Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
09-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 13: âHet geestelijk lijden van onzen tijdâ (aflevering 2)
Corona
en de heilige zaak:
Deel
13: Het geestelijk lijden van onzen tijd (aflevering 2)
Vervolgens
bezint Huizinga zich over het problematische van de vooruitgang en
laten wij hem hier zelf aan het woord [de boektekst werd hier sterk
ingekort]: "Vooruitgang immers duidt op zichzelf enkel een
richting aan, en laat in het midden, of aan het eindpunt van dien
gang heil of verderf staat. Wij vergeten doorgaans, dat enkel het
oppervlakkig optimisme onzer vaderen uit de achttiende en negentiende
eeuw aan dat louter geometrische begrip vooruit' de verzekering
van het bigger and better
heeft verbonden. De verwachting, dat elke nieuwe vinding of perfectie
van de gegeven middelen de belofte moet inhouden van hooger waarde of
meer geluk, is een uiterst naïef denkbeeld, erfstuk uit die
bekoorlijke eeuw van intellectueel, moreel en sentimenteel optimisme,
de achttiende. Het is volstrekt niet paradoxaal, te beweren, dat een
cultuur aan een zeer wezenlijken en onbetwijfelbaren vooruitgang
zeer wel te gronde kan gaan. Vooruitgang is een hachelijk ding en een
dubbelzinnig begrip. Het kan immers zijn, dat er ietwat verder op het
pad een brug is ingestort of een aardspleet ontstaan." (14)
Vooruitgang is er ontegenzeggelijk wel in de wetenschappen (15) maar
het is helemaal niet evident dat dit ook maatschappelijke vooruitgang
en een steeds groter geluk zou betekenen. Is de wereld wijzer
geworden? "Wij
weten beter. Dwaasheid in al haar gedaanten, de beuzelachtige en
belachelijke, de booze en verderfelijke, heeft nooit zulke orgieen
over de wereld gevierd als heden ten dage."
(16) "In een
maatschappij met algemeen volksonderwijs, algemeene en onmiddellijke
publiciteit van het dagelijksch gebeuren, en ver
doorgevoerde arbeidsverdeeling, geraakt de gemiddelde mensch minder
en minder aangewezen op eigen denken en eigen uitdrukking."(17) "De
moderne organisatie van kennisverspreiding leidt maar al te zeer tot
verlies van de heilzame uitwerking van zoodanige geestelijke
beperkingen. (...) Enkel een drift tot eigen cultuur, op welk gebied
ook en met welke voorkennis of middelen nagejaagd, kan hem boven dit
niveau verheffen."
(18) "De
opdringing en weerlooze aanvaarding van kennis en oordeel beperkt
zich niet tot het intellectueele gebied in engeren zin. (...) Daarbij
komt nog een ander bedenkelijk en onontkoombaar feit. In oudere en
engere gemeenschapsvormen schept en bedrijft het volk zelf zijn
vermaak: in zang, dans, spel en athletiek. Men zingt, danst, speelt
samen. In de moderne cultuur heeft zich dit alles voor het overgroote
deel verschoven tot een: men laat voor zich zingen, dansen, spelen.
(...) het passieve element neemt voortdurend toe in vergelijking met
het actieve. Zelfs ten opzichte van de sport, dien machtigen modernen
cultuurfactor, is het steeds meer geworden de massa, die voor zich
laat spelen. (...) In dit alles ligt een zekere ontzieling en
verzwakking van cultuur. Dit geldt van de filmkunst in het bijzonder
(...) De kunst van het toeschouwen wordt omgeschakeld tot een
vaardigheid in snel waarnemen en begrijpen van voortdurend wisselende
visueele beelden. De jeugd heeft dien cinematischen blik verworven in
een graad, die den oudere verbaast. Met dat al beteekent deze
veranderde geestelijke Einstellung een buiten werking treden
van heele reeksen van intellectueele functies. (...) wat tot
verzwakking van het oordeelsvermogen moet bijdragen. (...) De inkeer
en de wijding ontbreken. Inkeer nu tot het diepste in hem zelf en
wijding van het oogenblik zijn dingen, die de mensch om cultuur te
bezitten volstrekt noodig heeft. De gereede visueele suggestibiliteit
is het punt, waarop de reclame den modernen mensch aangrijpt en hem
in zijn zwak van verminderde oordeelskracht tast. (...) 'Nog
moeilijker te omschrijven is de werking der politieke reclame. (...)
