De gruwel van de concentratiekampen uit de tweede wereldoorlog blijft er ondanks alles uitzien als iets dat eigenlijk op een gans andere planeet thuishoort ofwel als een absurd toneelstuk of een filmscenario dat zich niet in onze werkelijkheid heeft afgespeeld maar op de planken of op het witte doek. Een bijzonder goed teken is dat echter niet, want die verbazing getuigt wezenlijk van een flagrant tekort aan empathie of inlevingsvermogen, hetwelke onontbeerlijk is, alleen al voor een goed begrip van het gebeurde. Zoals de ethicus dr. Gie van den Berghe het stelt, is niet de empathie met de slachtoffers doch het vermogen om zich te verplaatsen in de schoenen van de daders, de grootste uitdaging voor wie begrip nastreven met het oog op beterschap inzake het lot van een vooralsnog door haat verdeelde mensheid. In Gott mit uns begint Gie van den Berghe zijn betoog meteen met het zich inleven in de daders: de gevangennemingen gebeurden zogezegd ter bescherming van deze gevangenen tegen zichzelf, en de 'marginalen' werden aanvankelijk heropvoedbaar geacht en omschoolbaar tot nazi-volgelingen, behalve dan de erfelijk belasten, de biologisch minderwaardigen zoals joden, zigeuners en gehandicapten. Men vergeleek de maatschappij met een mand appelen waaruit de rotte exemplaren verwijderd moesten worden voor het welzijn van de rest, en menselijke gevoelens bij de massale dwangsterilisatie (/ontmanning) en de 'genadedood' (/euthanasie) werden als misplaatst bestempeld, men verwachtte immers van de slachtoffers dat zij instemden met hun offer aan het nageslacht. Gie van den Berghe: "De paradox tussen genezen en doden verdwijnt als al wie van de norm afwijkt, de abnormalen, als ziektekiemen worden gezien, als de ander wordt gepathologiseerd". (1)
Op die manier ontdoet de dader zich van zijn verantwoordelijkheid, want in feite zegt hij: "De abnormale kan het niet helpen dat hij niet normaal is, het is dus niet zijn schuld dat hij moet gedood worden". Het gedood worden wordt met andere woorden gelijkgesteld aan het sterven zelf, alsof het vanzelfsprekend was én alsof het vanzelf gebeurde, wat wil zeggen: helemaal zònder dader. De dader immers acht zichzelf in dat geval een nuttig werktuig van moeder natuur die voor het heil van het nageslacht het kaf van het koren scheidt en het dan verbrandt. De dader is hier hij die instemt met het recht van de sterkste of met de survival of the fittest en die daar ook zijn volle medewerking aan verleent: niemand kan immers loochenen dat een maatschappij met bijna alleen maar sterke en gezonde mensen, verleidelijker is dan een maatschappij waarin sommigen erop wijzen dat de zwakken, de zwakzinnigen en de zieken thuis verzorgd worden door de gezonden terwijl deze laatsten op de koop toe voor het heil van hun zieken gaan sneuvelen aan het front. Dat het de eigen weerloze kinderen en zieke ouders en grootouders zijn die men zowel tegen natuurlijke als tegen maatschappelijke vijanden verdedigt, verzwijgt men in die reductionistische en geheel ontmenselijkte voorstelling van zaken die vandaag helaas op steeds agressievere manieren rechten gaat opeisen die ze helemaal niet heeft.
Ontmenselijking lijkt wel met verwetenschappelijking samen te gaan, en er zijn inzake de verhoudig tussen intellectualiteit en empathie twee elkaar tegensprekende theorieën gangbaar welke elk simplistisch zijn en dus fout. De ene theorie zegt dat doorgedreven verwetenschappelijking en intellectualiteit, het inlevingsvermogen, het gevoel en dus ook de menselijkheid in de weg staan omdat die - bijvoorbeeld - zouden leiden tot de veronachtzaming van de mens en zodoende ook tot het verdwijnen van de hoger geciteerde paradox tussen genezen en doden. De andere theorie houdt voor dat, net andersom, de wetenschappelijke benadering precies omwille van haar objectieve meerwaarde verkieslijk is boven de primitieve, eenzijdige gevoelsbenadering, want niemand geneest door medelijden alleen. De waarheid echter is dat niet alleen de gevoelens en het intellect in beschouwing moeten genomen worden, doch ook en vooreerst de wil. Iemand kan immers capabel zijn om een ander te helpen omdat hij kennis van zaken heeft, maar het hangt dan in de eerste plaats af van zijn wil of hij die kennis ook zal aanwenden met het doel van hulpverlening voor ogen. Het is perfect denkbaar dat deskundigen aan mensen tandprothesen of andere medische 'zorgen' verlenen, of verkopen - niet om de patiënten voor wie die zorgen een noodzaak zouden zijn, te helpen, doch om zichzelf daarmee te verrijken, wat nog louter willekeur was. Waar de zogenaamde goede wil ontbreekt, mist uiteindelijk de algehele macht van het intellect haar edele doel en ziet men hoe zich de ganse wetenschappelijke, technologische en industriële wereld beijvert in de productie van oorlogstuig, wat in feite slechts in het verlengde ligt van de hier aangekaarte willekeur. Het ontbreken van de goede wil perverteert zonder meer alle krachten die er door bestuurd zouden moeten worden, wat alleen nog in een algehele zelfvernietiging kan resulteren. Helaas lijkt het in de huidige, bezitterige en liefdeloze wereld soms wel heel sterk die richting uit te zullen gaan.
De door van den Berghe aangehaalde 'waarheid' aangaande de paradox tussen genezen en doden, komt in feite neer op een fundamentele vergissing waarbij de zieke en zijn ziekte door elkaar gehaspeld worden. Het volstaat immers niet dat de ander wordt gepathologiseerd of ziek verklaard opdat zijn dood als een genezing (want als een opruiming van zijn ziekte) zou kunnen worden beschouwd. Bijkomende voorwaarde daartoe is immers dat het maatschappelijke belang boven het individuele wordt geplaatst. Van genezing kon in dat geval pas sprake zijn als niet langer de persoon van de zieke centraal stond in de zorgverlening maar wel de maatschappij die bij de dood van de patiënt immers van de zieke werd verlost - dat zij echter van de ziekte zou verlost zijn, is onwaar omdat die ziekte niet een maatschappelijke toestand betreft maar wel een fysieke. Voor het veroordelen van anderen tot de dood volstaat het dus niet dat zij gepathologiseerd worden: zij dienen bovendien met hun ziekte vereenzelvigd te worden en dat kan pas gebeuren als zij zelf kunnen beschouwd worden als een ziekte van de maatschappij, die op haar beurt eerst verheven dient te worden boven het persoonlijke - zoals dat in het communisme het geval is. Dat gezonde burgers gaan sneuvelen aan het front in de verdediging van hun weerloze kinderen, van hun ouders, maar ook van hun ongeneeslijke zieken, is onbegrijpelijk voor wie de realiteit van de liefde niet kennen, en de 'verkoeling' die in deze tijden van het gouden kalf doorheen de wereld waait, dreigt de naastenliefde andermaal te zullen vervangen door de 'logica' van een economie die als doel op zich zal gelden, zoals dat ook het geval was met de logica van Lebensborn en van de concentratiekampen - de oorlogslogica die gewoon in het verlengde ligt van deze die abortus regelt en ook euthanasie.
Volksverhuizingen zijn er in alle tijden geweest en we zitten er weer middenin, in een wereldomvattende volksverhuizing. Een samenspel van talloze factoren maakt dat de wereld één groot dorp is geworden. Wie vanuit een misplaatste nostalgie nog teruggrijpen naar het nationalisme, vergissen zich even grondig als wie geloven dat ze de wetenschappelijke en de technologische vooruitgang nog konden terugschroeven. Zo'n zeventig jaar geleden wilden Hitler en zijn companen een paradijs op aarde scheppen, een ideaal land met een ideaal ras, vrij van ongemakken en van ziekten, vrij ook van vreemde indringers en culturen: een vaderland, een beloofde land - kortom: de hemel op aarde. Problemen passen niet in het intellect van een simplist: hij erkent ze niet, lost ze niet op, want hij kàn het niet, hij veegt ze gewoon onder tafel en dan gelooft hij dat ze weg zijn omdat hij ze niet langer ziet. Wie "Mein Kampf" leest, het boek dat Hitler eigenhandig schreef van het eerste tot het laatste woord, kan alleen besluiten dat daar een bijzonder zelfingenomen en matig begaafd amateur aan het werk is geweest, maar die verstandelijke ondermaatsheid werd gekoppeld aan een grootheidswaan die alle proporties overtrof. Problemen passen niet bij de idealen van een simplistisch intellect, zelfingenomenheid en bekrompenheid: mensen die de gegeven, complexe werkelijkheid niet kunnen aanvaarden, gaan de conflicten uit de weg en vegen die gewoon onder de mat. In die bizarre logica sloten Hitler en de zijnen alle mensen die niet bij hun persoonlijk beeld van een ideale wereld pasten, op in luchtdicht gemaakte hokken die ze dan lieten vollopen met gas.
Er is voorwaar geen alternatief voor dergelijke krankzinnigheden tenzij de bijzonder moeilijke, doch enig mogelijke weg van de zichzelf gevende naastenliefde. Zij alleen immers kan weerwerk bieden aan de 'logica' van de simplisten die geloven dat het waanzin is als gezonde burgers voor het heil van hun zieke medeburgers gaan sneuvelen aan het front. Want die 'logica' is dermate gemeen, dat zij in staat is om, na Christus, nu ook de naastenliefde als zodanig aan het kruis te slaan, wat hier wil zeggen dat het christendom zelf met zijn praktijk van de zelfverloochening terwille van de liefde, voor de wereldse rechter dreigt te zullen moeten verschijnen om zich te verantwoorden voor zijn zaak. En is dat niet reeds het geval in een wereld die middels het gouden kalf of het geld de mens nu ook dwingt om geld te vragen voor wat hij voor een ander doet, op straffe van de hongerdood? Edoch - en dat is onze hoop - steeds meer mensen handelen tegen beter weten in, en zij verzaken aan de wereld als zij geconfronteerd worden met zijn uiteindelijke leegte en zijn liefdeloosheid: liever nog stierven zij, dan zich tot onmensen te laten reduceren, maar zij sterven niet, heel eenvoudig omdat er alleen in de liefde leven is.
(J.B., 16 januari 2009)
Noten:
(1) Gie van den Berghe, Gott mit uns: http://www.serendib.be/boeken/gottmituns.htm .