven postmodernisme. Het laatste tijdperk, het heden, is het individualisme van de bemiddelden: ieder voor zich, maar het overaanbod ten spijt, ontevreden, rot verwend: barbarij.
Het neoliberalisme is een belangrijke veroorzaker van milieuverloedering en is niet bereid die te stoppen en de politiek heeft daar geen zeg over. De overheid moet ruime bevoegdheden krijgen onder democratische controle om te markt te reguleren, zij is geen dienstknecht van het particulier initiatief.4
Het liberale marktdenken zet zich wereldwijd door. Zo bijvoorbeeld is het katholicisme verworden van (in de middeleeuwen) een machtige ideologie met reusachtige economische en politieke middelen tot (vandaag) koopwaar. “Wat zich niet aanpast aan de maatschappelijke logica, gaat ten onder.”5“Het winststreven bouwde een eigen ethiek op die de andere normatieve strekkingen naar de achtergrond verwees.”6“Telkens opnieuw steken onrealistisch spiritualisme en moralisme de kop op. [ethisch beleggen e.d.m.] Dit suste de gemoederen wel, maar is impotent.”7 Met de cultuur “ontstonden regelsystemen [solidariteit] die zich verwijderden van de biologische mechanismen ['survival of the fittest'...], waaruit ze voortkwamen.”8 Na de middeleeuwen wilde het Westen de wereld domineren en humaniseren; na W.O.I werden pacifisme en een klasseloze samenleving gepropageerd. Maar sinds de jaren zeventig toonde het kapitalisme zijn ware gelaat van de wilde hebzucht. “De erfenis van eeuwen werd verloochend.”9“Het neoliberalisme is geen kopie van de biologische orde, maar sluit er in meerdere opzichten bij aan. Voor de verdedigers van de humane moderniteit is het een terugkeer naar een infra-ethisch niveau.”10“De kinderen van de Derde Wereld onder wie er steeds meer in legers moeten vechten, roepen ons toe: 'De biologische orde, waarin onze voorouders zich moesten weren, was minder hard dan de economische orde, die het Noorden ons nu oplegt. Vroeger hadden we, dankzij tradities, een verweer, nu worden we weggemaaid.' In Angola zijn er mensen die van muizen en sprinkhanen leven.”11
Maar veel sectoren zijn met de winstlogica niet gediend. “Mensen vormen mag geen zaak van commercie zijn.”12 Toch is dat het geval: cliëntelisme in scholen, de opsplitsing in elitescholen en 'gewone'. Het conservatorium van Antwerpen (een agglomeratie met een half miljoen inwoners) telt amper driehonderd leerlingen. “Het ideaal van de volksopvoeding uit de negentiende eeuw werd opgegeven, het interesseert slechts oubollige idealisten, die zich niet willen aanpassen. Nieuwe tijden, nieuwe principes. De beste rekruten gaan door en worden gelauwerd, de massa wordt aan de VTM overgeleverd.”13
Andermaal profetisch: “De geneeskunde (…) hoort niet thuis in de profitsector. Zou zij nog een toekomst hebben als - ik noem maar wat - een op winst gerichte wereldhandel in menselijke organen op gang komt?”14 Hetzelfde geldt voor de wetenschap.
Ook de cultuur moet het ontgelden. “Economische managers werden culturele dictators. Murdoch, Turner en Berlusconi poogden de wereld van de berichtgeving te beheersen. Bill Gates droomt van een monopolie inzake de reproductierechten van 's werelds grootste musea.”15“[Kunstenaars] moeten (…) de markt veroveren (…), reclame maken voor zichzelf. Het enige dat rendeert, is mensen overhalen te consumeren.”16 Simpele kost presenteren, aandacht trekken, het niveau aanpassen. “Met kapitaal kun je bewustzijnsoorlogen winnen.”17“De toekomst ziet er voor de klassieke muziek somber uit.”18 Kunst wordt afhankelijk van sponsors (voor hun imago doen ze alsof ze cultuur- en milieubewust zijn) en derhalve gecommercialiseerd. Winstbejag maakt alles kapot. Kunst moet laveren tussen elitarisme en populisme.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 30 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Na de Franse Revolutie tekenen zich in het Westen vier ideologieën af: liberalisme, sociaal-democratie, fascisme en communisme. Het liberaal politiek stelsel scheidt kerk en staat, erkent de scheiding der machten, de gelijkheid van alle burgers voor de wet en privaat eigendom; de familie is de sociale basiscel. De sociaal democratie behoudt de liberale fundamenten, gedoogt het kapitalisme maar wil een staatsmacht die de vrije markt corrigeert en de rijkdom herverdeelt; zij houdt politiek en economie gescheiden en is pluralistisch; economisch erkent zij werkgevers, werknemers en staat. “Het fascisme is een politieke reactie [een verzet van de middenklasse] in een moderne, industriële samenleving die met serieuze moeilijkheden te kampen heeft”2 - in Duitsland en Italië de economische crisis waar, uit schrik voor het communisme, met de steun van het grootkapitaal, het fascisme allen wist te verenigen in een extreemrechtse politiek, een 'nieuwe orde'.3 De vrije vakbonden verdwijnen en de overheid (één partij) regeert over de economie en zet grootse plannen op, geen scheiding der machten meer, geen democratie en de eis van absolute trouw aan de leider, de 'redder'. Met een massabewustzijnsindustrie worden alle geesten beheerst: eenheid wordt bekomen met nationalisme en racisme, vreemdelingen worden verdrukt. Het communisme tenslotte (één partij, die van het proletariaat) hanteert staatseconomie en dirigisme door partijleiders. Exit de scheiding der machten, het pluralisme, de vakbonden, de rechtsstaat en de mensenrechten. “Rusland ging de autoritaire toer op omdat het regiem extern en intern bedreigd werd en de sprong naar de industrialisering een grote sociale cohesie vereiste.”4 Links kritiseert het Leninisme dat economie en cultuur aan het eenpartijstelsel van de politiek, een politiestaat, onderwerpt. Positief waren wel de overwinning op nazisme en maffia en de sociale voorzieningen, coöperatie in plaats van concurrentie.5
Na de heropbouw na W.O.II was er in de jaren zestig een pacifistische beweging maar vanaf de jaren zeventig komt rechts met neoliberale, neoconservatieve en fascistische tendensen.6“Als machthebbers van de wereld zijn de neoliberalen zelfverzekerd en voortvarend. Zij hanteren een stelsel van principes en normen waarin het recht van de sterkste wordt gelegitimeerd. De grote afgoden zijn de vrije markt en de privatisering.”7 Democratie en vakbonden zijn schijnvertoningen, er is geen medelijden met de zwakkeren. Prestatie, succes en genot staan voorop. Er is meer permissiviteit maar tegelijk consumptiedwang. Goed is wat rendeert.
De traditionele ethiek (van christen- en sociaaldemocraten en groenen) situeert zich in het centrum. “De traditionelen denken dat ze progressief zijn omdat ze het neoconservatisme verwerpen. In feite laten ze zich conditioneren door de neoliberalen (…). Het zijn meelopers, arrangeurs (…).”8 Zij wenden een macht voor die zij niet hebben. Zij brengen lippendienst aan milieubehoud maar laten de economische belangen van het neoliberalisme primeren.
De neoconservatieve moraal kwam er in de jaren tachtig als verzet tegen de moderniteit en is behoudsgezind, vaak religieus en fundamentalistisch met een traditioneel wereldbeeld wars van alle wetenschappelijkheid, een heimwee naar een stabiele eenvoudige wereld. Kapitalistisch, nogal ondemocratisch, nationalistisch, Vlaams Blok en fort Europa, veiligheid boven alles. “[Neoconservatieven] ethiseren wat niet te ethiseren is en bouwen op dat fundament een onredelijke argumentatie.”9 Kruithof geeft het voorbeeld van de existentiewijze van homo's en lesbiennes, die niet resulteert uit een vrije keuze. Het microsociale moet gebaseerd zijn op het gezin, andere samenlevingsvormen zijn inferieur. Maar het neoconservatieve ideaal is achterhaald ofschoon zij de uitwassen van het neoliberalisme (“de schadelijke effecten van de wilde markt zonder humane waarden”10) terecht veroordelen.
De fascistische ethiek (waarvan een opmars sinds de jaren tachtig) heeft te maken met nationalisme en migratieproblematiek maar volgt ook uit het neoliberale beleid en de postmoderne relativeringsdrang. De parlementaire democratie wordt vooralsnog geduld “omdat het niet anders kan.”11 Nationalisme, bloed en bodem, territorialiteit, eigen volk eerst en racisme.
De emancipatorische moraal komt met een nieuwe sociale beweging verwijzend naar de Verlichting. Pluralisme en overleg komen in de plaats van paternalisme en autoritarisme; de natuur moet gespaard worden tegen de gevolgen van ongeremd winstbejag. Meer solidariteit en respect voor mensenrechten en nadruk op verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor machthebbers in plaats van de beschuldiging van de slachtoffers: “Een bekend voorbeeld is het verwijt dat werklozen profiteurs zijn die niet willen werken. Dat is een schandelijke omkering van de reële maatschappelijke machtsverhoudingen en waarden, die we met klem bestrijden.”12 Het is niet zo dat wie het haalt, gelijk heeft omdat gelijk hebben en het krijgen andere zaken zijn. Jaap Kruithof: “Ik dacht telkens aan de verzetslieden die het eerste jaar van de tweede wereldoorlog al acties ondernamen om het nazisme te bestrijden. In die tijd werd in Europa algemeen gedacht dat de Duitsers de overwinnaars waren en er tegen hun overwicht niets te ondernemen viel. Blijkbaar had die redenering geen invloed op het gedrag van een aantal weerstanders. Velen onder hen waren immuun voor de logica van het halen, en het niet halen. Het was voldoende dat de bezetter ongelijk had om het verzet te organiseren. We gaan door, ook al halen we het niet.
We mogen de onverzettelijkheid van dat morele standpunt best overnemen. Het neoliberalisme is een nefast systeem en zelfs als overwinningen niet voor morgen zijn moeten we ons inzetten in een radicale strijd, zoals de kameraden van 1940.”13 Soms is verantwoorde dwang nodig, bijvoorbeeld inzake verkeersveiligheid.
Het antropocentrisme is een gevolg van het christendom - de menswording van God die meteen de mens vergoddelijkt - en is vooral sinds de Renaissance en dan de Verlichting dominant in het Westen: de mens is de maat van alle dingen, de mens is de nieuwe God. Wetenschap en techniek ontwikkelen zich in een vooruitgangsgeloof, er is de industrialisering en het kapitalisme. De mens berust op zichzelf met de Rede; God en de natuur worden opgegeven. Maar de Rede vindt geen fundamenten voor een ultieme waarheid en zingeving. “Nooit was de verwarring rond het redelijke in het Westen zo groot als in de jaren negentig.”14 Er is relativisme en irrationalisme, cynisme en nihilisme, het antropocentrisme faalt.
Het heeft allemaal te maken met toenemend subjectivisme, verlies van het contact met het object: de mens manipuleert alles. “We zijn geëvolueerd naar een eenzijdige, willekeurige manipulatie door de mens van al wat object is, behalve - en dat helaas slechts in beperkte mate - van het object dat de medemens voor elk menselijk subject is.”15“Het subjectivisme streeft naar een wereld met objecten die geen echte objecten zijn, omdat ze door het subject zo gemanipuleerd zijn dat ze geen onafhankelijke weerstand kunnen bieden en dat wordt in de moderne westerse samenleving als legitiem aanvaard.”16 Als toelichting beschouwt Kruithof de theorieën over waarheid, schoonheid en goedheid.
Voor het bepalen van waarheid bestaat naast het correspondentiecriterium en het coherentiecriterium ook het pragmatisch criterium: “waar is wat ik waar maak. (…) Als ik door een ingreep de werkelijkheid kan veranderen, kan ik onwaarheid omzetten in waarheid. De mens kan zelf waarheid creëren.”17
“Met het postmodernisme valt niet te lachen. Als de waarheid een subjectieve machtsbasis krijgt, zijn radicaal relativisme en redeloze willekeur - laten we er eerlijk aan toevoegen: en fascisme - niet te vermijden. (…) Wie het object negeert (…) is stuurloos. Hoogmoed verblindt.”18
“De kwaliteit van ons cognitieve vermogen kan slechts gehandhaafd worden als we samen beschikken over maatstaven inzake waarheid en onwaarheid. Vroeger leek de wetenschap ons dat houvast te beiden, nu wordt de geldigheid van de kennis meer en meer bepaald door allerlei invloeden op de markt. Onze kennis (…) is een commercieel product geworden. Zelfs de meest onverantwoorde zienswijzen vinden gretige afnemers.”19
Ook wat betreft de ethiek wordt het goede nu ook door de mens bepaald, door het ik, en dat mondt uiteraard uit in het recht van de sterkste. “Zonder impact van het object is willekeur niet te vermijden.”20 Het nieuwsoortige antiautoritarisme van de jaren tachtig is niet langer emancipatorisch, het is ontaard in een oeverloos relativisme.
De schoonheid tenslotte ontaardde analoog. “Kunst werd wat x als kunst bepaalt.”21 En dat is uiteindelijk de markt, het kapitaal, de macht. Zo verdwijnt elke zin. “We evolueren (…) naar een wereld waarin we alleen nog onszelf ontmoeten. (…) We zijn goden zonder onderdanen.”22 Alleen cynisme en nihilisme schieten over. Er is demoralisering, onmacht. Alleen het engagement kan ons daarvan verlossen. Nog meer nefast is het nihilisme, het vernietigen om te vernietigen, “de tegen zichzelf gerichte radicale agressie (…), een gevolg van frustratie.”23
Kruithof sluit het hoofdstuk af met een bedenking over religiositeit. De religieuze ervaring betreft een ons overstijgende realiteit (iets buiten onszelf) die boeit (fascinans) en beangstigt (tremendum). Dat contrasteert fel met het subjectivisme en het antropocentrisme die zich voor de religiositeit afsluiten. “Het christendom heeft de weg geopend naar het antropocentrisme, tegelijkertijd de gelovige in de waan latend dat die mensgerichtheid kan samenvallen met het behoud van een echte religiositeit. Die gedachte is onhoudbaar omdat daarin de religiositeit, naar mijn gevoel, diep verminkt wordt. Daarom pleit ik voor een nieuwe religiositeit zonder goden en zonder een God-mens. Veel westerlingen hebben de christelijke kerken verlaten. Sommigen denken dat het consequent is om het religieuze ook vaarwel te zeggen. Dat lijkt me geen goede stap.”24
(Wordt vervolgd)
(J.B., 29 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“Ik dacht telkens aan de verzetslieden die het eerste jaar van de tweede wereldoorlog al acties ondernamen om het nazisme te bestrijden. In die tijd werd in Europa algemeen gedacht dat de Duitsers de overwinnaars waren en er tegen hun overwicht niets te ondernemen viel. Blijkbaar had die redenering geen invloed op het gedrag van een aantal weerstanders. Velen onder hen waren immuun voor de logica van het halen, en het niet halen. Het was voldoende dat de bezetter ongelijk had om het verzet te organiseren. We gaan door, ook al halen we het niet.
We mogen de onverzettelijkheid van dat morele standpunt best overnemen. Het neoliberalisme is een nefast systeem en zelfs als overwinningen niet voor morgen zijn moeten we ons inzetten in een radicale strijd, zoals de kameraden van 1940.”
Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, pp. 425-426.
Jaap Kruithof
Jaap Kruithof
27-03-2025
Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 15: Televisie
De verbale cultuur van weleer (met een spreker en een luisteraar, via klanken) werd vervangen door de beeldcultuur (met een schrijver en een lezer, via beelden) omwille van de voordelen van bewaring en verspreiding, die nu echter wegvallen door de ontwikkeling van opname- en distributiemogelijkheden. Daarnaast is er ook nog de beeldentaal en de klankenwereld (muziek). “Woorden, beelden en klanken beïnvloeden mensen in drie opzichten: cognitief [betekenissen], emotief [gevoelens] en actief [het aanzetten tot daden].”2
De televisie heeft drie functies: informeren, opvoeden en entertainen. Televisie beperkt de info en selecteert ze: het uitzonderlijke en het negatieve krijgen meer aandacht, het nieuws is oppervlakkig (“Iedereen praat over alles zonder veel voorbereiding”3), interviews worden tot een dertigste van de duur ingekrompen en derhalve vervalst (Kruithof als ervaringsdeskundige4), er is partijdige berichtgeving. “De repressieve tolerantie werkt gesmeerd: iedereen mag zijn mening kwijt maar het moet duidelijk blijven dat opponenten een klein groepje vormen.”5 Berichtgeving over de Koerden en Kongo is er niet of eenzijdig, de eenzijdige visie van Hof, Leger en Kerk wordt gepropageerd, PvdA krijgt op geen enkele Vlaamse zender spreekrecht. “Het establishment spaart vooral zichzelf.”6“Een belangrijk discussiepunt (…) is de verhouding tussen feit en commentaar.”7 De liberale ideologie weert commentaren als onwetenschappelijk maar “zowel bericht als commentaar zijn waardegeladen. Het journaal is niet objectief maar bevat een waardegeladen keuze van feiten (…).”8 Meer zenders zijn nodig: “Slechts via een pluralistische informatie kan de objectiviteit worden verbeterd.”9
Wat betreft de educatieve functie van televisie. “Onze televisie werkt in veel educatieve uitzendingen ideologisch, maar doet alsof ze neutraal is.”10 Tegelijk met het 'semper excelsior' prediken pedagogen onderwerping, volgzaamheid, gehoorzaamheid, conformisme. “Scherp uitgedrukt gaat het over afstomping, infantilisering.”11“Mensen met een onafhankelijk oordeel worden zelden tot de studio toegelaten.”12 “Als kinderen dagelijks uren voor het scherm zitten verliezen ouders en onderwijsmensen hun moreel overwicht.”13 En de entertainmentfunctie van televisie weegt veel te sterk door. Onze zogenaamde behoefte aan ontspanning (spelletjes, onbenulligheid) accordeert niet met de slavernij waar de andere helft van de mensheid aan onderworpen is. Met de overwaardering van het encyclopedisme scheppen producers een illusie van educatie. “Ze beseffen niet dat de rush naar feitenkennis het inzichtelijk denken aftakelt.”14 De exuberante prijzen voor winnaars van spelletjes voelen corrupt aan. Entertainment schept een gevaarlijke attitude: “Het leven is een spel, niets moet au sérieux genomen worden.”15 Het televisie-entertainment heeft de opium-functie van de godsdienst overgenomen, “een egocentrische tijdpassering.”16 De zogenaamde ontspanning verdooft door kijkers in een schijnwereld op te sluiten en “de meest gewaardeerde idolen zijn vaak de grootste leeghoofden.”17 De media, de 'vierde macht' hebben een waakhondfunctie maar zij manipuleren. “Een aantal fundamentele vooroordelen wordt in de media niet op de helling gezet.”18“Onze televisie is in handen van mensen die zichzelf deskundig achten en de buitenstaanders als kijkvee behandelen.”19 Kijkers moeten kunnen participeren aan het televisiegebeuren en daartoe ook de middelen en de macht krijgen.20
Jaap Kruithof: “Het is voor een enkeling zeer moeilijk om zelfstandig over de wereld na te denken. De bronnen die zijn bewustzijn voeden bieden zo'n geprefabriceerde waar aan dat weinigen in staat zijn erachter te komen hoe de werkelijkheid echt in elkaar zit. Mediagiganten als Rupert Murdoch en Ted Turner rukken op. Met een netwerk van televisiestations, satellietverbindingen, radiozenders en persorganen willen zij de denkwereld beheersen. Zij formeren met privé-kapitaal imperia, die de hele planeet van bewustzijnsinhouden voorzien.”21 De kloof tussen de wetenden en de onwetenden wordt groter.22 Er is een veramerikanisering van de wereld. “Wie geen Engels begrijpt, is een analfabeet.”23 Europa, Zuid-Amerika, Afrika. “Ook aan de andere kant van de gewezen Berlijnse muur klinkt het gejank van Angelsaksische popsterren. De bedreiging van de panamerikanisering is mondiaal.”24 Amerikanisering, gevolg van verrechtsing, is commercialisering, neoliberalisme, alle voorrang aan de winst ten koste van inhoud, waarheid en schoonheid. De zo al uitgebuite kijker bootst het allemaal na, versterkt het aldus nog. Het politiek bewustzijn wordt gekraakt. “Marcuse's eendimensionaliteit als werkelijkheid.”25 Kruithof spreekt over de kwalijke neoliberalisering van de planeet: “Het meest benauwende vind ik dat nog maar weinigen in staat zijn dit in te zien, laat staan de moed hebben zich ertegen te verzetten.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 27 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Entertainment staat tegenover arbeid en is lust. “Het doel is de vereniging van arbeid met lust. (…) De andere optie, namelijk een fictieve, luxueuze genotwereld boven en buiten het dagelijkse leven construeren, biedt geen uitkomst.”2“Het verheerlijken van het amusement betekent de consumptie boven de productie plaatsen of ze zelfs los en onafhankelijk daarvan willen ontwikkelen, wat tot fundamentele wanverhoudingen in de menselijke existentie leidt.”3
Kruithof onderscheidt drie fasen in de geschiedenis van het vermaak. In de middeleeuwen (feodaliteit) vermaken de edelen en de hogere clerus zich met jachtpartijen, dans, muziek en de gewone man houdt kermissen en spelen; met de opkomst van de bourgeoisie schept die stand een eigen vermaakcultuur en ook het proletariaat heeft zijn amusement; Sinds 1950 tenslotte verdwijnt de vermaakscultuur van adel en clerus alsook die van het volk. “Alles wordt in één massacultuur geïntegreerd.”4 Heden explodeert het vermaak: de wereld moet een pretpark worden. “De zaligheid is een combinatie van klanken, beelden en woorden, van bewegingen (dans), drank, drugs en seks.”5 Het vermaak overspoelt alles. “Alles moet worden gevierd.”6 Egotripperij, een vlucht uit de werkelijkheid, de opmars van de spotcultuur, parasitisme. De neoliberale rijken houden feestjes met een prijskaartje van een miljard dollar.
Amusement voor alles is te wijten aan het economische surplus, de marktuitbreiding, de vakantiecultuur en de specifieke entertainmentindustrie. Het succes daarvan volgt uit het frustrerende van de arbeid: de zin ervan wordt niet in vraag gesteld, alles draait om het loon. De impact daarvan op de moraal is niet gering. “Het Westen heeft het verbod op plezier vervangen door de plicht om te genieten. (…) Dit gouden kalf maakt ons onverzadigbaar. (...) Er is zowaar zelfs een nieuwe beroepscultuur ontstaan: wat tot je eigen opdracht behoort, probeer je zoveel mogelijk door te geven aan ondergeschikten, kennissen en vrienden.”7
De kapitalistische markt maakt dat ook amusement concurrentieel wordt: ook m.b.t. amusement is het doel: winnen. Onmacht voedt de hang naar kortstondig genot. Brood en spelen. “De herauten van de neoliberale wereldorde geloven in uitbuiting via entertainment.”8 Maar entertainment met maatschappijkritiek wordt door de neoliberalen gefnuikt.
Vermaak is verspilling en vervuiling en vernielt de natuur maar het werkt ook de misdaad in de hand want het gaat om verbruik zonder productie: wie wil genieten zonder te werken, kan het kapitaal daartoe alleen via misdaad bemachtigen.
Amusement is niet creatief, het wordt geprepareerd en passief ondergaan. “De neoliberale massastructuren domineren.”9 Het niveau zakt naar dat van de consument, de massamens. De happy few hebben een aparte wereld. “Wie kiest voor de vrije markt zonder restricties, knielt voor het kapitaal. Met geld kun je mensen overtuigen, kun je bewustzijnsoorlogen winnen. Die logica wordt ook in de wereld van de ontspanning toegepast.”10 Vermaak als louter verkoopsproduct. “Er is een wezenlijk verschil tussen cultuur maken en succes najagen.”11“Geen enkele artiest van enig niveau volgt de smaak van zijn publiek. Dat is verraad aan de roeping (…). In de wetenschap gelden analoge normen. Serieuze onderzoekers leggen zich niet neer bij de bestaande waarheid, maar doorbreken en verleggen verworven inzichten.”12
Lust is levensnoodzakelijk en antilustfilosofieën zijn daarom uit den boze maar genot is niet de motor van de menselijke ontwikkeling, de band tussen lust en werk mag niet worden doorgesneden (consumptie zonder arbeid) want zonder zinvol werk verliest men zijn menselijkheid en rest slechts misdaad, een vrucht van de neoliberale ingesteldheid.
Het toerisme is nu wereldwijd de tweede grootste economie, de jongste decennia is er massatoerisme dat zich uitbreidt, de mogelijkheden nemen toe, reizen gebeurt meestal in passiviteit via touroperators. Elders is het gras groener, we willen iets nieuws, we willen te gast zijn, we willen zon, warmte, we trekken van noord naar zuid. “Er zijn in de wereld van vandaag twee grote migratiestromen. De eerste wordt veroorzaakt door de geslagenen, de stumperds. Zij vluchten voor burgeroorlogen en trekken van gebieden (…) met werkloosheid en hongersnood naar streken met betere levenskansen. (…) Zij weten niet wat vrije tijd en toerisme is, hebben er geen geld voor. (…) Ze zoeken slechts een uitkomst voor hun ellende. Daartegenover staan de tijdelijke, vrolijke volksverhuizingen. (…). In het vakantieland zijn de prijzen van de goederen en diensten vaak lager dan in het thuisland wat aardig van pas komt. Toeristen zijn parasieten (…) [en] worden meestal afgesloten van de lokale gemeenschappen. (…) Je kunt je best doen om vriendelijk te zijn (…) maar de ander weet dat je rijk bent, tot een andere wereld behoort. Cuba moet zich prostitueren in een grootschalig toerisme om de nodige deviezen te verzamelen. (…) Het moderne toerisme is in grote mate een vorm van bedrog.”13
Ook de sport wordt steeds meer gecommercialiseerd en geprofessionaliseerd, profs worden verkocht. “Met het wereldvoetbal is jaarlijks zo'n 225 miljard dollar gemoeid. (…) Uitzendrechten, kijkcijfers en reclameprijzen (…).”14Het spelkarakter verdwijnt, de natuur en de dieren zijn slachtoffer maar in de topsport ook de mensen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Kruithof situeert individualisering of de ontwikkeling van de ideologie van het individualisme waardoor persoonlijke kenmerken de nadruk krijgen tegenover “massalisering” die mensen ertoe aanzet in alles de kudde te volgen. “De ideale, maar valse synthese is in onze samenleving die mensen te massaliseren en hen tegelijkertijd de illusie te geven dat ze echt persoonlijk zijn. Dat lukt.”2
Het individualiseringsproces ontwikkelt zich krachtig in het westen van de jongste eeuwen: de n.v. komt in de plaats van het familiebedrijf. De vrije tijd wordt ingevuld met vakantie, weekendfeesten en er is privacy voor wie geld hebben. De solidariteit met iedereen maakt plaats voor zelfstandigheid en steun aan exclusief de eigen stand.
Maar er bestaat ook een andersoortig individualisme van wie op zichzelf aangewezen zijn als gevolg van allerlei vormen van sociale uitsluiting: “mensen die geen waardig leven krijgen en daarom als enkeling zichzelf moeten redden. (…) Hun levensregel is: wees individualist, zorg voor jezelf en je naastbestaanden, anders verga je.”3
In de economie dwingt Bill Gates bewondering af, in de politiek de fascinerende leider: hun privéleven is nieuws. “Er is een gigantische [media]industrie die superindividuen, stars kweekt”4 en wiens commentaar op alles en nog wat ernstig genomen wordt. Empathie met individuen lukt, echter niet met grote groepen van verschoppelingen. Concurrentie, persoonlijke roem en succes vervangen samenwerking. Individualisme is er ook in de kunst waar films en soaps draaien om (Hollywood)stars, er zijn oorlogen om solistencarrières en sporthelden streven ernaar multimiljonair te worden.
Het individualiseringsproces volgt economische dynamieken: industrialisering bracht verhoogde productiviteit en massalisering, de arbeidsdeling nam toe, de tertiaire en de quartaire sector bloeiden, er kwam meer ruimte voor persoonlijke inbreng en verantwoordelijkheid, wat goed was voor de expansie van het kapitalisme. Meer productie, meer koopkracht, een hogere levensstandaard. De creatie door christendemocraten en socialisten van de verzorgingsstaat. “Iedereen moest verzorgd worden, niemand mocht participeren. Het leek er wel op dat de burger niet meer mocht leven, maar zich moest laten leven.”5
Maar het Mattheuseffect bleef bestaan. Vanaf de jaren tachtig begon het neoliberalisme de grote verzekeringssystemen af te breken wegens 'te duur': geen gelijkheid meer en dus blijft de klassenmaatschappij bestaan.
Door de individualisering horen steeds meer mensen nergens bij. De lokale cultuur als bindmiddel is verdwenen. De dorpsfiguren moeten wijken voor de vedetten. De mensen worden pendelaars. En het aantal alleenstaanden neemt gestadig toe. “Vroeger was er maar pret als je met anderen bijeen kwam en samen iets deed. Nu zet je je televisietoestel aan en geniet solitair.”6
“Welk soort mens wordt in het westers individualiseringsproces gevormd? Het gaat over een calculerend heerschap dat persoonlijk gewin, genot en macht nastreeft. Hij is (…) selfish. (...) Homo homini lupus: ieder voor zich, één tegen allen. (…) De maatschappelijke onverschilligheid en het apolitisme nemen toe. (…) Mensen worden solipsisten die onder eenzaamheid gebukt gaan. (...) De verheerlijking van het egocentrisme leidt tot excessen.”7
“In het westen heeft het individualisme een lange geschiedenis achter de rug. De autonome burger was in de Griekse polis al belangrijk. Eeuwen later stelde het christendom een nieuwe god-menseenheid op de voorgrond. (…) De mens was Gods evenbeeld op aarde, verheven boven de andere levende wezens. (…) Ten diepste betekent die theorie dat God mens werd en één mens goddelijk is. Alle personen die hem volgen (…) worden daardoor zelf goddelijk. Een betere ondersteuning van de waarde van de menselijke enkeling kan niet worden gevonden.”8 Bij de joden ligt de klemtoon op het volk, waardoor hun relatie met het christendom nu nog bepaald wordt. Ook het protestantisme, los van de kerk, bracht meer individualisering. Met de moderniteit fundeert het ik de nieuwe redelijkheid in dienst van de vooruitgang. In de negentiende eeuw ontstonden sociale bewegingen (onder meer de arbeidersbeweging) maar na de golden sixties keerde het individualisme terug met het postmodernisme. Het fundamentalisme bood enige weerstand.
“De binding tussen individualisme en westerse welvaart is een realiteit.”9 Eigen belang eerst, het ik als bron van kracht en creativiteit. “Succes is belangrijker dan goede verstandhouding met anderen.”10 Persoonlijke macht en genot zijn van tel, de massa wordt als 'de gewone man' geminacht. Het egoïsme neemt toe via de identificatie met de grotere ego's van de eigen stand en natie maar decentreert aldus tegelijk richting internationale gemeenschap. In het liberalisme wordt dat altruïsme verkeerdelijk herleid tot (uitgebreid) egoïsme. Neoliberalisme (de enkeling staat boven de groep) en socialisme (de enkeling maakt deel uit van de groep) staan tegenover elkaar.
Individualisering maakt zelfstandiger maar tegelijk afhankelijker van anderen. “Het neoliberalisme heeft de ontwikkeling van twee menstypen bevorderd. Enerzijds (…) de beschaving van het narcisme, de ziekelijke eigenliefde. (…) De mensenrechten worden vernauwd tot rechten van individuen, groepsrechten worden verwaarloosd of genegeerd. (…) Een ander soort mens (…) is de vrucht van commercialisering en massalisering, van het afstompingsproces dat om zich heen grijpt. De gehoorzame volgeling, het kuddedier in slechte zin.”11
Na de Industriële Revolutie kwam er een scheiding tussen de economie en het gezinsleven. “Er ontstond een ideologie die het reële verband tussen de samenleving en het privé-leven versluierde en de moderne enkeling staafde in de waan dat hij vrij en autonoom was.”12“Het loonstelsel werd geschraagd door niet-gemonetariseerde arbeid van moeders en huisvrouwen. Het werk van de vrouw thuis was gratis. Zonder die vorm van marktuitsluiting zou het industriële kapitalisme zich nooit hebben kunnen doorzetten.”13 Het gezin werd een broedplaats van individualisme en genotzucht en ook een belangrijke consumptieplek.
De klassieke levensritmen verdwijnen. De differentiëring van microleefvormen is toe te juichen in een pluralistische samenleving. Probleem zijn wel de alleenstaanden en het eenoudermodel.
Leuk als sluitstuk van het hoofdstuk over individualisme is Kruithofs bespreking van de (vijf) gezinstypen: het gezin met een seksistische opdeling ((macho-)mannen tegen vrouwen), dat met de generatietegenstelling (ouders versus kinderen), het freudiaanse gezinstype (vader en dochter tegenover moeder en zoon) dat goed draait, de alliantie van allen tegen één (meestal de huisvader... die nooit thuis is) en het gezin van de hyperindividualisten waarin iedereen zijn eigen gang gaat.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“De bevrediging van de basisbehoeften vergt geborgenheid, bescherming door anderen. (…) Met de term veiligheid wordt een toestand aangeduid waarin de bevrediging van alle basisbehoeften is verzekerd. (…) Een sterke deficiëntie op één wezenlijk deelterrein kan de globale veiligheid teniet doen.”2 In tegenstelling tot statische samenlevingen (derde wereldlanden) zijn dynamische maatschappijen zeer veranderlijk waardoor steeds nieuwe gevaren opduiken en de toekomst onveilig is. Het model van Smelzer onderscheidt vier bedreigingsniveaus (namelijk inzake sociale faciliteiten, normen, doeleinden en waarden) waarbij onder meer geldt: “Instabiliteit van de basiswaarden [gelijkheid, vrijheid, rechtvaardigheid...] leidt tot een zeer diepgaande onveiligheid en vinden we onder andere terug in burgeroorlogen en revoluties.”3
Een kind dat opgroeit in een veilige thuis heeft een stabiele uitvalsbasis en staat derhalve vertrouwensvol in het leven, in tegenstelling tot een kind uit een onveilig gezin dat zich afsluit van de wereld, conservatief is en bekrompen. Maar de 'thuis' is niet langer vanzelfsprekend, met niet te overziene gevolgen zoals angst, wantrouwen, agressie en vluchtreacties. De risicomaatschappij tast het gezag van de overheid aan, het gevaar van burgerwachten en dat van videocamera's loert, verzekeringen zijn alleen voor de rijken, iedereen wordt verdacht, privacy verdwijnt, veiligheid wordt betaald met vrijheid.
Onveiligheid kan lichamelijk en geestelijk zijn, steeds gepaard gaande met stress en betreft het ecologische (zoals natuurrampen), de gezondheid (vervuiling, verkeer, drugs...), de economie (onzekerheid, fraude...), de politiek, het socioculturele en het ideologische.
Betreft de economie organiseert misdaad zich internationaal. “Door zijn ligging en gedoogbeleid is België het meest getroffen land.”4 Tot de misdaadhandel behoren drugs, wapens, kernafval, zwendel in petroleum, auto's, diamant, hormonen, geld en mensen. Bijvoorbeeld inzake politiek telt Latijns-Amerika jaarlijks 100.000 politieke moorden. De productie van massavernietigingswapens in onder meer Pakistan en India is ongecontroleerd, er is georganiseerd terrorisme maar er is ook het legale geweld van de gevestigde macht. “Terrorisme is een vorm van verzet. (…) De verzetsstrijders van de Tweede Wereldoorlog, die terroristen waren, worden elk jaar terecht gehuldigd.”5 Een lange rij Belgische politici komen wegens fraude en corruptie in aanraking met het gerecht dat echter onmachtig blijkt. Zoals in Rusland blijkt de overheid ook hier gecriminaliseerd. Daardoor nemen autoritarisme, fascisering en verrechtsing toe.6
Onveilig in de middeleeuwen, werden de steden pas veilig vanaf de jaren zestig van de voorgaande eeuw maar opnieuw onveilig sinds de jaren tachtig: meer mensen mijden zekere stadswijken wegens diefstallen en overvallen maar er is ook verkeersonveiligheid mede door oververzadiging van het wegennet (koning auto). Gebroken gezinnen tasten de veiligheid van kinderen aan, er is gewelddadige kinderporno. “Kinderen kunnen voor vijftig dollar per postbus worden besteld.”7 Door vergrijzing zijn ook meer ouderen naast eenzaam en ziek, onveilig. Het onveiligheidsgevoel neemt toe samen met het wantrouwen in de (overheids)instellingen - meer nog bij jongeren dan bij ouderen.
Ideologische onveiligheid heeft dan weer te maken met de geloofsafval en de opkomst van het neoliberalisme. Er is ook weer irrationalisme (charismatische bewegingen) en religieus nihilisme (moeder Theresa's rechtvaardiging van de machteloosheid). Het verband tussen de neoliberale economie, de verpaupering en de toename van onveiligheid is duidelijk. “Als de winsthonger zich ongeremd kan uitbreiden zal op de lange duur alles worden gecorrumpeerd.”8
Justitie faalt: in slechts vier percent van de gevallen verloopt de behandeling van een crimineel gegeven naar behoren.9 De internationaal georganiseerde misdaad heeft de overhand en een tegenkracht ontbreekt. Ook de scheiding der machten bestaat niet meer en zo ook de onafhankelijkheid van justitie: opleiding en benoemingen van operatoren zijn in handen van de uitvoerende macht. Ten tijde van Napoleon volgde de rechtspraak de wet, vervolgens kregen de rechters daar de macht en vandaag beslist de advocatuur over de waarheid maar omdat advocaten werken voor particulieren, maken de rijken, de megasystemen, de waarheid.10
Justitie krijgt te weinig middelen om onafhankelijk te kunnen werken, wat reeds de infrastructuur, de gebouwen (gerechtshoven, gevangenissen...) verraden. Ook de salarissen van de ambtenaren zijn niet meer in verhouding tot die in de private sector. “Moet de criminaliteit bevorderd worden ter wille van de business?”11 Betreft het politiewerk is er controle en toezicht (en soms ook niet want “vijftig percent van de bevelen om het grondgebied te verlaten wegens betrokkenheid bij een misdrijf worden niet uitgevoerd”12), echter geen aanpak van onderliggende oorzaken van de misdaden.
Op onveiligheid volgt repressief gewelddadig beleid met kortetermijndoelstellingen. Laksheid leidt tot seponeringen, verjaringen en 'procedurefouten'. Ook de valse papieren zijn een probleem: “In bepaalde bedrijfstakken zijn twee derden van de douanedocumenten vervalst.”13 Een versterking van het politieapparaat is nodig maar moet gepaard gaan met een versterking van de democratie.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 24 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Aflevering 11: Deportatie, apartheid of pluralisme
Jaap Kruithof staat een ogenblik stil bij de met de integratie gepaard gaande Europese samenlevingsmodellen assimilatie, gettovorming en cultureel pluralisme. Assimilatie is diepgaande adaptatie waarbij 'vreemden' “desnoods tot volgzaamheid worden gedwongen.”2 Kruithof, verontwaardigd: “Wij zijn de verdedigers van een superieure cultuur. Onze identiteit is op diepe tradities gevestigd en blijft onveranderlijk. Wij zijn het uitverkoren volk (jodendom) of wij alleen hebben het ware geloof (christendom). We hebben een zending, moeten vreemden bekeren tot onze visie (…). Wie onze waarheid niet aanvaardt is onderontwikkeld of kwaadwillig; wie ons gedrag niet overneemt is achterlijk, primitief. (…) Vreemde culturen zijn inferieur.”3 Daaruit volgt uiteraard discriminatie: “Het christelijke kruisteken is normaal, de sluier niet. (…) Het streven naar assimilatie impliceert dwang, repressie, uitroeiing van vreemde particularismen. Het verleden heeft bewezen dat het kan leiden tot deportatie van volkeren en zelfs tot genocide (het nazisme). Het lokt agressiviteit uit, gewelddadig verzet, fundamentalisme, het behoud van de eigen roots.”4 De historicus verwijst naar de vervolging van de Katharen in de dertiende eeuw, naar de godsdienstoorlogen en naar het missiewerk bij de kolonisering. Het geloof werd vervangen door de belijdenis van het neoliberalisme, de 'American way of life'. “Iedereen moet meedoen met het berekend individualisme, de ongeremde winstdrang en het oeverloos entertainment.”5 Het assimilatiemodel vergt bovendien heel veel macht en geld.
Kan men de vreemden niet uitroeien of deporteren, dan kiest men voor het tweede (goedkopere) model, het apartheidssysteem: gettovorming of (zelf)opsluiting van bevolkingsgroepen in eigen wijken (joden, Italianen, Turken, Marokkanen, prostituees, homo's...), zichtbaar in de meeste grootsteden. Gesloten werelden met interne economische circuits met eigen spelregels zijn een overlevingsstrategie. De verwilderde neoliberale maatschappij is xenofoob en weert multiculturaliteit. Tegelijk zijn er ook weelderige rijkeluisbuurten met politiebewaking en eigen bewakingsdiensten, wat in de toekomst grote sociale spanningen zal meebrengen. Dit separatisme cultiveert vijandschappen. We kennen het van in Zuid-Afrika, bij ons is verzuiling een vorm ervan.
Het alternatief is de derde samenlevingsvorm: pluralisme (democratisch etnisch en cultureel). “Zo [bijvoorbeeld] moet in Europa de eigenheid van de moslims worden aanvaard en gerespecteerd.”6 Pluralisme of tolerantie jegens minderheden vergt een zekere welvaart en ontwikkeling en derhalve (door de noodzakelijke overheid gestuurde) sociale hervormingen met antidiscriminatiewetten en waakzaamheid tegenover allerlei imperialismen. Daarvoor passen de neoliberalen wegens 'te duur'.
