Democratische verkiezingen.
Hoeveel professoren zijn er nodig voor de beslissing of een student mag overgaan naar een hoger jaar? Tien? Twintig? Dertig? En professoren, zo mag men aannemen, zijn bijzonder geleerde en bekwame mensen: op hun beurt doorstonden zij talloze selectieproeven!
Zijn toon leek me een beetje agressief, en dat maakte me nieuwsgierig. Hij vervolgde:
Hoeveel examens moet een student succesrijk afleggen om te kunnen overgaan naar een volgend jaar? Twintig? Dertig? Veertig?
De selectie kan inderdaad niet streng genoeg zijn, zo beaamde ik: mensen dienen hun vak te kennen, anders liep alles in de kortste keren in het honderd!
Nu de verkiezingen samenvallen met de blokperiode, zullen er meer studenten aan denken, zei hij: om een democratisch land met miljoenen inwoners te mogen besturen, dient men helemaal niet gestudeerd te hebben. Geen professoren komen er aan te pas. De beslissing is aan Jan met de pet: u en ik hebben het voor het zeggen.
En is dat geen grote eer?, antwoordde ik.
Probeer eens het voorstel in te dienen om toekomstige artsen, ingenieurs of musici democratisch te laten verkiezen!, zo ging hij door: Geen scholing meer voor deze kandidaten, geen examens en geen professoren.
Dan zou het nationaal orkest alleen nog lawaai voortbrengen, moest ik toegeven: onze gebouwen zouden instorten en er zou ons geen lang leven beschoren zijn.
Precies, antwoordde hij: Maar dan is het democratische bestuur van miljoenen mensen blijkbaar een veel minder belangrijke job!
Ben je dan niet blij dat je mag kiezen, vroeg ik hem.
Ik voel me echt onbekwaam om te oordelen over wie het land mag besturen, zo maakte hij me bewust van mijn eigen twijfel: Bewindslieden dienen zovéél capaciteiten te hebben, allemaal zaken die ik zelf niet beheers, om niet te zeggen dat ik van de meeste van die kundigheden gewoon geen flauw idee heb. En gesteld dat ik er iets van af wist: ik heb nooit iemand van die kandidaten ontmoet! Laat staan dat ik hen examens zou afgenomen hebben! En toch moeten wij onze leiders aanduiden!
Ik moest bekennen dat ik zijn twijfel deelde, en samen vermoedden wij zelfs dat veruit de meesten onder ons, kiezers, met hetzelfde netelige probleem kampten. En of dat onze kieswet niet een beetje verdacht maakte?
Wij hebben immers niet alleen het recht om onze leiders aan te duiden, zo verklaarde hij zich nader: het is bovendien onze plicht!
Dat is nu eenmaal de wet, zei ik.
Daarop reageerde hij wat verontwaardigd: Mag men mensen beheppen met verantwoordelijkheden die zij naar hun eigen zeggen niet aankunnen? Mag men mensen verplichten om te gokken?
Gokken op zich is volstrekt immoreel om verschillende redenen, zo moest ik toegeven, en des te meer wanneer daarbij gewichtige dingen op het spel staan. Anderen verplichten om te gokken is nog vele keren immoreler.
Is onze kieswet dan niet immoreel?, waarschuwde hij.
Iemand kan goede redenen hebben om een bepaalde gok te wagen, antwoordde ik.
Tja, zei hij: mogelijkerwijze hebben zelfs elk van de gokkers hun eigen goede redenen. Maar de zaak is dat men zelfs geen wiskundige hoeft te zijn om te kunnen bewijzen waarom het resultaat van miljoenen verschillende, beargumenteerde gokjes, zelf niets meer met argumenten kan te maken hebben! Een democratische verkiezingsuitslag is gewoon... een gokresultaat.
Dat is misschien wel zo, antwoordde ik. Maar hij bleek nog niet uitverteld.
Bij een examen of bij een sportwedstrijd, leggen de kandidaten een proef af en daarna worden zij beoordeeld, zo ging hij verder: In de democratische politiek gaat het er net andersom aan toe: kandidaten worden beoordeeld en pas daarna leggen zij hun proef af!
Misschien heb je wel gelijk, zei ik.
Het doet een beetje denken aan de perversie van prestatie en bekendheid in de media, zei hij: Dat maakt de macht ook zo corrupt. Waar ooit de leider een bekend gezicht werd, wordt nu het bekende gezicht een leider.
Ik knikte.
Die omkering is blijkbaar overal ingeslopen, zo maakte hij zich kennelijk ongerust: Ooit werd het goede gegeerd, maar nu wordt het gegeerde als een goed beschouwd, ook al houdt het helemaal niets in.
Wat bedoel je precies?, vroeg ik, want ik wilde hem nu ook niet afschepen.
Kijk naar die moderne kunst, zei hij: Ze hebben weer een Karel Appel verkocht voor ik weet niet meer hoeveel miljoen. Een zeer gegeerd werk, en precies daarom is het zo goed!
Ik ben geen communist, zo vervolgde hij na een poosje, maar zou je hier om minder niet direct denken aan de middel-doel-omkering van Marx?
Hij was dus wél een communist.
Je bedoelt toch niet, zo probeerde ik, dat onze democratie...?
Bijlange niet!, antwoordde hij bitsig, alsof ik hem van iets had willen betichten: Ik ben een democraat in hart en nieren!
Hij was dus een crypto-communist.
Wellicht heb je gelijk, zei ik: het gaat kennelijk niet om argumenten en om verstand, in een democratie. Het gaat wellicht veeleer om het hart en om de nieren. Maar wat is daar nu op tegen?
En toen bekeek hij me eens alsof ik van een andere planeet was, en hij verdween.
|