Gesprekken met Omsk Van Togenbirger over de dood
Vierde gesprek
– Omsk Van Togenbirger, u introduceert het begrip 'geest' maar het 'scheermes van Ockham' gebiedt dat de meest eenvoudige verklaringen de voorrang verdienen: waarom dat begrip, als een verklaring van het leven mogelijk is met alleen maar het stoffelijke beginsel?
– Sta mij toe om eerst op te merken dat het scheermes weliswaar iets waarachtigs is maar even mooi klinkt het principe dat het hemd nader is dan de rok en dan zou u met bisschop Berkeley kunnen inzien dat de stof overbodig kan bevonden worden en dat dan alles verklaarbaar wordt vanuit alleen maar de geest. Maar afgezien daarvan: het punt is hier, mijn beste, dat er voor het leven helemaal geen verklaring bestaat en al zeker niet vanuit de opvatting dat het karakter van de werkelijkheid materieel is: dat is niet alleen onzin, het is klinkklare onzin.
– Daarover bestaat nochtans een consensus onder een meerderheid van wetenschappers...
– Volgens een meerderheid van Amerikanen is Donald Trump de uitgelezen man om de wereld te leiden. Neen, ik vrees dat u hier andermaal het punt mist: het is niet aan wetenschappers om een consensus te hebben over de aard van de werkelijkheid; dat is niet hun taak, dat is geen onderwerp dat door de wetenschappen wordt behandeld, het is een kerntaak van de filosofie. In eender welke wetenschap vertrekt men van aannames en die verschillen onderling; men kan niet aan wetenschap doen zonder de aannames van de wetenschap in kwestie te erkennen.
– Dat is duidelijk, ja.
– Ik ga kort door de bocht als ik zeg dat bijvoorbeeld de klassieke westerse geneeskunde aanneemt aan dat alles verklaarbaar is met alleen maar stof, maar eigenlijk moet zij daarvan uitgaan van zodra haar therapieën materieel-energetisch van aard zijn. Het is de Trumpistische wereld die dat zo wil om redenen van economische verhandelbaarheid want in een kapitalistisch systeem is geneeskunde ook en vooreerst big business.
– Onvermijdelijk...
Pas op, ik beweer niet dat filosofen geen rekening moeten houden met wetenschappelijke bevindingen - de wetenschappen spruiten voort uit de filosofie en iedereen is eraan gehouden om rekening te houden met principieel alles - maar die bevindingen moeten wel relevant zijn.
– Relevant?
– Ja, betekenisvol: ze moeten betrekking hebben op de werkelijkheid.
– Dat lijkt mij nog wat duister. Kunt u dat illustreren?
– Neem de algebra als uitgangspunt. Dat is geen wetenschap, het is een 'spel' dat aangewend wordt in de wetenschappen, maar goed, dit is louter illustratief. Volgt u?
– Jawel.
– Kunt u loochenen dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf?
– In geen geval.
– En waarom bent u daar zo zeker van?
– Wel, ik zei bijna: omdat het wetenschap is... maar de algebra is geen wetenschap, zei u zopas.
– Neen, maar de reden waarom u niet kan loochenen dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf, ligt in het feit dat de beoefening van de algebra zekere aannames veronderstelt. In dit geval zijn dat de zogenaamde axioma's van Peano. Ik zal dat hier niet uitleggen en ik versimpel de zaken.
– Graag...
– Het gaat om spelregels die vaststellen wat natuurlijke getallen zijn en hoe hun rij gevormd wordt. We vertrekken bij nul en door bij nul eentje op te tellen, bekomen we twee en zo verder de hele rij. Er moet bijvoorbeeld ook worden vastgelegd wat gelijkheid is en zo meer. De bewerkingen, zoals de optelling, moeten vanzelfsprekend ook worden vastgelegd. Maar eenmaal dat alles bepaald werd, werkt de algebra, wat wil zeggen dat voor iedereen altijd zal gelden dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf. Of dat zes maal zeven, tweeënveertig is. Het spel is dan voor iedereen altijd hetzelfde, wat wil zeggen dat de algebra bestaat. En dat ze bestaat, betekent dat ze bestaat voor al degenen die haar beginselen aannemen. Ze staat dus niet op zichzelf zoals een boom maar wel zoals een spel, ze vereist dus nog altijd spelers. Akkoord?