Cultuur volgt uit overgeleverde leerprocessen maar is toekomstgericht. Centraal begrip hier is eigenheid of identiteit (van een gemeenschap), wat slaat op gemeenschappelijke kenmerken (zoals afstamming, taal, religie) waarvan men zich bewust is en die men positief waardeert. Een eigenheid verandert vaak mee met veranderende omstandigheden. Cultuur betreft ook territorium en rechten maar emigratie gebeurt meestal uit noodzaak. Monoculturen zijn wijd verbreid, conflicten zijn dan ook legio. Multiculturaliteit heeft met bevolkingsexplosie en met mobiliteit te maken en is derhalve onafwendbaar. “Wie, zoals het neoliberalisme, die principes laat vallen, geeft het fundamentele project van en democratische wereldsamenleving op.”7
M.b.t. territorialiteit telt België drie gebieden waarbij een rijke Franstalige burgerij aasde op Vlaams gebied rond Brussel, dat zij tweetalig wilde maken omdat zij het burgerrecht boven territorialiteit stelde. “Door de groeiende macht van Vlaanderen en de taalwetgeving ging de expansie niet door. Daaruit blijkt dat het territorialiteitsbeginsel kan gebruikt worden om een arrogante bourgeoisie een halt toe te roepen.”8
Er moet een evenwicht zijn tussen het particuliere, het algemene en het universele. Het particularisme wil diversiteit (en derhalve separatisme). Nadruk op eigenheden houdt verband met internationale interdependentie en nadruk op verschillen voedt internationale concurrentie. Het universalisme wil wereldeenheid waar particularisme tot chaos leidt. In schema vindt men in de uitersten: bij het particularisme op microniveau het individualisme en bij universalisme op macroniveau het kosmopolitisme of het internationalisme. “Door de spectaculaire groei van de technologie en de communicatie wordt de wereld een dorp. Niets kan dat proces tegenhouden.”9 Een democratische en humane wereldorde blijkt de enige werkzame weg, niet het imperialistische universalisme van het christendom.
Nu is er de invasie van een nieuw universalisme, het neoliberalisme. “Het tracht zijn wetten op te leggen aan de gehele mensheid (…) gesteund door de commerciële media, die het neofascisme en fundamentalisme wel aanvallen, maar over de machtshonger en hebzucht van de transnationale corporaties zwijgen. Miljoenen westerse burgers beseffen zelfs niet dat dit antihumane imperialisme zeer actief is en grote successen boekt.”10 De natuur en de mensheid komen in het gedrang.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Aflevering 10: Het fort Europa, apartheid en fascisme
Migraties, volksverhuizingen, zijn van alle tijden maar nooit waren er meer vluchtelingen dan vandaag. De trek van het platteland naar de stad volgt uit de opmars van het neoliberalisme.2 Na de massale rekrutering van gastarbeiders wil men vanaf de jaren zeventig (onder meer wegens stijgende werkloosheid) de immigratie indijken. 125 miljoen mensen verblijven buiten hun land van herkomst en dat zal oplopen tot 1 miljard tegen 2050. Europa kreeg in 1991-1995 2,4 miljoen vluchtelingen, België telde in 1996 900.000 mensen van vreemde herkomst op 10 miljoen inwoners. Dat brengt mensensmokkel mee: een twintigtal criminele benden (Albanezen, Turken, Indiërs, Pakistanen, Bengalezen en Chinezen) (die ook een deel van de prostitutie in Antwerpen bezitten) smokkelen jaarlijks 2 tot 4 duizend illegalen over het Kanaal. Per persoon wordt 100.000 tot een half miljoen frank betaald.3
Inzake migratie spelen uitdrijvings- en attractieve factoren een rol. Oorzaken van migratie zijn een hoge bevolkingsdruk, verschillen in welvaart, onveiligheid, oorlogen en cultuurconflicten: er zijn derhalve economische, politieke en culturele vluchtelingen. Welvaartsverschillen (polarisatie arm-rijk) is de hoofdoorzaak maar herverdeling van de rijkdom komt er niet; de mensenrechtenverklaring blijkt een lachertje; de migratie van arme naar rijke landen zal nog toenemen.
Het harde liberalisme spreekt zichzelf tegen waar het pleit voor vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten maar niet van mensen en dat leidt tot fascisme. Fascisten wijzen migratie af maar neoliberalen laten het toe als het rendeert: vreemdelingen die vuile jobs aanvaarden of die hoogopgeleid zijn mogen binnen. Maar aldus ontstaat (ook in Europa) apartheid: de verzorgingsstaat voor ingeburgerden en minder rechten voor nieuwkomers. “De formule economisch libertinisme en menselijke discriminatie is onaanvaardbaar.”4 Wat betreft het uitwijzingsbeleid: “Men schijnt ervan uit te gaan [cf. Samira Adamou] dat dwangmatige terugkeer kan verzoend worden met humaniteit. (…) Een arrogante beschaving die denkt humaan te kunnen dwingen is op het verkeerde spoor. Met het wezenlijke van de ethiek spotten is satanisch. Het fascisme lonkt achter de deur. (…) Vluchtelingen verdienen geen vijandigheid maar begrip en steun.”5Tenslotte wijst Kruithof op nog een andere tegenstelling: “Enerzijds is er de vlucht van de paupers en politiek verdoemden, anderzijds zijn er de verplaatsingen van de welvarenden, de toeristen. (...) Het neoliberalisme is een verschrikking!”6
Voor autochtonen en allochtonen gelden ongelijke rechten, zowel economisch (arbeid), sociaal (huisvesting), politiek als cultureel (religie, tradities...). Het onderscheid tussen politieke en economische vluchtelingen (sinds de Conventie van Genève, 1954) is klassiek liberaal en achterhaald.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
In zijn werk over neoliberalisme maakt Kruithof een uitweiding over nationalisme omdat, zoals hij verderop betoogt, het neoliberalisme oorzaak is van een verpaupering waarvan de slachtoffers een extreemrechtse proteststem uitbrengen.
Eerst onderscheidt de auteur volk, natie en staat. Een 'volk' is een groep mensen met dezelfde afstamming, tradities, zeden, taal en religie; het begrip is wat uit de tijd, nu spreken we over een 'gemeenschap', meer bepaald van mensen die op dezelfde plek leven, collectieve ervaringen hebben alsook dezelfde politieke instellingen, maar vooral zijn ze verplicht de toekomst samen op te bouwen. Het volk of de gemeenschap heeft een eigen historisch besef en een identiteit, waar vandaan een samenhorigheidsgevoel. Een 'natie' heeft een identiteit waar men trots op is, soms met superioriteitsgevoelens en met een streven naar autonomie: men wil een eigen staat worden. Het wij-gevoel groeit over eeuwen, vooral bij conflicten met externe groepen. Uit de natie kan een soevereine staat komen met een eigen territorium, gezag, administratie, belastingstelsel, leger, politie en gerecht.
Nationalisme is “een politieke beweging die de eigen natie in het vaandel draagt en daaraan een politiek apparaat, een soevereine staat met zelfbeschikkingsrecht wil toevoegen.”2 Van volksnationalisme is sprake bij een zelfbewust volk dat naar politieke zelfstandigheid streeft. In het geval van staatsnationalisme wordt eerst een staat gevormd en pas daarna tracht een elite het volk een samenhorigheidsgevoel op te dringen (zoals in Frankrijk onder de Lodewijken). Er bestaat nationalisme dat mikt op het afbreken van een bestaand staatsverband (zoals het Vlaams nationalisme) en er is nationalisme dat een breder verband wil scheppen (zoals in Duitsland onder Bismarck of zoals het streven naar Europese eenwording na W.O.II). Er zijn vele vormen en het gaat niet noodzakelijk om fascisme of fanatisme.
Vandaag leven miljoenen mensen met totaal verschillende origine op eenzelfde plek zoals in Brussel, Londen, Parijs, New York. Daar is de samenleving multicultureel. Maar wat in Londen gedijt, gedijt niet in Congo: er is geen algemene regel. Het nationalisme is er altijd en overal. Niemand zal afkeuren dat naties zich in het verleden onafhankelijk hebben gemaakt. Maar nationalisme kan “een ideologisch wapen in handen van heersende elites zijn.”3 Edoch, “We weten dat rechtvaardige eisen kunnen misbruikt worden maar daarom moeten we ze niet weggooien. (…) Wie het nationalisme als zodanig verwerpt moet het moedige politieke beleid van mensen zoals Lumumba, Nyerere, Castro afkeuren en dat gaat te ver.”4
Heeft een gemeenschap een specifieke identiteit? Onmiskenbaar maar men kan zich wel vergissen over de inhoud ervan. “Het gebeurt dat zelfrespect omslaat in arrogantie en zelfoverschatting, wat kan uitmonden in de principes van 'eigen volk eerst', 'vreemden buiten' en 'Deutschland über Alles' [anno 2025: 'America First'] Dat is een misplaatste keuze, geen fataliteit. Nationalisten, die hun identiteit willen veilig stellen, kunnen ook bereid zijn democratische relaties met andere gemeenschappen/culturen te onderhouden.”5
Men moet nuanceren: nationalisme kan belangrijk zijn voor emancipatie en ook een eenzijdig Europees nationalisme is een gevaar. Nationalisme kan ook best samengaan met openheid en tolerantie. Er is rechts maar ook links nationalisme dat een bevrijdende functie heeft, bijvoorbeeld in de strijd tegen achterstelling. Rechts nationalisme acht het eigen volk superieur, eigent zich eeuwenoude voorrechten toe ('bloed en bodem'), weert wat vreemd is, is protectionistisch en expansionistisch. Links nationalisme is emancipatorisch, bijvoorbeeld tegenover feodale monarchieën of tegen kolonialisme en imperialisme, zoals bij de Palestijnen of de Koerden.
Er zijn ook rechtse internationalisten. Bij de linkse internationalisten blijkt samenwerking tussen socialisten van andere naties moeilijk: in 1914 stemden Franse en Duitse socialisten voor militaire kredieten, wars van het internationalisme en de oorlog begon. Nationalisme is een nodige tussenstap in de politiek. Waarschijnlijk gaan zich in de toekomst grotere nationale eenheden vormen: Noord-Amerika (- andermaal profetisch schrijft Kruithof 25 jaar geleden:“Het is niet uitgesloten dat Canada, de Verenigde Staten en Mexico een superstaat zullen vormen.”)6, Latijns-Amerika, Europa, de Arabische wereld (“met een ontwikkeld islamitisch gemeenschapsbewustzijn, gericht tegen het Westen en het christendom met zijn imperialistische trekjes”)7, Afrika bezuiden de Sahara (waar “een pan-Afrikaans nationalisme in ontwikkeling is”8), Oost-Azië en dan zijn er nog de restgebieden Australië en Nieuw-Zeeland, Rusland en Midden-Azië.
In Europa is er extreemrechts nationalisme, in Vlaanderen is dat het Vlaams Blok dat een viertal strekkingen verzamelt met als thema's het separatisme en de Vlaamse autonomie, autoritarisme, antisyndicalisme, vreemdelingenhaat, orde en gezag, fascisme, katholicisme en veiligheid. Een cordon sanitaire is verantwoord omdat het VB de democratie bedreigt. “Als het fascisme dertig tot veertig percent van het electoraat voor zich wint, staat een totale oorlog voor de deur.”9 Het succes van extreemrechts is te wijten aan het falen van de grote partijen en verweer is pas efficiënt via grote sociaaleconomische investeringen. Zoals reeds gezegd bij de aanvang van deze aflevering, zijn de paupers die bij extreemrechts hun toevlucht zoeken, een vrucht van het neoliberalisme.
Een sociaal Europa met één gemaakte instellingen en een vijftigtal relatief onafhankelijke regio's is een streefdoel. Bij het slot van het hoofdstuk over nationalisme bespreekt Kruithof de toestand van België. “België is een constructie van de grote Europese mogendheden in 1830 en 1839. (…) Er kan een dag komen dat in het moderne Europese unificeringsproces de structuur van het klassieke België achterhaald zal zijn. Die formule past in ieder geval in ieder geval niet in het concept van een uit zelfstandige regionen samengesteld Europa.”10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 18 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Spielt auf nun zum Tanz! (Andermaal Van Togenbirger)
Spielt auf nun zum Tanz!
(Andermaal Van Togenbirger)
Omsk Van Togenbirgers stem is verzwakt en de man is fel vermagerd, hij zit wat weggezakt in een stoel maar hij weet dat hij nu voor niemand meer hoeft te zwijgen want hij is monddood en wie monddood zijn, mogen vertellen wat ze willen, het haalt immers niets meer uit, hun woorden zijn zoals die van de doden die onbeschermd als wezen zijn: vreemden doen ermee wat ze willen.
Monddood is de schooier die op de grond gezeten aan de deur van de supermarkt zijn getaande gelaat in een te vriendelijke plooi perst om aan dat muntje te komen dat je in je jaszak tussen duim en wijsvinger klampt, in twijfel of je het hem kan toestoppen, alle omstandigheden in acht genomen: het publiek dat er sowieso is, de gevolgen van de act voor elke keer dat je daar nog voorbij moet als je een brood haalt, boter of vis, want je gezicht zal hij onthouden. Monddood is hij want hij heeft geen sociale status en dat in tegenstelling tot de hond wat verderop die hier op zijn baasje wacht en die de arme man geen blik gunt, hij heeft immers zelfs geen baasje, hij is zijn eigen baas, of is het zijn maag die hem de baas is, zijn het de kou en de ellende?
- Primo Levi, zo begint hij weer: Primo Levi schreef dat genocide weliswaar een vreselijke misdaad is die echter overtroffen wordt door de onverschilligheid daarover. Als ik u vertel, meneer, mevrouw, dat ten tijde van nazi-Duitsland mensen werden omgebracht terwijl zij in de waan werden gebracht dat zij geholpen werden, zult u misschien antwoorden dat dit allemaal lang geleden is, al is dat niet zo heel lang geleden, ik was immers een kind toen het gebeurde, ik speelde in de tuin met kiezels en met zand, terwijl miljoenen mensen een lot deelden naar aanleiding waarvan een dichter uit de Oekraïne vier jaar na de Tweede Wereldoorlog schreef:
“Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts wir trinken und trinken...”1
Woorden die blijven klinken waar zich de gruwel voltrekt terwijl men altegader de andere kant opkijkt, geen vuiltje aan de lucht, wij zijn onschuldig, we waren er niet bij, wij wisten van niets, het moet een misverstand geweest zijn!
- Mensen werden omgebracht terwijl zij in de waan verkeerden dat men hen hielp en het gaat er niet anders aan toe vandaag, op deze dag en op dit uur, dit eigenste ogenblik waarop mijn stem uw oor tracht te bereiken. Vergeefs, helaas, wat is het toch dat u zo doof maakt? Is het echt omdat de mond dood is die deze woorden zegt die even waar zijn als het licht dat in uw ogen schijnt? Ik zie u kijken naar mijn mond die wijl ik spreek, beweegt, maar gij luistert helemaal niet, alsof er geen geluid uit kwam en, hoort gij dan toch geluid, dan mijdt gij het om aan de geluiden die gij horen moet, ook maar enige betekenis te hechten: gij herleidt wat woorden zijn tot louter klanken, wat een huzarenstukje heten mag: abstractie maken van de werkelijkheid en tegelijk een fictie voor de waarheid houden.
Geen antwoord krijgt de oude man want zwijgen is een wapen tegen waarheid, een beproefd wapen: wie zwijgen, maken de woorden die de waarheid spreken, dood en zo eenvoudig is het om te moorden, men hoeft alleen maar na te laten om te antwoorden, totdat degene die op antwoord wacht, niet meer bestaat of, eerder nog, totdat hij daarvan overtuigd wordt dat hij alleen nog maar een schim is, immers, tot schimmen zal niemand het woord richten die nog bij zijn zinnen is.
- Mensen worden omgebracht terwijl zij in de waan verkeren dat zij geholpen worden en ik blijf het zeggen: wij leven niet langer in een rechtsstaat. In de rechtsstaat gelden wetten en wie zich daar niet aan houden, worden op het matje ontboden en moeten uitleggen wat hen ertoe bracht te breken met de wet. Blijft men het antwoord schuldig, dan volgen een veroordeling en een straf en zo geschiedt recht. Maar als dat wegvalt, ziet het plaatje er heel anders uit: er gelden ongeschreven wetten waaraan elkeen zich stilzwijgend onderwerpen moet en aan wie daaraan verzaken, wordt niet langer verzocht zich te verantwoorden voor een rechter, zij worden gewoon opgepakt, gevangen gezet, vermoord, terwijl wie achterbleven geheel onwetend vragen: waar zijn ze toch?
- Moordenaars geloven aldus de waarheid te trotseren maar die vindt wel andere monden om te spreken of wat had je gedacht van monden binnen in het hoofd? Heel moeilijk om ook die het zwijgen op te leggen!
“Wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng.”2
Voor het eerst zie ik Van Togenbirger wenen en hij zegt: Latino's werden nu aan het front gesignaleerd! Latino's, de meest vredevolle mensen op de ganse aarde, het doet denken aan de begraafplaatsen uit de oorlogen van de voorbije eeuw die vol liggen met lijken van rekruten uit de kolonies: over de oorlog wisten zij helemaal niets, maar zij werden massaal verscheept naar het continent van hun veroveraars om daar even massaal te sneuvelen, ver weg van hun gezin. Want wat kan het de potentaten schelen dat in Afrika en Azië kinderen naar hun vader vragen en moeders het antwoord schuldig blijven om hun kroost tegen de waarheid te beschermen daar kinderen nog te jong zijn om het te begrijpen, alsof er een leeftijd was waarop men het begrijpen kon.
- Die mensen worden door Trump gerekruteerd, zo meent Van Togenbirger: hij weet dat hun gezin van honger omkomt, zij staan immers al jaren bij die hekken, willen erover, om dan in de eethuizen van de rijken glazen te gaan wassen en met een poetsdoek de kastelen en de Tesla's te doen glanzen naar het voorbeeld van hun voorouders die in Wall Street en op Trafalgar Square de schoenen opblonken van hoge pieten. Die mensen worden op bevel van een verwende clown met hoogheidswaanzin naar een front gekatapulteerd en wel in een land waarover ze nog nooit hadden gehoord, laat staan dat ze ook zouden weten hoe de vork daar aan de steel zit: zij moeten daar gewoon gaan sterven, de rijken moeten immers aan hun aantal troepen komen zoals vastgesteld in het contract dat zij hebben met de duivel.
O, maar niemand wordt verplicht tot legerdienst, wij werken alleen maar met vrijwilligers, zo klinkt het hier, emmers full, uit de monden van de hoogwaardigheidsbekleders. Maar het is wel een mooie job voor wie het wil, dankzij defensie kan het hele land op beide oren slapen.
“Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen”3
- Kent u Jaap Kruithof? Vraagt Van Togenbirger. Politici doen alsof zij nog iets te vertellen hebben, zo schreef hij in zijn analyse van het neoliberalisme, maar het is Mammon die nu het dictaat voert, het zijn de megaconcerns en zij worden gedreven door blinde, onverzadigbare hebzucht die zoals elke andere verslaving net zo lang doorgaat totdat de dood over alle leven heerst.
Als reactie op de woelige jaren tachtig en negentig waarin het vertrouwen in onze basisinstellingen een felle klap kreeg, ontstond de wet tegen racisme en het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding.
Van politieke vernieuwing kwam weinig in huis, noch nationaal, noch internationaal, noch op Europees vlak. Verder had de Belgische politiek af te rekenen met verzuiling (apartheid vanwege de katholieke kerk: zelfs duivenmelkersbonden waren katholiek of niet) en met pacificatie. De economie is allesbeheersend maar politici blijven doen alsof zij nog macht hebben.
Er komt postmodernisme, voluntarisme en idealisme, de politiek van de 'goede wil'. Kruithof: “Vager en inhoudslozer kan moeilijk (…) wat de ondergang van de politiek zelf betekent.”2“De beweging van politieke vernieuwing is geëindigd in versnippering. Men heeft gezondigd tegen de basislogica van maatschappelijke processen: eerst is er een sociale beweging, daarna volgt een politieke beweging, slechts uit die ontwikkeling volgt een politieke partij. Door ongeduld verkozen sommigen een omgekeerde volgorde. (…) Dat lukt uiteraard niet.”3
In de Nieuwe Politieke Cultuur komt de macht toe aan de bewierookte nieuwe burger, maar wie is hij? Er is sprake van een kloof tussen burger en politiek, ongenoegen, een vertrouwenscrisis, antipolitiek. Kruithof onderscheidt verschillende reacties tegen de zich uitbreidende corruptie en fiscale fraude in de politiek en de meest verregaande is die van het apolitisme. “Mensen van de gevestigde machten spreken over nihilisme, maar vergissen zich. Het gaat over een fundamentele kritiek op het liberale project om de economische gang van, zaken buiten het politieke discours te houden.”4
Extremen worden gemeden, iedereen schuift op naar het karakterloze centrum. “Hoe kun je politieke corruptie effectief bestrijden als andere vormen, bijvoorbeeld financiële, niet hard worden aangepakt? Is het niet zo dat velen zich van vijand vergissen? Dat is niet alleen unfair, maar ook verloren tijd. Wie zei er ook weer dat ons land niet opgewassen is tegen de internationale criminaliteit? Zal de Kredietbank Luxemburg, zetel van kapitalisten die de wet ontduiken, zijn geheimen prijsgeven? Als er een kanker is, moeten we die niet lokaliseren bij garnalen.”5“Vernieuwing op politiek vlak is niet mogelijk als het economisch geweld alles overspoelt.”6“Men beseft niet hoe diep egoïsme en bedrog zich in dat systeem hebben genesteld.”7“Sinds jaren ervaar ik met bitterheid dat veel mensen blijkbaar niet beseffen op welke onleefbare wereld we afstevenen door het despotisme van het kapitaal.”8
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“Het begrip democratie betreft een geheel van principes met betrekkingen tot de ordeningen van machts- en gezagsrelaties tussen sociale eenheden.”2 Kruithof geeft vervolgens een uitvoerige uitleg over wat macht is, onderscheiden van gezag, de soorten macht en alle mogelijke relaties die dat meebrengt. Kruithof kiest voor volkssoevereiniteit: de absolute macht hoort toe aan de basis3, en dat zijn de belanghebbenden.4 Volgens Kruithof baseren rechten zich op noden: mensen streven naar bijvoorbeeld ontwikkeling en hebben daar derhalve recht op, en wel alle mensen. Dat is de moeilijke materie van de verhouding tussen Sein en Sollen, wat is (de feiten) en wat zou moeten (de ethiek). Iedereen moet derhalve ook beschikken over de macht om zich te kunnen ontwikkelen, dat is democratisch - in elitaire regimes (Huxley's Brave New World) beslist een elite over wat goed is voor het volk en dat is “een moderne uitwerking van het recht van de sterkste.”5
Macht betekent niet machtsmisbruik en delegatie en representatie zijn praktisch onmisbaar. Macht moet wel democratisch tot stand komen, vanwege de basis, de belanghebbenden en zo bijvoorbeeld zijn referenda zeer gewenst. Van machtsmisbruik is bijvoorbeeld sprake waar elites bepalen wat miljoenen mensen te zien krijgen op televisie.6
Kruithof geeft een wiskundig nauwkeurige analyse van alle mogelijke machtsstructuren en opteert voor een collectief leiderschap. Wat betreft de afgeleide macht: “In onze samenleving domineert de afgeleide macht de oorspronkelijke. Als gevolg daarvan is de kracht van de delegatie, van boven naar beneden, groter dan de representatie, van beneden naar boven. Een fundamenteel ondemocratische ordening, die we moeten bestrijden.”7
Er moeten verkiezingen zijn waar mogelijk; machtsoverdracht moet op vrijwillige basis gebeuren; er moet duidelijkheid zijn over de bevoegdheden (geen absolute macht!); men moet deskundig zijn; anciënniteit mag geen rol spelen; er zijn meer gezagsdragers dan vroeger nodig; mandaten moeten beperkt zijn qua duur, controleerbaar en niet onherroepbaar; de herkiesbaarheid moet beperkt worden (tot bijvoorbeeld twee termijnen).8 Macht moet niet radicaal gecentraliseerd worden, omstandigheden verschillen en experimenten kunnen zeer zinvol zijn. Mao Zedong: 'Laat honderd bloemen bloeien'.9
Een beslissing is democratisch als ze tot stand komt via een maximale deelname van de belanghebbenden (input), als de noden van alle belanghebbenden tellen en als de gevolgen goed zijn voor hun belangen (output). Democratie is een ideaal waarin wat de mensen willen (input) ook goed voor hen is (output). Maar dat iedereen die hard zijn best doet het kan schoppen tot president of dan toch kan stijgen op de sociale ladder, is een sprookje.
In de moderniteit komen economie en industrie in de plaats van het grootgrondbezit, de cultuur bevrijdt zich van het christelijk geloof en er is volkssoevereiniteit. In de politiek komen stemrecht, een parlement en een rechtsstaat en de grondwet verankert gelijke rechten voor iedereen. Maar de economie is niet democratisch, de liberale democratie is bedrog: de megasystemen willen slechts winst en de werknemer heeft niets te vertellen. “Het liberale duale stelsel is incoherent. De normen van de democratie worden niet toegepast op het economische gebeuren. (…) De democratie (…) verliest haar autonomie en gaat tenslotte ten onder, zoals wij in onze tijd zien gebeuren.”10
Men tracht de democratie wereldwijd te vestigen (nu in 40 van de meer dan 180 staten) maar zonder succes: polarisering (rijk-arm) en geweld nemen toe. Het meerderheidsprincipe lost niet alles op, het vergt ontwikkeling, bestuur op langere termijn en eenheid in visie. En dan is er het democratische Europa: “Als we weten dat eurocommissarissen na hun ontslag drie- tot vierhonderdduizend euro netto ontvangen, beseffen we hoe de machthebbers denken over de nivellering van de inkomens.”11 De liberale democratie wordt alhier bedreigd door de mega-economie, Europa en extreemrechts.
M.b.t. het kiessysteem wil Kruithof een systeem dat genuanceerd de wil van elke kiezer weergeeft, wat niet het geval is met een opkomst van dertig percent, die alleen het belang van de sterksten dient. De monarchie is uit de tijd en de scheiding der machten wordt niet gerespecteerd. Door gebrek aan kennis bij de parlementariërs komt de wetgevende macht in handen van de regering die bovendien de top van justitie aanstelt waar het neoliberalisme “le gouvernement des avocats” met hun procedureslagen heeft geïnstalleerd - dat alles alweer dansend naar de pijpen van de economie.
Sociale vooruitgang is te danken aan de niet-geïnstitutionaliseerde macht (stakingsrecht, stemrecht...) die berust bij de basis: zij grondvest de geïnstitutionaliseerde macht en niet andersom.12 Wat betreft de mensenrechten schermt het Westen ermee als het in haar kraam past: voor schendingen elders kijkt het de andere kant op of doet ermee mee.13
Is de democratie verzoenbaar met het socialisme? Onder de vele strekkingen bekijkt Kruithof het leninisme-stalinisme. “Lenin heeft een deel van de planeet uit het kapitalistisch wereldsysteem gelicht en van de andere landen geïsoleerd om er een revolutionair project te verwezenlijken.”14 “Het internationalisme is helaas problematisch.”15Het eenpartijstelsel dat daar wordt voorgestaan is volgens Kruithof niet valabel voor geavanceerde industriële samenlevingen waar pluralisme en diversiteit wenselijk zijn want de sociale bewegingen aan de basis dragen de politiek. De communistische partij is geen massaformatie maar een elite die zich ten dienste stelt van de basis. “Door die gerichtheid komen de communisten ertoe nieuwe technieken inzake massabeïnvloeding te ontwikkelen.”16 Er is sterke centralisatie en vanuit de radicale ideologie de neiging tot totalitarisme, berekend op clandestiniteit. Een cruciale vraag is ook voor wie de partij dan opkomt: voor iedereen (maar niet voor de kapitalisten, toplui, zelfstandigen)? “Het leninisme heeft de marxistische these van de dictatuur van het proletariaat vernauwd tot het principe van de dictatuur van de partij”17 en de basis is uit het zicht verdwenen. “Als er beslissingen worden genomen die velen niet zinnen, zeggen de partijleiders dat zij beter weten wat de massa nodig heeft dan die massa zelf.”18 Het is een “geloofsleer.”19 Marx daarentegen beging niet de fout om het politiek boven het economische te stellen: “Zijn socialisme was een uitloper, een vrucht van een vergevorderd kapitalisme.”20 De paranoïa van de communisten is te wijten aan het feit dat ze altijd in de clandestiniteit hebben moeten opereren maar dat is uiteraard geen vrijbrief.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Het zwaartepunt van de macht verlegt zich naar de megasystemen en de banken, maar ook die zijn stuurloos, aldus Kruithof, want onderhevig aan de wispelturige markt en de ongenadige concurrentie. “Wat overblijft is het recht van de sterkste.”2 De overheid verliest haar greep op systemen die internationaal opereren en ze kan niets doen aan kapitaalexporten. Politici houden de schijn hoog dat zij nog wat te zeggen hebben over de economie maar ratingbureaus katapulteren de kredietwaardigheid van de Belgische staat naar de onderste gelederen. Het leger wordt te duur en wordt afgebroken, huurlingen en burgerwachten zijn nepmiddelen. Werkloosheid zal de megasystemen een zorg wezen: zij besteden het werk uit aan onderaannemingen bevolkt door ilegalen en onbekwamen: een zwarte markt (goed voor meer dan 30 pct. van de actieve bevolking). Vast werk maakt plaats voor flexibele, deeltijdse, tijdelijke jobs zonder toekomstperspectieven: dat is het ware gezicht van het neoliberalisme. Elitescholen en gezondheid voor de rijken treden in de plaats van onderwijs en medische zorg voor iedereen. Maar “hoe kan de overheid het particuliere kapitaal tot de orde roepen als de beste kluiven van eigenaar zijn veranderd en de staat met de verlieslatende sectoren achterblijft?”3“Radicale neoliberalen gaan nog verder en willen alle staatssubsidies in de particuliere sector doen verdwijnen.”4“Voor de neoliberalen is de staat de dienstknecht van de particuliere profitsector. Winst komt laatstgenoemde toe, zware kosten zijn voor de gemeenschap.”5“Wat geen of een te lage winstvoet bezit [de non-profitsector], interesseert de ondernemer/financier niet.”6 De neoliberalen schakelen de staat uit behalve voor de handhaving van law and order, de repressieve functie dus ter beveiliging van het eigen profijt. “De politie en het leger zijn de ultieme wapens om 'les classes dangereuses' te bedwingen.”7
De rol van de overheid betreft het algemeen belang dat door geen andere instantie zal verdedigd worden. “Vermindert de macht van de overheid, dan betekent dat noodzakelijkerwijze dat de beveiliging van het algemeen welzijn in het gedrang komt.”8 Er is dan geen verweer meer tegen polarisering, werkloosheid, fraude, enz. “Privatiseren is een strooptocht organiseren om de beste kluiven aan de particuliere winstjagers cadeau te doen. De staat, vertegenwoordiger van het algemeen belang, wordt daardoor steeds armer.”9 Wel moet de overheid onder democratische controle opereren, zij mag geen Big Brother zijn (geen totalitarisme).
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Tegenwicht van de profitsector (de economie, de markt, alles gericht op winst) is de staat (de overheid, de politiek, gericht op behoeftebevrediging) en tussen die twee situeert zich de non-profitsector (het sociale, het pedagogische, het medische, de cultuur). In een kapitalistische samenleving is de profitsector in het offensief: waar ooit de territoriale macht en het christendom alles bepaalden, wil de neoliberaal de staat afslanken en ook de non-profitsector commercialiseren.2
In de twintigste eeuw doken twee tegengestelde bewegingen op: enerzijds leninisten/stalinisten, die het kapitaal aan de socialistische partij toebedelen; anderzijds fascisten/nazi's, die door het kapitaal aan de macht werden gebracht. “Nazisme en fascisme zijn agressieve kapitalistische reacties binnen het kader van gevestigde staten met territoriale macht. Door de mondialisering is die optie achterhaald. Wat blijft is de vraag of het wereldkapitalisme zonder nationale grenzen zal kiezen of gedwongen worden te kiezen voor een autoritair, antidemocratisch fascisme op internationaal vlak. Repetitie van dezelfde keuze, maar dan planetair.”3 Na W.O.II werd in het Westen de sociaal-democratie dominant maar de staat bleef in dienst staan van de multinationals.
De sociaal-democratie bracht sociale zekerheid, arbeidsrecht en allerlei voorzieningen. In de periode 1920-1975 kiest de overheid voor de Keynesiaanse politiek: geen leninisme/stalinisme maar wel een regulerende rol voor de overheid, in de lijn van de verzorgingsstaat. In de jaren zeventig komt (met Reagan en Thatcher) het neoliberalisme op, de verzorgingsstaat wordt 'te duur' genoemd. De mondialisering maakt megasystemen machtig. Andermaal klinken hier (met een link naar Musk met zijn militaire satelieten) profetische woorden: “Is de tijd veraf dat zij de militaire macht onder controle krijgen, de grote havens en vliegvelden beheren (…) musea opkopen?”4 Privatiseringen zijn in de plaats gekomen van nationalisaties: de overheid, en dus de gemeenschap, subsidieert de ondernemers maar de winst gaat naar particulieren. De werkloosheidscijfers dienen als drukkingsmiddel.
Een voorbeeld van neoliberale politiek is het beleid van het IMF, gesticht in 1944, instelling van de VN, met als eerste taak: lenen aan landen met schulden. Aan die leningen worden voorwaarden gekoppeld volgens de neoliberale filosofie (het blokkeren van de lonen, bezuinigingen, privatiseringen, voorrechten voor grootkapitaal en megasystemen, overrompeling van derdewereldlanden, anti-ecologisch optreden…) Maar het IMF maakt nu zelf schulden. “Is de tijd veraf dat de grote mogendheden niet meer over de nodige financiële slagkracht zullen beschikken om de internationale economische evolutie onder controle te houden?”5 Ontwikkelingslanden zien dat mondialisering vooral de sterkeren ten goede komt.
Door privatisering sneuvelen de laatste staatsmaatschappijen - in ons land bijvoorbeeld de ASLK, Cockerill-Sambre, RMB, elektriciteit, gas, intussen ook de post, en de spoorwegen zullen volgen... Waarom? Staatsschulden (een kwart van het Belgisch geld gaat naar afbetalingen), onvermogen en gebrek aan inzet. Collectieve voorzieningen worden bedreigd door het winstcriterium: pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslag, verzekering tegen rampen - NB: “De Belgische verzekeringsmaatschappijen haalden in het boekjaar 1998 een recordwinst van 66 miljard Belgische frank.”6 De overheid bood zekerheid maar privatiseringen onzekerheid en zo bijvoorbeeld wordt met pensioenfondsen gespeculeerd: ons zekerheidssysteem verdwijnt, zelfs defensietaken worden overgelaten aan particulieren, huurlingen, die aldus macht verwerven. “Men heeft begrepen dat de dood van een landgenoot de publieke opinie in het moederland sterk beroert terwijl niemand wakker ligt van de dood van een huurling.”7 Zo hebben de VS huurlingen ingezet in de oorlogen in Kosovo en Bosnië, wat strijdig is met het VN-verdrag dat het gebruik verbiedt van huurlingen - die zijn courant in landen met rechtse regeringen zoals de VS, GB, Israël en Zuid-Afrika. Ook het gevangeniswezen wordt uitbesteed. En grote firma's wenden zich met hun geschillen steeds vaker tot private rechtscolleges wars van de overheid. Sport, kunst en cultuur leven van sponsoring; in de media verdwijnt de staatsomroep. Ook justitie deelt in de klappen, denk aan de procedureslagen. “De staat wordt belachelijk gemaakt en laat met zich sollen.”8
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Op de markt of de maatschappelijk georganiseerde uitwisseling van goederen en diensten wordt geruild, verkocht en gekocht, verhuurd en gehuurd en geschonken. Er is een tendens naar totale commencialisering: alles wat gebruikswaarde bezit, moet worden omgezet in ruilwaarde, wat wil zeggen: alles moet te koop zijn. “Alles wat mensen willen doen, moet gehoorzamen aan marktwetten.”2 Gratis bestaat niet meer. “Tuinen, parken en natuurgebieden, waar je vroeger vrij kon vertoeven, worden afgesloten door uitbaters met een entreeprijs.”3 Ook is er de tendens naar mondialisering, mede door het datacommunicatienetwerk, het internet dat doorbrak in 1995-1996. Reclame wordt ons dictatoriaal opgedrongen terwijl iedereen dat beu is. Men moet kopen omdat iets goedkoop is, nieuw is, modieus is, kapot is... De massa bepaalt wat cultuur is, ten koste van de kwaliteit.4 Markt en marktuitbreiding zijn goed zolang die expansie niet ongeremd is en leidt tot “het opsouperen van schaarse grondstoffen”5 en tot meer polarisering.
In het kapitalisme draait alles om winst; het einddoel, behoeftebevrediging, is bijzaak geworden. Edoch, er zijn zinvolle en noodzakelijke inspanningen die niet veel opbrengen. Verder is ook het kapitaal, dat voortkomt uit winst, geen einddoel, anders wordt de economie een doldraaiende machine. Men gelooft dan: “Geen discussie over het waartoe, laat de wedloop maar voortduren, iedereen zal er wel bij varen.”6 Scholen vechten om het leerlingenaantal, het criterium voor subsidiëring. Bill Gates koop museumschatten op. Wetenschappelijk onderzoek krijgt geld van particuliere firma's. Geld bepaalt wat goed, schoon en waar is. “De vraag is of waarheidslievendheid en profijtdenken kunnen samengaan.”7De morele dimensie dreigt te verdwijnen. De immer veroordeelde woekerwinst of het misbruik van zwakke marktposities krijgt vrij spel. De natuur wordt (vaak onherstelbaar) beschadigd. Sociale uitbuiting is troef. Kortetermijndenken wint het van duurzaamheid. Investeringen gaan naar het meest winstgevende: de criminele sector. Een kapitalistisch bestel kan dit niet intomen.8 De economie wordt gecriminaliseerd: de zwarte markt vertegenwoordigt in België een vijfde van de markt. Nog een gevolg zijn enorme verspillingen.
Op de neoliberale markt ontbreekt de stuurman die solidariteit garandeert en daarmee ook levenszekerheid voor iedereen. Niet direct rendabele sectoren liggen onder vuur, ook als die levensnoodzakelijk zijn, zoals onderwijs en medische zorg. De politiek zelf kan niet tot een marktgebeuren worden herleid zonder dat de basiswaarden (gelijkheid, rechtsstaat...) verloren gaan. Hetzelfde geldt voor justitie, wetenschap enz. Er zijn ook niet-commercialiseerbare gegevens: mensen, bepaalde natuurgoederen en cultuurpatrimonia. Ook vriendschap, liefde en seks kunnen niet gereïficeerd (verdingelijkt) worden, ook gezinsarbeid (huismoeders werk) wordt niet betaald. De egocentrische berekeningen nemen toe, het spontane leven wordt een nutscalculus maar het is niet wenselijk dat gezinsarbeid wordt betaald. Wel moeten vrouwen toegang hebben tot de arbeidsmarkt en mannen moeten huismannen kunnen zijn.9
Megaconcerns dringen aan op vrijhandel, protectionisme is voor de zwakkeren, de staat moet reguleren. Met het oog op maximale winst heerst sociaal darwinisme: de zwaksten moeten eruit. Na W.O.II kwamen de multinationals; die fusioneerden in de jaren zeventig tot megasystemen; monsterfusies en overnames reduceerden het aantal grote spelers wereldwijd tot een zeshonderdtal en het aantal wordt nog kleiner: we stevenen af op een neoliberale economische dictatuur en regeringen staan er machteloos tegenover.10“Wist u dat driekwart van de publicaties die op de Antwerpse boekenbeurs worden verkocht, gecontroleerd wordt door de Nederlandse verzekeringsmaatschappij ING?”11 Dat uiteindelijk iedereen wel zal varen bij het kapitalisme is slechts een onbewezen geloof van de neoliberalen. “Monopolie is dictatuur.”12 Het besef daarvan ontbreekt, alsook het verzet ertegen. Wat betreft de productie en de consumptie: “Klant is koning. Maar zijn wil is een kneedbare materie.”13 “[De verbruikers] slikken wat gepresenteerd wordt: besmet vlees (hormonen); textiel, gemaakt door vrouwen en kinderen die slavenarbeid verrichten.”14 “Klassenstrijd is geen begrip uit het verleden.”15
(Wordt vervolgd)
(J.B., 11 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Aflevering 3: Politieke en maatschappelijke veranderingen
Terwijl in de jaren 1930-'70 de overheid een steeds grotere rol speelde, gaan in de lijn van het neoliberalisme (gesubsidieerde) particulieren met hun kapitaal steeds meer staatszaken overnemen - andermaal: het kapitaal verheft zich boven de staten (gesteund door de nieuwe informatica). Verder is continentalisering (bij ons: de EU trekt de macht van de staten naar zich toe) en mondialisering (waardoor bedrijven verhuizen: kapitaalvlucht) en recessie loert om de hoek. Uiteraard verdwijnt aldus de zin van verkiezingen en de democratie staat op de helling. In theorie regelt de politiek alles, in de praktijk regeert de economie. De politiek moet controle uitoefenen over eigendom die in privéhanden is, wat niet kan en wat haar stuurloos maakt.2
De natuur wordt opgeofferd, de milieuproblematiek is bekend, er staat geen rem op vervuiling, vernietiging en roofbouw, drinkwater wordt schaars.3
De cijfers van de liberalen tonen dat wij er gemiddeld op vooruit gaan maar houden geen rekening met de toenemende kloof tussen rijk en arm: “Er leven in de wereld 1,3 miljard mensen in armoede (…), onder wie de helft van alle Afrikanen. Meer dan drie miljard personen hebben een dagelijks inkomen van minder dan zeventig frank. De tien rijkste personen van deze planeet bezitten meer dan de 600 miljoen mensen uit de armste landen. De 400 multimiljardairs zijn even rijk als 45 pct. van de totale wereldbevolking. In de verenigde Staten is 39 pct. van 's lands rijkdom in handen van één percent van de bevolking. (...)” Enz. enz. En de kloof wordt groter in versneld tempo.