Zeker is, dat de reclame, in al haar vormen, speculeert op een
verzwakt oordeel, en door haar buitensporige uitbreiding en
nadrukkelijkheid de verzwakking zelf in de hand werkt. Onze tijd
staat derhalve voor het benauwende feit, dat twee groote
cultuurwinsten, waarop men bij uitstek prat ging: het algemeen
onderwijs en de moderne publiciteit, in plaats van regelrecht tot
verhooging van het peil der cultuur te leiden, integendeel in hun
doorwerking zekere verschijnselen van ontaarding en verzwakking met
zich brengen. (...) Onderwijs maakt onder-wijs. Het is een
afschuwelijke woordspeling, maar zij bevat helaas diepen zin. Zal de
samenleving aan dit proces van geestelijke vervlakking hopeloos
overgeleverd blijven? Zal het nog steeds verder gaan? Of komt er een
punt, waar bij volledige doorwerking het euvel zichzelf opheft?
(...)" (19)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
9 januari 2021)
Verwijzingen:
(14)
Ib., pp. 38-42.
(15)
Ib., pp. 43-54.
(16)
Ib., pp. 55-57.
(17)
Ib., pp. 57-58.
(18)
Ib., pag. 59.
(19)
Ib., pp. 60-65.
08-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 13: "Het geestelijk lijden van onzen tijd"
Corona
en de heilige zaak:
Deel
13: "Het geestelijk lijden van onzen tijd"
"Wij
leven in een bezeten wereld. En wij weten
het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps
uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid
achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en
de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken." (1)Dit is de openingszin uit een in 1935 verschenen boek van de
Nederlandse historicus Johan Huizinga, getiteld:In
de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van
onzen tijd. Wat
verderop lezen wij: "De
feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogen, hoe bijna alle dingen,
die eenmaal vast en heilig schenen, wankel zijn geworden: waarheid en
menschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet meer
functioneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien
maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De
dreunende machine van dezen geweldigen tijd schijnt op het punt om
vast te loopen." (2)
Er
zijn wel degelijk gelijkenissen tussen de crisis van de jaren dertig
van de voorgaande eeuw en de huidige tijd. Het boek van Huizinga
situeert zich middenin dezelfde crisis die ook Spengler tot
cultuurpessimisme dreef en zij delen het wantrouwen in het
vooruitgangsgeloof terwijl Huizinga elk optimisme aan onwetendheid
wijdt: "Thans is het besef van midden in een hevige en
met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven tot in breede lagen
doorgedrongen. Spenglers Untergang
des Abendlandes is voor talloozen in de geheele wereld het
alarmsein geweest. Dit beteekent niet, dat al de lezers van het
beroemde boek zich tot de daar geboden inzichten hebben bekeerd. Maar
het heeft hen vertrouwd gemaakt met de gedachte aan mogelijkheid van
daling der huidige cultuur, waar zij te voren nog bevangen waren in
een onberedeneerd vooruitgangsgeloof. Een ongeschokt cultuuroptimisme
is voorloopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door gebrek aan
inzicht niet kunnen beseffen, wat er aan de cultuur ontbreekt, dus
zelf door het vervalsproces zijn aangetast, of voor hen, die in hun
maatschappelijke of politieke heilsleer de komende beschaving reeds
in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde
menschheid uit te schudden."
(3)
Het
gaat Huizinga niet alleen om de economische crisis van die tijd want
die is een teken van een cultuurcrisis: "Al is er geen
terug, het verleden kan toch leering behelzen, ons ter oriënteering
dienen. Zijn er historische gevallen aan te wijzen, waarin de
beschaving van een volk, een rijk, een werelddeel, door even zware
weeën ging als onze tijd?"