– Dat begrijp ik.
– René Descartes, die ook een wiskundige was, spreekt op een bepaald ogenblik over een spook dat hij ontwaart terwijl hij nadenkt over de wiskunde. De wiskundige waarheden, zo zegt hij, zijn zodanig waar dat ze ook waar zijn in de droom. Ze zijn waar in de werkelijkheid maar ook in de droom geldt dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan vijf en dat de som van de hoeken van een driehoek gelijk is aan honderdtachtig graden. Men kan dus in de werkelijkheid geen driehoek vinden met een hoekensom die verschilt van honderdtachtig graden maar men kan dat ook niet dromen, begrijp u? Dat twee opgeteld bij drie gelijk is aan zeven, kan ook in de droom niet kloppen. En ziet u wat de reden hiervoor is?
– Zegt u het maar.
– Het is de wiskunde om het even of zij in de werkelijkheid beoefend wordt of in de droom! Het maakt haar helemaal niets uit! De wiskunde staat helemaal niet in betrekking tot de werkelijkheid!
– Wat u nu zegt...
– De algebra bijvoorbeeld is een spel dat alleen maar naar zijn eigen aannames verwijst. Men kan erin opgaan en de illusie krijgen dat het gaat om een realiteit die buiten ons bestaat maar dat is bedrog. De algebra is dus niet relevant met betrekking tot de werkelijkheid.
– Vreemd...
– Het is niet vreemd, het is vanzelfsprekend. Nu, de rekenkunde kan wel benut worden in de wetenschappen die wél werkelijkheidswaarde kunnen hebben maar men moet zich ervan bewust blijven dat hier inductie in het spel is: wij leggen die dingen in de werkelijkheid, we proberen ze daar in te passen omdat we denken alles duidelijker te zullen maken maar soms werkt dat averecht. Nu zou het ons veel te ver brengen om ook hier over door te bomen maar het mag nu wel duidelijk zijn wat hier bedoeld wordt met relevantie.
– Nu hadden we het over het materialistisch wereldbeeld dat u onzin noemt.
– Ja, we hebben het over het fysicalisme en daaronder wordt iets verstaan dat in feite onmogelijk is: het fysicalisme is het 'filosofisch' wereldbeeld dat vertrekt van de aannames die ook in de fysica gelden. Maar u begrijpt dat eenmaal men van zekere aannames vertrekt, men die sowieso niet meer in vraag stelt!
– Uiteraard...
– Men bevindt zich dan ook niet langer op het terrein van de filosofie.
– Men bevindt zich op het terrein van de fysica?
– Van zodra men vertrekt van de aannames van de fysica en men gaat dat filosofie noemen, beweert men impliciet dat de filosofie niet bestaat. Men zegt dan eigenlijk dat de fysica de wetenschap is die naar de grondslagen van de werkelijkheid zoekt en dat alle vraagstellingen buiten dat gebied van geen tel meer zijn.
– Het einde van de filosofie?
– Wel, waar men de aannames van het spel niet meer in vraag mag stellen, worden zij verabsoluteerd, ziet u?
– Ja...
– We belanden dan omzeggens in een dictatuur. En merk nu op, mijn beste, dat we hier spreken over een geestelijke dictatuur.
– Wat een paradox!
– Een dictatuur die onder meer zegt dat er alleen maar stof bestaat: ruimte, tijd, materie, energie...
– En de geest is een product van de hersenwerking?
– Bijvoorbeeld. Maar u begrijpt dat dit de werkelijkheid wel bijzonder erg verarmt en ik wil alleen maar de vergelijking maken met het reduceren van alle dingen tot hun markteconomische waarde: alles is herleidbaar tot zijn prijskaartje, dat ook nog eens variabel is, zodat het respect voor de mens verdwijnt en dus ook de mens zelf, die in die optiek immers perfect verwisselbaar wordt, reproduceerbaar, vervangbaar. En dan, mijn beste, bestaat er ook geen enkele reden meer om geen oorlog te voeren. Om maar iets te zeggen.
– Maar we zijn al zover...
– Driewerf helaas.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 14 juli 2025)
|