Inzake gezondheid is de ongelijkheid navenant. Ook inzake voedselsituatie en huisvesting. De schuldenlast van derdewereldlanden wordt kunstmatig in stand gehouden en er is kapitaalvlucht van het Zuiden naar het Noorden. De armen zijn totaal afhankelijk van de rijken. “Dat schept uitbuitingsmogelijkheden die vroeger nooit hebben bestaan.”4
Werkgelegenheid is een mondiaal probleem geworden: “De structurele werkloosheid wordt (…) als onoverkomelijk aanvaard. De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”5In India is er de afgelopen twintig jaar een verdrievoudiging van het aantal werklozen, in Indonesië een vertienvoudiging. Even dramatisch in Latijns-Amerika, Afrika en Oost-Europa. En alom stellen de miljonairs onderbetaalde illegalen in hun dienst. Er wordt geïnvesteerd in hoogtechnologie en de fabricatie gebeurt in laagloonlanden. Winstbejag vereist verwaarlozing van arbeiders (geen sociale wetten, geen arbeidsherverdeling...), wat echter de koopkracht doet dalen en achteruitgang garandeert. Er zijn arbeidenden (die ook al uitgebuit worden), uitkeringsgerechtigde en niet vergoede werklozen en die laatsten moeten illegaal bestaan. De slavernij van de kinderarbeid (al vanaf de leeftijd van vijf jaar) treft 230 miljoen mensen (in Afrika zijn een vierde van alle arbeiders kinderen). Er zijn wereldwijd 100 miljoen verlaten kinderen. Guatemala, Colombia en Brazilië staan bekend voor kindermoorden. Jaarlijks treffen arbeidsongevallen 12 miljoen kinderen, uiteraard vooral in de derde wereld - in rijke landen gaat het meer om ziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
Maar er is ook verzet tegen uitbuiting en Kruithof haalt vier voorbeelden aan. Cuba heeft (ondanks het economisch embargo van, de VS) een van de laagste kindersterftecijfers ter wereld en een levensverwachting van 76 jaar (ter vergelijking, België: 77 jaar). In de progressieve Indische deelstaat Kerala worden vrouwen 74 jaar oud (59 in de rest van India), de kindersterfte is vier keer lager en er zijn met 93 pct. drie keer meer geletterden. Door de Movimento sem Terra in Brazilië organiseren zich 200.000 families in coöperatieven als verzet tegen grootgrondbezit. En de Chipkobeweging in India telt miljoenen aanhangers die zich verzetten tegen uitbuiting en de vernietiging van het milieu.6
De verzorgingsstaat uit de jaren vijftig-zestig (“een menswaardig leven voor alle burgers”) maakt wegens 'onbetaalbaar' in de jaren zeventig-tachtig plaats voor het poldermodel: privatisering, deregulering, responsabilisering: “Mensen moeten meer zelf doen, actiever voor zichzelf zorgen. Een vreemd advies voor de uitgeslotenen.”7 “De werkgeversorganisaties domineren de vakbonden”8Stakingen worden 'not done'. Er komen massale ontslagen. Het zekerheidsstelsel wordt bedreigd (promotie van het privé-pensioen), niemand is nog veilig. Hoge inschrijvingsgelden voor hoger onderwijs sluiten mensen uit. Er is tweesporengeneeskunde (hospitalisatieverzekering voor de rijken). Het kapitalisme krijgt vrij spel. Alleen de allerarmsten krijgen nog een aalmoes.9
De polarisering arm-rijk veroorzaakt onlusten en onveiligheid op straat. De economie criminaliseert: bedrog, corruptie, belastingfraude, gokken, zwarte markt, kernafval, prostitutie, sekten, terrorisme, drugs. NB: de jaaromzet drugs bedraagt 15.000 miljard BEF, dat is 8 pct. van de totale wereldhandel. Vergelijk: de jaaromzet van de wapenhandel bedraagt 800 miljard dollar.10 De Filipijnen tellen bijna evenveel prostituees als handenarbeiders; in Thailand is de prostitutie goed van 14 pct. van het BNP; Latijns-Amerika telt 120.000 kinderprostituees. Organenhandel: kinderen worden vermoord voor hun organen die in privéziekenhuizen worden getransplanteerd. “[In Egypte] ontdekten parlementsleden dat organen 9.000 tot 350.000 dollar opbrachten. De slachtoffers waren jonger dan dertien jaar.”11
Andermaal profetisch m.b.t. de ontwikkelingen in de VS en in Rusland: met steun van externe megasystemen maakt democratie (met vaker schijnverkiezingen) gestaag plaats voor militaire regimes met een politieke dictatuur. Ondermijnend zijn (ook in het Westen) toenemend racisme, religieus fanatisme, fundamentalisme, reactionair nationalisme, fascisme, vreemdelingenhaat, autoritarisme, conservatieve ethiek.
De verrechtsing zet zich door, liefdadigheid vervangt solidariteit, seksisme neemt toe. “In de westerse cultuur is God dood. De mens is God geworden. Geen theocentrisme of egocentrisme maar antropocentrisme.”12 Genotzucht domineert, soberheid is voor achterblijvers. De markt bepaalt wat waar, goed en schoon is. “Door de commercie verliezen de intellectuelen hun zending. De maatschappijkritische taken komen in verdrukking.”13
Toenemende culturele spanningen en oorlogen, sociale tegenstellingen, racisme, godsdienstige conflicten en polarisering worden veroorzaakt door migratie. Het Westen bouwt hekken.14
(Wordt vervolgd)
(J.B., 8 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Sinds 1971 wordt de Amerikaanse munt niet langer gedekt door goud maar door de markt van het ogenblik: het begin van de vlottende wisselkoersen. Vanaf de jaren negentig verheft het kapitaal zich boven de staten doordat steeds meer geld (ook sociaal geld) risicovol en internationaal geïnvesteerd wordt. Langetermijninvesteringen worden liquide gemaakt, verhandelbaar, het wordt allemaal een kwestie van snelheid, “ik verkoop morgen wat ik gisteren heb gekocht.”2 Het speculatief kapitaal groeit, het risicobeleggen brengt grotere winsten maar ook grotere verliezen. De speculatie ontkoppelt zich van de reële productie. Waar in 1970 nog 90 pct. van de beleggingen met reële economie te maken had, was dat eind jaren 1990 geen 10 pct. meer. Het reëel product wordt verwaarloosd, de klemtoon ligt op de ruilwaarde en op de toekomst, het wordt gokken, winst om de winst, groei om de groei.3 Er wordt collectief belegd.4
Leidinggevend in de wereldeconomie zijn nu niet langer de multinationals maar de transnationale corporaties, megaconcerns of megasystemen, waarvan er 500 à 600 bestaan. Ongenadige concurrentie zorgt voor faillissementen, fusies en overnames, er ontstaat concentratie, oligopolisering, monopolisering. Kruithof somt de grootste concerns op inzake olie, chemie in de landbouw, auto, farmaceutica en investeringsbanken. Bij transnationale corporaties staat alles in het teken van winst ten koste van o.m. het sociale en opvallend genoeg overtreffen de kapitalen (zakencijfers) van transnationale corporaties vaker de nationale kapitalen (BBP).
Er komt structurele werkloosheid en de productie verhuist naar ontwikkelingsgebieden waar bijvoorbeeld kinderarbeid en het ontbreken van milieuwetten de kosten drukken. Produceren om te produceren en de vraag moet toenemen, vandaar: wijziging van de distributiewijze (bijvoorbeeld: teleshopping) marketing en reclame, manipulatie, modedruk, wegwerpmentaliteit. De financiering kampt met beleggingen en vereist leningen en komt aldus in het vaarwater van banken en gerecht. Ook de media worden betrokken en het geld bepaalt de inhoud van nieuws en informatie en gaat ook de politiek sturen met privatiseringen: er komen huurlingenlegers, politietaken worden geprivatiseerd; de medische zorg, het onderwijs en de armenzorg staan op de helling, fusies en overnames brengen alom enorme werkloosheid en sociale uitsluiting mee.5
In de onderhandelingen over het Mutilaterale Akkoord betreffende Investeringen (MAI) streven transnationale corporaties naar onaantastbare machtsposities. “Zij negeren milieunormen die de winstmarges verlagen en saboteren duurzame ontwikkelingen. Verder profiteren zij van lage werklonen, slechte werkomstandigheden en gebrek aan syndicale vrijheid. Zij bedrijven een politiek van sociale dumping.”6 Ook werken ze met economische embargo's. De megasystemen opereren internationaal en maken via gespecialiseerde juristen hun eigen regels wars van de nationale wetten.7
(Wordt vervolgd)
(J.B., 7 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
2Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, p. 43.
Het boek is intussen al een kwarteeuw oud maar actueler dan ooit: het neoliberalisme heeft de wereld in zijn greep, een analyse door de in Eric Goemans inleiding genoemde 'ongenadigste aller critici', Jaap Kruithof, wiens vijand hem de pas tracht af te snijden door hem weg te zetten als een dwarsligger en een doemdenker.2 Kruithof gaat van start met een schets van het wereldkader.
Eind vijftiende eeuw ontstaan, met de opkomst van de scheepvaart: de wereldhandel en de wereldmarkt. Vier vormen van macht worden onderscheiden: kapitaalaccumulatie (economische macht), monopolie op gebruik van geweld (territoriale macht), macht over het denken door kerk, wetenschap, politiek en media (ideologische macht) en macht over het gedrag dat wordt opgedrongen (culturele macht). Die machten kunnen elkaar beïnvloeden of in onevenwicht zijn, zoals dat het geval is bij ontwikkelingslanden of dictaturen die over atoomwapens beschikken. Van belang is nu dat het wereldsysteem in wording kapitalistisch van aard is, wat betekent “dat in economisch opzicht de motor van de totaliteit de productie voor de markt is met het doel winst te maken. Voortaan moet met kapitaal nieuw kapitaal gegenereerd worden. Dat principe domineert de werking van het hele stelsel.”3
Het loont de moeite hier een ogenblik bij stil te staan want hier verwoordt Kruithof de essentie van het kapitalisme. Waar voorheen ruilhandel bestond (men gaat met zijn teveel aan eieren naar de markt en men komt terug met de aardappelen die men nodig heeft), eventueel met gebruikmaking van een ruilmiddel (geld), gaat men nu naar de markt met een som geld en men keert terug met een grotere som. Ter plekke koopt en verkoopt men waren die men niet nodig heeft maar die nu verworden zijn tot middelen om zijn kapitaal groter te maken. Met andere woorden: het ruilmiddel neemt de plaats in van de goederen die voortaan nog slechts middelen zijn om zich te verrijken. Het respect dat toekomt aan de dingen (voedsel, arbeid en noem maar op) verdwijnt totaal en het domme geld wordt keizer van de wereld. Met alle economische maar ook morele, ideologische en culturele gevolgen van dien.
Die wereldmarkt valt niet langer samen met een wereldrijk: ze verheft zich boven alle staten en ze maakt de kloof tussen rijk (het Westen) en arm (de ontwikkelingslanden) steeds groter. Bovendien verschuift de welvaart voortdurend en de economisch machtigste staten bepalen ook politiek, ideologie en cultuur. Zo verschoof de macht van eerst enkele Italiaanse steden (Genua, Venetië, Florence) naar Amsterdam, dan naar Londen en vervolgens naar New York (dat de hegemonie had tot de jaren tachtig). Uiteraard is er tevens een verschuiving van productie en handel naar louter (speculatief) kapitaal. Vier Kondratieffgolven4 (van telkens ca. 50 jaar) volgen elkaar op: het tijdperk van kolen, staal en stoommachine (voor 1850), dat van trein, fotografie en dieselmotor (1850-1900), de tijd van elektriciteit, auto en vliegtuig (1900-1950) en die van elektronica, antibiotica, kernenergie en informatica (1950-2000).
Demografisch is er bevolkingsexplosie en vergrijzing waarbij 70 pct. van de mensen geen pensioen genieten en de tendens van de vervroeging van de pensioenleeftijd (onder meer met het oog op het bestrijden van de jongerenwerkloosheid) keert onder de druk van het winstbejag om: langer werken om alles betaalbaar te houden.5
Kruithof staat stil bij de situatie in enkele delen van de wereld. De V.S. kampen met geldnood: “De rol van superagent van de planeet kost de States veel geld.”6Ze worden economisch ingehaald door Europa en Japan. “De States zijn behoudsgezind waar het hun eigen zwakke sectoren betreft en voeren, waar ze sterk staan, een agressieve vrijhandelspolitiek die van strenge milieunormen en humane arbeidsconditie niets wil weten.”7 Een kwart van de Amerikanen leeft in armoede, alle rijkdom is privaat.
Wat Rusland betref klinkt Jaap Kruithof andermaal profetisch: “De rijkdommen van het land werden geplunderd door een kleine minderheid van nieuwe eigenaars (…) Minstens veertig procent van het beschikbare kapitaal wordt gecontroleerd door de maffia. Er zijn geen maatschappelijke krachten aanwezig om de dictatuur van die bende te breken.”8“De Russische staat kampt met enorme schulden.”9 De oligarchen versasten tussen 1990 en 2000 7.000 miljard frank zwart Russisch geld naar het Westen.10 Rusland is economisch zwak met een sterk wapenarsenaal: “Een gevaarlijke toestand voor de internationale veiligheid en de wereldvrede.”11 Er zijn burgeroorlogen, sociale ellende (“Eén op vier leeft met minder dan 800 frank per maand”12), werkloosheid, tbc, ondervoeding, kinderhandel, gedaalde levensverwachting bij mannen (van 69 naar 58 jaar), en dat alles ingevolge het oprukkende neoliberalisme.13
De derde economische speler is Zuid-Oost Azië met aan de kop Japan waar het bedrijf de afgod is en de arbeid militaristisch wordt georganiseerd maar Japan blijft van het buitenland afhankelijk voor energie en voedsel.14 Thailand en Indonesië maar ook Zuid-Korea en Malaisië geraakten sinds 1997 in een crisis ingevolge overschatting van de expansie, te grote leningen en schulden waardoor zij met hun geld (110 miljard dollar) naar het Westen vluchtten.15 In 1998 gaat Japan in recessie, banken gaan failliet en moeten genationaliseerd worden. Werkloosheid, armoede en dakloosheid treffen gans Zuid-Oost Azië.16
In de toekomst zal het westen wellicht niet langer de eerste viool spelen en Kruithof ziet vier mogelijke scenario's: een hegemonie voor Oost-Azië, een wereldregering, verbrokkeling van de macht en chaos of tenslotte een wereld vol cultuurconflicten...17
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 maart 2025)>
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
âWie zijn leven prijsgeeft, zal het behoudenâ - Deel 3: Het alternatief is de muur
“Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden”
Deel 3: Het alternatief is de muur
De mens kan zich niet van zijn zorgen ontdoen zolang hij een gevangene is van de fysische werkelijkheid: alleen door morele daden te stellen kan zij zich daarvan bevrijden; hij betreedt dan een tot dan toe voor hem onbestaande werkelijkheid en verkrijgt zo het inzicht dat de stoffelijke wereld daarvan deel uitmaakt, dat het stoffelijke bestaat bij de gratie van het geestelijke en niet andersom.
Het materialisme ziet de wereld als een bouwsel van uitsluitend materie en energie en wat wij het geestelijke noemen, wordt daar beschouwd als een product van de stoffelijke hersenen, een product dat eveneens zou behoren tot de wereld van materie en energie. Edoch, dit wereldbeeld is oneigenlijk.
Om te beginnen is de wereld helemaal geen bouwsel, de wereld is niet geconstrueerd zoals een huis dat is of een auto. De werkelijkheid is geen geheel dat zou opgebouwd zijn uit onderdelen. Microreductionisten beweren van wel, zij denken dat alles uit kleinere delen is samengesteld omdat zij ervan overtuigd zijn dat ze alles uit elkaar kunnen halen en vervolgens weer tot een geheel kunnen samenvoegen. Maar alleen al het gegeven dat door het samenvoegen van de vermeende bestanddelen nog nooit iets werd geconstrueerd dat levensvatbaar is, toont aan dat de microreductionistische opvatting een illusie is. Het is daarentegen veel aannemelijker om te stellen dat we net andersom moeten denken: het geheel gaat vooraf aan het deel en het doel schept zijn middelen.
Om de aannemelijkheid van die (teleologische) opvatting te illustreren, hoeven we alleen maar na te gaan hoe de mens, die dan toch voor zover bekend het summum is van complexiteit in de hele kosmos, tot stand komt. Een menselijk wezen bevat zowat alle bestaande elementen maar die worden niet zomaar samengesteld tot een mens: de mens zelf gaat aan hun ordening vooraf. Een menselijk wezen ontstaat in de schoot van een reeds bestaand menselijk wezen dat zijn moeder wordt genoemd en die moeder vormt uit allerlei elementen die zij met haar bloedstroom naar haar schoot brengt, een menselijk wezen naar haar eigen beeld en gelijkenis.
Als straks de vogels een nest gaan bouwen, is dat nest niet iets dat volgt uit het samenstellen van takjes en grasjes (en nu ook stukjes plastic): die hele activiteit wordt voorafgegaan door het nest zelf, dat bij de vogels reeds bestaat als een plan, een idee. Er wordt gewerkt vanuit het doel naar de middelen toe en alleen op die manier kan iets tot stand komen dat zich van de chaos onderscheidt. De stoel die de timmerman maakt, is niet het resultaat van gehamer en gezaag maar net andersom is er bij de timmerman eerst en vooral het plan, het idee van de stoel dat de hele activiteit van de vakman bepaalt.
Het lijkt er soms op dat er een ideeënwereld bestaat die het reilen en zeilen in de materiële werkelijkheid bestuurt om die naar zijn beeld en gelijkenis om te vormen. En dit lijkt dan wel treffend tot uiting te komen in het werk van kunstenaars, vooral inzake het componeren van muziek, daar menig componist ons daarvan zal verzekeren dat de muziek uiteindelijk zichzelf schrijft: nog voordat een muziekstuk gecomponeerd wordt, bestaat het als een idee en wordt die idee niet gevolgd, dan klinkt de muziek niet mooi. Men zou schoonheid zelfs kunnen definiëren op grond hiervan: een kunstwerk is schoon als het overeenstemt met zijn idee en vandaar ook wordt een kunstwerk principieel door iedereen als zodanig erkend, alsof die erkenning berust op een herkenning, een déjà-vu.
Alle gekheid op een stokje maar alvast is het zo dat de dingen pas een zin of een betekenis krijgen in het licht van het bewustzijn van een subject. Het lichaam ontleent zijn betekenis aan het subject dat het bezielt, het bestaat voor de naamdrager die ermee geïdentificeerd is en ontleent aan hem of haar zijn betekenis. De organen ontlenen hun betekenis aan het lichaam, de cellen ontlenen hun betekenis aan de organen, de moleculen aan de cellen, kortom: het is pas in het licht van het hogere dat het lagere zijn betekenis krijgt, het is pas in het licht van het bewustzijn dat de stoffelijke wereld tot bestaan komt - zonder bewustzijn was er alleen chaos, niets. En bewustzijn is een resultante van intersubjectieve communicatie of taal in de breedste betekenis van het woord. Vandaar: “In den beginne was het Woord.”1
Andermaal: alvast is het zo dat het lagere zich moet 'opofferen' aan het hogere teneinde zelf te kunnen bestaan: het atoom moet zich geven aan de molecule, de molecule moet de cel van dienst zijn, de cel kan pas leven binnen het orgaan, het orgaan is niets zonder het lichaam en het lichaam dankt zijn betekenis aan de mens die ermee samenvalt. Op dezelfde manier kan het bestaan van de mens zijn zin pas vinden in wat hem te boven gaat en dat is de betekenis van de waarheid in het devies dat men zijn leven pas kan behouden door het prijs te geven. En het ongeluk van de huidige tijd en cultuur zou wel eens zijn oorsprong kunnen vinden in het miskennen van deze waarheid en, meer bepaald, in het antropocentrisme, de basis van het humanisme: de vergissing die erin bestaat te geloven dat men als menselijke persoon het einddoel van de hele schepping is. Dat geloof plaatst de mens voor een muur want het is een verantwoordelijkheid die niemand meester kan.
(J.B., 4 maart 2025)
1Het evangelie naar Johannes 1:1-5: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.”
02-03-2025
âWie zijn leven prijsgeeft, zal het behoudenâ - Deel 2: âWie zijn leven wil behouden, zal het verliezenâ
“Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden”
Deel 2: “Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen”
In wat vooraf ging zagen wij dat de mens zich niet van zijn zorgen kan ontdoen omdat hij de tijd niet kan omkeren maar hij overstijgt ze wel waar hij morele wetten hanteert die de fysische in hun schaduw stellen en dat illustreert zich bijvoorbeeld bij de zwangere vrouw die beslist om het leven van haar kind op het hare voorrang te geven: zij laat zich niet verlammen door het dilemma 'sterven of doden' maar kiest er resoluut voor om te sterven waar zij daarvan abstractie maakt door die beslissing op te vatten als de keuze voor het leven aan haar kind.
De vraag rijst nu waar de morele werkelijkheid vandaan komt die zich in de plaats stelt van de natuurlijke en welke wordt gedragen door wetten die de natuurwetten in haar schaduw laten staan. Het antwoord laat zich raden maar is niet zo eenvoudig in zijn betekenis te vatten: de moeder verkiest het te sterven om het leven van haar kind te redden omdat zij haar kind bemint. En vraagt men nu wat de betekenis is van dit beminnen, dan kan men het alleen maar definiëren op grond van de constellatie waarin het hier vervat zit: dat de moeder haar kind bemint, betekent dat zij het leven van dat kind de voorrang verleent op het hare. Maar dat wil zeggen dat zij zo handelt dat haar kind kan leven, ongeacht wat de gevolgen zijn voor haar zelf. Beminnen betekent dus helemaal niet dat men zichzelf doodt uit liefde voor een ander, het betekent wel dat men de ander liefheeft tot elke prijs. En is die prijs het eigen leven, dan is dat maar zo. En vervolgens rijst uiteraard de vraag: waar komt die liefde dan vandaan die maakt dat de moeder handelt volgens wetten die de natuurwetten in hun schaduw stellen?
Een ding is zeker: die liefde komt niet uit dezelfde wereld waarin de natuurwetten gelden om de eenvoudige reden dat de wetten van de liefde haaks staan op die van de natuur. Indien ze wél uit dezelfde wereld kwamen dan zou die wereld inconsistent zijn, zoals elke wiskundige kan begrijpen. In eenvoudige bewoordingen: consistentie is de afwezigheid van innerlijke tegenspraken, wat hier betekent dat in één en dezelfde wereld de wetten die daar gelden elkaar niet kunnen tegenspreken. Is dat wel het geval, dan schort er wat met onze opvatting over die wereld. In het voorbeeld van de moeder die haar leven offert aan dat van haar kind, handelt zij volgens een wet die de natuurwetten tegenspreekt, zij verwerpt immers het recht van de sterkste. Als nu de wet die zij volgt niet thuishoort in de fysische werkelijkheid, dan kan het niet anders of zij stamt uit een andere werkelijkheid. Die andere werkelijkheid hebben we de morele werkelijkheid genoemd.
Met andere woorden: de wil tot zelfopoffering staat haaks op de wet van het recht van de sterkste die de wet is van de jungle. De wet die maakt dat de moeder liever sterft dan te doden, komt niet uit de wereld waaruit de traagheidswet en de vervalwet vandaan komen, ze komt niet uit de wereld buiten ons die ons bestaan daarin mogelijk maakt en limiteert. De morele wet die de moeder toelaat om de natuurwetten naast zich neer te leggen of dus de liefde, is afkomstig uit het 'binnenste' van de mens.
Wat is dan dat 'binnenste'? Want wat hier voorlopig het 'binnenste' genoemd werd, is een realiteit evenals het 'buitenste', getuige de wetten die er regeren. Het is een realiteit die zich aandient op het ogenblik dat de mens in een crisissituatie komt die daardoor gekenmerkt wordt dat zij een in de fysieke werkelijkheid onoplosbare zorg meebrengt. De 'onverteerbaarheid' van die zorg dwingt ons om een oplossing te gaan zoeken in een andere werkelijkheid. Het lijkt dus alsof de fysieke werkelijkheid zodanig geconstitueerd is dat deze ons (in zekere crisissituaties) noopt om de morele werkelijkheid te betreden. Het is alsof de materiële realiteit, middels de verschrikking van de eindigheid die zij voor ons in petto heeft en uitgerekend op die wijze, in ons 'binnenste' de liefde doet ontstaan.
Het buitenste en het binnenste: zij doen denken aan de opdeling van de realiteit in subject en object en in het bijzonder stellen zij de waarheid in het licht dat het subject niet herleidbaar is tot een object. Het binnenste is met andere woorden niet en nooit en onmogelijk van buitenaf te zien, het is niet iets dat wij van buitenaf zouden kunnen vinden door bijvoorbeeld iemand open te pellen en in hem of haar vanbinnen te gaan kijken (wat fysicalisten geloven, die de 'ziel' situeren ergens in de hersenen), neen: het binnenste kan alleen ervaren worden van binnenuit, dus niet met de zintuigen en ook niet met het verstand. Het binnenste wordt gevoeld, niet zoals iets dat wij beheersen zoals wij de objecten buiten ons kunnen beheersen, maar als iets waardoor wij beheerst worden. En dat iets is een 'iemand': die iemand is het 'object' van onze liefde of beter uitgedrukt: het subject ervan. Het binnenste van de werkelijkheid kennen we alleen waar het ons eigen binnenste is, dat van een ander kunnen we niet kennen op de manier waarop we het buitenste van de ander kennen: we moeten erin geloven. We moeten aannemen dat de ander een binnenste heeft zoals wij zelf een binnenste hebben dat we kunnen ervaren, terwijl we dat van de ander niet kunnen ervaren maar wel kunnen erkennen. Nu is het op het ogenblik dat wij onze eigen eindigheid echt gaan beseffen, dat we tevens gaan beseffen dat wij eigenlijk geen ander verweer meer hebben om die eigen grens te overstijgen dan door de erkenning van de ander als aan ons gelijkwaardig.
De moeder die kiest voor het leven van haar kind, behoudt 'het' leven door het prijs te geven: haar eigen leven is eindig maar kan zich als 'het' leven zonder meer bestendigen in dat van haar kind. De daad van de zelfopoffering vergt dan wel dat men het leven niet langer beschouwt als het zijne maar wel als het onze en achter die verschuiving gaat een bijzonder inzicht schuil dat er wordt door voortgebracht: het inzicht dat het eigen binnenste niet iets is wat men bezit doch iets waaraan men deelachtig is. Met andere woorden gaat het hier om het inzicht en om de ervaring dat ons zijn ons niet toebehoort: het zit niet vanbinnen in ons fysieke lichaam maar geheel andersom maakt ons lichamelijk zijn in de fysieke wereld daar deel van uit. En hieraan moet nog een bijzonderheid worden toegevoegd: het bestaan van de morele werkelijkheid is geen objectief gegeven omdat onze toegang daartoe pas een feit wordt op het ogenblik dat wij daden stellen waaruit onomstotelijk blijkt dat we die werkelijkheid erkennen. Met andere woorden blijven wij in de fysieke wereld gevangen zitten zolang wij de wetten volgen die daar gelden en geen andere. Niemand is dan ook in staat om hier terecht te spreken over het gelijk of het ongelijk inzake de opvattingen hierover omdat het morele inderdaad niet bestaat voor wie zich er niet in begeven. Vandaar: “Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen.”
(J.B., 2 maart 2025)
01-03-2025
Satyagraha
Satyagraha
De wet, zijn letter en zijn geest
De
wet, zijn letter en zijn geest
Men
zegt soms dat men moet handelen naar de geest van de wet en niet naar
zijn letter, alsof dat twee punten waren van waaruit men zich met het
oog op het goede handelen zou kunnen oriënteren en soms lijkt daar
wel wat van aan te zijn maar dat betekent evenwel niet dat daarmee
ook uitsluitsel gegeven is over het goede. Het is waar dat de letter
de geest nooit helemaal kan vatten (en dat geldt niet alleen voor de
wet) maar het is even waar dat de noodzaak bestaat om alsnog te pogen
dat op de best mogelijke manier te doen. Waterdicht zal die werkwijze
nooit zijn omdat het kwaad zich altijd kan verhullen met een schijn
van het goede, omdat men zich altijd wel kan verschuilen achter de
letter van de wet om zijn geest te schenden, wat overigens een van de
vele verschijningsvormen is van het probleem van de discrepantie
tussen redelijke argumenten en eigenlijke drijfveren, maar de poging
en de voortdurende veredeling ervan is nodig als buffer tegen het
kwaad dat ons anders ongetwijfeld onder de voet zou lopen. Tot daar
iets over het onderscheid tussen de letter van de wet en zijn geest.
Maar er is nog een ander probleem in het spel.
Mensen
die zich beroepshalve in de justitiële sfeer ophouden, zullen het
wel weten: afgezien van de kloof tussen de letter van de wet en zijn
geest, moet men vooreerst beseffen dat de grondslag van de letter van
de wet, met name zijn geest, uiteraard niet meer kan verwijzen naar
de rechten en de plichten zoals die te boek gesteld zijn: zij wijzen,
verder dan dat, naar de noden
die daarvan aan de grondslag liggen. Zo bijvoorbeeld kan met wetten
diefstal worden verboden maar de daar achter liggende geest heeft te
maken met onder meer de menselijke nood aan veiligheid. De wettelijk
afgedwongen belastingplicht heeft te maken met allerlei noden waaraan
moet tegemoet gekomen kunnen worden. En om het vaak paradoxale van
letter en geest te illustreren kan wellicht geen beter voorbeeld
worden bedacht dan dat van de wettelijk opgelegde
vrijheidsbeperkingen in functie van de handhaving en de
maximalisering van de vrijheid. In twee woorden: achter de instelling
van wetten of van rechten en plichten schuilt de zorg voor het
lenigen van onze noden. Het gebeurt dan ook vaker dat mensen daden
plegen die niet helemaal lijken te stroken met de letter van de wet
terwijl zij wel de geest daarvan respecteren en in die gevallen is
het aan bijvoorbeeld rechters om daar in wijsheid een oordeel over te
vellen. De burgerlijke ongehoorzaamheid is daar een opvallend
voorbeeld van. En zo komen we nu tot het andere probleem dat in het
spel is en dat te maken heeft met het vaststellen
van de noden.
In
een democratie zijn de wetten de resultante van een proces dat de
volkswil tot uitdrukking moet brengen. Het volk wordt
vertegenwoordigd door haar verkozenen in het parlement waar in
overleg datgene wat de modale kiezer wil, in wetten wordt gevat.
Uiteraard moet daarbij ook rekening worden gehouden met reeds
bestaande wetten, met mensenrechten, met internationale
overeenkomsten en zo meer. Het beslissingsproces is een enorme molen
die langdurig en moeizaam draait maar waaruit dan de mooi gebakken
koekjes komen die de wetten zijn. Men zou nu kunnen denken dat er
niets aan de hand is zolang de wil van (de meerderheid van) het volk
maar gerespecteerd wordt maar er zitten wel degelijk addertjes onder
het gras. Die addertjes hebben te maken met de volkswil en meer
bepaald met het gewicht daarvan dat immers mede wordt bepaald door de
vrijheid
waarin mensen hun keuzes maken. Want het mag voor iedereen duidelijk
zijn dat men maar iets kan willen, als men geniet van de vrijheid om
zekere keuzes te maken. Als bijvoorbeeld een drugsverslaafde drugs
wil, dan kan zijn wil worden in vraag gesteld in die zin dat hij
wellicht de vrijheid mist om nog te kunnen kiezen. En zo extreem is
dit voorbeeld zeker niet, aangezien de stemmen die opgaan op zekere
drugs wettelijk toe te laten (denk aan softdrugs) of om andere niet
wettelijk te verbieden (denk aan alcohol), mede worden beïnvloed
door verslaving of dus door onvrijheid en helemaal niet door de vrije
wil. Uiteindelijk zal een wet die alcohol toelaat dan niet langer
door de volkswil worden bepaald maar wel door de economische sectoren
die teren op de alcoholconsumptie. Op hun beurt worden zij (deze
economische sectoren) gestuurd door het winstbejag dat, andermaal, op
zijn beurt welhaast onontbeerlijk blijkt in een kapitalistische
economie met een concurrentieel karakter. Het probleem mag niet
worden onderschat en is zeer dringend omdat het alle maatschappelijke
sectoren aantast en het deze ook in geen tijd perverteert. Zo
bijvoorbeeld bestaat ook in onze scholen waaraan ouders de opvoeding
van hun kinderen toevertrouwen een cliëntelisme dat maakt dat het
onderwijs wordt ondermijnd door winstbejag: leraren worden in zekere
scholen door de directe ertoe aangezet om aan de opvoedelingen geen
eisen meer te stellen omdat zij vrezen dat de leerlingen dan zullen
overlopen naar andere scholen waar zij hun getuigschrift met minder
inspanningen kunnen halen en het onderwijs is dan enkel nog het
voorwendsel dat het schoolpersoneel moet verzekeren van zijn job en
inkomen ten koste van (de opvoeding van) de kinderen die dan daarvan
in dienst staan. Andermaal: de volkswil is een welluidend argument
maar de vrijheid om te kunnen kiezen is geen vanzelfsprekendheid.
Zo
worden in een democratie de wensen van de mensen sterk beïnvloed
door de wensen van zich achter menselijke maskers verschuilende
onmensen. Met 'onmensen' wordt hier niet zozeer gedoeld op mensen die
het kwade zoeken maar wel op systemen die zich niet meer door mensen
laten sturen maar die daarentegen mensen boven het hoofd gegroeid
zijn en hen naar hun hand zetten, of beter: ze zetten de mensen niet
naar hun hand want handen hebben ze niet maar ze zetten hen naar de
algoritmes die hen sturen. Bedrijven moeten winst maken of zij gaan
failliet en winstbejag corrumpeert uiteraard het goede, zodat vooral
het bedrog in het tweespan van argumenten en drijfveren (men doet
kwaad onder het voorwendsel van een goed doel) een duizelingwekkende
ontwikkeling krijgt. De mensen gaan denken dat zij iets willen maar
het resultaat van hun keuze blijft aan het oog ontrokken totdat het
al te laat is om nog rechtsomkeert te kunnen maken. En achter het
bedrog schuilen geniale carrousels die met hun gigantische buit in
staat zijn om het kruim van de intelligentsia in hun dienst te
stellen. Of toch bijna, want er is uiteraard altijd nog de 'geest'
van de zaak.
Reclame
beïnvloedt de volkswil maar ook onderwijs, godsdienst, allerlei
ideologieën en ook instellingen die het democratisch recht genieten
om zich te ontplooien, allerlei producten, modes, overtuigingen en
noem maar op: het komt allemaal in vrijheid aan bod, wat een
prachtige zaak is, maar daarbij vertrouwt men zich er op dat de
dingen die meer kwaad dan goed doen, zichzelf sowieso uit de markt
zullen sluiten... uiteindelijk. En dat zou best waar kunnen zijn maar
de vraag rijst of er wel voldoende tijd en ruimte voorhanden zijn om
dat allemaal zijn gang te kunnen laten gaan. Vaak immers heeft
aangericht kwaad onomkeerbare
gevolgen (denk aan milieuschade) en precies die vaststelling maakt
dat ook hier zogenaamd democratisch verkregen vrijheden op de een of
andere manier aan banden moeten kunnen worden gelegd. Het
anticipatievermogen van de modale kiezer die via zijn stem weliswaar
de wetten maakt, mag evenmin worden overschat als onderschat. Het
goede, zoals Spinoza het zei, is even moeilijk als zeldzaam, het is
derhalve niet zomaar gemeengoed, het kan geen resultante zijn van wat
een meerderheid van de mensen denkt te kunnen willen.
We
zien dus dat de letter van de wet verschilt van zijn geest maar dat
ook die geest van de wet geen sinecure is: de noden die ervan aan de
grondslag liggen blijken dikwijls geen fundamentele behoeften te zijn
maar louter preferenties of, erger nog, dingen die wij helemaal niet
nodig hebben of die ons schade toebrengen en dikwijls onomkeerbare
schade. En dat is nu zonder twijfel het geval waar (jonge) mensen
sneuvelen en nooit meer opnieuw tot leven kunnen worden gewekt - zij
sneuvelden omdat zij geloofd hebben wat leugenaars hen hebben
aangepraat, namelijk dat zij hun leven schenken aan het vaderland.
Het evangelische devies dat wie hun leven prijsgeven het zullen
behouden, is hier uiteraard helemaal niet van toepassing maar reeds
werd er door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders mee geschermd aan
beide zijden van het front: enerzijds door de patriarch van de
Russisch-orthodoxe kerk die de soldaten aanmoedigde met de woorden de
dood niet te vrezen en anderzijds door de katholieke bisschoppen hier
te lande die tijdens een kerstmisviering met Oekraïense vrouwen en
kinderen op de vlucht, meenden te moeten zeggen in hun preek dat hun
sneuvelende echtgenoten en vaders toonbeelden van naastenliefde zijn
daar zij hun leven schenken aan hun naaste. Weliswaar zien zij het
zelf zo maar wat aan hun oog onttrokken wordt, is het kwaad dat
schuilt in de geesten van hun meerderen die zich van hen bedienen
alsof zij geen mensen waren doch louter pionnen die, als zij
sneuvelen, zo snel mogelijk vervangen moeten kunnen worden.
Het
is een pertinente leugen dat de wereld nood heeft aan massa's
misleide jonge mensen, aan de uitgestrekte begraafplaatsen waar hun
dode lichamen 'rusten' en aan verdriet dat nooit meer zal overgaan.
Het is een pertinente leugen dat oorlogen een oplossing kunnen bieden
aan de geschillen tussen enkele waanzinnigen die regeren over ganse
werelddelen. Het is daarentegen een waarheid als een koe dat de
ellende die de betrokken criminele nitwits in de wereld brengen,
onherroepelijk is.
(J.B.,
1 maart 2025)
Het lezen waard: DWM, lezersbrief van S. De Meulder
Het lezen waard: DWM, lezersbrief van S. De Meulder:
Het is een mysterie maar de mens kan zich van zijn zorgen niet bevrijden. Onze zorgen vinden hun oorsprong hierin dat wij geen greep kunnen krijgen op de richting waarin de tijd verloopt of, anders gezegd, dat wij onderworpen zijn aan de tweede wet van de thermodynamica, die de wet is van het verval. Wij zijn in de tijd geworpen zoals reizigers die gedropt worden op een rijdende trein waar ze niet af kunnen springen, waarvan ze de richting niet zelf bepalen en die ze geen rechtsomkeer kunnen laten maken. De tijd is zoals een vlam die ons opbrandt alsof wij kaarsen waren maar zonder welke wij uitdoven. Wij pogen ons daartegen te verzetten omdat wij daartoe gedoemd zijn, omdat het onmogelijk is om ons daar bij neer te leggen; niemand immers kan zich neerleggen bij de werkelijkheid van een gewis einde, wij zijn onderworpen aan een verzet daartegen dat sterker is dan onszelf. Het verzet tegen ons einde is sterker dan onszelf maar tegelijk haalt het niets uit. Dat feit neemt de rust weg uit ons bestaan, het vervult ons met zorgen waartegen geen kruid gewassen is, zorgen waarvan niemand zich bevrijden kan. De zorg is in wezen de wil om het onmogelijke te verwezenlijken. De zorg lijkt daarom dwaas maar het is een dwaasheid die wij niet in staat zijn te ontvluchten. Het is een onwetendheid waar wij nooit uit weg geraken. Tegelijk lijkt er geen kennis te bestaan die ons van die onwetendheid kon verlossen omdat die kennis in staat zou moeten zijn om de tijd om te keren.
Zorgen dwingen ons daarom om op zoek te gaan naar een andere werkelijkheid dan deze waarin wij ons geloven te bevinden en die ons onderwerpt aan wetten die wij eigenlijk niet kunnen willen terwijl het ook onmogelijk is om ons eraan te onttrekken. Zorgen frustreren ons dermate dat wij alsnog blijven zoeken naar hetgeen zeker niet te vinden is in de werkelijkheid waarin zij ons parten spelen. Zorgen dwingen ons dat wij een andere werkelijkheid binnentreden maar dat kunnen wij pas doen als wij de werkelijkheid die ons gevangen houdt, met een nieuwe verwisselen. En dit is niet onmogelijk omdat al wat werkelijk is, dat ook is omdat het als zodanig geconstitueerd wordt door wetten, terwijl wetten niet op zichzelf bestaan doch berusten op een akkoord dat wij met die wetten hebben.
Nemen wij als voorbeeld een voetbalspel waarin wij opgaan, een spel dat meeslepend is voor alle spelers en toeschouwers en dat een winnaar heeft en een verliezer en waarbij de winnaar beloond wordt met echt bestaande, tastbare beloningen. Het spel berust op enkele regels waaraan alle spelers zich houden teneinde het spel te kunnen spelen. Zij verbinden zich ertoe de spelregels te volgen en zo kunnen zij ook spelen en zijn zij eraan gehouden om de uitkomsten van het spel te aanvaarden: zij verliezen of zij winnen tastbare, waardevolle goederen. Uiteraard zijn naast de spelregels ook natuurwetten van kracht in het spel: de wetten van de zwaartekracht, de traagheidswet, de tweede wet van de thermodynamica, noem maar op. Van het akkoord dat wij hebben met de wetten van het voetbalspel, de spelregels, zijn wij ons goed bewust: wij weten dat wij ons ertoe verbonden hebben deze regels te volgen en alle implicaties met betrekking tot de afloop van het spel te aanvaarden; wij zijn van op voorhand bereid om het verlies aan te nemen als wij verliezen en uiteraard ook de winst als wij winnen. Maar de oorsprong van het akkoord dat wij hebben met de natuur die ons aan zijn wetten onderwerpt, is veel moeilijker te achterhalen. Wij worden ons daar meestal pas van bewust op het ogenblik dat de natuurwetten zich aan ons openbaren als onze eigenlijke bestaanscondities. Die lijken op het eerste gezicht absoluut te zijn of het karakter te hebben van de conditio sine qua non maar die schijn kan verdampen door het zich voordoen van welbepaalde omstandigheden. En wij bedoelen omstandigheden van ethische aard welke ons bewust maken van het bestaan van wetten die sterker zijn dan die van de natuur.
Een concreet voorbeeld doet zich voor waar het leven van een moeder op het spel staat door een zwangerschap en waar zij ervoor kiest om haar leven op te offeren aan haar dan nog ongeboren kind. De moeder kon zich redden door gebruik te maken van haar recht op voorrang van haar eigen leven op dat van haar kind - een recht dat verwijst naar de fataliteit van de natuurwetten, een recht waarop zij zich kan beroepen om haar kind te (laten) doden teneinde zelf in leven te kunnen blijven. Als men geneeskundige zorgen moet missen en men moet de natuur zijn gang laten gaan, sterft de moeder. Als men met een medische ingreep het leven van de moeder redt, sterft het kind. Maar de derde mogelijkheid bestaat erin dat ondanks de aanwezigheid van medische bijstand en burgerlijke rechten, de moeder zelf aan die bijstand en aan dat recht verzaakt om het leven van haar kind voorrang te geven boven het hare. Zij offert zich dan welbewust op aan haar kind. Zij acht het met andere woorden waardevoller om niet te doden dan om zelf niet te sterven. Dat immers is de keuze waarmee zij geconfronteerd wordt: doden of sterven. En als er geen morele werkelijkheid bestond, dan had de vrouw in kwestie geen keuze en dan zou het recht van de sterkste zegevieren. Maar het bestaan van een morele werkelijkheid kan maken dat dat recht van de sterkte wordt omgekeerd. De moeder die ervoor kiest om haar leven op te offeren aan dat van haar kind, overstijgt haar zorg door zelf te beslissen dat zij de natuurwetten verwerpt, in dit geval door ze hun gang te laten gaan en zich er niet tegen te verzetten, en wel met een moreel motief dat luidt dat het beter is om te sterven dan om te doden.
