Over
de uitroeiing van bejaarden
1.
Grote
geleerden uit de voorgaande decennia hebben erop gewezen dat de zorg
voor het kroost geen zelfopoffering zou vergen vanwege de ouders
omdat mensen zich hierin allerminst onderscheiden van de andere
dieren die immers amoreel handelen terwijl het er anders zou
aan toe gaan inzake de zorg van de kinderen voor hun ouders: alleen
mensen zouden hiertoe in staat zijn. Inmiddels hebben etiologen ook
bij niet-menselijke dieren altruïstisch gedrag ontdekt dat niet
direct zou te maken hebben met het soortbehoud en andersom blijken
ook mensen in staat tot vormen van egoïsme die men zelfs bij
wreedaardige dieren niet terugvindt maar de interpretaties van die
bevindingen blijken nogal uiteen te lopen. Volgens sommigen staat
niet het mens-zijn garant voor het overstijgen van het recht van de
sterkste maar veeleer het christendom en de daaruit voortvloeiende
beschaving die zich immers sterk onderscheidt van talrijke
meedogenloze en barbaarse culturen: het ethisch besef is naar hun
zeggen niet afkomstig van de menselijke natuur doch van de
bovennatuur welke door de Godmens Christus in de natuurlijke wereld
wordt naar binnen gebracht om deze op te tillen naar een hoger
bestaansniveau. Hoe dan ook ziet men hoe in werelden die niet of nog
niet gechristianiseerd werden, vaak een volkomen afwezigheid van de
belangeloosheid welke de christelijke caritas kenmerkt waaraan men zo
gewoon geworden was. Edoch, nog veel frappanter en tevens redelijk
angstwekkend is het in het westen terugkerende egoïsme dat gestaag
het wegebben van het christendom begeleidt. Het lugubere verschijnsel
blijft voor velen vooralsnog verborgen omdat het verkapt wordt door
een sociaal en politiek geïnstitutionaliseerde solidariteit die
eveneens haar wortels in het christendom heeft gehad en die men
'normaal' is gaan vinden terwijl zij eigenlijk allerminst natuurlijk
is. Maar samen met de christelijke ethiek ziet men in onze contreien
deze solidariteit sinds enkele decennia afbrokkelen en dat proces zet
zich in met het verdwijnen van het universaliteitsbeginsel: de
menselijke solidariteit is niet langer de solidariteit onder alle
mensen wat bij uitstek een christelijk idee is, een gedachte die
zich kristalliseert in de betekenis van de term 'katholicisme' want
'katholicos' betekent 'universeel' maar zij beperkt zich tot de
mensen van het eigen werelddeel, tot de landgenoten, tot de
streekgenoten of nog enger, zoals bijvoorbeeld daar waar zij zich
beperkt tot de leeftijdgenoten. En die verenging houdt allerminst
halt bij het egoïsme want ook het ego wordt nog verder opgedeeld,
zoals dat het geval is bij allerlei verslavingen, waar deelsystemen
van een individu eisen stellen welke de persoon in kwestie moet
inwilligen en soms zelfs met zijn leven moet betalen: de maag
controleert de hersenen, de morfine-, alcohol- of nicotinereceptoren
bepalen de gedachten en de ideologie van het betrokken individu en
zij controleren zijn gedrag. En ook in de andere richting extern
aan de mens geldt niet langer het personalisme de ideologie
waarbij de (menselijke) persoon centraal staat en waar diens geluk
het einddoel is van alle streven maar een volkomen
gefragmenteerde en gedepersonaliseerde werkelijkheid die niet langer
bestuurd wordt door een wil maar door onpersoonlijke, anonieme en
blinde tendensen zoals de koers van een munt, allerlei
belangengroepen welke als abstracte eenheden hun belanghebbers
overleven en overstijgen, economieën en industrieën, wisselende
modes en mentaliteiten of 'geesten' die in feite datgene gemeen
hebben met kanker dat aan hun groei nooit een einde kan komen omdat
zij als zodanig onverzadigbaar zijn: men kan nooit rijk genoeg zijn,
het genot moet zonder grenzen opgedreven kunnen worden, het
energieverbruik moet samen met de economische groei eindeloos
aangezwengeld worden, het enige moto luidt: altius, citius,
fortius en concurrentie vervangt samenwerking, leidt tot
monopolievorming, dictatuur en oorlog met als uiteindelijke uitkomst
de dood voor allen.
Vreemd
genoeg is het pas de bewustwording van onze eindigheid die als enige
met een krachtdadige stem aan deze waanzin een halt kan toeroepen:
het bewustzijn van de eindigheid gaat gepaard met het zich realiseren
van het bedrog van de droom waarin wij het echte leven voor een spel
geloofden te mogen houden. De ernst keert pas terug als het de tijd
menens wordt, als de krachten beperkt blijken en bijna op, als de
bodem van de geldbeugel in zicht komt, als de voorraad aan
grondstoffen slinkt, als de krachten uitgeput raken en de honger zich
laat voelen. Pas de pijn drukt ons weer met de neus op de feiten,
wekt ons abrupt uit het bedrog van de droom, herinnert ons aan de
afspraken die ons bestaan dragen en die wij vergaten terwijl zij op
hun beurt ons allerminst kunnen vergeten omdat het leven nu eenmaal
niet wordt gedragen door wensen en verlangens maar door harde regels
en door overeenkomsten met een geheugen zo feilloos als de
natuurwetten zelf. En de bevinding van de eindigheid van het bestaan
concentreert zich in de bejaarde, in de mens die zijn jaren begint te
tellen en die vaststelt dat zijn tijd er bijna op zit: hij kan de
verblinding niet langer handhaven, hij wordt met hoogdringendheid en
tegen heug en meug tot ziener gemaakt en als hij zich niet in het
verderf stort maar daarentegen rechtuit spreekt, blijkt hij in het
bezit van een wetenschap waarvoor alle anderen op de vlucht zijn. En
dat is ook de eigenlijke reden waarom de bejaarde uiteraard op
onvoorstelbaar gesofisticeerde manieren door elke beschaving die
haar illusies wenst te handhaven, uitgeschakeld wordt.
2.

In
feite is de bejaarde de door de natuur tot dissident verheven mens
'verheven', want het heersende regime is alles behalve goed, het is
repressief omdat het haar ontmaskering niet kan dulden. Reeds in het
jonge christendom wordt bij de vierde-eeuwse Augustinus van Hippo een
onderscheid gemaakt tussen het rijk van de wereld (civitas
terrena) en het rijk van God (civitas caelestis of civitas
Dei), uitvoerig uitgewerkt in de waanzinnige dertiende eeuw door
Thomas Aquinas. In de katholieke theologie kan men het geluk pas
bereiken doorheen het lijden dat in de navolging van Christus uit de
wereldse beproevingen volgt aan welke men dient te verzaken en ook in
de hedendaagse theologie geldt dat er zonder de kruisdood geen
opstanding mogelijk is. In de Faustlegende ruilt het hoofdpersonage
zijn eeuwige ziel voor tijdelijk aards voordeel, wat suggereert dat
de twee elkaar uitsluiten en dat derhalve het leed een noodzaak is
voor het hemelse geluk waaraan het wereldse moet opgeofferd worden.
Atheïsten zien in die opvatting enkel zelfbedrog: de gelovige
probeert het lijden te aanvaarden en goed te praten door er een zin
aan toe te kennen en het als noodzakelijk uit te leggen maar ook die
atheïstische verklaring doet niets af aan de realiteit van het
lijden waarmee wij nu eenmaal moeten leven, alle 'pijnstillers' ten
spijt. De dood te aanvaarden als de ultieme pijnstiller is een
onverstand vanjewelste en te spreken van het meesterschap over het
leven waar het euthanasie betreft, is de zaken op hun kop zetten
omdat er voor moord nu eenmaal geen andere kennis vereist wordt dan
deze waarover zelfs de laagste dieren beschikken, maar wij leven nu
eenmaal in de waanzinnige eenentwintigste eeuw.
Alleen
al door er te zijn confronteert de bejaarde de mens met de
onafwendbaarheid van zijn lot tenminste als hij zichtbaar is want
precies daar ligt het paard gebonden: onze bedrieglijke samenleving
doet er alles aan om haar bejaarden onzichtbaar te maken. Zij
worden uit het actieve leven gehaald, naar hun mening wordt niet meer
gevraagd, zij worden door de jongere en onwetende generaties
paternalistisch benaderd, behandeld met pedanterie, betutteld en
geïnfantiliseerd. Maar dat is slechts een fase welke voorafgaat aan
de eigenlijke doodsteek.
Sinds
jaar en dag weten wij allen dat sociale uitsluiting en moord een en
dezelfde handeling zijn: karaktermoord gaat vooraf aan moord en
bestaat erin dat het slachtoffer niet langer als mens benaderd wordt
en het lot deelt van wie zichzelf hebben overleefd. De geschiedenis
van de heksen van Salem waarbij weerlozen gedemoniseerd worden en op
grond daarvan veroordeeld en omgebracht is het archetype van deze
gruwelijke vorm van misdaad. Zij herhaalt zich telkenmale daar waar
een bejaarde dement verklaard wordt op grond van het feit dat zijn
prestatievermogen achteruitgaat, dat hij trager en vergeetachtiger
wordt en zich vaker vergist allemaal normale verschijnselen
bij mensen op jaren. Of ware het dan veeleer normaal wanneer men op
tachtigjarige leeftijd rapper kon lopen of spraakzamer was dan als
jonge twintiger?
