Wil je ons iets zeggen dat niet op deze blog moet verschijnen? Mail ons hier.
Mag iedereen het lezen, klik dan op op het gele 'Uw positieve/negatieve reactie hier' onderaan de tekst.
Vorige week had Marc het veel gemakkelijker, gewoon wat preken over Jonas en over een walvis.
De lezingen van vandaag zijn weeral een tof geschenk. Waarom moet mij dit steeds overkomen?
Het gaat over profeten die worden aangekondigd en die we verwachten, over Schriftgeleerden die niet echt aanspreken, over zwakzinnigen die de viering storen, over een 30 jarige die zijn openbaar leven start in de Synagoge van Kafarnaum. Daar zullen we het mee moeten doen vandaag.
Ik herinner mij een liedje uit mijn jeugdjaren…het klokske van Kafarnaum… en luidt dat klokske bim bam bom dan komt dat volk van rommedom, ja jong en oud en recht en krom gaat naar Kafarnaüm
Doch eindigt te Kafarnaüm dat klokske met zijn bim bam bom
dan keert dat volk naar huis weerom
en scheldt de klok voor stom en dom en dom en dom … geweldig he?
De synagoge van Kafarnaum was blijkbaar een onderwijssynagoge. Schriftgeleerde lazen er voor uit dikke boeken en gaven hun eigen interpretatie over de voorschriften. Ze maakten een beetje hun eigen wetten en plichten. Waar hebben we dit nog gehoord.
Marcus schrijft dit evangelie een 80 jaar nadat Christus geleefd heeft. Hij heeft Hem dus eigenlijk niet gekend. Maar hij heeft duidelijk gehoord dat Jezus met gezag sprak in die Synagoge.
Stel je maar eens voor. De Schriftgeleerden en hogepriesters moeten een stap opzij zetten omdat een jonge man van 30 jaar het woord neemt. Zie je dit hier al gebeuren? Als we eens vragen aan alle 30 jarigen om recht te staan? Er zullen er niet veel zijn. Dit maar om aan te tonen dat er een verschil was tussen Jezus en de andere sprekers. Hij blaast daar de oude woorden van Wet en profeten kennelijk nieuw leven in. Met gezag van binnenuit spreekt hij. Hij zegt wat hij doet en hij doet wat hij zegt. Dat maakt indruk. Blijkbaar zo veel dat we er 2000 jaar laten nog over spreken.
Moesten wij nu ook zo iemand in ons midden hebben, de kerken zouden vollopen. Maar het is nu andersom. Uiteraard weten wij dat het hier nog echt ok is. Vele mensen kiezen onze parochie als een keuzeparochie en daar zijn we blij om.
Maar kijk eens naar de gemiddelde leeftijd? Heb je vorige zondag de reportage gezien over God in Berchem op Canvas? Een lege kerk met oude, zeer oude mensen. Dit is het algemeen beeld.
Onze kleinkinderen wonen in een dorp in de Kempen. Eentje wil echt haar communie doen. De ouders naar een informatievergadering. Daar spreekt iemand van de pastorale eenheid over het feit dat er zo weinig mensen naar de kerk komen. Die persoon zegt letterlijk: “ik heb de kerken niet leeg laten lopen… het zijn jullie die niet meer willen komen”. Is dit de manier om mensen uit te nodigen?
Twee weken terug hadden we hier een toffe Verrekijkerviering met alle vormelingen en eerste -communicanten. Buiten stonden er auto’s met ouders, motor draaiend, dubbel geparkeerd, te wachten tot de viering gedaan was. Als je nu weet hoeveel moeite mensen hier doen om iets te maken dat aanspreekt. Dus de bekommernis zal hier ook zijn: zorg ervoor dat die ouders, dat mensen, aangesproken worden. Meer kunnen we niet doen.
Meer moeten we ook niet doen.
Geef hen een gelegenheid.
Zet de deur open.
Maar verwijt ze niets.
In het evangelie vertelt Marcus ook over een persoon die plots begint te roepen en te krijsen. Blijkbaar iemand met verstandelijke beperking, zo heet dit nu. Toen zei men: Die man is in de greep van onreine geesten, demonen. Maar laat het zijn wat het is. Jezus moet die man echt gekalmeerd hebben. Rustig met hem gesproken hebben, geluisterd hebben. Ik denk dat die man met de glimlach is buiten gegaan. Men schrijft dan: “En de onreine geest schudde hem door elkaar en onder enorm geschreeuw ging hij uit hem weg” Een duiveluitdrijving?
Soms zit hier in de kerk ook iemand die een verstandelijke beperking heeft. Ze zingt luidkeels mee, praat hard op en gaat een paar maal vooraan staan als het niet moet. Maar als de kinderen worden uitgenodigd om naar voor te komen gaat ze glimlachend mee een kring vormen. Is dat ook geen schoon moment?
In onze straat loopt een 80 jarige mevrouw die sterk dementerend is rond. Ze is constant op zoek naar haar ouders. Ze gaat bellen bij de buren. Waar zijn ze toch, mijn ouders, ik vind ze niet meer. Ze hebben niets gezegd toen we weg gingen.
Wat later loopt ze rond met haar rekening van de gas en elektriciteit en vraagt aan iedereen wat ze er mee moet doen. Op de bank willen ze haar niet helpen.
Ok, maar wat moet je zeggen op zo’n moment tegen Gerda? Wie kent de juiste woorden. Wie kan haar kalmeren? Wij komen regelmatig bijeen met ons straatcomité. Wel ik ga nu iemand uitnodigen die professioneel met dementerenden omgaat. Hij moet ons komen vertellen wat we best doen. Ik sta dit hier nu uit te vinden, maar ik ga doen wat ik zeg, en zeggen wat ik doe.
In diezelfde Kempen is een dorp met een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Een van die gasten ging elke zondag 2 keer naar de mis. Om 8u de vroegmis en om 10u de hoogmis.
Hij zit naast een vriend in de hoogmis en zegt tijdens de preek constant hardop: “Dat heeft hij daarstraks ook gezegd” Verschillende keren: “Dat heeft hij ook gezegd” De pastoor krijgt het na 10 keer echt op zijn zenuwen, verliest zijn kalmte, vliegt uit en brult: “Robert je moet er mee stoppen, je stoort de viering en ik kan mij niet meer concentreren, het is heel vervelend”. Zegt onze man hard op tegen zijn vriend: “ …dat heeft hij deze morgen niet gezegd !”
Vrienden, laat ons toch maar doen wat we zeggen en zeggen wat we doen. Het zal onze wereld een stukje warmer maken.
En laat ons echt bekommerd zijn voor de mensen die onze hulp en ons begrip nodig hebben.
Evangelie: Marcus 1, 14-20 - 'Ik maak u tot vissers van mensen'
Onze eerste lezing begint bij hoofdstuk 3 van het boek Jonas. En wat staat er in hoofdstuk 2?
Juist. Jonas in de walvis.
Het is misschien een van de mooiste verhalen uit de bijbel, zo eentje dat kinderen altijd onthouden. En ook wij zullen nog wel weten, dat Jonas in die vis terecht kwam omdat hij ging lopen van een opdracht van God: naar de stad Nineve gaan om daar de mensen te bekeren. Dat ziet ge van hier, zei Jonas. Dat zijn allemaal grote zondaars, die verdienen niet beter dan gestraft te worden.
Maar, zegt het verhaal, God onderschept hem onderweg, en via die walvis trekt hij dan toch maar naar de grote, zondige stad. Daarom staat er in de eerste zin: voor de tweede keer...
Nu, Jonas doet nog niet helemaal wat hem gevraagd wordt: hij waarschuwt niet, hij voorspelt hel en verdoemenis. Maar God, ook de God van het Oude Testament, is een barmhartige God. Hij doet wat Jonas voor onmogelijk hield: Hij brengt redding.
Hij is een reddende God die altijd opnieuw kansen geeft, veel meer dan naar menselijke maatstaven mogelijk is.
Zo heeft ook Jezus het 'rijk Gods' begrepen. Die goede boodschap verkondigde hij. Niet alleen met woorden, maar met daden. Hij viste mensen op uit hun miserie, uit hun zondigheid, uit hun onmacht. Hij gaf ze terug hoop, richtte ze op, gaf hen een nieuw leven. Zo leeft hij voort in de verhalen die we over hem vertellen, tot vandaag toe.
Maar wacht eventjes. Is dat allemaal niet naïef? Nineve, dat heet nu Mosoel. Het is helemaal verwoest... Ik hoor Jonas al lachen in zijn baard. Waar blijft die goede boodschap voor de mensen van Mosoel, voor zoveel mensen die onherstelbaar verdriet hebben, die lijden, die, zoals wij allemaal, ooit de dood in de ogen moeten kijken?
Wie de rest van het evangelie kent, tot het einde, schrikt niet van die vraag. Die leerlingen, die in de tekst vandaag zo spontaan en enthousiast Jezus volgen, ze zullen hem in de steek laten, Petrus zal hem verraden. Jezus zelf zal gruwelijk sterven en op het kruis uitroepen: "Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?" Het geloof, dat ons in deze kerk samenbrengt, vraagt ons iets te geloven dat menselijker wijze onmogelijk lijkt. Het is geen fluitje van een cent dat in een vingerknip alles oplost. Het wordt pas geloof, als het moet standhouden tegen beter weten in. Maar zo is het: tegen beter weten in.
Het is hoop op een toekomst die niet te bewijzen is, een visioen dat telkens de kop blijft opsteken, als een bloem die die wortel schiet tussen de puinen: hel en verdoemenis, dat kan toch niet het einddoel zijn van ons bestaan?
Jezus heeft zo geleefd en is zo gestorven, dat ook bij die laffe leerlingen die tere bloem van het geloof weer begon te bloeien, het geloof dat een koninkrijk van God onweerstaanbaar op komst is: ooit, ooit worden alle tranen gedroogd, wordt onrecht voorgoed bedwongen. We weten niet hoe, we weten niet wanneer. Maar het zal.
Dat geloof is teer. Daarom is het goed dat we elkaar in dat geloof rechthouden.
Dat we het voorleven voor mekaar, dat we zelf al beginnen met tranen te drogen, met recht te doen, met barmhartig te zijn. Dat tere geloof fluistert dat hij ons niet alleen laat: hij blijft het brood met ons breken, hij blijft zijn leven geven. "Doe dit tot mijn gedachtenis", zegt hij, ook vandaag. Hij blijft ons roepen om te geloven, tegen beter weten in
Vandaag hoorden we in de eerste lezing hoe Samuel tot driemaal toe door God bij zijn naam geroepen wordt. En hoe Samuel antwoordt: Spreek Heer, uw dienaar luistert.
Ook vandaag, maar dan in het evangelie, vernemen we hoe Johannes de Doper twee van zijn leerlingen, Andreas en zijn broer Simon Petrus, wijst op Jezus die voorbijgaat en over Hem zegt: Zie daar het Lam van God. De twee leerlingen horen hem dat zeggen en gaan Jezus achterna. Jezus keert zich om, ziet dat zij Hem volgen, en vraagt: Wat verlangt gij?
Ze antwoorden: Meester, waar verblijft U? waarop Hij hun zei hun: Ga mee, om het te zien. Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield.
Toen we vorige week afscheid namen van de drie koningen, vertelden ze dat ze in een droom gewaarschuwd waren om niet naar Herodes terug te keren, en dat ze langs een andere weg naar hun land terug gingen (Mattheüs 2, 12). Ze kregen dus de opdracht om langs een andere weg terug te gaan.