Op die manier ontdoet de moeder zich van zorgen die op het eerste gezicht onoverkomelijk leken of fataal. Ze leken fataal omwille van onze onderworpenheid aan de wetten van de natuur. Edoch, er bestaat een ontsnappingsmogelijkheid aan die fataliteit die maakt dat wij zorgen hebben en die is er dankzij het bestaan van de morele werkelijkheid. In dat verband herinnert men zich de Bijbelse waarheid dat wie hun leven wil behouden, het zullen verliezen maar dat wie hun leven geven, het zullen behouden.1
(J.B., 28 februari 2025)
1Cf.: Marcus 8:35: “Want wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven vanwege Mij en voor Gods plan verliest, zal het behouden.” Matteüs 16:25: “Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden.” Lucas 9, 24-25: “Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. Johannes 12, 24-26:”Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het. Maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld, zal het behouden en eeuwig leven.
“Alle 18-jarigen zullen een brief krijgen om een vrijwillige legerdienst te doen. Zo kunnen jongeren die dat willen tegen betaling gedurende 12 maanden militair worden.”2Aldus eergisteren de NVA-politicus en Minister van Defensie Theo Francken.
In België is er sinds 1994 geen 'legerdienst' of 'militaire dienstplicht' meer. De uitdrukking “vrijwillige dienstplicht” is daarom een contradictio in terminis. En rijst hier niet de vraag of een vrijwilligersleger wettelijk mogelijk is?
Afgezien daarvan is er de kwestie of het inderdaad mogelijk is om er in vrijheid voor te kiezen om legerdienst te doen. Immers, onder de mooie beschrijving van 'defensie', bestaat de legerdienst voor een groot stuk uit een opleiding tot het leren hanteren van (gevechts)wapens. En een gevechtswapen is “een werktuig dat gebruikt wordt om mensen, dieren of voorwerpen te verwonden, te beschadigen of te doden.”3
Nu is ons uit voorbije oorlogen bekend dat de meerderheid van de gevechtssoldaten hetzij sneuvelen hetzij levenslang kampen met aandoeningen die een gevolg zijn van het doden van medemensen of van het verkeren in levensgevaar. Immers, “Het leven in de loopgraven was een hel, vele soldaten kregen shellshock(oorlogsneurose): getraumatiseerde soldaten praatten met zichzelf, met hun doden of met de ratten. Het menselijk leed van W.O.I werd gesymboliseerd in het Treurend ouderpaarvan Käthe Kollwitz dat achteraan op de begraafplaats in Vladslo staat. De nationaliteit van de begraven slachtoffers speelt helemaal geen rol meer en voor het leed bestaat geen soelaas, de vader en de moeder van de gesneuvelde soldaat zoeken bij elkaar geen troost meer, hun beelden staan apart.”4
De getuigenissen van getraumatiseerden uit oorlogsgevechten laten er geen enkele twijfel over bestaan dat wat de frontsoldaten moeten meemaken, hen volstrekt onbekend is tot op het ogenblik zelf dat zij daarmee geconfronteerd worden. Met andere woorden beseft niemand van de rekruten waaraan ze eigenlijk beginnen. Niemand is in staat om van op voorhand de betekenis in te schatten van het soldaat-zijn in een oorlog. Wanneer er dienstplicht is, heeft men geen keuze en stelt zich het probleem niet waarmee 'vrijwilligers' geconfronteerd worden. Vrijwilligers immers kiezen voor iets dat zij niet kennen. Edoch, als het object van de keuze onbekend is, kan de keuzedaad onmogelijk in vrijheid geschieden: het is dan geen vrije keuze doch een gok.
Overigens stelt zich hetzelfde probleem met betrekking tot de problematieken van de zelfmoord en de euthanasie: men kan niet beweren dat de betrokkenen in vrijheid kiezen voor de dood omdat niemand weet wat het betekent dood te zijn: de kennis die wij hebben over de dood, betreft enkel de dood van derden, gezien van buitenaf; over het eigen dood-zijn is kennis onmogelijk.
Om (jongvolwassen) mensen aan het gokken te brengen, tracht de minister hen nu te verleiden om “tegen betaling gedurende 12 maanden militair te worden.” Hiermee wil hij ingaan tegen de natuurlijke en menselijke neiging om risicogedrag zoveel mogelijk te vermijden. Ook bij Russische roulette wordt de afkeer van risicogedrag bekampt met het aanporren van de hebzucht of met geld. Een deugd (voorzichtigheid) wordt met een ondeugd (hebzucht) tegengewerkt met als resultaat een tweede ondeugd (risicogedrag) die in afschuwelijke gevolgen resulteert (moord).
De verleiding is dezelfde als deze die de aantrekkingskracht uitmaakt van een spel, alleen is oorlog geen spel, het is een spel met het leven. Dat in oorlog het leven op het spel gezet wordt, maakt de kern uit van zijn aantrekkingskracht, het is de kick van de dood die mensen ertoe verleidt om het spel te gaan meespelen. Om het uit te drukken in Bijbelse bewoordingen: “de angel van de dood is de zonde.”5 Maar de weg die men aldus opgaat, druist regelrecht in tegen de waarden die onze beschaving schragen en dat zijn beslist andere waarden dan deze waarover de neonazi's het hebben. Dat het zo ver kan komen, werd reeds door Plato voorspeld met zijn kritiek op de democratie, in het boek getiteld De Wetten, meer bepaald met de allegorie van het narrenschip.
De fraude en de dood - Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
De fraude en de dood
Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
- U bent een verstandig man, zo gaat Van Togenbirger meteen al in de aanval: legt u mij eens uit, hoe combineert men enerzijds de ijver voor het preventief onderzoek naar darmkanker met de weigerachtigheid om de verkoop van alcohol te verbieden?
- Wat bedoelt u precies?
- U weet toch dat met wetenschappelijk onderzoek werd aangetoond dat alcohol de hoofdoorzaak van kanker is en in het bijzonder van darmkanker?
- Dat schijnt zo te zijn, inderdaad...
- En u weet toch ook dat preventief kankeronderzoek een fortuin kost? Vanaf een zekere leeftijd krijgt elke burger een brief met de uitnodiging om daar aan deel te nemen, dat weet u toch?
- Zeker...
- De uitwerpselen worden ingezonden, gespecialiseerde medische labo's draaien op volle toeren, waar men bloedsporen vindt, mogen de betrokkenen naar de kliniek voor een endoscopie, meteen worden dan alvast eventuele poliepen verwijderd, er worden scans genomen en zo nodig wordt geopereerd om een stuk darm te verwijderen...
- Ja...
- Let maar niet op die camera's, het zijn godbetert museumstukken... ja, die glazen bollen daar... afleidingsmaneuvers! Iedereen weet dat het oog van een camera dezer dagen niet groter is dan een speldenkop want iedereen heeft er tenminste eentje in zijn telefoon. Die glazen bollen laat men hangen om het publiek van de wijs te brengen, zo denkt men dat men vrij kan praten op plekken waar geen bolle hangen, ja, zo werkt de geest... maar waar waren we gebleven?
- Het bevolkingsonderzoek naar darmkanker...
- Juist. Het kost handenvol geld maar als men alcohol vrij blijft verkopen, is het dweilen met de kraan open, toch? Afgezien van de financies, bedoel ik.
- Hebben de financies dan geen voorrang op...
- Op de gezondheid, inderdaad. De minister zal u wel uitleggen dat voorkomen niet alleen beter is dan genezen maar ook goedkoper. En daar heb ik nu mijn twijfels bij. Wat denkt u zelf?
- Ik heb het nooit berekend maar ik kan me wel indenken dat een kankerdode geld kost aan de maatschappij: hij zal niet langer belastingen betalen en hij moet hoe dan ook worden gehospitaliseerd, geopereerd, verzorgd...
- Juist. Maar u moet nu ook die alcohol in rekening brengen, begrijpt u? Alcohol vernielt de gezondheid, maar een verbod zou voor de staat een verliespost zijn, alcohol brengt veel geld in het laatje. En nu mogen we uiteraard ook die andere carrousel niet uit het oog verliezen... u kunt toch wel vermoeden waar ik op doel?
- Het RIZIV?
- Ha! De ziekenzorg is goed betaalbaar, niet? Maar aan alles wat gratis is, zit een geurtje, mijn beste. Neem nu televisie: televisie is zo goed als gratis; ja, men betaalt wel kijk- en luistergeld maar dan heeft het huis al flink zijn part gehad van de minister van cultuur! Ik heb geen televisie en u ook niet maar wij betalen mee voor het in stand houden van de vedettecultus en de dagelijkse leugens. De covronavaccins waren gratis, herinnert u zich? Ja, de staat betaalde onmiddellijk aan de industrie en de antivaxers draaiden op voor het vaccin van hun buren. Op de remgelden na, is de gezondheidszorg gratis, het geld wordt voor het leeuwendeel geïnd via belastingen. In dit geval krijgt u het met uw noeste arbeid verdiende geld dat naar de ziekenkas vloeit, niet eens te zien want het wordt van uw wedde afgehouden. Maar ziet u waar ik naartoe wil? De medische wereld wordt met belastinggelden betaald, net zoals de televisie, de ziekenkas, het onderwijs, de verkeersinfrastructuur en noem maar op. Zij zetten natuurlijk de politiek onder druk om almaar meer te krijgen en zij doen dat precies zoals toentertijd de kerk dat deed, u weet trouwens wel dat de dokters de nieuwe pastoors zijn? Juist, ze trekken het laken naar zich toe en zij doen dat met de middelen die ook hun voorgangers hanteerden: angst aanjagen voor ziekte, leed en dood, de hemel beloven, klanten ronselen... De mogelijkheden om te frauderen zijn legio. Bent u het daarmee eens?
- Tja...
- Heel, heel lang geleden, ik was nog jong, had ik een grootmoeder die in een bejaardentehuis verzorgd werd. Op een dag werd mijn vader aldaar ontboden: hij moest zijn handtekening gaan zetten in haar plaats om aldus toestemming te verlenen voor een operatie aan haar ogen. Verbouwereerd gaat hij bij zijn moeder langs met een krant en laat haar zonder bril, eerst met het linker oog en dan met het rechter, een tekst in kleine lettertjes lezen. Zij doet dat feilloos. Gaat hij naar de directie en vraagt om uitleg. Het moest een vergissing zijn, zo zegden zij.
- Vergissen is menselijk...
- Was mijn vader niet bij zijn moeder gaan kijken met die krant, het was een oogoperatie geworden. Winstbejag? Proefpersonen? Mijn grootmoeder was toen zesentachtig. Leg uw oor maar eens te luisteren: het wemelt overal van dergelijke verhalen. Alleen was dit goed controleerbaar: een krant bij de hand en “Moeder, wil je dat eens lezen?” Maar wat gedaan als ze zeggen: “Mijnheer, uw moeder heeft kanker?” Dat kan een leek niet zien, begrijpt u? Zij verklaren ziek wie zij willen. Wat zegt u?
- Als ze niet ziek zijn?
- Als ze niet ziek zijn? Zeggen ze: gaat u hier eventjes zitten, mevrouw, de dokter komt zo! En de dokter komt, na ongeveer twintig minuten. Tegen die tijd ben jij genoeg bestraald om in geen tijd een ongeneeslijke kanker te ontwikkelen!
- Paranoia...
- Paranoia? Zei u dat? Wel, lees dan dit eens: dit is gebeurd in Duitsland. Niet één keer maar systematisch, met alle mensen die ze daar zogezegd teveel hadden. Hier staat het in: kunt u misschien luidop de titel lezen van het boek?
- Nazi Mass Murder...
- Leest u dit ook eens alstublieft?
- Facsimile reproductions of secret Nazi documents are also included.
- Juist. En hier staan de auteurs, het zijn er vierentwintig, tel maar na. Uitgegeven bij Yale University Press in New Haven en London. Het gaat over massamoord met gas. Hier, lees dat thuis maar eens na.
- Dank u, zal ik doen.
- En dit boek hier is geschreven in het Nederlands, het heet “De mens voorbij” en de auteur is Gie van den Berghe.1 Hier staat wat ik u zonet verteld heb: hoe men mensen ongeneeslijk ziek maakt door hen vanuit de zitting van hun stoel te bestralen terwijl zij zoals hen werd gevraagd gedwee twintig minuten lang niets vermoedend papieren invullen. Het gaat hier om mensen die denken dat zij goden zijn. Negentienhonderd zesendertig.
- Dat is lang geleden... de tijd van het nazisme...
- Wel, zopas schreef een zekere dokter De Corte uit Wetteren een boek2 over politici die de andere kant opkijken, een eerste keer wanneer hij aangeeft dat een non jarenlang systematisch zieke mensen ombrengt en een tweede keer wanneer ze hooghartig zijn deskundige hulp afslaan als een giframp met een trein die tot in Peking de krantenkoppen haalt, de gemeente teistert, een milieuramp met een ontelbaar aantal slachtoffers, ze zijn nog aan het vallen. Hoe lang is dat geleden?
- Twaalf jaar.
- Precies. En in dat boek vertelt een stervende Etienne Vermeersch op een briefje dat hij aan de auteur overhandigt omdat hij dan niet meer kan spreken, dat de dokters denken dat ze goden zijn. Hoe lang is het geleden dat de professor overleed?
- Zes jaar.
- De nazitijd, zei u dat?
- U gelooft dus dat dit vandaag nog gebeurt?
- Maar waarom betwijfelt u dat nog? U hebt kennelijk geen te best geheugen. Kijk, wat is dit?
Iedereen kent de politieke oproep: “Kom op tegen kanker”. Fondsen voor kankeronderzoek moeten nu eenmaal gespijzigd worden. Wetenschapslui moeten betaald worden. Proefpersonen zijn nodig voor gedegen onderzoek. Het kost allemaal handenvol geld. Tegelijk is het geen geheim dat de farmaceutische industrie de meest winstgevende bedrijfstak geworden is. Men herinnert zich de coronapandemie met zijn maatregelen waaronder de vaccins. Alsook de koortsachtige ijver waarmee kritiek in de kiem werd gesmoord, een vergissing vanjewelste die de politiek duur te staan kwam, getuige de opmars van het trumpisme.
Inzake vaccins blijkt fraude moeilijk te bewijzen maar zelfs met de grofste middelen ook moeilijk weg te steken.
Inzake kanker blokt het nieuws vandaag: “Steeds meer frauduleus kankeronderzoek”1 Opnieuw even moeilijk te bewijzen als te verbergen.
Momenteel in de lift, een combinatie van de twee voorgaande: vaccins tegen kanker. Het laat zich raden dat fraude hier wellicht volstrekt onbewijsbaar zal zijn.
“Ik ben de tijd, de vernietiger van de werelden, en ik ben gekomen om alle mensen in de strijd te brengen. (...)” (Krishna's woorden in de Bhagavad Gita, XI, 32.)
“Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.” (Christus' woorden in het Matteüs-evangelie 10:34-39.)
Godsdienstoorlogen bestaan, zoals bijvoorbeeld de oorlogen van katholieken tegen protestanten of die tussen soennieten en sjiieten maar dikwijls gaat het om oorlogen die de naam van God ijdel gebruiken, zoals bijvoorbeeld in de strijdkreet “Gott mit uns”, onder meer in nazi-Duitsland.
Met de oorlog tussen Oekraïne en Rusland waarin nu ook Europa en de Verenigde Staten betrokken zijn geraakt, lijkt op het eerste gezicht helemaal geen religie gemoeid maar dat is louter schijn: in zijn schaamteloze toespraak op de internationale veiligheidsconferentie in München op 14 februari 2025 heeft de Amerikaanse vicepresident J.D. Vance ineens de mond vol over te verdedigen waarden: "Europa is afstand aan het nemen van zijn fundamentele waarden, die het met de VS deelt."1
Edoch, over welke waarden heeft Vance het dan? Met de megadeportaties van de regering Trump kan de extreemrechtse nationalist dan toch de gastvrijheid niet bedoelen waarvoor het Vrijheidsbeeld in New York symbool staat en dat een teken is van verwelkoming voor gasten en voor immigranten? Of heeft hij het over de vrije meningsuiting van de huidige Amerikaanse regering die haar eigen rechters aanstelt en andersdenkenden de mond snoert? Wellicht bedoelt hij de waarden van de windhaan want de huidige vicepresident die Trump al eens “de Hitler van Amerika”2 noemde, schreef eerder in een opiniestuk in USA Today over zijn president: “I quickly realized that Trump’s actual policy proposals, such as they are, range from immoral to absurd.”3
Het gaat hier niet mis te verstaan om professionele leugenaarsbendes die de politieke macht veroverd hebben en die nu Oekraïne verraden en de E.U. En om het met de woorden van gewezen NAVO-secretaris-generaal Willy Claes te zeggen, plegen zij momenteel 'hoogverraad' m.b.t. het NAVO-bondgenootschap.
Op de vraag of Trump zelf gelooft wat hij zegt, antwoorden deskundigen dat hij feiten fabriceert met het oog op wat hij wil bereiken, zoals alle leugenaars doen. Deze bijzonder immorele handelwijze werd geanalyseerd door de joodse filosofe Hannah Arendt: in haar Totalitarisme4beschrijft Hannah Arendt hoe in totalitaire systemen realiteit en fictie met elkaar verwisseld worden en daarvan kregen we een voorbeeld bij het zich ontplooien van wat een wereldoverspannend totalitair systeem moest worden tijdens de corona-pandemie. Nu krijgen we ter gelegenheid van de Amerikaanse inmenging in de Oekraïne-oorlog van hetzelfde laken een broek.
Arendt beschrijft hoe de totalitaire organisatie propagandaleugens moet omzetten in functionerende werkelijkheid; ze moet “een samenleving opbouwen waarin de leden ageren en reageren in overeenstemming met de regels van een fictieve wereld.”5 In het totalitaire regime is de wil van de leider wet in die zin dat allen functionarissen zijn die zijn wil blindelings uitvoeren terwijl hij het monopolie heeft op alle verantwoordelijkheid. (…) Totalitarismen bezitten bovenal “het onovertroffen vermogen om door consistente leugens een fictieve wereld op te richten en in stand te houden (…) [in een] eigenaardige mengeling van lichtgelovigheid en cynisme (…).”6“De massapropaganda ontdekte dat haar gehoor ten allen tijde bereid was het slechtste te geloven, ongeacht hoe absurd het was, en dat het er nauwelijks bezwaar tegen had om misleid te worden, aangezien het elke bewering toch als een leugen beschouwde.”7“In plaats van leiders afvallig te worden, zouden [de mensen] opwerpen dat ze de hele tijd al geweten hadden dat de bewering [waarvan de onwaarheid bewezen was] een leugen was, en zouden ze de leiders bewonderen voor hun superieure tactische schranderheid.”8 “De leider stelt altijd de juiste daden, en aangezien deze daden gepland zijn met het oog op de komende eeuwen, is de ultieme test van wat hij doet onttrokken aan de ervaring van zijn tijdgenoten.”9 Met andere woorden: beloften kunnen onmogelijk gelogenstraft worden op het ogenblik dat zij worden afgelegd. Hitlers eed van wettelijkheid was een cynisch bedrog waarom hij op de koop toe nog geëerd werd; zelfs de lichtgelovigheid van zijn sympathisanten was gespeeld. Worden totalitaristen betrapt op leugens waarvan ze eisen dat allen ze onvoorwaardelijk geloven, dan blijken ze daar volkomen immuun voor.10 Arendt vertelt hoe totalitaristen “een algemene training [kregen] in opperste minachting voor elk feit en voor elke realiteit”11 De meest gekoesterde deugd van de totalitaire elite is “trouw aan de leider, de talisman die de uiteindelijke overwinning van de leugen en de fictie op de waarheid en de werkelijkheid verzekert.”12Zo bijvoorbeeld werd het racisme door de nazi's in een wetenschappelijk kleedje gestoken maar “het was verzekerd, onafhankelijk van de wetenschappelijkheid van de propaganda (...).”13
Het geloof van totalitaristen dat alles geoorloofd is, berust op de vaste overtuiging dat alles mogelijk is. De werkelijkheid is voor hen slechts een obstakel dat zij in staat zijn op te ruimen. Bovendien geloven ze dat uiteindelijk niet echt “maar zij gebruiken die fictie slechts als een organisatorische kunstgreep”. Ze zijn helemaal niet geïnteresseerd in de waarheid, alleen in hun eigen fictie, ook al weten ze dat die bedrog is.14De opruiming van het obstakel van de werkelijkheid voltrekt zich uiteraard middels moord en massamoord. Totalitaristen geloven de werkelijkheid te kunnen opruimen maar in feite ruimen zij de getuigen van de waarheid op.1516
4Hannah Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De Schutter.Oorspronkelijk: Totalitarianism, deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State and the End of the Rights of Man.
10Totalitarisme, p. 178-179. Men zou hier kunnen denken aan wat Michel Foucault schrijft over de manier waarop macht zich doet gelden. In twee woorden: macht manifesteert zich waar men een ander kan doen belijden dat hij de aperte leugens die men hem vertelt, gelooft.
14Totalitarisme, pp. 182-184. Men zou hier ook kunnen denken aan wat Dostojevski schrijft over de bekentenis van de kerkleiders in zijn raamvertelling over de grootinquisiteur van Sevilla in De gebroeders Karamazov.
15De paragraaf over Arendt is onze tekst d.d. 12 juni 2021.
16Cf. Jan Bauwens, Hannah Arendt over Totalitarisme, Aflevering 9: Totalitarisme, de verwisseling van fictie en werkelijkheid en het prijskaartje daarvan. Cf.: Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld. Artikels d.d. 11 april 2021 tot 7 maart 2022 en andere teksten, Jan Bauwens, Serskamp 2022, pp. 94v. PDF: http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/173914.pdf
20-02-2025
Oorlogavond
Oorlogavond
Een auteur beschrijft hoe met het levenseinde in het vooruitzicht de mensen ineens uitgelaten zijn en zich gaan storten in de wildste avonturen: met het sterven in het verschiet laaien de lusten op alsof de dood een afrodisiacum was. En iets gelijkaardigs gebeurt waar de wereld op zijn einde dreigt te lopen.
Uitgelaten is de sfeer. Het is na negenen in de avond, amper drie graad Celsius, maar de terrassen zitten vol met keuvelende mensen. Her en der tegen de glazen portieken aan van Hema, C&A en nog andere magazijnen die het plein omzomen, liggen in de frisse wind maar onder het warme licht van de lantarens goed georganiseerd en ingeduffeld op hun luchtmatrassen, in kussens en in wollen dekens tegen elkaar aan voltallige families en ze lachen, ze vertellen luid, een van hen bespeelt een kleine mondharmonica, het zijn Roma zo te zien, ze zijn in hun nopjes, gezellig tussen het volk dat langs de gevels wandelt, sommigen struikelen net niet over hun benen. Iedereen weet: het zal niet lang meer duren nu want we zijn verraden, laten we nog één keer vrolijk zijn want morgen is dit alles voltooid verleden tijd.
Judas Trump. Verraad (in het Engels betrayal en treason) is schending van vertrouwen en het woord 'verrader', in het Engels 'treator', lijkt verwant met het woord 'treiteraar', wat betekent: 'pester', wat dan de verwantschap aangeeft tussen verraden en pesten. Wie de pest krijgen, voelen zich verraden omdat zij er altijd op vertrouwd hebben dat dit nooit zou gebeuren wegens de voorzienigheid en die teleurstelling wordt aangevoeld als verraad, uiteraard maar onbewust vanwege degenen die ooit de idee van de voorzienigheid aan de (naderhand) teleurgestelden hebben weten te slijten en dezen (deze slijters van het genoemde idee) vormen uiteindelijk een 'samenzwering' die pas in het gezichtsveld valt van wie op zeker ogenblik effectief worden verraden. De halve wereld werd op het verkeerde been gezet.
Tegen verraad verzekert men zich middels contracten die immers garanderen dat bij eventueel verraad een hogere macht recht zal spreken dat onder dwang zal worden nageleefd. Tenzij in geval van onverstand of ziekte, wordt verraad dan ook altijd gepleegd vanwege een 'sterkere' op een 'zwakkere' en voor het bepalen van die posities zijn talloze parameters denkbaar.
De sterkte kan fysieke sterkte zijn maar kan bijvoorbeeld ook voortspruiten uit de onbewijsbaarheid van de misdaad die de vertrouwensbreuk bezegelt zoals dat het geval is bij pesten waar de pester er immers voor zorgt dat hij buiten schot blijft. De verrader blijft buiten schot wanneer hij de sterkste is maar gevallen van onverstand en ziekte niet te nagesproken voltrekt verraad zich pas door wie zich sterker achten.
Bijzonder ergerlijk wordt verraad waar de verrader het zich veroorlooft om op de koop toe uit te leggen dat hij rechtmatig handelt en dat de dupe van zijn verraad de eigenlijke misdadiger is - bijzonder ergerlijk omdat de gedupeerde sowieso de zwakkere is en zich niet verdedigen kan terwijl de sterkere, die verraadt pleegt, bijval geniet van de bange en gewetenloze massa die, alle onrecht ten spijt, altijd de kant kiest van de sterkste teneinde zich van het eigen comfort te kunnen verzekeren. Op die manier profileert de dader zich als slachtoffer en maakt hij van zijn slachtoffer de boosdoener.
Als de president van de sterkste natie het zegt, zal niemand het in twijfel trekken dat niet Poetin op 24 februari 2022 Oekraïne is binnengevallen maar dat Zelensky de oorlog is begonnen. En de rechterhand van Poetin die de vertegenwoordiger van het Russische volk, Navalny, vergiftigde - de dappere man is al vergeten - houdt godbetert een pleidooi voor de vrije meningsuiting!
Inzake de actuele discussie omtrent het NAVO-bondgenootschap heeft zijn oud-secretaris-generaal Willy Claes, de term verraad in de mond genomen met betrekking tot de regering Trump en omdat zij de zwakkeren zijn, kunnen de gedupeerden hun teleurstelling alleen maar aanvaarden, zoals in de jungle de zwakkere alleen maar kan ondergaan hoe de sterkere hem opeet. Ik zou wel heel dom moeten zijn, zo redeneert de sterkere, indien ik mij door een zwakkere de les liet spellen terwijl ik hem nochtans moeiteloos de baas kan.
De aanloop naar concrete acties en niet mis te verstaan een heuse uitroeiing van wat wordt afgeschilderd als belastend gepeupel dat moet worden opgeruimd (“to clean up” is het gebruikte werkwoord) werd door de wolven in schapenvacht al ingezet: in de schaamteloze toespraak van de huidige bezetters van Amerika wordt op een Europese conferentie opgeroepen tot een rechtsomkeer naar de middeleeuwen, inbegrepen de overstap van recht en waarheid naar de brute oorlogslogica: de vampieren kunnen kennelijk niet langer wachten voor het laven van hun bloeddorst.
Een wedstrijd in schaamteloos liegen tussen de twee grootmachten die nu samenzweren zoals alle lafaards doen om de buit (want zo zien zij de kleinmachten) onder elkaar te verdelen van zodra het vaststaat dat het toeziend oog van het verleden (de slachtoffers van destijds) niet meer spreken zal. Zoals ook onder de nazi's moeten nu onder de neonazi's zij die geen wapens dragen het ontgelden: de massa's vluchtelingen uit het zuiden die pogen te ontkomen aan aldaar door het noorden opgepookte oorlogen om ertsen, kunnen de pot op; woedend om het verlies van hun voorrechten (zoals ook de voorstanders van de slavernij in de Amerikaanse burgeroorlog) eigenen de vervolgers van lgbtq-mensen zich de status toe van held en het lot van ouderlingen, zieken en gehandicapten die nu geen enkel verweer meer hebben, laat zich raden.
Uitgelaten is de sfeer. Het is na negenen in de avond, amper drie graad Celsius, maar de terrassen zitten vol met keuvelende mensen. Her en der tegen de glazen portieken aan van Hema, C&A en nog andere magazijnen die het plein omzomen, liggen in de frisse wind maar onder het warme licht van de lantarens goed georganiseerd en ingeduffeld op hun luchtmatrassen, in kussens en in wollen dekens naast elkaar voltallige families en ze lachen, ze vertellen luid, een van hen bespeelt een kleine mondharmonica, het zijn Roma zo te zien, ze zijn in hun nopjes, gezellig tussen het volk dat langs de gevels wandelt, sommigen struikelen net niet over hun benen. Iedereen weet het.
(J.B., 20 februari 2025)
19-02-2025
Kaos
Kaos
Ergens vertelt iemand een verhaal over een man die ter gelegenheid van het overlijden van zijn moeder naar zijn geboortedorp teruggeroepen wordt. In het verlaten huis overmant hem droefheid, waarop de geest van zijn moeder aan hem verschijnt. Zij poogt hem alsnog te troosten met de woorden dat hij dan toch nog aan haar denken kan. Dat is waar, moeder, zo antwoordt hij, maar ik ween omdat gij niet meer aan mij kunt denken.1
In heel wat wijsgerige geschriften wordt gesteld dat het leven van elke mens zich afspeelt - zich uitsluitend afspeelt - in de aandacht van de ander. Viel de ander helemaal weg, dan bestond ook de oogappel niet langer. Uiteraard zal dat dan zeker gelden waar het leven van haar kind nooit uit de aandacht van de moeder wijkt omdat in de onmetelijke kosmos geen band ooit sterker zijn kan dan deze tussen moeder en kind.
Naar haar beeld en gelijkenis vormt de moeder in het binnenste van haar lijf een mens, aldus zelf veranderend in een evenbeeld van de Schepper. En op elk ogenblik dat zij het in zich draagt, schenkt zij aan haar beeld haar heetste hartebloed. Ook nadat de weeën het kind aan haar onttrokken hebben, gaat zij ermee door zichzelf te offeren. Zij geeft haar kind de borst en als de tijd haar borsten droog gemaakt heeft, spendeert zij dag in dag uit haar hele verdere leven aan het bereiden van maaltijden.
Het kind nuttigt zijn moeders maaltijden en groeit - groeit haar boven het hoofd - terwijl de tijd, die onherroepelijk verstrijkt, de moeder krimpen doet en haar tenslotte doodt.
Dan wordt het kind naar zijn geboortedorp teruggeroepen. In het verlaten huis overmant hem droefenis, waarop zijn moeders geest aan hem verschijnt. Zij poogt hem alsnog te troosten met de woorden dat hij dan toch nog aan haar denken kan. Dat is waar, zo antwoordt hij, maar ik ween omdat gij niet meer aan mij kunt denken.2
De moeder is sterfelijk maar op de een of andere manier weet zij uit de zo pijnlijke gedachte aan het graf, een levend kindje te boetseren: aldus biedt zij haar Schepper troost van wie zij immers weten kan dat Hij om onze sterfelijkheid lijdt.
De moeder sterft maar ook het kind aan wie zij haar hele leven schonk, zal doodgaan op een dag. Voor die vreeswekkende kennis behoedt zij haar leven lang de nakomeling met onverdroten aandacht. Van de honger vrijwaart zij hem maar ook tegen alle andere plagen van de jungle, waarvan de verschrikkelijke gestalte pas opdoemt op het ogenblik dat het kind beseffen moet wat ook de man in het verlaten huis doet wenen. Niet langer in moeders aandacht te bestaan, voelt een beetje zoals verstoten zijn. De dood van de moeder maakt het kind tot wees voor immer.
De dood van de moeder verklaart het kind vogelvrij in de betekenis die jagers daaraan geven. De dood sloopt de schutting die haar aandacht is en waarachter zij voor de telg diens einde aan zijn oog onttrokken hield. Maar zo plotseling als de dood komt van de moeder, zo abrupt verliest het kind haar zo zorgzame blik en zo onmiddellijk verrijst zoals een zwarte zon het uitzicht op zijn eigen einde.
Omdat hij weet dat zij hem altijd troost zal bieden, verklaart de man in het verlaten geboortehuis aan zijn moeder waarom hij dan weent. Edoch, het gesprek dat hij met haar voert, bestaat alleen maar in een droom. En wat hij nu ook denkt of doet: uit die droom kan niemand ontwaken.
Superbia - Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
Superbia
Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
Verenigingen die opkomen voor de rechten van lgtbq-personen hebben hier te lande weliswaar bekomen dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid door de wet verboden is maar een gevolg daarvan is wel dat de vormen waarin gediscrimineerd wordt, zijn gaan muteren: ze verplaatsen zich van de openbaarheid naar de privésfeer (incluis het stemhokje) en naar moeilijk of helemaal niet te bewijzen misdaden.
Als bijvoorbeeld in de familiale sfeer gediscrimineerd wordt, kan de overheid niet tussenbeide komen zolang geen ernstige en aantoonbare misdrijven werden gepleegd. In die gevallen kan het slachtoffer zich alleen nog wenden tot instanties die psychologische hulp bieden.
Afgezien van het feit dat men daar te kampen heeft met ellenlange wachtlijsten, kunnen die uiteindelijk weinig meer doen dan de pastoor van toentertijd, bij wie men met dit probleem al zeker niet terecht wil, tenminste als men zich niet tevreden stelt met een moreel gekleurde terechtwijzing.
De pastorale terechtwijzing werd inmiddels overgenomen door jan met de pet die zelf rechter speelt en ook straft, psychosociaal en/of fysiek, en die inmiddels politici aan de macht gestemd heeft die de antidiscriminatiewetten jegens lgtbq-personen opnieuw afschaffen en vervangen door wettige discriminatie en door nog andere straffen.
Het wetenschappelijk gedragen werk van degenen die zich hebben ingezet om de impact van discriminatie op het persoonlijke en maatschappelijke welzijn aan te tonen, om de bij discriminatie aan de orde zijnde vooroordelen in kaart te brengen en om het extremisme te bestrijden, wordt door bendes van nitwits zomaar van tafel geveegd van zodra deze middels democratische verkiezingen aan de macht werden gebracht.
Dat dit mogelijk is, vormt een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem waarvan de ernst mag blijken uit het feit dat sinds kort in de Verenigde Staten van Amerika onder meer over de volksgezondheid zal beslist worden door figuren die er desbetreffend bijzonder omstreden en derhalve levensgevaarlijke opvattingen op nahouden.
De kern van het euvel zit hem uiteraard hierin dat, op onrechtstreekse wijze maar desalniettemin geheel effectief, beslissingen over bijvoorbeeld de kwestie wat al dan niet goed is voor de gezondheid, niet langer worden genomen door wetenschapslui maar door de (onwetende) massa. Michel Foucault duidde dit kwaad eerder aan als zijnde inherent aan de democratie die de waarheid op structurele gronden fnuikt.1
(J.B., 17 februari 2025)
1“"Hoe komt het dat het ware vertoog in de democratie machteloos is?", zo vraagt Foucault zich af en hij komt tot een bijzonder besluit: de democratie kan de goede van de slechte redenaar niet onderscheiden, zij moet hoe dan ook luisteren naar de meerderheid (de slechtsten) terwijl de besten in de minderheid zijn: het spreken van waarheid is in een democratie structureel onmogelijk.” (Michel Foucault, De moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II, Colleges aan het Collège de France (1983-1984), met woord vooraf en redactie door François Ewald en Alessandro Fontana. Situering en redactie door Frédéric Gros. Vertaling door Ineke van der Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2011, pp. 60-67. [Oorspronkelijk: Le courage de la vérité. Le gouvernement de soi et des autres II. Cours au Collège de France (1983-1984), Paris: Gallimard/Seuil 2009]. Zie ook: Panopticum corona (http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/170161.pdf ), o.m.: pp. 101v, 172v, 689v.
16-02-2025
Het nieuwe verhaal
Het nieuwe verhaal
In de nacht wordt een vrouw verkracht door een demon wiens zoon zij baart.
Zij geeft hem de borst, het instinct stelt geen vragen; onlesbare dorst, de toekomst is zwart die zij bergt in haar hart: kom hier, mijn kind, niemand zal u belagen!
Het immer gevreesde is de nieuwe baan; de ingeslagen weg, een dood lopend spoor maar wij moeten hem gaan.
En de voeten stappen, altijd voort, de lange rangen zwijgen; stoeten stuwen, de cadans houdt aan, de blinde reizigers hijgen.
Alle neuzen dwalen, een dikke mist vertelt de vreemdste verhalen.
En het lied van de leugen, onder een zwarte vlag, klinkt almaar luider, klamme lach.
Holle klokken, hoog in de lucht, verlammende tocht, gekreun en gezucht. De afgrond wenkt, er is geen licht in dit gehucht.
Op voorspraak van de duivel aan de macht: een bende, bewapend tot de tanden.
Hoge hoeden op lege hoofden.
Krieg und Leichen.
In het continent van de waanzin, slokop van de aarde - sinds eeuwen drijven zij slaven voort.
O, Atlantische Oceaan, gigantisch graf, diepzee der mamonen!
O, plantages van thee en katoen, luxe van ivoor, rubber en ertsen, gekerstende nertsen.
Zwartjes in het gareel, het geweer in de nek, bleke gebeenten langs de weg, hoofden gespietst op staken die tuinen van kolonialen bewaken.
Geniale vorst, beschavingswerk, christianisatie, rijke kerk, zerk op het graf van kolonisatie, mobilisatie.
Massagraven, botten en schedels, gedenk, o mens: van stof en as.
Onacceptabel? Accepteer!
Incontournable? Contourneer!
De tijd is gekeerd, vloed werd eb, slechts herinnering rest.
Het lege strand met de dode vissen.
Het nieuwe normaal, het oude verhaal.
De derde wereld? Eén antwoord: hekken!
Hekken rondom fort Europa. Hekken rondom de United States. Hekken, hekken en nog eens hekken!
De vierde wereld? Eén antwoord: hekken!
Miljoenen mensen, herleid tot obstakel: het obstakel van de massamigratie.
En de leeghoofden, de hoge hoeden: zij willen het obstakel weg.
De glazenwassers in de resto's, de kuisploegen van hotels, de straatvegers in de steden, de venters met pizza, kip en kaas, arbeiders in fabrieken, verzorgers van zieken, soldaten aan 't front? Obstakels! Obstakels! Maak de staat gezond!
Treuzel niet, zo schreeuwen zij, de plastic faces want daar komt de strijd: schakel nu over op oorlogsmentaliteit!
We want more! We want more!
We want war! We want war!
Maar kijk, massaal benemen de slaven zich van 't leven. Nog onvolwassen al weggezet als kaf, haken zij af, dwalen door de stegen van een massagraf, snuiven tot hun hersens openbarsten. En de overlast belandt in de goot bij het schroot.
In de nacht wordt een vrouw verkracht door een demon wiens zoon zij baart. Zij geeft hem de borst, het instinct stelt geen vragen; onlesbare dorst, de toekomst is zwart die zij bergt in haar hart: kom hier, mijn kind, niemand zal u belagen!
(J.B., 15 februari 2025)
15-02-2025
George Orwell
George Orwell
14-02-2025
Homeros: Odysseus (film 1997)
Homeros: Odysseus, deel 1/2:
"https://www.dailymotion.com/embed/video/x98zey4"
Homeros: Odysseus, deel 2/2:
"https://www.dailymotion.com/embed/video/x98zey0"
1ijo5bt3v2589f19d8e
13-02-2025
Sisyphus en Simone Weil
Sisyphus en Simone Weil
“Er zijn mensen die meetellen en er zijn er ook die helemaal niet van tel zijn”1: zo besluit Simone Weil (1909-1943) nadat ze in 1936 een jaar lang als fabrieksarbeidster aan de slag was geweest. Maar nog belangrijker is de geheel onverwachte en bittere levensles die zij moet trekken: “eenmaal de limiet voorbij, leidt verdrukking niet tot revolte maar tot een bijna onweerstaanbare neiging tot absolute onderwerping.”2 Het gaat om de toestand van versuffing of apathie waarin men tegen wil en dank gebracht wordt eenmaal men geen kant meer uit kan en het lijden eigenlijk lijkt opgehouden te hebben.3
De Roemeens-Amerikaanse filosoof Costica Bradatan citeert de woorden van de Franse filosofe in zijn artikel dat haar transformatie beschrijft door de ervaring van het lijden in de slavernij. Bradatan: “Vanuit haar empathie met de verdrukten, ervoer zij hun lijden als het hare. Aldus kreeg zij het brandmerk van de slavernij (…) dat haar transformeerde.”4
Medelijden blijkt een voorwaarde voor begrip en door haar ervaring ging Weil zichzelf beschouwen als een slaaf die dit lot omarmt - in haar geval als christen in de context waarin het christendom “de religie van de slaven” heet te zijn.5 Haar verzoening met dat lot is vergelijkbaar met de houding van Sisyphus in het essay van de atheïst Albert Camus die voor Simone Weil een grote waardering had.
Sisyphus wekte de woede van de goden door hen uit te dagen, onder meer door Thanatos (de dood) te ketenen zodat (voor korte tijd) onsterfelijkheid op aarde heerste. Als straf moet hij voor immer in de Hades (de onderwereld) een steen tegen een berg aan rollen.
Camus beschouwt zijn held alsnog als gelukkig daar deze moedig zijn straf aanvaardt. Die straf gelijkt op die van de mens in de christelijke mythologie. Ook daar legde de mens de goddelijke voorschriften naast zich neer, verloor daardoor zijn onsterfelijkheid en kampt voortaan met het absurde: een bestaan waaruit het leed en de slavernij niet te bannen zijn. Zoals Sisyphus vindt ook Simone Weil in de dappere (of is het de wanhopige?) omarming van dit wrede lot het ultieme soelaas.
(J.B., 12 februari 2025)
1Costica Bradatan, Christ at the Assembly Line. How a year of factory work transformed Simone Weil, gepubliceerd in: In Praise of Failure: Four Lessons in Humility, Harvard University Press 2023 en weergegeven in: Commonweal Magazine d.d. 8 januari 2023, par. 34: “When Weil summarized her factory experience, she singled out two lessons she had learned. The first, “the bitterest and most unexpected,” was that oppression, beyond “a certain degree of intensity,” does not generate revolt, but “an almost irresistible tendency to the most complete submission.” The second was that “humanity is divided into two categories”: those “who count for something” and those “who count for nothing.” Both these lessons would stay with her for the rest of her life.” Zie: https://www.commonwealmagazine.org/simone-weil-slavery-capitalism-revolution-christ
2Ib., par. 33: “L’année d’usineallowed Weil to make some important observations about what happens to human beings as they are reduced to a cog in a social machine. “Nothing is more paralyzing to thought,” she would write in 1936, than “the sense of inferiority which is necessarily induced by the daily assault of poverty, subordination, and dependence.” If you happen to be assigned to a cog’s position, you eventually become a cog—not just in others’ eyes, but also in your own. The most difficult thing to retain in the factory, she discovered, was a sense of human dignity; everything there conspired to keep you in a “state of subhuman apathy.” Once you’ve surrendered to this state, anything can be done to you. You are no longer a person, but an object at anyone’s disposal.”
3Ib., par. 31: ““After a few years, or even a year, one no longer suffers, although one remains in a sort of stupor.” [aldus deelde een medearbeidster van S. Weil aan haar mede] Weil found that intolerable. “This seems to me to be the lowest stage of degradation.””
4Ib., par. 41: “Because of her profound empathy for the oppressed, she felt the suffering around her as her own. That’s how she received la marque de l’esclavage, which she likens to “the branding of the red-hot iron the Romans put on the foreheads of their most despised slaves.” That’s also how she was transformed: “Since then,” she wrote, “I have always regarded myself as a slave.” “
5Ib., slotparagraaf: “An intense religious experience, which occurred soon after her factory stint, sealed the transformation. Finding herself in a small fishing village in Portugal, she witnessed a procession of fishermen’s wives. Touring the anchored ships, they sang “ancient hymns of a heart-rending sadness.” Weil froze in place. There, a conviction was “suddenly borne in upon me that Christianity is preeminently the religion of slaves, that slaves cannot help belonging to it, and I among them.” Nietzsche, too, had said that Christianity was the religion of slaves. He was right, but for all the wrong reasons.”
12-02-2025
De mythe van Sisyphus van Albert Camus
De mythe van Sisyphus van Albert Camus
“Il n'y a qu'un problème philosophique vraiment sérieux : c'est le suicide. Juger que la vie vaut ou ne vaut pas la peine d'être vécue, c'est répondre à la question fondamentale de la philosophie.” Aldus begint Albert Camus zijn Essai sur l’absurde uit 1942, getiteld: Le mythe de Sisyphe.
Het hele essay bouwt verder op deze introductie maar wie staan stil bij het vooroordeel dat zij verbergt? Immers, voor waar aannemen wat daar staat, is zich bezondigen aan een fundamentele vergissing. Dat wij in het leven geworpen zijn, zal wel niemand ontkennen, maar vervolgens stuiten wij op niet één maar op twee serieuze denkfouten. Dat wij in staat zouden zijn om te beoordelen of het de moeite loont om verder te leven, is een eerste misvatting. En dat wij in staat zouden zijn om aan ons leven een eind te maken, een tweede. Verklaren we ons eerst nader, te beginnen bij de laatst genoemde dwaling.
De zelfmoord wordt meestal - en ook hier - bijzonder simplistisch voorgesteld, meer bepaald vanuit de aanname van een fysicalistische metafysica. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat men het leven kan beschouwen van buitenaf zoals een toeschouwer een toneel: de toeschouwer zelf zit niet op de scène, hij maakt geen deel uit van het toneel maar hij neemt het wel waar en hij kan er zijn zegje over doen zonder zich in het spel te mengen.
Metafysisch gezien is die opvatting uiteraard totaal oneigenlijk. Men kan het leven niet waarnemen zonder er zelf aan te participeren. Er is zelfs geen sprake van dat een object zou kunnen bestaan zonder een waarnemend subject dat tegelijk deel moet uitmaken van de wereld van het object. Die problematiek is uitgebreid en moeilijk maar met betrekking tot ons onderwerp kunnen we met zekerheid besluiten dat de auteur van Le mythe de Sisyphe van start gaat met een vooroordeel.
Wanneer wij iemand een kogel door zijn kop zien jagen, verdwijnt hij weliswaar uit onze wereld maar waar hij dan wél terecht komt, kunnen wij onmogelijk beoordelen omdat wij de 'zintuigen' daartoe moeten missen. Wij zien met andere woorden weliswaar de zelfmoordenaars uit onze wereld verdwijnen maar wij bevinden ons (nog) niet op de plek waar zij terecht komen.
Men merkt hierbij uiteraard onmiddellijk op dat wij over een gebeurlijk hiernamaals helemaal geen uitspraken kunnen doen maar dat doet helemaal niets af van het feit dat wij het bestaan ervan niet zomaar kunnen uitsluiten. En dat betekent dat wij in onzekerheid verkeren over het antwoord op de vraag of iemand na zijn zogenaamde zelfmoord op de een of andere wijze nog bestaat. Gezien vanuit een fysicalistisch perspectief, bestaat een dode inderdaad niet langer maar het fysicalisme is niet onomstreden, het is een aanname zoals ongeacht welke andere.
En dan, wat betreft de eerst genoemde denkfout, rijst de vraag of wij wel in staat zijn om te oordelen of het leven al dan niet de moeite loont want er wordt zonder meer vanuit gegaan dat dit wel het geval zou zijn. Kan iemand zeggen dat een boek niet de moeite van het lezen waard is als hij het nog maar half gelezen heeft? Met een boek dat gaat vervelen moet men inderdaad niet doorgaan, men kan het maar beter opzij leggen en een ander boek beginnen. Alleen verkeren wij ook hier in de onzekerheid of men na een leven waar men uitgestapt is, zoals men dat nu uitdrukt, een volgend leven kan instappen.
Niet één maar twee onzekerheden zetten de aanname waarvan dit essay vertrekt op losse schroeven. Wat Camus na die aanname schrijft, namelijk: “le reste, (…) ce sont des jeux”, is derhalve ook op wat hij aanneemt zelf van toepassing: het hele betoog is een spel want het is gebaseerd op louter veronderstellingen of spelregels: “Stel eens dat...” Gesteld dat wij zekerheid hadden over de genoemde zaken, dan was het betoog van Camus ernst, maar dat is dus niet het geval. Wat niet wegneemt dat Camus meeslepend schrijft, mooi en boeiend. Zo mooi en zo boeiend als een spel maar kan zijn waarin men zich helemaal verliest.
(J.B., 11 februari 2025)
11-02-2025
Over wolven en schapen
Over wolven en schapen
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat (in tegenstelling tot homoseksualiteit) homohaat (net zoals vrouwenhaat, vreemdelingenhaat en angst voor spoken) volgt uit (meestal culturele) conditionering (in een irrationele opvoeding en omgeving). Zoals het belletje op het tijdstip van de maaltijd de speekselklieren van de hond van Pavlov doet werken, kan het zien van homoseksueel gedrag aversieve reacties losmaken bij geconditioneerde of bevooroordeelde personen.
Schrijnend zijn de gevallen waarbij homo's, vrouwen, zwarten of vreemdelingen zelfhaat ontwikkelen waar zij de vooroordelen en de haat van derden geïnternaliseerd hebben en zijn gaan toepassen op zichzelf. Op die manier ontstaat de psychologische paradox van de zelfdiscriminatie, die het wezen is van het minderwaardigheidscomplex. Wie met dat ziektebeeld opgescheept worden, zijn afhankelijk van andermans oordeel en aldus bijzonder kwetsbaar en jammer genoeg vormen zij een gratuit voorwerp van misbruik voor schurken.
De ernst van die gang van zaken kan moeilijk worden overschat. Mensen die onterecht zijn gaan geloven dat zij slecht zijn, laten zich uiteraard ook makkelijk schuld aanpraten en meer bepaald andermans schuld. Dat maakt hen tot ideale zondebokken waar lieden met weinig scrupules gretig naar op zoek zijn om zich van de eigen schuldgevoelens én schulden te kunnen bevrijden.
Dat scenario is gelijkaardig aan het verhaal dat verklaart waarom in de gevangenissen zoveel onschuldigen vastzitten: moordenaars proberen anderen voor hen te laten opdraaien zodat zij zelf niet langer worden gezocht. Waar kwetsbare mensen werden beladen met andermans schulden, komen zij terecht in de greep van die criminelen en zo zitten zij in feite vast in kerkers die voor derden onzichtbaar zijn, wat de uitzichtloosheid van hun situatie bezegelt en hen tot wanhoop drijft. De ironie van het lot wil dat deze wreedheden bij voorkeur de meest gewetensvolle mensen treffen.
Nu is die praktijk dermate ondoorzichtig dat hij veeleer regel is dan uitzondering. Eeuwen lang immers werd hij toegepast door de kerk die middels haar 'herders' onder de fantastische dreiging van eeuwige hellestraffen, de gelovigen zonden of schulden heeft aangepraat welke alleen met boetedoening konden worden ingelost. Die boetedoening vertaalde zich onder meer in het betalen van afkoopsommen waarmee het instituut zonder gelijke in de ganse geschiedenis van het mensdom haar macht heeft ontplooid. Het is allang een publiek geheim dat in de politiek de herders verkapte wolven zijn.
De complexe psychologische praktijk waarbij kwetsbare mensen worden opgezadeld met andermans misdaden, vindt een exponent in de verwisseling van veroorzakers met slachtoffers van leed waarvan de oorsprong van psychosociale aard is en derhalve moeilijk aantoonbaar.
Een concreet voorbeeld is dat van leed door schaamte met irrationele gronden of wortels in extremistische opvattingen.
Mensen die zich schamen omdat zij tot een minderheid behoren, zoals zwarten met geïnternaliseerde negerhaat in een land van blanken, of zoals vrouwen en homo's met geïnternaliseerde haat in extreemrechtse culturen, kunnen zonder veel weerstand beschuldigd worden van kwaad dat zij niet hebben verricht maar daarentegen wel moeten ondergaan.
Die gang van zaken is vaak beladen alsook complex en laat mede daardoor te wensen over inzake transparantie en intelligibiliteit.
Zekere 'sociale spanningen' worden dan geassocieerd met de aanwezigheid van andersvaliden, vrouwen, vreemdelingen of leden van de lgbtq-gemeenschap, maar aan die associatie wordt alras het karakter van een oorzakelijkheidsverband toegekend waarbij de minderheden ervan beschuldigd worden voor die spanningen verantwoordelijk te zijn.
Die beschuldigingen zijn onterecht want in werkelijkheid is het euvel toe te schrijven aan een gebrek aan intelligentie of aanpassingsvermogen bij wie de veroordelingen uitspreken. Het minderwaardigheidscomplex van de onterecht beschuldigden in combinatie met enerzijds het gebrek aan transparantie van de problematiek en anderzijds het gebrek aan intelligentie bij de onrechtplegers, versterkt het schrijnende onrecht nog meer en zorgt voor vaak onomkeerbare maatregelen die de gang van zaken in het honderd laten lopen.
Dat alles brengt mee dat het publiek maar ook de verantwoordelijken liever de andere kant op kijken waardoor het onrecht vrij spel krijgt. Minderheden worden dan in het openbaar beschuldigd en veroordeeld, de massa eist wetten die hun vrijheden aan banden leggen en aldus wordt het onrecht geïnstitutionaliseerd, de misdaad wordt de regel, de misdadigers regeren.
(J.B., 10 februari 2025)
10-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 11. Over het lot van activisten
“Ik ben geridderd tot paria en de bijhorende medaille moet ik zelf betalen zonder ze te kunnen weigeren.”2 Aldus dokter De Corte over het eigen lot nadat hij het jarenlang en zonder reserve opnam voor de slachtoffers van twee ongelukken welke in wezen misdaden zijn en meer bepaald samenzweringen. De held moet immers nimmer rekenen op dankbaarheid, integendeel: men gaat hem naar het leven staan. Het is een intrieste werkelijkheid die echter van alle tijden is en die standhoudt met een hardnekkigheid waar geen kruid tegen opgewassen blijkt. Een verklaring vergt een nadere analyse.
Vooreerst is het volgende onrecht een bittere realiteit: onder bepaalde omstandigheden worden volstrekt onschuldige mensen vervolgd, niet omdat ze hun vervolgers kwaad zouden berokkend hebben maar om die ene reden dat hun vervolgers van hen helemaal niets te vrezen hebben. Verbijsterend? Absoluut, maar niet onverklaarbaar.
Met onschuld wordt hier bedoeld dat de slachtoffers in kwestie niets hebben misdaan aan wie hen vervolgen maar dat blijkt ook helemaal geen voorwaarde voor het zich voltrekken van de vervolging. Het gaat hier immers niet om revanche en evenmin om sadisme, ofschoon het daarop gelijkt. De reden voor een dergelijk handelen is opgelopen frustratie die men dan zonder al te grote risico's poogt af te reageren. Het scenario is als volgt.
In de pikorde heeft iemand een pik gekregen maar de schuldige wordt met rust gelaten omdat hij in de pikorde hoger staat en derhalve sterker is. Indien de gepikte wraak zou nemen op zijn pikker, ware dat wel rechtvaardig maar het slachtoffer ziet af van recht omdat hij de zwakste is: zijn poging om recht te doen geschieden, is tot mislukken gedoemd. Edoch, eenmaal het slachtoffer heeft ingezien dat recht niet zal geschieden omdat elke poging tot wraak het doel zou missen, neemt hij vrede met een minder prestigieus doel, namelijk het afreageren van zijn frustratie. En daartoe is het niet nodig dat zijn slachtoffer schuld draagt: het volstaat dat hij weet dat die niet terug zal slaan en dat is het geval als het slachtoffer in de pikorde onder hem staat. En nu wordt duidelijk waarom wij moeten vaststellen dat volstrekt onschuldige mensen worden vervolgd... omdat hun vervolgers van hen niets hoeven te vrezen.
Andermaal: het is niet de rechtvaardigheid die wordt nagestreefd en die derhalve vereist dat onrechtplegers worden gestraft; het doel is zich van frustraties te bevrijden en dat kan makkelijkst als de aanval zich op zwakkeren richt. Volstrekt onschuldige mensen worden vervolgd omdat hun vervolgers van hen niets hoeven te vrezen.
De vervolgden kunnen weerloze huisdieren zijn maar mensen genieten de voorkeur: mensen die zich niet zullen verweren, hetzij omdat ze dat niet kunnen, hetzij omdat ze dat niet willen. Mannen die hun echtgenotes afranselen zijn nog steeds geen uitzonderingen en naast vrouwen zijn uiteraard vaak ook kinderen het doelwit van belaging, onbeschermde ouderlingen of zieken, andersvaliden, homo's, vreemdelingen, illegalen of... pacifisten.
In de geschiedenissen die aan bod komen in Schuldig verzuim betreft de vervolgde een arts en derhalve een burger die beroepshalve zijn leven wijdt aan het welzijn van de medemens. En ook criminelen weten: zo iemand is wel de laatste van wie moet worden gevreesd dat hij zijn toevlucht zal nemen tot wraak en geweld. Onrechtplegers die door een pacifist ontmaskerd worden, hoeven zich niet in te houden om terug te slaan want veel hebben zij niet te vrezen.
Een bijkomende drijfveer voor het berokkenen van kwaad is de angst voor het gezichtsverlies dat door de auteur wordt geïllustreerd met de anekdote van een politicus die in een poging om aan die oneer te ontkomen, zichzelf een kogel door de kop jaagt. Ontmaskering is het laatste waarop hypocrieten hopen omdat hun hele bestaan staat of valt met het ophouden van de schone schijn. Zelfmoord is daarbij de allerlaatste toevlucht, wat wil zeggen dat moord de voorkeur geniet. Moord of de minder risicovolle vorm ervan: monddoodmaking. Om hun misdaden te verbergen, wordt het verhaal van de aanklagers afgedaan als “larie en apekool” - aldus blokletteren de kranten.
Maar dan is er nog een bijkomend verschijnsel dat in het nadeel van de aanklager speelt: met slinkse middelen trachten criminelen het publiek tot hun achterban te maken, er hierbij op rekenend dat zij genoeg druk kunnen uitoefenen om ervoor te zorgen dat de mensen de andere kant op kijken: zij trachten te bekomen dat de mensen tegen beter weten in zullen belijden wat zij willen dat ze belijden. Misdadigers immers stellen zich tevreden met de belijdenis van de leugens waarbij zij garen spinnen; wat de mensen écht geloven, raakt hun koude kleren niet - het volstaat dat zij zwijgen.
De tactiek die hiervoor wordt aangewend, heet intimidatie. Intimidatie is “het oproepen van angst [voor lichamelijk of psychisch geweld, voor statusverlies, sociale uitstoting of geweld tegen bezittingen] om iemands gedrag te beïnvloeden”3, in dit geval om iemand het zwijgen op te leggen. Intimidatie wordt vaker versterkt door die te combineren met beschuldigingen en met pesten: de beschuldigingen versterken de angst bij het slachtoffer waarbij de pester zich immuun maakt door boude uitspraken te verkappen met multi-interpreteerbare suggesties (“Je weet best wat ik bedoel...”). Eenmaal de jacht op het slachtoffer werd ingezet, gaat die zich voelen zoals 'opgejaagd wild', wat de achterdocht voedt en het gedrag destabiliseert, zodat derden de handel en wandel van het slachtoffer als vreemd gaan beoordelen en zich makkelijker tegen hem keren. Gevoelige persoonlijkheden zoals de door de auteur beschreven klokkenluidster gaan er door intimidatie psychisch onderdoor, ze krijgen PTSS, worden ook fysiek ziek of sterven voortijdig, wat de auteur heeft benoemd als de “vergeten moorden”4. “Het omdraaien van de rollen, van het slachtoffer een dader maken en van de dader een slachtoffer is een beproefde techniek en iets waar de sensatiepers kan van smullen.”5
(J.B., 9 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
Aflevering 10. Mensenrechtenactivisme, een bedreiging voor de gevestigde orde
In zijn artikel, getiteld: De psychologie van de menselijke wreedheid,2 waarmee Jan De Laender verwijst naar zijn boek uit 2004, Het hart van de duisternis: psychologie van de menselijke wreedheid, wordt, verwijzend naar Milgram, vastgesteld dat figuren zoals Hitler en zijn medestanders wreedheid en terreur veroordeelden: zij waren zich kennelijk van geen kwaad bewust. Het blijkt vaak veeleer 'instrumentele wreedheid' dan haat.3 Deze potentaten denken in orde te zijn als ze zich kunnen verantwoorden tegenover God en dat doet denken aan de Spaanse dictator Franco die zich 'Caudillo de España por la Gracia de Dios' liet noemen. De Laender zijn boek (Het hart van de duisternis: psychologie van de menselijke wreedheid) draagt dezelfde titel als de beroemde novelle van Joseph Conrad uit 1899 over de genocide onder Leopold II in de Congo: Heart of Darkness.4
Conrad beschrijft daarin onder meer de ivoorhandelaar Kurtz in de Congo die zijn tuin heeft afgezet met palen waarop afgehakte mensenhoofden prijken. Edoch, “Hij verlangde bij zijn terugkomst (…) op het treinstation opgewacht te worden door [hem grenzeloos erkentelijke] koningen.”5 We kunnen onze eerder gepubliceerde bedenkingen hierbij alleen maar (samenvattend) herhalen.
De jungle van de beschaving...
Nog niet zo heel lang geleden was het zo dat het oerwoud met zijn eigen wetten, de wetten van de natuur, de wetten van de jungle of kortom de wetteloosheid, zich uitstrekte over de hele aardbol. Alleen was er hier en daar een enclave, een nederzetting van mensen, een beschaving waarin wetten golden die tegen de wetten van de jungle in gingen omdat deze 'onmenselijk' werden geacht. Het wilde oerwoud van de wetteloosheid met daarin hier en daar een tamme of een door mensenwetten geregelde stad.
De mens lijkt op zijn minst 'niet zonder meer natuurlijk', om niet te zeggen 'onnatuurlijk', 'tegennatuurlijk' of 'bovennatuurlijk': hij voert wetten in waar er voorheen geen waren. Hij legt zichzelf beperkingen op. Op de keper beschouwd doen ook meer ontwikkelde dieren dat. Men betreedt het territorium van een ander niet omdat men kan anticiperen op een reactie die het eigen leven in het gedrang brengt. Wetten hebben te maken met anticipatievermogen en anticipatievermogen is denkkracht. Wetten zijn producten van groepswezens die beschikken over denkkracht. En denkkracht heeft te maken met de grote hersenen. Zoals de grote hersenen de kleine overwoekerd hebben, zo overwoekerden de beschavingen het oerwoud van weleer.
Vandaag wordt de hele aardbol overwoekerd met zogenaamd beschaafde volkeren en het oerwoud van weleer werd gereduceerd tot hier en daar nog een kleine enclave - een museum - middenin een volledig geciviliseerde wereld.
Edoch, wij weten hoe die strijd meestal verloopt in oorlogen en veroveringen: het sterkere land onderwerpt het zwakkere maar al te vaak blijkt de cultuur van het zwakkere sterker en wordt zij door het land dat is gaan heersen, overgenomen. Kennelijk is precies hetzelfde gebeurd in de genoemde evolutie: het oerwoud heeft zijn plaats afgestaan aan de beschaafde stad maar die beschaafde stad wordt nu op haar beurt overheerst door de cultuur van de jungle. Wij zijn met andere woorden beland in een beschaving van wetteloosheid.
De grote hersenen triomferen over de hersenstam waar het gemoed zich situeert en de instincten maar op de een of andere manier hebben de instincten op hun beurt de grote hersenen voor zich weten te winnen en stellen zij het denken in hun dienst. De beschaving heeft de aarde overwoekerd, zij heeft vrijwel alle plekken ingenomen die eertijds toebehoorden aan het oerwoud of de jungle maar in het hart van de beschaving heerst voortaan de wet van de jungle.
De oerinstincten uit de hersenstam van weleer regeren over de rationaliteit van de overwoekerende grote hersenen. En dat zij dat doen, blijkt uit het ontstaan van een bijzondere discrepantie, met name de kloof tussen redenen en drijfveren. Dat onze beschaving hypocriet is, betekent dat zij zich voordoet als menselijk terwijl zij dat allerminst is: haar rationaliteit heeft volstrekt irrationele gronden. En de nieuwe jungle waarin wij heden beland zijn, blijkt afgrijselijker dan het oerwoud van weleer.
Wellicht ligt daar de betekenis van de slotzin in het nawoord van Bas Heijne, de vertaler van Conrad's Heart of Darkness naar het Nederlands: “Als hij (Joseph Conrad) ons in Hart der Duisternis iets verteld heeft, is het dat ze diep in onszelf ligt.”67
Mensenrechtenactivisten bedreigen de gevestigde orde...8
Verslag uitbrengen over wantoestanden in verre landen of in lang vervlogen tijden is weliswaar noodzakelijk maar het is tevens al te gemakkelijk om daar vrede mee te nemen: de uitdaging is het aanklagen van misbruik en slavernij bij de deur.
Allen willen helden zijn daar waar zij helemaal niks te verliezen hebben doch er in tegendeel nog grof geld aan verdienen. De aangehaalde slotzin van Adam Hochschild in zijn Congoboek illustreert het probleem van het vrije woord: “Ten tijde van de Congocontroverse honderd jaar geleden vormde het idee van volledige - politieke, sociale en economische - mensenrechten een ernstige bedreiging voor de gevestigde orde van de meeste landen op aarde. En dat is vandaag de dag nog steeds zo.”9
De gevestigde orde weet zich bedreigd door wie opkomen voor de mensenrechten en om die reden kunnen mensenrechtenactivisten de gevestigde orde niet anders opvatten dan als een bedreiging - die aan velen van hen het leven blijft kosten. Maar wat is de gevestigde orde?
Het voorbeeld bij uitstek hier te lande is de moord op veearts-keurder Karel Van Noppen: omwille van het correct uitvoeren van zijn job werd de man op 20 februari 1995 nabij zijn woning in Wechelderzande met drie geweerschoten om het leven gebracht en op één na werden de vier verdachten intussen allemaal weer vrijgelaten.10
Omdat het kwaad zich van het goede onderscheidt in zijn bijzondere eigenschap van lichtschuwheid, moet hierbij eerst opgemerkt worden dat daar waar de gevestigde orde gevreesd moet worden, zij zich per definitie ophoudt in de duisternis terwijl aan het werk van mensenrechtenactivisten geen enkel motief kan toebedacht worden om zich aan het daglicht te onttrekken, het voltrekt zich immers in het belang van ongeacht welke mens aan wie immers van nature uitgerekend die rechten toekomen waarvan het bezit door de bewuste activisten wordt verdedigd.
In zijn Hart der Duisternis maakt Joseph Conrad duidelijk dat mensen gedreven worden door een irrationaliteit met een afgrijselijk gezicht welke ook maakt dat beschaving niet anders dan hypocriet kan zijn. De beschaving toont een orde die op de keper slechts een schijnorde is omdat zij in het verborgene gefnuikt wordt door een feitelijke macht die zich er echter voor hoedt in het voetlicht te treden. Hormonenhandelaars opereren ondergronds en nemen daar ook vrede mee omdat zij aldus alsnog hun wil doordrijven en hun profijt doen terwijl de in feite door hen beheerste politiek de andere kant op kijkt. Vooraleer het Derde Rijk zich in alle openbaarheid vestigde, traden de agenten ervan reeds op in den duik en gingen zij hun gangen, aldus de staat in feite ondermijnend, hetzij binnen de perken van de legaliteit, hetzij op andere ongeziene of niet te bestraffen manieren. Schurken zijn in de regel tevreden met de verborgenheid waarin zij hun handeltje kunnen voeren en daarom streven zij ook niet naar openbare politieke macht die sowieso de eigenlijke motieven van hun handelwijze aan het licht zou brengen (en die op de keper beschouwd ook nog een mogelijkheidsvoorwaarde vormt voor de criminaliteit en derhalve voor hun winsten). Edoch, onder de invloed van zekere omstandigheden gebeurt zulks alsnog, wat altijd catastrofaal zal uitdraaien voor een beschaving omdat dan, paradoxaal genoeg, de voordien verborgen want criminele ondergronds gevestigde orde als zodanig in de openbaarheid treedt daar het daarna niet langer onwettig is om er bepaalde ideeën en praktijken op na te houden. De voordien verborgen gevestigde orde gaat zich politiek manifesteren, wat wil zeggen dat zij in de openbaarheid treedt nadat een nieuwe ideologie haar praktijken heeft gewettigd. Zolang iedereen gelijk is voor de wet, worden de joden alleen maar gepest maar hypocrisie is niet langer nodig waar iedereen het er krachtens nieuwe ideeën en navenante wetten over eens geworden is dat de joden ratten zijn en dat zij dienen uitgeroeid te worden in het teken van het algemeen welzijn. Wettige bestraffing neemt de plaats in van de pesterijen van weleer en de pesters worden nu functionarissen van de staat die de massamoorden voltrekken met het gevoel van comfort dat het volbrengen van de burgerplicht begeleidt. En dat is uiteindelijk ook de betekenis van de immer aangehaalde beruchte uitvlucht welke de vlucht voor verantwoordelijkheid betekent: "Befehl ist Befehl!" Wij moorden net zoals voorheen maar dan met dat cruciale verschil dat we dat nu in alle openbaarheid (kunnen) doen: wij worden er niet langer scheef voor bekeken, laat staan gestraft; wij worden er voor geëerd en betaald. Allen willen helden zijn daar waar zij helemaal niks te verliezen hebben doch er in tegendeel nog grof geld aan verdienen en eer voor opstrijken maar ook andersom achten zij die carrière maken en eerbewijzen in de wacht slepen zichzelf helden, ook al is het moorden wat zij doen.
Mensenrechtenactivisten bedreigen de verborgen gevestigde orde, die de feitelijke macht is, doordat ze het aan het licht komen van haar malafide praktijken forceren. Karel Van Noppen handelde in de legaliteit, zijn moordenaars handelden in de illegaliteit en dat doen zij vandaag nog steeds: zij oefenen macht uit over de legaliteit en die macht continueert zich quasi onverstoord, getuige het opgeblazen vee in het weiland alom. Veekeurders moeten dansen naar de pijpen van de hormonenmaffia zolang de dreiging van de laatst genoemden reëel is en die realiteit wordt geconstitueerd door het feit dat de bestraffingen die maffioso opleggen om hun willetje door te drijven, afschrikwekkender zijn dan deze die de wet hanteert om de misdaad in te perken - veekeurders en ook alle andere agenten wiens job het is ervoor te zorgen dat de wetten worden nageleefd. Bij uitstek mensenrechtenactivisten ijveren ervoor dat die wetten worden nageleefd waarvan elk weldenkend mens wenst dat zij door allen nageleefde wetten zijn of zouden worden.
Mensen daarop attent maken dat zij de wetten dienen na te leven is sowieso mensen (bij uitstek op heterdaad) betrappen op wetsovertredingen of deze aan het licht brengen en criminelen weten dat zij hun gangetje kunnen gaan zolang zij niet betrapt worden, zodat zij er een sport van maken om hen door wie zij vrezen betrapt te worden, uit te schakelen. En waar niet zomaar rechten doch mensenrechten in het geding zijn, jagen criminelen die immers vaak binnen de perken van de wet ageren doch niets ontziend de mensenrechten schenden, met des te meer furie op hun tegenstrevers.
Dat mensenrechten de gevestigde orde bedreigen betekent tevens niets anders dan dat de mens een bedreiging vormt voor de mammon (en uiteraard ook omgekeerd). Mens en geld - die twee sluiten elkaar uit omdat zij gedoemd zijn om te vechten om de heerschappij: ofwel moet het geld in dienst staan van de mens - het is tenslotte bedoeld als werkmiddel - ofwel staat de mens in dienst van het geld. Is dat laatste het geval, dan moet hij maar verdwijnen waar hij de economie niet langer tot nut is.
En dat is het lot van een wereld waarin het wilde kapitalisme heerst want zo'n wereld is de duisternis waarover meer dan honderd jaar geleden de Oekraïner Joseph Conrad schreef dat zij niet alleen de duisternis is die zich openbaart in de brousse maar tevens die welke zich verbergt in het hart van de beschaafde mens. En uitgerekend haar verborgenheid maakt van haar een ongeziene en niet in te schatten bedreiging.11
Publicaties zoals Schuldig verzuim van Jean-Paul De Corte bekampen het euvel op de meest doeltreffende manier, met name door het aan het licht te brengen. En waarheid aan het licht brengen is een taak van de kunstenaar. Alleen kunst kan de wereld redden...
(J.B., 7 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
3“In december 1941, nadat Hitler het bevel had gegeven de ongeveer elf miljoen joden in heel bezet Europa op te sporen, te arresteren, te deporteren en te vermoorden, zei hij nog altijd: ‘Godzijdank heb ik altijd vermeden mijn vijanden te vervolgen. Ik ben niet het soort mens dat zijn vijanden echt een kwaad hart toedraagt, ik vervolg hen niet’. Ongeveer een jaar later zei hij: ‘Men kan zijn wil niet door geweld aan anderen opdringen. Ik heb een afkeer van mensen die er genoegen in scheppen het lichaam van hun medemensen te pijnigen of hun geest te tiranniseren’.”
5Joseph Conrad, Hart der Duisternis, L.J. Veen Klassiek, Atlas Contact Amsterdam/Antwerpen (dertiende druk) 2021 (1994), p. 153-154. (Oorspronkelijk: Heart of Darkness, Blackwood's Magazine, London/Edinburgh 1899 (in drie delen verschenen) en in 1902 gepubliceerd in boekvorm., p. 133.
8Joseph Conrad klaagde de horror in de Congo aan, Roger Casement en Edmund Morel sloten zich samen met andere activisten bij hem aan, Conrad weigerde dan weer zich aan te sluiten bij de intellectuelen die voor de vrijlating van Casement ijverden toen die opgehangen zou worden omdat deze naar zijn mening niet uit grootsheid maar uit ijdelheid zou gehandeld hebben, Jules Marchal was van 1948 tot 1960 koloniaal in Belgisch Congo en als districtscommissaris in Lisala bracht hij nog zelf zweepslagen toe aan de zwarten maar hij beweerde tot de jaren zeventig niet op de hoogte te zijn geweest van de misbruiken, waarna hij zelf de wantoestanden ging aanklagen in zijn geschriften. (Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jules_Marchal ) Nog vele anderen spelen voor mensenrechtenactivist vanuit vet betaalde jobs bij staatsinstellingen die alleen al door te bestaan de wantoestanden camoufleren. In Het Parool van 4 september 1998 schrijft Kees Tamboer: “Casement wilde de wereld wakker schudden en zocht (in 1896) voor zijn campagne (tegen de misbruiken in de Congo) steun bij Conrad. (…) Toen Casement in 1916 (...) opgehangen zou worden, weigerde Conrad een campagne van intellectuelen voor zijn vrijlating te ondersteunen. Een man die zich puur door emoties laat leiden, oordeelde hij, een tragische figuur, geen spoor van grootsheid, allemaal ijdelheid.” En Conrad brengt Casement onder bij de 'beschavingszeloten'. Zie: https://web.archive.org/web/20010311151142/http://www.parool.nl/boeken/100/34mooi.html
9 Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), p. 307.
De gevestigde orde of het establishment zijn degenen die de factum de macht hebben - over anderen uiteraard - en dat zijn in het hier gegeven voorbeeld zogenaamde maffiosi (de 'hormonenmaffia') of criminelen maar niet alleen in het hier gegeven voorbeeld is dat zo. Men moet immers opmerken dat met de gevestigde orde niet het staatsapparaat bedoeld wordt want het staatsapparaat trekt aan het kortste eind waar machtsmisbruik eerst mogelijk en vervolgens feitelijk is. Inzake de moord op Karel Van Noppen moet onder de gevestigde worden verstaan: de vier schurken die de veearts-keurder bedreigd hebben om hem daarna koelbloedig te vermoorden en die handelden als vertegenwoordigers van een niet te tellen aantal bandieten die in eigen kringen doorgaan voor eerbare lui die hun vermeende rechten en die van hun medestanders (degenen met wie zij samenzweren) verdedigen - rechten, die in feite gestolen voorrechten zijn waarmee zij op louche wijze anderen benadelen en beschadigen. Het gaat om een criminele orde die ondergronds gevestigd is en die haar vestiging bestendigt middels dreigementen en, als die niet helpen, door het voltrekken van moorden, waarbij zij de hele staat het zwijgen oplegt middels het doden van een of meer van haar agenten.
Als heldenmoed nodig is om moord aan het licht te brengen en in de wetenschap dat het heldendom een zaak is die slechts enkelingen te beurt valt, kan men niet anders dan een besluit te trekken dat even onwezenlijk en gruwelijk is als logisch en dat luidt: in deze wereld hebben moordenaars eigenlijk vrij spel!
In Schuldig verzuim is de moordenaar een verslaafde non, haar slachtoffers zijn weerloze ouderlingen en het moordwapen is het een doodgewoon geneesmiddel. En beschouwen we nu de volgende drie punten.
Ten eerste brengen we in rekening dat misschien wel een meerderheid van de mensen verslaafden zijn, hetzij aan medicijnen, drank en drugs, hetzij aan geld, aan macht, aan seks of aan een nog ontelbaar aantal andere 'doodgewone' zaken. Verslaafden zijn niet noodzakelijk moordenaars maar het aantal verslaafden onder de moordenaars is wellicht bijzonder groot. Verslavingen kunnen mensen ertoe brengen om handelingen te stellen die er heel normaal uitzien en die zeker niet aan misdaden doen denken maar die tegelijk gericht zijn op het verwerven van middelen om aan ongeacht welke verslaving tegemoet te kunnen komen. Er is niet altijd moord mee gemoeid maar wellicht is het aantal verkapte diefstallen dat gepleegd wordt door verslaafden gigantisch. Ook het aantal leugens dat verteld wordt met het oogmerk om anderen op te lichten teneinde zijn slag te kunnen slaan, zou als het onderzocht kon worden, ongetwijfeld duizelingwekkend blijken. Tot hier het eerste punt, waarbij ook nog de opmerking dat naast verslavingen uiteraard nog een ontelbaar aantal andere motieven kunnen worden bedacht om medemensen uit de weg te ruimen.
Het tweede punt betreft de slachtoffers van de moordenaars die bij voorkeur weerloos zijn. Maar ook de weerlozen onder ons vormen wellicht een absolute meerderheid aangezien het vertrouwen als een deugd geldt en dus allerminst bestraft wordt. Waar vertrouwen heerst, waar wantrouwen uit den boze is, waar alles koek en ei lijkt, is argwaan ver te zoeken en voeren onvoorzichtigheid en roekeloosheid de boventoon. Mensen vertrouwen zich door de band blindelings op elkaar omdat intermenselijk verkeer anders totaal onmogelijk wordt.
Weerloos zijn ook allen die niet de intelligentie hebben van degenen die hen naar het leven staan. Weerloos zijn zij die gepest worden en niet geloofd. Weerloos zijn de psychisch en de fysiek zwakken, de vreemdelingen, de ouderlingen, de kinderen en noem maar op. Uiteindelijk is niemand weerbaar tegen malafide lieden omdat ook niemand voortdurend iedereen ervan verdenkt zijn moordenaar te kunnen zijn. Toch volstaat het dat iemand hetzij stomdronken hetzij nuchter van op een brug over een snelweg een steen over een balustrade duwt om aldus moeiteloos en misschien ongestraft verschillende doden te maken.
Ten derde kunnen makkelijk alle dingen als moordwapen worden aangewend en in de eerste plaats denkt men vanuit het onderhavige verhaal vanzelfsprekend aan het enorme arsenaal aan medicijnen waarover principieel iedereen de beschikking kan hebben. Zelfs heel onschuldige middelen kunnen mits de dosis hoog genoeg is, feilloos doden. Op het internet vindt men recepten voor het aanmaken van bommen met materiaal dat voor het grijpen ligt maar voor de aanmaak van vergiften heeft men helemaal geen recepten nodig omdat zij in ieders bereik zijn.
Naast medicijnen en andere vergiften kan men uiteraard ook heel andere tuigen aanwenden als moordwapen of wat te denken van een auto waarmee tenslotte iedereen rondrijdt; een ongeluk is immers gauw gebeurd en verkeersslachtoffers worden heel anders benaderd dan mensen die doorzeefd werden met kogels. Alle voorwerpen en toestanden kunnen worden aangewend om het leven van anderen te beëindigen, soms volstaat een simpel woord of een gebaar, ofwel het nalaten daarvan; de literatuur heeft voorbeelden te over.
Verder is er uiteraard nog het gegeven dat lijkschouwingen alleen voorbehouden zijn voor verdachte sterfgevallen. Ook is er het feit dat vandaag de meeste mensen kort na hun overlijden worden gecremeerd, wat lijkschouwingen en navenant onderzoek en vervolging lelijk in de weg staat. We zien tevens dat het aantal onverklaarbare overlijdens legio is. Komt daar nog bij dat de staat, die tenslotte niet persoonlijk of emotioneel betrokken is bij de overlijdens van de burgers, meestal geen zware verliezen heeft te lijden ingevolge sterfgevallen omdat algemeen wordt aangenomen dat wij met een ernstige overbevolking kampen.
Alle gekheid op een stokje maar is het nog langer gekheid om een dergelijke achterdochtige toer op te gaan in het licht van een verhaal dat een tipje oplicht van de sluier die over de werkelijke gang van zaken ligt en waar verantwoordelijken voor het algemeen burgerwelzijn ongestraft en herhaaldelijk een gedrag vertonen waarvan men zou denken dat het alleen eigen is aan geweldenaars? De grofheid en de leugens die thuishoren in criminele kringen vormen godbetert de hoofdschotel bij de leidinggevenden in onze huidige maatschappij.
Een arts wordt door een OCMW-voorzitter bedreigd: als hij niet meteen zijn mond houdt over een aantal aan de gang zijnde moorden, zal hij op zijn smoel krijgen, zo valt te lezen, en buiten op de mat belanden! Uitzonderlijk is veeleer de held dan de misdaad want het kan helemaal geen toeval zijn dat onze held naar aanleiding van moord geconfronteerd wordt met een mistoestand vanjewelste: weinige jaren later immers valt hem in de kleine gemeente waar hij werkt een twééde tragedie met alweer een niet te tellen aantal te betreuren slachtoffers te beurt!
En in dat licht wordt nu ook iets anders zonneklaar: de misdaden die zich voltrokken hebben in nazi-Duitsland kwamen aan het licht nadat én omdat de Duitsers de oorlog hebben verloren maar zeer waarschijnlijk waren niet alleen de nazi's van toentertijd daartoe in staat maar zijn wij allen kandidaten om te figureren in een gelijkaardig hels toneel. Daarover werd kort na de oorlog overigens uitvoerig onderzoek verricht door Stanley Milgram en het resultaat van zijn zogenaamd gehoorzaamheidsexperiment, dat bovendien vol ongeloof verschillende keren werd herhaald door andere onderzoekers, laat geen ruimte voor ook maar enige twijfel.
In dat licht moeten ook enkele zogenaamde samenzweringstheorieën die de ronde deden tijdens de jongste door politici uitgebuite pandemie ons niet langer verbazen en zou men veeleer al degenen die er helemaal geen geloof aan schonken en die ze afdeden als flauwekul, als naïef moeten beschouwen, als bijgelovig of... als medeplichtig.
En nu kunnen we het nog hebben over de Derde Wereldoorlog of over de oorlogen zonder meer: worden zij niet op touw gezet door een elite om ons gewoon uit te roeien omdat geëmancipeerde slaven niet langer gedwee en gehoorzaam zijn? John Heartfield (1932): “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen”.
(J.B., 6 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
07-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 8: De arts, zijn Orde en de WHO
Zich het vak eigen maken waarvoor men denkt in de wieg gelegd te zijn, het uitoefenen en zich daarin vervolmaken, er vervolgens zoveel van houden dat men er uiteindelijk zijn hele leven aan wegschenkt, is voorwaar een edele zaak. Alle kapitalisme ten spijt, wordt de ethiek van de arbeid immers nog bewaard in kringen die de waarde van het leven alsnog weten te eren en die ethiek zal ook blijven bestaan, ondanks een aantal specifieke alom toenemende problemen die het soms lastig kunnen maken om zijn werk te doen zoals het hoort.
Een van de meest prangende van die problemen heeft te maken met de organisatorische kant van ongeacht welk beroep en meer bepaald met de opmars van die verenigingen die ervoor zorgen dat de beroepsinspanningen een maximale maatschappelijke relevantie kunnen krijgen, mede doordat zij de activiteiten van alle vaklui beschermen en afstemmen op elkaar alsook op de maatschappelijke noden.
Organisaties zijn noodzakelijk maar onvermijdelijk brengen ze ook nadelen mee en die treden vaak op waar zij niet langer ten dienste staan van degenen voor wie ze in het leven werden geroepen maar daarentegen hun boekje te buiten gaan: als zij te log worden, neigen ze er immers toe om de vaklui te gaan domineren en in hun dienst te stellen en dat is het probleem van de perversie: het middel dat zich tot doel verheft en dat zijn meester aan zich onderwerpt. Dat euvel is ons al langer bekend en het verschijnt menigvoudig in de wereldliteratuur in alle culturen - het meest sprekende voorbeeld is het spookbeeld van de golem.
Contraproductiviteit is het probleem dat nu steeds vaker opduikt en waarvoor reeds de Helleense tragediespelen waarschuwen; het keert terug in hedendaagse vormen sinds de Industriële Revolutie zich heeft ontwikkeld en het is een thema geworden in de filosofie van Marcuse, Illich en hun tijdgenoten met als wel gekend voorbeeld de auto: oorspronkelijk bedoeld om ons tijd te laten besparen, blijkt hij na het maken van een simpele rekensom ons van onze tijd te beroven omdat zijn bekostiging meer (verborgen) arbeidstijd vergt dan wij konden vermoeden. De auto, de stofzuiger, onze pc en noem ze maar op, al die moderne instrumenten die zich in feite geheel onterecht aan ons opdringen als een absolute noodzaak. Weliswaar bespaart ons autootje ons tijd maar dan wel op voorwaarde dat wij genieten van een inkomen dat hoger ligt dan het gemiddelde. Op die manier blijkt het geheel van alle menselijke middelen te resulteren in een grootscheepse overheveling van (vrije) tijd van de armen naar de rijken: de eersten verliezen immers aan hun autootje de tijd die de laatsten er buit aan maken.
Uiteraard speelt hier ook het probleem van beperkingen inherent aan ons, mensen, en aan de natuur, aan bod gebracht door de nog steeds vaak onterecht vermaledijde Club van Rome met haar welbekend rapport uit 1972, getiteld: Grenzen aan de groei. De toren van Babel bereikt op zeker ogenblik zijn absolute top omdat het materiaal dat wordt aangevoerd om hem nog hoger te maken, onderweg wordt opgebruikt voor noodzakelijke herstellingen ingevolge onvermijdelijke slijtage. Het wilde kapitalisme is een suïcidale ideologie en praktijk precies omdat hebzucht verhindert dat deze beperkingen worden in rekening gebracht. In het voetspoor van Herbert Marcuse en Rudolf Boehm toonde ook Etienne Vermeersch in zijn milieu-essay aan hoe het WTK-bestel, de co-existentie van wetenschap, techniek en kapitalisme, rampzalig is voor het milieu.2 De eindigheid van de grondstoffen maar ook die van het leven zelf dat zich nimmer zal onttrekken aan de tweede wet van de thermodynamica, gebieden ons om op onze stappen terug te keren van zodra onze middelen ons boven het hoofd dreigen te groeien en ons gaan domineren. En dat geldt ook voor het middel dat elke organisatie is.
Met betrekking tot ons mens-zijn, zijn het volk, de staat en uiteindelijk de wereldgemeenschap onze organisatorische middelen bij uitstek. Zij zijn absoluut onmisbaar geworden voor de instandhouding van het individu maar zij zullen uiteraard nooit belangrijker kunnen zijn dan de mens zelf omdat zij instrumenten zijn en blijven, dode dingen, verlengstukken van onze handen die, hoe gesofisticeerd ook, geen gevoelens hebben en ook geen gedachten, wensen, voorkeur of afkeer, omdat zij nu eenmaal niet leven: hun functioneren is en blijft volstrekt afhankelijk van het (menselijk) leven. Het is een catastrofale vergissing om de waarde van de staat boven die van de mens te stellen, wat bijvoorbeeld gebeurt in de ideologie van het communisme, maar wat tevens dreigt te gebeuren in menig ander systeem waaraan wij onderworpen zijn en het is niet altijd gemakkelijk om het juiste evenwicht te vinden dat ons daarvan moet vrijwaren.
Met betrekking tot de geneeskunde worden de activiteiten van alle geneesheren onderworpen aan het toezicht van een Orde die weliswaar een noodzaak is maar die zoals elke andere 'vakbond' haar boekje kan te buiten gaan ten nadele van wie zij eigenlijk dient te beschermen. De artsenbonden worden dan weer overkoepeld door uiteindelijk de WereldGezondheidsOrganisatie die, opnieuw, een noodzaak is omdat bijvoorbeeld pandemieën àlle mensen op aarde aanbelangen, maar die zich zoals elke andere organisatie van de grenzen van haar werkterrein bewust moet blijven. De auteur van Schuldig verzuim raakt dat gevoelig punt aan in de reeds geciteerde passage: “Toen [Etienne Vermeersch] ernstig ziek was, (...) botste hij op de medische wereld. “Dokters denken dat ze god zijn” schreef hij op een briefje dat hij mij toonde.”3
Sommigen vragen zich af hoe professor Vermeersch gereageerd zou hebben op de aanpak van het beleid inzake de pandemie. Misschien zou hij dan de volgende twee bedenkingen hebben gemaakt. Vooreerst had hij herhaald wat hierboven geciteerd werd: dat dokters niet moeten denken dat ze god zijn, en misschien had hij daaraan toegevoegd dat politici dat nog minder horen te denken. Deze laatsten immers gingen hun boekje zo ver te buiten dat zij bij monde van de WHO (die in de allereerste plaats een politieke organisatie is net zoals de Orde der Geneesheren) ervoor zorgden dat alvast hier te lande meer dan de helft van alle huisdokters er toen aan gedacht hebben de boeken toe te doen.
Ten tweede zou hij met klem de houding van zekere 'volgelingen' van hem verworpen hebben met betrekking tot het spreekrecht. In tegenstelling tot wat zij immers meenden in het zog van de Franse president Emmanuel Macron die daarmee de Franse traditie zeker geen eer aandeed, namelijk dat een podium moest ontzegd worden aan de tegenstanders van welbepaalde maatregelen, had hij er beslist aan herinnerd dat werd toegeschreven aan Voltaire dat die het spreekrecht zo belangrijk vond dat hij er zijn leven veil voor had om het zelfs aan zijn ergste vijanden te kunnen verlenen. Het argument dat vele mensenlevens op het spel stonden, zou hij wellicht van tafel hebben geveegd vanuit de zekerheid dat men geen mens tot andere gedachten kan brengen door hem het zwijgen op te leggen of met geweld maar wel middels de Rede, die het licht niet schuwt, met andere woorden: middels het open debat, de transparantie en de universaliteit, die essentieel zijn voor de rechtspraak over de waarheid die wetenschap heet.4
(J.B., 5 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2 Etienne Vermeersch, De ogen van de panda Een milieufilosofisch essay, Brugge, Van de Wiele, 1988.
Een koppel dieven op rooftocht arriveren bij een woonst; terwijl de eerste aanbelt aan de voordeur waar hij de bewoner met een smoes aan de praat houdt, glipt de tweede via de achterdeur naar binnen om zijn slag te slaan: de beproefde tactiek van het voorwendsel en de drijfveer.
Het voorwendsel is niet strijdig met de wet; een leurder belt aan en wordt de deur geopend, ongemaskerd kan hij zijn artikel slijten; maar de drijfveer is onwettig: achter de schijn van de onschuldige verkoop verbergt zich een roof.
Het lijkt erop dat wij in de huidige samenleving steeds vaker geconfronteerd worden met deze tactiek en hij doet zich voor als het tweespan van enerzijds de argumenten en anderzijds de drijfveren. De argumenten zijn hypocriet, ze maken het slachtoffer weerloos en criminele drijfveren krijgen hun gading.
De retorica, die zich als redenaarskunst profileert, is op zich al een voorbeeld van die tactiek omdat zij in wezen de kunst van het liegen is. Onder een omhaal van woorden verbergt zij motieven die loodrecht staan op alles wat zij als vanzelfsprekend ten tonele voert.
De filosoof Rudolf Boehm noemde het in zijn Kritik der Grundlagen des Zeitalters2de middeldoelomkering waarvoor hij verwijst naar een voorbeeld van Blaise Pascal: achter het voorwendsel dat de jacht er is om in het levensonderhoud te voorzien, verschuilt zich louter moordlust. Men doodt niet om te kunnen eten maar men gebruikt dit voorwendsel om te kunnen doden.
De motor van de hele moderne samenleving berust op dit bedrog van de middeldoelomkering en de kapitalistische economie neemt daarin het voortouw. Samenwerking werd het voorwendsel voor concurrentie in een strijd van de ene mens tegen de andere waarbij uiteindelijk de sterksten hun zwakkere soortgenoten uitbuiten: zij praten hen via de voordeur allerlei hulp aan terwijl zij hen via de achterdeur bestelen. Wat het boek van Jean-Paul De Corte aanklaagt, is in wezen dit bedrog.
Het schuldig verzuim of het sluiten van de ogen voor misdaden waarmee men zich heeft gecompromitteerd wordt door de vingers gezien als ware dat een kwestie van sociaal gedrag of collegialiteit: het is de norm geworden. Klokkenluiders worden dan uiteraard afgeschilderd als lasteraars en wie zich keren tegen de misdaad, krijgen een stempel dat hen excommuniceert: ze zijn naïef, onaangepast of niet op de hoogte van de gang van zaken in de grotemensenwereld. Maar die gang van zaken gedijt wel door een gebrek aan licht. Vandaar de omerta, het tekort aan transparantie, en niet te vergeten: het eenrichtingsverkeer in de communicatie.
De klokkenluiders vertellen aan dokter De Corte: “Godfrieda vermoordt mensen, pikt hun geld, slikt kilo's verdovende pillen en niemand gelooft ons.”3 Dokter de Corte krijgt te horen van de OCMW-secretaris: “En gij, gij gaat daar ook over zwijgen als ge niet wilt dat het op uw eigen kop terugkomt.”4 De auteur: “'Oordeel niet en ge zult niet geoordeeld worden' is een katholiek principe, maar eigenlijk een vorm van ontwijking van verantwoordelijkheid.”5 Wanneer hij in verband met de treinramp het crisiscentrum tracht te contacteren, moet hij vaststellen: “Ik word echter nooit doorverbonden. “Op bevel van de gouverneur,” is het enige antwoord dat ik van de telefoniste krijg.”6 Wanneer, andermaal inzake de giframp, de mensen zich zorgen maken over de beveiliging van een school, en zij de raad krijgen het crisiscentrum te contacteren, “krijgen ze nergens gehoor.”7
Dokter De Corte:“Het is essentieel gewoon te luisteren naar het verhaal en te bevestigen dat men weet wat er gebeurd is, zelfs al is hetzelfde verhaal reeds honderd keer verteld.”8Deze regel geldt met betrekking tot het Post Traumatic Stress Syndrome dat menigeen ontwikkelt naar aanleiding van een zware psychologische schok. Maar de beleidsmensen doen het tegendeel met de burgemeester voorop, die de zwaarst getroffen familie die op het UZ belandt, verwijt dat ze alleen maar de aandacht willen trekken.9
Als dokter De Corte verklaart dat hij het zijn burgerplicht acht om de moorden aan te geven, “ (…) antwoordt [de Orde der Geneesheren] mij letterlijk dat als ik zoiets meemaak, ik dat aan de orde moet melden en dat zij zullen oordelen of het de moeite is daar verder gevolg aan te geven.”10 De Corte: “Zelfs als ontelbare bewijzen op tafel liggen en het voor iedereen duidelijk is, dan moogt ge dat nooit luidop zeggen of schrijven want dan overschrijdt ge de grenzen van het goede fatsoen!”11
Niemand luistert naar ons; wij worden niet geloofd: ziedaar de klacht van de klokkenluiders die de vinger op de wonde legt. Onze maatschappij heeft de communicatie verbannen, enerzijds door het spreken te verbieden maar anderzijds nog veel meer door het luisteren onmogelijk te maken. Het spreken voltrekt zich nog in één enkele richting en zo is alles wat gezegd wordt, verworden tot een bevel.
Wat op televisie wordt verteld, is wet en naar de goedkeuring van de kijker wordt niet gevraagd: door het feit dat hij kijkt en zwijgt, stemt hij sowieso met alles in. De internetcommunicatie van overheidswege draagt het stempel “no reply”: een computer beveelt de tot een massa herleide mensen maar kan geen antwoorden ontvangen, een antwoord is a priori ongewenst, men heeft slechts wat wordt voorgeschoteld, te slikken zoals een hond zijn bord met hondenbrokken.
Algoritmen spuwen duizenden bladzijden tellende contracten van vreemde makelij in het rond in een onleesbaar jargon, in een Amerikaans Engels, alsof dat de taal van onze moeder was, en dan volgt de chantage: de software eist het fiat van de gebruiker of zij blokkeert zijn werkzaamheden. Op die manier gedraagt zich immers de overheid: wie hun instemming weigeren, kunnen gewoon niet meer verder met hun werk en met hun leven. Maar dat betekent wel dat als wij ons niet verzetten, wij alleen nog slaven kunnen zijn.
(J.B., 4 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2Boehm, Rudolf. (1977). Kritiek der grondslagen van onze tijd, Het Wereldvenster, Baarn. (Oorspronkelijk: Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973)). Nederlandse vertaling door Willy Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier. De integrale tekst van het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adres:
Aflevering 6: Een ontmaskering van het totalitarisme
Helemaal niet op de achtergrond van het verhaal speelt het thema van de ouderen die zorg behoeven in een maatschappij die zichzelf ontwikkeld en verlicht acht maar die getekend wordt door kortetermijnvisie en weinig scrupuleuze economische principes. Die zorgen voor de garantie dat het politieke beleid in het algemeen en in het bijzonder met betrekking tot de ouderenzorg voor een heel lange tijd niet meer zal moeten rekenen op het krediet van de bevolking. In wat andere bewoordingen kan men stellen dat zuster Godfrieda zeker niet was weggekomen met haar vele moorden indien haar slachtoffers geen ouderlingen in een tehuis waren geweest maar jonge mensen in de fleur van hun leven. Dat verschillende verantwoordelijken het kennelijk helemaal niet vanzelfsprekend achtten om onmiddellijk actie te ondernemen nadat de geruchten over moord het uitzicht gingen krijgen van onvervalste getuigenissen vanwege bezorgde en panikerende medemensen, bewijst het misprijzen voor hen die in levensgevaar verkeerden; de potentaten reageerden immers alsof de bedreigden helemaal geen mensen waren of dan toch zeker geen mensen met burgerrechten, geen volwaardige mensen, doch 'Untermenschen' zoals zij onverbloemd werden genoemd door hun voorgangers, de nazi's. Dat de bewuste verantwoordelijken bovendien leidinggevende figuren waren in het lokale Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, toont bovendien aan dat het politieke engagement van alvast zekere verantwoordelijken in het onderhavige verhaal nooit iets anders is geweest dan de schaamtevrije aanwending van een dekmantel voor heel andere betrachtingen zoals zelfverrijking. De bewuste welzijnswerkers onderscheiden zich met andere woorden helemaal niet van de moordende non en dat geldt uiteraard eveneens voor alle andere betrokkenen die het engagement van enkelingen om die menselijke tragedie aan het licht te brengen en uit de wereld te helpen, in de weg staan: zij zijn medestanders van de massamoordenares, zij delen immers haar moraal, of beter: haar immoraliteit, zij het dan nog met dit verschil dat zij zich niet kunnen beroepen op het ziektebeeld waardoor de non dan toch getekend werd, wat het hen bovendien onmogelijk maakt zich op verzachtende omstandigheden te beroepen. De betrokken politici kunnen derhalve niet anders omschreven worden dan als koelbloedige moordenaars, met andere woorden als roofdieren.
Van kortetermijnvisie of eerder nog van bekrompenheid is sprake waar de onmiskenbare discriminatie van de ouderlingen getuigt van een onverstand waarvan men alleen mentaal gestoorden kon verdenken: de politici blijken zich er niet van bewust dat geen schepsel ter wereld ooit gespaard werd van de aftakeling door de ouderdom dan door een vroegtijdig levenseinde. Maar het negationisme kentekent nu eenmaal extremisten die in wezen fanatici zijn of lieden die zichzelf verblinden voor de werkelijkheid. Dat zij een aanzienlijk gevaar vormen voor de gemeenschap, rechtvaardigt een bijzonder toezicht op hun activiteit in de vanzelfsprekende vorm van de plicht tot daadwerkelijke verantwoording te allen tijde alsook een strengere bestraffing bij fraude. Dat houdt in dat maatregelen nodig zijn die het in de toekomst onmogelijk moeten maken om mensen met terechte kritiek op geknoei van collega's af te schepen met het argument dat zij oncollegiaal handelen2 omdat collegialiteit daar de betekenis heeft van samenzweren en meer bepaald: samenzweren tegen datgene waarvoor men aangesteld is en waarvoor men betaald wordt om het te bevorderen. Aldus weten de onderhavige criminelen zich ook nog te onderscheiden van maffiosi, die immers samenzweren zonder weg te kruipen onder de dekmantel van goede werken.
De achterliggende immorele economische principes, of beter: de volstrekte afwezigheid van ook maar enig ander principe naast het winstoogmerk, kentekent uiteraard de kapitalistische economie. Zij brengt leidinggevende figuren van instellingen die zich als christelijk geïnspireerd durven te profileren ertoe om zonder blozen publiekelijk uitspraken te doen waarvan de inhoud neerkomt op de stelling dat het bespreekbaar maken van euthanasie voor een zekere klasse van ouderlingen de economie mee uit het slop zou kunnen helpen. Andermaal treden zij zodoende in het voetspoor van de nazi's en meer bepaald van hen die verantwoordelijk waren voor het vergassen van de 'Untermenschen' en die dan rapporteerden aan hun oversten welke besparingen dat wel opleverde voor de staat die zij aldus gezond meenden te maken.3 Dat zich onder hen een voorzitter van de christelijke mutualiteit bevindt alsook een politiek verantwoordelijke voor de rusthuizen, laat zien dat het kwaad waartegen zich dit bijzondere boek keert, niet uitzonderlijk is maar wel de regel: het onthult het schrikbeeld van het totalitair regime waaronder wij leven.
(J.B., 3 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024, pag. 36: “Ze [namelijk: de artsen van de Orde] oordeelden echter dat ik mij de vraag had moeten stellen of het niet heel oncollegiaal was om het parket attent te maken op het voorschrijfgedrag van een collega.”
3Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poison Gas, Edited by Eugen Kogon, Hermann Langbein and Adalbert Rückerl, Yale University Press, New Haven and London, English-language edition 1993 by Yale University, (Oorspr.: Nationalsozialistische Massentötungen durch Giftgas: Eine Dokumentation, by S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt a.M. 1983), pag. 36-37.
04-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 5: Over heldenmoed
De misdaad van “schuldig verzuim” wordt benoemd in artikel 422bis van het Belgisch Strafwetboek: “(…) wordt gestraft hij die [zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen] verzuimt hulp te verlenen (…) aan iemand die in groot gevaar verkeert. (...)”
Paradoxaal genoeg heeft die wet enig verband met de uitdrukking “horen, zien en zwijgen” die ontsprong aan de pen van niemand minder dan de Chinese wijsgeer Confucius (551 - 479 A.X.) die aanmaant om de andere kant op te kijken en te zwijgen als men iets ziet of hoort dat onwelgevoeglijk is maar zij onderscheidt zich ook van kwaadsprekerij of “laster” die immers evenzeer strafbaar is (volgens artikel 443 van het Belgisch Strafwetboek) m.b.t. wie “(…) aan een persoon kwaadwillig een bepaald feit ten laste legt, dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen, en waarvan het wettelijk bewijs niet wordt geleverd wanneer de wet het bewijs van het ten laste gelegde feit toelaat” (N.B.: van “eerroof” is sprake “wanneer de wet dit bewijs niet toelaat.”)
Vermoedens zijn met andere woorden lang nog geen bewijzen en ook als het om ernstige vergrijpen gaat, zal bij het in het openbaar uitspreken van vermoedens sowieso altijd sprake zijn van laster en/of eerroof totdat schuld bewezen werd.
Vandaar voorziet de wet deskundigen om deze zaken te behandelen: zij kunnen met door de wet voorziene middelen in alle sereniteit en in de beslotenheid van hun onderzoek, zelf gekoesterde of door derden aan hen kenbaar gemaakte vermoedens aan de waarheid toetsen.
Als burgers dat gaan doen, gaan ze hun boekje te buiten en kunnen ze ernstige schaden toebrengen aan anderen, aan zichzelf maar ook aan de ganse maatschappij. Dat probleem steekt vandaag immers de kop op met betrekking tot het verschijnsel van de buurtinformatienetwerken dat het doembeeld oproept van de Roemeense Securitate onder de dictatuur van Nicolae CeauÈescu en nog meer inzake dat van de burgerwachten waarmee men gevaarlijk afglijdt naar het vaarwater van het paramilitaire, vaker de wegbereider van een totalitair regime, zoals dat van de nazi's in het Duitsland voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog.
De drie klokkenluiders die hun vermoedens over aan de gang zijnde moorden kenbaar maakten aan een vertrouwenspersoon (in casu dokter De Corte), handelden overeenkomstig de wet welke schuldig verzuim bestraft maar zij riskeerden aldus tevens “niet geloofd te zullen worden” of dus krachtens een andere wet (namelijk het verbod op “laster” en “eerroof”) gestraft te zullen worden. Met het oog op het tegemoetkomen van mensen in levensgevaar, brachten de klokkenluiders zichzelf in een bijzonder penibele situatie.
Edoch, de misdaadproblematiek wordt van een nog heel andere orde waar het schuldig verzuim wordt vastgesteld bij uitgerekend degenen die er moeten over waken dat het niet straffeloos blijft: waar immers kan men nog zijn beklag doen zonder gevaar voor het eigen leven als men bij de duivel te biechten moet?
En dat is nu de tragiek in de moordzaak rond zuster Godfrieda: dat drie vrouwen bij een vertrouwenspersoon hun vermoeden uitspreken dat een non criminele feiten pleegt (in casu diefstal maar ook moord), is één zaak. Maar dat dan die vertrouwenspersoon bij het ondernemen van de geëigende stappen richting het gerecht, door de feiten genoopt wordt te gaan vermoeden dat de behoeders van onze veiligheid, een carrousel in stand houden waarin wij principieel zijn overgeleverd aan de willekeur van die moordenaars, is van een nog heel andere orde.
De klokkenluiders riskeren laster en eerroof. Maar hun vertrouwenspersoon, die het moet stellen met het ultieme redmiddel van de zogenaamde “vierde macht”, riskeert het ongeloof en de veroordeling door de rest van de wereld.
Immers, enerzijds is de kans niet gering dat de misdadiger (een non) beschermd wordt door haar oversten (de kerk) die gebeurlijk samenzweert met het gerecht. Maar anderzijds, als klap op de vuurpijl, verkeert van bij het begin van zijn onderneming de vertrouwenspersoon ook nog in grote onzekerheid over de betrouwbaarheid van zijn laatste redmiddel, de media, terwijl zij de laatste strohalm zijn voor het aan het licht brengen van nota bene een maatschappelijk geïnstitutionaliseerd gedoogbeleid jegens de allerzwaarste misdaden.
Wie een dergelijke confrontatie weigeren uit de weg te gaan, moeten over stalen principes beschikken en over heldenmoed omdat zij a priori kunnen weten dat ze met hun engagement hun maatschappelijk (en gebeurlijk ook hun fysiek) doodvonnis tekenen.
Het onvermogen bij de massa om zich te realiseren wat dat inhoudt, veroordeelt deze helden tot de absolute eenzaamheid van wie het gelijk aan hun kant hebben terwijl duistere machten zullen blijven verhinderen dat zij het ooit krijgen. Hun offer is dat van het vrijwillige maatschappelijke ballingschap in dienst van de Waarheid.
Zij kunnen zich alleen troosten aan de zekerheid aldus reeds het nieuwe Utopia te bewonen want zij zijn de protagonisten in de wegbereiding naar de verhoopte mensheid van de toekomst.
(J.B., 3 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
03-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 4
Inzake het tweede onderwerp van het boek, de treinramp, blijkt de problematiek analoog aan die uit het eerste verhaal: onbekwaamheid bij de oversten, gouverneur en burgemeesters, die er na het ongeluk op gebrand zijn om hun verantwoordelijkheid af te wentelen op anderen en uiteindelijk op de machinist, een nog jonge man die, jammer voor hem en voor de zijnen, al snel de dood vond zodat niemand nog met de vinger kan worden gewezen. “Het doorschuiven van de zwarte piet in een burgerlijk geding zal vooral rijke advocaten opleveren.”2
Wie de pittige details wil kennen, leze het boek maar noteren we alvast dat de overheid de slachtoffers van bij het begin met grove leugens heeft opgezadeld en met loze beloften de laan heeft uitgestuurd. De betrokken politici hebben de uitspraken van deskundigen onder de mat geveegd en de bevolking in de kou laten staan. De professionele hulp van de auteur die werkzaam was als arbeidsgeneesheer in een fabriek waar toevallig met de gevreesde vergiften werd gewerkt, werd hooghartig afgeslagen door onwetende politici die zwaaiden met een expertise die ze niet hadden en die met desastreuze instructies enorme risico's namen waarvan de gevolgen voor mens en milieu zich nu reeds aan het ontwikkelen zijn.
Indien de zaken niet zo ernstig waren, men zou om de haverklap in een lach schieten om wat een waar festival van de hypocrisie mag heten, waarbij alle registers werden opengetrokken. Het vergif, de verzwegen wagons met gevaarlijke 'bommen', de milieuramp, de zwendel inzake het bloedonderzoek van omwonenden, de maatregelen: “De boot die het [giftige riool-]water moet ophalen, zal pas later in de namiddag aankomen, dus loost men geleidelijk water in de Schelde en stelt een visverbod in, evenals een wandelverbod en fietsverbod langs de Schelde richting Schellebelle.”3
De communicatie van de overheid met de artsen over de gevaren van de ramp is lamentabel en de richtlijnen zijn onsamenhangend; ze worden vijf keer kort naeen veranderd maar de gouverneur verbiedt de betrokken artsen om zich over de feiten uit te spreken in interviews voor radio of Tv: de onkunde van de beleidsmensen moet voor het publiek verborgen blijven. De bloedafnames die later nodig kunnen zijn als bewijs van opgelopen gezondheidsschade worden vernietigd. Kankergevallen die opdoken bij pompiers door het gebruik van PFAS-schuim krijgen geen gevolg, men zegt dat het verband met de ramp onbewezen is. Er valt een dode door gassen in de riolering aan de Schelde maar de school aldaar moet de lessen hernemen. Zo stapelen de fouten zich dag na dag op. Nadien worden hier helemaal geen lessen uit getrokken. “Maar, ze dronken een glas, en pisten een plas, en alles bleef zoals het was.”4
De ondervraging en de aanhouding van zuster Godfrieda beslaan een vijftigtal bladzijden5 die lezen als een detective van Simenon en als na de bekentenis van Godfrieda de pers voor de deur staat, reageert de secretaris van de OCMW met de woorden: “We moeten weten wie het kieken is die de zaak heeft aangegeven bij het gerecht.”6 De gruwel verdwijnt op de achtergrond en iedereen is alleen nog geïnteresseerd in de kwestie wie die avond op Tv zal verschijnen.
Ten langen leste worden godbetert ook de klokkenluiders aangepakt door het gerecht: er worden bij hen huiszoekingen verricht, ze worden geïntimideerd, hun leven wordt verpest en aan de meest gevoelige onder hen wordt gevraagd of ze wel beseft dat ze zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van verdovende middelen. Die brave vrouw is er psychisch en fysiek onderuit gegaan. Dokter De Corte: “(...) dat zij veel te vroeg is gestorven heb ik ooit de vergeten moord genoemd.”7 Enrico Macias: “Ma chanson a dit la vérité, je doit être executé”8
Dokter De Corte tracht de heldinnen die nu geslachtofferd worden te troosten: “Veel mensen waarderen wat jullie deden maar durven dat niet luidop te zeggen. De zwijgende meerderheid wordt door de roepers gedomineerd. De enkelen die zich hiertegen verzetten worden op termijn ook uitgesloten en uitgestoten, want het leven en zeker het beleid is werken met en, zich neerleggen bij compromissen.”9
De mens is een wolf voor zijn medemens en kijk, hier en daar gaan malafide stemmen op die menen dat Jean-Paul De Corte met wat zij 'verzinsels' noemen, zoekt in de belangstelling te komen. Echter, het antwoord op die schaamteloze aantijgingen staat in het boek, waar slachtoffers van de treinramp dezelfde beschuldiging moeten incasseren: “Het is heel pijnlijk”, schrijft dokter De Corte, “te weten dat in de weken na de treinramp de burgemeester verklaarde bij aanvang van een schepencollege dat uitgerekend de zwaarst getroffen mensen een familie zijn die alleen aandacht zoekt terwijl er eigenlijk niet veel aan de hand is geweest.” Men moet maar durven. De Corte gaat verder: “Ik heb dan met toestemming van deze familie , die mij intussen gevraagd had om hen als arts te begeleiden, de verslagen van het UZ opgevraagd en aan de burgemeester de acrylonitrilparameters getoond bij opname op intensieve zorgen. Ik heb hem gevraagd of dat ook om aandacht te trekken was maar kreeg geen antwoord meer.”10
“Ik krijg intussen fanmail van over de ganse wereld, uit Australië, Venezuela, Engeland (van Buckingham Palace!), uit Frankrijk, mensen die naar Lourdes zijn gereisd en mij verzekeren dat ze daar voor mij bidden, men stuurt mij uittreksels uit dagbladen uit het buitenland. Iemand die zegt onschuldig opgesloten te zitten door een corrupt Zuid-Amerikaans regime vraagt mijn hulp. (…) Blijkbaar leeft de zaak veel meer in het buitenland dan bij ons. Paris Match, de Franse Tv-omroepen, de Luxemburgse Tv contacteren mij en brengen verslag uit. De eigen nationale omroep vindt het niet de moeite.”11
De klokkenluidsters worden nog erger gepest en De Corte moet iets ondernemen om hen te helpen; hij roept de pers samen en verklaart wat hij vermoedt: dat er niet drie maar twintig moorden werden gepleegd. De zaak komt nu plots wel in het nieuws.
Een klokkenluidster ontwikkelt PTSS. Dan roept de Orde der Geneesheren dokter De Corte op het matje voor het geven van interviews zonder haar toestemming. Hij had de Orde om toestemming moeten vragen om te berichten over de moorden. De Orde veroordeelt De Corte, die gaat in beroep en Etienne Vermeersch schrijft zijn verdediging.
Godfrieda wordt uiteindelijk ontoerekeningsvatbaar verklaard maar zij wordt behandeld voor encephalitis, blijkt te genezen en komt vrij. Ze belandt in het rusthuis waar een van de klokkenluidsters werkt die uiteraard Godfrieda niet vertrouwt.
En wat met dokter De Corte? “Ik ben geridderd tot paria en de bijhorende medaille moet ik zelf betalen zonder ze te kunnen weigeren.”12 Zo schrijft hij, alsnog met humor en zonder rancune.
(Jan Bauwens, 1 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
In het boek worden twee verhalen dooreen gevlochten, een tactiek die vandaag wel vaker wordt aangewend, vooral door televisiemakers, en wel met de bedoeling te voorkomen dat kijkers gaan wegzappen als zij te lang van hetzelfde te slikken krijgen. In dit geval eigenlijk onnodig omdat geen van de beide verhalen ook maar een ogenblik verveelt. “Zuster Godfrieda, de treinramp: ik was te Wetteren eerstelijnsgetuige en betrokkene bij ingrijpende gebeurtenissen, ook van de schandalen die er integraal deel van uitmaken en onder de mat moeten geveegd worden.” Ziedaar de openingszin van het voorwoord van dokter De Corte die erop wijst dat de doden niet meer zullen spreken zodat mettertijd de waarheid wordt verwisseld met schaamteloze leugens die dekmantel moeten zijn voor “vergeten moorden waar nooit iemand voor terecht zal staan.”2 De auteur brengt de lezer tot een begrip van de gang van zaken met behulp van wat hij een “sfeerbeeld” noemt, zeg maar met de grote literaire middelen.
“De zusters Godfrieda en Mathieu zitten tevreden keuvelend in de eerste treinwagon.” Het verhaal vangt aan met een schets van de vriendschap tussen twee nonnen die hun gelofte van armoede ten spijt, niet onbemiddeld blijken: een beetje tipsy, keren ze van een van hun vele mondaine trips terug geladen met dure spullen bedoeld voor een vermaak dat niet direct aan kuise nonnen zou doen denken en ook hun taal klinkt alles behalve devoot. Dat clerici het niet zo nauw nemen met hun geloften illustreert de schrijver tussendoor met een uitweiding over zijn verleden engagement voor een voedsellijn naar Polen waar hij kennis maakte met hoge kerkdienaren die goed eten, in kastelen resideren en banden hebben met de allerrijkste Belgen.
Meteen wordt de link gelegd van het luxeleven van de zusters met de inkomstenbron met betrekking waartoe alvast Godfrieda zal verdacht worden: drie klokkenluidsters bellen in Wetteren-Ten-Ede bij dokter De Corte aan met een ongelooflijk verhaal: “Godfrieda vermoordt mensen, pikt hun geld, slikt kilo's verdovende pillen en niemand gelooft ons.”3 Er blijkt een omerta te heersen. “Godfrieda woont met haar lief, zuster Mathieu, boven in het rusthuis en al lang niet meer in het klooster, weet ge dat? Ze loopt rond als een zombie door de Dolantine Special die ze spuit en de alcohol die ze zuipt.”4 De zuster zou ook aanpappen met een pastoor en met een bakker.
In tegenstelling tot de secretaris en de voorzitter van de OCMW en nog een andere dokter die zij raadpleegden, scheept dokter De Corte het drietal niet af maar probeert meteen achter de waarheid te komen. Blijkt dat een arts aan zuster Godfrieda ondertekende blanco voorschriften bezorgt waarmee zij op naam van patiënten in het rusthuis waar ze diensthoofd is, Dolantine Special gaat halen bij de apotheek, een zwaar verdovend middel dat zij dan zelf consumeert en waaraan zij verslaafd is. Tevens blijkt dat onder de ouderlingen onder Godfrieda's hoede meer overlijdens voorkomen dan verwacht en dat dan meer dan eens het geld van die overledenen blijkt te zijn verdwenen.
Wanneer De Corte de bevoegde instanties contacteert en om uitleg gaat bij enkele van zijn collega's, blijken die die laatsten helemaal niet verontrust: “Ze oordeelden (…) dat ik mij de vraag had moeten stellen of het niet heel oncollegiaal was om het parket attent te maken op het voorschrijfgedrag van een [overigens niet bij naam genoemde] collega. (…) Dat het valselijk voorschrijven van zwaar verdovende en verslavende middelen het leven had gekost aan vele oude mensen was blijkbaar totaal onbelangrijk en daar had ik niet over te oordelen.”5
Openbare dienstverlening als dekmantel voor zelfverrijking, de gang van zaken in ziekenfondsen, vakbonden, geneeskunde, kerk en politiek, de voorwendsels in scherp contrast met de eigenlijke drijfveren, indoctrinatie en psychische terreur, de grote levensvragen. “Toen [Etienne Vermeersch] ernstig ziek was en de levensvragen die hij stelde wou beantwoorden, botste hij op de medische wereld. “Dokters denken dat ze god zijn” schreef hij op een briefje dat hij mij toonde.”6 Jean-Paul De Corte stelt vast dat de mensen kennelijk met twee maten en met twee gewichten oordelen en hieraan worden interessante filosofische uitweidingen gekoppeld (“Misschien is de realiteit van het dagelijkse leven van een andere orde dan de verwachte hardheid van de zakenwereld.”7), uiteraard nooit afdoende om de ernst van de zaken te relativeren.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
In dit tijdperk van de leugen dat een realiteit werd door de quasi totale inbeslagname van de media door de macht, is geschiedenisherschrijving een belangrijk onderdeel geworden van de propagandamachine van totalitaire regimes.
Een van de meest tegen de borst stuitende gevallen van negationisme herinnert men zich van de berichtgeving over de Congo onder Leopold II, in de eerste plaats door deze vorst zelf maar ook door zijn entourage en die misdaad werd in 1998 aan de kaak gesteld door Adam Hochschild in zijn boek, getiteld: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa,2
De leugens in kwestie zijn meer dan een eeuw oud en men zou verwachten dat de tijd, die toch alle wonden heelt, mede middels het werk van Adam Hochschild, de waarheid eindelijk aan het licht gebracht heeft, zoals dat ook gebeurd is middels het standaardwerk Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poison Gas3dat eens en voorgoed minutieus de misdaden in de naziconcentratiekampen op schrift gesteld heeft voor het nageslacht. Edoch, het negationisme met betrekking tot de genocide op de joden blijft bestaan en het floreert in extreemrechtse kringen. Even groot is de hardnekkigheid van de leugen over wat zich afspeelde in de Congo, niet alleen ten tijde van de onafhankelijkheid inzake de moord op Lumumba in 1961 maar eveneens over het terreurregime tijdens de plundering (eerst m.b.t. ivoor en daarna m.b.t. rubber) van de kolonie dat aan ruim de helft van alle Congolezen het leven kostte in de decennia bij de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw.
De publicatie van Adam Hochschild kreeg hier nauwelijks aandacht en ze werd bijna op de voet gevolgd door een publicatie uit 2010 van David Van Reybrouck, getiteld: Congo: een geschiedenis, een waar toonbeeld van geschiedenisherschrijving die de hemel ingeprezen werd. De historiek is als volgt.4
Congo-Vrijstaat, de Congo als persoonlijk bezit van Leopold II, bestond van 1885 tot 1908. Leopold 'schonk' zijn persoonlijk bezit aan België en Belgisch Congo bestond van 1908 tot 1960. In 1960 werd Congo onafhankelijk - zogezegd, want de democratisch verkozen eerste premier van de Congo, Patrice Lumumba, werd vermoord en met steun van het westen kwam via een staatsgreep Mobutu aan de macht om gedurende nog eens ruim dertig jaar (van 1965 tot 1997) de westerse (Europese en Amerikaanse) belangen in hun 'goudmijn' Midden-Afrika te verdedigen. Het was de Vlaamse socioloog Ludo De Witte die in 1999 bij Van Halewyck De moord op Lumumba publiceerde waarin hij beschrijft hoe deze moord (op 17 of 18 januari 1961) gebeurde met de steun van de leidinggevende Belgische kringen. In het Belgische parlement werd naar aanleiding daarvan een onderzoekscommissie opgericht en in juli 2002 gaven de Verenigde Staten documenten vrij waarin de rol van de CIA in deze moord werd onthuld.
Maar plotseling - in 2010 - wordt de bijzonder rijk gedocumenteerde publicatie uit 1998 van de Amerikaanse historicus Adam Hochschild, King Leopold's Ghost: A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, afgeschilderd als 'eenzijdig' door een aantal figuren met een rechtse signatuur in het zog van publicist David Van Reybrouck met zijn boek:Congo: een geschiedenis. Dat boek werd de hemel ingeprezen door Andy Morgan in de rijkeluiskrant The Independent, het kreeg tal van onderscheidingen en werd een kassucces. Het doet warempel denken aan de witwasoperaties van koning Leopolds bedrieglijke onderzoekscommissie5 nadat Roger Casement en andere mensenrechtenactivisten de moorddadigheid van dit regime aan het licht hadden gebracht. Over Van Reybroucks boek merkt de auteur van De moord op Lumumba, Ludo De Witte, op: "Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek gescheurd."6 De verwijzing naar mondelinge bronnen wordt terecht als ongegrond beschouwd, er wordt immers verwezen naar informanten en analyses van auteurs “die het neokoloniale perspectief genegen zijn”.7 Van Reybrouck zijn werk zou aldus kaderen in het nieuw soort geschiedschrijving dat een kritische kijk op kolonialisme en neokolonialisme negativistisch acht, onproductief en al te links.8
Opgemerkt moet echter worden dat de nieuwe geschiedschrijving door opmerkelijk rechts gekleurde figuren wordt gevoerd. David Van Reybrouck heeft katholieke wortels en is de zoon van een medewerker aan de Congolese spoorwegmaatschappij Bas-Congo-Katanga in het toenmalige Jadotstad (heden: Likasi). Van Reybrouck veegt de kritiek op “de misdaad welke begaan werd in de Congo door koning Leopold van België en zijn volgelingen als de grootste die ooit werd opgetekend in de annalen van het mensdom”9van tafel als “postkoloniale zelfkastijding”.10 Wat hij aldus doet wordt exact verwoord door Adam Hochschild waar hij schrijft dat de dader zich gaat verweren door in de slachtofferrol te kruipen: “Terwijl de ovens laaiden in Brussel, gingen er bevelen uit van het paleis naar de Congo om opdracht te geven tot vernietiging van de stukken daar. (…) Hetzelfde soort opzettelijk vergeten vond plaats in de gedachten van de mannen die gestalte gaven aan het regime. Het vergeten van je eigen deelname aan massamoord is niet iets passiefs; het is een actieve daad. Wanneer we kijken naar de opgetekende herinneringen van de vroege blanke veroveraars in Afrika, kunnen we soms getuige zijn van de daad van vergeten op het moment dat deze plaatsvindt. Het is niet het moment waarop hij wordt uitgewist maar waarop de zaken op hun kop worden gezet, het merkwaardige omdraaien, waarbij degene die slachtoffers heeft gemaakt zichzelf geestelijk verandert in slachtoffer.”1112
Het negationisme omtrent de massamoord onder de nazi's, de herhaaldelijke georchestreerde ontkenning van de genocide in de Congo, het misbruik van de jongste pandemie door een totalitair politiek regime maar ook het verdonkeremanen van de ganse Europese en Amerikaanse geschiedenis door historici in dienst van de potentaten die ervoor zorgden dat er gezwegen werd over de feitelijke geschiedenis, die er een was van slavenhandel, zoals onlangs in 2015 aangeklaagd door de Zweedse historicus Dick Harrison13 zijn voorbeelden van hoe geschiedenisherschrijving allerminst een uitzonderlijke praktijk is maar veeleer de regel.
En daarop vormt de geschiedenis rond de massamoorden van de Wetterse non en die rond de giframp kennelijk geen uitzondering. Nu de feiten beginnen weg te deemsteren in het verleden, werden nadat veel waarheid aan het licht dreigde te komen, al pogingen ondernomen om ook deze gebeurtenissen in een heel ander perspectief te plaatsen. Met betrekking tot de insulinemoorden gaan sommige auteurs het al hebben over een barmhartige kerk die zorg droeg voor haar mensen en het lijkt erop dat zij de invalshoek om naar de feiten te kijken, gaan verschuiven zodat zij met kleine beetjes tegelijk de schuld die op de schouders van de clerus drukt, gaan leggen bij de artsen die met een foute diagnose en behandeling van een vermeende hersentumor bij de ongelukkige zuster, van haar een verslaafde en een massamoordenares hebben gemaakt terwijl zij haar verder zouden hebben overgelaten aan haar lot. Want op die manier wordt haast ongemerkt de aandacht afgeleid van het onderhavige euvel van de politieke spelletjes rond ernstige gebeurtenissen waarbij de kerk de rechtsstaat corrumpeert.
In dat licht is het nieuwe boek van Jean-Paul de Corte allerminst overbodig: het is het persoonlijke getuigenis van een van de meest nadere betrokkenen die op een empathische wijze met een bijzonder gedetailleerd verslag ingaat op wat zich werkelijk heeft afgespeeld en die de vinger op de wonde legt.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2Adam Hochschild, King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998. Dit werk werd in datzelfde jaar naar het Nederlands vertaald door Jan Willem Bos en uitgegeven onder de titel: De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998. Een eigen synthese uit 2023 van dat werk, voorzien van enkele bedenkingen, verscheen in afleveringen op de webstek “Tisallemaiet”; voor de integrale tekst, getiteld: De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910, zie: https://blogimages.bloggen.be/tisallemaiet/attach/93208122348.pdf
3Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poison Gas, Edited by Eugen Kogon, Hermann Langbein and Adalbert Rückerl, Yale University Press, New Haven and London, English-language edition 1993 by Yale University. (Oorspr.: Nationalsozialistische Massentötungen durch Giftgas: Eine Dokumentation, by S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt a.M. 1983).