De
vernietiging van de oude mens start met het tot patiënt verklaren
van de persoon in kwestie de geneeskundige sector wil immers van
elke burger een dossier zoals ook de banksector van iedereen een
fiche aanlegt van klanten én van potentiële klanten en dat is
al de rest en zoals de staat iedereen tot het burgerschap heeft
veroordeeld nog van voor zijn geboorte. Soms is dat een zegen, soms
ook niet, maar het probleem is wel dat al deze instellingen welke
aanvankelijk ten dienste stonden van de mensen, mede onder de invloed
van het tanende christendom, het middel met het doel hebben
verwisseld zodat zij vandaag in heel wat gevallen de mensen tot hun
eigen nut hebben gemaakt. De toestand is dermate ernstig dat ook de
directe toekomst van de mensheid aan de haak wordt gehangen: vaak
staan zelfs onze scholen niet langer ten dienste van de opvoedelingen
maar worden daarentegen de kinderen door hen feitelijk als klanten
beschouwd, getuige hun verborgen agenda waarin zij de leerkrachten
ertoe aanzetten om geen eisen meer te stellen aan de leerlingen en
dat met de verborgen reden dat zij anders de school zullen verlaten
zodat het personeel werkloos achterblijft: Denk eraan dat elke
leerling anderhalf lesuur waard is! zo klinkt het tijdens de
besloten vergaderingen van de leerkrachten uit de mond van een voor
zijn eigen job bezorgde directeur, weliswaar nadat deze eerst
gewaarschuwd heeft dat voor al het in de vergadering besprokene
geheimhouding geldt. Leerkrachten die zich daar niet aan houden,
verliezen sowieso hun werk en op deze manier speelt de macht van het
geld haar troeven uit... in de civitas terrena. Met
betrekking tot de bejaarden die helemaal geen zorgzame ouders meer
hebben en vaak ook geen kinderen waarin zij hun vertrouwen kunnen
stellen, wordt vanzelfsprekend een nog veel omvangrijker carrousel op
touw gezet, temeer daar zij behalve weerloos vaak ook gefortuneerd
zijn, wat concreet betekent dat zich plotseling allerlei menslievende
personages en instellingen komen aandienen om de last voor de zorg
voor dat fortuin van hun schouders te nemen of te helpen dragen. Dat
zal de bejaarde waarschijnlijk worst wezen omdat zijn tijd op aarde
er bijna op zit maar op de drempel van de civitas caelestis,
is het zijn gelatenheid ter zake welke onmiskenbaar waarschuwt voor
een lot waaraan geen mens ooit is ontsnapt.
3.
Oud worden als zodanig is niet per se problematisch maar
dat wordt het wel vanaf het ogenblik dat men het opgeplakte etiket
'oud' beaamt omdat betutteling heteronoom maakt, de zelfzekerheid
aantast en daardoor ook de zelfstandigheid: men wordt afhankelijk van
derden die er in feite op uit zijn om zich boven de betuttelden te
positioneren in een pikorde waarvan zij de agenda bepalen. Bejaarden
worden dikwijls genoeg valselijk voor onverstandig gehouden terwijl
zij alleen maar niet antwoorden op vragen omdat ze hardhorig zijn.
Bejaarden zijn vaak minder spraakzaam, niet uit onwetendheid maar
omdat de staat van hun gebit hun de spraak bemoeilijkt ofwel omdat
zij geleerd hebben dat zwijgen soms het beste is. Bejaarden zijn
slecht te been terwijl er vaak niets mis is met hun benen, het
ontbreekt hen alleen aan ruimte om te lopen in de zorginstelling
zonder tuin waarin zij opgesloten zitten. Als gevangenen worden zij
onwillekeurig beschouwd als onzelfstandigen of als (geestes)zieken en
onder meer om die reden krijgen zij in instellingen zelden bezoek.
Zelf hebben zij ook moeite met het overbruggen van de afstanden die
hen scheiden van hun bekenden, zodat zij minder converseren en het
daardoor op den duur dan ook verleren om te communiceren, precies
zoals zij het verleren om te lopen bij gebrek aan ruimte. Het lichaam
en de geest zijn er nog maar bejaarden worden al te vaak beroofd van
de mogelijkheden om die twee te laten functioneren met reeds na zeer
korte tijd het teniet gaan van die bekwaamheden want bijvoorbeeld de
atrofie van het spierapparaat dat ons in staat stelt om te lopen,
treedt al in na twee weken bedlegerigheid. Voor hun gebreken zijn
bejaarden aldus zelden zelf verantwoordelijk: de schuldige is meestal
de allerminst bejaardenvriendelijke maatschappij die de schijn hoog
wil houden van een aards paradijs met als wetenschappelijk
hoogstandje de eeuwige jeugd alles wat niet beantwoordt aan de
bedrieglijke droom, verdwijnt achter de façade in vergeetputten en
crypten. En het aantal van die 'verdwijningen' neemt hals over kop
toe: in 2016 telde België bijna drie miljoen zestig-plussers
bijna een derde van de bevolking en in 2050 zullen dat er vier
miljoen zijn of bijna de helft van de bevolking. In 2060 zal de helft
van de Belgen met pensioen zijn. (°) Maar misschien zal dat het tij
doen keren, want de bejaarden worden gewis een meerderheid en wij
leven in een democratie...
(J.B.,
29.10 02.11.2018)
Verwijzingen:
(°) https://wonenna60.be/de-vergrijzingstsunami/
|