Drie heel verschillende verhalen, waarin telkens op een verschillende manier, soms in een droom, soms in gedachten en soms rechtstreeks, een uitnodiging, een vraag gesteld wordt, waarop de betrokkene ingaat.
Een opdracht krijgen en je daar door aangesproken weten. Een vraag en het antwoord daarop. Dat is wat we roeping noemen. Misschien wel omwille van dat roepen van de Heer in het verhaal van Samuel.
Een opdracht, een roeping. Het lijkt niet meer van deze tijd. Maar toch.
Alle scouts en oud-scouts onder jullie kennen nog altijd de leuze Be prepared, Wees paraat, sta klaar, wees voorbereid, de opdracht waarmee oprichter Baden Powell zijn allereerste verkenners voorhield om altijd paraat te staan ten dienste van de medemens.
Een vergelijkbare voorbeeld:
Ik kijk nogal eens graag naar de televisieserie NCIS. De hoofdrolspeler en teamleider Leroy Jethro Gibbs zwaait daarin te pas (en soms te onpas) met de leuze Semper Fi, afkorting voor de Latijnse spreuk Semper fidelis die "altijd trouw" betekent.
Ook in Chiro-middens stond Trouw altijd hoog in het vaandel.
Vragen, opdrachten en leuzen blijken dus niet zo wereldvreemd.
Wat verlang je? vraagt Jezus in het evangelie.
Waar houdt Gij U op? Waar logeert U?, is de wedervraag van de leerlingen. Dat is een vraag om meer te weten te komen over dat Lam van God: Hoe is Jezus thuis bij God?
Iemands verblijf, iemands woning, vertelt heel veel over diens levens-gesteldheid. Ben je er welkom en mag je er binnen? Of blijf je gewoon aan de deur staan?
Wat verlang je? Die vraag van Jezus wordt vandaag ook aan ons gesteld. Wat vragen, wat hopen wij van Hem? En hoe is het als Jezus ons als Zijn woning kiest? Staat zijn stoel en onze koffie dan al klaar?
Op die niet-zomaar-een vraag volgt niet-zomaar-een antwoord.
Veel van dat vragen en antwoorden, van dat roepen of geroepen worden vind ik terug in het lied De Heer heeft mij gezien van Huub Oosterhuis, dat we straks, na de communie, nog gaan zingen. Als we goed luisteren, klinkt dan ook voor ons: De Heer heeft mij gezien.
Soms voel ik God ook dichtbij mij, voel ik Hem aanwezig bij wat ik doe. Maar heb ik voor Hem gekozen, of kiest Hij voor mij?
Als we kijken naar de lezingen van vandaag, dan begrijpen wij dat zien of gezien worden, dat roepen of geroepen worden, vooral in religieuze zin. Maar het gaat veel verder dan dat, zo blijkt uit het lied van Oosterhuis.
Zien of gezien worden, roepen of geroepen worden, zit in al onze menselijke relaties.
In al ons doen en laten, is er een God die ons nabij is. Zoals de bomen in de regen, zijn van Hem doordrenkt. Hij ademt onze adem, zoals de wind. Hij vormt de intieme band tussen geliefden, tot in hun slaap.
Zoals bij de leerlingen, komt Zijn vraag onverwacht. Hij kan een nieuw licht ontsteken in mijn nacht, een nieuwe impuls geven aan mijn leven en mij opnieuw doen geboren worden. Hij doet mij kijken met nieuwe ogen, met een andere blik.
Zo kan een jongeman al twintig jaar in zijn omgeving een meisje hebben geweten... tot hij opeens het meisje ziét. We zeggen: met andere ogen. Dan gebeurt er iets aan zo'n jongen. Dan gebeurt er iets met dat meisje.
Zo kunnen wij opeens door de Heer gezien worden. Daar blijf je niet dezelfde onder. Als de Heer in liefde naar ons omziet, dan gebeurt er iets met ons. Dan word je opnieuw geboren. En dat is aan jou te zien.
Als wij zo willen kijken en op zijn manier met mensen begaan zijn, dan neemt de Heer ook ons onvermogen voor lief. Dan geeft Hij ons een levend hart. Dan wordt ook in onze handen Zijn naam geschreven.
Plots schiet mij een ander kerklied te binnen, van héél lang geleden. Heer, dicht bij U wil ik waken. Ik hoor het nog zo klinken "Heer dicht bij u wil ik waken, waar gij uw hoede spreidt. Mijn hart zal uw schaduw smaken, oh wondere aanwezigheid. ..."
Als de Heer het Lam Gods is dan wil ik wel bij Hem waken, dan wil ik wel de kleine dienaar zijn die over Hem wil herderen.
De lezingen vandaag vertellen ons over geloof, hoop en toekomst. Dat is precies wat we nodig hebben op deze laatste dag van ’t jaar.
Het maakt dat we afgelopen jaar in vrede kunnen afsluiten en het jaar dat voor ons ligt, met vertrouwen tegemoet kunnen zien.
De verhalen vandaag geven aan hoe van mensenheugenis af, spijts alle tegenslagen, mensen konden geloven in de goedheid van het leven.
We horen hoe Abraham uiteindelijk gezegend wordt met een nageslacht.
We horen hoe Simeon wachten kon, op de al zolang beloofde Messias.
We horen hoe Maria en Jozef vanuit hun geloofstraditie naar de tempel trekken en hun Jezus toewijden aan JHWH. Hopend op een goede toekomst voor Hem.
Geloof en hoop en vertrouwen in de toekomst, leefde in Abraham en Sarah, in Simeon en Hanna, in Jozef en Maria, in Jezus heel zijn veel te korte leven…
Hoop is De ultieme menselijke kracht!
Uit internationaal onderzoek blijkt dat 90% van de wereldbevolking een hoopvolle kijk op de toekomst heeft.
Hoop is universeel, ongeacht leeftijd, geslacht of inkomen.
De bekende psychiater Viktor Frankl schreef, dat de laatste vrijheid die men van een mens kan wegnemen, de manier is hoe hij tegenover de omstandigheden staat.
Dàt is de kern van hoop. Zegt Frankl
Echte hoop schept geen valse verwachtingen, het is de bron voor positieve emoties. Het laat ons nieuwe mogelijkheden zien, en stimuleert verandering. Hoop maakt passieve mensen weer actief. (Leo Bormans)
In zijn prachtige - maar eindeloos lange - tekst over de ‘tweede’ van de drie kardinale deugden van het Christendom (Geloof, Hoop en Liefde), roept Charles Péguy (Franse schrijver overleden in 1914) het beeld op van de hoop, die als klein meisje tussen haar twee grote zussen (volwassen vrouwen, moeders) wandelt en daarom door iedereen over het hoofd wordt gezien...
Het kleine meisje hoop
Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.
*Geloof, dat verwondert me niet.
Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,
in de zon en de maan en de sterren aan de hemel
en in ’t gewemel van de vissen in de rivieren,
en in alle dieren,
en in het hart van de mens, zegt God,
dat het diepste is
en het meest in het kind
dat het liefste is
dat ik ooit heb geschapen.
In alles wat boven en onder is ben ik zo luisterrijk aanwezig,
dat geloven, zegt God, is in mijn ogen geen wonder.
*Ook liefde verwondert me niet, zegt God.
Er is onder de mensen zoveel verdriet,
soms niet te stelpen,
dat je toch vanzelf ziet hoe ze elkaar moéten helpen.
Ze zouden wel harten van steen moeten hebben als ze voor één
die tekort heeft aan brood
het niet uit hun mond zouden sparen.
Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.
*Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben ik van ondersteboven.
Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven dat het morgen allemaal omslaat.
Wat een wonder is er niet voor nodig
dat zij dat kleine hoopje hoop nooit als overbodig ervaren
maar met voorzichtige gebaren, in hun hand en in hun hart bewaren,
een vlammetje dat keer op keer weer wankelt en
dreigt neer te slaan, maar, altijd weer weet op te staan,
en nooit wil doven.
Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.
Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houden
haar bij de hand, die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand, zegt God,
Ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft, hun heen en weer geloop,
licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
- je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is
het is dat kleine meisje hoop dat de mensen zien laat,
zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Het geloof, zegt God, daar hou ik van,
de liefde daar hou ik van
waar ik het meest van hou, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, dat is geen wonder.
Maar de hoop, dat is haast niet te geloven.
Ikzelf, zegt God, ik ben er van ondersteboven.
Charles Péguy
vertaald door Frans Van Bladel s.j.
Wat wens ik dat God ondersteboven blijft van ons klein hoopje Hoop; waarmee we het oude jaar kunnen afsluiten en 2018 met vertrouwen tegemoet kunnen zien.
We zijn in de 3de adventszondag, de laatste week voor Kerstmis. De lezing van vandaag gaat over Johannes die getuige is van de komst van Jezus de mensen Zoon. Hij getuigt dat God inzit met zijn volk en niet alleen maar regeert hoog in de hemel en alles veraf van op veilige afstand bekijkt. Hij stuurt een gezant die zijn verwantschap, zijn innige relatie met zijn volk symboliseert.
Door niet eender wie te sturen, maar zijn eigen Zoon als vervanger van Hemzelf duidt hij de belangrijkheid van de relatie met dit volk aan. Hij laat het ook aankondigen door Johannes, dat het volk weet dat de mens geworden Zoon komt, dat ze Hem gaan herkennen als het zover is. Ze moeten Jezus niet gaan ontdekken, zoeken waar Hij is. Of tijd steken in de vraag of Hij nu wel komt of niet. Hij zal komen en daar in de stal zal Hij verschijnen.
Alsof God wil zeggen steek die energie niet in het zoeken van de mensenzoon maar in het opbouwen van een relatie met Hem. Over Johannes die de getuigenis is van de wil van God om verbinding aan te gaan, daar wil ik het met jullie over hebben.
Het verhaal over de getuigenis doet mij denken aan een situatie die ik zelf heb meegemaakt.
Het zijn verhalen van enkele jaren geleden toen ik nog stage liep in de psychiatrie van Mortsel. Het hoorde bij de stage om buiten de stageplek en universiteit geestelijke begeleiding te volgen. Wat ik dus deed in de abdij van Drongen bij een pater. Ik vond dat zelf wat bevreemdend in het begin, een beetje te fel, teveel katholiek misschien. Maar verrassend genoeg had ik er wel veel aan. Op een gegeven moment vroeg de begeleider naar mijn godsbeeld. Ik zei dat dat heel moeilijk lag, ik vond God nogal afwezig op dat moment.
Moest Hij bestaan dan had Hij mij wel wat meer morgen helpen, ondersteunen. Of mogelijke inzichten geven over welke levensstappen ik zou moeten zetten. Waarop mijn geestelijke begeleider mij zei dat als ik zou geloven of openstaan voor een ontmoeting, Hem toeliet ik ook de steun zou krijgen die ik verwachte. En dat Hij dat ging doen op mijn manier, zodat het voor mij herkenbaar was om zulk een contact toe te laten. Ja ja dacht ik en ik vertrok. Op dat moment had ik ook mijn been met een sportaccident geblesseerd en de weg van het klooster naar het station is één lange baan.
En terwijl ik in de donker naar het station pikkelde werd ik gevolgd door een chique Amerikaanse truck. Aan het station aangekomen zag ik dat ik net mijn trein had gemist en dus nog een uur moest wachten op de volgende. Dus ik weer al pikkelend dezelfde baan terug op zoek naar een bus die mij eventueel zou helpen. Opnieuw werd ik zijlinks gevolgd door de truck. Halverwege de terugtocht begon de truck naast mij te rijden en een raampje ging open.