(4)
De
economische crisis van de jaren dertig was tevens een cultuurcrisis
en hij is uitgemond in de tweede wereldoorlog. Het gaat om
kenteringen die ook nu weer op til zijn en die zich in alle sectoren
laten voelen. Huizinga bekijkt de geschiedenis. Ook vroeger hebben
schokkende gebeurtenissen plaatsgehad, zo stelt hij, maar de huidige
zijn van een heel andere orde: "Zie eerst naar 1500.
De veranderingen zijn geweldig: de aarde ontdekt, de wereldbouw
ontraadseld, de Kerk gespleten, de drukpers in werking om het woord
in oneindig gestegen veelvuldigheid voort te telen, de middelen tot
den krijg versterkt, credietwezen en geldverkeer uitbundig groeiende,
het Grieksch hervonden, de oude bouwkunst versmaad, de kunst
ontplooid in titanische kracht. Zie vervolgens naar 1789'1815.
Opnieuw klinkt s werelds gebeuren met het geluid van den donder.
(...) In beide tijdperken schijnt op den eersten blik de seismograaf
der historie even heftig bewogen als thans. (...) Peilt men echter
dieper, dan blijkt toch spoedig, dat zoowel in het tijdperk van
renaissance en hervorming als in dat van revolutie en Napoleon de
grondslagen der samenleving minder zijn geschokt dan thans het geval
is. En vooral: in de beide oudere kritieke tijdperken blijven hoop en
idealen de algemeene cultuurstemming sterker domineeren dan thans het
geval schijnt. (...) De grondslagen der samenleving, zeiden wij,
omstreeks 1500 en omstreeks 1800, minder geschokt dan thans."
(5)
Huizinga
verwijst dan naar het opkomende atheïsme, naar de Eerste
Wereldoorlog, naar de klassenstrijd, naar de beurscrash en naar de
totale instorting van de economie en deze ontwrichting treft ook de
kunst en het geestesleven: stevenen wij net zoals de Romeinen af op
de barbarij? (6) Huizinga: "Wij weten het ten stelligste:
willen wij cultuur behouden, dan moeten wij voortgaan met cultuur te
scheppen." (7)
Cultuur
heeft te maken met een evenwicht tussen geestelijke en stoffelijke
goederen maar is vooreerst een zaak van ethiek, zo zegt Huizinga.
Vervolgens richt cultuur zich op een gemeenschappelijk ideaal of
heil. Maar vooral is cultuur het beheersen van natuur (8): "[De
mens] heeft zich een stuk natuur dienstbaar gemaakt. Hij beheerscht
de natuur, de vijandige en de schenkende. Hij heeft gereedschap
verworven, hij is homo faber geworden. Hij gebruikt die krachten tot
verwerven, van een levensbehoefte, tot vervaardigen, van een
werktuig, tot beschutten, van zich en de zijnen, tot vernietigen, van
jachtdier, roofdier of vijand. Voortaan verandert hij den loop van
het natuurleven, want al de gevolgen, met zijn werktuig
teweeggebracht, zouden zonder die macht niet zijn ingetreden."(9) Toch kan men bij dieren niet spreken over cultuur, want er is nog
iets nodig en dat is het vrije plichtsbesef en de dienstbaarheid.
Immers, "de ontworteling van het dienstbegrip in den
volksgeest is de meest verwoestende actie van het oppervlakkig
rationalisme der achttiende eeuw geweest." (10) "Dan
volgt nu de vraag: zijn in het tijdperk dat wij beleven de
grondvoorwaarden van cultuur vervuld?"
(11)
Huizinga
stelt vast dat er wel beheersing is van de stoffelijke natuur maar
niet van de menselijke. Bovendien ontbreekt ook het
gemeenschappelijke streven: elkeen streeft slechts het eigen heil na.
Alleen welstand, macht en veiligheid worden gemeenschappelijk
nagestreefd: "(...)
voortvloeiend uit het natuurinstinct, onveredeld door den geest.Reeds
de holbewoner kende deze idealen."
