Democratie en immoraliteit
Democratie of de macht aan het volk is een goede zaak als het volk weet wat goed is. Maar wanneer heeft een volk kennis van wat goed is? Hier speelt, wat men noemt, 'la présence de l'absent': het is door iedereen geweten dat een mens het goede pas kent en kan appreciëren als hij het eerst heeft moeten missen. Voor een volk is dat niet anders: zolang een volk mensen telt die oorlog en ontbering hebben gekend, kan het door hen gewaarschuwd worden maar als die 'laatste getuigen' weg zijn, kan het ook snel bergaf gaan met het moreel bewustzijn.
Democratie is goed voor een volk dat weet wat goed is en derhalve voor een volk dat weet wat het betekent te moeten lijden. Dat was beslist het geval voor het Westen van na de twee wereldoorlogen. In W.O.I vielen 17 miljoen slachtoffers waarvan 7 miljoen burgers. Het leven in de loopgraven was een hel, vele soldaten kregen shellshock (oorlogsneurose): getraumatiseerde soldaten praatten met zichzelf, met hun doden of met de ratten. Het menselijk leed van W.O.I werd gesymboliseerd in het Treurend ouderpaar van Käthe Kollwitz dat achteraan op de begraafplaats in Vladslo staat. De nationaliteit van de begraven slachtoffers speelt helemaal geen rol meer en voor het leed bestaat geen soelaas, de vader en de moeder van de gesneuvelde soldaat zoeken bij elkaar geen troost meer, hun beelden staan apart.
Van de bijna 2 miljard mensen die betrokken waren in W.O.II, stierven er 72 miljoen of 3,7 percent, waarvan meer dan de helft burgerslachtoffers. Zo bijvoorbeeld 86.100 (van de in 1939 8,4 miljoen) Belgen, 198.800 Nederlanders, 562.000 Fransen en 450.400 Britten. Maar als men over de kerkhoven van meestal dode tieners en twintigers wandelt, zijn het meest schokkend de ontelbare graven van 'vreemdelingen' die wij nu als lastpakken weren, terwijl zij toentertijd helemaal niet als 'illegalen' golden: heel wat gesneuvelden waren onwetenden, gerekruteerd uit Westerse kolonies in de derde wereld.
Zo bijvoorbeeld vielen er uit de Britse kolonies 272.000 Birmezen, 205.000 Ethiopiërs en 1,6 miljoen Indiërs alsook 1 miljoen mensen uit Frans Indo-China, 147.000 uit de Filipijnen (onder Amerikaans bewind) en 4 miljoen uit Nederlands-Indië.
Men weet de dingen pas naar waarde te schatten als men ze heeft moeten missen en zo kan een bevolking die het oorlogsleed doorstaan heeft, goed en kwaad onderscheiden, de vrijheid appreciëren en de democratie. Maar na amper enkele generaties, als de laatste getuigen weg zijn en is men gewend geraakt aan de welvaart, men wordt alras blasé, men weet niet langer wat goed is en een democratische staatsvorm wordt een bijzonder problematisch gegeven.
De democratie brengt immers lieden aan de macht die de volkeren welke zij toentertijd aan de vijand opofferden als kanonnenvlees, vandaag het land uitzetten omdat zij niet langer door het volk gewenst zijn. Want die populisten zijn de stem van het volk, dat omtrent zijn geschiedenis volstrekt onwetend blijkt.
Ondankbaarheid neemt de plaats in van eerbetoon en de zorg voor het zo moeizaam verworven en kostbare bezit van de vrijheid laat te wensen over. De mensen kunnen de nieuwe volksmenners, de populisten, de zich in de vorm van messiassen aanbiedende dictators niet langer herkennen precies omdat zij hun vrijheid niet meer naar waarde weten te schatten en zij laten zich verleiden door leugens die zij niet meer als zodanig kunnen zien omdat het contact met de waarheid zoek is: men staat niet meer met de twee voeten op de grond, men wordt opgelicht.
De generatie die nog in de oorlog had gevochten, kende het klappen van de zweep en zij voedden hun kinderen op met in het achterhoofd het te allen prijze te vermijden leed dat hen getekend had. Hun kleinkinderen hadden nog amper aandacht voor wat die 'oudjes' te vertellen hadden en de generatie die daar op volgt, hoort al helemaal niets meer uit de eerste hand, zij moeten het hebben van saaie geschiedenislessen op school, als die niet al zijn afgeschaft door even zelfingenomen als onwetende politici die menen dat studeren en vanbuiten leren helemaal geen zin heeft zolang men weet waar men de kennis vinden kan. Alsof kennis een bezit was waarover men beschikken kon zoals men over zijn geld beschikt.
Sommigen vinden geschiedenislessen al te saai omdat zij menen dat het over feiten gaat die men dan in zijn hoofd moet prenten, wat immers pijn doet als men dat niet wil. De kapitalistische economie heeft kennis tot een bezit gereduceerd dat men kan opbergen in boeken of stockeren op een chip. De illusie werd geschapen dat men wetenschap bezitten kan zoals men een bibliotheek bezit of een museum; de illusie dat men de geschiedenis kan digitaliseren en aldus bewaren voor de eeuwigheid zonder ooit een uur te hoeven spenderen aan het verhaal van de histories dat, evenzeer als muziek en literatuur, een proces is dat zich afspeelt in de tijd en dat men zich nooit eigen maken kan zonder het offer van vaak jarenlange studie. Houdt men zich niet (op die manier) met de geschiedenis bezig, zoals ooit een wijze het zegde, dan zal de geschiedenis zich bezighouden met ons: niet wij bezitten de kennis, het is de kennis die ons bezit. Zonder de nodige investering van tijd en aandacht, laat staan van empathie, betekent het verslag van feiten voor opvoedelingen even veel of even weinig als muziekpartituren die men hoort te lezen zonder dat de muziek die zij dragen, door uitvoerende muzikanten tot leven worden gewekt.
Democratie of de macht aan het volk is een goede zaak zolang het volk het leed meedraagt uit het verleden want zo lang is het in staat om goed en kwaad te onderscheiden. Is dat niet langer het geval, dan keert zich die macht, ook al heet zij democratie, tegen het volk zelf. Plato zegde ooit dat de dictatuur de beste staatsvorm is maar dan wel op voorwaarde dat de dictator goed is en bekwaam. Dat laatste kan echter nooit het geval zijn waar de dictatuur resulteert uit een geperverteerde democratie omdat populisten demagogen zijn, ze zijn sowieso corrupt en ze handelen louter uit eigenbelang.
(J.B., 19 januari 2025)
|