Eén naar mijn verrassing vriendelijk uitziende man vroeg of ik een lift kon gebruiken. Ik zei dat ik wel naar Gent moest, waarop de man aangaf dat dat voor hem geen probleem was. Dus ik kroop in de auto en nog voor het portier van de auto dicht was vroeg die man mij iets heel merkwaardigs. Geloof jij in God? Out of de blue vroeg hij dat. Soms als ge u er voor openstelt komt ge Hem tegen op momenten dat je het zelf niet verwacht. Maar telkens wel op uw eigen maat. Hij verkocht sportkledij en zowel het merk als zijn website stond op de buitenkant van de auto, wat mij een gevoel van vertrouwen gaf.
Die kerel heeft mij helemaal naar huis gebracht. En voor mij heeft deze situatie altijd aangevoeld als een getuigenis van het goddelijke, alsof iemand mij wilde zeggen ge staat er niet alleen voor. Moest die kerel nu niet in een truck met een website erop hebben gereden en mij dan hebben gevraagd nog voor ik goed en wel neerzat, of ik in God geloof, had ik mij helemaal anders gevoelt.
Is het toeval dat nadat ik een soortgelijk gesprek heb gehad met mijn geestelijke begeleider over de afwezigheid van God er plots uit het niets in een boerengat als Drongen op winteravond een auto mij volgt en mij die vraagt stelt? Ik weet het niet. Ik weet wel dat haast elke keer ik naar Drongen ging soortgelijke situaties gebeurden. Waar ik het gesprek kon toetsen aan de realiteit.
Ik hou die situaties voor ogen om mij te behoeden voor mijn eigen cynisme van ja dat is toeval en het weg te wuiven als geitewollensokken gehaai. Getuigenissen van een goddelijke aanwezigheid zijn geen uitzondering, als ge het een klein beetje toestaat, een deur klein beetje op een kier. Want zo is dat bij mij eigenlijk ook een beetje. We leven toe naar ene feest dat net die verbinding wil vieren.
Verbinding maken met het idee dat het leven zich steeds vernieuwt en nieuwe kansen geeft in verbinding met elkaar en het allesomvattende. Voorbij het cynisme eigen aan de tijd. Ik zou graag afsluiten met enkele regels uit het gedicht zwerversliefde van Adriaan Holst dat dit alles een beetje samenvat in het licht van Kerstmis.
Laten wij zacht zijn voor elkander kind, want o de maatloze verlatenheden, die over
onze moe gezworven leden, onder de sterren waaien in de oude wind.
Veel liefde ging verloren in de wind. En wat de wind wil zullen we nooit weten:
en daarom voor we elkander weer vergeten, laten wij zacht zijn voor elkander kind.
Evangelie: Marcus 1, 1-8 - 'Maakt de paden van de Heer recht'
Waarop wachten wij? Jesaja roept ons op om ons voor te bereiden op de komst van 'de Heer God' , die komt in kracht. Johannes de Doper neemt die oproep over: nu gaat Hij komen!
En hij zal sterk zijn, en dopen met de Heilige Geest.
Is het dan niet verwonderlijk dat wij binnen drie weken genoegen zullen nemen met een kindje? En nog wel een uit een arm gezin, op de vlucht?
In een andere tekst van Jesaja wordt hij die komen zal aangekondigd als 'Emmanuel', God-met-ons. Nu is er veel meer over God en over zijn aanwezigheid in Jezus te zeggen, dan ik in een preek kan samenvatten. Ik zou willen stilstaan bij wat het kerstverhaal ons vertelt: dat God heel onopvallend en klein onder ons komt.
Als Johannes preekte en doopte, was Jezus er bij, maar weer onopvallend stond hij tussen de massa. We kennen zijn geschiedenis: uiteindelijk zal hij niet erkend en herkend worden, maar uit de weg geruimd, als een timmermanszoon die teveel pretentie had. Pas na zijn dood zullen leerlingen beginnen te begrijpen wie hij echt is, en wat hij komt doen: hij komt een goede boodschap brengen, zoals in het begin van onze evangelielezing te horen is. En, lezen we bij Jesaja, die boodschap is er een van troost. Niet als een triomfator, maar nederig en al weldoende is Jezus rond gegaan.
Wie klein en gebroken en verdrietig was, heeft hij opgericht en getroost. En die troost deed wonderen.
Ik denk dat het een hoofdpunt van ons geloof is, dat onze God een troostende God is. Hij trekt zich ons lot aan. En ik denk ook dat wij allemaal vroeg of laat ondervinden hoe klein en weerloos we zijn. Gods troostende kracht hebben we allemaal nodig.
Maar de goede booschap is ook dat we sterker zijn dan we denken. Ook wij kunnen wonderen doen. En nu wil ik kort iets vertellen dat ik onlangs op het internet ben tegengekomen, en dat me gepakt heeft. Ver van hier, in Queensland, in Australië, werd een vrouw met de ambulance naar een palliatieve instelling gebracht, om er te sterven. Ze vroeg aan de brancardiers of ze met haar langs de kust konden rijden, en haar daar voor de laatste keer naar de oceaan te laten kijken.
Ze maakten die kleine omweg, en namen de vrouw op de brancard uit de wagen en plaatsten haar bij de zee. In stilte keken de vrouw en de brancardiers naar de golven. Toen zei ze: "I'am at peace, everything is right." "Ik heb vrede gevonden, alles is in orde".
Zij heeft, bijna letterijk in het uur van haar dood, de vrede gevonden. Die brancardiers hebben haar geholpen de weg naar die vrede te vinden. Zij hebben haar getroost. Troost kan de angst wegnemen.
Troost kan vrede brengen.
Troost kan ons verzoenen met het leven en met de dood: het is allemaal in orde. En kleine, onopvallende daden van onopvallende mensen kunnen veel troost brengen.
Troost kan wonderen doen.
Jezus ging al weldoende rond. Zo werkte de kracht van God door hem, zo was hij God-met-ons.
En wij geloven dat hij zo bij ons blijft.
Als Johannes zegt dat Jezus doopt met de Geest, wil dat zeggen, geloof ik, dat zijn troostende Geest ook door ons, onopvallende, kleine mensen, werkzaam is. God heeft ons nodig om elkaar te troosten. Ook wij kunnen wonderen doen. Gods zachtmoedige kracht kan zich ook in ons openbaren, als wij ons hart durven vrijmaken voor zijn komst, en met Jezus op weg willen gaan.
Evangelie: Matteüs 25, 31-46 - 'Zoals een herder schapen en bokken scheidt'
Christus, Koning van het Heelal
Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Het jaar zit er op.
Volgende week, de eerste zondag van de advent, is tegelijkertijd de eerste zondag van het nieuwe kerkelijke jaar.
Het is daarom dat in de recente geschiedenis van de kerk op deze zondag Christus Koning gevierd wordt.
Recente geschiedenis zeg ik. Het feest werd pas in 1925 uitgevonden. De teksten die we lazen zijn 2000 jaar oud.
Waarom dan dit feest? Je moet het zien in de tijdsgeest van toen. Dreigend atheïsme, fascisme, het opkomen van massamanipulatie, het uiteenvallen van een maatschappij, rassenhaat
Men wilde vanuit de kerk een ander beeld de wereld insturen. We volgen geen wereldse machtshebbers. We volgen een ander ideaal.
Ik kan er niet over zwijgen, maar in de Chiro was dit feest vroeger een hoogdag. Inderdaad chocolademelk en koffiekoeken. Dat is wat wij er ons nog van herinneren. Het was ook een andere tijd. Andere normen en waarden. Maar wij deden op zon dag onze belofte. Als kind was dat een plechtig moment. We zweerden bijna dat we zouden vechten voor het goede, voor een ideaal. Voor een koning die niet van hier is
Aan Christus Koning trouw!
Wat moeten dan nu, vandaag doen met dit feest?
Wel ik denk dat we het gehoord hebben in de lezingen.
We horen het ook in het thema van deze viering. Koning en herder.
Koning en herder, daar zit heel wat hiërarchie tussen. Een koning leidt zijn volk, een herder zijn kudde. Een koning kan oordelen en veroordelen. Kan beslissen over het lot van de mensen. Een herder is bekommerd om het vermiste, het verdwaalde, het zieke, het gewonde schaap.
Een koning heeft pracht en praal en aanzien. Een herder heeft vrienden en kent zijn schapen als geen ander.
Het is precies door deze tegenstellingen dat we ons vragen beginnen stellen.
Ik ken een president die 94 jaar is, 37 jaar op de troon zit en nu door zijn volk aan de kant gezet werd. Hij heeft hen geen welvaart gebracht. Ik ken geen herder die afgezet is door zijn kudde. We houden te veel van hem.
Een oude schaapsherder is één met zijn kudde. Hij verlaat hen nooit. De schapen eten uit zijn hand, hij heeft zijn hele leven voor en met de kudde geleefd.
Welke koning kan dan zeggen dat hij ook herder is?
Welke koning gaf eten terwijl ze honger hadden? Gaf drinken toen ze dorst hadden? Heeft de vreemdelingen opgenomen? Heeft de naakten gekleed, heeft de gevangenen bezocht?
Er is een koning die ooit zei tegen zijn volgelingen. Tegen de mensen die van hem hielden.
Wie van u is ooit mensen gaan opzoeken die honger hadden? En wie heeft ze dan eten gegeven? En wie was er bekommerd om die vreemdeling, die vluchteling, die asielzoeker? Wie heeft hen opgenomen? En wie heeft de sukkelaar opgeraapt en heeft hem kleren gegeven? En wie heeft de gevangene bezocht en heeft hem die schouderklop gegeven die hij zo nodig had?
En dan zegt hij een zeer belangrijk zin, eigenlijk bijna de kerngedachte van onze gelovige gemeenschap: wat ge aan de minste geschonken hebt, hebt ge aan mij geschonken. maar wat ge niet aan de minste gegeven hebt, hebt ge ook niet aan mij gegeven! Laat je hen in de steek, dan laat je mij in de steek.
Hij, die dit zegt, is zowel koning als herder.
We moeten onze mauwen opstropen en iets doen voor hen die erom vragen. Dan eerst, wanneer we voldoende aan mekaar gegeven hebben, hebben we iets aan Hem gegeven.
Het huidige kerkbeeld heeft daar niets mee te maken, we moeten eerst voor mekaar zorgen.
We moeten ervan doordrongen zijn dat we onze ogen openhouden, onze armen uitstrekken naar diegenen die hulp nodig hebben. En dat kan gerust de mens zijn die naast u zit. Die hunkert naar erkenning of naar een teder gebaar.
Een klein gebaar, die schouderklop, kan zoveel veranderen bij iemand die het nodig heeft. Die iemand, hij of zij, zal zich dan als een koning zo rijk voelen
Een Christus Koning.
Hem onze koning noemen, is Hem nemen als spiegel maar ook als voorbeeld, een nieuwe manier van leven. Een leven, een omgeving waar macht dienstbaarheid wordt, waar de kleinen in het midden staan. Waar alles spreekt van de liefde van Ik zal er zijn voor u
Dat zijn de woorden van een goede, rechtvaardige, liefdevolle koning en een gedienstige, trouwe, vriendelijke herder.
De parabel van de talenten is overbekend. Hij wordt nog altijd heel veel gebruikt bij het begin van een schooljaar of een werkjaar. En we krijgen dan de wijze les mee dat we onze talenten moeten ontwikkelen en aanwenden ten dienste van iedereen. Want daarvoor hebben we ze tenslotte toch gekregen.
We interpreteren dan deze parabel op de klassieke en bekende manier.
En we gaan ervan uit dat de heer die naar het buitenland vertrekt God is en wij die drie dienaars waar hij zijn talenten aan toevertrouwt. Maar dan blijkt op het einde van de parabel God wel een heel wrede heer, die de arme knecht die zijn talent had begraven veroordeelt tot de duisternis met geween en tandengeknars. En de dienaars met meer talenten worden nog eens extra beloond.
Laten we misschien eens kijken wat er echt staat in het verhaal.
Een talent was een munteenheid toen en er wordt dus geld uitgedeeld. En het gaat niet om zomaar een rijke of machtige heer, het is een zéér rijke heer. Ik maak even een rekensommetje. Eén denarie is het normale dagloon van een gewone arbeider uit die tijd. Eén pond is 100 denariën en dus 100 daglonen. Eén talent is gelijk aan 100 ponden en staat dus voor 10.000 daglonen. De man die 5 talenten krijgt, strijkt dus 50.000 daglonen op. Voor 140 jaar is hij binnen. Wanneer hij dat bedrag uiteindelijk verdubbelt en 10 talenten en zelfs meer krijgt, is dat een fabelachtige en indrukwekkende som.
En eigenlijk is dit geen verhaal waar we symbolische verklaringen voor moeten zoeken. Het is een verhaal over de werkelijkheid. De rijke man in de parabel verwacht dat zijn dienaren goed met zijn talenten zullen omgaan, dus met zijn geld. Die heer is geen beeld van de algoede God, maar van de mens.
Misschien wil Jezus dat zeggen met zijn parabel: zo ziet de puur menselijke wereld eruit. Rijken hebben alle macht, de anderen moeten luisteren en hard werken zodat de rijken nog rijker en nog machtiger worden. Het is deze parabel die in aan de basis ligt van wat wij in onze taal het Matteus-effect noemen. Hoe rijker men is, hoe meer men krijgt. Hoe meer kansen je hebt, hoe meer je erbij krijgt. En voor de armen of kansarmen geldt het omgekeerde.
Het is zo op wereldschaal en het is zo in onze eigen maatschappij. We vinden het heel normaal dat wij hier geboren zijn en leven en niet in een doodarm land in Afrika of Azië. En dat wij hier veel meer kansen en mogelijkheden krijgen inzake gezondheid, onderwijs en werk. En we gaan het zelfs normaal vinden dat mensen in die landen moeten werken voor een hongerloon, zodat wij kunnen profiteren van de producten die zij maken. Soms gaan we zelfs nog een stapje verder: dat ze arm zijn is hun eigen schuld, ze moeten maar wat harder werken.
Dat doen wij ook!
Het is ook zo in ons eigen landje, in onze eigen stad, in onze eigen maatschappij. Ook in onze verenigingen. Wie veel talent heeft in het voetbal, of tennis, of basket zal meer kansen krijgen dan anderen. Hij zal altijd in de eerste ploeg mogen meespelen, men maakt hem tot kapitein, de coach zal met hem overleggen, de andere spelers moeten soms spelen in functie van zijn kwaliteiten. En wie minder of heel weinig talent heeft, komt niet aan de bak, mag hooguit eens een paar minuten invallen en krijgt nooit applaus of waardering. Op school en bij een bedrijf gaat het er niet anders aan toe.
Wat doen we dan met deze parabel?
We kunnen nog altijd het woord talent gebruiken in de betekenis die het dank zij deze parabel in onze taal heeft gekregen. Een talent is dan een gave, iets waar we goed in zijn en waar we wat mee kunnen doen. En het is dan inderdaad zo dat het onze taak is als mensen dat wij onze talenten ontwikkelen en ten dienste stellen van iedereen.
Maar, als we eerlijk zijn, moeten we vaststellen dat we dat vooral verwachten van anderen. Zoals die rijke heer zijn geld toevertrouwt aan zijn dienaren, zo vertrouwen wij onze kinderen toe aan een kinderkribbe of een school, waar mensen daarvoor hun talenten moeten aanwenden. Op dezelfde manier leggen we onze gezondheid in handen van een dokter en onze auto in die van een garagist.
Een installateur waakt over onze centrale verwarming en een bankier over onze spaarcenten. En zo kunnen we doorgaan. En als we niet tevreden zijn, sturen we onze kinderen naar een andere school, of we zoeken een andere dokter, een andere garagist of een andere bankier.
Want, als er één talent is dat wij heel goed hebben ontwikkeld, is het wel het talent om te oordelen over anderen. En te zeggen hoe zij hun talenten moeten aanwenden tot nut van iedereen.
We moeten dat durven toegeven.
En het loont de moeite ons daar eens over te bezinnen.
Laten wij ons niet te gemakkelijk neerleggen bij dat Matteus-effect en er zonder nadenken mee instemmen dat mensen die weinig kansen hebben er ook weinig verdienen. En laten we daar proberen wat aan te doen, op de plaats waar we ons bevinden.
Bijvoorbeeld in de Advent die er straks aankomt. En die vooral ook een beroep zal doen onze, onze eigen talenten
Evangelie: Matteüs 25, 1-13 - 'Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet'
Het verhaal van de 5 wijze en 5 dwaze maagden, wij kennen het van kindsbeen af en het roept in ons direct het beeld op van 10 mooie dames in wit gewaad, elk met een oliepotje, hun olielamp in de hand.
Zij wachten op de bruidsstoet want ze worden geacht Licht te zijn voor de bruidsstoet die naar het bruiloftsfeest trekt.
Wat de gevolgen zijn van het lang moeten wachten van die meisjes, kennen we wel.
Een verhaal dat past in de eindtijd van het jaar, in de eindtijd van het leven!
Natalie Meskens maakt er een tv programma over.
Ze vraagt aan mensen wat ze zouden doen wanneer ze nu verwittigd worden dat ze aan de laatste 24 uren van hun leven beginnen. Dat ze over 24 uren zullen gestorven zijn . Brrr, heftig en toch .
*Een vraag die wij ons ten diepste elke dag zouden mogen en durven stellen. En vooral waarover wij ten diepste elke dag zouden mogen durven nadenken. Niet?
Natuurlijk doen we dat niet, we willen ons wat goed voelen en leven!
We weten toch nooit wanneer we aan onze laatste 24 uren beginnen? Zo sluit het TV programma toch wat aan bij ons verhaal van de 10 mooie meisjes en hun olielampjes
Dit verhaal brengt me ook bij de wijze woorden van mn schoonmama. Een auto kopen kan iedereen, maar ermee blijven rijden .
*We kunnen dan best eerst en vooral; technisch leren autorijden.
Het steeds meer ingewikkelde verkeersreglement leren en ook wat handige vaardigheden zoals
water aanvullen aan de radiator om de motor koel te houden,
olie aanvullen om de motor gesmeerd te houden,
ruitenwisserssproeistof aanvullen om je zicht scherp te houden,
en vooral heel regelmatig benzine, diesel, gas of elektriciteit tanken
We kunnen dat ook aan de garagist overlaten, maar dan ligt de verantwoordelijkheid nog bij ons om dat tijdig te laten doen
Onze jonge mensen moeten letterlijk naar de rij-school of ze krijgen geen rij-bewijs. Ze leren er defensief rijden!
Een mooi woord dat aanzet tot leren :wees heer of wees dame in het verkeer!
We hebben zelf ook doorheen de jaren nieuwe regels geleerd.
Zien wij ook hoe vlot een kruispunt vrijkomt wanneer we in de ochtendspits als chauffeur echt willen ritsen?
Hoeveel levenswijsheid kunnen we niet opdoen gewoon bij wat bewust autorijden?
We zijn 12 november vandaag!
d.w.z. gisteren11 november.
Velen genieten een extra dag verlof en maken er een lang w.e. van.
Net zoals we dat doen met kerst en nieuwjaar, met Pasen en O H Hemelvaart en de zovele kerkelijke feestdagen die nog mee-tellen in het werk-jaar.
11 november we kunnen genieten van een lang w.e. omwille van het einde van die verschrikkelijke 1ste wereldoorlog.
*Velen onder ons hebben die 2de wereldoorlog doorgemaakt. Een deel van ons heel bewust anderen meer onbewust omdat ze baby of kleuter waren tijdens die oorlogsjaren.
Aan den lijve ondervinden wat oorlog met zich meebrengt, maakt het van ons vrede-bouwers?
Maakt het van ons, mensen die leren omgaan met verschil?
Verschil, een belangrijk beginsel om na te denken hoe we de democratie mee vorm kunnen geven, hoe we polarisering kunnen herkennen en proberen tegengaan.
Durven we geloven in onze buren, in onze collegas Hoe ik in hun gelaat kan zien wat mij hier en nu gevraagd wordt, te doen staat?
Kunnen wij geloven dat goed kunnen zien in het gelaat van de ander, het begin is dat ons samenbrengt?
Hoe voeden we onze wil om vredebouwers te zijn?
Hoe alert ben ik voor mijn oliepeil?
Waar en wanneer haal ik olie om dat alles gesmeerd te laten verlopen? Om niet vast te lopen?
Gelukkig zijn we met velen door dit donkere weer gekomen naar de zondagsviering zonder onze Herman, naar de zondagsviering om ons samen te weten bij dezelfde Vader, om mekaar te ontmoeten en ons olielampje van olie te voorzien.
Evangelie: Matteüs 23, 1-12 - 'Ze handelen niet naar hun woorden'
-- Wegwijzerviering -- voor families, met eerste communicanten en vormelingen
Vroeger toen ik jullie leeftijd was, had ik een vriend in de lagere school en die heette Joren.
Wij waren de beste vrienden omdat we alle twee heel goed waren in verbeelden. We hadden veel fantasie, vooral op de speelplaats. In het midden op de speelplaats stond er een grote houden trein, waar je in en uit kon klimmen. Joren en ik speelden dan dat we cowboys waren die de trein moesten redden van een overal. We hingen dan aan de buitenkant van de trein, klommen naar binnen, slopen langs de wagons op zoek naar de bandieten. Op één of andere manier slaagden we erin om heel de speelplaats te betrekken zodat iedereen of bandiet of cowboy was. Dat vonden we fantastisch leuk, rekenen daarentegen vonden we iets minder fantastisch.
Wie vind er wiskunde ook niet zo leuk?
Joren en ik vonden rekenen ook maar niets. In de klas zaten wij steeds vanachter, de jongens die van voor zaten, waren de snelle jongens. De jongens van voor die staken altijd hun vinger op als de meester iets vroeg. En zij mochten van de meester dan ook altijd antwoorden. En al snel werden de snelle jongens die van voor zaten de slimme jongens die van voor zaten. Want omdat ze altijd hun vinger opstaken en meededen leerden ze ook sneller. En op zich is dat niet zo erg, maar Joren die vanachter in de klas zat en niet zo snel zijn vinger durfde opsteken, die kon bijna nooit antwoorden. De andere jongens waren hem altijd voor. En omdat Joren bijna nooit zijn vinger opstak leek het alsof hij nooit het antwoord wist.
Dus de meester liet hem veel minder aanbod omdat het leek alsof hij niet zo slim was als de jongens van voor. En Joren begon dat geleidelijk aan ook te geloven, waardoor hij nog minder zijn vinger opstak en zijn punten op het rapport er ook niet beter op werden.
Jullie zitten hier in de kerk vandaag omdat jullie je eerste of plechtige communie gaan doen. Omdat jullie aan de mensen hier willen laten zien dat jullie in Jezus geloven.
Nu geloven is, net zoals de bijbel zegt, niet alle antwoorden weten, of heel goed en snel bijvoorbeeld het Onze Vader kunnen opzeggen.
Geloven is niet de waarheid in pacht hebben of op zondag mooi uitgedost in de kerk zitten en daarbij laten.