(12) Er is een
overproductie van zaken die eigenlijk niemand wenst te hebben, die
overbodig zijn, en dit terwijl er nood is en werkloosheid; kunst
wordt commercieel en ook het gezinsleven is ontwricht. (13) De
cultuur is met andere woorden inderdaad in verval.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
8 januari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Johan Huizinga, In
de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van
onzen tijd. Vijfde
druk 1936, H.D. Tjeen Willink & zoon n.v., Haarlem, pag. 1.
Het boek van Huizinga is als PDF beschikbaar op de volgende site:
Corona en de heilige zaak - Deel 12: De ondergang van het avondland - Aflevering 3: Onze beschaving is een stokoude man
Corona
en de heilige zaak:
Deel
12: De ondergang van het avondland
Aflevering
3: Onze beschaving is een stokoude man
De
symbolen konden bijna niet treffender zijn: de Amerikaanse president
Donald Trump en zijn aanhang als vertolkers van het voorspel van de
ergst denkbare tragedie die een democratie kan overkomen en de
hoogbejaarde president, Joe Biden, die de positie van onze ganse
westerse beschaving weerspiegelt die op haar laatste benen loopt.
De
Westerse cultuur is dood en wij bevinden ons in de fase van de
beschaving die in feite het stoffelijke overschot is van de
cultuur. Oswald Spengler schrijft dat de ondergang van het avondland
en het beschavingsprobleem een en dezelfde zaak zijn: de beschaving
is het onafwendbare noodlot van ongeacht welke cultuur; het is het
Gewordene (dat wat geweest is, wat geschiedenis is, wat verstard is,
wat al dood is) dat op het Worden zelf (het leven, dat wat zich aan
het ontwikkelen is of de cultuur) volgt; het onherroepelijke einde.
(1)
Spengler
vergelijkt onze beschaving met de Romeinse, die op de Griekse cultuur
volgt en die er het einde van is. De Romeinen waren immers barbaren:
brutaal, zielloos, zonder filosofie of kunst. De Griekse cultuur had
een ziel, de Romeinse beschaving was nog louter intellect. En dat
geldt ook voor alle andere beschavingen. (2)
Met
de verstedelijking verdort de 'Heimat', het volk dat met de aarde
vergroeid was, wordt vervangen door een nomade, een parasiet, een
kosmopoliet, een stadsmens, een massamens die zakelijk is,
intelligent, ongelovig en onvruchtbaar. Het geld regeert, de wereld
wordt een speelterrein voor miljonairs en de nieuwe mens heeft geen
toekomst meer en wil alleen nog brood en spelen. (3)
De
stenen kolos die de wereldstad is, symboliseert het einde van elke
grote cultuur. De mens wordt door zijn eigen schepping, de stad, in
bezit genomen, bezeten, eraan geofferd. De demonische stenen massa
symboliseert de dood zelf. (4)
De
stad heeft met geld te maken, het platteland met de geest; economie
en wetenschap staan diametraal tegenover elkaar: het ene zoekt
geldgewin, het andere begrip. (5) En de almacht van het geld
ondergraaft de geest en zo ook de democratie. Alles komt in het teken
van het geld te staan. (6)
(J.B.,
7 januari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Oswald Spengler, Der
Untergang des Abendlandes. Umrisse einder Morphologie der
Weltgeschichte,
Verlag C.H. Beck, München, Nachdruck 1973, p. 43v.: "Der
Untergang des Abendlandes, so betrachtet, bedeutet nichts Geringeres
als das Problem
der Zivilisation.( )
Die
Zivilisation ist das unausweichliche Schicksaleiner Kultur. (...) Zivilisationen
sind die äußerstenund künstlichsten
Zustände, deren eine höhere Art von Menschen fähig ist. Sie sind
ein Abschluß; sie folgen dem Werden als das Gewordene, dem Leben als
der Tod, der Entwicklung als die Starrheit, dem Lande und der
seelischen Kindheit, wie sie Dorik und Gotik zeigen, als das geistige
Greisentum und die steinerne, versteinernde Weltstadt. Sie sind ein
Ende, unwiderruflich, aber sie sind mit innerster Notwendigkeit immer
wieder erreicht worden."
(2) Ib. pag. 44: "Damit
erst wird man den Römer als den Nachfolger des Hellenen verstehen.