4De hierna volgende paragraaf werd eerder gepubliceerd als het vijfentwintigste hoofdstuk in: Jan Bauwens, De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910, een synthese van het hoger genoemde boek van Adam Hochschild, voorzien van enkele bedenkingen. Zie: https://blogimages.bloggen.be/tisallemaiet/attach/93208122348.pdf
5 Zie: De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910. Aflevering 18: De Commissie van Onderzoek en de dood van de koning. Zie:
11 Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), pp. 295-296.
12Hetzelfde gebeurt overigens door de medeplichtigen aan de actuele massamoord op de ouderen in zogenaamde zorginstellingen, uitnemend geïllustreerd in de Finse opera Covid fan Tutti naar aanleiding van de recente pandemie: de burgers die hun oudjes in deze instellingen hebben opgesloten, klagen dat ze hen nu van voor het venster buiten in de regen moeten staan toewuiven. In deze 'linkse' opera wordt “de hypocrisie aan de kaak gesteld waarbij onze weggegooide bejaarden plotseling blijken te kunnen worden gebruikt in een toneel waarbij zij worden opgevoerd als de te sparen zwakkeren omwille van wiens welzijn een vreemde reeks autoritaire en onsamenhangende volksgezondheidsmaatregelen opgelegd worden die in een mum van tijd de wereldeconomie ondermijnen zoals geen enkele oorlog dat tot nog toe vermocht te bewerken. Echter, de op het eerste gezicht ontzagwekkende empathie met de ouderlingen staat in fel contrast met de egoïstische samenleving die almaar driester de zwakkeren uitsluit terwijl zij meedogenloos het recht van de sterkste huldigt. Geconfronteerd met een dergelijk grotesk voorwendsel kan het gewoon niet verwonderen dat het volk beweert wel degelijk gegronde redenen te hebben om haar leiders te wantrouwen. Dit volstrekt gegronde wantrouwen gekoppeld aan de natuurlijke zelfzorg - de verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor de naaste medemensen - ligt aan de basis van de algemene neiging tot ongehoorzaamheid aan een gezag dat zich niet langer het algemeen welzijn behartigt maar nog slechts de eigen macht welke met dwangmaatregelen wordt uitgeoefend tot het zich voltrekken van een fascistisch regime.” [Zie: J. Bauwens, Panopticum Corona, pp. 861-862. Zie: 170161.pdf (seniorennet.be)] Over dit grotesk voorwendsel schrijft Arthur Conan Doyle in 1909: “(...)nooit voordien is er zo'n mengeling geweest van grootschalige plunderingen en grootschalige moordpartijen die zich allemaal voltrokken hebben met de meest platvloerse commerciële motieven onder de verfoeilijke dekmantel van menslievendheid. Het gemene van de hele affaire gekoppeld aan die vettige schijnheiligheid maakt dat de horror van deze misdaad zijn gelijke niet kent.” [Tekst d.d. 24 januari 2023].
13 Zie: Dick Harrison, De geschiedenis van de slavernij van Mesopotamië tot moderne mensenhandel, Uitgeverij Omniboek, Utrecht 2019. (Oorspr.: Slaveriets historia, Historiska Media, Zweden 2015). Zie ook: Jan Bauwens, Hoe Europa groot en rijk werd, Serskamp 2000: https://blogimages.bloggen.be/tisallemaiet/attach/93208098663.pdf
“Het is een pijnlijke vaststelling dat ook rond ernstige gebeurtenissen politieke spelletjes worden gespeeld, dat de goegemeente niet weet wat er op de achtergrond speelt.” - zo vangt de flaptekst aan. Dokter De Corte is een nu gepensioneerde huisarts, arbeidsgeneesheer en sportarts uit Wetteren waar hij zich niet alleen ontfermd heeft over zijn patiënten maar tevens over de slachtoffers van twee catastrofen die gedurende zijn professionele werkzaamheden de gemeente hebben geteisterd: hij ontmaskerde een non die in de New York Times in de top tien belandde van de grootste massamoordenaars van de voorbije eeuw en hij doorprikte de sluier van schone schijn rond de amateuristische aanpak van de milieuramp van 4 mei 2013 die de krantenkoppen haalde tot in Peking. De non pleegde vermoedelijk een veelvoud van het aantal bewezen moorden en de uiteindelijke tol van de giframp zal wellicht onbekend blijven.
Zonder heldenmoed worden dergelijke klussen uiteraard niet geklaard en ofschoon op die manier in beide gevallen voorkomen werd dat nog veel meer mensen omkwamen, werd zijn toewijding de filantroop niet in dank afgenomen door de zich achter hypocrisie en leugens verschuilende verantwoordelijke machthebbers. Onder hen: clerici en politici, lui die het niet zo nauw nemen met hun plichten en wiens enige zorg het is dit voor de buitenwereld te kunnen verbergen.
De Corte verbrandt zichzelf aan een engagement met in het zog daarvan te verwachten repercussies; in tegenstelling tot figuren zoals Jan Palach die zich ook letterlijk verbrandden uit politiek protest, is het voor de auteur van Schuldig verzuimeen te voorspellen bijwerking die hem kennelijk koud laat in het licht van zijn deelgenootschap aan de bevrijding van de waarheid. Dat oogpunt is wezenlijk filosofisch van aard en illustreert tevens een wetenschappelijke inborst, de beide disciplines richten zich immers op de door Plato in zijn dialogen veelvuldig bezongen activiteit van de ontsluiering waarvoor Socrates zijn leven gaf.
De psychologie van die zelfopoffering waarvoor naast Socrates ook figuren zoals Giordano Bruno en Thomas More voorbeeldig zijn, wordt besproken in een relatief recent werk van de hedendaagse Roemeense filosoof Costica Bradatan dat luistert naar de titel Dying for Ideas; The dangerous Lives of the Philosophers (in de Nederlandse vertaling: Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven). Het gaat hier om die manier van leven die de zelfopoffering kenmerkt en de trouw; zij is vaak spectaculair maar des te verdienstelijker waar het spektakel achterwege blijft en de held wordt miskend of zelfs verketterd maar ondank is nu eenmaal des werelds loon.
Het boek leest als een trein en zet de lezer op het verkeerde been waar het soms klinkt zoals een vaudeville, terwijl hier geheel pretentieloos het literaire hoogstandje van de tragikomedie wordt beoefend maar dan ook nog eens met het surplus dat de fictie weet te benutten ter verheldering van de ongemakkelijke waarheid waarvan de ernst aan het boek zijn existentiële dimensie geeft. Het verhaal ontbolstert zich en onder zijn literaire mantel komt zuivere geschiedschrijving te voorschijn.
(J.B., 30 januari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
29-01-2025
Schuldig verzuim 1
Schuldig verzuim 1
27-01-2025
Het psychisch vacuüm - Aflevering 2. Intermezzo
Het psychisch vacuüm
Aflevering 2. Intermezzo
Leiders die beloven dat zij de onzekerheid uit de wereld zullen wegnemen, hebben succes bij de massa omdat het merendeel van de mensen houden van het illusoire, de schijn, de droom, het wenselijke, het onwerkelijke en het surreële. De waarheid daarentegen trekt niet aan omdat zij niets in petto heeft dat niet waar kan zijn; beloven doet zij evenmin omdat zij vanzelfsprekend is en niets verbergt, eenvoudig is en niet doet duizelen, niet dronken maakt en niet verleidt; alleen de leugen doet dat en dankt daaraan haar vele volgers. Deze lopen de verzinsels na gelijk de karavaan van trekkers doet in het visioen dat Kaspar Hauser te beurt viel op zijn sterfbed in de kunstzinnige verbeelding van Werner Herzog. Een karavaan zegde hij te zien waarvan de kop en de staart verzwonden in een mist alsof de lamme stoet begin noch einde kende en traagzaam trekt hij voort door de woestijnen van de aarde, hij doorploegt de woestenijen van de wereld.
Mist die het zicht belemmert is ook de taal die wij moeten spreken om onszelf kenbaar te maken zodat hetgeen de ogen en de oren opent, die tegelijk ook sluit. Want van zodra wij dat wat waar is, in vormen willen gieten, ontnemen wij het ook zijn alles overstijgend wezen maar zo moet het zijn - het kan niet anders. Het vacuüm ontstaat pas waar wij dit miskennen; het is er als een staat waarin alles reeds verleden tijd geworden is, een staat derhalve van gemis en heimwee, de saudade waarover Stromae zingt in zijn 'Ave Cesaria', de Sehnsucht die Goethe's jonge Werther tot de dood toe kwelt, de ziekte van het verlangen waaraan niets of niemand tegemoet kan komen. De moed die men moet opbrengen om zich in het vacuüm te werpen, is, anders dan de heldenmoed die streeft naar eer en glorie, een bereidheid om van elke leugen af te zien en in een vreemde vrede die niet langer dromen doet, de genadeslag te ontvangen.
“Toen gij jonger waart, omgorddet gij uzelf, en gij gingt, waar gij wildet; maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u omgorden, en u brengen, waar gij niet wilt.”
Het psychisch vacuüm is dat wat niemand willen kan terwijl ook niemand ooit in staat zal zijn om het weg te nemen, te verminderen of te verbergen. Wij aten samen aan een tafel en wij spraken en wij dachten dat het waar was, totdat de dag aanbrak dat vreemden onze plaats innamen.
En op die wijze gaat het almaar door en van zodra wij dat ook zien, moeten wij dat met ons zicht bekopen - blind zijn telkens weer de nieuw geborenen en lachen doen zij en dat doen zij alsnog zolang de onwetendheid die kennis heet, hen in bescherming neemt tegen de leegte.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 27 januari 2025)
26-01-2025
Het psychisch vacuüm - Aflevering 1. De wereldoorlog, de kwantumtheorie en het Mystieke Lam
Het psychisch vacuüm
Aflevering 1. De wereldoorlog, de kwantumtheorie en het Mystieke Lam
Nu de mogelijkheid van een nucleair conflict weer in de lucht komt hangen, herinnert men zich de atoomgeleerden die met de allerbeste bedoeling om onze wereld tot ongekende hoogten te verheffen, dat ook deden met de fabricatie van het ultieme massavernietigingswapen dat immers ongetwijfeld alles op aarde in de inmiddels gekende paddenstoelwolk tientallen kilometers boven de begane grond verheft. Onder die geleerden bevindt zich de Duitse fysicus Werner Heisenberg, bekend van zijn zogenaamde 'onzekerheidsrelatie' welke uitdrukt dat wij in de mechanica van de kleinste deeltjes geconfronteerd worden met het probleem dat de waarneming niet langer 'objectief' kan zijn: door te kijken, veranderen we wat we zien; de meter die we hanteren, beïnvloedt wat we meten.
In feite weten we al sedert Immanuel Kant dat we de dingen zoals ze op zichzelf zijn, helemaal niet kunnen kennen maar de idee dat er werkelijkheid kan zijn zonder een waarnemer in wiens bewustzijn die bestaat, is uiteraard nog heel wat ouder. Die theorie speelt overigens ook in de psychologie waar wordt gesteld dat ons bestaan zich quasi uitsluitend afspeelt in de aandacht van de ander, aan wie wij ons immers sowieso spiegelen. De essentie van de zaak luidt dat wij geen vat kunnen hebben op de dingen en dat leren ons reeds de Helleense tragediespelen met de les dat wij ons lot niet ongestraft tarten in die zin dat het menselijk handelen intrinsiek tegendoelmatig is - de Oedipusmythe is daarvan slechts één voorbeeld.
Belangrijk in de kwantumtheorie is het begrip 'superpositie' en om dat duidelijk te maken, kunnen we ons nu voorstellen dat we een beslissing moeten nemen, bijvoorbeeld aan een tweesprong, over welke kant we zullen uitgaan. In ons hoofd zitten twee mogelijkheden waarvan we er één zullen verwerkelijken en dat zijn de linkse en de rechtse weg. Zolang wij aan de tweesprong halt houden, hebben zich nog geen van beide keuzemogelijkheden gerealiseerd en we zouden kunnen zeggen dat zij zich dan 'in superpositie' bevinden. Van zodra we gekozen hebben, en wij bijvoorbeeld de linker weg op gaan, zal zich onomkeerbaar 'links' realiseren en even onomkeerbaar zal 'rechts' verdwijnen.
Omkeerbaarheid bestaat dus in de geest omdat die alsnog aan de tijd onttrokken dingen in zich heeft maar eenmaal door de geest 'losgelaten' en in de materiële werkelijkheid naar binnen gekomen, zitten de aldus geboren zaken voortaan in de tijd gevangen en worden zij zoals de tijd zelf fataal onomkeerbaar: er is geen terug meer mogelijk en dat is de prijs die zij betalen om in de wereld te bestaan. Bovendien zijn ze dan ook aan de wetten van de materie onderhevig, waarvan er eentje luidt dat alle stof vervallen moet: het bestaan wordt met andere woorden met zijn tijdelijkheid betaald - de prijs van het leven is de dood.
En nu lijkt het er op dat niet alleen de plannen in de menselijke geest in een toestand van superpositie zijn (of dus in de toestand die bestaat vooraleer zij zich al dan niet verwerkelijken): hetzelfde lijkt het geval met de werkelijkheid als zodanig, alsof ook deze een geest had waarin zich de plannen situeerden omtrent de nog niet gerealiseerde en derhalve niet alleen voor ons maar ook voor de werkelijkheid zelf onkenbare toekomst. Wij kunnen ons uitspreken over de toekomst (en over de werkelijkheid als zodanig) in termen van (geringere of grotere) waarschijnlijkheid maar nimmer in termen van zekerheid. In de wereld van de kleinste deeltjes blijken wiskundigen vast te stellen dat onze ganse werkelijkheid eigenlijk niet zo objectief, zo zeker en zo betrouwbaar is als wij geneigd zijn te geloven.
Sommigen gebruiken graag de vergelijking van de belastingcontroleur die middels de controle van slechts een klein percentage van alle belastingplichtigen, quasi iedereen er kan toe brengen om de wetten na te leven en dit geschiedt dankzij de combinatie van enerzijds de bestraffingen van fraude en anderzijds de onzekerheid bij de belastingplichtigen over het feit of zij aan een effectieve controle zullen onderworpen worden want de zozeer gegeerde zekerheid die de bijna ondraaglijke onrust wegneemt, verkrijgt men pas middels het betalen van zijn taksen. Risicogedrag daarentegen wordt met de onrust der onzekerheid betaald. En op dat principe berust de (bijzonder winstgevende) handel in verzekeringen.
De onwetendheid wordt hier door de wetgever met opzet in het spel gebracht om zonder al te hoge kosten aan het geld te komen waar de staat recht op heeft. En nu heeft het er alle schijn van dat ook de werkelijkheid als zodanig ons met een onzekerheidsprincipe in de tang houdt teneinde van ons te kunnen bekomen wat het hebben wil - niet dat wij aan de werkelijkheid een wil wensen toe te schrijven maar hoe anders drukt men dan uit dat datgene gebeurt wat ook lijkt te moeten gebeuren; het lijkt immers zo te zijn omdat wat eens slechts een idee was in een speels verstand of, zo dat mogelijk ware, in een droom zonder dromer, op zekere dag fataal onomkeerbaar blijkt te zijn geworden.
Als we nu zeggen dat het lijkt alsof wij ons vandaag bevinden in een psychisch vacuüm, dan doelen we precies op de toestand van de wereld die in superpositie is en waarvan die superpositionele aard nu wel bijzonder tastbaar lijkt te zijn geworden. De onzekerheid die ons overstijgt en die ons in zich gevangen houdt, uit zich in een toegenomen onbetrouwbaarheid van de mensen maar ook van de paraplu van de (onmenselijke) instellingen waarin men (helaas uiteindelijk vergeefs) tegen het menselijk bedrog een onderkomen zoekt. De genoemde malaise uit zich ook in plotseling toegenomen psychisch lijden wereldwijd, een lijden dat zich niet beperkt tot mensen die tastbare redenen hebben om het leven ondraaglijk te gaan vinden maar ook en eerst bij jongeren en kinderen die zich op grote schaal terugtrekken, kennelijk vanuit een niet te stuiten onvrede die zich voedt met een algemeen wantrouwen.
De wereldwijde oorlogsdreiging is niet zomaar de oorzaak van de genoemde onvrede maar veeleer is zij daar aan toe te schrijven, aangezien (alvast in het Westen) de vechtersbazen aan de macht komen door de wil van het volk omdat de mensen leiders kiezen die beloven dat zij de onzekerheid uit de wereld zullen wegnemen.
En dat lijkt zelfs het geval met het zo succesrijke christendom, met zijn boodschap die de wereld rond gaat en die ingegraveerd staat in het altaar van het Mystieke Lam, zinnebeeld van de Verlossing door de Allerhoogste, centraal op het Lam Godsretabel van de gebroeders Jan en Hubert Van Eyck in de Sint-Baafskathedraal te Gent:
“Ecce Agnus Dei qui tollit peccata mundi”
(“Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld.”)
Ja, de oorlog en de oorlogsdreiging zijn niet de oorzaak van het psychisch vacuüm maar ze zijn er de vruchten van.
Men is geneigd om te geloven dat de splijtzwam zo genoemd wordt omdat zij de materialen die zij aantast, zou doen splijten. Voor een deel is dat ook zo want waar zij huishoudt, tast de Serpula splitosis, zoals zij heet met haar Latijnse naam, de stevigheid aan van hout. Maar haar naam ontleent ze aan het feit dat zij zich vaker in het binnenoor gaat nestelen van wie zich in haar contreien begeven en van daar uit infecteert zij dan met haar toxines het zenuwstelsel en vooral de hersenen met als gevolg dat bij besmette personen empathie verandert in een neiging tot conflict, zodat de zwam op die manier de mensen uit elkaar drijft.
Het nationalisme is een splijtzwam die niet via de chemie werkt maar misschien nog efficiënter middels de betrokken memes en dat zijn (in de relatief nieuwe wetenschap van de memetica1) besmettelijke informatiepatronen zoals bij uitstek ideologieën.
Derhalve wordt een besmetting met de ideologie van het nationalisme heimelijk toegejuicht, zo niet bewerkstelligd door vijanden van de natie in kwestie die, naar het aloude devies divide et impera, verdelen willen om dan te kunnen overheersen en zij doen dat middels een bepaalde vorm van cybernetica of stuurkunde.
Cybernetica is werkzaam in de mechanica (als feedback) maar ook in de fysiologie (als biofeedback), in de sociologie en in de politiek. Zoals algemeen geweten, werkt zij in het laatst genoemde domein vaak als conditionering van (geïntimideerde of corrupte) politici middels vooral financiële sancties maar ook als beïnvloeding van het kiesgedrag, bijvoorbeeld via de media.
In een artikel van 8 juni 2020, getiteld: De zwarte paus. Zo werkt extreemrechts2 werd een poging ondernomen om een verklaring te geven aan de verbluffende verkiezingsuitslag van 8 november 2016 in de VS die zich godbetert zopas herhaald heeft bij de verkiezingen van 5 november 2024 want “de wereld rond vraagt men zich beteuterd af hoe het in Gods naam mogelijk is geweest dat iemand zoals Donald Trump het ooit heeft kunnen schoppen tot president van de Verenigde Staten van Amerika, de machtigste natie ter wereld aan wiens toegangspoort dat reusachtige Vrijheidsbeeld prijkt dat alle nationaliteiten en rassen verwelkomt.”3en naar het voorbeeld van het zich herhalen van de Amerikaanse verkiezingsuitslag van 2016, zijn ook wij zo vrij om hier in herhaling te vallen met het antwoord van toentertijd.
“Het antwoord is eender waar de vraag gesteld wordt hoe het dan mogelijk is dat het zwarte suikerwater dat de tanden doet wegrotten en de hele wereld obees maakt tot de best verkochte drank ooit is kunnen worden. Reclame is een duivelse toverkunst die de grofste leugens voor waarheid kan verkopen en wie zelfs Trump aan de macht kon brengen, heeft zijn strepen verdiend als meester-oplichter.
Steve Bannon verzamelde vanuit zijn Cambridge Analytica informatie en gebruikte die voor propaganda op maat van specifieke doelgroepen om Trump aan de macht te brengen en hij was ook zijn strateeg tot augustus 2017. Voordien was Bannon onder meer voorzitter van het extreemrechtse Breitbart News4 dat menigeen in Nederland en in België zal herkennen als veelvuldige bron voor het lasterlijke, met complottheorieën en haat gevulde en naar godsdienstwaanzin ruikende Xandernieuws maar het heeft tentakels in het nepnieuws doorheen gans Europa. Breitbart wordt gefinancierd door de conservatieve miljardair en specialist in Artificiële Intelligentie, Robert Mercer die naast Trump ook de Brexit steunde en het genoemde Cambridge Analytica. Mercer zet A.I. in voor het sturen van de politiek, hij is lid van de vuurwapenlobby en verzamelaar van machinegeweren.5Bannon werd racisme ten laste gelegd en net als Mercer is hij een klimaatontkenner. In 2019 is Bannon naar Brussel verhuisd met de bedoeling om extreemrechtse politici in Europa te verenigen voor de verkiezingen van 2019. Momenteel heeft hij zich gevestigd in het kartuizerklooster Trisulti nabij Rome.6
Op 27 mei ll. schrijft de redactie van Kerknet (het zgn. 'Parochieblad') dat Steve Bannon groen licht gekregen heeft met zijn DHI ('Dignitatis Humanae Institute' of 'Instituut voor de Menselijke Waardigheid')voor de oprichting van zijn zogenaamde 'gladiatorenschool', die volgens Kerknet beantwoordt aan de volgende beschrijving: "een Europese academie voor de opleiding van rechts-populisten en verdedigers van de joods-christelijke waarden in een geklasseerde middeleeuwse abdij."7
De afkeurende toon van het bericht in het parochieblad is echter bijzonder misleidend maar het feit in acht genomen dat de kerk in de loop van de geschiedenis bij voorkeur samenwerkt met extreemrechts8 mag het niet verwonderen dat het project gesteund wordt door katholieke hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal Peter Turkson.9
Deze laatste is een Ghanees die behoorde tot de favorieten voor de pauselijke troonsopvolging bij het aftreden van Benedictus XVI in 2013 en momenteel profileert hij zich opnieuw, namelijk als verzoener in de aan de gang zijnde rellen in de VS n.a.v. de moord op George Floyd in Mineapolis op 25 mei ll.10 Gezien het absoluut gerechtvaardigde karakter van de protesten lacht de toekomst de zwarte paus toe maar er is dus een bijzonder wrange keerzijde aan de schitterende medaille.
Evenals kardinaal Bertone is kardinaal Turkson homofoob en bekend om zijn volstrekt onwetenschappelijke uitspraken over homofilie en zo werd over hem reeds ter gelegenheid van de pausverkiezing in 2013 bekend dat hij de schuld voor de pedofilieschandalen in de kerk in de schoenen van zijn homofiele ambtsgenoten schuift terwijl ook kardinaal Bertone de uit de lucht gegrepen link maakte tussen homo- en pedofilie met uitspraken waarvan het Vaticaan zich onmiddellijk distantieerde.11 Turkson beweerde tevens dat in Afrika een traditionele intolerantie bestaat tegenover 'de neiging' zodat die daar buiten de kerk gehouden werd - beweringen die overigens gelogenstraft worden in het rijk gedocumenteerde Sodoma, de jongste publicatie van Frédérick Martel, waarin de auteur benadrukt dat het taboe rond homofilie in Afrika werd ingevoerd door de katholieke kolonisatoren.12
Turkson blijkt overigens ook geen conclusies te moeten trekken uit de geschiedenis rond het zogenaamde Requerimento van paus Adrianus VI die onmiddellijk na de inval van Columbus in Amerika in 1513 alle Indianen aan de slavernij hielp onderwerpen. Toen de Indianenbevolking ingevolge ingevoerde Europese epidemies quasi uitstierf, werkte de kerk samen met de conquistadores om miljoenen Afrikaanse negerslaven naar dat continent te importeren waar zij zich in amper enkele jaren tijd dood werkten op de plantages van suikerriet en thee.13
Naar aanleiding van de voorspelling van Malachias van bijna 1000 jaar geleden over het einde der tijden en de laatste paus,14 zou Peter Turkson wel eens mooi in het plaatje van de believers en van de visionairen kunnen passen: de laatste paus zou namelijk zwart zijn.15 Als volgende paus zou hij overigens onvermijdelijk doen denken aan Mahatma Gandhi over wie dikwijls gezegd wordt dat hij door de Britse kolonisatoren van Indië zou gepromoot zijn om met zijn geweldloosheidspolitiek de nakende opstand aldaar in de kiem te smoren. Hoe dan ook is extreemrechts in de opmars, neonazi's verschijnen in een voorspeld decor en hun middelen blijken ongelimiteerd.”16Tot hier ons antwoord in een artikel van 2020.
De tactiek van de splijtzwam middels de verspreiding van de meme of de ideologie van het nationalisme wordt door de V.S. toegepast op de E.U. maar evenzeer past Rusland de tactiek toe op Amerika waar het ontegenzeggelijk niet alleen verkiezings- en herverkiezingssteun verleend heeft aan de nieuwe Amerikaanse president maar waar het Donald Trump tevens herhaaldelijk probeert te beïnvloeden. De toekomst zal waarschijnlijk uitwijzen wat de details van die strategie zijn en welke intimi van de president betrokken zijn indien dat het geval is maar het lijdt alvast geen twijfel dat hier zowel sluwheid als ijdelheid in het spel zijn. Men kan niet blijven ontkennen dat de wereld vandaag opgescheept zit met leiders die perfect passen in de allegorie van het narrenschip uit De Staat van Plato, een geschrift daterend uit de vierde eeuw voor Christus.17
(J.B., 25 januari 2025)
1Het was Richard Dawkins die middels zijn werk, getiteld The Selfish Gene in 1976 de idee lanceerde van een memetische evolutie.
15 De believers meenden eerder dat Franciscus wel de laatste paus moest zijn omdat hij de eerste Jezuïet was die dat ambt bekleedde terwijl de Jezuïetenoverste tot voor kort nog de 'zwarte paus' werd genoemd.
17Het Schip der dwazenis een allegorie uit boek IV van De Staat van Plato, een werk van omstreeks 380 voor Christus.
24-01-2025
God en de oorlog
God en de oorlog
Geconfronteerd met een wereldwijde mobilisatie van strijdkrachten waarvan men niet langer kan beweren dat dit niets te maken heeft met wat de geschiedenis kan ingaan als de Derde Wereldoorlog, kijken we terug naar de aanloop tot de Tweede Wereldoorlog en naar de aanvang daarvan, en vinden we in 1942 de publicatie van Le Mythe de Sisyphe van Albert Camus, die bij het begin van zijn essay een vers citeert van een Grieks dichter van voornamelijk lofzangen - het gaat hier om vers 60 uit de derde Pythische ode van Pindarus - die ons (2500 jaar geleden) op het hart drukt om het verlangen naar het onmogelijke, dat een verlangen is naar een zin of een redelijke grond voor het bestaan, te laten varen en tevreden te zijn met wat we alsnog hebben:
Want hoe ondankbaar is het niet om het geschenk van het menselijk leven af te wijzen omdat het geen absoluut en goddelijk bestaan is. Naar het absolute trachten velen die zich goden wanen in het diepst van hun gedachten, een illusie die zij zich gretig laten aansmeren met het verhaal van het mensgeworden opperwezen dat ons aldus deel zou laten hebben aan zijn goddelijkheid. Voor hen is het alles of niets en bij de ontdekking van de grondeloosheid van het leven, stappen ze eruit of, eerder nog, leven ze verder in de wetenschap dat ze er uit hadden moeten stappen indien zij consequent waren geweest.
De mens is een ontevreden wezen en hij weigert te aanvaarden wat hij (slechts) is maar dan rijst de vraag of het menselijk en derhalve überhaupt mogelijk is om dat te doen: kan een mens verzaken aan de betrachting om zichzelf te overstijgen?
Is het mogelijk en doenlijk, beste Pindarus,
om, wars van onze aard, de waanzin op te geven
en niet naar de onsterf'lijkheid te streven?
Moet men zich dan verzetten tegen het verzet dat in de menselijke aard besloten ligt? En wordt verzet op die manier niet suïcidaal?
Alvast Sisyphus heeft geen keuze, het is niet zijn wil dat hij tot het einde van de tijden het rotsblok tegen de berg omhoog moet rollen want het is een aan hem opgelegde straf. Sisyphus' keuze beperkt zich tot het bieden van verzet aan de goden en dat is de zonde van de hoogmoed. In zijn straf concretiseert zich dat verzet waarvan hij de onmogelijkheid voor immer moet belijden in het repetitief karakter van de hem opgelegde taakstraf. Aldus ondergaat hij in de onderwereld de absurditeit van het verzet dat hij pleegde in de bovenwereld.
Een impliciete zedenles dan toch vanwege een auteur zo vaak gebruikt door humanisten die al te gretig 't loflied met de valse noten zingen van de eigen dapperheid - het lied dat uitloopt op de verzen:
De tragiek is dubbel omdat het waanzin is de waanzin op te geven als de zin zelf een kostelijke illusie is want er is geen waanzin mogelijk zonder zin: de zin is het fundament van de waanzin zoals het geloof het fundament is van het ongeloof en het goede het fundament is van het kwaad. Indien er geen goed bestond, dan was er ook geen kwaad; zonder het weerzinwekkende bestond het schone niet; indien niemand het ongeluk kende, dan had het helemaal geen zin om over geluk te spreken en zo ook bestaat de waanzin niet zonder de zin. Zo bestaat derhalve het absurde bij de gratie van zijn tegendeel: het absurde ontleent zijn betekenis aan het bestaan van zin. En niemand zou de oorlog schuwen indien men in het ongewisse bleef over het bestaan van vrede.
Echter, als de vrede zo lang duurt dat men zich de oorlog niet herinneren kan, dan beseft men helemaal niet meer dat het de vrede is die ons in leven houdt: men komt gewis in de verleiding om te gaan geloven dat het leven strijd vergt, vijanden om te verslaan en helden die van moord hun broodwinning hebben gemaakt. Dat is wat populisten ons trachten te doen geloven. Alsof het aan die moordenaars was dat we voor ons leven dank verschuldigd waren. Ja, zij stellen zich aldus warempel in de plaats van God, zij die naar onsterfelijkheid streven en die om deze wanen vorm te geven, met het leven van de mensen spelen.
(J.B., 24 januari 2025)
1De vertaling is van de hand van Patrick Lateur in: Patrick Lateur, Pindaros. Zegezangen, Athenaeum, Pollak & Van Gennep 1999. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Pindarus
2Wilhelm Müller, Fliegt der Schnee mir in's Gesicht, opgenomen in Gedichte aus den hinterlassenen Papieren eines reisenden Waldhornisten, uitgegeven door Wilhelm Müller, volume 2, Deßau 1824. en door Christian Georg Ackermann, p. 106 en in de Deutsche Blätter für Poesie, Litteratur, Kunst und Theater, uitg. door Karl Schall en Karl von Holtei, Breslau 1823, door Graß, Barth und Comp. No. XLII. 14. maart 1823, pp. 165-166. Eerste publicatie in Deutsche Blätter (see above) as no. 9 of the installment of Die Winterreise. Lieder von Wilhelm Mülle(Winterreise: Muth), slotverzen. Zie: https://www.lieder.net/lieder/get_text.html?TextId=11869 en https://www.google.com/search?client=firefox-b-d&q=Fliegt+der+Schnee+mir+in%E2%80%99s+Gesicht#wpta
Het fascisme wordt gecatalogeerd als extreemrechts maar werpt zichzelf op als een overstijging van het conservatieve links en rechts; het heeft een (charismatisch) dictator met militaire en totalitaire macht (ook over economie en industrie) met extreem nationalisme als cement.
Het fascisme (met zijn klassencollaboratie) wordt aangehangen in crisistijden, evenals zijn tegenpool, het communisme (met zijn klassenstrijd), want beide pretenderen oplossingen in petto te hebben.
In de crisis na W.O.I bracht Mussolini in Italië het fascisme op gang: knokploegen zouden ervoor zorgen dat de Italianen hun rechten terugkregen en tegenstribbelaars werden vergiftigd met ricine. Uit angst voor oproer hielp koning Victor Emanuel III Mussolini in het zadel. In 1936 nam deze Ethiopië in met gebruik van gifgas, keizer Haile Selassie werd afgezet en de Italiaanse koning werd 'keizer van Ethiopië' dat samen met Eritrea en Somaliland Italiaans-Oost-Afrika werd. In 1939 was Albanië aan de beurt. In 1940 haalde Mussolini ook de banden met het gelijkgezinde Japan aan. Zijn aanvallen op Frankrijk en Engeland in W.O.II mislukten en in 1943 verloor Italië ook Ethiopië en Albanië. De koning verraadde Mussolini door met een staatsgreep zijn tegenstander Badoglio aan de macht te brengen. Vervolgens verraadden de Italianen Hitler (door in het geheim met de geallieerden te onderhandelen) die Mussolini bevrijdde die dan een (Duitsgezinde) fascistische republiek stichtte. De koning vluchtte; zijn dochter werd door de nazi's naar Buchenwald gebracht waar ze stierf. Mussolini werd vermoord in 1945.
Voor fascisten is het individu (ondergebracht in gehoorzame corporaties) ondergeschikt aan de staat, belichaamd door een elite met aan het hoofd een dictator. Onder invloed van de filosoof Giovanni Gentile die het metafysisch idealisme verdedigde en die in 1932 samen met Mussolini La dottrina del fascismo schreef, heeft het fascisme een irrationele, bijna spirituele, opzwepende aard die aanzet tot blinde overgave en onderwerping aan de dictator (Mussolini, Hitler, Pavelic, Antonescu, Franco, Salazar, maar in zekere zin ook Peron, Pinochet en de Spaanse falangisten met o.m. Columbus als volksheld), verheerlijking van de eigen natie en xenofoob tegenover anderen die dan worden vervolgd, ook al omdat gemeenschappelijke vijanden en zondebokken de massa verenigen. Vaak verbergen fascisten zich achter vroomheid (christelijke normen en waarden) om hun slag te kunnen slaan zonder kerkelijke tegenstand. Het recht van de sterkste en het gebruik van geweld worden goedgepraat. Kapitalisten grijpen naar het fascisme als zij hun greep op de (loon)slaven dreigen te verliezen.
Dat laatste is ongetwijfeld het geval geweest in de Amerikaans burgeroorlog in 1861-1865 (met een fascisme avant-la-lettre) waar immers de slavenbevrijders werden tegengewerkt door de slavendrijvers of het grootkapitaal dat zijn privileges wilde behouden middels het gebruik van geweld.
Gelijkaardig is de onderdrukking van de 'vierde wereld' in het Westen middels de handhaving en de versterking van geïnstitutionaliseerd geweld en dan vooral middels een volstrekt leugenachtige voorspiegeling van de werkelijkheid aan het volk (via de media), waarbij in de eerste plaats illegalen, die gecreëerd worden door prikkeldraad (waar ze overheen klauteren waarna zij veranderen in rechtenloze slaven), godbetert worden beschuldigd van de misdaden waarvan zij niet de daders maar de slachtoffers zijn.
Anders dan bij de fascist Adolf Hitler is het racisme van Donald Trump niet langer gefocust op ras (hoe zou dat immers vandaag nog kunnen in de States?) maar op gender (met name door zich wars van alle wetenschap weg te steken achter de Bijbelse zin: “Man en vrouw schiep Hij hen” terwijl elders over het even Bijbelse barmhartigheidsdevies heel handig wordt gezwegen) maar inzake de meritocratie (die met het racisme alleen maar lijkt te vloeken) doet de Amerikaanse president wat ook de Führer deed door het radicaal toepassen van de regel dat enkel wat rendeert (of daar althans de schijn van heeft), beloning verdient en bescherming: hij gooit alle lastpakken er gewoon uit en het resultaat zijn gegarandeerd mooie cijfers.
Zijn er heel wat zieken in het land? Wel, in plaats van artsen op te leiden en ziektekosten te maken, bespaart men moeite, tijd en handenvol geld door ze gewoon uit te roeien en het resultaat is een volksgezondheid om u tegen te zeggen! Zorgen de werkloosheidscijfers voor een gat in de begroting? Geen nood: verplicht werklozen rechteloos en onverloond tot gemeenschapsdienst, het zijn twee vliegen in één klap! Zit men opgescheept met getraumatiseerde asielzoekers die op de vlucht voor oorlog en honger alles moesten achterlaten? Zet hoge hekkens waar zij niet overheen kunnen! Rijzen de kosten voor de ouderlingenzorg de pan uit? Euthanasie! Ongewenste kinderen? Abortus! Overvolle gevangenissen? De doodstraf!
Dit type van oplossingen wordt benoemd met een contradictio in terminis, namelijk: gemakkelijkheidsoplossingen. Het zijn de oplossingen van de massa, uitgevoerd door haar democratisch verkozen vertegenwoordiger middels één simpele pennentrek.
Iedereen weet dat een land minder zieken en gehandicapten telt als men hen uitmoordt en dat potdichte grenzen alle vluchtelingen buiten houden maar hier wordt het mensdom opgeofferd aan zijn werktuigen: dode mensen om het departement volksgezondheid te saneren en massa's armen om de economie te spekken. De doden kan men wegsteken onder de grond want uit het oog is uit het hart en de armen verdwijnen gewoonweg door de cijfers aan te passen, geen haan zal er naar kraaien.
Edoch, gemakkelijkheidsoplossingen kunnen weliswaar heel even de illusie geven dat zij werken maar niemand kan ontsnappen aan hun keerzij op de lange termijn omdat ook niemand in staat is om de voortgang van de tijd te stoppen. Op die manier kwam in 1945 na de bevrijding de gruwel van een ongeziene genocide aan het licht, spijts verwoede pogingen om nog gauw alle verbrande lijken te begraven. Op die manier zullen ook straks de lijken uit de kast vallen die nu met die zwierige pennentrek van Trump worden gecreëerd, want de creaties van deze artiest zijn executies.
(J.B., 21 januari 2025)
20-01-2025
Een gigantische opstand in het verschiet?
Een gigantische opstand in het verschiet?
De journalistiek - vandaag: de media - wordt naast de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke, ook wel eens de vierde macht genoemd maar waar criminelen het voor het zeggen krijgen, belanden hun misdaden heel vlotjes in de doofpot ingevolge hun greep op de media, wat betekent dat van een vierde macht in de praktijk maar al te dikwijls geen sprake meer kan zijn.
Over de misdaden van de 'overwinnaars' zal gezwegen worden waar, zoals in de kloosters van destijds, een omerta heerst en waar libricide aan de orde van de dag is maar ook daar waar het gebulder van leugenachtige propaganda alle andere geluiden smoort.
Muisstil blijft het over de nationaliteiten van de gesneuvelden uit de beide wereldoorlogen omdat nog steeds de kolonialen (nu de neokolonialen) aan de macht zijn, zij koloniseren naast de derde immers ook de vierde wereld en zij verzwijgen dat de uitgestrekte oorlogsbegraafplaatsen vol liggen met zwarten en met Aziaten uit de kolonies van destijds, nu vreemdelingen geheten en illegalen maar toentertijd verplicht naar hier gedreven oorlogsslaven of 'kanonnenvlees'.
Ter herinnering slechts enkele cijfers: in W.O.II sneuvelden vier keer meer door de Britten gekoloniseerden dan Engelsen en twintig keer meer door Nederland gekoloniseerden dan Nederlanders. Bij de plunderingen onder Leopold II (in de periode voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog) waren in Congo al 10 tot 15 miljoen doden gevallen1 en die plunderingen gingen almaar door, vooral in de mijnen van Katanga waar uranium werd gewonnen2 voor de aanmaak van de Amerikaanse atoombommen die op 6 en 9 augustus 1945 werden gedropt op Hiroshima en Nagasaki met direct een kwart miljoen doden en in de nasleep tot heden ontelbare kankerpatiënten.3
Wie nu uit de westerse kolonies naar het westen trekken in een poging om het kroost te redden van onnoemelijke ellende, worden door de neokolonialen die nu vooral bedrijvig zijn onder de vlag van extreemrechts, met de grove borstel weggejaagd, zowel in het Europese continent als in de V.S. Dat de grote vertegenwoordiger van de onmenselijkheid daar vandaag aan de macht komt, betekent meteen ook de genadeloze deportatie van de oorspronkelijke bewoners van Amerika uit de V.S., het lijkt wel een herhaling van wat zich heeft afgespeeld na de inval van Columbus in 1492.
De Mexicaanse presidente Claudia Sheinbaum heeft onmiddellijk gereageerd op Trump zijn voornemen om de Golf van Mexico tot de Golf van Amerika om te dopen4 en naar aanleiding van Trumps 'plan' om Groenland in te palmen waarschuwde Muté Bourup Egede, de regeringsleider van Groenland (dat tot Denemarken behoort), dat de E.U. niet aan haar grenzen zal laten peuzelen.5 Groenland is nota bene het grootste eiland ter wereld, het telt geen 57.000 inwoners maar is vier keer zo groot als Frankrijk.6
De 'ontdekking' van Amerika was in feite een bloedige inbeslagname van het continent waarvan de oorspronkelijke bevolking bijna volledig omkwam, hetzij door de wapens, hetzij door uit Europa geïmporteerde ziekten. Rijke avonturiers uit Europa op zoek naar goud gingen zich daar vestigen en zij onderwierpen de autochtone bevolking en vernielden hun culturen en hun talen.7 In de daar op volgende eeuwen werd bovendien middels enorme zeilschepen de (vooral) in Afrika gevangen genomen jonge mannelijke bevolking naar landgoederen in de V.S. gedeporteerd voor slavenarbeid tot de dood op de plantages voor onder meer katoen en suiker.8 De 'negerslaven', bekend van Harriet Beecher Stowe's De negerhut van oom Tom (1851-1852) en van de unieke getuigenis van een der laatste opvarenden van de slavenschepen, Oluale Kossola (ca. 18470-1935), in 1927 opgetekend door Zora Neale Hurston in 1927 maar pas integraal gepubliceerd in 2018 onder de titel Barracoon: The Story of the Last "Black Cargo".9
Het verdonkeremanen van de waarheid gebeurt echter nimmer ongestraft en in het zog van de stunten van de MAGA-beweging kan een revolutie verwacht worden vergelijkbaar met de Amerikaanse Burgeroorlog die in wezen een slavenopstand was; de strijd duurde vier jaar (1861-1865) en maakte 600.000 dodelijke slachtoffers en evenveel gewonden.
8Tien jaar geleden verscheen hierover van de hand van de Zweedse historicus Dick Harrison het ophefmakende boek: De geschiedenis van de slavernij van Mesopotamië tot moderne mensenhandel bij Uitgeverij Omniboek, Utrecht 2019. (Oorspr.: Slaveriets historia, Historiska Media, Zweden 2015).Voor een synthese, zie: Jan Bauwens, Hoe Europa groot en rijk werd: https://blogimages.bloggen.be/tisallemaiet/attach/93208098663.pdf
Democratie of de macht aan het volk is een goede zaak als het volk weet wat goed is. Maar wanneer heeft een volk kennis van wat goed is? Hier speelt, wat men noemt, 'la présence de l'absent': het is door iedereen geweten dat een mens het goede pas kent en kan appreciëren als hij het eerst heeft moeten missen. Voor een volk is dat niet anders: zolang een volk mensen telt die oorlog en ontbering hebben gekend, kan het door hen gewaarschuwd worden maar als die 'laatste getuigen' weg zijn, kan het ook snel bergaf gaan met het moreel bewustzijn.
Democratie is goed voor een volk dat weet wat goed is en derhalve voor een volk dat weet wat het betekent te moeten lijden. Dat was beslist het geval voor het Westen van na de twee wereldoorlogen. In W.O.I vielen 17 miljoen slachtoffers waarvan 7 miljoen burgers. Het leven in de loopgraven was een hel, vele soldaten kregen shellshock (oorlogsneurose): getraumatiseerde soldaten praatten met zichzelf, met hun doden of met de ratten. Het menselijk leed van W.O.I werd gesymboliseerd in het Treurend ouderpaar van Käthe Kollwitz dat achteraan op de begraafplaats in Vladslo staat. De nationaliteit van de begraven slachtoffers speelt helemaal geen rol meer en voor het leed bestaat geen soelaas, de vader en de moeder van de gesneuvelde soldaat zoeken bij elkaar geen troost meer, hun beelden staan apart.
Van de bijna 2 miljard mensen die betrokken waren in W.O.II, stierven er 72 miljoen of 3,7 percent, waarvan meer dan de helft burgerslachtoffers. Zo bijvoorbeeld 86.100 (van de in 1939 8,4 miljoen) Belgen, 198.800 Nederlanders, 562.000 Fransen en 450.400 Britten. Maar als men over de kerkhoven van meestal dode tieners en twintigers wandelt, zijn het meest schokkend de ontelbare graven van 'vreemdelingen' die wij nu als lastpakken weren, terwijl zij toentertijd helemaal niet als 'illegalen' golden: heel wat gesneuvelden waren onwetenden, gerekruteerd uit Westerse kolonies in de derde wereld.
Zo bijvoorbeeld vielen er uit de Britse kolonies 272.000 Birmezen, 205.000 Ethiopiërs en 1,6 miljoen Indiërs alsook 1 miljoen mensen uit Frans Indo-China, 147.000 uit de Filipijnen (onder Amerikaans bewind) en 4 miljoen uit Nederlands-Indië.
Men weet de dingen pas naar waarde te schatten als men ze heeft moeten missen en zo kan een bevolking die het oorlogsleed doorstaan heeft, goed en kwaad onderscheiden, de vrijheid appreciëren en de democratie. Maar na amper enkele generaties, als de laatste getuigen weg zijn en is men gewend geraakt aan de welvaart, men wordt alras blasé, men weet niet langer wat goed is en een democratische staatsvorm wordt een bijzonder problematisch gegeven.
De democratie brengt immers lieden aan de macht die de volkeren welke zij toentertijd aan de vijand opofferden als kanonnenvlees, vandaag het land uitzetten omdat zij niet langer door het volk gewenst zijn. Want die populisten zijn de stem van het volk, dat omtrent zijn geschiedenis volstrekt onwetend blijkt.
Ondankbaarheid neemt de plaats in van eerbetoon en de zorg voor het zo moeizaam verworven en kostbare bezit van de vrijheid laat te wensen over. De mensen kunnen de nieuwe volksmenners, de populisten, de zich in de vorm van messiassen aanbiedende dictators niet langer herkennen precies omdat zij hun vrijheid niet meer naar waarde weten te schatten en zij laten zich verleiden door leugens die zij niet meer als zodanig kunnen zien omdat het contact met de waarheid zoek is: men staat niet meer met de twee voeten op de grond, men wordt opgelicht.
De generatie die nog in de oorlog had gevochten, kende het klappen van de zweep en zij voedden hun kinderen op met in het achterhoofd het te allen prijze te vermijden leed dat hen getekend had. Hun kleinkinderen hadden nog amper aandacht voor wat die 'oudjes' te vertellen hadden en de generatie die daar op volgt, hoort al helemaal niets meer uit de eerste hand, zij moeten het hebben van saaie geschiedenislessen op school, als die niet al zijn afgeschaft door even zelfingenomen als onwetende politici die menen dat studeren en vanbuiten leren helemaal geen zin heeft zolang men weet waar men de kennis vinden kan. Alsof kennis een bezit was waarover men beschikken kon zoals men over zijn geld beschikt.
Sommigen vinden geschiedenislessen al te saai omdat zij menen dat het over feiten gaat die men dan in zijn hoofd moet prenten, wat immers pijn doet als men dat niet wil. De kapitalistische economie heeft kennis tot een bezit gereduceerd dat men kan opbergen in boeken of stockeren op een chip. De illusie werd geschapen dat men wetenschap bezitten kan zoals men een bibliotheek bezit of een museum; de illusie dat men de geschiedenis kan digitaliseren en aldus bewaren voor de eeuwigheid zonder ooit een uur te hoeven spenderen aan het verhaal van de histories dat, evenzeer als muziek en literatuur, een proces is dat zich afspeelt in de tijd en dat men zich nooit eigen maken kan zonder het offer van vaak jarenlange studie. Houdt men zich niet (op die manier) met de geschiedenis bezig, zoals ooit een wijze het zegde, dan zal de geschiedenis zich bezighouden met ons: niet wij bezitten de kennis, het is de kennis die ons bezit. Zonder de nodige investering van tijd en aandacht, laat staan van empathie, betekent het verslag van feiten voor opvoedelingen even veel of even weinig als muziekpartituren die men hoort te lezen zonder dat de muziek die zij dragen, door uitvoerende muzikanten tot leven worden gewekt.
Democratie of de macht aan het volk is een goede zaak zolang het volk het leed meedraagt uit het verleden want zo lang is het in staat om goed en kwaad te onderscheiden. Is dat niet langer het geval, dan keert zich die macht, ook al heet zij democratie, tegen het volk zelf. Plato zegde ooit dat de dictatuur de beste staatsvorm is maar dan wel op voorwaarde dat de dictator goed is en bekwaam. Dat laatste kan echter nooit het geval zijn waar de dictatuur resulteert uit een geperverteerde democratie omdat populisten demagogen zijn, ze zijn sowieso corrupt en ze handelen louter uit eigenbelang.
(J.B., 19 januari 2025)
17-01-2025
Ongewenste mensen
Ongewenste mensen
Na-apen is de boodschap. Het verschil tussen verwacht worden en gemeden worden is zo groot dat mensen quasi alles doen om bij anderen in de smaak te vallen en zij schuwen het als de pest om buiten de lijntjes te kleuren.
Het racisme is het probleem van de ongewenste mensen. Mensen kunnen immers gewenst zijn maar ook ongewenst. En laten we eerst al in het achterhoofd houden dat ons bestaan zich uitsluitend afspeelt binnen het aandachtsveld van de anderen.
Mevrouw Wys wandelt over het voetpad in de Lindelaan en in de verte ziet zij Frans verschijnen. Zij versnelt haar pas, steekt de armen omhoog, ziet dat Frans haar opgemerkt heeft en zij gaat welhaast rennen, Frans tegemoet: “Frans! Da's lang geleden! Hoe gaat het met je?”
Twee straten verderop wandelt mevrouw Vos in de Beukenlaan over de stoep wanneer zij in de verte Dirkje ziet verschijnen. Dirk is de zoon van mevrouw Wys en de mensen gebruiken het verkleinwoord omdat zij meteen voor iedereen duidelijk willen maken dat er niets mis is met hun smaak. Hemeltje! - zo gaat het door het hoofd van mevrouw Vos en zij vertraagt meteen haar pas. Omdat altijd rekening moet worden gehouden met mogelijke toeschouwers, opent mevrouw Vos haar handtas en kijkt erin zodat het lijkt alsof zij iets vergat om vervolgens prompt rechtsomkeert te maken en in zeven haasten te verdwijnen. Het is een waar dilemma dat noopt tot allerlei huzarenstukjes als men voor de associatie met zekere mensen op de vlucht is terwijl men alsnog wil blijven doorgaan voor iemand die er niet aan denkt zich aan discriminatie te bezondigen.
Op recepties heerst een door de pikorde gedicteerde mentaliteit gekenmerkt door de ongeschreven imperatief dat men zich moet associëren met wie hoger staan op de sociale ladder terwijl men lui van op de lagere sporten te vlug af moet zien te wezen. Het doel is klimmen op die ladder middels het aan zich binden van degenen van wie men wel eens iets verkrijgen kon en het van zich afschudden van 'lastpakken'.
Dirkje treft men op recepties zelden aan, wellicht daar die zich aldaar stierlijk zou vervelen maar om de een of andere reden is hij nu wel van de partij. Ook Frans is er en hij vermeit zich in een niet onaanzienlijk gevolg. Ook mevrouw Wys en mevrouw Vos behoren tot de aanwezigen doch zij schuwen het in elkanders nabijheid te belanden.
Mevrouw Vos slaat een praatje met Frans die een functie bekleedt als klerk bij de gemeente maar haar aandacht voor wat Frans vertelt, is fel verslapt sinds Elias de ruimte heeft betreden. Elias is docent in de hogeschool waar mevrouw Vos haar twee kinderen heeft bestemd. Elias heeft een onderonsje met de vrouw van de burgemeester maar wanneer zij zich kennelijk verontschuldigt en een pas binnengekomen man tegemoet rent die gouverneur Edward blijkt te zijn, ziet mevrouw Vos haar kans schoon: halverwege van zijn antwoord op haar vraag hoe het nog met zijn zoontje gaat, laat zij Frans prompt staan en spoedt zij zich te vierklauw richting Elias. Helaas heeft mevrouw Wys snellere benen en is zij haar kennelijke rivale voor. Daarop wil mevrouw Vos naar Frans terugkeren maar die is helaas alweer bezet. Dirkje is nu plots haar redding want niemand wil op een receptie het muurbloempje zijn.
De tijd is voorbij dat men in het openbaar contact moet mijden met mensen die niet beantwoorden aan de norm van blank en hetero en mevrouw Vos is mee met haar tijd en derhalve tolerant voor de duur van dit gesprek: belangstelling veinzend laat zij Dirkje zijn hart ophalen, zij lacht groen en haar blik gaat steels de ruimte rond.
Nu weet iedereen dat mevrouw Vos en mevrouw Wys elkaars buurvrouwen zijn en eigenlijk schieten ze goed met elkander op. Maar uit eigen ondervinding weet iedereen ook wel dat zij dat doen omdat zij niet anders kunnen. Op die wijze immers schieten alle mensen met elkaar best op: zij zijn veroordeeld tot elkaars gezelschap, tot elkanders maatschap, dat derhalve altijd aan een zijden draadje bengelt, wat wil zeggen: totdat de kans zich voordoet van een ongestraft verraad waarbij men garen spinnen kan. Iedereen doet zo, denkt mevrouw Vos, maar zij moet toegeven: in die omstandigheden heeft het leven wel een heel klein beetje van een hel.
“L'enfer, c'est les autres”, aldus Jean-Paul Sartre in het toneelstuk Huis Clos, en hij legt ook uit wat hij daarmee bedoeld heeft. Het gaat er om dat het oordeel dat we vellen over onszelf, onvermijdelijk passeert via wat anderen van ons denken aan wie we ons immers sowieso spiegelen. Als anderen ons veroordelen, dan moeten we ons daarvan losmaken, zo stelt Sartre, anders zitten we in de hel.1
Nu kan men zich weliswaar losmaken van andermans oordeel maar het euvel gaat veel verder dan alleen maar dat, omdat andermans veroordelingen vaak gepaard gaan met consequenties waarvan men zich helemaal niet kan bevrijden. De goede raad om wat anderen denken niet aan je hart te laten komen, getuigt daarom van onbegrip want waar mensen iemand helemaal niet wensen, stemmen zij op Donald Trump, op Tom Van Grieken of op Geert Wilders en die zorgen er beslist voor dat de levenskansen van de ongewenste gekortwiekt worden en dat een domper gezet wordt op zijn of haar geluk - socio-economisch (financieel), psycho-sociaal (qua acceptatie) en fysiek (inzake gezondheid). Om die reden is wat men nu 'woke' is gaan heten, geen gril en geen trend doch een noodzaak, een plicht jegens zichzelf.
Wensen en willen zijn begrippen die elk in een andere wereld leven: wensen heeft te maken met dromen en verlangens, zij worden gedaan in een fictief domein en zij verplichten tot niets. De wil daarentegen vereist daden die hem bekrachtigen, die zich voegen bij het woord, die hem waar maken in de echte wereld die wij allen gemeenschappelijk hebben terwijl iedereen zijn eigen droomwereld heeft. Niets is goedkoper dan de wens terwijl de wil gemeten wordt met daden waarmee men betaalt voor de verwezenlijking ervan. Maar het kwaad is vernuftig en weet ongemerkt het ongewenste te transformeren in het ongewilde: het maakt van de fictie een realiteit en van de realiteit een fictie. Wie ongewenst zijn, worden via huzarenstukjes zoals de hoger genoemde van mevrouw Vos, ook daadwerkelijk ongewild, en wel met een wil waarvan de eigenaar het hazenpad gekozen heeft, zodat waar ongelukken daaruit volgen, men zich kan verschuilen achter de uitvlucht dit niet geweten te hebben, laat staan gewild: “Wir haben es nicht gewußt.”2
2De hypocriete uitspraak werd gedaan door de Duitse bevolking geconfronteerd met de realiteit van de holocaust terwijl die een publiek geheim was.
13-01-2025
p p5
p p5
12-01-2025
Niet Trump komt aan de macht maar Mammon
Niet Trump komt aan de macht maar Mammon
In de aanloop naar de eedaflegging van Donald Trump tot president van de VS lijkt het erop dat nu de ene na de andere multinational op het nieuwe rechtse beleid gaat anticiperen door alles wat te maken heeft met woke en met antidiscriminatie uit de rekken te halen en weer met het aloude racisme op de proppen te komen. Pure zinsbegoocheling, want in feite is het omgekeerde het geval: het zijn niet de kapitalisten die dansen naar de pijpen van de nieuwe rechtse president want het grof geld heeft de vertegenwoordiger van Mammon aan de macht gebracht, alleen moet het zo uitschijnen alsof dit de wil was van het volk en een vrucht van de democratie.
Het verdraaien van de gang van zaken moet een agressieve staatsgreep van de financiële elite verkappen onder de dekmantel van een mentaliteitsverandering bij het volk, dat immers zichzelf bezwaarlijk kan beschuldigen. Op die slinkse wijze die de schuld geeft aan de slachtoffers, blijven de eigenlijke daders, de grootgeldbezitters, buiten schot.
De geschiedenis herhaalt zich: in de aanloop naar het Derde Rijk waren het eveneens de grootindustriëlen die Adolf Hitler in Duitsland in het zadel hesen. Het is immers de bezittende klasse die de verkiezingspropaganda financieren kan en die dat ook nimmer zal nalaten te doen teneinde zich te verzekeren van haar eigen voortbestaan en privileges. Waar de machtige instanties alsnog falen, vervellen ze zoals slangen dat doen: ze leven verder met een ander uithangbord, desnoods met principes en doelstellingen die de oude vierkant tegenspreken en dat kan perfect omdat het geld nu eenmaal geen ideologie kent naast die van het rendement; geen principes naast het winstbejag en derhalve ook geen scrupules.
Waar de kapitalistische ideologie van het neoliberalisme heerst, zijn de middelen om winst te boeken van secundair belang, om niet te zeggen dat ze van geen enkel belang zijn en de meest winstgevende industrie is die van de wapens.
(J.B., 12 januari 2025)
11-01-2025
Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 5.
Over verrechtsing en oorlog
Aflevering 5.
Ondanks de diepe waarheid van het Indische gezegde dat alles wat niet gegeven is, verloren is, is het niet langer de ultieme betrachting van de doorsneeburger om het beste van zichzelf aan de gemeenschap te schenken (zoals het toentertijd luidde: “Leven is weven en aan God zijn stuk afgeven”) maar steeds vaker wil men veeleer het beste naar zichzelf toetrekken.
Andermaal refererend naar de oude Veda's moet men inzien dat het 'ik' een kostelijke illusie is ('maya' in het Sanskriet) en daarom ook een bodemloze kuil, precies zoals de hebzucht en alle andere verslavingen die principieel onbevredigbaar zijn en waarvan men derhalve beter ver weg blijft. Toch is het de uiteindelijke verzuchting geworden van menig ijveraar om eerst hard te werken (of beter: anderen hard aan het werk te zetten) en vervolgens zijn fortuin te beleggen en te gaan spelen op de beurs. Beleggers laten het ploeteren in de modder aan anderen over, zij hebben voor zichzelf een plek bedacht, hoog en droog, met alleen nog het genot van hun cijfer.
De hebzucht immers werpt slechts één enkele vrucht af vooraleer haar dader om te brengen (want dat doet zij gewis!), en die ene vrucht (overigens totaal kleur- en smaakloos) is dat cijfer (op een bankrekening) dat het bezit concreet probeert te maken. Het probeert dat te doen want bezit is heel abstract, de duivel kan er van meespreken, hij bracht ooit Onze-Lieve-Heer naar de top van een hoge berg van waaruit men de hele wereld kon overschouwen die hij Hem die in ruil voor een knieval aanbood, waarvoor de Messias wijselijk bedankte vanuit het inzicht dat men zijn schatten maar beter verzamelt in de hemel daar wereldse rijkdom vergankelijk is of illusoir. Maar dat ene getal drukt dus het bezit uit van zijn bezitter, het is de kostelijke illusie waaraan men zijn hele mooie leven opgeofferd heeft en dan kan men het gaan aanbidden, prevelend, als alle andere mensen in hun bed liggen en de slaap van de rechtvaardigen slapen: dit is van mij, en ik identificeer mij met mijn bezit, ik ben wat ik heb; derhalve ben ikzelf dit getal, ik ben warempel dit getal geworden, dit getal op een bankrekening, ergens op een chip in een pc, de duivel mag weten waar.
Maar daar houdt het niet mee op want het getal is onrustig, het wil immers groeien want dat is zijn aard, het wil groeien zoals kankercellen groeien, dat wil zeggen: zonder op te houden, eindeloos of eeuwig, dus allerminst een Resquiet In Pacem of een Rust In Vrede doch een eeuwige onrust in een onvrede die nimmer in vrede kan overgaan, want dat is de aard van de zonde alsook haar vrucht. En, zoals hoger al gezegd, moet belegd worden in de misdaad omdat die loont, terwijl wie beleggen in het goede, geven moeten en derhalve hun getal zien smelten zoals sneeuw in de zon.
Het getal wil groeien zoals kankercellen groeien die uiteindelijk hun bezitter met krot en mot verorberen vooraleer zijzelf het loodje leggen. De hebzucht is aldus de motor achter alle andere misdaden met uiteindelijk de algehele vernietiging als vrucht. Alle culturen die het lof zingen van Mammon en die middels 'rechtssystemen' en ontelbare andere politieke structuren deze afgod met hand en tand beschermen (conserveren) en overeind houden, zijn moordend voor de mensheid, voor de wereld en voor de aarde. Zij wensen geen verandering en zijn om die reden conservatief of rechts: zij wensen de voorrechten en alle ongelijkheden die het vernietigende onrecht in stand houden, te bewaren en zij weten dat dit enkel mogelijk is middels het structureel geweld van de (kapitalistische) economie die uiteindelijk onafwendbaar uitmondt in haar verlengstuk, de oorlog. Zij weten het en toch doen zij zo voort, wat betekent dat zij schuldig zijn en dat men hen terecht als pure waanzin mag bestempelen.
(J.B., 9 januari 2025)
10-01-2025
Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 4.
Over verrechtsing en oorlog
Aflevering 4.
Waar eer en trouw van de partij zijn, en dan vooreerst trouw aan de leider, ontstaat een samenhangende groep maar terwijl die groepsbinding er van buiten uit gezien uitziet als door iedereen gewild en spontaan, is zij dat allerminst omdat zij ontstaat en in stand gehouden wordt onder sociale druk of door sociale controle.
Sociale controle is doortastender en enerverender dan overheidscontrole door bijvoorbeeld politiediensten omdat die altijd en overal aanwezig is aangezien dan elk burger elke andere gadeslaat met het oog op betrapping op overtreding van de regels met bestraffing tot gevolg, wat altijd een vorm van sociale uitsluiting betekent.
Die toestand gelijkt op een hellevuur waaraan niet te ontkomen valt omdat men dan tegelijk wel en niet wil behoren tot de groep waarvan men deel uitmaakt: men wil ertoe behoren omdat sociale uitsluiting een bijzonder pijnlijke aangelegenheid is en tegelijk haat men het in die groep te moeten leven omdat men zich overal gevolgd weet en op de vingers gekeken. De mens is een wolf voor zijn medemens en waar hij ongestraft zijn medemens kan pesten, zal hij het niet laten - althans in het merendeel van de gevallen.
Bij sociale controle doet zich bovendien een fenomeen voor dat wordt beschreven door de Nederlandse socioloog Abram De Swaan zijn Compartimenten van de vernietiging, een studie naar aanleiding van de genocide in Rwanda en Burundi in de strijd tussen Hutu en Tutsi.1 De quasi ongeremde moorddadigheid blijkt immers een gevolg van het feit dat de betrokkenen zich voor de keuze gesteld weten om hetzij te moorden, hetzij vermoord te worden: wie niet moorden, zijn immers verdacht; zij worden beschouwd als behorend tot het kamp van de vijand en zij worden afgemaakt. Bij sociale controle neemt het verraad exponentieel toe omdat verraders niet in verdenking worden gesteld daar zij niet behoren tot de groep van degenen die verraden worden, welke de vijandige groep is.
Berucht is de gruwelijke georganiseerde sociale controle van de Securitate onder de dictatuur van Nicolae CeauÈescu in het Roemenië van de jaren 1974 tot 1989. Deze geheime organisatie werkte met burgers die niet zelden de eigen gezinsleden verraadden en die toestand was danig onmenselijk dat bij de moord op CeauÈescu en diens vrouw Elena (die hoofd was van de Securitate) het volk jubelde. Men mag immers niet vergeten dat het eerbetoon aan hoogwaardigheidsbekleders vaak een toneel is dat het tegendeel uitbeeldt van wat in werkelijkheid het geval is: het eerbetoon aan Adolf Hitler, aan Mussolini in Italië, aan Napoleon Bonaparte destijds, aan Kim Jong-un van Noord-Korea en noem maar op, duurt maar zolang als deze onmensen aan de macht zijn, het is louter een expressie van doodsangst.
Hetzelfde geldt ook voor het heldendom van gesneuvelde soldaten, ongeacht waar ter wereld en wanneer: volgens de teksten op hun graftomben hebben zij vrijwillig hun leven gegeven voor hun vaderland en de bestuurlijke machten alom mogen van geluk spreken dat de door hen massaal in de dood gejaagde jongelui niet in staat zijn om vanuit het graf hun eigenlijke mening rond te bazuinen. Wie hier omtrent nog enige twijfel zouden koesteren, dienen zich eens te bezinnen over het feit dat uit getuigenissen is gebleken dat in de reddingssloepen van de Titanic vrijwel uitsluitend volwassenen zaten van de mannelijke kunne. Iedereen is held en gentleman zolang daar eer bij te rapen valt maar verder dan het protocollaire “na u, mevrouw”, gaat het inderdaad blijkbaar zelden of nooit. De grote mond kenmerkt al wie bovenaan op de sociale ladder staan en mochten de eretekens kunnen spreken, zij zouden geen enkele opgeblazen borst meer sieren maar samen met de baldadigheden van hun dragers voorgoed in diepe en donkere vergeetputten verdwijnen.
Eer en trouw zijn concepten uit verleden tribale culturen en daar waren zij ook op hun plaats. Het vermogen om vijanden te verslaan, hetzij rivalen onder de soortgenoten, hetzij de natuur, vergt samenwerking en dat is eenheid in de strijd, onder een en dezelfde vlag of rond een tabernakel dat het heilig sacrament herbergt: God zelf die mee trekt met de strijders die Hij terzijde staat, “Gott mit uns”.
Concurrentie speelde zich af tussen volkeren of tussen individuen als leden van een zeker volk omdat elkeen van zijn volk afhankelijk was en waar een volk verslagen werd, werden zijn leden door het overwinnende volk ingelijfd - niet als gelijkwaardige leden maar als slaven omdat zij principieel onbetrouwbaar waren: trouw betekent samenhang, vreemden zijn in principe niet betrouwbaar want vijandig (wie geen vriend is, is vijand en een tussenpositie is er niet omdat die niet te dulden is) en derhalve hangt men met vreemden geenszins samen.
Slaven hadden daarom een statuut welhaast vergelijkbaar met dat van trekdieren, zij waren louter 'lijven' (zij werden ingelijfd als lijfeigenen) wat overigens aantoont dat de waardigheid van een mens uitsluitend met zijn trouw (aan de groep) te maken had. Een slaaf als ingelijfde van een overwonnen volk kon op structurele gronden niet menswaardig zijn. Men werd gewaardeerd in de mate dat men dapperheid vertoonde omdat dapperheid de bereidheid is om voor zijn volk te strijden. Om die reden ook kan dapperheid worden gezien als een graadmeter voor de samenhang van een volk of voor de trouw. Onverschrokkenheid heeft daarom te maken met de achterban: wie niet gesteund worden, zijn alleen en kunnen ook niet dapper zijn, zij kunnen slechts opkomen voor zichzelf en worden om die reden niet zelden gehaat, zo niet gedood.
Onmiskenbaar heeft het christendom in deze gang van zaken verandering gebracht: mensen hebben hun menswaardigheid daar niet langer te danken aan hun lidmaatschap van een volk maar aan hun kindschap van één en dezelfde God - een opvatting die, als zij door iedereen aanvaard wordt, verenigend werkt: oorlog wordt zinloos waar geen vijanden meer zijn en dat wordt het geval waar men zijn vijanden dient te beminnen. Het communisme, dat in principe naar een wereldcommunisme streeft, huldigt een gelijkaardige (maar niet een gelijke) gedachte, in die zin dat, als het door iedereen aanvaard wordt, vijandschap onmogelijk wordt. Maar van een nog veel doortastender invloed op de kentering die zich heeft voorgedaan tussen zogenaamde tribale culturen en de huidige wereld, was de industriële revolutie.
Landbouwers maar ook alle andere ambachtslui werden wegens concurrentiedruk verplicht om in fabrieken te gaan werken, wat betekende dat de familiale samenhang die rond deze beroepen bestond (het vak werd van vader op zoon doorgegeven) verdween: men was in zijn bestaan niet langer afhankelijk van de familie waartoe men behoorde maar van zijn werkgever: de eigenaar van het fabriek waar men te werk gesteld was. De enige overblijvende vorm van 'samenwerking' situeerde zich nu tussen de werkgever en de werknemer en, gevolg gevend aan de regel “'wiens brood men eet, diens woord men spreekt”, sprak men niet langer het woord van de familievader maar dat van degene van wie men een loon moest ontvangen: de kapitalist bezat in feite zijn arbeiders (zij werden zijn lijfeigenen, overigens ook omdat hun trouw uitsluitend te danken was aan het loon en dus onstandvastig) en de fabrieksbaas was het ook die de oude gezinsverbanden en de familiale banden aan diggelen sloeg. Echter, arbeiders die niet langer rendabel waren, werden genadeloos afgedankt en uitgerekend die misdadigheid zorgt voor een rancune die (zeker daar waar het sociale opvangnet, dat later is ontstaan, te wensen overliet) uitmondde in een toestand waar niemand een ander nog mag vertrouwen.
Iedereen is de pedalen kwijt, niemand weet nog waar hij heen gaat, zelfs de bazen blazen hun eigen fabrieken op als zij niet langer renderen en zij laten er geen traantje om; de grootste criminelen onder hen beginnen met het verzamelde geld op de beurs te spelen. En daar blijkt dat misdadige activiteiten de meest winstgevende zijn: handel in nep (dure maar waardeloze spullen), handel in drugs (waaronder ook allerlei medicijnen), handel in mensen (die aldus tegen elkaar uitgespeeld worden op de arbeidsmarkt) en tenslotte handel in wapens, wat wil zeggen: regelrechte oorlog.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 8 januari 2025)
08-01-2025
Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 2.
Over verrechtsing en oorlog
Aflevering 2.
Het debat over veiligheid versus vrijheid is al zo oud als de geschiedenis zelf en de kwestie is terug te voeren tot de nood aan (de illusie van) zekerheid, een kwestie die verwant is aan de nood aan (de illusie van) leiderschap en derhalve een probleem dat in de eerste plaats de mens als sociaal wezen aangaat. Het is dankzij die nood dat verzekeringsinstellingen schatrijk worden, dat populisten verkozen geraken en dat de wereld op een narrenschip gelijkt.
Kinderen kennen geen gevaar, hun vrijheid moet door ouders en opvoeders worden ingeperkt om veiligheidsredenen. Volwassenen bepalen zelf hoeveel veiligheid zij aan hun vrijheid opofferen en op het hoogtepunt van hun kunnen nemen zij de meeste risico's. Bij ouderlingen helt de balans weer over naar meer veiligheid ten koste van de vrijheid. De nood aan vrijheid en veiligheid varieert gedurende ons leven en verschilt dan uiteraard ook nog eens van mens tot mens. Waarmee gezegd wil zijn dat niemand zomaar voor een ander kan bepalen hoeveel vrijheid goed voor hem is.
Wanneer nu potentaten merken dat het volk zich in hoge mate bevrijd heeft, vrezen zij er terecht voor dat hun macht over de massa slinkt. Met het oog op het opnieuw inperken van andermans vrijheden, zoeken overheersers het volk bang te maken en zij weten dat bij toenemende onveiligheidsgevoelens, mensen bereid zullen zijn om een deel van die vrijheid terug af te staan in ruil voor bescherming. Nu de angst voor de hel in het hiernamaals tot het verleden is gaan behoren en alleen nog het hiernumaals overblijft, worden duivels gecreëerd in het hiernumaals: vijanden die bevochten moeten worden in een of andere oorlog.
De verrechtsing gaat uit van potentaten die vrezen hun macht te zullen verliezen over het volk waar zij moeten vaststellen dat het volk zich vrij gemaakt heeft of geëmancipeerd is. Maar het terugschroeven van de emancipatie of van de zelfbeschikking van het volk gebeurt door vrijheidsinperkingen die verborgen moeten blijven en die derhalve allerminst opgelegd mogen worden: het volk zelf moet er om vragen. Potentaten trachten het volk zo ver te krijgen dat het zelf gaat smeken om zijn vrijheden af te staan.
De overheersers brengen dat voor mekaar met het tovermiddel van de angst dat mensen er kan toe brengen vijanden te zien waar er helemaal geen zijn. Maar om iederéén daarvan ten volle te kunnen overtuigen dat de geschapen ficties écht zijn en de realiteit fictief, moeten alle registers van de zinsbegoocheling worden opengetrokken. De verwisseling van de realiteit met de fictie is een waar huzarenstukje dat een totalitair systeem kenmerkt en dat wereldwijd werd uitgeprobeerd doch faliekant is mislukt ter gelegenheid van de jongste 'pandemie'.
Uiteraard was er dat virus, het aantal virussen die het mensdom aandoen is ontelbaar, men hoeft helemaal geen moeite te doen, er is altijd keus genoeg, men moet het virus dat men uitkiest alleen maar demoniseren en klaar is kees, de strijd ontbindt zich vanzelf met alles erop en eraan. Uiteraard vallen er slachtoffers, uiteraard zijn er medicijnen en uiteraard is hun werkzaamheid even fictief als de ziekte zelf. Mensen worden opgevoed om klakkeloos al de onzin te geloven die hen ertoe moet brengen om het toneel voor echt te aanzien en de realiteit te ontkennen.
Voor het terugschroeven van de emancipatie wordt geen enkel middel over het hoofd gezien, te beginnen bij het belachelijk maken van de menselijke drang naar vrijheid en naar onafhankelijkheid. Zo schrijft Valentijn De Hingh in De Correspondent: “Door alle activisten ‘woke’ te noemen, wordt de bewustwording van reëel onrecht synoniem met totalitair activisme (…) Het is (…) een aloude truc. Je maakt een karikatuur van je tegenstander om alle kritiek op je eigen overtuigingen te diskwalificeren. (…) Als we niet opletten spoelt het broodnodige bewustzijn dat ‘woke’ verwoordt weg in het afvoerputje van het debat. En dat zou eeuwig zonde zijn.”1
Vervolgens schuwt men het niet om corrupte 'intellectuelen' te promoten die er godbetert ook nog al te vaak in slagen om de onderdrukking en de slavernij van destijds te doen vergeten en met emancipatie en 'awareness' of 'woke' de spot te drijven, en dat blijkt peanuts voor het grote geld. Zo stelt Congokenner en aanklager van het Belgisch koloniaal verleden, Ludo De Witte, vast, dat aan geschiedenisherschrijving wordt gedaan in David Van Reybroucks boek, Congo, een geschiedenis: “Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht zouden kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek gescheurd.”2
De verkiezing van Trump, zijn banden met extreemrechtse populistische politici, met megakapitalisten en met katholieke potentaten en het zich gestaag onderwerpen van allerlei instanties aan wat een conservatieve teneur wordt genoemd maar in wezen een rehabilitatie is van onrechtplegers, bevoorrechten en dieven, zijn tekenen aan de wand dat het westen inzake de schending van mensenrechten niet langer moet onderdoen voor Rusland en China.
De dieren beschermen hun jongen. Zo bijvoorbeeld in een school vissen zwemmen de kleintjes veilig in het midden, en de ouderen vormen aan de buitenkant een levend schild. Onder de mensen zijn er die weten weg te komen met het tegenovergestelde.
“Meine Ehre heißt Treue” was het motto van de SS, de Schutzstaffel of de beschermingsafdeling, oorspronkelijk (sinds 1925) de (paramilitaire) persoonlijke lijfwacht (veiligheid!) van Adolf Hitler, aanvankelijk bestaande uit vrijwilligers, die hem trouw tot in de dood beloofden. De SS werd een (racistische) elitegroep en ook de bloedverwanten van de SS-ers maakten er deel van uit (wat naar het oud-Germaans een 'sibbeorde' heet). Er was crisis met werkloosheid, de jeugd verwierp de democratie en sloot zich massaal bij de SS aan. Onder Hitler werd op school aan de jeugd onderwezen dat het nationaal-socialisme goed was, het communisme slecht en de jeugdbeweging, sinds 1922 de 'Hitlerjugend', zou 'kanonnenvlees' leveren voor de oorlog: blindelings gehoorzame frontsoldaten. Hitler verklaarde: “Mijn pedagogiek is hard. (…) Een gewelddadige, wrede, onverschrokken jeugd wil ik. (…) Er mag niets zwaks en teers aan haar zijn. Hun blik moet weer even scherp worden als die van een vrij en herrisch roofdier. (...)”1
Een eerzuchtige schurk jaagt de jeugd massaal de dood in onder het voorwendsel 'trouw'. 'Trouw' en 'eer' handhaven zich middels sociale druk die ontrouw en oneer genadeloos bestraft met de dood of met verbanning uit de groep. Blinde gehoorzaamheid wordt trouw genoemd terwijl het gaat om onderwerping en wie zich verzetten, worden weggezet als lafaards. Dankzij deze listige strategie komen demagogen en massamoordenaars aan de macht en zij doden genadeloos wie niet naar hun pijpen dansen.
De mannen van Hitlers 'security' waren aanvankelijk vrijwilligers, zij wierpen zich omzeggens voor de voeten van hun leider, wat niets aan de fantasie overlaat betreffende de inborst en de persoonlijkheid van deze lieden. Idolatrie kenmerkt de onvolwassenheid, zij is normaal in de adolescentie maar daarna bijzonder problematisch, ofschoon zij bijna zonder een enkele uitzondering een eigenschap is van al wie deel uitmaken van de massa. Idolatrie verraadt onzelfstandigheid, onvermogen tot verantwoordelijk handelen, groepsinstinct en gewetenloosheid: de aanbidder laat zijn idool beslissen over goed en kwaad en hij aapt hem na. Goed en kwaad, schoon en lelijk, waar en onwaar, waardevol en waardeloos, eerbaar en verwerpelijk: de oordeelsvorming bestaat niet meer voor wie een afgod adoreren, zij voeren blindelings diens wil uit en dat heet dan plicht: “Befehl ist Befehl”. Deze kuddemensen die trouw of zonder nadenken hun plicht vervullen, vormen de ideale gewetensbuffer tussen de moordenaar en zijn slachtoffers, zij voorkomen dat de doder bloed moet zien, hij ziet alleen documenten met cijfers. In de nazitijd stuurden executeuren aan hun oversten berichten zoals dit: “Tussen januari 1940 en augustus 1941 hebben we hier 70.273 'patiënten' 'gedesinfecteerd' [n.v.d.a.: 'patiënten' is codetaal voor 'slachtoffers' en 'gedesinfecteerd' staat voor 'vergast']. Rekening houdend met een gemiddelde dagelijkse kostprijs van 3,5 RM per patiënt, geeft dat jaarlijks een besparing van 88.543.980 RM. Met een gemiddelde levensverwachting van 10 jaar is de besparing 885.439.800 RM.”2Op het einde van de oorlog bedroeg het aantal slachtoffers in de concentratiekampen zes miljoen.
De blinde gehoorzaamheid werd bekrachtigd door een eed aan de Führer en dat gebeurde 'vrijwillig' en uit het zicht van de wet, evenals de misdaden die eruit voortvloeiden. Gelijkaardig is het vrijwilligerswerk van bijvoorbeeld het hedendaagse BuurtInformatieNetwerk met de buurtwhatsapp, die echter nog geen boogscheut is verwijderd van de gruwelijke Securitate onder de Roemeense dictator Ceausescu en die eveneens herinnert aan de nu sterk te betreuren door onwetende en/of corrupte politici opgelegde coronamaatregelen van destijds. De wil van de blinde massa gaat vooraf aan de verkiezing van populisten die de misdaad tot wet verheffen.
2Uit het historisch document: Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poicon Gas, Edited by Eugen Kogon, Hermann Langbein and Adalbert Rückerl, Yale University Press, New Haven and London, English-language edition 1993 by Yale University. Oorspr.: Nationalsozialistische Massentötungen durch Giftgas: Eine Dokumentation, by S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt a.M. 1983), pag. 37.
05-01-2025
Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
01-01-2025
De mens en zijn maskers
De mens en zijn maskers
Een sluier verbergt het gezicht maar een masker doet meer: een masker wendt een vals gezicht voor. Daar het zich aan de omstandigheden aanpast, kan men zich afvragen of het gezicht zelf dan geen masker is. Niet noodzakelijk, zo lijkt het: evenals met zijn woorden en gebaren, kan men met zijn gezicht de waarheid laten zien of hem verbergen. Drukt het lichaam de waarheid uit, dan blijft het één geheel vormen met zichzelf maar liegt het, dan koppelt het zich van zichzelf los: het zelf verliest zich dan in wat het niet is en gaat over van zijn naar niet-zijn. En wat dat betekent, weet niet alleen Faust.
Voor de spiegel staat een wat uitgemergelde man die net gedoucht heeft en die zich moet opmaken voor een sollicitatie voor de job van voorzitter van de nato. Buiten schijnt een zomerzon, het is er even warm als binnenshuis maar de sollicitant realiseert zich dat hij zo de straat niet op kan zonder binnen de kortste keren gearresteerd te worden en daarom kleedt hij zich aan. Een sluier zou volstaan om zijn lichaam te bedekken maar louter bedekking is niet de bedoeling van het masker: onze held moet een lichaam voorwenden dat niet het zijne is en zo moet de kledij ervoor zorgen dat meneer breder lijkt dan hij in werkelijkheid is, zijn buikje moet gecamoufleerd worden, hakken zullen hem wat groter doen uitschijnen, samen met het kapsel en het hoofddeksel en verder is er nog een bijzonder complexe opbouw van de rest van de façade die moet meehelpen om de lui die deze sollicitant zullen keuren, op het verkeerde been te zetten. Alle mensen weten nu eenmaal van elkander dat zij maskers dragen, het komt er alleen op aan zich niet te laten ontmaskeren. Niet het geweten en de schuld zijn vandaag problematisch maar de schande: het openbaar worden van schuld en van gewetenloosheid.
Een andere kijk op de zaak luidt dat er geen essentie is: het masker is eindeloos verwisselbaar met elk ander en zonder de maskers is er niets. Men zou dan kunnen denken dat iets of iemand achter zijn maskers, die maskers bestuurt maar dat is een kostelijke illusie: elk masker wordt bestuurd door zijn omgeving die het lachen doet en wenen; de mens als een geheel van maskers is de resultante van zijn externe betrekkingen. Het knooppunt van de interne relaties is het maskerloze lichaam.
In zijn hoofdwerk refereert Rudolf Boehm naar Blaise Pascal met betrekking tot de middeldoelomkering die laat zien hoe de mens met het masker van voorgewende beweegredenen zijn eigenlijke drijfveren verbergt: in de activiteit van de jacht moet de bekommernis voor voedselvoorziening het botvieren van een dierlijke moordlust verkappen. Valse motieven verplichten wie de verschalking van de medemens voor ogen hebben in het zich bekwamen in de kunst van de retorica, de argumentatieleer die zich laat betitelen als de welsprekendheid terwijl zij zich alleen maar bekwaamt in de specialiteit van het liegen.
Maskers kunnen een gezicht maskeren of bijwerken maar steeds vaker is het masker exact het tegenovergestelde van het gezicht dat het verbergt en zo pakte een halve eeuw geleden de filosoof Ivan Illich uit met een werk dat luistert naar de titel Medical Nemesis of de ziekmakende werking van de geneeskunde en in Latijns Amerika had omstreeks dezelfde tijd Paulo Freire het over onmondig makende scholing. Verarmende economie die geen middelen biedt voor de handel maar die op de handel teert, precies zoals beleggers teren op het zweet van arbeiders. Werktuigen die hun bedienaren aan zich onderwerpen of het verhaal van de golem, vandaag in de gedaante van de één gemaakte wereld, een anonieme, levenloze structuur die alle leven aan zich onderwerpt en die reeds door de grote Russische schrijver Fjodor Dostojevski werd voorzien en in zijn Demonen werd benoemd als het 'kristallen paleis'.
Tenslotte is er nog de kapitalistische economie, het masker dat nu afgevallen is, de hebzucht die er uitzag als het blinkende goud dat nu zijn ware gelaat toont van de lelijke, eeuwige oorlog met op zijn zwarte vlag de dood.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: