De
cultus van Mammon (deel 2)

(J.B., naar J.A.D. Ingres, Zeus en Thetis, 1811)
En de dagen
verliepen, en ten twaalfden dage rees, naar hare belofte, Thetis ten
grooten hemel op, en ten Olumpos. En tot Zeus gekomen, met de linkere
hand omvatte ze zijne knieën, terwijl hare rechtere neemt hem bij
zijnen kinne. En met woorden, zoeter dan honig, biedt ze de bede
haars zoons, 'dat zwaar Agamemnoon hij straffe. Maar de
wolkenverzaêmlende Zeus zweeg. - En ten tweeden male, zijn knieën
beroerend, zoo sprak Thetis, lang, hare bede. (
) (Homeros,
Ilias, boek I).
Zeus en Thetis
is een werk in olieverf op doek uit 1811 van Jean Auguste
Dominique Ingres waarop de kunstenaar uitbeeldt hoe de nimf Thetis,
moeder van Achilles, in het gevlei tracht te komen bij de oppergod
Zeus om het conflict tussen haar zoon en Agamemnon te beëindigen dat
de Trojaanse oorlog is.
Een smeekbede om macht kan vruchten afwerpen als zij
gericht is tot de oppergod bij wie men aast op zijn gunsten door hem
te dienen, wat betekent dat men aan hem boven al het andere de
voorrang geeft. Voor de dienaren van Mammon is het geld de eindwaarde
of de ultieme referentie, de laatste parameter aan de welke alle
andere waarden worden afgemeten. Waar Mammon heerst, wordt de waarde
van de dingen maar uiteraard ook de waarde van de mensen uitgedrukt
met een prijskaartje, wat wil zeggen dat de dingen en de mensen
precies zoveel waard zijn als men bereid is daarvoor te bieden op de
markt: hun waarde hangt af van het spel van vraag en aanbod.
Met Mammon als oppergod vallen alle dingen, mensen,
dieren, planten en zo verder samen met hun marktwaarde, wat meebrengt
dat alles en allen a priori gedegradeerd worden tot
verkoopsartikelen. Het bevreemdende van die realiteit is wel dat wij
dat door de band helemaal niet beseffen en dat wij heimelijk de
veronderstelling blijven koesteren dat, als puntje bij paaltje komt,
men ons nog wel als mensen zal erkennen.
Helaas is dat een kostelijke illusie. Nog nooit is
een koninklijke hoogheid die bij zijn of haar verstand was in het
huwelijk getreden met een schooier. Nog nooit heeft een kassierster
aan een klant die bij het afrekenen aan de bodem van zijn portemonnee
gekomen, één cent tekort kwam, hem die schuld kwijtgescholden. En
wanneer mensen munten werpen in het kroesje van een schooier in de
drukke winkelstraat, is het meestal omdat zij er op de een of andere
manier voordeel uit putten; is het ultieme motief de beloning in het
hiernamaals, dan dient te worden opgemerkt dat door de eeuwen heen
ook het katholieke paradijs altijd al afkoopbaar is geweest met geld
- niemand minder dan de grote Dostojevski heeft via de inquisiteur de
paus zelf laten verklaren een dienaar te zijn van Lucifer. Ja, de
religie zelf die het begrip van de afgod Mammon heeft ingevoerd,
heeft deze afgod prompt gepositioneerd boven de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde en van al wat zichtbaar en onzichtbaar is
- middels het systeem van de aflaten of anderszins - waarbij zondaren
schuld afkopen en op die manier betalen voor hun plekje in het
paradijs zoals de happy few dat doen voor hun plekje in de opera.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 maart 2024)
|