(...) Denn was hat es zu bedeuten (...) daß die Römer Barbaren
gewesen sind, Barbaren, die einem großen Aufschwung nicht
vorangehen, sondern ihn beschließen? Seelenlos, unphilosophisch,
ohne Kunst, rassehaft bis zum Brutalen, rücksichtslos auf reale
Erfolge haltend, stehen sie zwischen der hellenischen Kultur und dem
Nichts. (...) Griechische Seele und römischer Intellekt das ist
es. So unterscheiden sich Kultur und Zivilisation. (...)Die reine
Zivilisation als historischer Vorgang besteht in einem stufenweisen
Abbau
anorganisch gewordener, erstorbener Formen."
(3) Ib., pag. ...: "(...)
Statt einer Welt eine Stadt,
ein Punkt,
in dem sich das ganze Leben weiter Länder sammelt, während der Rest
verdorrt; statt eines formvollen, mit der Erde verwachsenen Volkes
ein neuer Nomade, ein Parasit, der Großstadtbewohner, der reine,
traditionslose, in formlos fluktuierender Masse auftretende
Tatsachenmensch, irreligiös, intelligent, unfruchtbar, mit einer
tiefen Abneigung gegen das Bauerntum (und dessen höchste Form, den
Landadel), also ein ungeheurer Schritt zum Anorganischen, zum Ende
was bedeutet das? (...) Die Weltstadt bedeutet den Kosmopolitismus an
Stelle der »Heimat« (...) Das Geld
als anorganische, abstrakte Größe, von allen Beziehungen zum Sinn
des fruchtbaren Bodens, zu den Werten einer ursprünglichen
Lebenshaltung gelöst das haben die Römer vor den Griechen
voraus. Von hier an ist eine vornehme Weltanschauung auch
eine Geldfrage. (...) eine Sache
für Millionäre. Zur Weltstadt gehört nicht ein Volk, sondern eine
Masse. Ihr Unverständnis für alles Überlieferte, in dem man die
Kultur
bekämpft (...) ihre der bäuerlichen Klugheit überlegene scharfe
und kühle Intelligenz, (...) das panem
et circenses, das heute wieder
in der Verkleidung von Lohnkampf und Sportplatz erscheint alles
das bezeichnet der endgültig abgeschlossenen Kultur (...), eine ganz
neue, späte und zukunftslose, aber unvermeidliche Form menschlicher
Existenz."
(4) Ib. pp. 673:
"Der Steinkoloß »Weltstadt«
steht am Ende des Lebenslaufes einer jeden großen Kultur. Der vom
Lande seelisch gestaltete Kulturmensch wird von seiner eigenen
Schöpfung, der Stadt, in Besitz genommen, besessen, zu ihrem
Geschöpf, ihrem ausführenden Organ, endlich zu ihrem Opfer gemacht.
Diese steinerne Masse ist die absolute Stadt. Ihr Bild, wie es sich
mit seiner großartigen Schönheit in die Lichtwelt des menschlichen
Auges zeichnet, enthält die ganze erhabene Todessymbolik des
endgültig »Gewordenen«. Der durchseelte Stein gotischer Bauten ist
im Verlauf einer tausendjährigen Stilgeschichte endlich zum
entseelten Material dieser dämonischen Steinwüste geworden."
(5) Ib., pp. 989v.:
"(...) das
Geld und der Geist. Sie
verhalten sich beide zu jenen wie die Seele der Stadt zu der des
Landes. Eigentum heißt von nun an Reichtum und Weltanschauung
Wissen: entheiligtes Schicksal und profane Kausalität. (...) Und
endlich stehen Wirtschaft und Wissenschaft selbst sich feindlich
gegenüber und wiederholen in dem Kampfe zwischen Geldgewinn und
Erkenntnis, zwischen Kontor
und Gelehrtenstube (...)."
(6) Ib. pp. 1130v.
06-01-2021
Corona en de heilige zaak - Intermezzo: De waarheid over vaccins als heiligschennis en de medische plicht tot wereldwijd bedrog
Corona
en de heilige zaak:
Intermezzo:
De waarheid over vaccins als heiligschennis en de medische plicht tot
wereldwijd bedrog
De
eed van Hippocrates bestaat niet meer. Die eed die elke arts moet
afleggen, houdt de belofte in nooit iemand kwaad te zullen doen. (1)
Maar een heel andere eed blijkt vandaag te worden gezworen: de eed op
de medische plicht tot wereldwijd bedrog.
Op
haar webstek vraagt de advocate meester Carine Knapen die zich in de
context van de rechtsstaat inzet voor de waarheid inzake het
coronagebeuren zich af of het stijgende aantal coronagevallen in het
UK en ook elders iets te maken kan hebben met de vaccinatiecampagne
aldaar, aangezien het tijdstip van de aanvang van de beide
gebeurtenissen hetzelfde is. (2)
En
kijk: het National Center for Biotechnology Information in
Rockville Pike, USA, laat weten via een dringende publicatie dat in
een studie over het Covid-19-vaccin werd ontdekt hoe de huidige
vaccins mensen ziek maken.
Maar
als kers op de taart wordt vervolgens de zaak 'getemperd' met het
commentaar dat het betrokken mechanisme te ingewikkeld is om de
argwaan van het publiek te kunnen wekken. Het ziek-maken gebeurt "via
antilichaamafhankelijke versterking", zo luidt het en dan staat
er: "Dit risico wordt voldoende verdoezeld in protocollen voor
klinische onderzoeken en toestemmingsformulieren voor lopende
covid-19-vaccinonderzoeken dat het onwaarschijnlijk is dat de patiënt
dit risico voldoende begrijpt, waardoor werkelijk geïnformeerde
toestemming van proefpersonen in deze onderzoeken wordt vermeden."
(sic!) Dat deze risico's niet werden medegedeeld aan
proefpersonen en nu evenmin worden medegedeeld aan patiënten die
zich laten vaccineren, druist uiteraard in tegen alle medische en
ethische regels. (3)
Mocht Hippocrates dit weten, hij draaide zich om
in zijn graf.
Corona en de heilige zaak - Deel 12: De ondergang van het avondland - aflevering 2
Corona
en de heilige zaak:
Deel
12: De ondergang van het avondland
Aflevering 2
De
uitvindingen in de achttiende eeuw die geleid hebben tot de
mechanisering van de arbeid en de massaproductie en die aldus de
zogenaamde Industriële Revolutie op gang brachten, hebben de mens
meer armslag gegeven en hebben hem bevrijd van een aantal beperkingen
maar die ontwikkeling heeft ook een keerzijde gehad. Machines zijn
dankbare werktuigen die een aanzienlijk deel van onze slavenarbeid
overnemen maar dichters en ook andere kunstenaars waarschuwden er
alras voor dat onze werktuigen ons boven het hoofd zouden groeien en
dat de rollen dreigden om te keren zodat wij de slaven van onze
machines worden: de ontlasting van het lichaam blijkt betaald te
moeten worden met een extra belasting van de ziel die immers onder de
voet wordt gelopen door het gevoelloze intellect dat deze
'hulpmiddelen' heeft uitgedacht en ontwikkeld.
Dit
probleem vormt het hoofdthema van Charlie Chaplin's Modern Times
dat in première ging in 1936. Dat was ook het jaar dat Oswald
Spengler stierf (hij was pas 56) en deze Duitse wis- en natuurkundige
en filosoof schreef een intrigerende geschiedenisfilosofie, getiteld
Der Untergang des Abendlandes. (1) Het boek dat toentertijd
een cultboek was, verdient ook vandaag enige aandacht omdat de
historische inzichten die Spengler ontwikkelde van toepassing zijn in
het genoemde problematische tijdsgewricht dat alvast in zijn optiek
tot op heden voortduurt en waarvan de pijnpunten oplichten in tijden
van crisis.
Vooraf
moet gezegd worden dat Spenglers filosofie een reactie is op het
vooruitgangsgeloof en op de idee dat het verloop van de geschiedenis
een doel zou hebben zoals dat wordt beleden in de christelijke
wereldvisie maar ook in de opvattingen van de Verlichting en de
Renaissance. Culturen, zo zegt Spengler, zijn een soort van
superorganismen: zij hebben een levenscyclus van enkele duizenden
jaren, zij kennen een opgang en een ondergang, zoals de seizoenen,
maar dan sterven zij.
Spengler
onderscheidt een achttal grote culturen die allemaal zelfstandige
eenheden zijn, of waren. Er zijn de magische culturen: de
Babylonische, de Egyptische, de Chinese, de Indische, de cultuur van
Maya's en Azteken en de Arabische. Dan zijn er nog de Apollinische
culturen, namelijk die van de Oude Grieken en de Romeinen. Tenslotte
zijn er nog de Faustiaanse of de moderne Westerse (Europese en
Amerikaanse) cultuur. Deze laatste, die onze huidige cultuur betreft,
verkeert momenteel in de fase van het verval: de cultuur zelf is in
feite al dood en wat rest heet 'beschaving': de beschaving is als het
ware het levenloze lichaam van de gestorven cultuur.
Kenmerkend
voor onze beschaving of dus voor de eindfase van onze cultuur zijn de
megasteden, de gerichtheid op het geld, het imperialisme, de
rivaliteit, het caesarisme, de opkomst van het lagere driftleven en
de oppervlakkigheid, het wegvallen van wetenschappelijke zekerheden
en van principes, het verval van de kunst tot modes en stijlen en de
opkomst van het atheïsme.
Vooral
Nietzsche en Goethe klinken door in het werk van Spengler die er
vooral op wijst dat in de huidige beschaving, de ziel of het
gevoelsleven - het élan vital van Henri Bergson - het zwaar
te verduren krijgt onder het juk van het intellect, het kille
verstand - het rechnende Denken van Martin Heidegger. We zijn
nu allemaal burgers maar we zijn niet langer mensen; we hebben nu
alles maar we zijn niemand meer; we zijn nu vrij om te denken wat we
willen maar we kunnen niet meer denken. Edoch, er is geen oplossing
voor die malaise: de tijd immers is onomkeerbaar, het is nu eenmaal
het noodlot dat organismen en ook de superorganismen die de culturen
zijn, een einde kennen.
Wanneer
wij vandaag moeten vaststellen dat het gebeuren rond de wereldwijde
pandemie beheerst wordt door de zucht naar geld en dat
wetenschappelijke waarheden verzwegen worden en verdraaid uit
winstbejag en ten koste van de mensen in wiens dienst zij zouden
moeten staan (2), dan kunnen we niet anders dan erkennen dat de macht
van het anonieme en geheel onpersoonlijke geld bijzonder
problematisch is in deze beschaving en Spengler wijdt er dan ook een
hoofdstuk aan in het tweede deel van zijn werk.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
6 januari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Spengler schrijft in zijn woord vooraf dat hij de eerste versie
van het boek al voor de oorlog maakte terwijl de twee delen
verschenen in respectievelijk 1918 en 1923.
Corona en de heilige zaak - Deel 12: De ondergang van het avondland - Aflevering 1
Corona
en de heilige zaak:
Deel
12: De ondergang van het avondland (1)
Aflevering
1
Als
tot voor kort een derde van het voedsel weggegooid werd en als dit nu
ingevolge de coronacrisis niet langer het geval is, dan gaat ook de
verkoop van het voedsel met een derde achteruit. Maar als de verkoop
achteruit gaat, is er overproductie en moet de productie worden
teruggeschroefd - met een derde - waardoor ook een derde van de jobs
welke te maken hebben met de voedselproductie, het transport, de
verdeling, de controle en zo meer gedoemd zijn om te sneuvelen. Een
derde van de werknemers die in de voedselketen aan de slag zijn,
worden werkloos. Het inkomen van wie werkloos worden, krimpt fors met
het gevolg dat werklozen minder kunnen consumeren: minder voedsel
maar vanzelfsprekend ook minder andere zaken. Opnieuw volgt daaruit
een overproductie: er moet minder geproduceerd worden waardoor weer
meer mensen werkloos worden: ziedaar de vicieuze cirkel die binnen de
kortste keren de hele economie tot stilstand kan brengen.
In
zijn Geschiedenis van de waanzin beschrijft Michel Foucault
hoe in de voorgaande eeuwen na het wegebben van de cholera in Europa
de opvangtehuizen voor de zieken een nieuwe bestemming kregen
toegewezen: bij de opkomst van de industriële revolutie had de
massaproductie ook en vooral massa's werklozen gemaakt en die werden
dan als landlopers gebrandmerkt, opgepakt en in die (in West-Europa
meer driehonderd) tehuizen opgesloten. Ze werden vervolgens verplicht
om te werken voor kost en inwoon, wat neerkomt op onbetaalde
dwangarbeid, en hun producten waren uiteraard goedkoper dan dezelfde
waren die door betaalde arbeiders in fabrieken werden voortgebracht,
waardoor die fabrieken niet langer konden concurreren met de
gestichten en failliet gingen zodat opnieuw meer mensen werkloos
werden, die dan weer als landlopers opgesloten werden in tehuizen
waar zij onbezoldigd dwangarbeid verrichtten en die vicieuze cirkel
ondermijnde op den duur de hele economie. In het huidige tijdperk
gebeurt iets gelijkaardigs: vierde wereldburgers worden tegen
belachelijke lonen aan het werk gezet, de legale arbeid kan die
concurrentie niet meer aan en faillissementen van legale bedrijven
zijn het gevolg. De arbeidsmarkt verglijdt naar de onderwereld en
politici hebben nergens nog vat op.
Bijna
negentig jaar geleden gebeurde iets dergelijks ten tijde van de grote
beurscrash in Wall Street, New York. In oktober 1929 kelderden de
beurzen en op 29 oktober van dat jaar zakte binnen een periode van
amper een paar uur, de waarde van het geld met zo maar eventjes
veertig percent. Foto's uit die tijd laten beelden zien van werklozen
die in lange rijen aanschuiven om een krant te kopen voor de
personeelsadvertenties. Door de werkloosheid devalueerde de munt nog
meer, de overproductie zorgde voor een prijzenval, er werd verkocht
met verlies en het ene bedrijf na het andere ging failliet, de
schuldenlast steeg overal en vooral in de VS was het volk ingevolge
de gebrekkige sociale voorzieningen aangewezen op weldadigheid
waardoor de godsdienst ging floreren en daardoor ook de
irrationaliteit als zodanig. Overal tastte de recessie niet alleen de
stoffelijke welvaart aan maar zij hypothekeerde ook de redelijkheid
en de vrijheid van het denken.
In
die context werden noodverordeningen ingevoerd die net zoals vandaag
in feite een grondwettelijke basis misten, waardoor grote
ontevredenheid ontstond. In Duitsland speelde die ontevredenheid in
de kaart van het irrationele nazisme: in 1933 kwam Hitler aan de
macht en de nazi's slaagden erin om het volk met theorieën vol van
leugens en verzinsels om de tuin te leiden. Een heuse rassenleer
kreeg voet aan wal en demonische plannen werden gesmeed voor het
kweken van een supervolk, voor de massale sterilisatie van ongewenste
burgers en vervolgens ook voor de schaamteloze uitroeiing op
industriële wijze van vermeende 'parasieten' en, niet te vergeten:
zondebokken. Want naar het vatten van de vermeende schuldigen voor de
economische malaise trachtte de massa om haar woedde daarop te kunnen
koelen. Willekeur heerste en er werd terreur gezaaid om het volk in
het gareel te houden.
Achteraf
heeft men zich erover verbaasd hoe het dan mogelijk was dat een zo
bekrompen geest als Adolf Hitler aan de macht kon komen maar
hetzelfde gebeurde bijna een eeuw later in de VS opnieuw met Donald
Trump: irrationele nationalistische gevoelens verwant aan
grootheidswaan gecombineerd met het afschuiven van de schuld op
zondebokken ofwel wraakzucht, brengen het ondenkbare op de planken.
En uiteraard is er dan geen uitweg meer: dat alles mondt uiteindelijk
uit in oorlog.
(J.B.,
4 januari 2020)
Verwijzingen:
(1)
Der Untergang des Abendlandes (1918-1923) is de titel van een
boek van Oswald Spengler.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: