Schuldig verzuim
(Jean-Paul De Corte)
Aflevering 2
In dit tijdperk van de leugen dat een realiteit werd door de quasi totale inbeslagname van de media door de macht, is geschiedenisherschrijving een belangrijk onderdeel geworden van de propagandamachine van totalitaire regimes.
Een van de meest tegen de borst stuitende gevallen van negationisme herinnert men zich van de berichtgeving over de Congo onder Leopold II, in de eerste plaats door deze vorst zelf maar ook door zijn entourage en die misdaad werd in 1998 aan de kaak gesteld door Adam Hochschild in zijn boek, getiteld: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa,
De leugens in kwestie zijn meer dan een eeuw oud en men zou verwachten dat de tijd, die toch alle wonden heelt, mede middels het werk van Adam Hochschild, de waarheid eindelijk aan het licht gebracht heeft, zoals dat ook gebeurd is middels het standaardwerk Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poison Gas dat eens en voorgoed minutieus de misdaden in de naziconcentratiekampen op schrift gesteld heeft voor het nageslacht. Edoch, het negationisme met betrekking tot de genocide op de joden blijft bestaan en het floreert in extreemrechtse kringen. Even groot is de hardnekkigheid van de leugen over wat zich afspeelde in de Congo, niet alleen ten tijde van de onafhankelijkheid inzake de moord op Lumumba in 1961 maar eveneens over het terreurregime tijdens de plundering (eerst m.b.t. ivoor en daarna m.b.t. rubber) van de kolonie dat aan ruim de helft van alle Congolezen het leven kostte in de decennia bij de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw.
De publicatie van Adam Hochschild kreeg hier nauwelijks aandacht en ze werd bijna op de voet gevolgd door een publicatie uit 2010 van David Van Reybrouck, getiteld: Congo: een geschiedenis, een waar toonbeeld van geschiedenisherschrijving die de hemel ingeprezen werd. De historiek is als volgt.
Congo-Vrijstaat, de Congo als persoonlijk bezit van Leopold II, bestond van 1885 tot 1908. Leopold 'schonk' zijn persoonlijk bezit aan België en Belgisch Congo bestond van 1908 tot 1960. In 1960 werd Congo onafhankelijk - zogezegd, want de democratisch verkozen eerste premier van de Congo, Patrice Lumumba, werd vermoord en met steun van het westen kwam via een staatsgreep Mobutu aan de macht om gedurende nog eens ruim dertig jaar (van 1965 tot 1997) de westerse (Europese en Amerikaanse) belangen in hun 'goudmijn' Midden-Afrika te verdedigen. Het was de Vlaamse socioloog Ludo De Witte die in 1999 bij Van Halewyck De moord op Lumumba publiceerde waarin hij beschrijft hoe deze moord (op 17 of 18 januari 1961) gebeurde met de steun van de leidinggevende Belgische kringen. In het Belgische parlement werd naar aanleiding daarvan een onderzoekscommissie opgericht en in juli 2002 gaven de Verenigde Staten documenten vrij waarin de rol van de CIA in deze moord werd onthuld.
Maar plotseling - in 2010 - wordt de bijzonder rijk gedocumenteerde publicatie uit 1998 van de Amerikaanse historicus Adam Hochschild, King Leopold's Ghost: A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, afgeschilderd als 'eenzijdig' door een aantal figuren met een rechtse signatuur in het zog van publicist David Van Reybrouck met zijn boek: Congo: een geschiedenis. Dat boek werd de hemel ingeprezen door Andy Morgan in de rijkeluiskrant The Independent, het kreeg tal van onderscheidingen en werd een kassucces. Het doet warempel denken aan de witwasoperaties van koning Leopolds bedrieglijke onderzoekscommissie nadat Roger Casement en andere mensenrechtenactivisten de moorddadigheid van dit regime aan het licht hadden gebracht. Over Van Reybroucks boek merkt de auteur van De moord op Lumumba, Ludo De Witte, op: "Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek gescheurd." De verwijzing naar mondelinge bronnen wordt terecht als ongegrond beschouwd, er wordt immers verwezen naar informanten en analyses van auteurs “die het neokoloniale perspectief genegen zijn”. Van Reybrouck zijn werk zou aldus kaderen in het nieuw soort geschiedschrijving dat een kritische kijk op kolonialisme en neokolonialisme negativistisch acht, onproductief en al te links.
Opgemerkt moet echter worden dat de nieuwe geschiedschrijving door opmerkelijk rechts gekleurde figuren wordt gevoerd. David Van Reybrouck heeft katholieke wortels en is de zoon van een medewerker aan de Congolese spoorwegmaatschappij Bas-Congo-Katanga in het toenmalige Jadotstad (heden: Likasi). Van Reybrouck veegt de kritiek op “de misdaad welke begaan werd in de Congo door koning Leopold van België en zijn volgelingen als de grootste die ooit werd opgetekend in de annalen van het mensdom” van tafel als “postkoloniale zelfkastijding”. Wat hij aldus doet wordt exact verwoord door Adam Hochschild waar hij schrijft dat de dader zich gaat verweren door in de slachtofferrol te kruipen: “Terwijl de ovens laaiden in Brussel, gingen er bevelen uit van het paleis naar de Congo om opdracht te geven tot vernietiging van de stukken daar. (…) Hetzelfde soort opzettelijk vergeten vond plaats in de gedachten van de mannen die gestalte gaven aan het regime. Het vergeten van je eigen deelname aan massamoord is niet iets passiefs; het is een actieve daad. Wanneer we kijken naar de opgetekende herinneringen van de vroege blanke veroveraars in Afrika, kunnen we soms getuige zijn van de daad van vergeten op het moment dat deze plaatsvindt. Het is niet het moment waarop hij wordt uitgewist maar waarop de zaken op hun kop worden gezet, het merkwaardige omdraaien, waarbij degene die slachtoffers heeft gemaakt zichzelf geestelijk verandert in slachtoffer.”
Het negationisme omtrent de massamoord onder de nazi's, de herhaaldelijke georchestreerde ontkenning van de genocide in de Congo, het misbruik van de jongste pandemie door een totalitair politiek regime maar ook het verdonkeremanen van de ganse Europese en Amerikaanse geschiedenis door historici in dienst van de potentaten die ervoor zorgden dat er gezwegen werd over de feitelijke geschiedenis, die er een was van slavenhandel, zoals onlangs in 2015 aangeklaagd door de Zweedse historicus Dick Harrison zijn voorbeelden van hoe geschiedenisherschrijving allerminst een uitzonderlijke praktijk is maar veeleer de regel.
En daarop vormt de geschiedenis rond de massamoorden van de Wetterse non en die rond de giframp kennelijk geen uitzondering. Nu de feiten beginnen weg te deemsteren in het verleden, werden nadat veel waarheid aan het licht dreigde te komen, al pogingen ondernomen om ook deze gebeurtenissen in een heel ander perspectief te plaatsen. Met betrekking tot de insulinemoorden gaan sommige auteurs het al hebben over een barmhartige kerk die zorg droeg voor haar mensen en het lijkt erop dat zij de invalshoek om naar de feiten te kijken, gaan verschuiven zodat zij met kleine beetjes tegelijk de schuld die op de schouders van de clerus drukt, gaan leggen bij de artsen die met een foute diagnose en behandeling van een vermeende hersentumor bij de ongelukkige zuster, van haar een verslaafde en een massamoordenares hebben gemaakt terwijl zij haar verder zouden hebben overgelaten aan haar lot. Want op die manier wordt haast ongemerkt de aandacht afgeleid van het onderhavige euvel van de politieke spelletjes rond ernstige gebeurtenissen waarbij de kerk de rechtsstaat corrumpeert.
In dat licht is het nieuwe boek van Jean-Paul de Corte allerminst overbodig: het is het persoonlijke getuigenis van een van de meest nadere betrokkenen die op een empathische wijze met een bijzonder gedetailleerd verslag ingaat op wat zich werkelijk heeft afgespeeld en die de vinger op de wonde legt.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 1 februari 2025)
|