Geloven is een jongen zoals Joren in de klas wat meer aan het woord laten, hem opmerken in de klas. En zeggen tegen de meester en tegen de kinderen in de klas, zeg diene Joren heeft volgens mij ook wel wat te zeggen. En Joren wat meer aanmoedigen zodat hij wat meer zijn vinger durft opsteken in de klas. Of al eens naast hem gaan zitten in de klas. En ik weet het dat is niet simpel.
Dat vraagt eigenlijk wel een beetje moed en durf. Net zoals geloven. Geloven dat is ook niet simpel en dat vraagt ook wat moed en durf. Geloven in Jezus dat is vaak ingaan tegen een hele boel meningen en gewoontes, dat is soms durven opstaan.
En daar is maar één iemand voor nodig. Later wanneer Joren al op de grote school zat in het middelbaar was daar een leerkracht die iets in hem zag. Die in hem geloofde. Hij zei dat Joren wel wat meer kon dan dat hij dacht. En de Joren begon harder te werken, en meer in zichzelf te geloven. Hoewel het echt niemand het hem had aangegeven, is hij daarna nog gaan verder studeren. Het heeft hem heel veel doorzettingsvermogen en discipline gekost, maar nu heeft Joren een goeie job als landmeter. Je moet maar straks eens aan papa of mama vragen.
Ik ben hier nu geen reclame aan het maken voor de opleiding tot landmeter. Belangrijker is om mee te nemen is dat geloven een weten is dat iedereen kan zijn wat hij in zich heeft. En kan groeien tot een persoon die er is voor de ander.
Hierbij wens ik jullie een fijne start van de wegwijzers en een heel fijne zondag
Het evangelie van vandaag is maar heel kort. En toch is het de moeite waard om even bij stil te staan.
We lezen al een aantal weken bij Matteüs. Tussen de lijnen door, zien we de hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden tussen het publiek dichterbij komen. Dat komt natuurlijk ook omdat Jezus van langsom meer kritiek geeft op die gevestigde orde. Hij maakt hen een beetje bang of verontrust. Bij uitspraken als: De laatsten zullen de eersten zijn.
Of vreemde parabels over de zonen in de wijngaard van hun vader, over de ontrouwe wijnbouwers of over de genodigden op het bruiloftsfeest, voelen zij zich danig op de tenen getrapt.
Vorige week kwamen de schriftgeleerden zelf met een concrete vraag, in verband met de belasting aan de keizer.
Nu waren, ten tijde van Jezus, de meeste schriftgeleerden waarschijnlijk farizeeën, maar er waren ook sadduceeën bij.
De sadduceeën waren strenger dan de farizeeën, zeker wat betreft het volgen van de wetten. Daardoor kwamen ze vrij goed overeen met de Romeinse bezetter. Politiek correct zouden we vandaag zeggen.
De farizeeën waren eigenlijk een heel gesloten groep van héél vrome mensen. Zij hechtten zéér veel belang aan tradities en gebruiken, die zij tot in de puntjes opvolgden. Vandaag zouden wij hen fundamentalisten noemen.
Vandaag willen die farizeeën Jezus op de rooster te leggen. Nadat de sadduceeën er vorige week van langs kregen, met Jezus’ ontmijnende antwoord over aan de belasting aan de keizer, komen die farizeeën op de proppen met een concrete vraag over het voornaamste of hoogste gebod.
Ook nu weer komt Jezus sterk uit de hoek. Zo sterk dat de farizeeën met de mond vol tanden staan. “U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand”, dat is het eerste en grootste zegt Jezus.
Dan doet Hij wat de farizeeën zelf zo vaak doen: Hij voegt een gebod toe aan het bestaande. Hij maakt het tot dubbelgebod van de liefde: “Het tweede is daaraan gelijk: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.”
Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten.
Wat dat precies inhoud, staat, anders gezegd ergens vooraan in het evangelie van Matteüs (Mt.7, 12): “Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.”
De anderen dus.
Daarover lees ik in de eerste lezing (Ex.22, 20-26): “U mag een vreemdeling … het leven niet moeilijk maken … Weduwen en wezen moet u geen onrecht aandoen … Als u aan iemand … geld leent, … gedraag u dan niet als een geldschieter ... Als u iemands mantel in pand neemt, dan moet u die voor zonsondergang aan hem terug geven ... “
Als je dat doet, beste farizeeën, of moet ik zeggen: “beste allemaal”, dan zal het jullie vergaan zoals Mattheus een paar hoofdstukken verderop schrijft (Matt. 25, 34-45): “Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld.
Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen wij U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken?
De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar Ik zeg u: Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan.
En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten.
Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en hebt Mij niet gekleed. Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken.
Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd?
Daarop zal Hij dan antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan.”
Er is dus nog veel werk aan de winkel. Liefde is een werkwoord!
Moeten wij in de eerste plaats maatregelen nemen om de economie te stimuleren of zouden wij niet beter proberen de armoede te bestrijden? Moet er meer geld geïnvesteerd worden in ziekenzorg of in onderwijs? Is onze privacy even belangrijk als onze veiligheid en gaat het daarin eigenlijk niet in de eerste plaats om verkeersveiligheid?
Als het inderdaad waar is dat wij volop in aanloop zijn naar de eerstkomende verkiezingen, gaan onze politici nog meer van dat soort vragen of dilemmas voorgeschoteld krijgen. Vragen dus waarop moeilijk met een simpel ja of nee kan worden geantwoord. Vragen die bedoeld zijn om hen erin te laten lopen.
Het was tweeduizend jaar geleden niet anders. Mag men belasting betalen aan de keizer of niet? Jezus krijgt de vraag eigenlijk van twee groepen, twee groepen die lijnrecht tegenover elkaar stonden. De Herodianen waren Romeinsgezind, de farizeeën anti-Romeins. Als Jezus ja antwoordt, komt hij in conflict met zijn eigen joodse identiteit en zijn trouw aan de God van Israël. Als Hij nee zegt, is Hij een revolutionair en kan Hij beschuldigd worden van rebellie.
Voor Hij antwoord geeft, vraagt Hij Hem een denarie, een muntstuk te tonen. En op dat muntstuk staat de afbeelding van de keizer. Die munt is dus zijn eigendom en wie daarmee belasting betaalt, geeft het dus eigenlijk terug aan de keizer. Daarmee doorbreekt Jezus dus het dilemma. Maar Hij voegt er nog aan toe: Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.
Dat is niet zomaar een handigheidje of een tsjeven-antwoord, om nog even in politieke termen te blijven. De mens is immers geschapen naar het beeld van God en niet naar het beeld van de keizer. Een keizer heeft geen goddelijke macht, al zijn er in de loop van de geschiedenis wel keizers of koningen die als bijna goddelijk wilden beschouwd worden. En ook nu nog trouwens zijn er keizers, presidenten of machthebbers die over alles willen beslissen en heersen, zelfs over leven en dood.
Met een vraag over al dan niet belasting betalen kan je trouwens nog altijd scoren in de publieke opinie. De meeste mensen en de meeste bedrijven betalen liefst zo weinig mogelijk belasting. Velen zijn in theorie tegen fiscale fraude, maar zijn zelf op zoek naar creatieve achterpoortjes om eraan te kunnen ontsnappen. Terwijl het eigenlijk niet verantwoord, niet maatschappelijk en zelfs niet ethisch is om geen belasting te betalen, terwijl je zelf wel profiteert van allerlei overheidsvoorzieningen.
Eigenlijk geeft het antwoord van Jezus ook de spanning aan waarin wij als christenen leven. De spanning tussen het goddelijke en het aardse, tussen God en wereld, tussen God en mens. Als gemeenschap van christenen mogen wij onszelf Kerk noemen, maar die Kerk staat ook met beide benen in de wereld. En daarom wordt er ook van ons verwacht dat wij ons inzetten voor die wereld, voor die maatschappij, voor onze medemensen.
In de loop der eeuwen zijn er vele mannen en vrouwen geweest die hun leven hebben gewijd aan hun geloof. Sommigen hebben zich gegroepeerd in kloosterorden. En ook daar was en is er een spanning tussen de zogenaamd actieve en contemplatieve orden. De enen leggen vooral de nadruk op gebed en bezinning, de anderen werken concreet aan projecten die het leven van anderen kunnen verbeteren.
Vandaag is het ook missiezondag.
We worden dan uitgenodigd om stil te staan bij al die mannen en vrouwen die overal ter wereld het evangelie verkondigen. Die als het ware handen en voeten geven aan God om onder alle mensen te komen. Maar ook zij hebben niet alleen het evangelie verkondigd, maar ook huizen en scholen gebouwd. En zieken verzorgd en mensen geholpen en gesteund om te ontsnappen aan armoede en ellende.
Van ons wordt allicht niet verwacht dat wij ook missionarissen worden. Maar we kunnen ons wel inzetten voor een betere wereld, op de plaats waar we ons bevinden. We kunnen mee praten als over de toekomst van mensen wordt beslist. We kunnen ons bijvoorbeeld verzetten als sommigen lichtvaardig verkondigen dat we de armen, de vluchtelingen, de asielzoekers maar beter zouden buiten sluiten uit onze maatschappij.
We kunnen bijvoorbeeld ook mensen nabij zijn en helpen om het verlies van een geliefde te dragen en verder te gaan met hun leven.
Zo geven we niet alleen aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.
Deze week brengt het evangelie een parabel van het Rijk Gods. Jezus probeert het belang hiervan uit te leggen via een verhaal over de koning die een bruiloft wilt vieren. Het is niet toevallig dat het verhaal rond een bruiloft draait. Een bruiloft symboliseert een overgang, het begin van een nieuw leven, een verbond dat twee mensen afsluiten uit liefde voor elkaar. Net zoals God met zijn volk een verbond afsluit voor het uitbouwen van een Rijk Gods, een beter leven op Aarde. Dat nieuw leven dient au serieux genomen te worden! De koning spreekt een gast aan omdat hij zijn bruiloftskledij niet aan heeft, zijn zondags kostuum zo je wil. Hiermee wilt hij bedoelen dat je met het idee Rijk Gods niet nonchalant moet omgaan. Het vraagt moeite en inzet, nonchalance is hier niet op zijn plaats.
En alleen over dat Rijk Gods vertellen, alleen mensen wat appelleren zoals ik hier nu doe voor jullie, is niet genoeg.
Er is meer voor nodig. Als ge de link legt naar vandaag zou je de vraag kunnen stellen naar Waar is die nieuwe wereld, Waar is dat Rijk Gods. Waar is die nieuwe generatie die dat Rijk Gods op Aarde brengt? De generatie van twintigers, dertigers, veertigers? Hier in de kerk zijn ze nauwelijks te vinden. Wilt dat zeggen dat heel die groep van mensen, waaronder ikzelf, niet meer gelooft in de maakbaarheid van een betere wereld? Zijn we werkelijk te individualistisch geworden?
Terwijl ik deze preek aan het voorbereiden was, had ik net tickets besteld voor de warme winkel.
Een Nederlands theatergezelschap dat zich buigt over net dezelfde vragen. Ze gaan hiervoor ten rade bij de Russische Vladimir Majakovski een literair futurist van de jaren dertig van de vorige eeuw.
Hij stelde zich net exact dezelfde vragen over hoe een nieuwe wereld moet uitzien. Welke generatie houdt zich bezig met het uitbouwen van een betere wereld. Majakovski schreef dit in tijden van grote politieke onrust in Rusland aan het begin van het stalinisme.
Je zou kunnen zeggen dat Majakovski even toegankelijk of ontoegankelijk is als de bijbel. En toch grijpen ze naar een Russische schrijver. De warme winkel is ook een gerenomeerd theater gezelschap, mensen willen dit stuk zien en met deze vragen geconfronteerd worden. Vragen die evengoed in de bijbel voorkomen, maar toch wordt deze niet gebruikt. Waar slaat de kerk de bal dan mis? We weten dat er een generatiekloof is in de kerk, we weten dat misbruik verhalen enz geen goed hebben gedaan, maar waar slaat de kerk vandaag de bal mis? Bij een jonge generatie die nauwelijks nog het verschil tussen Kerstmis en Pasen kent?
Is het omdat we allemaal individualistischer zijn geworden? Of omdat het publieke middenveld aan het verbrokkelen is? Ik denk het niet. Jongeren dromen van een betere wereld, denk aan ringland.
Een project door en voor Antwerpenaren om te leven met betere luchtkwaliteit, minder verkeer, groener en oog voor sociaal contact. Vanuit hun geloof dat burgers samen de stad leefbaar kunnen maken, Letterlijk een beter leven beogen. Of denk aan de buurderij, een organisatie dat de buurt samenbrengt rond de aankoop van seizoensgebonden groenten en fruit en lokaal geproduceerde voedselproducten. Dit met het oog voor het milieu en ter bevordering van het sociaal contact onder buren. En zo zijn er talloze voorbeelden. Maar nergens wordt de link met het bijbelse Rijk Gods gemaakt.
En zoals Jezus het al in zijn parabel aanhaalde het weten alleen dat zulke dingen bestaan is niet altijd genoeg. De vraag is hoe kunnen wij een link leggen tussen al die mooie projecten en de kern van het katholieke geloof, namelijk het geloof in een betere wereld. En dat vraagt geen grootse moeite. We kunnen aanwezig zijn op die kleine plekken, waar jonge en minder jonge mensen samenkomen rond een nieuwe wereld, dat Rijk Gods. En daar kunnen wij ambassadeurs zijn van mensen van goede wil.
Dat kan zijn door het project ter plaatse te ondersteunen, mee kenbaar te maken, te faciliteren, groentjes kopen, Door te getuigen vanuit uw eigen christelijke inspiratie, misschien initiatiefnemers bij te staan met raad en daad, de ontmoedigingen van mensen ombuigen, naar hoop,...
Bottomline is uw eigen waarden, uw eigen geloof uitdragen, vraagt altijd wat moeite, maar het is een investering in de toekomst in een Gods Rijk op Aarde.
"Komaan, laat je niet gaan!" Maar aan hem de handen vuilmaken, dat zal te veel gevraagd zijn. En toppunt is, dat de Farizeeën de man nu wel zien staan: ze kunnen hem gebruiken. Misbruiken. Om Jezus, die in hun weg loopt, een loer te draaien.
De man steekt zijn hand uit, Jezus steekt zijn hand uit. Er gebeurt een wonder, als ze elkaar aanraken. Er gebeurt een wonder, als mensen elkaar willen redden. Dat is de uitdrukking die Jezus gebruikt: iemand redden. Helpen om niet ten onder te gaan. Er wordt zoveel mogelijk, als mensen elkaar willen ondersteunen.
Ik weet wel, ook als we gelovig zijn, blijven lijden, zwakheid, dood, een deel van ieders leven. Het evangelie wil ons vertrouwen geven dat, als het lijden ons overmeestert, we zelfs in de donkere nacht van het sterven, niet ten onder zullen gaan. Maar het gaat niet alleen over een hoopvol 'later'. Ook in dit leven gebeuren wonderen, verrijzen mensen uit hun verdriet wanneer hun uitgestoken hand wordt vastgenomen, wanneer ze gesteund worden, wanneer ze kunnen voelen dat ze niet alleen gelaten worden.
De oproep van Jezus is duidelijk: we moeten mensen van de goedheid worden, en de zwakkeren in ons midden plaatsen, centraal. Het moet elke dag de dag van Samana zijn: samen naar anderen gaan, om hen op te richten.
Nu is het de rijkdom van het evangelie, dat het op verschillende manieren gelezen kan worden. En die man met zijn kreupele hand, wie is dat? Ja, ik denk aan de zieken, zwakkeren, mensen met een handicap. Maar misschien zegt het evangelie ook, dat ik aan mezelf moet denken. Aan de zogezegd sterkeren. Hebben wij niet allemaal een verdorde hand?
Hebben we allermaal niet onze kwetsbare plekken? Hebben wij, de 'gezonden' wel zoveel greep op ons leven, hebben wij al de touwtjes in handen? Zullen wij, vroeg of laat, niet ondervinden, dat al onze kracht, onze talenten, alles waarop wij steunen, dat het allemaal heel broos is, dat we het cadeau hebben gekregen, dat we veel geluk hebben gehad, en dat het plots allemaal ons uit handen kan geslagen worden? Niemand kan zich staande houden, als er geen mensen onze uitgestoken hand willen vastnemen om ons te helpen ons staande te houden.
En die helpende hand, kan ook de hand zijn van die zogezegd zwakkere. Allemaal, 'zwak' of 'sterk', hebben we zoveel goeds aan elkaar te bieden. De dankbaarheid, de wijsheid, de moed van de mens die zich moet laten helpen, maakt ook de helper, de mantelzorger, sterker.
Waar mensen elkaar de hand reiken, gebeuren wonderen die troost en kracht geven aan allen. Allemaal kunnen wij zoveel betekenen voor elkaar. Zieken, zwakkeren, sterken, gezonden: er is geen verschil tussen. Allemaal mensen, die het alleen niet kunnen, en die elkaar nodig hebben. Die hun hand uitsteken als een vraag: "Kijk naar mij om, alstublieft. Laat me niet alleen." Voor de Farizeeën waren wetten en regeltjes een excuus om hun handen niet vuil te maken. Daar werd Jezus heel boos over. Hij laat ook vandaag zijn blik rondgaan.
Hopelijk, als hij ons ziet, ziet hij dat wij op zijn woord de hand naar elkaar uitsteken om elkaar te redden.
Evangelie: Matteüs 20, 28-32 - 'De tweede kreeg spijt en deed toch de wil van zijn vader'
Verrekijkerviering Sint Annekesfeesten
Er zijn mensen die gekend zijn om hun straffe uitspraken. Zowel negatief als positief. President Trump is zo iemand, hij staat gekend om zijn straffe uitspraken.
Wel vandaag horen we een straffe uitspraak van een man die 2000 jaar terug in de tempel tot zijn vrienden sprak, hij zei: Mensen die foute dingen hebben gedaan, en er dan op terugkomen, zullen eerder beloond worden dan mensen die gewoon niets verkeerd doen.
Zo zei de eerste zoon in het evangelie: Zeg vader, ik heb echt geen zin om te doen wat jij mij vraagt. Maar hij bedacht zich en deed toch het werk. De tweede zoon zei: "Ok, vader op mij kunt ge weeral rekenen , maar hij stuurde zijn kat. Hij had veel te veel andere dingen te doen.
En Jezus zei toen tegen zijn vrienden: Toen mijn voorganger, Johannes, tot jullie sprak, zeiden jullie ja, ja alles ok maar wij doen toch ons eigen ding!. En de arme ongelovigen, de sukkelaars, de man in de straat, die luisterden wel en deden wat ze beloofden.
Jullie, mijn beste vrienden waren als die 2e zoon: zeggen dat je het doet maar het uiteindelijk niet doen . We kunnen hier niet genoeg beklemtonen hoe belangrijk deze uitspraak ook voor ons, nu in 2017 is.
Onze maatschappij, onze gemeenschap, onze parochie, onze verenigingen draaien op dit principe. Het sociale leven in Vlaanderen wordt in stand gehouden door verenigingswerk, door vrijwilligers. Niet door subsidies.
Als je zegt: Ik doe mee, ik doe dit werk, op mij mag je rekenen, ik trek mee aan de kar, ik kuis die boel wel op en je stuurt achteraf uw kat, dan staan we veel verder achteruit.
En langs de andere kant zijn er altijd mensen die plots opduiken. Geen tralala verkopen en gewoon beginnen met opruimen, met organiseren, met aan de kar te trekken... Meestal hebben ze op voorhand niet gezegd Ik doe dit wel. Meestal staan die niet vooraan op het podium. Maar het werk gebeurt wel.
Een woord is een woord. Dat bedoelt Jezus vandaag. Een ja is een ja. Als je meedoet, als je u engageert, dan moet je er staan. Men rekent op u.
Als je zegt ik wil gevormd worden, ik wil mijn communie doen, op dat moment moet je goed nadenken. Je zegt dan best tegen u zelve: Als ik het doe, doe ik het goed, en hou ik het vol helemaal tot het einde..
Dit weekend vieren wij weer een groot feest in de parochie. De Sint-Annekes feesten. Het zijn er precies meer dan één. En eigenlijk is dat ook zo. De Sint-Annekes feesten!
Meer dan 140 vrijwilligers hebben gezegd: Op mij mag je rekenen Ik sta er wel dit weekend. Ik zorg er mee voor dat anderen kunnen feesten.". Er zit een ploeg achter die 6 maanden op voorhand bijeenkomt en startten met de voorbereiding. Ze hebben hun woord gegeven. Ze staan er gewoon als men hen vraagt.
De Pleplo doet de kinderactiviteiten, de kassier telt zijn geld, Jeugdhuis l Link zet heel het weekend de deuren van het Spieken open, de kok werkt zich in het zweet, de diensters leggen kilometers af, de tapper tapt en de opkuiser kuist op, er is dat madammeke die elk jaar een enorm afwas komt doen, niemand ziet haar staan, maar ze verzet wel een berg afwas.
Als al deze mensen zouden gezegd hebben: Ik doe het wel, maar ik stuur mijn kat het zou er schoon uitzien. Versta je nu waarom we spreken over de Sint-Annekes feesten? Het is meer dan 1 feest Laat u maar verwennen vandaag.
Het thema van deze viering luidt: Een huis voor iedereen. Ik ben de makers van deze viering dankbaar voor dit thema. Een huis voor iedereen. Dat wil ook het vernieuwd Sint-Anneke Centrum zijn. Vandaag is het open-deur-dag. Alle deuren staan open om te laten zien hoe mooi het geworden is. Volgende week moeten Herman en ik naar het bisdom komen. We gaan hen zeggen: Er zijn geen 3 parochiehuizen in de hele bisdom Antwerpen die zijn zoals dit centrum.
Deze verbouwing heeft inderdaad veel geld gekost. Maar we klagen niet. We vinden het een verantwoorde investering. Waarom? Het is een huis voor iedereen.
Ik ga toch 1 cijfer noemen. De vaste kosten bedragen 110 per dag, of het centrum nu open is of niet. Huishuur, verzekeringen, belastingen, nutsvoorzieningen En dan nog zeggen we: Alle parochiale verenigingen mogen dit centrum gratis gebruiken. Dit kan omdat we het centrum ook verhuren voor feesten, fuiven, koffietafels bij uitvaarten, babyborrels, tentoonstellingen en concerten gewoon de cyclus van het leven. Een huis voor iedereen. En ook daar staat een ploeg achter die ja gezegd heeft, en die er dan ook staat.
Daarom moet je vandaag eens binnenspringen. Kom eens zien hoe mooi dit huis geworden is.
En voor alle duidelijkheid: het is veel gemakkelijker wanneer je zegt Ik doe het, ik kom helpen, ik doe mee . En dat je dan ook komt en er staat.
Niet eerst Ja en dan neen, niet eerst neen en dan ja
Gewoon meedoen en erin geloven. Er zijn altijd handen te kort.
Wat is rechtvaardig? - 25e zondag door het jaar A 2017 - Fred
Vijfëntwintigste zondag door het jaar A 2017 - Zondag 24 september 2017
Eerste lezing: Jesaja 55, 6-9- 'Uw gedachten zijn niet mijn gedachten'
Evangelie: Matteüs 20,1-16a - 'Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben?'
Er zijn van die evangelies die we onmiddellijk herkennen en waar we het al snel roerend mee eens zijn. Er zijn er ook af en toe waar we het moeilijk mee hebben. Het evangelie van vandaag is er zo eentje. Het wringt niet alleen, het lijkt zelfs niet helemaal juist, niet helemaal eerlijk. We weten niet goed wat we ervan moeten denken en wat we ermee kunnen doen in ons dagelijks leven.
Wat is dat voor een landeigenaar, wat is dat voor een baas die zijn arbeiders die een hele dag gewerkt en gezwoegd hebben in de brandende hitte, maar evenveel betaalt als degenen die maar een uurtje hebben gepresteerd? Geen enkele CEO zou zoiets doen. Het is economisch en zelfs sociaal onverantwoord. Geen enkele politieke partij of geen enkele vakbond zou het opnemen voor die werkers van het elfde uur en hun beloning verdedigen!
Nochtans doet die landeigenaar niets onrechtvaardig. Hij had de eerste werkers die hij in dienst nam één denarie beloofd om een dag te werken. En die één denarie krijgen ze ook. Naar sociale normen was in die tijd trouwens één denarie per dag best een behoorlijk loon. Je kon er twee dagen een gezin mee onderhouden. Ze hadden eigenlijk geen reden om ontevreden te zijn.
Maar toch gaan ze aan het morren. En dat komt omdat die landeigenaar de laatste werkers het eerst uitbetaalt, terwijl de anderen erbij staan en het zien. Dat doet hij natuurlijk bewust. Het lijkt wel op een provocatie. Want hij had net zo goed de eerste arbeiders eerst kunnen uitbetalen. Dan had niemand gezien dat de laatsten evenveel kregen.
Maar nu dus wel.
En daardoor komt er onvrede, daarom wordt er gemord. Mensen gaan pas aan het protesteren, als ze kunnen vergelijken. Niet omdat zij te weinig zouden krijgen, maar omdat anderen meer krijgen dan waar ze recht op hebben. Althans in hun ogen. De eerste arbeiders voelen zichzelf niet tekort gedaan, ze vinden dat anderen teveel krijgen en dus profiteren. Eigenlijk zijn ze jaloers. Vandaar die vraag van de landeigenaar: Zijn jullie soms kwaad omdat ik goed ben?
Misschien is het goed dat we ons eens afvragen waarom die werkers van het elfde uur er nog altijd staan. Drie keer is de landeigenaar al werkers gaan zoeken, s morgens vroeg, het derde uur en tussen het zesde en het negende uur. Elke keer heeft hij een aantal mannen in dienst genomen. En rond het elfde uur staan er nog altijd te wachten.
Dan vraagt die landeigenaar: Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk? En zij antwoorden: Omdat niemand ons gehuurd heeft. En daar zit hem dus het probleem. Waarom heeft niemand hen gehuurd? Waarom komen zij niet in aanmerking voor dat werk? Aan welke mensen denken wij dan, niet alleen in die tijd, maar ook nu, hier bij ons, in onze maatschappij?
Er zijn inderdaad ook nu nog mensen die niet worden ingehuurd, die niet worden aangesproken om een taak te vervullen, die geen aanbiedingen krijgen om aan het werk te gaan. Het zijn meestal de zwakken in de maatschappij. Het zijn de arbeiders en bedienden die ontslagen worden omdat hun bedrijf meer winst wil maken en hogere premies wil geven aan de rijke aandeelhouders.
Het zijn mensen die zogezegd te oud zijn om te werken. En mensen zonder diploma, mensen met een zwakke gezondheid, mensen met een lichamelijke of mentale beperking. Of het zijn vreemdelingen, ook al wonen ze al drie generaties lang in ons land. Of het zijn zwangere vrouwen, die binnenkort in aanmerking komen voor zwangerschapsverlof en nadien ongetwijfeld moeten worden vervangen.
Wat Jezus daartegen inbrengt, in de persoon van die landeigenaar is een verhaal van onderlinge solidariteit, ook van solidariteit met kansarmen. Hij betaalt één denarie, een dagloon van twee dagen voor een gezin. Hij betaalt niet alleen de arbeiders, hij geeft ook een menswaardig bestaan aan hun vrouw en kinderen, die helemaal niet komen werken.
Daarmee hebben wij meteen een antwoord op onze vraag van daarstraks: wat doen wij met zo een verhaal? Wat doen we ermee in ons dagelijks leven? Zijn wij bereid tot dat soort solidariteit met kansarmen, met mensen aan de rand? Nemen wij het soms op voor mensen die niet aan de bak komen, die minder kansen krijgen? Of laten wij ons misschien ook niet al te gemakkelijk verleiden tot commentaar op mensen die volgens ons en vaak ook volgens de media hun kansen niet willen grijpen?
De laatsten zullen de eersten zijn en de eersten de laatsten, klinkt het op het einde van het evangelie.
Het is eigenlijk nog een stuk radicaler.
Het is in de parabel niet zo dat de achterblijvers worden voorgetrokken en de eersten worden benadeeld. Het betekent gewoon dat, waar mensen zich met de juiste intentie inzetten, er uiteindelijk geen eersten of laatsten meer zijn.
Evangelie: Matteüs 18, 21-35 - 'Vergeven tot zeventig maal zevenmaal'
En vergeef ons onze schulden ♪,
zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren ♪.
Al bijna een jaar proberen wij te wennen aan die nieuwe versie van het Onze Vader. Maar het valt niet mee om dat zomaar te doen.
Ik heb het dan niet zo zeer over de nieuwe tekst van het Onze Vader of het zingen daarvan, maar wel aan de inhoud ervan. En daaraan is eigenlijk niks veranderd.
Wij hoorden, daarnet nog, een parabel ons al lang bekend is:
Een eerste dienaar is aan de koning een zéér grote som schuldig, die hij niet kan terugbetalen. Maar omdat de dienaar hem om genade smeekt, scheldt de koning hem de geleende som kwijt.
Maar daarna stapt die dienaar naar een andere dienaar toe, die aan hem een klein bedrag schuldig is. Maar ondanks diens smeken, kent hij geen medelijden.
Als de koning dit ter ore komt, is hij woedend. Hij levert de dienaar over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
Het verhaal had héél anders kunnen lopen. Zo van: de eerste dienaar ging opgelucht naar huis. Onderweg komt hij een andere dienaar tegen, die hem een kleine som schuldig is. Weet je dat nog, vraagt hij dan. Natuurlijk, zegt de ander, maar ik zit nu krap bij kas. Laat maar zitten, zegt de eerste dan, mij is daarjuist een grote som kwijtgescholden, en ik doe voor jou hetzelfde. Laat ons er samen een pintje op gaan drinken.
Maar de oude parabel blijft natuurlijk zoals hij altijd geweest is, en dus besluit Jezus met: Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.
Het viel mij vandaag op dat die gedachte precies overeen komt met wat wij, iedere keer opnieuw, bidden of zingen: Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
Het is een oude parabel en van schuldbemiddeling of -herschikking was toen duidelijk nog geen sprake. Van schuldkwijtschelding blijkbaar wel!
Toch is het niet de bedoeling dat we die bedragen van 10.000 talenten of van 100 denariën, gaan omrekenen naar euros van vandaag.
Maar als ik u vertel dat 1 denarie in Jezus' tijd zowat het dagloon was van een arbeider, dan weet je dat 100 denariën genoeg is om met een gezin ongeveer twee maanden rond te komen.
Als ik u dan vertel dat 1 talent gelijk staat aan 6000 denariën, dan volstaat één talent om een zelfde gezin 60 maanden of 5 jaar eten te geven. Met 10.000 van die talenten kan je dan, schrik niet, het is onvoorstelbaar 50.000 jaar leven! Een bedrag dat, menselijk gezien, niet opbruikbaar is, en dat ook niet uitkeerbaar is.
Deze schuld wordt, door de koning in de parabel, zomaar uitgewist!
Als het om, menselijk gezien, onmogelijke bedragen gaat, wat hebben wij dan aan deze parabel?
En wat heet onmogelijk?
Als we vandaag naar de wereld kijken, waar landen in de derde wereld of zelfs landen in Europa, zoals Griekenland, failliet dreigen te gaan
Als een paar grote orkanen, op enkele dagen tijd, hele eilanden of zelfs staten van de kaart kunnen vegen, dan is eigenlijk alles opbruikbaar en door individuele mensen niet te dragen.
In elk geval maakt de parabel ons duidelijk dat God ons véél en véél meer vergeeft dan de schuld die een medemens bij ons kan hebben.
Zo komen we weer bij de eerste lezing.
Daaruit wil ik twee zinnen onthouden:
Alleen een zondaar blijft lopen met wrok en gramschap. Wie wraak neemt, zal de wraak van de Heer voelen: de Heer zal zijn zonden nooit uit het oog verliezen. Ik denk niet dat het dat is wat we willen.
Vergeef uw naaste zijn onrecht: dan worden, wanneer gij er om bidt, uw eigen zonden kwijtgescholden. Daarvan onthoud ik: wanneer gij er om bidt.
Zo komen we weer bij het Onze Vader, waarin we bidden: En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
Eigenlijk bidden we dus: goede Vader, als wij proberen om mild te zijn voor anderen die bij ons in het krijt staan, vergeef dan onze schulden. Doe dan voor ons zoals die Koning in de parabel. Amen.
Evangelie: Matteüs 18, 15-20 - 'Wanneer uw broer gezondigd heeft, wijs hem dan terecht'
Lieve mensen,
De bijbelteksten lijken op t eerste zicht zo moeilijk te verteren vandaag.
Als we nader toekijken zien we vele goeie eenvoudige suggesties voor het dagelijkse leven dat niet altijd over rozen loopt.
Zelf wil ik dit keer stilstaan bij de zin: Ik verzeker jullie, wat jullie op aarde binden, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat jullie op aarde ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Ik verzeker jullie, wat jullie op aarde binden
Binden, wil in dit geval zeggen: mensen bijeen brengen rond Jezus, wie of wat ze ook mogen zijn, over alle verschillen heen die hen van elkaar scheiden of tegen elkaar opzetten.
Zo zijn wij hier ook wekelijks bijeen. En juist omdat we rond diezelfde gedachten, diezelfde levensbeschouwing samenkomen, voelen we ons ook hier, rond deze tafel, meer dan op straat: eensgezind. Daarom spreekt ook Paulus in zijn brieven aan de Romeinen, of Korintiërs, of welke gemeente dan ook gemakkelijk tot zijn zusters en broeders. Omdat hij tegen zelfgezinde spreekt. Zij die nieuwsgierig zijn, geïnteresseerd zijn in Jezus van Nazareth
De zin gaat verder met de woorden en wat jullie op aarde ontbinden
Ontbinden staat hier met de betekenis van; mensen losmaken uit al wat hen bezwaart: een pijnlijk verleden, verlammende teleurstellingen, een isolement, vóóroordelen die hun kijk op medemensen vervormen.
Ontbinden heeft te maken met tot inzicht komen, vergiffenis schenken en bekering, verandering mogelijk maken. Om dan anders te kunnen kijken.
En daarvoor zijn vele eerste stappen nodig, vooral van onze kant.
Een eerste bijzonder stap wordt ons al heel de zomer aangereikt door de tentoonstelling waar we wekelijks middenin zitten.
Zij draagt de titel De dag des oordeels
Het lijkt op t eerste zicht ook een zo moeilijk te verteren verhaal, en toch rijkt ook deze tentoonstelling ons een goede tip voor ons dagelijks bestaan en kijken naar mensen .
Even wil ik vertellen wat mij getroffen heeft:
Ayin Horeh: Hebreeuws voor het boze oog, een Jiddische uitspraak gekend bij joden, moslims en christenen.
Ajin Hara is de naam van de fortograaf kunstenaar. Deze naam is afgeleid van het Hebreeuws Ayin Horeh: het boze oog!
En met haar camera in de hand lijkt zij dan ook heel dikwijls het boze oog! Al wil ze dat vooral niet zijn.
Ajin Hara is de vrouw die met schroom, met heel veel respect en mededogen naar mensen kijkt, hen tegemoet gaat en met in gesprek gaat.
Vanuit die manier van haar kijken wil ze ons een spiegel aanreiken.
Hoe kijken wij naar mensen die op straat zomaar een keppeltje en hun specifieke krulletjes langs hun slapen dragen? Hoe kijken wij naar mensen die een kuffi dragen getooid in lange witte of bruine kleren? Hoe kijken wij naar kinderen, jongeren en volwassenen met het syndroom van Down?
Ajin Hara gaat in gesprek met hen. Aanvankelijk zijn ze wat terughoudend en na het gesprek zetten zij zich fier, rechtop klaar voor de foto
De foto die de kijker dan kan raken tot in de ziel
Hoe kwetsbaar al die mensen die uiterlijk anders verschijnen dan wij in ons denken voorhebben
Hoe kwetsbaar al die mensen die door ons als anders bekeken worden.
Hun identiteit wordt al van bij de 1e seconde beschadigd door onze manier van kijken, staren en nastaren bijna .
Vanuit haar fotografie gaat Ajin Hara naar haar metgezel en schilder Diederik Boyen.
Hij die zo figuratief schildert met excessieve (overmatige) uitdrukkingen waar de mens helemaal aanwezig is, waar getuigenis van die ene mens zichtbaar wordt
Diederik is de schilder van de Identiteit.
De identiteit die men verkrijgt door ervaringen, sociale invloeden, eigen kennen en kunnen
De identiteit die men soms ook slechts overhoudt nadat het wezenlijke is weggenomen. De eigenheid van iemand ontkend. De waarden gedevalueerd.
Zijn mildheid ligt in zijn esthetische schoonheid om de personages te omringen.
De schoonheid van deze 2 kunstenaars is overrompelend. De confrontatie overweldigend.
Deze tentoonstelling brengt ons tot zelfreflectie.
We komen naar een tentoonstelling en de tentoonstelling kijkt naar ons.
Het stelt vragen: welke kracht kan kunst hebben om ons en de samenleving waar we deel van uitmaken te transformeren?
Wat een kracht kunnen de woorden van Paulus aan de Romeinen, de woorden van Jezus aan ons, hebben. Met welke emoties en ethische keuzes begeleiden ze ons doorheen het proces van continue verandering ? Hoe kijken wij en gaan wij om met anderen? Om uiteindelijk mekaar alleen nog liefde schuldig te zijn.
bronnen: Fr. Mistiaen Js, Anna3krant en tentoonstelling
We hebben het gehoord in dat mooie scheppingsverhaal: God zag dat het goed was... en ik ben daar nog meer van overtuigd geraakt toen ik hoorde over een nieuwe ster, enfin, een oude ster, maar ze is nu pas ontdekt door een Belgische astronoom. Het was nieuws, omdat er planeten rond die ster draaien die misschien sterk op onze aarde lijken. En het was ook nieuws omwille van de naam die die Belg aan de ster had gegeven: ... Trappist!
Als er ook trappist in het heelal te vinden is, kan het niet anders of de schepping is heel goed!
Alle gekheid op het stokje, als we vandaag de schepping vieren, is het omdat ze een prachtig cadeau is van de Schepper. Hij heeft ze ons in handen gegeven om erin te wonen, en gelukkig te zijn. We hoeven alleen maar te doen zoals de biekes. Zo'n zwerm zoemende bijen heet "een volk". En wij hebben alles gekregen om een volk te worden dat vredevol samenleeft, en eendrachtig samenwerkt om van die bloeiende schepping een grote warme thuis te maken voor iedereen.
Nu laat ik me een beetje gaan, want ik weet wel dat ook de schepping scherpe kanten heeft, zoals een bieke ook kan steken met haar angel. Ja, in de natuur kan het stormen en bliksemen, ziekte en dood horen erbij. Maar daar hebben we dan een hart voor gekregen om medelijden te hebben, en handen om elkaar te steunen en te troosten, en de beloft die uit het evangelie spreekt, dat het allemaal goed zal komen met het leven, zoals er na elke nacht een dageraad komt. Maar helaas, de mens is niet zo slim als die bijen. We maken het lijden en de miserie in deze wereld groter. Het is inderdaad in die schepping geen aards paradijs meer, en daar zijn de mensen voor een groot deel verantwoordelijk voor. Daarover spreekt dat evangelie van vandaag. Leek het niet een beetje uit de toon te vallen, na dat mooie scheppingsverhaal? Jezus spreekt over lijden, en een kruis dragen.
Niet te verwonderen dat Petrus zo protesteert. Kunnen wij niet allemaal gewoon wat gelukkig leven, en lief zijn voor elkaar?
Helaas. Leven in die schone schepping, zoals God het bedoeld heeft, vraagt soms grote offers. Want in het hart van de mens leeft ook het kwaad. Het kwaad, dat andere mensen op de vlucht jaagt, dat anderen pest, dat de vruchten van deze aarde steelt en verkwist. Zoals er mensen in staat zijn om het leven van anderen tot een hel te maken, zo zijn zij ook in staat om van de schepping een woestijn te maken.
We moeten dikwijls moed hebben om het kwaad in deze samenleving en in onszelf te overwinnen. Dat wil deze viering ons geven: moed om het vol te houden. De schepping is Gods werk, Hij laat die niet verloren gaan.
--- Terugkeerviering (eerste communicanten en vormelingen) ---
Er zijn vandaag opvallend veel kinderen in de kerk. En vooral nogal wat meisjes en jongens die vorige maand hun eerste communie hebben gedaan of die een paar weken geleden werden gevormd. Waarom zitten die hier vandaag weer?
Die communie is toch al gedaan die grote dag is voorbij zijn ze iets vergeten, of is er nog een tweede deel?
De viering van vandaag heette vroeger een dankviering. Nu spreken we over een terugkeerviering. Waarom eigenlijk komen we nog eens terug? De voornaamste reden is: omdat het goed was. Het was een mooie dag, die dag van de communie of het vormsel. We hebben er goede herinneringen aan en we willen het niet vergeten.
We hebben ook genoten van de voorbereiding, van de mooie en intense momenten samen. Het waren toffe uren, we hebben mekaar beter leren kennen, we hebben deugd gehad aan de catechese, aan de mensen die ons begeleid hebben en die ons mee naar die grote dag hebben gebracht. En omdat het mooi was, willen we het nog eens herbeleven, willen wij het nog even vasthouden.
Dat doen we trouwens altijd. Straks is het vakantie en vele mensen gaan dan op reis. Sommigen kiezen altijd dezelfde bestemming, omdat ze zich daar goed voelen. Voor hen is het elk jaar terugkeren. Anderen willen nieuwe plekken ontdekken en verkennen. Maar ook zij keren nadien graag terug.
Want als je op reis bent geweest, kom je terug met een valies vol herinneringen. En dan maak je een fotoalbum om alles nog eens opnieuw te beleven. En later wil je nog eens terug naar die plaats, om alles nog eens te herontdekken. En dan spreek je af met de mensen die je daar hebt ontmoet en leren kennen. Soms worden dat vrienden voor het leven.
Mensen hebben er nood aan nog eens terug te keren.
Straks gaan vele kinderen op kamp met de jeugdbeweging. En ook dan kijken ze na het kamp uit naar een nieuwe ontmoeting. Ze willen de fotos zien en de kampfilm. Ze willen nog eens nababbelen en plannen maken voor het nieuwe werkjaar. Ook zij hebben hun terugkeermomenten.
De meeste vormelingen gaan straks hun laatste week in op hun lagere school. Het wordt een week van afscheid nemen, want de meesten gaan in september naar een andere school en zullen hun vrienden en vriendinnen er niet allemaal terugvinden. Sommige scholen hebben volgende week een sleep-in en in ieder geval een afscheidsfeestje. Er zullen ongetwijfeld hier en daar traantjes vloeien.
Maar ook daar gaan ze het hebben over een terugkeermoment. We gaan die juf of die meester toch niet definitief, voor altijd vergeten. We gaan toch nog eens terugkeren om goeiedag te zeggen en te vertellen hoe het gaat in die nieuwe, grote school. We hebben toch mooie jaren beleefd, we gaan elkaar toch nog eens terugzien en blijven ontmoeten.
En die vriendinnen en vrienden uit het zesde leerjaar: die verdwijnen toch niet voor altijd uit ons leven! We gaan toch met elkaar in contact blijven. We gaan geregeld eens afspreken. We gaan met andere woorden: terugkeren!
Zo is het dus ook in de kerk.
We komen vandaag nog eens terug omdat het goed is geweest. Omdat we een mooie voorbereiding hebben gehad en een prachtige dag op onze communie of ons vormsel. En omdat we zoveel deugd hebben gehad aan elkaar. Terugkeren is zinvol, is plezant en is voor ons allemaal weer een nieuwe, een rijke ervaring.
Het hoeft trouwens vandaag ook niet de allerlaatste keer te zijn. Het is vandaag ook niet definitief gedaan. Vanaf september is er weer elke maand een wegwijzerviering, elke eerste zondag van de maand. Een wegwijzerviering wordt speciaal gemaakt voor kinderen, voor jongeren en voor jonge gezinnen. De eerste communicanten en de vormelingen van 2018 zullen er dan zijn.
Maar ook jullie blijven dan welkom.
Jullie kunnen dan eens komen kijken hoe de volgende communicanten het doen. Je kan komen meevieren en ze komen aanmoedigen. Je zult er nog vele liedjes en teksten van herkennen. Als je de kans hebt, keer dan nog eens terug. De eerste zondag van de maand, vanaf september.
Want je hebt het zelf ondervonden: het is toch veel leuker met een volle kerk!
In een eucharistie-viering volgt na het evangelie meestal een preek of homilie. In onze parochie bestaat hiervoor (al jaren) een preekploeg. Ze bestaat uit een zestal mensen die, na onderlinge afspraak, geregeld een "preekbeurt" verzorgen. Momenteel zijn dat Ria, Hilda, Marc, Jan, Gie en Fred. Pastoor Herman maakt uiteraard ook deel uit van de preekploeg en komt zelf ook meermaals aan de beurt. De bedoeling van een homilie is niet een universele waarheid te verkondigen die iedereen verplicht moet geloven en zeker niet de mensen terecht te wijzen. In een homilie willen wij de lezingen uit de bijbel een beetje verduidelijken en trachten wij ze in verband te brengen met de actualiteit van vandaag. Dat is niet altijd even simpel en daarom proberen wij elkaar te helpen. Elke maand komen wij samen om de lezingen uit de bijbel te bespreken en elkaar te inspireren bij het opstellen van de preek. In deze blog publiceren wij niet alleen onze homilies, maar staan wij ook open voor uw reacties.